Verslag studiebijeenkomst Voltooid leven?
maandag 19 november 2012 georganiseerd door de Provinciale Raad van Kerken Groningen – Drenthe
Introductie Dagvoorzitter, ds. Bert Altena te Assen, tevens voorzitter van de Raad, heet de ruim 130 aanwezigen van harte welkom. Uit zijn welkom: Als Raad van Kerken willen we met deze bijeenkomst een bijdrage leveren aan een belangrijk maatschappelijk debat. Moet aan mensen, die hun leven voltooid achten, de mogelijkheid tot stervenshulp worden geboden, ook als er geen sprake is van ondraaglijk en uitzichtloos lijden? Dient de huidige euthanasiewetgeving daarop aangepast te worden? Of vinden we juist dat we terughoudend moeten zijn met dergelijke verzoeken of ze zelfs onmogelijk moeten maken? Misschien goed om vooraf te zeggen, dat de provinciale Raad van Kerken over dit onderwerp geen specifiek standpunt inneemt. Wij zien deze studiebijeenkomst als een platform voor meningsvorming en daar willen wij, als oecumenische organisatie, een bijdrage aan leveren. Hij introduceert de drie forumleden: Mw. drs. Cohen Stuart - Fens, predikant te Oosterhesselen, en lid van de Provinciale raad. Zij zal vooral de theologische achtergronden van de thematiek belichten. Prof. dr. Spreeuwenberg, emeritus hoogleraar geïntegreerde zorg aan chronisch zieken te Maastricht. Hij zal vooral de medische aspecten behandelen. Mw. mr. Smilde, tot voor kort tweede kamerlid van het CDA. Zij zal in haar bijdrage de nadruk leggen op de politieke kanten van deze thematiek. Om de discussie na de pauze te stimuleren, is aan drie mensen gevraagd om een voorzet te geven door middel van een kort statement. Dat zijn mgr. De Korte, bisschop van Groningen – Leeuwarden, dhr. Janssen namens de Protestantse christelijke ouderenbond, en mw. drs. Bos, Humanistisch geestelijk verzorger te Winschoten.
Hieronder treft u de samenvatting van de drie bijdragen, alsmede van de drie statements aan.
Samenvatting van de bijdrage van mw. drs. Cohen Stuart - Fens
Voor ik inhoudelijk op het thema inga, is het belangrijk om goed te formuleren waar we over spreken. Er is nogal verwarring over wat we bedoelen met Voltooid leven. Het burgerinitiatief over 'Vrijwillig levenseinde' lijkt een brede interpretatie te hebben en hanteert de definitie: legalisatie van stervenshulp aan ouderen die hun leven voltooid achten. Ik zou de thematiek wat willen nuanceren en stellen: Van vrijwillige levensbeëindiging is sprake bij stervenshulp aan ouderen die lichamelijk of psychisch lijden aan het leven, en hun leven voltooid achten. Dit uitdrukkelijk op hun eigen verzoek en onder voorwaarden van zorgvuldigheid en toetsbaarheid. - Centraal staat op eigen verzoek en daarmee het begrip 'zelfbeschikking'. Het gaat om een eigen, vrijwillige keuze. Daarbij is de vraag: Hoe vrijwillig is vrijwillig…. - Wanneer acht iemand zijn leven voltooid? Is dat als het leven lijden is geworden? Of ook als iemand 'zomaar' besluit geen levensvreugde meer te hebben? Voltooid leven is een subjectief begrip: lijden aan het leven en verlies van kwaliteit van leven is wat iemand daar zelf onder verstaat. Een algemene definitie daarvan is moeilijk te geven. Dit i.t.t. euthanasie, waarbij sprake is van uitzichtloos lijden met als grondslag een medisch classificeerbare ziekte of aandoening. - De problematiek waarover we spreken is niet een louter medische, maar een existentiële: het hele bestaan is erbij betrokken, de kwaliteit van leven is in het geding, om welke reden dan ook. Maar in mijn optiek is er bij vragen rondom vrijwillig levenseinde altijd sprake van lijden. Bij deze zakelijke positiebepaling, hebt u nog geen standpuntbepaling gehoord vanuit de kerken, geen geloofsvisie en geen theologische benadering. En juist daarvoor sta ik hier, als theoloog, als predikant. Ik wil nu eerst met u verkennen hoe we vanuit de theologie, dus vanuit een Bijbelse benadering tegen het leven en het levenseinde aan kunnen kijken. Daarna neem ik u mee naar de geloofspraktijk zoals ik die meemaak, de pastorale kant. Vrijwillig levenseinde in christelijk perspectief, een theologische benadering. Vier begrippen breng ik voor het voetlicht: leven, lijden, zelfbeschikking en barmhartigheid. Als een mens geboren wordt, is er de verwondering, het wonder van het nieuwe leven. Maar ook bij een sterfbed kun je overrompeld worden door het onuitsprekelijke geheim van het leven. Het leven als het onzegbare, een geheim, een wonder. Christenen zien het leven als geschenk van God , als gave. Maar daarnaast ook als opgave, je ontvangt je leven om dat te ontplooien, om iets te betekenen…. Een hoopvolle opgave. Maar tevens hebben we een open oog voor de tragiek die met het leven maar al te vaak gegeven is. En ja, er kan een moment komen, dat het leven niet meer als geschenk ervaren wordt, niet meer als gave, maar als een bijna niet te torsen last, een bijna onmogelijke opgave. Moeten we dan zeggen: het leven is een geschenk van God, Hij geeft het ons in bruikleen; het blijft een geschenk dat je nooit of te nimmer op eigen initiatief aan Hem mag teruggeven? De vraag is nu: is het leven, ook als het tot een ondraaglijk lijden is geworden, onaantastbaar, zodat je nooit door eigen ingrijpen er een einde aan mag maken? Of zijn er situaties waarin dat wel mag, onder zorgvuldige voorwaarden? Op grond waarvan dan? En hoe ligt dat dan met de verhouding tussen het leven als Gods gave en als opgave?
