Verslag bureauonderzoek archeologische waarden Tiel-Passewaaijse Hogeweg 9 Drs. E.M.P. Veihelst
Zuidnederlandse Archeologische Notities 5
•'*^
f ^-r'- O,^^^ r>.
.'• :
'••
Amsterdam 2004 ' ''""'^i' Archeologisch Centrum Vrije Universiteit / Hendrik Brunsting Stichting
ZAN
ZAN notitie 5.pdf 10003493
'
•'•••
Verslag bureauonderzoek archeologische waarden Tiel-Passewaaijse Hogeweg 9
Foto op voorblad: Het onderzoeksterrein met de huidige bebouwing aan de Passewaaijse Hogeweg 9 naar het zuiden. Op de voorgrond het onderzoek naar het noordelijk deel van het grafveld in uitvoering. Juni 1996.
Opdrachtgever: Uitvoerder: Project : Bevoegd gezag: Plaats documentatie; Objectcode: Centrumcoördinaten:
P. Timmer, Buurmalsen Archeologisch Centrum Vrije Universiteit / Hendrik Brunsting Stichting Tiel-Passewaaijse Hogeweg 9 Gemeente Tiel ACVU TL-PSW-04 155.820 / 431.180
Status: Auteur: Grafische bewerking:
definitief Drs. E.M.P. Verhelst Drs. R.W.M.J. Sep
Autorisatie:
Drs. N.F. Mulder
©ACVU / HBS Amsterdam april 2004 Archeologisch Centrum van de Vrije Universiteit / Hendrik Brunsting Stichting, Amsterdam De Boelelaan 1105 1081 HV Amsterdam
Zuidnederlandse Archeologische Notities 5 / definitieve versie 23-04-2004
Verslag bureauonderzoek archeologische waarden Tiel-Passewaaijse Hogeweg 9
INHOUDSOPGAVE 1 2 3 4 5 6
INLEIDING BESCHRIJVING VAN HET PLANGEBIED BESCHRIJVING VAN EERDER ARCHEOLOGISCH ONDERZOEK VERSTORING VAN HET BODEMARCHIEF DOOR HISTORISCH, HUIDIG EN TOEKOMSTIG GEBRUIK DE ARCHEOLOGISCHE BETEKENIS VAN DE BOUWLOCATIE PASSEWAAIJSE HOGEWEG 9 CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN
LITERATUUR
BULAGEN
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
Onderzoekslocatie Passewaaijse Hogeweg 9. Schaal 1:25.000. Uitsnede van de zanddieptekaart met aanduiding van archeologische vindplaatsen. Schaal 1: 20.000. Uitsnede van de Polderkaart van Bachiene en Kanneman, 1759. Uitsnede van de Topographische en Militaire Kaart van het Koningrijk der Nederlanden, 1838 -1857. Overzichtsplattegrond van het grafveld Passewaaij - Hogeweg, stand juni 2003. Schaal 1:2000. Verwachtingskaart maximale diepte van de archeologische sporen in het onderzoeksterrein. Schaal 1:1000. Verwachtingskaart verstoringen door historisch en huidig gebruik van het onderzoeksterrein Schaal 1:500. Kaart van toekomstige verstoringen door de geplande nieuwbouw op het onderzoeksterrein. Schaal 1:500 Lijst van te verwachten verstoringen op het onderzoeksterrein Kaart van het onderzoeksterrein met de locatie van aanbevolen onderzoeksvormen. Schaal 1:500.
