Verslag symposium Signalen uit de samenleving 19 maart 2009 Tumult Debatcentrum Utrecht Het Platform Gezondheid en Milieu heeft in 2008 een websurvey uitgevoerd om signalen uit de samenleving op het gebied van milieugerelateerde gezondheidsschade te inventariseren Rond de 70 deelnemers uit gezondheids- en milieuorganisaties, bewonersorganisaties en overheidsinstanties hebben op 19 maart 2009 een aansluitend symposium bijgewoond. Met presentaties en discussies zijn de onderwerpen uitgediept. Ook is een voorzet gedaan voor prioriteiten bij de aanpak van verder onderzoek en beleid. Kinderen zijn door de maatschappelijke organisaties aangemerkt als de belangrijkste risicogroep. Zij zijn gevoeliger voor tal van blootstellingen en hebben ook het meest te verliezen. Via de Engelenbak geven enkele Vwo-leerlingen hun kijk op de kwesties. Dagvoorzitter Hans Böhm is bekend als schaker, medewerker van diverse televisieprogramma’s, schrijver, columnist en organisatie- en adviesactiviteiten. Hij is ambassadeur voor het Platform Gezondheid en Milieu en de Vereniging Partners voor een Gezond Leefmilieu. De powerpoint-presentaties van de sprekers zijn op www.gezondleefmilieu.nl te vinden. Introductie Jacques Reus, voorzitter van het Platform, heet de aanwezigen welkom namens het Platform Gezondheid en Milieu. Dit is een netwerkorganisatie die maatschappelijke organisaties en beleidsinstanties, universiteiten en industrie bij elkaar brengt op het gebied van gezondheid en milieu. Annemarie van de Vusse introduceert de Vereniging Partners voor een Gezond Leefmilieu waarvan zij voorzitter is. De Vereniging PGL is vorig jaar opgericht om gezondheid en milieu hoger op de beleidsagenda te krijgen. De Vereniging PGL biedt kennisuitwisseling en ondersteuning. Reus introduceert dagvoorzitter Hans Böhm. Böhm geeft zijn persoonlijke visie: Mensen willen zo lang en gelukkig mogelijk leven. Er zijn een hoop problemen, maar je moet er oog voor hebben. Er gaan veel mooie rapporten naar de overheid, maar die moet er oor voor hebben en er iets mee doen. De mate van beschaving is afhankelijk van de grootte van de zintuigen…. Vervolgens licht hij het programma toe. Eerste blok: kijken we wel naar de juiste dingen? Dit deel gaat over probleemidentificatie. Is de aandacht voor problemen wel toegespitst op de juiste kwesties? In dit blok komen 5 nieuwe onderwerpen aan de orde. Maureen Butter, Platform Gezondheid en Milieu (PGM): inleiding Maureen Butter geeft een korte toelichting op het signaleringstraject, waar dit symposium onderdeel van is. VROM heeft dit uitgezet in het kader van de Nationale Aanpak Gezondheid en Milieu. Naast signalering door wetenschappers wil VROM ook signalen van bedrijfsleven, maatschappelijk middenveld en NGO’s ontvangen. Per maatschappelijke sector wordt een
deelrapport uitgebracht, met 3 tot 5 prioriteiten. VROM voegt de deelrapporten samen tot een eindrapport met voorstellen voor beleid en onderzoek. PGM coördineert het traject voor de NGO’s: burgers en hun organisaties. Opzet van het PGM-traject: 1. Brede inventarisatie van wat er onder de organisaties leeft. Het verslag is opgenomen in het achtergrondrapport ‘Signalen uit de Samenleving’. Een aantal nieuwe onderwerpen: vuurwerk, landbouwbedrijven, AWACS, overgevoeligheid voor chemische stoffen en elektromagnetische velden, nanotechnologie en genmodificatie, naast oude bekenden als luchtwegklachten, slaapverstoring en kanker. 2. Beleid en proces. In dit symposium staat het proces centraal, daarnaast dient het voor het uitwisselen van informatie en opinies. Het eerste blok gaat over een aantal nieuw gesignaleerde problemen. Het tweede blok wil ons anders en breder laten kijken naar de problemen en de wijze waarop het beleid wordt uitgevoerd. De paneldiscussie aan de hand van stellingen moet leiden tot aanbevelingen die we willen voorleggen in de volgende fase van het project: de prioritering. 3. Prioritering. Hierin worden de resultaten van het enquêterapport en het symposium meegenomen. In de vorm van een webenquête zullen in april een aantal aanbevelingen ter prioritering aan de maatschappelijke organisaties worden voorgelegd. Hans Böhm: Wanneer ben je tevreden met deze dag? Maureen: Ik hoop op levendige suggesties met veel laaghangend fruit, d.w.z. makkelijke oplossingen voor problemen die VROM zal willen aanpakken. Diederik Sprangers, Stichting Genethica. The silence of the killing fields/ Gezondheidsrisico’s van genetisch gemodificeerd voedsel (http://www.gezondleefmilieu.nl/SITE/Diederick_Sprangers.pdf) Genetisch gemodificeerd voedsel (GM) is al 15 jaar op de markt. Er zijn diverse problemen geweest. Sprangers geeft voorbeelden die variëren van allergische reacties tot sterfgevallen: Bij dieren is een instinctieve afkeur voor GM voedsel vastgesteld. Onderzoek is zeer beperkt en voldoet niet aan criteria van wetenschappelijke zorgvuldigheid. Er zijn uiteenlopende schadelijke gezondheidseffecten gerapporteerd, maar vervolgonderzoek is tot op heden uitgebleven. Genetische modificatie is een onnauwkeurige techniek waarbij DNA-fragmenten op willekeurige plaatsen in het chromosoom terecht kunnen komen. Genen kunnen zo beschadigen en van expressie veranderen op een niet te voorspellen wijze. Industrie en politici beweren dat er geen aanwijzingen zijn voor gezondheidsschade. aanwijzingen voor schadelijkheid worden terzijde geschoven. De veiligheid wordt beoordeeld door de EFSA, die zich laat leiden door de industrie. GM is ontworpen voor de gangbare landbouw, gericht op monoculturen, kunstmest en bestrijding met pesticiden. De agro-industrie beheerst het gebruik en de handel en verwerking daarvan. 2,4% van het landbouwareaal wordt gebruikt voor GM voedsel, in de EU is dat 0,21%. Het voorzorgsbeginsel, d.w.z. bij twijfel niet doen, wordt wel in naam maar niet in de praktijk gehanteerd. Tien van de zevenentwintig GM voedingsmiddelen/ diervoeders zijn nog niet op veiligheid getest. Consumentenverzet werkt, in Europese landen worden producten tegengehouden. Nederland is pro GM, andere landen zijn kritischer.