Als we het leven aan God toedichten en uitspreken dat het leven een geschenk van God is, dan is dat een gelovige uitspraak. Ik denk, dat we een geloofsuitspraak niet mogen omsmeden tot een ijzeren regel die altijd, overal en voor iedereen toepasbaar is. Een geloofsuitspraak is ook geen wapen om anderen mee om de oren te slaan, maar een diep gelovig weten, een richtlijn die betekenis heeft en ons handelen richting geeft. Als het leven een ondraaglijke last is geworden, in welke zin dan ook, moeten we dan zeggen: 'Ook dit komt van God? Zouden wij het goede wel van God ontvangen en het kwade niet…..?' Moeten we zeggen: 'Het leven is behalve een gave, ook een opgave, dus ook een plicht om het te leven, tot de natuur er een einde aan maakt?' Beproeft God ons door ons te laten lijden? Of mogen mensen zichzelf en anderen lijden besparen? Omdat ze zeggen: het is genoeg, ik kan niet meer, God, kom mij, eenzame mens, te hulp. Moeten wij, theologen, daarover een negatief oordeel vellen door het lijden aan God toe te schrijven? Theologisch gezien is er veel over lijden te zeggen, maar ik kan voorlopig concluderen 1e dat lijden niet de bedoeling is van het leven dat we van God gekregen hebben. 2e dat mensen heel verschillend met lijden omgaan Een volgende begrip dat ik voor het voetlicht wil brengen in theologisch perspectief is : zelfbeschikking. Ook dat woord, dat in deze problematiek een kernwoord is, lijkt in Christelijke kringen een struikelwoord, een steen des aanstoots. Hoe autonoom is de mens: kan hij over zijn eigen leven beschikken? We zitten nu midden in de christelijke ethiek, want er zit nogal wat aan vast. Is zelfbeschikking, je eigen keuzes maken, voor ons Christenen een bedreiging voor het gezag van God? Zoiets van 'de mens wikt, maar God beschikt'? Moeten we zelfbeschikking zien als een daad tegen Gods beleid in? Hij geeft het leven en zal het ook weer nemen op zijn tijd? Je kunt daarentegen ook de opvatting huldigen dat zelfbeschikking geen afschrijven van God en zijn gezag is, maar betekent dat je zelfstandig bent tegenover andere mensen. Er kan een moment komen dat geen ander mens mij tegen mijn wil iets kan opleggen. En op dat moment ben ik alleen tegenover God. En God wil dat wij leven! Wat is Bijbels gezien dood en wat is leven? Is dood als de natuur het opgeeft en onze ademhaling stopt? Het kan zijn, dat het lichaam nog redelijk voort lijkt te bestaan, maar dat de mens het leven als een doodlopende lijdensweg ervaart die voor hem of haar onbegaanbaar is: de dood in het leven. Moeten we dan wachten of de natuur ons een handje helpt? Maar de natuur is God niet. Er staat geen = tussen God en de natuur. En de natuur… wat is nog natuur in onze wijze van leven? Het behoort, volgens mij, tot de verantwoordelijkheid die wij mensen van God gekregen hebben om dan niet eindeloos af te wachten, maar om te luisteren naar die mens in zijn of haar lijden. Die kwetsbare mens recht te doen, respect te geven en serieus te nemen in zijn of haar vragen. Sterven maakt deel uit van ieders eigen levensverhaal. Sterven hoort bij de intimiteit van ieders leven. Nu kom ik als vanzelf op een vierde begrip dat voor mij theologisch hoge ogen gooit en dat is de barmhartigheid. Gods barmhartigheid en liefde. De bijbel staat er vol mee. Naast Gods gerechtigheid. In Psalm 103 staat: God is barmhartig, liefdevol en genadig. Hij vergeeft u alle schuld, Hij geneest u van alle kwalen, Hij redt uw leven van het graf, Hij kroont u met trouw en met liefde….. God doet ons recht, dat geloven we.