Zuidnederlandse Archeologische Notities 5 / definitieve versie 23-04-2004
Verslag bureauonderzoek archeologische waarden Tiel-Passewaaijse Hogeweg 9
1
INLEIDING
Momenteel bereidt Adviesbureau Piet Timmer & Partners voor een 3070 m^ groot terrein aan de Passewaaijse Hogeweg in Tiel de bouw voor van zes woningen. Het terrein wordt aan twee zijden omsloten door de onlangs in ontwikkeling gebrachte buurt 6 van Passewaaij. De intentie bestaat om de woningbouw gefaseerd uit te voeren. In eerste instantie worden twee woningen aan de westzijde van het terrein gerealiseerd. In een later stadium wordt de huidige opstand van een woning met fruitschuur, bekend als Passewaaijse Hogeweg 9, gesloopt en zullen de resterende vier kavels ontwikkeld worden. Ontsluiting van het terrein zal plaatsvinden door het realiseren van een weg, die aan de westzijde aantakt op de infrastructuur van buurt 6. Dit onderzoek is gebaseerd op de gegevens over de planvorming zoals verstrekt door de opdrachtgever d.d. 12 maart 2004. De bouwlocatie Passewaaijse Hogeweg 9 zal hieronder in principe worden aangeduid met 'het onderzoeksterrein'. Het terrein aan de Passewaaijse Hogeweg bevindt zich centraal in het gebied waar in de jaren 1995-2003 door het Archeologisch Centrum van de Vrije Universiteit (ACVU) een uitgestrekte begraafplaats uit de Romeinse tijd is opgegraven. Met de realisatie van het woningbouwplan is daarom de kans reëel dat archeologische waarden binnen het terrein aangetast worden. Om die reden werd het ACVU verzocht een inventariserend archeologisch onderzoek uit te voeren in de vorm van een bureauonderzoek. Doel van deze studie is te bepalen wat de archeologische waarde is van het onderzoeksterrein en hoe deze beïnvloed zal worden door de voorgenomen bodemingrepen. Dit mondt uit in een advies over het te voeren beleid. Het bureauonderzoek vond plaats in maart en april 2004 en bestond uit: - het beschrijven de historische en fysische geografie van het onderzoeksgebied, alsmede eventuele verstoringen als gevolg van het historische gebruik. Hierbij is gebruik gemaakt van de volgende bronnen: •" een actuele topografische kaart "• twee zanddieptekaarten * de geomorfologische kaart * de bodemkaart * diverse historische kaarten - het beschrijven van de bekende archeologische waarden aan de hand van de opgravingsgegevens van het ACVU'; - het beschrijven van het subrecente en huidige gebruik van het plangebied, waaronder landgebruik en eventuele obstakels, mede aan de hand van gegevens verstrekt door de opdrachtgever; - het beschrijven van het toekomstige gebruik en de consequenties daarvan voor het mogelijk aanwezige archeologisch erfgoed, mede aan de hand van gegevens verstrekt door de opdrachtgever.
2
BESCHRIJVING VAN HET PLANGEBIED
TOPOGRAFIE De bouwlocatie bevindt zich aan de zuidzijde van Tielse wijk Passewaay (bijlage 1). Het terrein wordt begrensd door de Passewaaijse Hogeweg in het noorden, het erf van Passewaaijse Hogeweg 7 in het oosten en door onlangs in ontwikkeling gebrachte delen van de Passewaayse buurt 6 in het westen en zuiden. Tot voor kort maakte het terrein deel uit van het buitengebied van de gemeente Tiel, en had het een agrarische functie. Tot 1999 vormde het terrein de uiterste noordzijde van een langgerekte, noord-zuid gerichte boomgaard. De huidige bebouwing van het perceel -een woonhuis met fruitschuur- was tot dat moment in gebruik als fruittelersbedrijf Na die tijd heeft het terrein een woonfunctie gekregen en is de voormalige boomgaard rond het huis als tuin ingericht.
Doordat voor een nabijgelegen plangebied het verslag van een recentelijk uitgevoerd archeologisch bureauonderzoek ter beschikking stond (Heunks 2003), was het niet nodig nogmaals Archis, het Centraal Archeologisch Archief en het Centraal Monumenten Archief te raadplegen. Alle relevante waarnemingen bleken inmiddels achterhaald door de recente opgravingen in Passewaaij.