Aanbevelingen: 1. Maak alle veiligheidsonderzoek voor vergunningen openbaar 2. Maak (publiek of particulier) geld vrij voor onafhankelijk in-vivo consumptieonderzoek 3. Informeer burgers met objectieve publicaties over gedocumenteerde gezondheidsrisico’s 4. Houd openbaar debat tussen onafhankelijke. wetenschappers en politici over deze risico’s 5. Hervorm EFSA (nu echt) 6. Maak in-vivo consumptieonderzoek verplicht voor vergunning 7. Stel een moratorium in.(EU; kan op basis van voorzorgbeginsel) Hans Böhm: Wat is je grootste angst? Spranger: Dat de plant ernstig verzwakt, boeren zelfmoord plegen, mensen steeds ongezonder worden. Böhm: Wat is je wensdroom/hoop? Dat de landbouw biologisch wordt, de boer plezier in zijn werk heeft en wij gezonder worden. Zaal: 1. Hoe kunnen wij er iets aan doen? Sprangers: Door hier te zijn, je erin te verdiepen. Koop biologische zuivel/vlees/eieren, daarmee geef je een signaal af. Stuur actief brieven naar de politiek. 2. Is de wereld te voeden met biologische landbouw? Sprangers: Ja, dit is meermalen bewezen. Biologische landbouw moet op een eerlijke manier worden vergeleken met de reguliere landbouw: wisselteelt versus monocultuur. Engelenbak: Als pesticiden verantwoord gebruikt worden hoeft dit toch geen probleem te zijn? Sprangers: De grondgedachte is groeiverbetering door veranderde samenstelling. Maar het is de vraag of dat werkelijk gebeurt. Biologische landbouw bewijst dat het zonder pesticiden kan. Liesbeth Adriaansens, huisarts Breda: Elektrogevoeligheid in de huisartsenpraktijk http://www.gezondleefmilieu.nl/SITE/Liesbeth_Adriaansens.pdf
Liesbeth vertelt over haar aanpak in de eerstelijn. Als voorzitter was van milieuvereniging de Groene Koepel, raakte zij bekend met gezondheidsklachten over elektromagnetische velden. Kort, omkeerbaar Hoofdpijn Slaapstoornissen Vermoeidheid Concentratieproblemen Hartkloppingen
Lang, onomkeerbaar burn out chronische slaapverstoring chronische vermoeidheid Gewrichtsklachten Huidaandoeningen Psychische klachten
Casus 1: omkeerbare klachten door korte blootstelling: Een vrouw had na verhuizing last van hoofdpijn en hartkloppingen, voordien niet. De bloeddruk had geen extreme waarden. Diagnose (na metingen met field analyzer): blootstelling in huis verlagen door de telefoon en de TV uit te schakelen, geen medicatie. Na 2 maanden waren de klachten over. Conclusie: bron verminderen klacht weg. Casus 2: onomkeerbare klachten door langdurige blootstelling: In een kas met draadloos netwerk kreeg een medewerkster een stroomschok, hield er vreemde klachten aan over en was 5 maanden in de ziektewet. Een internist behandelde haar voor de bloeddruk, een neuroloog en psychiater vonden niets. Adriaansens diagnosticeerde elektrohypersensitiviteit. De klachten verminderden in een stralingswarmte omgeving, maar volledig herstel zat er niet in.
Het Electro Hypersensitiviteits Syndroom wordt niet erkend, maar is een mogelijke oorzaak van onbegrepen chronische vermoeidheid, fibromyalgie of depressie. Doe meer onderzoek naar de bron van klachten. Spoor deze via meting op en voorkom onnodige medicalisering en/ of verwijzing. Minder blootstelling geeft vermindering van klachten: Zet apparaten ’s nachts uit, verleng snoeren zodat je er verder vanaf zit e.d. Wat moet er gebeuren? o Geef voorlichting op diverse lagen: artsen, verkopers, consumenten, etc. o Ontwikkel een preventiestrategie o Doe onderzoek naar de relatie tussen EMV en gezondheid bij diverse beroepsgroepen Artsen zijn helaas niet ontvankelijk voor dit soort klachten. Böhm: u bent de enige die ze serieus neemt. Adriaansens: ‘Nee, ook anderen, bijvoorbeeld een epidemioloog in Rotterdam. Zaal: 1. Wat kunnen we doen om artsen te bereiken? Suggesties: probeer werkgroepen artsen te bereiken en iets bij de nascholing te doen. Publiceer in hun bladen. 2. Zorg voor casuïstiekbeschrijving in artsenliteratuur. Maar dan moet je wel mensen na het verdwijnen van de klacht opnieuw blootstellen (challenge & rechallenge). Adriaansens: Je mag een patiënt niet als proefkonijn gebruiken! Zaal: Ik kreeg nul op het rekest bij de Gezondheidsraad en het artsenblad Medisch Contact. Andere tijdschriften geven niet eens antwoord. Adriaansens: Medisch Contact plaatste mijn stuk ook niet. Knottnerus (Gezondheidsraad) en Van Geel (staatssecretaris Milieu toen) vonden het niet wetenschappelijk. Eric van Rongen (deskundige EMV bij de GR) houdt geluiden over risico’s tegen. Artsen willen er geen nascholing over. Men neigt naar medicatie. Advocaat Baakman procedeert tot aan EU, maar wordt ook afgehouden. 3. De norm is heel hoog Er is verschil in straling bij mobieltjes. Zet daar iets over op internet. Anderen: Het staat al op de website http://www.gezondleefmilieu.nl onder elektromagnetische velden of MCS Engelenbak: Problemen zijn niet zo bekend. Het gebruik van een headsetje en de telefoon op schoot is beter. “Kunnen ze niet op de mobiel zetten dat het schadelijk is, net zoals bij de sigaretten?” Andreas Elsaesser, University of Ulster. Nanotechnology: Small particles – big problems? http://www.gezondleefmilieu.nl/SITE/Andreas_Elsaesser.pdf
Nanotechnologie is een snel groeiende terrein, de verwachting is dat er binnen 10 jaar zeer veel verschillende toepassingen zullen zijn op gebied van energie, milieu, geneeskunde, optica, elektriciteit en oppervlak/ interface materialen. De grootte van een nanodeeltje is ergens tussen die van een glucosemolecuul en een virus in. Opname in de cel kan op verschillende manieren en cellen hebben diverse gevoelige aangrijpingspunten. Mogelijke cytotoxische effecten van nanodeeltjes zijn: oxidatieve stress, membraanverstoring door vetzuuroxidatie of surfactant-effecten, verstoring van de vouwing van eiwitten en schade door ophoping aan of in de cel. Nanodeeltjes hebben makkelijk toegang in ons lichaam via longen en darmen. Er zijn indicaties voor opname via de huid. Via het bloed kunnen ze zich in het lichaam verspreiden naar onder meer lever, hart, hersenen. Verdedigingsmechanismen tegen het inademen van deeltjes zijn: slijmvliezen en trilhaartjes in de luchtwegen, macrofagen in de longen. Maar nanodeeltjes kleiner dan 65 nm worden niet makkelijk herkend door macrofagen in de longen, deze worden