Als God barmhartig is, zouden wij dan niet barmhartig zijn? Als God ons recht doet, zouden wij elkaar dan niet recht doen? Met liefde elkaar tegemoet treden. Respect hebben voor de mens naast ons, in wiens schoenen wij niet staan….. Al begrijpen we de ander niet, al denken wij andere besluiten te zullen nemen? Barmhartig zijn is de ander werkelijk zien en horen, de ander serieus nemen, je eigen oordeel opschorten en hem of haar niet in de eenzaamheid en de kou van het onbegrepen weten, achterlaten. Met Gods ogen de ander aanzien…. Dat is toch liefdevol en barmhartig zijn in het licht van Gods liefde? Vrijwillig levenseinde en Pastoraat Met deze woorden barmhartigheid, liefde, trouw, redding ga ik naar de pastorale praktijk zoals ik die als predikant meemaak. In de praktijk van alledag hebben we niet met leerstelligheden te maken, maar met mensen. Mensen met hun levensverhaal. (volgt een beschrijving van het proces waarin een goede vriendin met beginnende Alzheimer uiteindelijk kiest voor vrijwillige levensbeëindiging: ……En ja, ik weet de dingen nu eenmaal graag, hoe naar ze ook kunnen zijn, want dan kan ik me er op instellen en het verder zoveel mogelijk op zijn beloop laten. Maar afscheid moeten nemen op een zeker moment dat zal me erg zwaar vallen. Als ik mijn achterkleinkinderen zie…. Toch is het voor mij, en daarmee bedoel ik dus niet dat een ieder dat op dezelfde manier moet doen, beter om het van te voren te weten. Ik wil niet dat de kinderen de beslissing moeten nemen als ik het zelf niet meer kan. Voorlopig ben ik er echter nog. En ik laat het je van te voren weten als het mis gaat. Veel liefs,…….) Wat is het geheim van de goede pastorale begeleiding door de predikant? Pastoraal is: het leven van de betrokkene volgen, met alle ups en downs. Niet kritiekloos, maar wel nabij! Goed luisteren, met respect. Horen waar ze twijfelde, maar ook hoe groot haar vertrouwen was. Ze had haar beslissing genomen: deze respecteren, serieus nemen. Geen oordeel, maar uitgaan van haar integriteit. Haar steunen, zeker waar onbegrip vanuit de buitenwereld haar tegemoet kwam. Ze leefde vanuit de dankbaarheid voor alles wat ze gekregen had in haar leven, maar ook vanuit het besef dat ze het leven ooit uit handen moest geven. Nu de beginnende Alzheimer zich aandiende, wilde ze niet haar laatste jaren zo doorbrengen als haar moeder met Alzheimer indertijd. Ze wilde dit haarzelf en haar kinderen niet aandoen en zelf de beslissing nemen. Ze had mentaal genoeg geleden, waarom zou ze langer leven en wachten op de afloop? De pastor stelt vragen, kritisch, maar heft niet het vingertje. De pastor is nabij, want ze weet van Gods liefde en barmhartigheid, van de zoekende en worstelende mens voor Gods aangezicht. Deze mens heeft haar leven en haar geliefden los kunnen laten, hen opgedragen aan God en haar leven terug gelegd in zijn handen.
Samenvatting van de bijdrage van prof. dr. Spreeuwenberg:
Euthanasie en hulp bij zelfdoding zijn verboden in Wetboek van Strafrecht, art 293/294. Sinds 1 april 2002 is er gewijzigde wetgeving, die inhoudt dat er geen vervolging voor artsen plaatsvindt, indien is voldaan aan een aantal zorgvuldigheidscriteria: - Overtuigd dat er sprake is van een vrijwillig en weloverwogen verzoek
- Overtuigd dat er sprake is van ondraaglijk en uitzichtloos lijden - Patiënt is voorgelicht over situatie en vooruitzicht - Met patiënt tot de overtuiging gekomen dat er voor de situatie geen andere redelijke oplossing is. - Consultatie heeft plaatsgevonden door een onafhankelijke arts die zijn oordeel heeft gegeven over de bovengenoemde zorgvuldigheidseisen - Casus gemeld is bij een regionale toetsingscommissie. Ondraaglijkheid en uitzichtloosheid hoeven niet (en hebben vaak niet) uitsluitend te maken met lichamelijk lijden. KNMG (Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Geneeskunde) heeft al in 1984 ruimte geschapen voor uitzichtloze psychische stoornissen. Ondraaglijkheid en uitzichtloosheid hoeven niet voor 100 % zekerheid vast te staan. Er is altijd een marge van onzekerheid. Naast euthanasie en hulp bij zelfdoding nog andere gestalten van medische betrokkenheid bij levensbeëindigend handelen: - Zonder verzoek (kinderen); - Versterven (onthouden van vocht e/o voeding); - Palliatieve sedatie (mensen in coma houden, invloed op duur stervensproces?) Vrijwilligheid of barmhartigheid? Euthanasie en hulp bij zelfdoding zijn geaccepteerd geworden onder invloed van de beweging die sinds de jaren zestig hebben gepleit voor de beslissende rol van de eigen wil. Artsen en KNMG tot 1984 terughoudend Er zijn situaties waarin patiënten langdurig, ernstig en ondraaglijk lijden waarvan ik als arts vind dat ik moet helpen om dat lijden te verlichten, ook als dat leidt tot de dood. Overigens vrijwel altijd een dood waarbij het om een levensverkorting van enkele dagen of weken ging. Maar dat is niet het principiële punt. Voor mij was barmhartigheid het leidende motief om patiënten die om euthanasie of hulp bij zelfdoding vroegen niet in de steek te laten. Maatschappelijke verantwoordingsplicht vind ik goed. Met de meldingsprocedure over nakoming van de zorgvuldigheidseisen ben ik het dan ook geheel eens. Kan er bij een mens sprake zijn van ‘voltooid leven?’ In feite natuurlijk een filosofische vraag of een leven voor het natuurlijk moment van doodgaan voltooid kan zijn. Het is ook niet zo duidelijk wat men bedoelt met ‘voltooid’. Is dat op of vlak na het hoogtepunt van het leven of als er alleen maar afbraak is en geen toekomst?. ‘Voltooid’ doet ook de vraag naar zin opkomen. Als het verder leven geen betekenis meer heeft voor de betrokkene, dan misschien wel voor anderen: kinderen, kleinkinderen of vrienden. Het gaat mij vanavond echter niet om een oordeel. Mensen zelf moeten beslissen hoe ze met hun leven omgaan en als ze in alle ernst en rust menen dat het genoeg is, wie ben ik dan om daar een andere mening over te hebben? Ik denk dat er mensen zijn zonder ernstige psychische of fysieke afwijkingen zijn die hun leven wensen te beëindigen niet omdat hun leven voltooid is maar omdat ze het verval of het toekomstig lijden niet willen meemaken. Je ziet dat bijvoorbeeld bij dementie. Een aantal mensen vragen om levensbeëindiging omdat ze vrezen dement te worden of in een beginstadium van deze ziekte zijn gekomen. ‘Uit vrije wil’ om levensbeëindiging vragen wil niet zeggen dat dit wordt gedaan vanuit het motief van een ‘voltooid leven’.
De postmoderne mens hecht zeer aan zijn vrije wil maar problematiseert ons willen veelal niet. Vrijwilligheid is voor mij een groot goed, maar niet het hoogste. Ik hecht meer aan het ouderwetse barmhartigheid.. Om duidelijk te zijn. Tegen iemands wil leven beëindigen kan nooit een goed zijn. De vraag is echter of die wil altijd gevormd moet zijn (kleine kinderen) of geuit moet kunnen worden (coma). De rol van de arts Ik wil het even niet over beginnende dementie hebben want dat is een complex probleem waarbij sprake kan zijn van een mengvorm. Mensen kunnen uitzichtloos lijden onder de zekerheid dement te worden. Els Borst heeft daarover gezegd dat ze zich zou kunnen voorstellen dat zij in een dergelijke situatie ook haar leven zou willen beëindigen. Laten we even stellen dat er geen sprake is van momentaal of dreigend ernstig fysiek of psychisch lijden is het dan aan de arts om mee te werken aan levensbeëindigend handelen? Zoals al eerder aangegeven aanvaard ik dat er mensen zijn die zonder ernstige fysieke of psychische omstandigheden om hun moverende redenen het leven willen beëindigen. Als arts, maar vooral als mede-mens, heb je wel de plicht om daarover te spreken en je positief maar ook kritisch op te stellen. Mijn principiële punt is echter wel dat het dan een niet-medisch probleem betreft en dat aan artsen niet moet worden gevraagd om niet-medische problemen, zelfs als dat grote levensproblemen betreft, op te lossen. Als artsen daaraan wel meewerken, doen ze uitspraken over en nemen ze beslissingen op gebieden waarin ze niet deskundig zijn. Dat zal op den duur het vertrouwen in een aanzien van artsen schaden. Ik ben absoluut gekant regen het hanteren van medische (schijn-)argumenten. Een argument dat vaak wordt gebruikt tegen dit standpunt is dat artsen (met apothekers) nu eenmaal de sleutel tot de medicijnkast hebben en dat er bij actieve levensbeëindiging ook mis kan gaan (wat waar is). Ja, dat is waar, maar ik vind dat artsen niet in deze valkuil moeten trappen en zich a.h.w. moeten laten meezuigen om toch aan dergelijk levensbeëindigend handelen mee te werken. Er is een maatschappelijk probleem. Ik erken dat, maar het is geen medisch probleem. De oplossing moet dan ook van de maatschappij komen. De vraag is ook of de samenleving wel alle problemen die zich kunnen voordoen moet willen oplossen. Ook immers als er pillen ter beschikking worden gesteld, zullen zich nieuwe problemen voordoen, zoals misbruik. Taak van artsen Hebben dan artsen helemaal geen taak als er geen sprake is van ernstig lijden binnen het medisch domein? De taken van de arts hebben zoals altijd betrekking op toegankelijkheid, diagnostiek, behandeling (de ingreep), begeleiding en nazorg (achterblijvenden). Qua uitvoering is levensbeëindiging lang niet altijd gemakkelijk. Natuurlijk moeten artsen open staan voor vragen van hun patiënten, hun patiënten serieus nemen en met hen in gesprek durven te gaan, ook als het gaat om moeilijke onderwerpen. Wat betreft de diagnostiek, moet de arts zou serieus moeten kijken of de patiënt wel lijdt aan een ernstige afwijking die valt onder zijn domein. Hij zal de patiënt ook goed moeten uitleggen waarom hij meent dat hij niet kan (en mag) meewerken aan levensbeëindigend handelen.