Zuidnederlandse Archeologische Notities 5 / definitieve versie 23-04-2004
Verslag bureauonderzoek archeologische waarden Tiel-Passewaaijse Hogeweg 9
PALEOGEOGRAFIE Het onderzoeksterrein ligt in het midden-Nederlandse rivierkleigebied. Voor de bedijking van de grote rivieren, die een aanvang nam rond het begin van de 12e eeuw na Chr. en voltooid werd aan het einde van de 13e eeuw, hadden de rivieren hier vrij spel en verlegden regelmatig hun loop. In Passewaaij en de onmiddellijke omgeving zijn verschillend fossiele (verlande) rivierbeddingen aanwezig in de ondergrond. Deze zijn herkenbaar als langgerekte zandlichamen van doorgaans enkele honderden meters breedte, en worden ook wel aangeduid met de term meandergordel. Direct langs de meandergordels bevinden zich stroken met veelal hoog opgeslibde zavel (zandige klei), die bekend staan als oeverwallen. Het geheel van een meandergordel met oeverwallen wordt stroomgordel genoemd. Op grotere afstand van de rivierbedding is klei afgezet in de komgebieden. Doordat klei klinkgevoeliger is dan zand, heeft in de komgebieden een sterkere maaivelddaling plaatsgevonden dan op de stroomgordels. Deze laatste zijn daardoor soms tot op heden aan het oppervlak waarneembaar als flauwe, langgerekte verhogingen die boven de omliggende komgebieden uitsteken en heten dan stroomruggen. Dit geldt echter vooral voor stroomgordels van relatief recente datum. Oudere rivierbeddingen kunnen plaatselijk bedekt zijn met kom- en oeverafzettingen van andere rivieren, waardoor ze niet meer aan het oppervlak te onderscheiden zijn. Door hun hoge en droge ligging werden juist de stroomruggen door de vroegere bevolking van het rivierengebied uitgekozen om op te wonen, maar ook om akkerbouw te bedrijven en begraafJDlaatsen in te richten. De nattere komgebieden werden met name benut om vee te weiden en hout te winnen. In de directe omgeving van het onderzoeksterrein in Passewaaij komt zowel een relatief oude als een relatief jonge stoomgordel voor (bijlage 2). De oudste draagt de naam 'Ochten'. Deze rivier was actief tussen ca. 3360 en 1525 voor Chr. Na die tijd, in de tweede helft: van de Midden-Bronstijd, werd de stroomgordel geschikt voor bewoning. De Ochtense stroomgordel heeft in Passewaaij een NNO-ZZW verloop en is daar 200-300 m breed. Hij passeert direct ten oosten van het onderzoeksterrein, op een afstand van minder dan 20 m. De top van de zandige beddingafzettingen bevindt zich ter plaatse op ca. 2.80 m+ NAP, dat wil zeggen op ongeveer 1.65 m onder het maaiveld.^ De jongste stroomgordel heet 'Passewaaij' en was in eerste instantie watervoerend tussen ca. 900 en 600 voor Chr. De hoofdgeul is echter tweemaal opnieuw, vermoedelijk steeds voor een korte periode (eerst rond 250 v. Chr. en vervolgens rond 300 na Chr.), opnieuw actief geworden. De Passewaaijse stroomgordel is ter plaatse ZO-NW gericht en heeft daar een breedte van ongeveer 250 m. Afzettingen van deze stroomgordel bevinden zich direct ten noorden van het onderzoeksterrein; ze naderen de bouwlocatie tot op 20m. De hoogste afzettingen van beddingzand behorende bij 'Passewaaij' liggen op ca. 3.80 m+ NAP, dus op zo'n 65 cm onder het huidige oppervlak. De Passewaaijse stroomgordel doorsnijdt de Ochtense in het gebied direct ten oosten van het onderzoeksterrein' Het is met name de jongste, Passewaaijse stroomgordel die bepalend is geweest voor de locatiekeuze van de begraafplaats uit de Romeinse tijd; de hoogst opgeslibde bedding- en oeverafzettingen van die rivier lagen in de Romeinse tijd als stroomrug aan het oppervlak en vormden gunstige voorwaarden voor een intensief gebruik van de zuidflank van de stroomgordel.
GEOMORFOLOGIE Voor wat betreft de geomorfologische karakteristieken van het onderzoeksterrein: het grootste deel is geclassificeerd als rivierkom- en oeverwalachtige vlakte*. Hiermee worden delen van het rivierengebied aangeduid die voor wat betreft hoogteligging een tussenpositie innemen ten opzichte van oeverwallen en komgebieden. De hoge ligging in vergelijking met de kom wordt veroorzaakt door dunne, uitwiggende oeverafzettingen die behoren bij de Passewaaijse stroomgordel. Deze kunnen plaatselijk bedekt zijn door jongere komafzettingen, hetgeen in een deel van het onderzoeksterrein daadwerkelijk het geval zal zijn.
