Verslag Minisymposium Water en Ervaringskennis Aanwezig Hugo Letiche
Afwezig
Universiteit voor Humanistiek
Opgesteld door
Bert Satijn
LmW
Albert Cath en Vincent van
Joost Buntsma
DG Water
Haaren
Dirk Sijmons
H+N+S Landschapsarchitecten
Doorkiesnummer
Arthur Petersen
Planbureau voor de leefomgeving
(0570) 69 96 17
Govert Geldof
Geldof CS
E-mail
Albert Cath
Narratio
[email protected]
Gijsbert van der Heijden
Rondte
André Oldenkamp
Tauw
Roel Valkman
Tauw
Vincent van Haaren
Tauw
Annemieke Nijhof
DG Water
Sybe Schaap
Waterschap Groot Salland
Corne Nijburg
LmW
Onderwerp Water en Ervaringskennis Minisymposium Datum bespreking 17 juni 2008 Plaats Utrecht Kopie aan allen Datum 12 augustus 2008 Ons kenmerk M003-4501403VHA-mfv-V01-NL
Aanleiding Het project Water en Ervaringskennis is begin 2008 van start gegaan. Inmiddels zijn in nauwe samenwerking met de kennisvragers hun kennisvragen geformuleerd en kunnen de mastercases van start gaan. De aanleiding van de bijeenkomst is om te reflecteren op de gekozen richting en of de onderzoeksmethode eventuele aanvullingen behoeft. Tegelijk is het de eerste bijeenkomst van de begeleidersgroep, kunnen de leden elkaar beter leren kennen en wordt van de gelegenheid gebruik gemaakt om momentum voor het project te genereren. Inleiding Govert Geldof Ondanks dat ervaringskennis en expliciete kennis zich op een glijdende schaal verhouden, zijn enkele fundamentele kenmerken te nomen. Ten opzichte van expliciete kennis is ervaringskennis: • Moeilijk over te brengen, eigenlijk alleen door socialisatie • Moeilijk te organiseren, te temmen, te optimaliseren Bovendien is ervaringskennis van grote invloed op de manier waarop we adapteren aan de context. Waterbeheer opereert steeds meer in een context van zogenaamde ‘ongetemde vraagstukken’. Dit zijn vraagstukken waarbij veel onzekerheid en onenigheid over de kennis en probleemdefinitie, zeg maar het vraagstuk en de oplossing, bestaat. De aanname van het project is dat bij dergelijke vraagstukken, met grote contextgevoeligheid, mensen met ervaringskennis onmisbaar zijn. Je zou
Datum 12 augustus 2008 Ons kenmerk M003-4501403VHA-mfv-V01-NL Pagina 2 van 18
kunnen zeggen dat als je een ongetemd vraagstuk behandelt als een getemd vraagstuk, je een ongetemde oplossing krijgt. Haaks hierop staat de observatie dat de maatschappelijke waardering voor ervaringskennis afneemt en de balans verder door slaat richting expliciete kennis. Het protocoliseren van kennis viert hoogtijdagen. Het project Water en Ervaringskennis neemt deze observatie ter harte met het opwerpen van een tegengewicht. Niet door tegen expliciete kennis te zijn, maar door aandacht te vragen voor ervaringskennis, te onderzoeken wat de rol daarvan is, te achterhalen welke plek deze inneemt binnen organisaties. Kortom: wat heb je aan ervaring (in je werk)? Hierbij moet nog opgemerkt worden dat de begrippen ervaringskennis, impliciete kennis en ‘tacit knowledge’ door elkaar gebruikt worden, dat vraagt om nadere precisering. Intermezzo: Er is dus een verschil tussen kennis waar we expliciet bewust van zijn, en kennis die geïmpliceerd is in dit bewustzijn. Anders gezegd: er is een bewustzijn van focus en een ‘tacit’ onderstroom die zich manifesteert door de focus. Je zou kunnen spreken van een glijdende schaal waarbij expliciete kennis bewust is, onpersoonlijk, reproduceerbaar, kwantitatief, en een aanwijsbare focus kent. Ervaringskennis is meer persoongebonden, minder reproduceerbaar, kwalitatief van aard en het product van een ‘stroom van impressies en sporen van vroegere ervaringen en jarenlange opgebouwde geïntegreerde handelingsvaardigheden’. Beide aspecten van kennis dienen hier vooral beschouwd te worden in relatie tot de organisatie van waterbeheer. Een eenzijdige oriëntatie op expliciete, kwantificeerbare kennis, zo kenmerkend voor de hiërarchische, expliciete organisatiestructuren en de wijze waarop deze gemanaged worden, sluit de tacit dimensies, de gedeelde ervaring waarbinnen actoren in de praktijk betekenis produceren grotendeels uit. Anders gezegd, organisatie en kennis zijn sterk verweven, en kennen daardoor een sociale, relationele, participatieve dimensie. Ook is het perspectief, en de verscheidenheid van perspectieven, waarmee gekeken wordt naar deze verwevenheid van groot belang. Hierbij is het begrip ‘indwelling’ dat Polanyi (1966) heeft geïntroduceerd van belang. Daarbij gaat het om een proces van internaliseren van een gedeelde ervaring waarbinnen de actoren betekenis, identiteit, belang en waarde produceren. Het benadrukt het moment dat weten en ervaren 1
verbonden zijn. Er is dus een grote dynamiek tussen expliciete en impliciete kennis . Wat we in dit project willen doen is deze dynamiek weer zichtbaar te krijgen, er de spotlight op zetten door middel van narrativiteit.
