20100417za/SBB/Verslag Praktijkdag HyBie – Ger Luijten – Dit is een publicatie onder de Open Content licentie: Creative Commons BY-SA. – Voor meer informatie zie http://creativecommons.org/licenses/by-sa/3.0/nl/ De coördinatoren monitoring van Staatsbosbeheer, Theo Bakker en Bart Weel, hebben voor de vrijwilligers van natuurverenigingen met een vrijwilligerscontract voor inventarisatiewerk een eerste HyBie praktijkdag georganiseerd. Voor deze 'Workshop Amfibieën herkenning en inventariseren' waren 30 vrijwilligers uitgenodigd, waarvan er 15 waren gekomen. Van iedere organisatie konden maximaal 1 of 2 vrijwilligers deelnemen om het overdragen van kennis ook praktisch uitvoerbaar te houden. Namens de MNV heb ik deelgenomen aan deze zeer leuke en interessante praktijkdag, waarvoor in dit verslag alleen de wetenswaardigheden zijn opgenomen die aanvullend zijn aan de Basiscursus Amfibieën Inventariseren van RAVON en Brabants Landschap die wij als MNV vrijwilligers in het voorjaar van 2007 hebben gevolgd op de Menmoerhoeve in Etten-Leur. Deze workshop werd gehouden in Breda op zaterdagmorgen 17 april 2010 in de vergaderzaal op het SBB kantoor in de boerderij de 'Grote Hoeve van Bouvigne' en in het vlakbij gelegen, maar niet vrij toegankelijke SBB natuurgebied de Kogelvanger dat is gerealiseerd op de voormalige Schietbaan van Defensie in het Mastbos. Het programma bestond van 08.30 – 10.30 uur in de vergaderzaal uit de RAVON presentatie die door Theo Bakker werd gegeven voor het opfrissen van de soortherkenning en de algemene ecologie van amfibieën met veel praktische toelichting en informatie over WestBrabant. Ook was er aandacht voor exoten, als zonnebaars, Amerikaanse hondsvis, schimmelbesmetting door de Amerikaanse Brulkikker, die vanuit België dreigt op te rukken, kreeften en schildpadden. Daarnaast hebben we alle salamanders in West-Brabant voorkomen in de praktijk kunnen determineren in kleine aquaria en in cuvetten, omdat Bart Weel die de vorige middag/avond voor ons had gevangen. Dit was zeer leerzaam en ontzettend leuk om alle soorten en geslachten naast elkaar te hebben voor het determineren! Van de reusachtige kamsalamanders tot de vinpootsalamander als kleine dreumes. Voor de kikkers was het nog een beetje vroeg in het jaar om die allemaal bij elkaar te kunnen vangen, dus die zijn alleen in de presentatie behandeld. Van 10.30 – 12.30 uur zijn we voor het praktijkgedeelte naar de Kogelvanger gegaan dat bestaat uit een aantal grote vierkante poelen van 25 x 25 meter en groter, die met slechts 50 – 75 cm diepte behoorlijk ondiep zijn en dus in het voorjaar snel opwarmen. Hier had Bart Weel een aantal stalen fuiken voor amfibieën uitgezet en ook een aantal visfuikjes. Veel vinpootsalamandertjes gevangen, die zitten er massaal en ook een paar groene kikkers, libellenlarven en geelgerande watertorren gevangen. Begroeiing niet alleen met waterlelies, maar ook b.v. met blaasjeskruid en fonteinkruid.