Eventueel zou hij zelfs kunnen aanbieden om de patiënt te verwijzen naar een andere arts. Niet om wel levensbeëindigend te handelen maar om zeker te zijn van zijn (non)diagnose, (diagnose: door hebben wat er aan de hand is). Diagnostiek door een ander en uitvoering door of met medewerking van een arts? Is het een gedachte om andere deskundigen (wie, theologen, psychologen?) de diagnose te laten stellen en artsen een taak te geven bij de uitvoering van de levensbeëindiging? Zoiets speelt natuurlijk bij de rechtspleging die resulteert in de doodstraf. Mij lijkt zulk een technocratisch handelen waarbij diagnostiek en behandeling worden gescheiden, niet tot de positie van artsen te behorende. Ik ben van mening dat indien er geen sprake is van een situatie die behoort tot het domein van de arts (en dat dus buiten zijn kennisgebied ligt), hij ook niet behoort te handelen alsof dat wel het geval is. Dat betekent geen advisering over en geen medewerking aan levensbeëindiging, Conclusie Ik heb al aangegeven dat ik de problemen zie en begrijp en ook wel gevoel heb voor moeilijke situaties, zoals dementie. De aanwezigheid van onbehandelbaar, ondraaglijk en uitzichtloos lijden, past echter niet in mijn beeld van een voltooid leven. Voor mij zit de rechtvaardiging van levensbeëindigend handelen meer in het argument van barmhartigheid dan in het tegemoetkomen aan de wil van iemand. Als ‘voltooid leven’ of de aanwezigheid van een wil zonder ernstig psychisch of fysiek lijden het doorslaggevend argument vormt, is er geen rol voor de arts en moet iemand zelf zijn probleem oplossen. De arts heeft zeker taken als iemand zijn leven wil beëindigen vanwege zijn opvatting dat het leven is voltooid, maar deze liggen niet op het gebied van diagnosestelling of hiervan inderdaad sprake is of op dat van het meewerken aan of het uitvoeren van een dodelijke handeling. Wil de maatschappij toch een mogelijkheid scheppen dat mensen die dat willen hun leven kunnen beëindigen, dan zou kunnen overgaan tot het oprichten van een overheidsinstantie ter verstrekking van dodelijke middelen die onder bepaalde voorwaarden middelen de uitvoering mogelijk maakt. Heden ten dage is het stellen van grenzen moeilijk. Het stellen van grenzen is echter noodzakelijk als we het belang van een goede samenleving in het oog willen houden. Hoe lastig en pijnlijk dat soms ook kan zijn.