Overigens richt het project zich niet alleen op de ervaringskennis van veldmensen, maar ook op ervaringskennis in de vorm van kennis over (computer)modellen, overlegstructuren, macht en ‘de weg kennen binnen en buiten organisaties’ et cetera. Reactie begeleidergroep Dirk Sijmons: als bureau, in samenwerking met een aantal andere bureaus, hebben we een aantal jaren de relatie tussen ontwerp en beleid onderzocht. Dat werd door cultureel-antropologen gedaan. Ik vraag me dus af of je dergelijke disciplines ook niet moet betrekken. Anders blijven ingenieurs, ingenieurs onderzoeken. Dus introduceer ook andersoortige theorievorming om de röntgenfoto te maken die we willen maken. 1
Gebaseerd op: Brohm, R. (2005). Polycentric Order in Organizations. A dialogue between Michael Polanyi and IT-consultants on knowledge, morality, and organization. Rotterdam: Erasmus Research Institute of Management
Datum 12 augustus 2008 Ons kenmerk M003-4501403VHA-mfv-V01-NL Pagina 3 van 18
Hugo Letiche: echte antropologen zijn echter niet zo sterk in het doen van narratief onderzoek. Dat soort kennis is meer voortgekomen uit de sociologie, sociale psychologie en vooral ook de organisatiekunde. Bij narratief onderzoek kijk je hoe een klein stuk ‘tekst’ werkt in een praktijk daar kan een antropoloog al niet tegen, omdat hij er meteen de brede context bij haalt. Je moet bereid juist zijn om op een kleine schaal, met een veel kleinere ‘tekst’ om te gaan. Dirk Sijmons: Het project (gedaan door onder andere Maarten Hajer) waaraan ik refereer heeft zeer interessant materiaal opgeleverd, men heeft vooral gekeken naar ‘wat gebeurt er nou eigenlijk in de praktijk’. Het is een goed idee om daar kennis van te nemen. Hugo Letiche: in het project is men geïnteresseerd in tacit knowledge. Dus per definitie is tacit knowledge niet expliciet, maar narratief. Dus op het moment dat beetjes en stukjes narratief wilt verzamelen, die zijn gerelateerd aan tacit knowledge en je wil daar een verhaal van maken, dan veronderstel ik dat de onderzoeker feitelijk het narratief schrijft. We zijn dus niet aan het pretenderen dat iets dat zich ergens afspeelt, zichtbaar te maken. We zijn bezig iets te construeren. Onderzoekers: Ja, dat klopt. Dit is het spannende deel van het onderzoek. We zullen wel zo veel mogelijk de stemmen door laten klinken. Maar je redigeert wel als onderzoeker. Je wilt ook naar het mesoniveau en wellicht delen van het macroniveau het belang laten doorklinken, dit wel met zoveel mogelijk behoud van de oorspronkelijke stemmen. Hugo Letiche: je moet uit de paradox stappen tacit knowledge expliciet te maken! Je moet uit de dualiteit expliciet-tacit knowledge stappen, door de beweging te maken dat je gaat van tacit naar narratief. Je kan deze paradox, dualiteit “oplossen” door het narratief te construeren. Je probeert dus tacit knowledge weer te geven, dus verschillende van hoe het werkelijk is in de praktijk (het veld), maar op zo een wijze, via narratief, dat het herkenbaar is voor iemand die het meemaakt en zegt oh, dat vertegenwoordigd tacit knowledge voor mij. Arthur Petersen: zoeken jullie naar inhoudelijke ideeën over waterbeheer of zijn het ideeën over hoe er gebruikt gemaakt kan worden van tacit knowledge? We richten ons op het waterbeheer en daar spelen allerlei vraagstukken. De verhalen die we ophalen zijn een wezenlijk onderdeel van de complexiteit. Door die naar voren te halen kan er wellicht een verbetering in het beheer optreden of frustratie, met name in de praktijk, weg te nemen voor een deel. Er is namelijk een grote herkenning over dit onderwerp in die praktijk, van hoog tot laag in waterbeheer organisaties. Dis ook in die zin kunnen we wellicht met goede ideeën over waterbeheer die ervaringskennis serieus neemt op de proppen komen. Arthur Petersen: Dus die ideeën worden geformuleerd door de onderzoekers met gebruikmaking van het materiaal. Onderzoekers: je geeft terug aan de mensen om de te kijken of ze het nog herkennen, om te kijken of het niet teveel ons eigen verhaal is geworden. Je leent iets van mensen en dan moet je het weer terug geven. Bert Satijn: ik denk dat dit speelt in vele maatschappelijke domeinen. Alles wat we kunnen protocollieren is kennis en alles wat niet geprotocolleerd kan worden zal wel niet zo veel waard zijn is de gedachte. Je kunt je dus ook afvragen wat er in andere domeinen daarover gevonden is. En wat wij daarover kunnen leren.
Datum 12 augustus 2008 Ons kenmerk M003-4501403VHA-mfv-V01-NL Pagina 4 van 18
Dirk Sijmons: ik heb een boek gemaakt over het verloren gaan van het institutionele ontwerpen bij de Rijksoverheid, en dat rond gestuurd en kreeg toen een brief van Herman Tjeenk Willink, die stelde dat dat niet alleen in het ruimtelijke domein zo is, maar dat bij de Raad van State vanuit alle hoeken in de samenleving signalen binnen komen dat de inhoudelijke kant van de overheid aan het eroderen is. Het gaat om een samenstel van veel verschillende dingen. De begeleidersgroep benadrukt een sterke herkenning van de problematiek van de terugloop van ervaringskennis in de eigen organisaties, en in vele maatschappelijke sectoren. Hoge rotatiesnelheid van medewerkers op alle niveaus van de organisatie is gemeengoed geworden en staat het vormen en ontwikkelen van ervaringskennis bij iemand in de weg. Daarnaast hebben veel organisaties te maken met het scheiden van werksoorten, losse afdelingen en specialismen die allen een eigen taal spreken en elkaar niet goed verstaan. De institutie wordt vervangen door een bureaucratie: expertise wordt minder gewaardeerd, efficiëntie is sturend. Bij het vormgeven van het lawaaispoor moet rekening worden gehouden dat tegen veel fronten tegelijkertijd tegenwicht zal moeten worden gegeven. Opbouw van het project De volgende partijen participeren in het project: • HH Delfland • Ws. Hollandsche Delta • Waternet • RWS (Waterdienst) • DG Water De kennisvragers zijn de leveranciers van het onderzoeksmateriaal. De kennisbieders en onderzoekers verzamelen deze met gebruik van de narratieve methode. Dit houdt in dat de kennisbieders verhalen verzamelen over hoe het zich nu voltrekt binnen de organisaties en deze informatie gebruiken om met een narratief te construeren. De taal en stemmen van vertellers wordt daarin zoveel mogelijk gebruikt. Het narratief wordt gecombineerd met ideeën en handreikingen van de kennisbieders over hoe het anders zou kunnen. De aangeleverde verhalen bevinden zich op het micro niveau. De narratieve methode maakt het mogelijk deze te op te tillen naar een meso niveau, het organisatieniveau en misschien beleidsniveau, met steeds zichtbaar de verbinding met de microcontext waar de verhalen zijn ontstaan. Methodologie Het project is geïnteresseerd in impliciete kennis. Per definitie is impliciete kennis niet expliciet, mits in de vorm van een narratief. De onderzoeker verzamelt stukjes verhalen die over impliciete kennis gaan. Dit houdt in dat er niet iets zichtbaar wordt gemaakt dat er is, maar dat de onderzoeker construeert. De onderzoeker is sterk geïnvolveerd in de constructie, maar maakt gebruik van de stemmen die worden aangereikt. Impliciete kennis moet weergegeven worden op een manier die anders is dan in het veld, zo dat het wel herkenbaar is als impliciete kennis en impliciete kennis vertegenwoordigd. Om de paradox van het expliciet willen maken van impliciete kennis te overstijgen wordt gekozen de vergelijking met expliciete kennis los te laten. Zo maakt de onderzoeker de stap
Datum 12 augustus 2008 Ons kenmerk M003-4501403VHA-mfv-V01-NL Pagina 5 van 18
van (stukjes) verhalen naar narratief. Deze constructie zal in de verantwoording van het onderzoek duidelijk worden gemaakt.