makkelijk overladen door het grote aantal deeltjes. Epidemiologisch bewijs voor effecten is moeilijk te leveren, omdat het gaat om een nieuwe techniek. Er kan wel wat afgeleid worden uit de relatie tussen PM10 (fijnstof) concentraties in de lucht en sterfte in verschillende steden in de wereld. Nanodeeltjes zijn kleiner dan fijnstof, nog kleiner dan ultrafijn stof (Pm2,5), dus waarschijnlijk reactiever. Er zijn 42 ziekten bekend die verband houden met een verstoring van de vouwing van eiwitten, waarvan de meeste van het centrale zenuwstelsel (b.v.:BSE, Parkinson, Alzheimer, taaislijmziekte, Diabetes 2). Een spectrum aan ziekten kan voorspeld worden in relatie met nanodeeltjes: acute en chronische ontstekingen, kanker, oxidatieve stress, chronische ziekten, veranderde immuunrespons. Er kleven ook ethische problemen aan de toepassing van nanotechnologie. Dus moeten we ons vóór toepassing afvragen of iets schade kan veroorzaken. Nu wordt nanotech al veel toegepast, zonder dat we weten welke effecten het kan veroorzaken. Hans Böhm: het is nogal geheimzinnig, er is een stille revolutie gaande. Op een verpakking wordt niet vermeld dat er nanodeeltjes in het product zitten, alleen de naam van de stof. Zaal: 1. Hoe zit het met geladen nanodeeltjes? Elsaesser: Waarschijnlijk zijn ze meer reactief. Sommige wetenschappers zeggen dat ze niet geladen kunnen zijn? Elsaesser: Dit klopt niet. 2. Hoe kan foutieve eiwitvouwing door nanodeeltjes een rol spelen bij diabetes? Elzasser.: Ik ben natuurkundige, dit is een vraag voor medici. 3. Weet u milieu-invloeden van nanodeeltjes? Elsaesser.: Er is onderzoek gedaan naar invloed op algen, vis. Je kunt deeltjes meten, maar niet een piek. Beter de aandacht richten op vóór de uitstoot. 4. Nanodeeltjes komen toch overal al in de natuur voor, daar moet toch al wat over bekend zijn? Elsaesser: Wel b.v. over zoutnanodeeltjes. Dit zijn oplosbare deeltjes. 5. Ontwikkelen we geen verdedigingsmechanisme? Elsaesser.: Dit duurt veel te lang. Karin Ree, Bètawetenschapswinkel RUG: Synthetische geurstoffen en gezondheid http://www.gezondleefmilieu.nl/SITE/Karin_Ree.pdf
Studente Anne Meuwese deed onder Ree’s supervisie onderzoek n.a.v. de registratie van het Meldpunt Gezondheid en Milieu. Het MGM had van 1994–2004 300 en van 2004–2008 400 klachten (meestegemelde klacht en 30% van het totaal). - Wat zijn geurstoffen? Vluchtige verbindingen die de reukzintuigcellen activeren. Er worden er ca 3500 geproduceerd, Natuurlijke, natuuridentieke, en in het lab ontwikkelde producten. Er is geen principieel verschil in chemische samenstelling of structuur tussen deze soorten. De structuur is uiteenlopend: esters, aldehyden, alcoholen, ringverbindingen, etc. Mogelijk probleem is dat ze op een andere plek terecht komen, bv. de oksel in plaats van. de boom die je buiten ruikt. - Is er toename in blootstelling aan geurstoffen? Ja! Voor persoonlijke verzorging is er een steeds breder assortiment van geurende producten. Luchtverfrissers zijn nu overal, vroeger alleen op het toilet. Geuren waren ooit snel vervlogen, maar worden in bijvoorbeeld wasmiddelen zo geformuleerd, dat je ze wekenlang blijft ruiken. Geurstoffen maken nu deel uit van de leefomgeving en de openbare ruimte, in wachtkamers, winkelcentra en bioscopen. - Zijn geurstoffen schadelijk? Klassiek toxicologisch is er weinig aanleiding om ja te zeggen. Bij klachten gaat het om lage concentraties en zeer verschillende chemische structuren. Er zijn allergene effecten: specifieke groepen staan bekend als huidallergeen. Helaas zijn er weinig gegevens over allergie bij inademing. De huid is een heel ander orgaan dan de long. Bij de meldingen bij het MGM
heeft 85 – last bij inhalatoire blootstelling. Een mogelijke relatie met MCS (multiple chemical sensitivity) moet onderzocht worden. Ree kan als chemicus weinig over MCS zeggen. De medische theorievorming is nog pril. - Kijken we naar de juiste dingen? Veel klachten bij MGM gaan over geurproducten. Die zijn toegenomen in de samenleving. Er is geen klassieke verklaring voor de klachten. Er zijn weinig gegevens over inhalatie-allergeniciteit. Ook het mechanisme van MCS is onbegrepen, dus is er geen verklaring. Zaal: 1. Er komen steeds meer klachten over geuren, nanotechnologie en zo. Worden de longen gevoeliger? Ree: syndroom EMV en chronische oververmoeidheid is misschien vergelijkbaar. Nano en geuren niet. 2. Klachten over geur en EMV komen wel van dezelfde mensen, wij (Stichting. Elektrische Overgevoeligheid) hebben veel mensen geënquêteerd en spreken van kruisgevoeligheid. Ik denk dat het immuunsysteem is aangetast, de reactie is dan heel divers. De zintuigen reageren steeds scherper. 3. In Delfzijl is stankoverlast (blz. 71 rapport Signalen uit de samenleving, PGM, 2009), waar veel mensen last van hebben. De overheid noemt stank geur. Er zitten nikkeloxide en kankerverwekkende stoffen in de lucht. De huid zit aan de oppervlakte, in de organen zit een natte huid. Na het ruiken worden de mensen wakker (0,5 tot 4 uur) en krijgen lichamelijke reacties. Ze klagen bij de overheid, maar die heeft geen oog voor gezondheidsklachten. Discussie zaal met alle sprekers 1. Hans Bohm: wat vindt de Engelenbak ervan? Scholier: zijn het geen psychische klachten, bij die EMV en geuren? Butter: Dat kan zijn voor een deel van de populatie, dat is vaak zo met onverklaarde ziekten. MCS is overigens bekend in de medische literatuur als idiopathische hyperreactiviteit: sensibilisering van het systeem door onbekende oorzaken. Wellicht is er sprake van een soort conditioneringsproces. De klachten zouden oorspronkelijk veroorzaakt kunnen zijn door een al dan niet reukloze stof, en daarna door generalisatie geassocieerd met iets dat wel ruikbaar is. Dat maakt het nog geen psychiatrische afwijking: toenemende gevoeligheid voor en aversie van schadelijke gassen is ook in dierproeven beschreven. Veel mensen in het bestand van het Meldpunt zijn uitvoerig onderzocht; psychisch en neurologisch is er niets met ze aan de hand. 2. De rode draad in de presentaties is dat er bij de verschillende bestuurslagen weinig kennis is over gezondheid en milieu. Ze zijn niet betrokken. Er is naar burgers met klachten toe sprake van machtsmisbruik en gebrek aan integriteit. Sinds een jaar kun je ambtenaren aanklagen als ze niet integer zijn. Waarom ontwijkt de overheid vaak? Butter verwijst naar de Vereniging PGL voor lobbywerk. 3. In Diemen werd 2 weken geleden een umts-mast geplaatst. Er mag geen bezwaar om gezondheidsredenen worden ingediend. Politici zijn onwetend. Ook voor burgers is gezondheid ondergeschikt aan het financiële plaatje. Hetzelfde geldt voor slimme