Samenvatting bijdrage mw. mr. Smilde Het Burgerinitiatief Uit Vrije Wil haalt in mei 2012 ruim 100.000 handtekeningen op. Ruim voldoende voor het criterium van 40.000 voor een Burgerinitatief. Begin dit jaar heeft Tweede Kamer hierover gedebatteerd. Als voorbereiding hiervoor heb ik een memo voor de fractie gemaakt met gebruikmaking van de kennis van het CDA-theologennetwerk, adviesgroep voor de fractie. De fractie heeft ingestemd met de memo die als input voor mijn bijdrage aan het debat diende. Inmiddels ben ik oud-Kamerlid en kan dus niet meer
namens huidige fractie spreken. Mijn opvolgster, Mona Keizer heeft recent in het programma Schepper en Co zich uitgesproken in lijn met mijn inbreng van dit voorjaar. Nog steeds fractiestandpunt. Waar stonden wij in het debat? Het CDA is indertijd schoorvoetend akkoord gegaan met de Euthanasiewet. Wij waren en zijn voorstander om met toepassing van alle mogelijke alternatieven, zoals palliatieve zorg, maar ook palliatieve sedatie, te voorkomen dat het tot een euthanasieverzoek komt. Voor veel artsen is het verrichten van euthanasie problematisch en dat kan ook niet anders: actief beëindigen van een mensenleven, hoezeer daar ook lijden aan ten grondslag ligt, ís problematisch. We zijn wel tevreden over de werking van de Euthanasiewet. De zorgvuldigheidseisen uit de wet zijn in de praktijk goed toepasbaar. Wanneer er sprake is van uitzichtloos en ondraaglijk (psychiatrisch) lijden kan onder voorwaarden een euthanasieverzoek worden gehonoreerd, op grond van medische argumenten. Maar zoals, gezegd, als ultimum remedium. Het Burgerinitiatief breekt een lans voor het vrijwillig en actief beëindigen van het leven, maar niet op medische gronden. Daarmee is het een zinsgevingsvraag geworden. Vanuit het standpunt van de zelfbeschikking. Paradoxaal genoeg is hulp van een ander nodig om die zelfbeschikking tot uiting te brengen. Uitgangspunten van het CDA Het CDA staat voor een menslievende en barmhartige zorg, waarbij ruimte en aandacht is voor elk mensenleven. We zien het leven, vanuit onze christendemocratische visie als iets wat we ontvangen. Een mensenleven, hoe kwetsbaar ook is altijd volwaardig. We zijn als mens verbonden met anderen. Dat doet een beroep op de samenleving om voor elkaar zorg te dragen. Maar ook in de seculiere variant wordt deze waardigheid aan de menselijke natuur toegekend in de preambule van de Universele Verklaring van de rechten van de mens. Dat staat haaks op het uitgangspunt van zelfbeschikking dat centraal staat in het Burgerinitiatief. De autonomie van de mens wordt enorm opgerekt, de mens bepaalt zelf dat het leven ‘af’ is. Om het leven te kunnen beëindigen is de (farmacologische) hulp van een ander nodig. We weten hoeveel moeite veel artsen hebben met euthanasie, hulp in de zin van het wetsvoorstel, zal de hulpverlener niet gemakkelijk vallen. Juridisch gesproken: er is geen recht op euthanasie en daarmee een plicht voor de arts. Er is een uitsluitinggrond bij de strafbaarheidstelling wanneer aan de zorgvuldigheidseisen van de Euthanasiewet is voldaan. Wanneer een pleidooi gehouden wordt het recht van een mens op een zelfgekozen levenseinde, waarbij de hulp van een ander nodig is, impliceert dat een plicht voor die ander. Een plicht waarmee die ander grote moeite kan hebben. Ik gaf het al aan: ook artsen die handelen in het kader van de zorgvuldige Euthanasiewet, geven aan dat voldoen aan een euthanasieverzoek emotioneel zwaar is. Dat bezwaar zal nog veel sterker gelden voor de arts/hulpverlener als bedoeld door o.a. de aanhangers van het Burgerinitiatief. Wanneer de ruimte geboden wordt voor een vrijwillig levenseinde kan dat in strijd komen met wetgeving. Bijv. de apotheker die farmacologische hulp moet verlenen is gebonden aan WGBO. Zo zijn er t.g.v. de Euthanasiewet strenge voorwaarden aan het beëindigen van het leven, in het voorstel om mensen de ruimte te geven voor een zelfgekozen levenseinde deze voorwaarden niet gelden. Dat is tegenstrijdig. Er wordt weliswaar gesproken over ‘zorgvuldigheidseisen’: maar wie stelt deze op? Wie toetst deze? Waarom
is er nog sprake van zorgvuldigheidseisen als het uiteindelijk de autonome mens zelf is die vanuit de zelfbeschikking zijn keuze bepaalt. Dan kan er toch nauwelijks sprake zijn van voorwaarden of zorgvuldigheidseisen? Hoe weten we dat de keuze vrijwillig zal zijn? Ontstaat er geen druk mensen, dat ze zich ‘over en teveel voelen’, zich teveel tot last van de omgeving voelen. En nog erger, wanneer de omgeving het ook misschien welletjes vindt. Hoe wordt een goede toetsing geborgd? Wat is de toekomst van de Euthanasiewet, wanneer dit wetsvoorstel in werking is getreden. De Euthanasiewet biedt handvatten voor artsen tot zorgvuldig handelen. Welke eisen worden aan stervenshulpverleners gesteld en aan wie leggen ze verantwoording af? Hulpvraag De initiatiefnemers hebben wel een discussie losgemaakt en getuige het aantal handtekeningen, aangetoond dat er mensen met de wens voor een vrijwillig levenseinde rondlopen. Het geeft aan dat er veel mensen zijn die met deze vragen worstelen. De hoge respons op het initiatief laat zien dat de maatschappelijke discussie hierover gestart is. De oplossing die het Burgerinitiatief en zijn wetsvoorstel voorstaan, is beslist de onze niet. De vragen en problemen waarvoor zij aandacht vragen verdienen aandacht en respect. Bij het debat heb ik dan ook gepleit voor meer aandacht voor mensen die moeite hebben hun leven zin te geven. Ook in die situatie hebben mensen een waardevol leven binnen de samenleving. Juist het zwakke hoort erbij, dat is deel van het leven, waarmee de samenleving verbondenheid moet tonen. Dat gebeurt ook: zie de vele mantelzorgers en professionele zorgverleners. De gezondheidszorg, zo schreef een CDA-theoloog recent, is daarmee niet alleen een plek waar mensen worden ‘gerepareerd’, maar ook een vindplaats van morele kwaliteiten. De maatschappelijke discussie is niet hoe kunnen we mensen die ‘klaar zijn met het leven’ helpen hun leven op een menswaardige manier te beëindigen. De discussie moet zijn hoe kunnen we binnen onze samenleving alle mensen blijvend te bemoedigen om hun leven te leven, ook als ze oud zijn geworden of een kwetsbare gezondheid hebben.