Figuur 1 Relatie tussen concepten
Uitkomst Inhoudelijk goede ideeën voor beter waterbeheer, in de vorm van narratieven. Deze worden teruggegeven aan de verhalenvertellers. Zij moeten de uitkomst herkennen en zien als vertegenwoordiger van impliciete kennis. Deze narratieven helpen bij de strijd om impliciete kennis een plek te geven in de organisatie. Binnen de organisatie, het collectieve niveau kunnen hier afspraken over ontstaan en wordt van binnenuit beïnvloed. Het individuele ‘tacit’ niveau, de levende verhalen (storying), zijn voorwaardelijk voor het participatieve aspect van indwelling (internaliseren), waarin de onderzoekers een narratief construeren (storytelling). Aan dit geheel kan een plot worden toegevoegd die de losse verhalen per casus en tussen de casussen verbinden. Belangrijk punt hierbij is dat de storytelling vooral beschrijvend is en niet (be)oordelend. De uiteindelijke toets ligt erin of de kennisvragers, de deelnemers en hun context herkenning ervaren bij de constructie.
Casuïstiek en Kennisvragen Waternet De casus met betrekking tot ervaringkennis in het waterbeheer die Waternet wil inbrengen ligt op het terrein van het watergebiedsplan. Deze plannen mobiliseren en bundelen de kennis van de organisatie, beslaan de praktijk in al haar samenhang en betrekken alle belanghebbenden, ook van buiten. Het gaat dan tevens om kennis op alle niveaus: van systeem tot details over een bepaald gebied. In de verdere uitwerking van deze casuïstiek moeten we dus de nodige collega’s in de organisatie betrekken die dicht bij de dagelijkse praktijk staan. Hierbij moeten we kijken naar de meervoudigheid van de kennis, de clash der belangen (natuur, landbouw, terreineigenaren et cetera), waterkwaliteit, en de specifieke kenmerken van het gekozen gebied.
Datum 12 augustus 2008 Ons kenmerk M003-4501403VHA-mfv-V01-NL Pagina 6 van 18
Kennis is deels verankerd en vastgelegd en dus voor iedereen toegankelijk, maar even belangrijk is relationele kennis, die bij de mensen in het veld in de hoofden zit. Daar zit de detailkennis over de mensen met wie je te maken hebt, wie je serieus moet nemen en wie minder. Waternet heeft zich altijd al afgevraagd hoe dit soort kennis wordt overgedragen. Er wordt daarbij ook nog een onderscheid gemaakt tussen ervaringskennis op het dagelijkse operationele niveau, zaken die steeds weer terugkomen (een bepaalde aflaat is altijd verstopt en daar hou je rekening mee bij je maatregelen) en ervaringskennis bij incidentele calamiteiten. Het gebied dreigt te overstromen en de laatste keer dat dat gebeurde was in 1963. En wie weet dan daar nog van in de organisatie. Dan gaat er iets anders spelen op kennisgebied. Dan komt het op gezond verstand aan. Dat vraagt deels systeemkennis en ook waar kan ik de hiaten in kennis vandaan halen (relationele kennis). Dat is iets dat zich iedere keer weer moet bewijzen, of de nodige kennis er is op het moment dat het gevraagd wordt. Draaiboeken helpen dan maar deels, omdat ze telkens weer niet helemaal blijken te kloppen (foute telefoonnummers, niet adequate procedures et cetera). De gezonde verstand oplossing stoelt voor een aanzienlijk deel op ervaring. Het is een combinatie van gebiedskennis, waar hebben we regelmatig problemen, en systeemkennis, hoe zit het systeem in elkaar. Er is ook een groot verschil tussen kwantitatieve problemen (het heeft hard geregend) en kwalitatieve problemen (opeens grote vissterfte). Dit laatste type problematiek is meestal echt in het duister tasten. Context 1: ontstaan Waternet (fusieproces) Amsterdam heeft van oudsher een integrale aanpak van het beheer van de waterhuishouding. Dat wil zeggen een combinatie van waterschaptaken en zuivering van afvalwater. Eind jaren negentig van de vorige eeuw besloot het rijk dat watertaken horen bij waterschappen. De Amsterdamse reactie was: we willen onze integrale kennis niet verloren laten gaan. Daar is de volgende constructie uit voort gekomen. Het hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht ontstond. Dit bracht zijn taken weer onder in een gemeenschappelijke organisatie, zodat eigenlijk de organisatie die Amsterdam had in stand bleef en aan de organisatie van de andere waterschappen toegevoegd werd. Begin 2007 is daar Waternet uit voortgekomen, waarbij Amsterdam ook nog zijn riolering, grondwaterzorg en drinkwater inbracht. Een grote drijfveer achter deze gang van zaken was de behoefte om de opgebouwde ervaringskennis niet verloren te laten gaan. Met name het al lange tijd beheren van riolering en waterzuivering in samenhang. Dat is uniek in Nederland. Immers efficiency (het formele doel van het fusietraject) ontstaat door ervaringskennis. Context 2: leren van elkaar Watergebiedplannen, dus in samenhang kijken naar het gebied is uit de waterschapspraktijk voortgekomen. In de waterschappen verandert er weinig in de occupatie, maar veel in de waterhuishouding (waterpeil). In de stad is dat omgekeerd. Ook is er verschil in contact met de bewoners. In een waterschap is waterbeheer iets wat van nature iets was van de ingezetenen. In de
Datum 12 augustus 2008 Ons kenmerk M003-4501403VHA-mfv-V01-NL Pagina 7 van 18
stad is dat veel minder. Het contact houden met de mensen en rekening houden met hun wensen is veel meer iets van het landelijke gebied. Context 3: opschaling en ervaringskennis Vroeger speelde het waterschap zich af op heel kleine schaal (aantal boeren in een polder). Deze beheerden het water op informele wijze en waren zeer op zichzelf gericht. Er was dus relatief weinig samenhang. Vanaf 1970 kwam daar een waterkwaliteittaak bij: vooral zuivering van afvalwater en het transport daarvan naar verzamelpunten. Dat speelt zich af op een veel groter schaalniveau. Dat moet dus vergelijkbaar gemaakt worden. Bedenk daarbij dat circa 75 % van de omzet van een waterschap uit afvalwater zuivering voortkomt. Wat er dus gebeurt is dat je kwantiteit en kwaliteit bij elkaar brengt. Dat is doorgetrokken in de nota ‘integraal waterbeheer’ (1998). En dus moet je integrale waterschappen hebben, waarbij dus weer heel andere kennis om de hoek komt kijken. De opbouw daarvan is een proces van jaren. Door de opschaling is op detailniveau, het kleine schaalniveau, zeker ervaringskennis verloren gegaan (zeg maar het contact tussen boer en maalmeester). De aanleiding van de opschaling was efficiency, de zorg verlies van ervaringskennis! Daar is tegenover gekomen een meer formele sturing een meer formele verankering en vastlegging van kennis. Er is dus zeker het nodige verloren gegaan, maar of we dat echt missen is weer iets anders ( en zeker een interessante vraag voor dit onderzoek). Een kenmerk bij waterorganisaties is toch dat er veel, ook bij de nieuwelingen, betrokkenheid is bij het werk. Er is een groot verantwoordelijkheidsgevoel. Kennisvragen Waternet Wellicht hebben we hier niet een direct probleem met ervaringskennis. Ik hoor al mijn hele loopbaan (30 jaar) de bewering, bij het vertrek van een ervaren collega, dat de ervaringskennis terugloopt, maar er is kennelijk een mechanisme aan de gang dat het bij ons overeind blijft. En het is in dit project vooral ook een interesse bij ons hoe dit mechanisme nu werkt (ook in de praktijk). En als we dat dan enigszins bloot kunnen leggen, hoe kunnen we dan dat een explicietere plaats geven? En bovendien, waarschijnlijk missen we wel degelijk kennis, die we anders aan boord hadden gehouden. Het is dus belangrijk daar meer grip op te krijgen: hoe werkt het dan? En wat kan je daar dan aan versterken? Ik zie ook wel gebeuren dat we weer een onderzoek hebben gedaan, dat ik dan denk was nou even langs gekomen dan had ik het zo uit de kast gehaald. Er was laatst een onderzoek, een bepaalde meting, en toen ik het las, bleek me dat ik hier nog een onderzoek heb liggen van het waterloopkundige laboratorium uit 1948, waar precies hetzelfde gedaan was. Daar spelen twee dingen mee: Ja zonde van de niet gebruikte kennis, en aan de andere kant als jezelf met iets aan de slag gaat, weet je ook dat het meer beklijft dan dat je dat ergens leest in een rapport van een ander. Kortom, efficiency werkt op een bepaald moment inefficiënt. Het gaat ook om betrokkenheid bij het werk en die verminderd als je mensen verteld dat een bepaalde manier van doen moeten veranderen puur om efficiency redenen. Dat leidt per saldo tot inefficiëntie.