digitale energiemeters met straling: niemand protesteert. Daar moeten we aandacht aan besteden, mensen worden nu blootgesteld zonder dat ze er zich van bewust zijn. Hans Böhm: bij geuren en bio-industrie kun je beslissen iets niet te kopen, maar bij EMV heb je geen keuze. Zaal: dat moet de overheid aanpakken, want dat is onvrijwillig. Elders is verzet tegen umts wel effectief geweest, daar is een verweerschrift ingediend samen met een advocaat, de mast is niet geplaatst. Böhm: Je moet zelf iets doen, en lid worden van verenigingen die ermee bezig zijn. Zaal: het Meldpunt Gezondheid en Milieu heeft een netwerk voor bewonersgroepen. Gisteren hebben ze nog een brief voor bewoners verspreid over die slimme meters, om te protesteren. Er liggen petities op de documentatietafels. Bohm: laten we Alexander de Roo en Paul Peters straks vragen wat zij adviseren. 4. Hoe kun je als consument invloed hebben op het kennisplatform EMV? Butter: Dat is geen besluitvormend orgaan. We moeten gecoördineerd optreden, niet per se via dit platform. Veel lawaai maken. Zaal: niet mee eens, in het kennisplatform worden de rapporten beoordeeld, dus we moeten juist invloed uitoefenen. Sprangers: U heeft wel een punt, het kennisplatform is voor het publiek bedoeld. (Het Kennisplatform staat overigens open voor iedereen, die daar bij wil zijn). 5. Zaal: Ik wil er een pleidooi voor houden dat instanties en kranten de kreet ‘er is geen gevaar voor de volksgezondheid afschaffen’. Hele wijken worden ontruimd, maar toch ‘er is geen gevaar’! Butter: de gevestigde belangen staan objectieve wetenschap in de weg. En er blijft altijd strijd tussen ervaringsdeskundigen en wetenschappers. Het duurt lang voor er adequate kennis is. Daarom moeten signalen van burgers serieus genomen worden. Het middagprogramma begint met een korte quiz voor de Engelenbak. Ze halen allen een goede score en krijgen een prijs. Geert Verstegen, Brabantse Milieufederatie. Intensieve veehouderij: transitie naar duurzaamheid? http://www.gezondleefmilieu.nl/SITE/Geert_Verstegen.pdf Bij intensieve veehouderij is de relatie tussen productie en grond verbroken. Voer wordt in andere landen geproduceerd; vlees, melk en eieren worden hoofdzakelijk geëxporteerd; de mest blijft hier. Hierdoor ontstaat een overschot van fosfor en stikstof. Intensieve veehouderij veroorzaakt overlast door: lawaai, licht, stank, ammoniak, stof, endotoxinen, allergenen en ziektekiemen b.v. MRSA. Geluidoverlast komt van ventilatoren, geschreeuw van varkens , alarmsystemen, vullen van silo’s en uitrijden van mest. Permanente verlichting is verstorend voor de natuur en de beleving van de duisternis. In de Peel en Maas (reconstructiegebied) is veel stankhinder. In de plannen moeten fouten in ruimtelijke ordening hersteld worden, d.w.z. dat het percentage stankgehinderden in 2003 verminderd moet zijn tot 12% en in 2010 tot 0%. Stank veroorzaakt hinder, afhankelijk van de aard, duur, frequentie, concentratie en acceptatie/adaptatie. Stank kan ook gedrag en activiteiten verstoren. Het veroorzaakt niet rechtstreeks schade aan de gezondheid, maar indirect via stressmechanismen. Voor de vergunningverlening van veehouderijen gelden normen. Deze worden op basis van de dosis-effectrelaties vastgesteld. Gemeenten kunnen met goede onderbouwing afwijken van deze normen. Het resultaat in de Peel/Maas tot nog toe is dat hinder juist toeneemt. In het oostelijk deel van Brabant wordt de norm voor ammoniak overschreden. De regelgeving is de laatste jaren erg versoepeld. Groei van het aantal melkveehouders is een groot probleem. Er is weinig directe overlast van stof door veehouderijen, maar stof is wel een drager van ziektekiemen. Met de technische maatregelen wordt fijnstof niet afgevangen. Vooral kippen geven veel stof. De bijdragen van
stallen aan fijnstof is ongeveer 20%. Endotoxinen van bacteriën veroorzaken luchtwegklachten. De concentratie daarvan is hoog in stallen en woningen van agrariërs. Mogelijk is rondom boerderijen minder kans op allergieën (hygiëne hypothese), omdat men al jong weerstand opbouwt. In de veehouderij is 35% drager van de MRSA-bacterie, in de rest van de bevolking is dat 0,1%. MRSA kan via het luchtventilatiesysteem verspreid worden, het is niet bekend of dit tot besmetting leidt bij omwonenden. Omwonenden melden luchtwegklachten, irritatie van ogen, stress, hartkloppingen, hoofdpijn, misselijkheid, longfunctiedaling. Daarnaast is geurhinder oorzaak van verminderde kwaliteit van welzijn/leven. Er is een scala aan zoönosen (ziekten die van dier op mens kunnen overgaan) die verband houden met veehouderij, waaronder: Q-koorts, vogelgriep en influenza. Wetenschappers achten de kans op een pandemie erg klein. Risico = kans x gevolg. De gevolgen ervan zijn echter groot als ze zich voordoen. Als de risico’s niet te overzien zijn, zou je ze niet moeten lopen. Butter: Ik ben verbaasd over de teruggang van allergieën. In Groningen wordt juist een toename van allergieën gevonden. Verstegen: De gegevens zijn van de GGD Brabant. Henk Jans (GGD Brabant): Volgens onderzoekers komt minder allergie voor bij kinderen die geboren worden op de boerderij en er 2 jaar blijven wonen. Bij boeren wordt minder stress gemeten, ze voelen zich over het algemeen goed, maar er komen wel meer chronische aandoeningen voor op latere leeftijd. Butter: Dat komt uit de medische literatuur, maar de GGD heeft dus niet gemeten? Jans: Nee. Zaal: 1. Hoezo, kan intensieve veehouderij niet duurzaam zijn, met een gesloten systeem en luchtwassers kan het wel. Verstegen: Een gesloten systeem kan in Nederland nooit, er is onvoldoende grond.. 