Statement van mgr. De Korte Beeld van de Kerk in het algemeen en het katholicisme in het bijzonder is vaak negatief: Je moet van alles en je mag niets, met name bij micro- ethische kwesties. Echter: de Kerk heeft geen negatieve insteek maar een positieve. Zij zet zich in voor een “cultuur van het leven”. Dat betekent dat zij zich sterk maakt voor de bescherming van het leven vanaf de conceptie tot de natuurlijke dood. Vooronderstelling daarbij is dat wij het leven zien als van God ontvangen. Onze huidige Nederlandse cultuur kent een seculiere dominantie; liberaal; individualistisch. Het belang van zelfstandigheid en zelfredzaamheid staat hoog in het vaandel. Afhankelijk worden vormt een doemscenario. Lijden en of aftakeling vinden wij moeilijk te accepteren Naar christelijk/katholiek besef zijn mensen geen eilanden. Wij leven in verbondenheid met elkaar. Leven heeft te maken met verantwoordelijkheid jegens God en de naaste. Maar ook christenen leven en ademen allemaal in de huidige cultuur en delen in de individualisering. Ook veel christenen vinden zelfstandigheid en zelfredzaamheid belangrijk en vinden afhankelijkheid een doem.
De keerzijde van de individualisering is eenzaamheid. Veel spreken over voltooid leven komt voort uit eenzaamheid; het is een schreeuw om aandacht; geborgenheid. Dat vraagt erom dat wij werken aan de kwaliteit van de samenleving en aan de versterking van de maatschappelijke samenhang. Wij zijn elkaar hoeders! Het betekent ook een nieuwe oriëntatie op verhouding individu en samenleving. Daarbij blijven wij het zoeken van de voortijdige dood afwijzen. De dood is naar christelijk besef onze laatste vijand! Statement van dhr. Janssen Vanuit de christelijke normen: ‘Zorg voor de ander’, ‘Gelijke kansen’, ‘Omzien naar elkaar’, ‘Respect voor de ander’, wil ik dit vertalen naar mijn eigen handelen. Dit houdt in dat, juist in onze verzakelijkte samenleving, hen die afhankelijk zijn van zorg en aandacht nooit in de verleiding moeten komen om hun leven als voltooid te zien omdat zij eenzaam zijn of omdat ze te duur zijn en daarom het gevoel krijgen dat overbodig te zijn.
Statement van mw. drs. Bos Wij leven in een tijd waarin de laatste levensfase van de ouder wordende mens er eentje van vele jaren is en in de toekomst - mede vanwege medisch-technologische ontwikkelingen - langer en langer zal duren. Dat stelt ons voor nieuwe vragen, vragen waarop veelal geen eenduidige of eendimensionale antwoorden te geven zijn. Vragen zoals die naar wanneer een leven als voltooid kan worden beschouwd. Zij behoort tot de trage vragen in en van ons leven. Het zijn levensvragen die steeds opnieuw en door de tijd heen reflectie, doorvoelen en gesprek behoeven… zij wrikken, zij schuren. Staande in de humanistische traditie is mijn uitgangspunt in het gesprek over “voltooid” leven dat van de zelfbeschikking. In mijn optiek heeft ieder mens het recht om zelf over het eigen leven - en dood - te beschikken. Deze zelfbeschikking staat echter niet op zichzelf maar dient altijd in een context geplaatst te worden van de beschermwaardigheid van ieder leven, het belang van het behoud van de menselijke waardigheid en het verlenen van goede zorg, waarbij aandacht is voor de kwetsbaarheid en afhankelijkheid van de ouder wordende mens. Als geestelijk verzorger in de ouderenzorg ontmoet ik steeds vaker ouderen die zichzelf als ‘uitgeleefd’ benoemen en lijden aan hun leven. Zij verlangen ernaar spoedig te zullen sterven en zeggen “als ik morgen niet meer wakker word dan is dat goed en ben ik tevreden”. Soms is er sprake zo’n sterke doodswens dat mensen serieus overwegen om zelf een einde aan hun leven te maken. Praktisch gezien zien ouderen - meer dan jongeren - daartoe echter veelal geen mogelijkheden en ziet men op tegen zo een eenzaam en onwaardig sterven. Twee keer heb ik meegemaakt dat iemand in zijn rolstoel het water in was gereden om zichzelf te verdrinken... Tot in de wijde omgeving van deze mensen was men ontdaan... en bovenop het verdriet over de dood van hun dierbaren kwam het verdriet over de manier waarop er een einde aan hun leven was gekomen. Een zoon, die afwist van de sterke
wens van zijn vader om te sterven, zei ‘ik heb mijn vader laten creperen’… Hoeveel beter was het voor een ieder geweest wanneer deze man rustig had kunnen sterven te midden van zijn dierbaren? Als medemens en als geestelijk verzorger ben ik ervan overtuigd dat hulp - uiteraard met inachtneming van de grootst mogelijke zorgvuldigheid - aan oude mensen die hun leven voltooid achten en wensen te sterven een daad van medemenselijkheid, naastenliefde is… een gebaar van betrokken en liefdevolle zorg verlening. Wanneer uit wetenschappelijk onderzoek is gebleken dat in Nederland bijna 3,5% van de ouderen - en dan hebben we het over 85.000 mensen - een serieuze doodswens hebben dan hebben wij te maken met een groot maatschappelijk probleem. Een probleem ook dat om een bredere aanpak vraagt dan alleen vanuit een medische invalshoek. Aandacht zal er moeten komen voor de ontwikkeling van kwalitatief goede levenseindezorg, waarin medische, existentiële en sociale aspecten worden geïntegreerd.