Datum 12 augustus 2008 Ons kenmerk M003-4501403VHA-mfv-V01-NL Pagina 8 van 18
Dit project is dus ook een zoektocht naar de betekenis van het begrip efficiency in de praktijk (de inefficiëntie van doorgeslagen, formele, efficiency-denken). Dat plaats ik in de context van een toename in formele processen en afleggen van verantwoording over besteding van gemeenschapsgelden. Dit heeft geleid tot een zakelijker benadering van het werk. Dat gezellige waterschapje is dus gewoon een bedrijf geworden. De oudere generatie vindt dat een achteruitgang, de nieuwe generatie weet niet beter. In Amsterdam loopt dit verzakelingsproces als decennia, maar bij de waterschappen is dit pas echt begonnen bij de grote fusiegolven van de jaren negentig van de vorige eeuw. Plan van aanpak 1. Op drie niveaus wordt onderzoek gedaan en worden praktijkverhalen geïnventariseerd in een serie ronde tafel gesprekken: • Uitvoering en Beheer • Planvorming • Strategisch niveau Op elk niveau zijn een ervaren en een jongere medewerker per sector aanwezig. 2. Redigeren van de polyfonie op basis van de relevantie voor de onderzoeksvraag. Onderdeel is het terugkoppelen van het geredigeerde narratief aan de vertellers, op alle drie de niveaus en toetsen op herkenbaarheid. 3. Over het construct wordt een “transparantieraster” gelegd, waarmee de verhalen van de drie verschillende niveaus bijeen komen. Dit raster bestaat onder andere uit een analyse van het aggregatieniveau- en het informatieoverdrachtprobleem. Reactie begeleidersgroep Bert Satijn: is impliciete kennis niet te managen? Veel van de kennis in het LMW programma gaat over impliciete kennis, als dat waar is dan moet ik een aantal projecten gaan schrappen. Het gaat over kennis die je met elkaar moet delen, niet via brochures en documenten, maar op een andere manier, via bij voorbeeld leergemeenschappen et cetera. Onderzoekers: er is en dynamisch evenwicht tussen expliciet en impliciet. Het impliciete geeft ‘clues’ die door een individu worden geïntegreerd in een coherent geheel, waarop iemand aandacht (focus) wordt gericht. Dit laatste is het expliciete deel. De clues, de onderstroom manifesteren zich in de expliciete acties, staan daar niet los van. Dat wat we expliciet weten is gerelateerd aan de wijze waarop we de wereld zien (wereldbeeld). Waarbij onze betrokkenheid, acties, leiden tot ‘tacit’ aanpassingen in dit perspectief. Daar zit de dynamiek. Je kunt dus impliciete kennis niet direct managen, hooguit indirect door middel van indwelling invalshoeken , zoals perspectiviteit (verschillende manieren van kijken naar de werkelijkheid), participatie en policentrische orde. Dit laatste concept neemt aan dat er hiërarchie bestaat, maar dat wat bepaald wat top en bottom is, een
Datum 12 augustus 2008 Ons kenmerk M003-4501403VHA-mfv-V01-NL Pagina 9 van 18
resultaat is van rijke interactie is en een tijdelijk karakter heeft. Dit in tegenstelling tot centralistische hiërarchie als coördinatiemechanisme (Brohm, 2005). Dirk Sijmons: de vraag is eigenlijk, is impliciete kennis overdraagbaar? In hoeverre doen organisaties door meester-gezel verhoudingen, door de briefing van medewerkers die vertrekken, pogingen om die opgedane ervaringen over te dragen op de jonge medewerkers. Onderzoekers: je kunt op een aantal niveaus managen. Op input, throughput, output en context. Bij impliciete kennis is dat hooguit mogelijk op context. Je kunt dus contexten creëren, condities waarop ontmoeting en overdracht mogelijk worden. Of waar mensen zoveel mogelijk ervaring opdoen. Maar je kunt dit heel moeilijk managen zoals je bijvoorbeeld een productieproces managet. Hier kom je op de problematiek terecht, ook wel new public management genoemd, waarbij een strikte scheiding wordt nagestreefd tussen uitvoering en beleid. Het leerproces van beleidsmakers uit de praktijk van de uitvoering is dan doorgesneden. Dirk Sijmons: het gaat dus ook over de autonome kennisproductie zelf. De industrialisatie van kennis, men blijft maar door produceren. Bert Satijn: ik vind de aanpak interessant en ben benieuwd naar hoe impliciete kennis binnen een organisatie door de verschillende niveaus, tussen de verschillende niveaus wordt overgedragen en vastgehouden. Dus hoe draagt men het nu over bij Waternet, en als je daar de vinger achter krijgt wat kunnen we daar van leren? Onderzoekers: in deze casus wordt dus uitsluitend intern gekeken, in afwijking van de andere casuïstiek waar ook de externe omgeving is betrokken. Dirk Sijmons: je kunt je ook voorstellen, dat je het ook in de natuur vaak geziene effect, daar in de praktijk ziet, dat bepaalde mannetjes vogels die zingen, anderen houden zich gedeisd, die hebben niet een eigen territorium en dan komt de sperwer langs, die grijpt er een en dan stelt de hiërarchie zich in no time weer in, en een aantal mannetjes, alsof ze hun hele leven geoefend hebben, hun nieuwe rol gaan vervullen. Daar zit dus verborgen kennis die daarvoor niet tot expressie is gekomen in. Dat zie je ook bij organisaties waar een ramp gebeurt. Arthur Petersen: een begrip dat je ook zou kunnen gebruiken is redundantie. Een belangrijk begrip in bijvoorbeeld de ecologie. Wanneer stort een ecosysteem nu in? Dus waar zit het tipping point, is dat te benoemen? Onderzoekers: hier hebben we het over emergentie, die fundamenteel onvoorspelbaar is. Modellen, protocollen en dergelijke ontkennen emergentie, of trachten die zoveel mogelijk te reduceren. De uitdaging hier wel is door te graven en emergentie niet als een vluchtheuvel opvatten. Hoogheemraadschap Delfland Gebiedsgericht werken Voor het water lopen er verschillende processen, zoals de implementatie van de KRW, het uitwerken van Delfland ABC, het bepalen van GGOR, et cetera. Ook zijn er verschillende contacten tussen het Hoogheemraadschap van Delfland en gemeenten, zoals rond riolering. Door gebiedsgericht te werken wordt vermeden dat de verschillende waterprocessen langs elkaar gaan lopen. Tevens ontstaan er betere condities voor het pro-actief handelen binnen projecten in een gebied die niet primair gericht zijn op water (in onderstaand figuur aangegeven als “projecten derden”).