2. Is het voorgekomen dat boeren bij elkaar worden geplaatst? Verstegen: Bij reconstructie gaan boeren uit natuurgebieden naar landbouwgebieden. Maar dit lost het probleem nooit helemaal op. Stallen moeten 1 à 2 km uit elkaar worden geplaatst in verband met diergezondheid. Dat kan in Noord Brabant niet. 3. De veehouderij zou 20% van het fijnstof leveren, hoe is dit in vergelijking met verkeer, industrie? Marga Jacobs (Vereniging Stedelijk Leefmilieu): De hele veehouderij produceert evenveel als verkeer en industrie samen en dat geconcentreerd in slechts enkele provincies. Zaal: Iedere varkenshouder moet gewoon een luchtwasser hebben. Verstegen: Hier geldt het principe van de best beschikbare techniek. Maar in de praktijk betekent dit dat het voor de boer betaalbaar moet zijn. 4. Veehouderij moet duurzamer. Met het inkomen van boer is niet alles haalbaar. Van generatie op generatie wordt doorgegeven dat het beter moet. Het probleem moeten we met z’n allen aanpakken, niet alleen bij de veehouder leggen. Tweede blok: Kijken we wel op de juiste manier? Hierbij denken we aan schaalniveau, tijdsfactor en probleemaspecten. De verschillende overheden kijken meestal alleen naar het niveau waar ze zelf verantwoordelijk voor zijn. Maar vallen dan niet sommige problemen tussen de wal en het schip? De overheid is meestal de verantwoordelijke instantie voor de aanpak van milieuproblemen. Haar integriteit is een steeds belangrijker item in het beleid. Maureen Butter, Platform Gezondheid en Milieu: Inleiding Milieumensen denken vaak ‘als we de milieudoelstellingen halen, wordt het milieu vanzelf gezonder. Maar dat is lang niet altijd het gevoel, denk aan energiezuinig bouwen (bouwstoffen uit afval, huisisolatie en nu ook het probleem van de balansventilatie). Energiezuinige huizen, maar niet altijd geven eschikt voor menselijke bewoning.
Overheidsrapporten zijn soms goed, maar niet altijd. Slechte rapporten zijn soms wel hoeksteen voor beleid. Er is verschil tussen onafhankelijke universiteiten en wat de overheid doet als ze wetenschappers inhuurt. Dan kan er sprake zijn van eindeloos gerecyclede cijfers, afkomstig van belanghebbenden en consensusopinies. Er wordt raar gemeten, piekbelastingen worden eruit gehaald, men gaat soms uit van verkeerde schaalniveaus, er men kijkt niet naar combinaties van stoffen, of naar gecumuleerde belasting. Men spreekt over hinder alsof dat niet ziekmakend is. Misschien wordt het tijd om anders te kijken, bijvoorbeeld naar ziektemechanismen De volgende sprekers laten hiervan voorbeelden zien. Cor
Konings,
Houdt
Zijpe
Leefbaar.
Pesticiden
in
Zijpe.
http://www.gezondleefmilieu.nl/SITE/Cor_Koning.pdf
Zijpe ligt tussen Petten en Callantsoog. In de lelie- en tulpenteelt worden veel bestrijdingsmiddelen gebruikt. Die komen voor in oppervlaktewater, grondwater en lucht. In oppervlakte water worden de hoeveelheden afgemeten aan de MTR- norm (maximaal toelaatbaar risico). Bij 1 MTR blijft 95% (in de presentatie wordt abusievelijk 5% vermeld) van de organismen in leven. Tussen 1997 en 2000 werden jaarlijks van verschillende stoffen overschrijdingen gemeten van 30-50 keer de MTR norm per stof! Bestrijdingsmiddelen mogen alleen opgebracht worden onder bepaalde weersomstandigheden. Hierop zijn echter allerlei uitzonderingen, waardoor het makkelijk wordt om ze toch op te brengen bij ongunstige omstandigheden. De werkgroep maakt zich zorgen over de kwaliteit van lucht en water in de omgeving. Bij wie kun je terecht met vragen? De gemeente Zijpe zegt ‘dit is geen taak voor ons’ en verwijst naar de GGD. De GGD geeft aan dat het nader onderzocht moet worden. Zij hebben hiervoor geen geld, en andere prioriteiten. Een rapport van de Gezondheidsraad geeft aan dat tientallen procenten van de opgebrachte bestrijdingsmiddelen zich verspreiden via de lucht. Dit betekent extra zorg voor mensen in de omgeving. De wetenschapswinkel in Utrecht werd gevraagd om onderzoek te doen voor Zijpe. In 2000 is een literatuurstudie gedaan, in 2002 wordt stof onderzocht bij omwonenden en bollenboeren. Er worden bestrijdingsmiddelen in huis gevonden. In een rapport van Natuur en Milieu uit 2000 wordt de invloed van gif in groente op kinderen beschreven: ze hebben invloed op de ontwikkeling van de hersenen. In 2002 doet TNO onderzoek naar het bestrijdingsmiddelen in de lucht: in neerslag en lucht worden veel pesticiden gemeten, maar er zijn geen normen voor pesticiden in de lucht. Volgens het Greenpeace onderzoek (Gif, bloedlink, 2004) zijn nieuwe stoffen in het milieu snel in het bloed te meten. HZL vraagt zich nu af hoeveel pesticiden mensen in hun omgeving dan in hun lichaam hebben. De universiteiten van Groningen en Utrecht willen wel bloed/urine onderzoek doen, maar wie betaalt? De provincie verwijst naar de GGD, die heeft geen geld, dus wat nu? Zaal: o Er wordt weinig gemeten in lucht volgens het TNO, zijn deze gegevens openbaar? Welke normen worden gehanteerd? Konings: Het onderzoek is gebaseerd op 16 meetpunten in Nederland. De gemeten hoeveelheden werden gemiddeld. De meetgegevens van Anna Paulowna waar juist een hoge belasting is, staan er niet in. Met heel veel moeite heeft HZL de meetgegevens mogen inzien en de concentraties waren bij Anna Paulowna het hele jaar honderden malen hoger dan het landelijk gemiddelde. Er is geen norm voor de lucht. o Bij waterschappen zijn al verschillende onderzoeken gedaan naar medicijnen/bestrijdingsmiddelen in urine. Misschien is langs deze weg wat te bereiken voor Zijpe?