Berendsen en Stouthamer 2001, 224; Berendsen, Faessen, Hesselink & Kempen 2001. Berendsen en Stouthamer 2001, 229 en ongepubliceerde opgravingsresultaten ACVU. " Stiboka / RGD, 1986.
Zuidnederlandsc Archeologische Notities 5 / definitieve versie 23-04-2004
Verslag bureauonderzoek archeologische waarden Tiel-Passewaaijse Hogeweg 9
BODEM In bodemkundig opzicht is het onderzoeksterrein ingedeeld bij de kalkhoudende ooivaaggronden met zware zavel en lichte klei in het bodemprofiel (opname tot 1.20 m onder het maaiveld)'. De naamgeving verwijst enerzijds naar het voorkomen van dergelijke gronden als weideland langs een rivier (ooi) en anderzijds naar de homogenisering, waardoor bodemhorizonten niet duidelijk zichtbaar zijn. Dit zijn jonge stroomruggronden met droge karakteristieken. Kenmerkend voor dit type ooivaaggronden is dat ze vrij goed gehomogeniseerd zijn en binnen 50-55 cm onder het oppervlak bruin gekleurd. Verder neemt het kleigehalte naar beneden toe doorgaans geleidelijk af en gaat het profiel op 90-100 cm veelal over in matig fijn tot grof rivierzand. Hier dient echter bedacht te worden dat de opname van de bodemkaart zeer grofmazig is en in Passewaaij werkelijke stroomruggronden met beddingzandvoorkomens tussen 0,5-1 m onder het maaiveld samenvat onder dezelfde noemer als gronden met alleen zavelige en kleiige oeverafzettingen zonder onderliggend beddingzand in het bodemprofiel. Gezien de classificatie van het onderzoeksterrein op de andere kaarten zal de laatste typering de juiste zijn.
HISTORISCHE GEOGRAFIE EN OUDERE BEBOUWING Het onderzoeksterrein maakte oorspronkelijk deel uit van de dorpspolder Drumpt, zoals blijkt uit de aanduiding op de polderkaart van Bachiene en Kanneman uit 1759 (bijlage 3). Aangenomen wordt, dat de grenzen daar in belangrijke mate overeenkomen met die van het Middeleeuwse gericht (rechtsgebied) Drumpt.* Tot in de eerste helft van de 20e eeuw maakte het gebied nog deel uit van de gemeente Wadenoyen en Drumpt, voordat het door Tiel geannexeerd werd. In de late Middeleeuwen schijnt de enige bebouwing in de directe omgeving van het onderzoeksterrein gevormd te worden door de hoeve Eierland, enkele honderden meters noordelijker (zie bijlage 1). Deze hoeve wordt reeds aan het einde van de 14e eeuw vermeld in historische bronnen, maar lag op het grondgebied van de stad Tiel. De kaart van Bachiene en Kanneman laat zien dat ons terrein onderdeel vormde van het 'Hooge wegse Blok', langs de "Hooge wegse Straat'.^ Wanneer dit blok ontgonnen is, is onduidelijk. Op archeologische gronden kan echter aannemelijk worden gemaakt dat dit niet voor de 1 Ie eeuw gebeurd kan zijn. Een -niet uitputtende- studie van historisch kaartmateriaal wijst uit dat het onderzoeksterrein tot na de Tweede Wereldoorlog onbebouwd is gebleven. Op de oudste topografische kaart, uit de periode 1838 -1857*, is alleen op het naburige perceel bebouwing aangegeven (de huidige boerderij Passewaaijse Hogeweg 7; zie bijlage 4). Topografische kaarten uit de periode 1865 - 1912, uit 1918 en uit 1942 tonen daarnaast een groep gebouwen langs de Passewaaijse Rondweg, een honderdtal meters zuidwestelijk van het onderzoeksterrein. Eerst in de jaren '50 van de vorige eeuw is een woning met opslagloods en veestal opgetrokken op het onderzoeksterrein. Deze drie gebouwen zijn in de jaren '60 gesloopt om plaats te maken voor de huidige woning met fruitschuur.'