Datum 12 augustus 2008 Ons kenmerk M003-4501403VHA-mfv-V01-NL Pagina 10 van 18
Gebiedsprogramma Projecten derden
Waterprojecten Integrale
Integrale
water-
gebieds-
doelen
Gebieds-
doelen
gebiedsprocessen
intern
extern
Er vinden nu verkenningen plaats naar het hoe en waarom van een gebiedsgerichte aanpak. Na de zomer wordt begonnen met de eerste pilot: het Oostland. Hierin bevinden zich onder andere Pijnacker en Berkel en Rodenrijs. De volle complexiteit van samenwerken en samenhang tekent zich af in dit gebied. Een eerste doel is om tot een gebiedsvisie te komen. Het is van belang dat “er met één verhaal naar buiten wordt getreden.” Dit op basis van het integreren van vele verschillende soorten kennis over het gebied, en vooral ook het verbinden van die kennis en de vertaling daarvan naar programma’s en realiseren van gezamenlijke doelen. Kortom, de integratie van kennis binnen het hoogheemraadschap, de integratie van kennis buiten het hoogheemraadschap en de integratie van deze interne en externe kennis tot een coherent geheel. Water en ervaringskennis Het project richt zich op de transparantie van informatie: (1) of deze landt, (2) zo ja, op welk aggregatieniveau en (3) of er sprake is van coherentie. Het project over water en ervaringskennis kan een bijdrage leveren aan de gebiedsgerichte aanpak van het Hoogheemraadschap van Delfland en het proces om tot een gebiedsvisie te komen. Essentie is dat vanuit het gebied naar het waterbeleid wordt geredeneerd. Er wordt begonnen met het stellen van vragen over het gebied en geïnteresseerd te zijn in wat er loopt aan processen. Dit kan gebeuren aan de hand van gesprekken met medewerkers van het Hoogheemraadschap van Delfland (van de beleidsafdelingen en in het veld) en externen. De gesprekken vinden plaats op microniveau en resulteren in een verzameling verhalen. Daarbij is het waterbeleid (KRW, Delfland ABC, GGOR, et cetera) ‘slechts’ een verzameling van verhalen. De kunst in het project is om de gebiedsprocessen en de beleidsideeën voor water te verbinden op mesoniveau en om te smeden naar een nieuwe verhaal. Dit nieuwe verhaal wordt vervolgens teruggegeven aan de mensen die op microniveau actief zijn.
Datum 12 augustus 2008 Ons kenmerk M003-4501403VHA-mfv-V01-NL Pagina 11 van 18
Integraal werken is op beleidsniveau abstract en complex, echter in de locale praktijk niet meer dan logisch (en daardoor ook relatief eenvoudig). In die praktijk speelt ervaringskennis een belangrijke rol. Mensen die lange tijd in een gebied wonen en werken en medewerkers van het Hoogheemraadschap van Delfland die hun pappenheimers kennen, kunnen het verschil maken tussen succes en teleurstelling. Het project richt zich erop dit expliciet te maken Mastercase Voorgesteld wordt om een Mastercase te organiseren waarin drie gesprekken plaatsvinden: met interne en externe mensen. Hierbij wordt gekeken op beleidsniveau, planniveau en uitvoeringsniveau. De samenstelling moet nader worden bepaald. Deze mensen vertellen elkaar verhalen over het gebied en de rol van water en hoogheemraadschap. Dit resulteert in twee producten: 1. Brokstukken voor de gebiedsvisie, verteld in de taal die de geïnterviewden zelf hebben gebruikt (waarschijnlijk zonder begrippen als GGOR, waterlichaam en freatisch vlak). Hierdoor kunnen deze terug worden gegeven aan de mensen die aan de gesprekken hebben deelgenomen 2. Inzicht in de rol van ervaringskennis en een advies richting management (bestuurlijke opdrachtgever, ambtelijke opdrachtgever en gebiedsregisseur) om deze te benutten in de gebiedsgerichte aanpak
De inzet is om het de gebiedsgerichte projecten niet ingewikkelder te maken – met nieuwe protocollen – maar juist simpeler, zonder de complexiteit tekort te doen. Nieuw is dat het gebiedsintegraal wordt benaderd en niet alleen waterintegraal. Doel hierbij is niet alleen zelf weten wat je wil, maar op de verschillende aggregatieniveaus ook flexibel in te spelen op wat zich voordoet. Plan van aanpak Het speelveld is genaamd Oostland. Met drie betrokken groepen van dit gebied worden mastercases gehouden: • Externen • Poldermachinisten • Kantoor medewerkers De vraag van het schap valt uiteen in drie delen: 1. Adviezen aan de drie genoemde spelers om het spel van gebiedsgericht werken te spelen 2. Rol van ervaringskennis duiden 3. Brokstukken die dienen als handvatten voor visievorming binnen het schap, waar de praktijkmens zijn inbreng herkent. Dus laat de praktijk het plan maken in plaats van dat wij een plan over de praktijk maken Reactie begeleidersgroep Dirk Sijmons: hoe gaan je om met de gevoeligheid van het inbrengen van praktijkverhalen naar het management? Wij doen dingen die zij waarschijnlijk niet zo willen? Zaken die tegen de verwachting ingaan van de hogere echelons?