Deelnemers Voor een beeld van het interessante gezelschap aan deelnemers, de volgende informatie (niet compleet en misschien soms een spelfout in een naam). • SBB: Michel Bathoorn (veldmedewerker voorlichting) en Anneke Oome (beheereenheid Breda). • Van IVN Mark & Leij: Karin van Duren en Jeroen Stoutjensdijk (ecoloog Gem. Breda; expert in inventariseren en determineren amfibieën; heeft meegeholpen aan Werkatlas). • West-Brabantse Vogelwerkgroep: John Frijters. • KNNV, Afdeling Breda: Jack Rovers (secretaris en coördinator planten inventariseren: doet de planteninventarisatie in de Binnenpolder van Terheijden met KNNV groepje van 4 personen). • Vogelwerkgroep Roosendaal: Wil van Benthem en zijn zus (inventariseren vogels in natuurgebied de Matjes van Natuurmonumenten). • Madese NatuurVrienden: Ger Luijten (de MNV Werkgroep HyBie inventariseert de herpetofauna en libellen in de Linie van Den Hout en de Binnenpolder van Terheijden en bijvangsten als vissen en kreeften) • Peter Akkermans en Karin Mathon uit Oosterhout: inventariseren amfibieën in de SBB natuurgebieden van de Worp in Drimmelen en de Zonzeelse Polder in Hooge Zwaluwe. • Gert Scheurkogel uit Oosterhout: docent biologie; inventariseert in amfibieën en hagedissen in de Boswachterij Dorst. • Yvonne Schueler: inventariseert vlinders en libellen (opleiding Bos & Natuurbeheer net afgerond) Habitat Voor de leefomgeving van amfibieën is het belangrijk dat er zeer veel afwisseling is met minibiotoopjes die zowel zon- als schaduwplekjes kennen met voldoende schuilplaatsen. Voor schuilplaatsen is het belangrijk dat mensen leren om in de omgeving van water, zoals poelen en vijvers, grotere takkenbossen en ook hoopjes stenen te laten liggen. Met name grote boomstammen en boomstronken zijn goede schuilplaatsen, maar denk ook eens aan het beschut wegleggen van oude dakpannen. De schuilplaatsen moeten ook bij warm weer aan de grond vochtig kunnen blijven, dus moeten ze voldoende groot zijn. Voor de voortplanting hebben alle amfibieën (vrijwel) stilstaand water nodig met veel ondergedoken waterplanten, dat ook nog eens ondiep moet zijn voor een snelle opwarming in het voorjaar. Voor amfibieën zijn langzaam glooiende taluds van natuurvriendelijke oevers nodig met een verloop van 1:5 in de hellingshoek. Het gaat dan om 1 meter dalen op 5 meter oever, waarbij de landoever met dezelfde hellingshoek in de onderwateroever moet doorlopen tot op de bodem van de poel of watergang met een maximum diepte van 1,5 meter, omdat daaronder geen licht meer doordringt. De voortplantingsbiotoop moet als zuurgraad minimaal een pH-waarde van meer dan 4,5 hebben, er mag geen vis in zitten, de oppervlakte moet meer dan 300 m2 zijn en er moet een landbiotoop op minder dan 100 m afstand zijn.
Maatregelen tegen verzuring – vernattingsprojecten en bekalking De natuurbeheerorganisaties proberen overal de oude hydrologische situatie te herstellen als maatregel tegen de verdroging door b.v. het dempen van afvoersloten uit de ruilverkavelingstijd, zoals is gebeurd bij het natuurherstelproject op de Galderse Heide en in het Ulvenhoutse bos. Met deze vernattingsprojecten wordt geprobeerd het basisch milieu te handhaven om uitloging van de bodem door verdroging te voorkomen. Bij verdroging treedt namelijk verzuring op door intrekken van zure regen en door oxidatie van pyriet ('gekkengoud', Eng.: 'fools gold') door de zuurstof in de lucht die doordringt in de verdrogende bodem. In pyriet zit zwavel dat de mooie gele goudkleur geeft, maar dat als het oxideert tot zwaveloxides weer makkelijk oplost in water en zo de verzuring veroorzaakt. Bekalking van water (Eng: catchment liming) is misschien toch niet zo'n goede methode, omdat het effect slechts tijdelijk is. Het geeft een soort van 'basische explosie' en maakt het water troebel (melkachtig). Verspreiding van kalk op de landoever lijkt beter, omdat het dan langzamer uitspoelt en daardoor over langere tijd en in kleinere hoeveelheden in het water terecht komt, waardoor het effect minder sterk is, maar wel langer duurt. De overheidsmaatregelen tegen zure regen hebben gelukkig wel enig effect, want de zuurgraad van de regen die valt is minder geworden, waardoor dit ook gunstig is voor amfibieën. Amfibieën algemeen Alleen de groene kikkers zitten het hele jaar bij en in het water, maar alle andere amfibieën zijn alleen in de voortplantingstijd aan het water gebonden. Op de tijdelijke waterbinding is er een uitzondering en dat is bij neotenie, waarbij de uitwendige kieuwen die blijven bestaan het permanente verblijf in het water noodzakelijk maken. Neotene exemplaren kunnen zich wel voortplanten. Zie http://nl.wikipedia.org/wiki/Neotenie en ook http://ivnmaasenniers.nl/html/m92pmjeugd.html voor de 3 bekende vormen van neotenie, te weten 1) totale neotenie: genetisch bepaald en onbehandelbaar met hormomen, 2: permanente neotenie: milieu bepaald door verstoring van de hormoonhuishouding van de schildklier wegens jodiumgebrek die behandelbaar is, waarna het beest volgroeit en 3) tijdelijke neotenie: dit komt vaker voor bij laat geboren jongen die als larf overwinteren en na de winter gewoon volgroeien. Tijdelijke neotenie is gezien door de MNV in het vroege voorjaar bij de kleine watersalamander in het Natuurpark De Liniehof in Made en in mei bij de groene kikker (mega-kikkervissen) in de Pannenhoef bij de RAVON cursus in 2007. Vissen en amfibieën gaan niet samen, omdat de vissen de eieren en jongen van de amfibieën opvreten, waardoor het in stilstaande wateren als poelen ook noodzakelijk is om de vis weg te vangen die daar door b.v. eenden, ganzen, reigers en aalscholvers in terecht komt. Vissen en padden gaan wel samen, omdat ze niet worden gegeten vanwege het gif dat de padden uitscheiden. Salamanders vreten ook de kleinere kikkerlarven op, dus dat gaat soms wat minder samen.