3
BESCHRIJVING VAN ARCHEOLOGISCHE WAARDEN EN EERDER ONDERZOEK
In het voorjaar van 1990 vonden amateur-archeologen van de Beoefenaren Archeologie Tiel en Omstreken (BATO) op een akkerperceel direct ten noorden van het onderzoeksterrein menselijke crematieresten en aardewerk uit de Romeinse tijd. Het vermoeden dat het hier zou gaan om een inheems-Romeinse begraaf]3laats werd bevestigd door twee proefsleuvenonderzoeken in 1995 en 1996, uitgevoerd door de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek (ROB). Het project is in april 1996 overgenomen door archeologen van het ACVU. Zij legden in de jaren daarop, tot juni 2003, het grootste gedeelte van het 4,7 ha grote grafveld bloot (bijlage 5).
^ Stiboka, 1973. * Van Velden et al. 1991, 10. Cf. Van Schaïk 1987, 144-145. Deze benaming voor de huidige Passewaaijse Hogeweg komt terug op de topografische kaart van 1942, maar dan als 'Hoogewegsche straatje'. * Geudeke & Zandvliet 1990. Documentatie en mondelinge mededeling P. Timmer, Buurmalsen.
Zuidnederlandse Archeologische Notities 5 / definitieve versie 23-04-2004
Verslag bureauonderzoek archeologische waarden Tiel-Passewaaijse Hogeweg 9
Vier stukken van de begraafplaats bleven tot dusver ononderzocht, omdat zij (nog) niet toegankelijk waren: het tracé van de Passewaaijse Hogeweg, een gedeelte van het erf van Passewaaijse Hogeweg 10 (de uiterste westkant van het grafveld), het erf van Passewaaijse Hogeweg 7, en tenslotte het huidige onderzoeksterrein. Tussen september 1992 en januari 2004 zijn bovendien grote stukken van twee aangrenzende nederzettingsterreinen onderzocht: Passewaaij - Oude Tielseweg ten noordwesten, en PassewaaiJ - Passewaaijse Hogeweg ten zuidoosten van de begraafjjlaats (zie bijlage 2). In het opgegraven deel van het grafveld aan de Hogeweg zijn 362 begravingen aangetroffen, die dateren uit de periode 70 - 250 na Chr. Oorspronkelijk zijn het er mogelijk meer dan 450 geweest. Deze begraafplaats is daarmee -voor zover nu bekend- de grootste in zijn soort in het midden-Nederlandse rivierengebied. Alle gevonden grafkuilen waren crematiegraven: ondiepe kuilen met een selectie van de verbrande beenderen van doorgaans één overledene. Naast deze crematieresten waren in veel gevallen zogenaamde bijgiften geplaatst: meestal borden, kruiken en kommen van aardewerk, maar soms ook sieraden en toiletgerei van metaal. Het merendeel van de graven was bovengronds gemarkeerd door een aarden monument. Dit werd aangelegd door een ronde of rechthoekige greppel rond de plaats van de grafkuil te graven, en erbinnen met de vrijgekomen grond een heuvel op te werpen. De omvang van deze grafmonumenten varieert sterk; van doorsneden van 2,5 m voor een enkel kindergraf tot 20 m voor twee bijzettingen aan de zuidwestrand van de dodenakker. Het gemiddelde bedraagt 5-6 m voor de noordzijde -pakweg noordelijk van de Passewaaijse Hogeweg- en 8-9 m voor de zuidzijde van de begraafplaats. De hoogte van de grafheuvels zelf bedroeg waarschijnlijk 1-2 m. In een eerste uitwerking van de opgravingsresultaten zijn de meeste vondsten beschreven en alle graven gedateerd. De afzonderlijke grafdateringen en hun locatie in het grafveld maken het mogelijk nadere uitspraken te doen over de ontwikkeling van de begraafplaats door de tijd. De oudste kern blijkt zich -althans binnen het onderzochte gebied- direct ten noorden van het huidige onderzoeksterrein te bevinden. Hier zijn de doden uit de periode 70 - 90 na Chr. bijgezet. Het grafveld werd vervolgens, tussen ca. 90 en 150 na Chr., ringsgewijs naar alle windstreken uitgebreid. De jongste uitbreiding tenslotte, van ongeveer 150 tot 250 