Datum 12 augustus 2008 Ons kenmerk M003-4501403VHA-mfv-V01-NL Pagina 12 van 18
Onderzoekers: dit soort rebellenverhalen zitten overal. Je krijgt wellicht ook zelfcensuur naar de onderzoekers toe, we vertellen het niet om te voorkomen dat het gerapporteerd wordt. Bert Satijn: op zich heeft dit niet veel met impliciete kennis te maken. De vraag is welke brokstukken van impliciete kennis dragen aan een adequaat waterbeheer bij? Dirk Sijmons: maar er zit ook tacit knowledge bij de directie als het goed is, dat ze weten dat het in de praktijk heel anders gaat. En dat iedereen weet dat al eeuwen dit toneelstuk met groot succes wordt opgevoerd naar elkaar toe. Dit speelt op elke aggregatieniveau in zekere mate. Onderzoekers: dat is een fraaie metafoor over tacitness. Hollandsche Delta Waterschap Hollandse Delta is voortgekomen uit vijf kleinere schappen. In deze voormalige schappen was veel ervaringskennis, wat resulteerde in een situatie waarin: • Mensen elkaar wisten te vinden • Autoriteit een rol van betekenis speelde • Mensen, door bewezen ervaringskennis, vertrouwen in elkaar hadden In de nieuwe organisatie is veel van de impliciete kennis weggeorganiseerd. Bovendien is de impliciete kennis die er nog is, gebonden aan een specifiek deelgebied en is niet op andere plekken toepasbaar. Door het wegvallen van autoriteit en vertrouwen vallen mensen terug op regels en procedures. Tegelijkertijd is het niet mogelijk terug te keren naar de oude situatie. (a)
Kennisvraag
In het Verslag van de startbespreking van 16 januari 2008 wordt de kennisvraag van Hollandse Delta als volgt samengevat. “Vertrouwen en autoriteit zijn de cruciale elementen in deze kennisvraag. Autoriteit is niet enkel iets wat je hebt, maar wat anderen aan je geven. Autoriteit en vertrouwen groeien, vooral door de ervaringskennis die mensen hebben ('hij heeft er echt verstand van'). Eerst had je die kleinere schappen met hun kleinere gebiedjes (dan nu), mensen kenden elkaar en veel processen vonden plaats op basis van dat gegroeide vertrouwen en de gegroeide autoriteit. Door fusering van de schappen en de bijbehorende schaalvergroting is het werkveld complexer geworden en niemand overziet het geheel nog. In deze nieuwe situatie vervagen die oude autoriteiten en zo ook het vertrouwen (en worden procedures en vangnetten ingesteld). Autoriteit is mogelijk in de nieuwe situatie, maar de opgave is, zonder terug te gaan naar oude jongens krentenbrood, om in de nieuwe situatie voor dat wat je kwijt bent iets in de plaats te krijgen hetgeen opnieuw gebaseerd is op autoriteit en vertrouwen. Hoe?” Feitelijk, zo stelden we tijdens het gesprek vast, gaat het om de vraag hoe je de transparantie van de ervaringskennis in de nieuwe situatie (= na de fusie) verhogen kan. Dat wil zeggen, hoe zorg je ervoor dat mensen met ervaringskennis breed in de organisatie gekend kunnen worden, en bereikt worden? Hoe bereik je dat de autoriteit en het vertrouwen die aan die mensen toegekend zouden moeten worden op grond van hun ervaringskennis ook daadwerkelijk worden toegekend? Opdat hun
Datum 12 augustus 2008 Ons kenmerk M003-4501403VHA-mfv-V01-NL Pagina 13 van 18
stem, hun verhaal en zo hun kennis gehoord worden daar waar dat in de organisatie en haar projecten en programma's nodig is. (b)
Casus
Hans Waals van Hollandse Delta heeft reeds een specifiek idee over de casus waaraan gewerkt kan worden. Het gaat hierbij om een project dat momenteel binnen Hollandse Delta opgestart gaat worden, genaamd 'Wateratlas'. Het gaat hierbij, in contouren, om een project dat moet leiden tot een Wateratlas (Hans gebruikte ook even het woord 'Waterwiki'). Dat moet een soort instrument of methode zijn, gebaseerd op een ICT-applicatie, die mensen binnen (en om?) het Waterschap in staat stelt snel en makkelijk relevante en state-of-the-art kennis binnen de organisatie. Het moet ook, en zeker niet in de laatste plaats, een instrument of methode worden die het mogelijk maakt de mensen die die kennis hebben te vinden en te raadplegen. Daarom moet het ook een instrument of methode zijn waarop mensen relevante kennis makkelijk naar voren kunnen brengen. Deels gaat het hierbij om datgene wat we in dit verband expliciete kennis noemen, maar de uitdaging die Hans Waals voor zich ziet, is om de Wateratlas juist ook een poort of methode te laten zijn die naar de mensen leidt met ervarings- oftewel impliciete kennis. Een poort of methode die mensen, met hun ervaring, kennis en verhalen een stem en een gezicht geeft. Het project zal opgestart worden met de binnen Hollandse Delta toegepaste methode van het Projectmatig creëren, PMC (http://www.projectmatigcreeren.nl) De uitdaging is om van (dit deel van) het Wateratlas-project een Mastercase te maken in het kader van Water en Ervaring, en dus om beiden zowel inhoudelijk als qua methode op vruchtbare wijze 'op elkaar te enten'. (c) Eerste concrete stappen en afspraak In de zomer zal er bij Hollandse Delta een overleg zijn over hoe deze uitdaging verder vorm te geven. Aanwezig van Hollandse Delta Hans Waals en twee voor het Wateratlas-project verantwoordelijke collegae van hem. Van de kennisbieders Roel Valkman (Tauw) en Gijsbert van der Heijden (Rondte). Wellicht schuift ook André Oldenkamp (Tauw) nog aan. Ergens is september wordt een bijeenkomst met de hele projectgroep van het Wateratlas-project gepland. Daarin gaat het erom dat Hans Waals zijn ideeën over hoe ervaringskennis een plaats zou moeten krijgen, overbrengt, en om de wederzijdse enting van Wateratlas en Water en Ervaringskennis geaccepteerd te krijgen en verder vorm te geven. Er wordt onder meer bekeken of en hoe we die bijeenkomst vorm gaan geven. Afhankelijk van de afspraken die in september gemaakt worden, gaan we dan verder. Bert Satijn noemt in dit verband zogenaamde ‘Spetter Colleges’, waar ze samen met DG Water over aan het filosoferen zijn. Hierin werken ervaren mensen en junioren samen aan een product dat een basis moet vormen voor belangrijke wateropgaven. Deze kennis kan ook beschikbaar worden gesteld aan het onderwijs en de buitenwereld. Hierbij zal gebruik gemaakt worden van wikipedia achtige methodieken. Hierdoor kan ervaringskennis beschikbaar gemaakt worden.
