VERSLAG LUCHTKWALITEIT 2008 GEMEENTE GRONINGEN
RIVM Landelijk meetpunt luchtkwaliteit (LML 937) PM10 , NO2
Burgemeester en wethouders van Groningen 15 september 2009
1
VERSLAG LUCHTKWALITEIT 2008 GEMEENTE GRONINGEN
Inleiding Wij geven in dit verslag een beeld van de luchtkwaliteit in de gemeente Groningen in relatie tot de gezondheidskundige advieswaarden. Dit gaat verder dan het enkel rapporteren over een eventuele overschrijding van wettelijke luchtkwaliteitsnormen (zie punt I). We gaan in dit verslag tevens in op enkele actuele beleidsmatige/wettelijke ontwikkelingen. Achtereenvolgens komen aan de orde: I. Luchtkwaliteit in relatie tot de volksgezondheid II. Hoe wordt de luchtkwaliteit bepaald? III. Luchtkwaliteit in 2008 vergelijkbaar met de situatie in 2007 IV. Beleidsmatige en wettelijke ontwikkelingen V. Gerichte maatregelen om luchtverontreiniging in Groningen te verminderen
I. Luchtkwaliteit in relatie tot de volksgezondheid Schone lucht is letterlijk van levensbelang. Luchtverontreiniging leidt tot een toename van gezondheidsklachten bij mensen met luchtwegaandoeningen. Het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) schat, dat jaarlijks mogelijk 18.000 Nederlanders voortijdig komen te overlijden door het inademen van vervuilde lucht. In Europees verband zijn grenswaarden vastgesteld voor de luchtkwaliteit (zie punt III). Hierbij is echter niet alleen het belang van de volksgezondheid bepalend geweest, maar ook de haalbaarheid. Dit laatste geldt ook voor de manier waarop de luchtkwaliteit moet worden bepaald (bijvoorbeeld de zeezoutaftrek). De wettelijke luchtkwaliteitsnormen voor bijvoorbeeld fijn stof geven daarom niet het verschil aan tussen gezond (onder de norm) versus ongezond (boven de norm). In het algemeen geldt voor luchtverontreiniging door fijn stof: hoe lager de concentratie, hoe beter voor de gezondheid. Zo zou volgens de richtlijnen van de World Health Organization (WHO) de jaargemiddelde concentratie van fijn stof lager dan 20 µg/m3 moeten zijn (terwijl de norm hiervoor nu 40 µg/m3 is). De WHO heeft geen strengere gezondheidskundige advieswaarde vastgesteld voor stikstofdioxide (NO2). In dit verband moet echter worden bedacht, dat NO2 (dat relatief makkelijk kan worden gemeten) mede wordt gebruikt als indicatorstof voor een mengsel van schadelijke uitlaatgassen. Daarom geldt ook voor NO2: hoe lager de concentraties, hoe beter. In de jaarlijkse rapportage over de luchtkwaliteit aan de Europese Commissie staat de vraag centraal of er wettelijke luchtkwaliteitsnormen worden overschreden. Deze rapportage wordt sinds vorig jaar centraal verzorgd door VROM via de zogenoemde Rapportagetool. Omdat in Groningen sinds 2007 geen normoverschrijdingen meer voorkomen, geeft de Rapportagetool geen nauwkeurig inzicht in de Groningse situatie. Tegen deze achtergrond hebben wij er in het kader van ons duurzaamheidsbeleid voor gekozen om jaarlijks de luchtkwaliteit in beeld te brengen in relatie tot de volksgezondheid.
II. Hoe wordt de luchtkwaliteit bepaald? Om een goed beeld te krijgen van de luchtkwaliteit en de factoren die hier invloed op hebben, is het belangrijk om te weten hoe de luchtkwaliteit wordt bepaald. In dit verband zijn met name de zeezoutaftrek en het onderscheid tussen de achtergrondconcentratie versus de lokale bijdrage van belang.