na Chr., vond plaats in de zuidoostelijke hoek. De conserveringstoestand van de grafveldsporen (de mate waarin de overblijfselen de tand des tijd hebben doorstaan) is sterk wisselend. De belangrijkste factor hierin is de hoogte van het oppervlak in de Romeinse tijd ten opzichte van het huidige maaiveld. Het centrum van grafvelddeel ten noorden van de Passewaaijse Hogeweg was relatief hoog gelegen en is daardoor enigszins aangetast door recente verploeging. In de rest van de begraaiJDlaats lag het oude oppervlak echter tot wel een meter lager dan de centrale 'kop'. De lagere delen zijn in de Laat-Romeinse tijd en de Middeleeuwen bedekt door een pakket kleiige rivierafzettingen, waardoor ze gevrijwaard bleven van verstoring door agrarisch gebruik in de afgelopen eeuwen. Hier is een breed scala aan archeologische resten teruggevonden, die in de Romeinse tijd niet begraven zijn, maar aan het oppervlak zijn blijven liggen. Het gaat onder meer om restanten van grafheuvels, de brandstapels waar de doden gecremeerd werden, vaatwerk dat gebruikt is bij plengoffers en grote hoeveelheden botmateriaal van paarden en runderen. In een reeks vergelijkbare grafvelden in de regio ontbreken deze fenomenen om de eenvoudige reden dat het oude oppervlak samenvalt met het huidige, waardoor alles wat niet reeds in de Romeinse tijd diep onder de grond is gestopt, is opgenomen in de recente ploegvoor. Het zijn juist deze 'extra' sporen en vondsten in de Passewaaijse begraafplaats die archeologen in staat stellen meer te begrijpen van het crematieritueel dan in andere grafvelden het geval zou zijn. De bouwlocatie aan de Passewaaijse Hogeweg 9 bevindt zich in de overgangszone van het hoge grafveldgedeelte aan de noordzijde en het lage aan de zuidzijde. Om de dikte van het archeologisch interessante deel van de bodem ter plaatse inzichtelijk te maken, zijn van 26 punten direct rond het onderzoeksterrein gegevens over de laagopbouw en de maximale diepte van grafgreppels verzameld. Aan de hand van deze data is een dieptelijnenkaart (bijlage 6) van het perceel en het aangrenzende kavel aan de oostzijde vervaardigd. Uit de kaart is af te lezen dat de maximale diepte waarop nog sporen van het grafveld gevonden kunnen worden, in de noordwesthoek van het onderzoeksterrein 70 cm onder het huidige maaiveld bedraagt, en daalt tot 115 cm aan de zuidelijke en zuidoostelijke rand.
4 VERSTORING VAN HET BODEMARCHIEF DOOR HISTORISCH, HUIDIG EN TOEKOMSTIG GEBRUIK De mate van verstoring van het onderzoeksterrein en de locatie van de verstoringen is vastgesteld door middel van een inventarisatie. Hiertoe zijn twee bronnen geraadpleegd: enerzijds de opgravingsdocumentatie van alle
Zuidnederlandse Archeologische Notities 5 / definitieve versie 23-04-2004
Verslag bureauonderzoek archeologische waarden Tiel-Passewaaijse Hogeweg 9
belendende percelen waar archeologisch onderzoek heeft plaatsgevonden, en anderzijds documentatie in kaartvorm en mondelinge informatie die ter beschikking is gesteld door de opdrachtgever. De resultaten zijn vastgelegd in twee kaarten (bijlage 7 en 8), die respectievelijk een ruimtelijk beeld van de verstoringen door historisch/huidig gebruik en door het toekomstige gebruik van het onderzoeksterrein weergeven. Een volledige lijst van de te verwachten verstoring is toegevoegd als bijlage 9. Hier volgen alleen de belangrijkste conclusies. Daarbij dient te worden opgemerkt dat van een aantal verstoringen door historisch gebruik noch de exacte locatie, noch de exacte verstoringsdiepte bekend zijn.'" De ruimtelijk gezien meest omvattende verstoring is veroorzaakt doordat het gehele voormalige