Impressie van een deelneemster (gepubliceerd in Kerkblad Protestantse Gemeente Assen van 13 december) Op 19 november bezocht ik de studiebijeenkomst van de Raad van Kerken in Haren. Mijn collega en ik waren verreweg de jongsten in het gezelschap en hoewel ik het gevoel heb dat mijn leven nog lang niet voltooid is, is het ook in het herfstseizoen van je leven boeiend om na te denken over hoe de winter eruit zal zien en wanneer de kringloop rond is. De vraag was: ‘Mag er hulp worden geboden bij sterven, ook als er geen sprake is van uitzichtloos lijden?’ De euthanasiewet biedt die ruimte niet, maar zou die er moeten zijn? De sprekers boden allemaal een verschillende invalshoek en in combinatie met wat er door de aanwezigen werd ingebracht, ontstond een divers beeld van wat een rol speelt bij het maken van afwegingen. Ik wil graag een aantal opmerkingen uit de zaal ter overweging geven. “Je kunt best afhankelijk zijn, als je je maar niet afhankelijk voelt, want dat maakt het leven zwaar.” “Het hangt sterk van je persoonlijkheid af in hoeverre je het leven, ook als het niet meer zo gemakkelijk gaat, nog als zinvol kunt ervaren.” “Hoe komt het dat we het zo moeilijk vinden om afhankelijk te zijn? Wanneer we als kind meer van onze ouders afhankelijk mogen zijn, zou het dan niet gemakkelijker zijn om aan hen de zorg terug te geven die we hebben ontvangen?” “Je mag de natuurlijke dood niet bespoedigen, maar wie sterft er nog een natuurlijke dood? Iemand die suikerziekte heeft, zou er zonder menselijk ingrijpen al niet meer zijn geweest.” “Wanneer we geloven dat we ons leven van God ontvangen, mogen we het dan niet ook in liefde en vertrouwen aan hem teruggeven als we vermoeid en belast zijn?” Er kwamen uiteenlopende aspecten van ouder worden naar voren. De hoge leeftijdsfase duurt tegenwoordig alsmaar langer en dat kan het moeilijk maken om moed te houden. Zelfmoord is in dergelijke gevallen een eenzame en onwaardige manier van sterven. Mag je een ander, wanneer die zijn leven als lijden ervaart, lijden besparen? De dood kan immers ook tijdens het leven al aanwezig zijn. Hulp bij sterven kan, na goede gesprekken met de gemeenschap waarbinnen mensen leven en met uiterste zorgvuldigheid, als een daad van menselijkheid, menswaardigheid en liefde worden gezien. De materie is zeer complex, zo wees de avond uit. Er bleef nog zoveel onbesproken, zoveel ook dat een kritische, ethische analyse vergt alvorens uitspraken te kunnen doen.
“Het zoeken van de voortijdige dood moet worden afgewezen”, was één van de stellingen. Dat riep bij mij veel vragen op. Wie bepaalt dat dat moet? Wat is voortijdig? Als er niet mag worden ingegrepen om het leven te verkorten, is menselijk ingrijpen ter verlenging dan wel toegestaan? Op welke leeftijd is het leven ‘op’… na tachtig jaar, na zeventig jaar, na een paar weken, na één uur? Wie bepaalt wat God ervan vindt? Hoe ging Jezus om met door mensen bepaalde regels? Was zijn eigen dood (voor)tijdig? Het onderwerp sterven na leven roept veel gedachten op; ik hoop dat ik de tijd krijg om tenminste mijn denkprocessen erover te voltooien! Marianne Vanderveen-Kolkena