2
Toepassing zeezoutaftrek op de fijn stof concentratie Bij de bepaling van de concentraties van fijn stof speelt de toepassing van de zogenoemde zeezoutaftrek een belangrijke rol. Hierover het volgende. De Europese richtlijn biedt de mogelijkheid om de concentraties van fijn stof die zich van nature in de lucht bevinden en niet schadelijk zijn voor de gezondheid van de mens, buiten beschouwing te laten bij de beoordeling van de luchtkwaliteit voor fijn stof (PM10). Het Kabinet heeft in 2005 besloten van deze bepaling gebruik te maken door een correctie voor zeezout toe te passen. De notie hierachter is, dat er een substantiële fractie van opgewaaid zeezout in de lucht voorkomt (met name in een brede kuststrook) die leidt tot een overschatting van de concentraties van fijn stof. De zeezoutaftrek scheelt voor Groningen een aardige slok op een borrel: • de jaargemiddelde concentratie mag met 6 µg/m3/jaar worden verminderd (het maximum voor een kustgemeente als Den Haag ligt op 7 µg/m3/jaar, terwijl voor Maastricht het minimum geldt van 2 µg/m3/jaar); • het aantal dagen met een normoverschrijding mag met 6 dagen/jaar worden verminderd. Dit aantal geldt voor alle gemeenten in Nederland. Vanuit oogpunt van volksgezondheid plaatsen veel deskundigen (o.a. bij de GGD) vraagtekens bij de zeezoutaftrek. Want hierdoor kan de onschadelijke fractie van zeezout worden opgevuld door een schadelijke fractie van fijn stof, zoals roetdeeltjes. Dit betekent dat de zeezoutaftrek er feitelijk op neerkomt, dat de grenswaarde voor fijn stof met 6 µg/m3 wordt versoepeld (van 40 µg/m3 naar 46 µg/m3). In dit verslag zijn de vermelde concentraties van fijn stof volgens de ‘officiële’ modelberekeningen inclusief zeezoutaftrek en de concentraties in relatie tot de gezondheidskundige advieswaarde van de WHO exclusief zeezoutaftrek. Onderscheid tussen de achtergrondconcentraties en de lokale bijdrage Bij het bepalen van de luchtkwaliteit wordt onderscheid gemaakt tussen: - de achtergrondconcentratie = de luchtverontreiniging op een specifieke plek vanwege alle bronnen behalve de naastgelegen weg. De achtergrondconcentraties worden jaarlijks door het Milieu- en Natuurplanbureau bekend gemaakt op basis van gegevens uit het Landelijke Meetnet Luchtkwaliteit (LML-meetnet). De verschillen in achtergrondconcentraties worden mede bepaald door klimatologische omstandigheden. - de lokale bijdrage van de naastgelegen weg: De lokale bijdrage van een weg wordt berekend met het door VROM goedgekeurde CARmodel (als het gaat om gemeentelijke wegen) of het model van Rijkswaterstaat. De lokale bijdrage hangt vooral af van de verkeersintensiteit op de betrokken weg en in mindere mate van de ligging van de weg ten opzichte van de bebouwing e.d.. De luchtkwaliteit op een bepaalde plek is de optelsom van de achtergrondconcentratie én de lokale bijdrage. Hierbij moet worden bedacht, dat het aandeel van de achtergrondconcentratie veel groter is dan dat van de lokale bijdrage (zie tabel 3 in bijlage 1). Door de relatief gunstige (noordelijke) ligging van Groningen zijn de achtergrondconcentraties hier (aanzienlijk) lager dan in het Zuiden en Westen van het land. Maar door de relatief grote concentratie van het stedelijke verkeer is de achtergrondconcentratie van NO2 in de stad Groningen duidelijk hoger dan in de rest van de provincie. Zie tabel 1.
