Verslag Event Basisvorming in Beweging Dit verslag is een samenvatting van de inbreng tijdens de workshops van het event Basisvorming in Beweging op 22 oktober 2013. Daarop waren ongeveer 120 deelnemers aanwezig, afkomstig uit verschillende sectoren zoals onderwijs, arbeidsmarkt, socio-culturele sector en jeugdwerk. Tijdens de workshops dachten de deelnemers na over de vraag: “Waar moet in het onderwijs aandacht naartoe gaan met betrekking tot elk van de acht Europese sleutelcompetenties?” De deelnemers dachten ook na over de vraag: “Welke inhouden die niet onder de acht sleutelcompetenties vallen, moeten in het onderwijs aandacht krijgen?” Er kwamen ook andere elementen ter sprake (bv. didactiek) die we in het verslag hebben opgenomen. Vanaf de volgende pagina vindt u de belangrijkste aandachtspunten per sleutelcompetentie.
Sleutelcompetentie 1: Communicatie in het Nederlands De deelnemers geven aan dat, met betrekking tot communicatie in het Nederlands, in het onderwijs aandacht moet gaan naar:
Woordenschat, spelling, sociolinguïstiek (taalvariatie, taalregisters, jargon, dialect), taalverandering.
Mondelinge en schriftelijke taalvaardigheid. Die zijn immers essentieel om tot communicatie te komen.
Informatie verwerken en structureren (hoofd- en bijzaken kunnen onderscheiden), presenteren, begrijpend lezen en argumenteren. Die vaardigheden zijn van belang voor maatschappelijke participatie.
Via taal tot zelfexpressie en creativiteit komen. Emoties kunnen begrijpen en verwoorden.
Het sociale aspect van taal. Voorbeelden daarvan zijn inschatten wat de effecten zijn van je tussenkomsten, de gevoelswaarde van woorden en uitdrukkingen kennen en voldoende spreekdurf hebben.
De kritische zin aanscherpen.
Leerkrachten moeten uitstekend Nederlands gebruiken, ook wie geen Nederlands als vak geeft. In alle vakken moet er aandacht voor Nederlands zijn. Het belang van Nederlands als wapen tegen school-en leerachterstand is moeilijk te overschatten. Er moet blijvend aandacht gaan naar kleuterparticipatie. De leerlingen met taalachterstand zouden extra uren Nederlands moeten krijgen. Andere thuistalen dan Nederlands kunnen wel gebruikt worden als motor voor het aanleren van Nederlands.
Sleutelcompetentie 2: Communicatie in vreemde talen De deelnemers geven aan dat, met betrekking tot communicatie in vreemde talen, in het onderwijs aandacht moet gaan naar:
Schrijven, grammatica, maar zeker ook mondeling taalgebruik. Werken aan spreekdurf is cruciaal.
Het pure begrijpen (schriftelijk en mondeling), maar zeker ook het kritisch omgaan met informatie.
Het functioneel gebruik. Onderwijs in vreemde talen moet ervoor zorgen dat mensen kunnen leven, werken en les volgen in een anderstalige (Europese) context.
Inzicht in de moedertaal. Dat inzicht wordt versterkt door onderwijs in vreemde talen.
Over de keuze van de talen lopen de meningen uiteen. Sommigen houden het op Frans en Engels. Anderen pleiten voor openheid tegenover de migrantentalen in België (met een pleidooi voor meer tolerantie voor de thuistaal op school). Nog anderen noemen de grote wereldtalen (bv. Chinees).
Er wordt aandacht gevraagd voor didactiek en opgeroepen tot integratie van liedjes, SMStaal, ICT, film, theater, immersie, CLIL (Content and language integrated learning), contact met native speakers (uitwisselingen). Er wordt ook opgeroepen om speels te beginnen bij jonge kinderen, en om gaandeweg abstracter en theoretischer te worden. Ten slotte zijn er belangrijke raakvlakken met andere sleutelcompetenties, vooral met de sociale en burgerschapscompetentie en met cultureel bewustzijn en culturele expressie (openheid voor andere culturen).
Sleutelcompetentie 3: Wiskundige competentie en basiscompetenties op het gebied van exacte wetenschappen en technologie De deelnemers geven aan dat, met betrekking tot wiskundige competentie en basiscompetenties op het gebied van exacte wetenschappen en technologie, in het onderwijs aandacht moet gaan naar:
Het vastleggen van wiskundige, wetenschappelijke en technische kernconcepten die voor iedereen van belang zijn.
De bijdrage van wiskundige competenties tot de ontwikkeling van logisch en ruimtelijk denkvermogen, kritische analyse en synthese.
Zicht krijgen op de eigenheid van wetenschappelijke en technische kennis en op de rol van wetenschap en techniek in onze samenleving. Wetenschappelijke en technische ontwikkelingen in een maatschappelijke context kunnen plaatsen en kritisch kunnen reflecteren over de ethische aspecten ervan.
Kritisch leren omgaan met informatie.