Wetenswaardigheden soorten De staart van jonge alpenwatersalamanders heeft bijna geen punt. Groene kikkers zitten vaak dichtbij de waterrand, waardoor ze vaak in 1 sprong weer in het water plonzen, terwijl bruine kikkers wat verder op de kant zitten, waardoor ze dus meerdere sprongen nodig hebben om terug in het water te komen. Binnen het groene kikkercomplex valt de naar verhouding grote bek van de ook al grote meerkikker nogal op. Bruine kikkers kunnen groen zijn en groene kikkers kunnen bruin zijn en van beide soorten komen zeer donkere tot bijna zwarte exemplaren voor. De kleurvariatie is groot, maar wat wel opvalt is de altijd sierlijkere en slankere vorm van de bruine kikker in verhouding tot de wat plompere vorm van de groene kikker. Boomkikker: net als de rugstreeppad eind april/begin mei actief. De boomkikker is echt een heel klein kikkertje dat vooral op en om braamstruwelen leeft en soms in het riet. Sommige kikkertjes zijn maar net zo groot als een braam en hele grote, maar net zo groot als een bramenblad. Ze zitten vooral vaak op bramenbladeren om zon op te vangen en bij verstoring laten ze zich pardoes naar beneden vallen in de bramenstruiken, waar ze goed beveiligd zitten tussen alle doorns. Heikikker: de mannetjes zijn slechts 1 tot 2 dagen blauw en voor de hele soort zijn er maar ongeveer een paar weken knalblauwe mannetjes te vinden, soms al vanaf begin maart, maar hooguit tot eind maart. Bruine kikker versus Heikikker: de rugstrepen van de heikikker zijn zeer kenmerkend, maar de grote metatarsusknobbel (graafknobbel) op de achterpoot geeft altijd uitsluitsel. Daarnaast is het spitsere bekje van de heikikker is wel typisch. De eierklompjes van de heikikker passen wel in 1 hand (grootte van een tennisbal), maar de enorme eierklompen van de bruine kikker zijn heel veel groter en passen nooit in 1 hand. Rugstreeppad: het geluid heeft wat weg van de nachtzwaluw en kan daardoor zelfs voor verwarring zorgen bij het inventariseren. De rugstreeppad is in de tijd gezien met activiteit rondom eind april en in begin mei veel later in het jaar dan de gewone pad. Het is toch een opportunistische soort van ruderale/nieuwe terreinen met ondiepe wateren. Soms is een trekkerspoor vol water op een boerenbedrijf al voldoende. Let op de eiersnoeren die je vindt: de enkele snoeren zijn van de rugstreeppad, de dubbele van de gewone pad. Net als bij de rugstreeppad zijn de roepende mannetjes van de boomkikker tot wel een kilometer in de omtrek te horen, wat makkelijk is voor het inventariseren, maar ook het geheim houden van de locaties van kwetsbare populaties moeilijk maakt. Knoflookpad: roept heel zacht en is daardoor moeilijk te inventariseren. Het is een echte soort van de droge zandgronden.