3
Tabel 1: Achtergrondconcentraties in 2008 per grid van 1 km2 (in µg/m3) Stikstofdioxide NO2
Fijn stof PM10
Zuid en West Nederland
25 tot > 35
24-28
Gemeente Groningen
20-25
20-24
Rest van de provincie Groningen
10-15
20-24
III. Luchtkwaliteit in 2008 komt overeen met de situatie in 2007 Onze vorige rapportage over 2007 liet een opvallende verbetering zien van de luchtkwaliteit in Groningen. Volgens de modelberekeningen was er in 2007 op geen enkele locatie in Groningen sprake van een overschrijding van luchtkwaliteitsnormen. Deze verbetering in 2007 had te maken met aanpassingen in de landelijke modellen waarmee de luchtkwaliteit wordt berekend, met de relatief gunstige weersomstandigheden in 2007 en met het feit dat het wagenpark in Nederland/Groningen gaandeweg iets schoner wordt. Het beeld van 2008 is vergelijkbaar met 2007. Incidenteel hebben zich in 2008 een paar keer uitzonderlijk hoge concentraties van luchtverontreiniging voorgedaan, zoals bij de jaarwisseling en paasvuren (zie hierna). In z’n algemeenheid kan over de luchtkwaliteit in 2008 het volgende worden gezegd: a. Er worden geen wettelijke luchtkwaliteitsnormen overschreden. Tabel 2: Normen en advieswaarden luchtkwaliteit (jaargemiddelde concentraties in µg/m3) b. De achtergrondconcentratie van fijn 3 stof in Groningen is 20-24 µg/m Fijn stof Stikstofdioxide (exclusief zeezoutaftrek) en is PM10 NO2 daarmee iets hoger dan de Grenswaarden gezondheidskundige advieswaarde luchtkwaliteit (EU) 401 40 Gezondheidsvan de WHO. 20 402 c. De achtergrondconcentratie van NO2 advieswaarde (WHO) in Groningen is gemiddeld 20-25 µg/m3. 1
Kortheidshalve staat in deze tabel alleen de norm voor de jaargemiddelde concentratie. Voor fijn stof is er echter ook een norm voor de daggemiddelde concentratie: per jaar mag de concentratie van fijn stof op maximaal 35 dagen hoger zijn dan 50 µg/m3. 2
Bij deze advieswaarde moet worden bedacht, dat NO2 (dat relatief makkelijk kan worden gemeten) mede wordt gebruikt als indicatorstof voor een mengsel van schadelijke uitlaatgassen. Daarom geldt ook voor NO2: hoe lager de concentraties, hoe beter.
4
d. Langs drukke wegen komen verhoogde concentraties van luchtverontreiniging voor. De concentraties van fijn stof zijn langs de gemeentelijke 50-km wegen gemiddeld zo’n 2 µg/m3 hoger dan de stedelijke achtergrondconcentratie. De concentraties van NO2 zijn langs deze gemeentelijke wegen gemiddeld zo’n 6 µg/m3 hoger dan de gemiddelde stedelijke achtergrondconcentratie. e. Langs de Europaweg (stadskant brug Oosterhaven) staat een vast meetpunt van het Landelijk Meetnet Luchtkwaliteit. Hier worden gedurende het gehele jaar de concentraties van fijn stof en NO2 gemeten. Volgens het RIVM is hier in 2008 een gemiddelde fijn stof concentratie gemeten van 27 µg/m3 (exclusief zeezoutaftrek) en een gemiddelde NO2 concentratie van 39 µg/m3. In 2007 waren de meetwaarden: 30 µg/m3 fijn stof en 38 µg/m3 NO2. N.B.: De gemeten concentratie van PM10 is iets en die van NO2 is een stuk hoger dan de modelberekeningen voor deze locatie. Waarschijnlijk geven de modelberekeningen een onderschatting voor deze specifieke locatie, waar sprake is van relatief hoge emissies door het optrekkend verkeer dat de helling van de brug oprijdt. Wat misschien ook meespeelt is, dat de tijdelijke bouwkeet ter plekke effect heeft op de luchtstromen en daarmee op de gemeten concentraties. Het RIVM is hiervan op de hoogte gesteld. Overigens zou men hier de laatste jaren wat lagere concentraties verwachten, doordat er minder verkeer over de Europaweg rijdt vanwege de afsluiting van het Damsterdiep. Een grafische weergave van de luchtkwaliteit langs wegen in 2008 in Groningen is te vinden in de bijlagen 2 t/m 6. Bijzondere situaties in verband met luchtkwaliteit De combinatie vuurwerk plus windstil/mistig weer heeft bij de jaarwisseling 2007/2008 geleid tot een extreem hoge luchtverontreiniging. Het Landelijk Meetnet Luchtkwaliteit heeft op 1-1-2008 de hoogste concentraties van fijn stof gemeten op het LML-meetpunt langs de Europaweg in Groningen. Op deze dag is een daggemiddelde concentratie gemeten van 423 µg/m3. Hiermee is sprake geweest van ernstige smog (> 200 µg/m3 = ernstige smog). De hoogste piek heeft zich voorgedaan tussen 24.00 uur en 04.00 uur. In deze uren is de concentratie opgelopen tot ruim boven de 1.000 µg/m3. Daarnaast hebben de paasvuren in 2008 geleid tot een tijdelijk sterk verhoogde concentratie van fijn stof en geuroverlast.