Peter Meerlo, RUG: Gezondheidsrisico’s van slaapstoornissen http://www.gezondleefmilieu.nl/SITE/Peter_Meerlo.pdf
Zijn werk betreft slaap en slaapverstoring, niet zozeer de relatie met het milieu. Maar geluid, licht stank en straling kunnen oorzaak van slaapstoornissen zijn. Slaap is meer dan rust en geen passieve toestand waarin de lichamelijke processen vertragen of stoppen. Het is een actief gereguleerd proces. Er zijn twee vormen van slaap: de non REM of slow-wave slaap, en de REM- (rapid eye movement) of paradoxale slaap. Bij een EEG toont de non-REM slaap grotere golven; de REM, die gemiddeld om de 1,5 uur volgt laat sterke hersenactiviteit zien. Functie van slaap is mogelijk onderhoud, herstel en aanpassingen van de zenuwcellen en het neurale netwerk. Er is weinig bekend over wat er op moleculair en celniveau gebeurt. Acute gevolgen van slaapgebrek of -verstoring zijn: vermoeidheid, afname van geheugen en denkvermogen, en van controle op sturing van gedrag en inzicht in prestaties. Een studie geeft aan dat bepaalde hersengebieden minder werking vertonen, de prestaties in leertaken nemen af. Het rapport Signalen uit de samenleving laat in tabel 2 (Blz. 9) zien dat slaapverstoring als het belangrijkste ziekmakend mechanisme gezien wordt. In de tabel van de klachten bij geluidsoverlast van het Meldpunt (blz. 30), is ook slaapstoornis de grootste factor, terwijl andere klachten mogelijk een indirect gevolg daarvan zijn. Gevolgen van chronisch verstoorde slaap zijn dat gezondheidsklachten toenemen en het algemeen functioneren achteruitgaat. Verdere onderzoeken laten zien: o Naarmate de slaap meer verstoord is, stijgt het aantal gezondheidsklachten. Het is epidemiologisch onderzoek, waarbij niet duidelijk wat precies oorzaak en gevolg is. o Uit experimenteel onderzoek blijkt een grotere vatbaarheid voor verkoudheid en griep. o Verstoorde slaap kan verantwoordelijk kan zijn voor onderdrukking van het immuunsysteem, overgewicht en diabetes, hoge bloeddruk en cardiovasculaire problemen, en depressies. Dit blijkt uit gecontroleerde, experimentele studies. o Een 34 jaar lopend onderzoek bij 1000 studenten liet zien dat er 100 een klinische depressie kregen, waarvan er 13 zelfmoord pleegden. Hoe gevoeliger men voor slaapstoornis was, hoe meer kans men had op een depressie later in het leven. o Bij heel weinig en heel veel slaap (ziekte?) is er een verhoogde sterfte-incidentie. Conclusie: Veel studies geven een sterke relatie aan tussen slaapstoornissen en een breed scala aan ziektes. Experimentele onderzoeken tonen neurologische en hormonale veranderingen aan. Slaapverstoring is makkelijk te meten als mogelijke indicator voor gezondheid en milieu. Het is op zichzelf al een belangrijk welzijnsprobleem. Zaal: 1. Wat zijn de gezondheidsgevolgen bij langdurige slaapverstoring? Meerlo: Weet ik niet, er moet onderzoek komen. Aantasting van de slaapintensiteit is duidelijk belastend voor de gezondheid 2. Er zijn mensen gevoelig voor EMV en chronische vermoeidheid e.d. Ik zou graag een toets willen of er een link is tussen zulke gevoeligheid en slaapverstoring, bv. een EGmeting. Meerlo: Ik denk dat er een link kan zijn, maar het is wel moeilijk om dat te meten. Plus: er is individuele variatie in slaap-duur en behoefte. We weten wel dat het niet klopt als mensen zeggen dat 4 uur slaap genoeg is.. 3. Nachtdiensten zijn niet goed, is gebleken. Kunt u daar iets over zeggen? PM: Ploegendiensten komen voort uit commerciële belangen, gelukkig begint daar nu aandacht voor te komen. Koppe: In de ziekenhuizen kunnen ze de diensten beter wisselen om 3 of 4 uur ’s nachts dan om middernacht.