Padden: geslachtsverschillen zijn te zien aan de knobbels op de achterpoten. Bij vrouwtjes zijn vaak op de zijkant van de huid de vasthoudplekken van de voorpoten van de mannetjes te zien. De kleur van de kwaakblazen is bij sommige soorten kikkers en padden een goed aanvullend determinatiekenmerk. Voorkomen van amfibieën in West-Brabant Enige wetenswaardigheden van welke soorten, waar voorkomen. Voor het volledige plaatje kan de nieuwe 'Werkatlas West-Brabant voor Amfibieën' worden geraadpleegd. Kamsalamander: kleine populaties komen nog voor in Liesbos, Ulvenhoutse bos, Vloeiweide, Grote Meren, Merkske, oostelijke Chaamse bossen en in Dorst bij de golfbaan en langs de Vijf Eikenweg richting het Wilhelminakanaal. De kamsalamander heeft meer basische wateren nodig en is zeer door de verzuring zeer zwaar bedreigd in Nederland. De alpenwatersalamander komt algemeen voor op de Brabantse Wal. Heikikker: Deze komt voor in de Boswachterij Dorst, in de Pannenhoef en rondom de Valkeniersvennetjes bij de Klokkenberg waren in maart zeer veel blauwe mannetjes te zien. Boomkikker: succesvolle herintroductie in 2009 in het stroomdal van 't Merkske. Het project voor herinrichting van de oude biotoop heeft 10 jaar geduurd met maatregelen voor herstel van het terrein, watersituatie en begroeiing. De locatie van de populatie wordt geheim gehouden, omdat na persberichten hierover de vegetatie op vele plaatsen was platgetrapt door 'liefhebbers' die op zoek waren om deze zeldzame kikkers te vangen. Deze boomkikkers komen van de populatie uit natuurgebied De Brand van Brabants Landschap en uit de Leemkuilen. De kikkertjes moesten eerst op schimmels worden gecontroleerd voor ze konden worden verplaatst. Ook zit er een grote populatie boomkikkertjes op de vliegbasis Gilze-Rijen die op dit bewaakte Defensieterrein gelukkig goed is beschermd. Verder zijn er ook kleine populaties in Het Broek in het Ulvenhoutse bos, in de Mortelen en in de Valkenhorst (de oude visvijvers bij Valkenswaard). Er is subsidie aangevraagd bij de provincie Noord-Brabant voor DNA-onderzoek naar de populaties boomkikkers, dat door de Universiteit van Antwerpen zal worden uitgevoerd. Rugstreeppad: deze soort zit op de Kalmthoutse heide, in de Zonzeelse Polder bij Hooge Zwaluwe en is ook elders buiten Hooge Zwaluwe door de MNV vastgesteld op een boerenerf. Knoflookpad: alleen nog in Oost-Brabant, maar zeer zeldzaam op ongeveer 5 plaatsen en verder nog in de Belgische Kempen bij Poppel.
Voorkomen exoten Vissen – Zonnebaars en Amerikaanse Hondsvis Zonnebaars: planten zich snel voort en moeten in stilstaand water ook zeer snel worden weggevangen, omdat ze alle amfibieën opvreten en ook de hele onderwaterflora slopen, waardoor ze het hele ecosysteem vernielen. Zonnebaarzen zijn b.v. weggegooid door aquariumbezitters in de poelen van de Kogelvanger, waar al meer dan 500 exx. zijn weggevangen met kleine visfuikjes. De zonnebaarzen zitten, net als de even schadelijke Amerikaanse Hondsvis, ook in de Mark en rivieren, maar door het stromend water blijven ze nu nog beperkt tot slechts enkele lokale en kleine populaties. Overleg tussen alle betrokken partijen over bestrijding is gaande. Kikkers – Amerikaanse Brulkikker of Stierkikker Aan de Belgische kant van de grens komt deze voor in Minderhout op particuliere terreinen en in de rivier de Mark. Het zijn mega-grote kikkers (30 cm makkelijk) die enorm roofzuchtig zijn, maar de grote bedreiging komt voort uit de verspreiding van de zeer gevaarlijke amfibieschimmel die hij in zijn slijmhuid bij zich draagt. Zie hieronder voor meer informatie over deze zeer ernstige bedreiging, die mogelijk nog veel desastreuzer is dan de kreeftenpest. De natuurbeheerorganisaties in België willen de brulkikker binnenkort actief gaan wegvangen, vanwege de rechtstreekse bedreiging door de roofzucht, maar vooral ook vanwege de indirecte bedreiging door de schimmel. Bij aantreffen: niet vangen en niet aanraken om schimmelverspreiding te voorkomen, maar Staatsbosbeheer informeren met exacte locatie