IV. Beleidsmatige en wettelijke ontwikkelingen In de jaren 2004-2007 kwam het vaak voor, dat ruimtelijke en verkeersprojecten in Nederland moesten worden stilgelegd omdat niet werd voldaan aan de luchtkwaliteitsnormen. Om verdere stagnatie te voorkomen, heeft het kabinet diverse maatregelen genomen. In 2005 is de zeezoutaftrek ingevoerd. In november 2007 is de nieuwe Wet luchtkwaliteit in werking getreden. Deze wet voorziet in een Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit. Het NSL bevat een totaalpakket van maatregelen om de luchtkwaliteit te verbeteren (zoals het subsidiëren van roetfilters, de invoering van rekeningrijden, een bundeling van maatregelen door provincies en gemeenten) én bevat tevens een lange lijst van projecten die kunnen leiden tot een toename van de luchtverontreiniging. Oogmerk van het NSL is het realiseren van een win-win-situatie. Enerzijds leidt het NSL (zoals de Wet luchtkwaliteit voorschrijft) per saldo tot een verbetering van de luchtkwaliteit in Nederland. Anderzijds hoeven ruimtelijke en verkeersprojecten die in het NSL zijn opgenomen, niet meer afzonderlijk te worden getoetst aan de luchtkwaliteitsnormen. Uiteraard is het NSL niet vrijblijvend: er is een uitgebreid monitoringsprogramma opgesteld om te controleren dat de in het NSL opgenomen maatregelen ter verbetering van de luchtkwaliteit volgens plan worden uitgevoerd. Aan het NSL doen naast het rijk alleen de provincies en gemeenten mee waar zich (hardnekkige en/of grootschalige) normoverschrijdingen voordoen. Noord-Nederland en enkele andere provincies doen derhalve niet mee aan het NSL. Enerzijds betekent dit, dat deze provincies/gemeenten geen bijdrage hoeven te leveren aan NSL-maatregelen om de luchtkwaliteit te verbeteren. Anderzijds betekent dit, dat grote ruimtelijke en verkeersprojecten in deze provincies/gemeenten in tegenstelling tot de NSLprojecten wél rechtstreeks volgens een strikte wettelijke procedure moeten worden getoetst aan de
5
luchtkwaliteitsnormen. In Groningen betreft dit onder meer de ontwikkeling van het UMCG-gebied en de aanpak van de Zuidelijke Ring, aangezien deze projecten de lokale luchtkwaliteit ‘in betekenende mate’ beïnvloeden. In 2008 is de nieuwe EU-richtlijn voor luchtkwaliteit in werking getreden. Op basis hiervan kan de Europese Commissie uitstel (ofwel derogatie) verlenen aan lidstaten voor termijnen waarbinnen voldaan moet worden aan de luchtkwaliteitsnormen. Nederland heeft hiervan gebruikt gemaakt. In juni 2009 heeft de Europese Commissie Nederland de gewenste derogatie verleend. Voor Nederland (als geheel, en dus niet alleen voor het NSL-gebied) betekent dit het volgende: - aan de normen voor fijn stof moet uiterlijk in 2011 worden voldaan (dit was 2005); - aan de norm voor NO2 moet uiterlijk in 2015 worden voldaan (dit was 2010). Op basis hiervan is het NSL formeel per 1 augustus 2009 in werking getreden. Het kabinet verwacht, dat Nederland met de uitvoering van het NSL binnen de nieuwe termijnen aan de normen kan voldoen. De laatste jaren is er in toenemende mate aandacht voor kleinere fijn stofdeeltjes, zoals PM2,5 (het getal 2,5 geeft de maximale diameter in micrometers aan van de stofdeeltjes). Volgens de WHO en andere deskundigen zijn stofdeeltjes namelijk schadelijker voor de volksgezondheid naarmate deze kleiner zijn. Dit komt met name doordat kleinere stofdeeltjes dieper in de longen kunnen doordringen. In verband hiermee zijn in de nieuwe EU-richtlijn voor luchtkwaliteit in aanvulling op de bestaande normen voor PM10 ook (voorlopige) normen opgenomen voor PM2,5. Zo moet de jaargemiddelde concentratie van PM2,5 vanaf 2015 onder de grenswaarde van 25 µg/m3 blijven. Voor 2020 is een indicatieve grenswaarde vastgesteld van 20 µg/m3. In het wettelijk voorgeschreven luchtkwaliteitsonderzoek voor bijvoorbeeld de Zuidelijke Ring zal er ook aan deze nieuwe normen voor PM2,5 moeten worden getoetst. Op het vaste meetpunt 938 van het LML-meetnet in Beijum (Nijensteinheerd) wordt bij wijze van experiment de concentratie van PM2,5 gemeten. In 2008 is hier een PM2,5-concentratie gemeten van 19 µg/m3 (op de PM2,5-concentratie wordt geen zeezoutaftrek toegepast). Overigens houdt het probleem van fijn stof niet op bij PM2,5. Inmiddels buigt de wetenschap zich ook over het zogenoemde ultrafijne stof dat nog kleiner is dan PM2,5. Het vermoeden is, dat met name dit ultrafijne stof een relevante impact kan hebben op de volksgezondheid. De aanpak van het ultrafijne stof vergt echter nog veel onderzoek en studie. Complicatie is onder meer het meten van het ultrafijne stof. Bij PM10 wordt de concentratie bij metingen bepaald op basis van gewicht, maar bij het ultrafijne stof zou dit moeten worden gebaseerd op het aantal deeltjes.