Nicolas van Larebeke, Universiteit van Gent. Lage doses milieucontaminanten zijn een belangrijke oorzaak van kanker. http://www.gezondleefmilieu.nl/SITE/Nicolas_van_%20Larebeke.pdf
Kanker berust op de accumulatie van mutaties in meerdere genen in dezelfde cel, evenals het tot uitdrukking komen van genen. Zeer lage doses van zowel mutagenen als hormoonverstorende stoffen kunnen effecten veroorzaken. Vooral de intra-uteriene en postnatale ontwikkeling is gevoelig voor deze effecten. Hoewel de epidemioloog slechts relatieve risico’s van een factor 2 als betekenisvol herkent, kan hij toch aanwijzingen geven. Het ontstaan van een kankercel is zeer zeldzaam, er zijn 6 mutaties in één cel nodig om tot kankercel te worden. Wij zitten wel vol met cellen die op weg zijn een kankercel te worden. Als de kans op mutatie door een of andere oorzaak wordt verhoogd, wordt de kans op kanker vele malen groter. De genexpressie bepaalt het functioneren van een cel, deze reageert op allerlei factoren in en buiten de cel. Die hebben invloed op de kans op een mutatie. Mutagenen (b.v. ioniserende stralen) kunnen de frequentie van mutatie omhoogdrijven. Reactie op een dosis vertoont een curve: bij een zeer lage dosis gaat de mutatiefrequentie enige mate omhoog, bij een lage dosis treden herstelmechanismen in werking, waardoor de frequentie ongeveer op hetzelfde niveau blijft. Bij een hogere dosis wordt de capaciteit van de herstelmechanismen overdonderd, waardoor de frequentie enorm toeneemt. Bij een nog hogere dosis gaan de cellen dood en ontwikkelen zich dus niet tot kankercel. Hormoonverstorende stoffen (bv. bisfenol-A) hebben ook effect vanaf een lage dosis. Bij een 10.000 keer lagere dosis dan de toxicologische drempelwaarde stimuleert de stof de deling van prostaatkankercellen. Bij een hogere dosis stopt dit. DES (in de zestiger jaren toegediend bij zwangerschappen) verandert de genexpressie, voor een deel door het aan en afzetten van dezelfde genen als oestrogeen. Daarnaast beïnvloedt DES ook de expressie van andere genen en heeft dus ook andere effecten. Een oestrogeen eiwitmolecuul heeft invloed op de cel via de binding aan een receptor op de cel. Een xeno-oestrogeen bindt aan dezelfde receptor. De cel ondergaat dan een vormverandering die lijkt op die van het natuurlijke hormoon, maar is niet identiek hieraan. Als gevolg hiervan gaat de werkzame stof interacties aan met het DNA vergelijkbaar met die van oestrogeen, maar ook op andere plaatsen op het DNA. Tijdens de intra-uteriene ontwikkeling is er een verhoogde gevoeligheid voor mutagene en hormoonverstorende stoffen, er is minder ontgifting en DNA herstel. Het celdelingstempo is hoog (bij geboorte is 25% van de celdeling/mutaties achter de rug), en na blootstelling is er veel tijd voor de ontwikkeling van kanker. Weefsels en organen in ontwikkeling zijn gevoeliger voor hormonale verstoring en verstoring van cel-cel contact (10x hogere gevoeligheid bij kinderen onder de 2 jr). Bij proefdieren is aangetoond dat bisfenol-A (weekmaker in vele soorten plastic) zwaarlijvigheid, borstkanker en prostaatkanker veroorzaakt. Er zijn ook gegevens uit monitoring en epidemiologische onderzoeken. Van Larebeke toont 2 kaarten. Op de eerste wordt de diversiteit van korstmossen weergegeven, deze neemt af met stijgende luchtverontreiniging. Op de tweede de longkankermortaliteit. Beide plaatjes geven een overeenkomstig beeld: het risico voor longkanker is duidelijk geassocieerd met de luchtverontreiniging. Uit een populatieonderzoek blijkt dat bij jonge mensen een groter aantal risicogenen (genen voor afbraakenzymen) voor komt dan bij oudere mensen survival of the fittest. Zaal:
1. de kanker incidentie bij kinderen neemt toe met 1,5%. Larebeke: In Europa neemt het risico op kanker bij kinderen 1% per jaar toe. In de VS was dit tot 15 jaar geleden ook zo. Dit wil niet zeggen dat de milieuverontreiniging toeneemt. In de VS blijft de incidentie nu gelijk. Aangezien de EU in verschillende opzichten de trends van VS volgt is te verwachten dat de stijging in de EU ook binnenkort stopt. De kankerincidentie op een heel leven zal dan ca zijn. 2. We kunnen kanker steeds beter behandelen. Larebeke: We behandelen kanker met ‘kokende olie’. De juiste behandeling, d.w.z. de oorzaak aanpakken, is nog niet gevonden; we kunnen de kankercel niet terugmuteren. Annemarie van de Vusse, Vusse Milieuadvies: Gezondheidseffecten bij combinaties van blootstelling. http://www.gezondleefmilieu.nl/SITE/Annemarie_Vusse.pdf Gebleken is dat een combinatie van stressfactoren onverwachte gezondheidseffecten kan hebben. Bij klachteninstanties gaat men uit van een norm per factor, en wordt geen rekening gehouden met meerdere stressfactoren, bv. geluid en stank en luchtverontreiniging. Dan wordt er al gauw gezegd dat je geen klachten kunt hebben… Onderstaande tabel geeft de effecten van luchtverontreiniging en geluidhinder.
Gezondheidsklachten bij milieufactoren luchtverontreiniging
geluid
Verergering astma en cara Long- en luchtwegaandoeningen Hart- en vaatziekten
Slaapstoornis Verhoging bloeddruk Hart- en vaatziekten
Voortijdige sterfte
Bij cumulatie van overlastfactoren speelt een aantal punten mee: o Men maakt een somberekening alsof de stoffen van hetzelfde soort zijn, terwijl ze kunnen verschillen. Bijvoorbeeld. bij PAK’s is de ene soort meer kankerverwekkend dan de andere o Effecten op een orgaan worden soms samengenomen, maar in combinatie kan het effect versterkt worden, bijvoorbeeld de combinatie roken en asbest o Verschillende stressfactoren kunnen eenzelfde gezondheidseffect hebben. Zo treden zowel bij luchtverontreiniging als bij lawaai hart- en vaatziekten op. o Er wordt niet gelet op verlaging van de basisweerstand o Gebrekkige communicatie maakt mensen bezorgd en onzeker. De klachtenrapportage neemt dan toe Aanbevelingen: o Maak een inventarisatie van ‘hotspots’ waar sprake is van meerdere factoren o Evalueer de stressfactoren zo goed mogelijk o Stel een plan van aanpak op o Monitor de gezondheid o Hanteer het standstil beginsel als er reden voor zorg is, grijp desnoods eerder in. Zaal: Is er een atlas die de ziektes aangeeft? Butter: Ja, het Nationaal Kompas Volksgezondheid (www.rivm.nl/nationaalkompas). Maar die is niet zo gedetailleerd dat je er op wijkniveau wat mee kunt. Er is wel een Atlas Leefomgevingkwaliteit in de maak, maar dat duurt nog wel een paar jaar voor die in de lucht is.