Datum 12 augustus 2008 Ons kenmerk M003-4501403VHA-mfv-V01-NL Pagina 14 van 18
Plan van aanpak 1. Vinden van de mensen met ervaringskennis 2. Pilots met deze mensen, kan in de vorm van spetter colleges 3. Definiëren van zoektermen voor Wateratlas, de wegwijzers naar impliciete kennis, via narratieve methode Reactie begeleidersgroep Arthur Petersen: er is en adder onder het gras, het is een prachtig ideaal om ervaringskennis zo te ontsluiten, maar het is niet de ervaringskennis zelf die je zult kunnen bereiken, het zijn pointers naar verhalen, het belang onderstrepen van, sporen daarvan die herkenning vinden. Bert Satijn: ik denk hier overigens vooral ook aan multimedia inzet. Dirk Sijmons: je heb vaak als gebruiker daar weer van dat je al dat gezever moet aanhoren. Het is zoveel dat je op dingen wordt bediend die je helemaal niet nodig hebt. De ervaren mensen (Pleun) mag niet met pensioen, geef hem een klein kantoortje. Wat in deze casus ook interessant is, is dat tacit knowledge heel lang, toen waterschappen nog gewoon boerenrepublieken waren, en Ieren precies wist hoe het moest. Je hebt in een modern waterschap ervaringskennis nodig die nog niet ontwikkeld is. Er moet op nieuwe terreinen ervaringskennis ontwikkeld worden die in de hoek van ecologie, kwantiteitsbeheer ligt. Er komen allerlei nieuwe dingen op ons af die niet zo maar ontwikkelt, dus ik kan me ook voorstellen dat je die verbreding op de werkvloer en die ook onzekerheid meebrengt, te bekijken of je daar greep op krijgt. Dus dat naast de boeren ook de andere klanten worden bedient, tegelijkertijd, met verschillende eisen die vaak botsen. Hoe bedien je die integrale, conflicterende vraag? Dus hoe ontwikkel je ervaringskennis bij de omgang met complexe vraagstukken. Onderzoekers: het gaat dus ook over de vereiste verhouding met de gemeentes waar een groeiende irritatie is. Dit komt mede door de complexiteit van de wateropgave. Hier is nog weinig ervaring mee. En het loopt dan ook spaak door de verhevigde protocollering. Dirk Sijmons: als het waterschap met elegante oplossingen komt dan betekent het vaak dat ze andere vormen van grondgebruik gaan raken. En daarvan zegt de gemeente vanuit zijn eigen territoriale bevoegdheid, ho, ho, jullie zijn een eenvoudige doeldemocratie, dat kan zo niet dat moet in de gemeenteraad worden behandeld. Daar worden alle zaken tegenover elkaar afgewogen. Bert Satijn: water kun je niet meer eendimensionaal bekijken het is onderdeel van gebiedsontwikkeling, daar moet met allerlei partijen samenwerken en daar komen conflicten van. Maar dat vraagt dus ook kennisontwikkeling om elkaars belangen te begrijpen en te leren wegen met andermans belangen. Zie daarvoor ook de notitie waterwegen van de waterschappen. Onderzoekers: er zijn dus heel veel tacit strategieën om deze wederzijdse wurggreep te omzeilen, een soort integraliteitsparadox. Een voorbeeld hoe de tacit dimensie ook heel beklemmend kan werken over en weer. Dirk Sijmons: aan die tacit kant zit dus ook op het plannenniveau, tussen uitvoering en strategie. Daar vermoed ik juist bij de mensen met veel ervaring een frisse tegenzin tegen het bedenken van nieuwe plannen, men is eigenlijk van de derde nota waterhuishouding afgehaakt. Hebben wij het dan
Datum 12 augustus 2008 Ons kenmerk M003-4501403VHA-mfv-V01-NL Pagina 15 van 18
altijd fout gedaan is de gedachte. Het is dus ook belangrijk om dat aspect te bekijken. De beklemmende aspect van tacitness. Joost Buntsma: de vraag kwam laatst weer op tafel, de trits vasthouden, bergen en afvoeren leg dat nog eens uit. Hoe hanteer je dat. En wat ik er ook wel uithaal is een beetje de ingenieurs mentaliteit van het moet nog uitgelegd worden. De grote uitlegkunde in plaats van dialoog. En dat gebeurt dan het liefst in modellen. Waterdienst De kennis die de Waterdienst beheert en inbrengt bij derden (vooral DGW en de regionale diensten van RWS) wordt merendeels buiten de Waterdienst ontwikkeld. Deltares is hiervoor een belangrijke partner (hofleverancier), maar ook andere kennisinstituten. Het kennismanagement programma van de Waterdienst is nog in ontwikkeling. Kennismanagement wordt opgevat als een paraplu functie, waarbij er een proces gaande is terug naar de inhoud (naast proceskennis). Dit bestaat onder andere uit het weten waar je relevante kennis kunt halen; zelf inhoudelijke kennis in huis hebben; en weten waar je die kennis kunt inzetten. De Waterdienst heeft een zogeheten twee-drie werkwijze: de medewerkers zijn twee dagen werkzaam op de Waterdienst en worden drie dagen extern gedetacheerd bij de (interne) klanten. De praktijk voor de Waterdienst zijn deels de beleidsmakers van DGW en deels de praktijk van de Regionale diensten. De waterdienst levert met name kaderkennis aan haar klanten. De problematiek waaraan gewerkt kan worden is enerzijds kennisoverdracht (en kennis delen) binnen de Waterdienst en naar de externe projecten en anderzijds om oog te hebben voor het spanningsveld tussen geprotocolleerde kennis (protocollen, procedures en kaders) en ervaringskennis (niet geprotocolleerde kennis). Hoe kun je stem geven aan de ervaringsdeskundigen uit de praktijk. Om het in een juridische metafoor te vangen: hoe kun je ruimte bieden, naast de formele regels, aan de redelijkheid en billijkheid, het anders zijn van de praktijk ten opzichte van de theorie, het model. Redelijkheid en billijkheid staat dan voor specifieke, lokale omstandigheden, de context van gebeurtenissen. Hier ligt de nadruk op het verschil in (lokale) omstandigheden en niet de standaardisatie (‘one size fits all’), objectivering daarvan. Hier komt de vraag aan de orde of de werkelijkheid zich moet aan passen aan de modellen of juist omgekeerd. En het verschil en relatie tussen inhoudelijke kennis en context kennis. Kennis is sociaal gemaakte informatie. De kennisvraag richt zich dus op minimaal drie (transparantie) aspecten van kennis: 1. Overdracht en delen (arriveert de kennis wel bij de verschillende actoren) 2. Aggregatieniveau verschil (tussen b.v. uitvoering en beleid): verschillende logica’s bij verschillende actoren 3. Coherentie (verschil/frictie tussen praktijk en aanbevolen model of kader)
Datum 12 augustus 2008 Ons kenmerk M003-4501403VHA-mfv-V01-NL Pagina 16 van 18
Bij kennismanagement speelt ook nog de volgende kwestie ten aanzien van aangereikte problemen: hoeveel zekerheid (en consensus) is er over de kennis en hoeveel zekerheid (en consensus) is er over de probleemdefinitie (dan wel beschrijving)? Hierbij kan er sprake zijn van statistische onzekerheid (is het model wel goed ook in relatie tot het geadresseerde probleem); scenarioonzekerheid (representatie van onzekerheden in verschillende mogelijke werelden); erkende onwetendheid (Je weet dat je iets niet weet); en totale onwetendheid. Ervaringskennis speelt in al deze domeinen een belangrijke rol, maar met name in de laatste twee: in beide gevallen is er sprake van complexe onzekerheid, waarbij ervaringskennis een belangrijke rol speelt om hier mee om te gaan. (Aldus de aannames van het project ‘water en ervaringskennis’). Gekozen wordt voor een concrete casus uit het programma ‘Ruimte voor de Rivier’. Bij voorbeeld de Overdiepse polder.