V. Specifieke maatregelen om de luchtkwaliteit in Groningen te verbeteren Als het gaat om luchtkwaliteit ligt het accent in de gemeentelijke beleidspraktijk op het preventieve spoor. De Wet luchtkwaliteit en/of een goede ruimtelijke ordening schrijven voor, dat bij alle ruimtelijke en verkeersplannen (globaal) onderzoek moet worden gedaan naar de luchtkwaliteit, dat er voldaan moet worden aan de luchtkwaliteitsnormen en dat er gestreefd moet worden naar een zo’n laag mogelijke blootstelling van mensen aan luchtverontreiniging. Daarnaast werken wij aan gerichte maatregelen om de (blootstelling aan) luchtverontreiniging te verminderen, zoals de inzet van schonere bussen en gemeentelijke voertuigen, het rijden op aardgas en de inzet van schonere (en stillere) voertuigen voor stadsdistributie. Zoals bekend heeft het Dagelijks Bestuur van het OV-Bureau Groningen Drenthe in zijn gunningsbesluit voor de aanbesteding van het busvervoer gekozen voor Qbuzz. In zijn offerte heeft Qbuzz aangegeven om direct vanaf het begin van de nieuwe concessieperiode (medio december 2009) uitsluitend nieuwe bussen in te zetten. Conform het programma van eisen zullen dit in de stad Groningen bussen zijn die voldoen aan de EEV-norm. Dit zijn de meest schone en zuinige bussen die momenteel op grote schaal leverbaar zijn. Volgens de offerte zal Qbuzz voor het streekvervoer vanaf het begin van de concessieperiode nieuwe bussen inzetten die voldoen aan Euro-5 norm. Dit gaat verder dan het programma van eisen waarin een gefaseerde inzet van (nieuwe) Euro-5 bussen was voorgeschreven en er voorlopig voor een deel nog gebruik zou mogen worden gemaakt van ‘oude’ Euro-3 bussen met roetfilter. Door de inzet van de nieuwe EEV en Euro-5 bussen zal de luchtkwaliteit in het Stationsgebied en op andere routes met veel busverkeer met ingang van 2010 verder verbeteren.
6
Andere gerichte maatregelen om de luchtverontreiniging door het verkeer te verminderen, zijn de inzet van schonere gemeentelijke voertuigen en het stimuleren van het rijden op aardgas. Denk hierbij aan de inzet van 10 aardgasbussen in Groningen per augustus 2008 en de realisatie van aardgastankstations. Een bijzonder aandachtspunt is het weren van vrachtauto’s die veel luchtverontreiniging veroorzaken uit de binnenstad (op tijden dat er veel publiek op de been is). Het landelijke convenant ‘Stimulering schone vrachtauto’s en milieuzonering’ biedt voor Groningen geen soelaas omdat er in de binnenstad geen wettelijke normoverschrijdingen voorkomen waardoor niet kan worden voldaan aan de voorwaarde van het convenant om nut en noodzaak van een milieuzone aan te tonen. In plaats hiervan wordt nu het venstertijdenbeleid opnieuw tegen het licht gehouden. In dit verband bezinnen wij ons op het actualiseren i.c. aanscherpen van de Euro-norm voor het verkrijgen van een nieuwe vergunning voor stadsdistributie (ofwel een vergunning voor bevoorrading e.d. buiten de venstertijden wanneer er veel binnenstadbezoekers op de been zijn) en op andere mogelijkheden voor de inzet van schonere (en stillere) voertuigen voor stadsdistributie.