3. Derde blok. Hebben we wel de juiste aanpak? Dit onderwerp komt aan de orde door middel van een paneldiscussie. Bestuurslagen luisteren niet altijd goed naar elkaar. Zo blijven mogelijkheden onbenut of uit het zicht. Lagere overheden hebben de neiging om erg strak te werken volgens de kleinere regelgeving, maar gebruiken de ‘grotere’, meer abstracte regelgeving niet om meer preventieve aspecten te benadrukken. Meer evaluatieonderzoek kan de resultaten van overheidsinterventies sneller en beter in beeld brengen. Gezondheidsaspecten worden nog steeds onderbelicht bij het opstellen van milieubeleid. Moeten maatschappelijke organisaties niet meer betrokken worden bij de signalering van lokale of regionale problemen? En de rol van de openbare gezondheidszorg lijkt erg bescheiden. Zou die niet meer bevoegdheden moeten krijgen? Kan naast de milieu effect rapportage (MER) geen gezondheidsrapportage ingevoerd moeten worden? Deze discussie speelt al langer, maar wordt misschien op het verkeerde overheidsniveau gevoerd, want erg doortastend zijn de resultaten van die discussie tot nu toe nog niet. Aan het panel doen leden mee met gezag, bestuurlijk inzicht en ervaring, of verbonden aan invloedrijke maatschappelijke organisaties. Zij geven aan welke stelling zij bij voorkeur ter discussie willen stellen. Aan de hand daarvan vindt de paneldiscussie plaats. Zie voor een overzicht van de panelleden de bijlage 1, en voor de stellingen bijlage 2. De deelnemers en panelleden heb in de pauze stickers geplakt bij de punten die ze het meest van belang achten. De paneldiscussie http://www.gezondleefmilieu.nl/SITE/Symposium_paneldiscussie.pdf Hans Bohm: Er zijn 14 stellingen. Stelling 10 heeft de meeste stickers: De mogelijkheden voor burgers om voor hun leefomgeving op te komen zijn de laatste jaren sterk uitgehold. Gemeenten verklaren partijen te pas en te onpas onbevoegd, of beoordelen zelf bezwaren die tegen hun eigen beleid worden ingebracht. Er is een groot gebrek aan technische en juridische ondersteuning. Er wordt ten onrechte stemming gemaakt over de ‘hindermacht van de burger’ Er moeten wegen worden gezocht om de positie van de burger weer te versterken. De discussie van een uur blijft beperkt tot deze stelling. Er wordt veel over gezegd. Mensen vanuit het publiek brengen hun problemen nog eens in. Maar de bedoeling is om tot aanbevelingen voor de overheid te komen. Er is een spanningsveld: moeten de burgers het spel spelen of moet de overheid er voor de burgers zijn. Een korte weergave: Probleemgebieden: o Hoogspanningslijnen: een toezegging om deze onder de grond te leggen is later ingetrokken. In Denemarken kon het wel. o Zendmasten mobiele telefonie: Er is 16 miljoen voor onderzoek, maar de inbreng van burgers wordt niet serieus genomen. De economie komt eerst. In het verleden leidde overleg tussen overheid en burgerorganisaties wel tot onderzoek, waar aangetoond werd dat zowel de respondenten met klachten als de controlegroep reageerden op blootstelling aan straling. Er moet meer voorlichting aan burgers worden gegeven. o water: gezondheidstoets ontwikkelen o houtkachels: WHO en EU-rapporten bewijzen luchtvervuiling door houtkachels. In TNOrapporten wordt het allemaal ontkend of gebagatelliseerd. In omringende landen zijn wel
goede rapporten. In Zweden zijn houtkachels in de stad verboden Nederland moet de problemen erkennen. Verbod raakt de privésfeer, burgers moeten op de gevaren gewezen worden en elkaar er op aanspreken. Zorg voor strenge norm, goede voorlichting en goede controle! Communicatie: o Burgermacht (empowerment): Iedereen moet zijn eigen verantwoordelijkheid nemen. Sluit je aan bij organisaties die op jouw terrein actief zijn, werk met lokale groepen samen, oefen druk uit. Zorg dat je één menig hebt, overbrug je verschillen. Benadruk het voorzorgprincipe. Doe kennis op over duurzaam ondernemen, spreek de overheid daarop aan. In de nieuwe wet voor RO zit aandacht voor de gezondheid, bv. bij luchtkwaliteit. Weet hoe er bij de overheid gedacht wordt, bv. over het herkennen van de oorzaken van ziektes. Weet wat er leeft bij ambtenaren, zorg dat je de taal spreekt. Spreek college, raadsleden en GGD op hun taak en verantwoordelijkheid aan, bestook ze! o Politiek: burgers moeten zich aansluiten bij een politieke partij, raadsleden en Kamerleden aanspreken, rondetafelgesprekken aanvragen (Alexander de Roo wil helpen) o Pers: Maak een goed verhaal Geef feiten en relevante informatie, ook economische aspecten. Jacques Reus vat de belangrijkste voorstellen aan de overheid samen: 1. Voldoe aan de normen 2. Doe gezondheidskundige toetsen. Signaleer daarin knelpunten en betrek er de verwachting van de bevolking bij (ook als ‘de norm’ gehaald is) 3. Doe vergelijkend onderzoek in Europa, kijk naar richtlijnen elders 4. Let meer op de inhoud, minder op de procedures 5. De inspanningsverplichting moet een resultaatverplichting worden 6. Handhaaf de MER zoals die is, en wees zorgvuldig in de procedures (voorzorgprincipe). 7. Evalueer wetten en voorstellen. Let op communicatie en risicoperceptie: burgers voorlichten en erbij betrekken (Aarhus). Deze moeten zich inleven in hoe de overheid denkt. Toezicht en opsporing serieus nemen 8. Genereer in gemeenten meer aandacht voor en kennis over gezondheid en milieu 9. Betrek burgers eerder bij de besluitvorming 10. Houd ronde tafelgesprekken tussen burgers, parlementariërs en deskundigen, beleidsmensen 11. Burgers moeten bezwaar kunnen maken, niet alleen maar inspreken 12. Faciliteer burgerempowerment in platforms en verenigingen 13. Gebruik duidelijke termen in de communicatie, bij voorbeeld over de relatie tussen expositie, gevaar en risico. 14. Spreek GGD, college en raad aan op hun verantwoordelijkheden met betrekking tot gezondheid en milieu 15. Let op eigen normen en waarden Het panel, de sprekers en de Engelenbak krijgen een attentie, iedereen wordt bedankt voor zijn aandeel in de bijeenkomst. Het symposium wordt afgesloten.