Casuïstiek kennisrelaties Waterdienst
Deltares
Waterdienst
Project Ruimte voor de Rivier
Initiatiefnemers buiten RWS
Regionale Diensten
In de gerepresenteerde kennisrelaties zal gekeken worden naar de verschillende transparantie aspecten van ervaringskennis (ongeprotocolleerde kennis) en expliciete protocol, model en kader kennis. Hierbij wordt met nadruk gekeken naar de rol van ervaringskennis: wat en hoe leert de Waterdienst van de praktijk (en vice versa), in dit geval een nog te kiezen casuïstiek binnen het programma ‘Ruimte voor de Rivier’. Dit moet resulteren in aanbevelingen, zijnde geen nieuwe protocollen. De casuïstiek dient rijk gekozen te worden, zodat een goed inzicht wordt verkregen in de rol van ervaringskennis (in verhouding tot expliciete kennis) in het adresseren van de problematiek: in ieder geval in relatie tot Deltares (en eventueel andere kennisleveranciers), het project Ruimte voor de Rivier, en een of verschillende regionale diensten.
Datum 12 augustus 2008 Ons kenmerk M003-4501403VHA-mfv-V01-NL Pagina 17 van 18
Bij een deel van de “Ruimte voor de Rivier” projecten heeft de Waterdienst een “spin in het web” functie. Veel informatiestromen lopen via de Waterdienst. Zo komt het voor dat projectbureaus bezig zijn met het detailleren van de inrichting terwijl Deltarus werkt aan nieuwe modellen, op basis waarvan de uitgangspunten van het ontwerp sterk veranderen. Voor dit soort praktische ‘problemen’, die de oorzaak zijn van enige frustratie, gaan we bekijken wat er werkelijk gebeurt en wat we daarvan kunnen leren; op zoek naar kleine en slimme ideeën die het samenwerken bij dit soort projecten nog prettiger maakt. Reactie begeleidersgroep Dirk Sijmons: ik ben voorzitter van het kwaliteitsteam voor Ruimte voor rivieren en in die hoedanigheid een dag per week al die 40 projecten van ruimte voor rivieren afreis en het is op zich een leuk verhaal over tacit knowledge. Men heeft in de PKB twee doelstellingen: maatgevend hoogwater reductie, keurig per project in centimeters aan te geven en ruimtelijke kwaliteit verbeteren. Dat laatste is wat moeilijker. Bij rijkswaterstaat heeft een tijd het idee geleefd dat dat gesystematiseerd moet worden, daar waren door Habiforum een aantal maatregelen voor voorgesteld, een werkbank voor ruimtelijke kwaliteit en daar heb ik van gezegd, dat is echt iets voor mensen met een vaste baan, het is veel ingewikkelder dan dat. Het is namelijk mensenwerk. Huur een paar mensen in, de ontwerpers met de ingenieurs, die met de initiatiefnemers ter plekke praten over hoe ze dit nou gaan doen. En daar is het kwaliteitsteam voor opgericht. In dat team zit erg veel menselijke ervaring in en om het rivierengebied zit, vanuit verschillende disciplines en invalshoeken. Daar zitten mensen in die bij voor beeld alles van alle rivieren in de wereld weten. Er zit ook praktijkkennis is voor de ecologie, de modellenbouw etc., dat helpt echt. Mijn observatie is dat er erg veel geld uitgegeven wordt aan innovatie, maar dat zijn programma’s die erg veel moeite hebben om bij de concrete projecten te komen, om in feite die koppeling te maken. Dat zijn een soort vrijzwevende intelligenties. Ook interessant is, is dat het een volkomen gedecentraliseerd project is, met een groet verscheidenheid aan initiatiefnemers. Het grote vraagstuk is hoe komen innovaties en de achterliggende programma’s aan boord van de die concrete projecten? En dat is een moeilijk te beantwoorden vraag. Hier speelt aan de ene kant het probleem van de zeer lange termijn en de kortere termijn. Je hebt net met alle betrokkenen goede afspraken na veel gesteggel, zo gaan we het doen, en dan fietst er weer een rijkswaterstater door heen vanuit een innovatieprogramma met eigenlijk zouden we nog iets heel anders moeten doen…..Er lopen heel veel dingen langs elkaar heen…dus daar zit voor dit project interessante casuïstiek in. Onderzoekers: er zijn dus allerlei informatiestromen en praktijken, die langs elkaar gaan waarbij de waterdienst als een soort verkeersregelaar in het midden staat. Dat is hun perceptie van hoe de waterdienst moet zijn. Maar het zijn natuurlijk enorme complexe relaties. Hoe dat spel gespeeld wordt en rol van ervaringskennis heeft onze aandacht in deze casus. Het is interessant, omdat het soms daar over grote modelwijzigingen gaat, dan weer over details en soms doen mee in de marge en dan weer als initiatiefnemer. Dirk Sijmons: men heeft teveel het idee dat men ook op projectniveau die aangeleverde kennis ‘even’ verwerkt. Bij mijn kwaliteitsteam zitten mensen die bij modellen altijd zeggen, ik zet er de
Datum 12 augustus 2008 Ons kenmerk M003-4501403VHA-mfv-V01-NL Pagina 18 van 18
hoogte van twee zandzakken tussen, want dat is de onzekerheidsmarge waar je echt mee rekening moet houden. Dus het binnenkomen van nieuwe modelberekeningen, waarbij de kennisproducenten denken dat dat wel eventjes in die 40 projecten weggezet gaat worden, terwijl je net consensus hebt bereikt over een dijkteruglegging, over een groene rivier etc, is een illusie. Bijkomend is het ook zo dat de maatschappij veiligheid vraagt. Onderzoekers: het gaat in dit project om een zeer gelaagd en complex betekenisverleningsproces waar transparantie vijf dimensies kent: arriveert overgedragen informatie in de verschillende aggregatieniveaus, internaliseert het, de coherentieproblematiek, of te wel het verschil tussen ervaren coherentie (de sociale praktijk) en geatribueerde coherentie, dit laatste is de wereld van de modellen, de protocollen en de plannen, de kwestie van kennis zelf (expliciet en impliciet) en de rol van emergentie reactie op het onverwachte). Indertijd was de centrale kennisvraag bij de waterdienst: hoe wordt of ben ik nu een goede kennismakelaar? Hoe doe je dat? Dat is ook een interessante vraag. Hoe koppel je nu al die kennis in dit soort complexe langlopende zeer diverse megaprojecten. Men wil dus weten waar je welke kennis inzet, en dat betekent dat je naast makelaarkennis toch ook over inhoudelijke kennis dient te beschikken. In ieder geval zal het zo moeten zijn dat je als verkeersregelaar beide stromen moet regelen: kennis naar de praktijk en praktijkkennis naar de modellenbouwers. Daar knelt het waarschijnlijk. Wat duidelijk wordt deze middag dat het eenvoudige beeld van ervaringskennis bijgesteld moet worden. Het beeld is toch een beetje Pleun en de representatie van zijn ervaringskennis: knoestige mannen, in een onverstaanbaar dialect, die in de moderne organisaties niet meer gehoord worden…..We hebben het nu over heel andere tacit knowledge en dus ook over andere representatie vraagstukken. Het gaat ook over modelleurs die zich van ingewikkelde taal bedienen en niet helemaal begrepen of gehoord worden. Tenslotte In november komt de begeleidergroep weer bij een, inclusief de afwezigen naar wij hopen.