7
Bijlagen: Bijlage 1: de meest drukke gemeentelijke wegen en hun bijdrage aan de luchtverontreiniging Bijlage 2: grafische weergave jaargemiddelde concentraties NO2 langs Rijkswegen (inclusief de meest drukke gemeentelijke wegen) Bijlage 3: grafische weergave jaargemiddelde concentraties PM10 langs Rijkswegen (inclusief de meest drukke gemeentelijke wegen) Bijlage 4: grafische weergave jaargemiddelde concentraties PM10 langs gemeentelijke wegen Bijlage 5: grafische weergave jaargemiddelde concentraties NO2 langs gemeentelijke wegen
8
BIJLAGE 1
Tabel 3 De meest drukke gemeentelijke wegen in Groningen en hun bijdrage aan de luchtverontreiniging Verkeersintensiteit: aantal voertuigen per etmaal
Aandeel vrachtverkeer (incl. bussen en middelzwaar vrachtverkeer) in %
Bornholmstraat Damsterdiep Europaweg Griffeweg Eeldersingel
9.930 Afgesloten 25.573 14.527 11.263
25
Herewegviaduct Stationsweg Oost
14.759 geen cijfers beschikbaar geen cijfers beschikbaar 16.641 11.482 10.886
Straatnaam
Stationsweg West Emmaviaduct Eikenlaan Hoendiep nabij Eendrachtskade Petrus Camperssingel Rijksweg Verlengde Hereweg Uitrit busstation Wouter van Doeverenplein Zonnelaan
12.872 12.000 10.367 geen cijfers beschikbaar geen cijfers beschikbaar 9240
Jaargemiddelde ‘totale’ concentratie van NO2 (bij deze wegen ligt de achtergrondconcentratie tussen 16 en 21 µg/m3).
‘Totale’ jaargemiddelde concentratie van PM10 (bij een gemiddelde stedelijke achtergrondconcentratie van 17,5 µg/m3 inclusief zeezoutaftrek)
9 14
20 30 27 28
18 19 19 19
-
26 -
19 -
-
-
-
7 -
26 26 22
18 18 18
-
24 23 20 -
18 18 18 -
-
-
-
-
24
18
N.B.: In deze tabel zijn de ringwegen niet opgenomen omdat de hiervoor benodigde gegevens van Rijkswaterstaat en de provincie niet beschikbaar zijn.
9
Jaargemiddelde stikstofdioxide (NO2) Rijkswegen (incl. de meest drukke gemeentelijke wegen)
BIJLAGE 2
Bron: Rapportagetool In deze figuur is het hoofdwegennet (hwn) opgenomen: de A7 en A28 (zie de zwartomlijnde wegen). En daarnaast ook de meest drukke gemeentelijke wegen én de ringwegen behalve de Oostelijke ringweg. Deze laatste is niet meegenomen in de Rapportagetool.
Conclusie: De concentratie van NO2 is op alle wegen 3 < 38 µg/m .
10
Jaargemiddelde fijn stof (PM10) Rijkswegen (incl. de meest drukke gemeentelijke wegen)
BIJLAGE 3
Bron: Rapportagetool In deze figuur is het hoofdwegennet (hwn) opgenomen: de A7 en A28 (zie de zwartomlijnde wegen). En daarnaast ook de meest drukke gemeentelijke wegen én de ringwegen behalve de Oostelijke ringweg. Deze laatste is niet meegenomen in de Rapportagetool.
Conclusie: 3
De concentratie van fijn stof is op alle wegen < 30 µg/m
11
.
Jaargemiddelde fijn stof (PM10) gemeentelijke wegen
BIJLAGE 4
Toelichting: •
•
Op deze figuur is de zeezoutaftrek van 6 µg/m3 toegepast. Deze figuur is exclusief de Provinciale- en Rijkswegen.
Conclusie: Alle wegen voldoen aan de luchtkwaliteitsnormen voor PM10. (Exclusief de zeezoutaftrek wordt niet voldaan aan de gezondheidskundige advieswaarde van de WHO).
12
Jaargemiddelde stikstofdioxide (NO2) gemeentelijke wegen
BIJLAGE 5
Toelichting: Deze figuur is exclusief de Provinciale- en Rijkswegen.
Conclusies: •
•
Alle wegen voldoen aan de wettelijk luchtkwaliteitsnorm voor NO2. De hoogste concentraties liggen in het interval 30-40 µg/m3 (oranje kleur).
13