informatie, liefst met GPS-coördinaten. Bij per ongeluk vangen, zie hieronder bij Vangstprotocol. Reptielen – Schildpadden In en om het Mastbos in Breda worden op diverse plaatsen Amerikaanse roodwangschildpadjes gezien die door terrariumbezitters zijn weggegooid. Ook op deze praktijkdag werd in de Kogelvanger een zeer grote schildpad gezien, die al enkele tientallen jaren oud moet zijn. Soort onbekend, door te grote waarnemingsafstand. Ook in de Brabantse Biesbosch in het Middelste Gat van de Plomp zijn schildpadden gezien. De dichtstbijzijnde populatie van de inheemse Europese moerasschildpad zit in La Brenne in Frankrijk. Zeer gevaarlijke amfibieschimmel aangetroffen – Informatie van de RAVON website Bij recent onderzoek van stichting RAVON en de Universiteit van Gent is de amfibieschimmel Batrachochytrium dendrobatidis aangetroffen bij amfibieën in Nederland en België. Deze schimmel kan de voor amfibieën gevaarlijke infectieziekte chytridiomycose veroorzaken. Deze ziekte heeft wereldwijd al voor het uitsterven van een aantal amfibieënsoorten gezorgd alsmede de sterke achteruitgang van vele andere soorten. 4% van alle vangsten is al besmet. Zie het nieuwsberichtje op de RAVON website, waar ook de weblink staat naar het volledige persbericht, op: http://www.ravon.nl/OnderzoekAdvies/Onderzoek/Chytridiomycose/tabid/809/Default.aspx
Vangstprotocol Er is een voorkeur voor het vangen met stalen amfibiefuiken, omdat die minder schade aan de onderwaterflora en oevervegetatie veroorzaken dan het werken met de RAVON schepnetten. Bij het werken met de fuiken is het wel zaak er op te letten dat de bovenste 10 – 15 cm boven water blijft uitsteken, zodat de amfibieën ook boven water kunnen komen om adem te halen, want anders kunnen ze toch verdrinken. Laat fuiken liefst slechts 24 uur staan en niet meer dan maximaal 48 uur, omdat de dieren z.s.m. weer moeten worden vrijgelaten en ook niet ten prooi vallen kunnen vallen aan predatoren als kreeften, larven van de geelgerande watertor of vissen, die ook in de fuik terecht kunnen komen. Wel is het zaak om bij het plaatsen van deze dure fuiken (Euro 260,-) het boven het water uitstekende deel te camoufleren door het af te dekken met wat lokale vegetatie of een stukje camouflagenet om diefstal te voorkomen. Maatregelen tegen schimmelbesmetting Staatsbosbeheer wil bij alle vrijwilligers aandacht vragen om de verspreiding van de amfibieschimmel te voorkomen. Aan monitoringgroepen wordt gevraagd slechts in één (1) gebied te inventariseren, zodat laarzen/waadpakken en vangmiddelen (schepnetten, fuiken, emmers, cuvetten enz.) niet onnodig in andere gebieden komen. Betredingsvergunningen voor het inventariseren worden dan ook zoveel mogelijk beperkt, dus 1 natuurwerkgroep doet slechts 1 gebied. Een zeer begrijpelijke werkwijze. Daarnaast wordt nadrukkelijk geadviseerd om de laarzen en vangmiddelen te ontsmetten, waarvoor de volgende adviezen te geven zijn: • Gebruik een 10% ammoniakoplossing om alles te ontsmetten of, • Laat in de felle zon alles een halve dag drogen of, • Laat zonder zon alles enkele dagen drogen. Het best is natuurlijk om alles zowel met ammoniak te ontsmetten als goed te drogen. Tot slot nog even de werkwijze, mocht toevallig een Amerikaanse brulkikker worden gevangen, om die gevangen te houden en Staatsbosbeheer te bellen en uiteraard alles ontsmetten. Zo kan het beest worden afgevoerd en onderzocht en ook kan SBB overleggen met RAVON. Vergeet ook niet om met de GPS de exacte vangstlocatie vast te leggen en door te geven. Poelenbeheer SBB Alle poelen zijn door SBB voorzien van een nummer, zodat er gemakkelijk naar kan worden verwezen. Het onderhoud aan de poelen wordt gepland op 1x / 4 jaar uitvoeren, zodat ze niet dichtgroeien. Wetgeving voor inventariseren Naast de betredingsvergunning van de terreineigenaar (SBB: 1 jaar geldig) is er ook een Ministeriële Ontheffing van de Flora- en Faunawet nodig (5 jaar geldig; aanvragen via RAVON). Beide vergunningen moet je altijd in het veld bij je hebben om te kunnen tonen aan de politie!