Bruikbaarheid van wiskunde, exacte wetenschap en technologie voor het dagelijks leven en de beroepsuitoefening. De belangrijkste wiskundige vaardigheden en begrippen moeten vooral grondig – eerder dan volledig – behandeld worden door ze in verschillende, herkenbare contexten aan te bieden. Op die manier zullen leerlingen er beter in slagen om problemen op te lossen en zullen ze meer gemotiveerd zijn om zich te verdiepen in deze sleutelcompetentie. Bovendien kunnen verschillende disciplines hierbij op een samenhangende manier aan bod komen.
Alle leerlingen moeten de kans krijgen om via de wiskundige en wetenschappelijke competenties tot een beter begrip van de wereld te komen. Daarbij zou er volgens een aantal deelnemers meer aandacht naar techniek moeten gaan.
Wiskundige competenties hebben het potentieel om mensen te verwonderen en te enthousiasmeren. De impact van recente ICT doet ons nadenken over de verhouding tussen mens en (reken)machine en welke leerdoelen daarbij kunnen aansluiten.
Sleutelcompetentie 4: Digitale competentie De deelnemers geven aan dat, met betrekking tot de digitale competentie, in het onderwijs aandacht moet gaan naar:
Een aantal basisvaardigheden voor het gebruiken van een computer, zoals het werken met tekstverwerkingsprogramma’s, rekenbladen, e-mail …
Gericht zoeken en selecteren van informatie in een vaak aanwezige ‘overload’ aan informatie, informatie kritisch beoordelen en naar waarde inschatten.
Leren over het belang van privacy en veiligheidsrisico’s bij het gebruik van internet en inzicht hebben in de impact op anderen, zoals bij cyberpesten of oplichterij.
De verschillende digitale media kennen, gebruiken en er kritisch mee omgaan. Het juiste medium kiezen en gebruiken in een bepaalde context. Bewust leren omgaan met sociale media krijgt hierbij een expliciete plaats.
Digitale middelen aanwenden om sociaal en economisch te kunnen functioneren.
ICT wordt beter enkel gebruikt als er een meerwaarde is: het gebruik van ICT als middel – en dus niet als doel – wordt benadrukt. Het zou ook vakoverschrijdend ingezet moeten worden. ICT kan zorgen voor een andere manier van lesgeven en leren. Daarbij moet aandacht gaan naar verschillende leerstijlen. Wat de digitale kloof betreft, zeggen verschillende deelnemers dat iedereen toegang moet hebben tot ICT en die moet kunnen gebruiken. Enkelen geven aan dat het onderwijs op maat van de jongeren gegeven moet worden. Jongeren leren deze competentie bovendien met vallen en opstaan.
Sleutelcompetentie 5: Leercompetentie De deelnemers geven aan dat, met betrekking tot de leercompetentie, in het onderwijs aandacht moet gaan naar:
De eigen competenties kennen, zowel de sterktes als de zwaktes.
Leren reflecteren over het leerproces en -product en het kunnen bijsturen. Fouten durven maken en eruit leren. Omgaan met feedback. Hulp kunnen en durven inschakelen (bv. studiebegeleiding). De leraar moet ook het proces en niet alleen het product evalueren.
Het geleerde ook in andere domeinen toepassen.
Verschillende leerstijlen leren kennen en de eigen leerstijl ontdekken en ontwikkelen. Leren om probleemoplossend te denken. Ook samen leren moet een plaats krijgen.
Een planning leren opmaken.
Leren kiezen, waaronder een studierichting.
Plezier hebben in het leren, intrinsiek gemotiveerd zijn, openstaan voor leerkansen en doorzetten. Leraren kunnen dat ondersteunen door bijvoorbeeld aan te sluiten bij de interesses en talenten van de leerlingen en door positieve feedback te geven.
Verschillende deelnemers koppelen de leercompetentie, die zowel binnen als buiten de school (vrije tijd, werk …) verworven wordt, aan levenslang leren. De competentie zou aan bod moeten komen in alle vakken als ondersteuning voor de andere sleutelcompetenties.
Sleutelcompetentie 6: Sociale en burgerschapscompetentie De deelnemers geven aan dat, met betrekking tot de sociale en burgerschapscompetentie, in het onderwijs aandacht moet gaan naar:
Inzicht in het democratische bestel /besluitvorming. Kennis van politieke instellingen, structuren en begrippen en het belang van politiek onderkennen. Kennis over de rol van de Europese instellingen.
Inzicht in de eigen identiteit en op een positieve manier omgaan met diversiteit (gendergelijkheid, interculturaliteit, sociale diversiteit …).
Belangrijke vaardigheden om te debatteren, namelijk luisteren, zich inleven in andere standpunten, de eigen mening op een respectvolle manier verwoorden, de eigen mening toetsen aan die van anderen.
Verantwoordelijkheidszin tonen, samenwerken, tolerant zijn, respect tonen, leren omgaan met conflicten en solidair zijn.
Op een kritische manier omgaan met de media.
Actief participeren. Dat impliceert interesse in maatschappelijke, politieke en economische tendensen.
Projecten binnen en buiten de school (bv. leerlingenraad, sociale projecten en stages) zijn volgens de deelnemers geschikt om sociale en burgerschapscompetenties aan te leren. Voor velen mag ook een historische component niet ontbreken. Daarbij moet zowel aandacht gaan naar geschiedenisonderwijs als naar herinneringseducatie. Ten slotte wordt er gewezen op het belang van lichamelijke gezondheid.
Sleutelcompetentie 7: Ontwikkeling van initiatief en ondernemerszin De deelnemers geven aan dat, met betrekking tot ontwikkeling van initiatief en ondernemerszin, in het onderwijs aandacht moet gaan naar:
Een basisniveau van financiële en economische geletterdheid. De deelnemers kennen aan dat basisniveau een diverse invulling toe, zoals budgettering, het ethische aspect van ondernemen, een realistische kijk op ondernemer zijn.
De eigen sterktes en zwaktes kennen door aan zelfreflectie te doen en van daaruit zichzelf bijsturen. Het opbouwen van zelfkennis (o.a. zichzelf kunnen inschatten). Vooral focussen op de sterktes, de positieve zelfwaardering.
De sociale ontwikkeling: leerlingen moeten leren samenwerken.
Het stimuleren van creativiteit en innovatie: creativiteit wordt nu te vaak afgeleerd in het onderwijs. Outside the box-denken sluit hierbij aan.
Keuzes kunnen maken, risico’s leren inschatten en durven nemen en daar zelf de verantwoordelijkheid voor dragen. Het maken van fouten zou beschouwd moeten worden als een leermoment. Daarbij is een stimulerende, veilige en waarderende leeromgeving belangrijk.
Leerkrachten moeten de kans bieden om ideeën om te zetten in daden: leerlingen moeten activiteiten kunnen organiseren op school, een mini-onderneming opzetten of participeren via de leerlingenraad. Veel deelnemers geven aan dat projectmatig, vakoverschrijdend onderwijs aangewezen is. Dat is bijvoorbeeld mogelijk door samen te werken met de bedrijfswereld. Zoals hierboven blijkt, wordt deze sleutelcompetentie zeer ruim, niet louter economisch, ingevuld: het gaat om ondernemend zijn in de brede zin.
Sleutelcompetentie 8: Cultureel bewustzijn en culturele expressie De deelnemers geven aan dat, met betrekking tot cultureel bewustzijn en culturele expressie, in het onderwijs aandacht moet gaan naar:
Kennis van de eigen cultuur om ook andere culturen beter te leren begrijpen: cultureel zelfbewustzijn, inzicht in het gelaagde karakter van de eigen culturele achtergrond.
Kennis van andere culturen en van culturele diversiteit, respect en begrip voor de (thuis)cultuur van anderen, solidariteit met andere culturen, cultureel relativeringsvermogen. Culturele diversiteit, zowel op lokaal als globaal niveau, moet zowel binnen als buiten de klascontext aan bod komen.
Exploratie van verschillende vormen van cultuur (historisch, hedendaags, ‘elitair’, ‘populistisch’ …) en die met elkaar verbinden.
Zich bewust zijn van verschillende uitdrukkingsvormen (beeldend, muziek …), van diverse culturen, en er respect voor hebben.
Kunst (durven te) creëren. Eigen interesses en talenten ontdekken en ontplooien.
Bij dat alles is het belangrijk dat de leerling plezier kan beleven en kan genieten. De leraar moet rekening houden met de ervaring, de leefwereld en de talentontwikkeling van leerlingen. Cultuureducatie moet in de verschillende vakken (ook vakoverschrijdend) aan bod komen. Daarbij kan ook de link gelegd worden met politiek, geschiedenis … De school kan samenwerken met andere instanties. Het culturele, in brede zin, krijgt momenteel volgens verschillende actoren te weinig tijd/ruimte in het curriculum. De sleutelcompetentie cultureel bewustzijn en culturele expressie wordt volgens verschillende deelnemers te eng gedefinieerd. De sleutelcompetentie wordt door de deelnemers ruimer ingevuld.
Inhouden die niet onder de acht sleutelcompetenties vallen Bij het bespreken van de vraag: “Welke inhouden die niet onder de acht sleutelcompetenties vallen, moeten in het onderwijs ook aandacht krijgen?” gaven de deelnemers volgende inhouden aan: -
duurzaamheid en milieu de eigen persoonlijkheid leren kennen lichamelijke gezondheid opvoeding historische aspecten levensbeschouwing/filosofie
Een aantal deelnemers zei ook dat er verbanden bestaan tussen de verschillende sleutelcompetenties. Het totaal is meer dan de som van de delen.
Wat nu? AKOV houdt rekening met de conclusies van het event voor het bepalen van de sleutelcompetenties. Daarbij wordt ook in dialoog gegaan met een brede groep belanghebbenden.