boomgaardperceel in 1946 twee schepsteken diep is omgespit. In de opgraving direct ten zuiden van het huidige onderzoeksterrein is vastgesteld dat hierdoor in elk geval de oorspronkelijke bouwvoor geheel is omgezet, inclusief een klein gedeelte van de natuurlijke ondergrond daaronder. Dit betekent dat de bodem in het hele onderzoeksterrein in elk geval tot 35 -45 cm -mv verstoord is. Tijdens de archeologische opgraving in 1999 is echter geconstateerd dat deze verstoring slechts beperkte consequenties had voor de opgravingsresultaten (althans in vergelijking met die in omringende, niet gediepspitte percelen). Niet uitgesloten is evenwel dat in de noordwestelijke hoek van het onderzoeksterrein, waar de archeologische sporen niet bedekt zijn door jongere afzettingen (zie bijlage 6), de ondiepste grafkuilen verspit zijn. Een serie grote verstoringen is geconcentreerd langs de oostelijke perceelsgrens (bijlage 7 en 9, nr. 10-13). Deze hangen samen met de historische bebouwing uit de jaren '50 en '60 van de 20e eeuw en met een reeks bijbehorende voederkuilen. Een vergelijking van de geschatte verstoringsdiepte en de maximale diepte van de archeologische sporen (bijlage 7 en 6) leert dat alleen de plaats van de voormalige bebouwing een volledige vernietiging van grafstructuren tot gevolg kan hebben gehad. De exacte omvang en diepte hiervan is echter met name afhankelijk van de werkzaamheden rond het uitslopen van de funderingen. Van een voederkuil in de noordwestelijke hoek van het onderzoeksterrein (bijlage 7 en 9, nr. 14) kan wel gesteld worden dat deze een volledige verstoring heeft teweeggebracht. Hier ligt nog de vraag open of het formaat van de kuil inderdaad 150 m^ bedraagt, of dat gerekend moet worden met een kleiner verstoord oppervlak. De resterende verstoringen die verwacht worden in het onderzoeksterrein" zijn in enkele gevallen zeer diep, maar zo beperkt in omvang dat ze in geval van een opgraving nauwelijks interpretatieproblemen zullen opleveren. De toekomstige verstoring, als gevolg van de geplande nieuwbouw (bijlage 8), omvat de volgende punten: - slopen van de huidige bebouwing - uitgraven van de bouwputten en kelders - heien of boren van de funderingspalen - uitgraven van een cunet ten behoeve van de ontsluitingsweg - aanleggen van nutsvoorzieningen (kabel- en leidingsleuven langs en in het cunet, en mogelijk naar de Passewaaijse Hogeweg). Voor zover te voorzien zullen alle werkzaamheden een verdere fysieke aantasting van de grafveldsporen tot gevolg hebben, met mogelijke uitzondering van het uitgraven van de bouwputten. Naar verwachting zal het gehele terrein namelijk ongeveer een halve meter worden opgehoogd met de grond uit de bouwputten, waardoor slechts verstoring plaatsvindt ten opzichte van het huidige maaiveld tot een diepte van 40 - 45 cm. Het is daarmee echter niet uitgesloten dat de bodem van de bouwputten tot onder huidige bouwvoor zal reiken, waardoor relatief ondiepe sporen, zoals grafkuilen, geroerd of verdrukt worden. Tenslotte dient vermeld te worden dat het gezamenlijke effect van de reeds aanwezige en de toekomstige verstoringen in elk geval tot gevolg zal hebben, dat in een groot deel van het terrein de samenhang tussen sporen onderling, en tussen vondsten en sporen verloren zal gaan.
5
DE ARCHEOLOGISCHE BETEKENIS VAN DE BOUWLOCATIE PASSEWAAIJSE HOGEWEG 9
Het onderzoeksterrein wordt volgens de IKAW een middelhoge indicatieve waarde toegekend'". De IKAW is echter een kleinschalige kaart met een veel te grof beeld voor gebruik op het schaalniveau van Passewaaij.
De gegevens betreffende verstoring 6 en 8 - 16 in bijlage 7 en 9 dienen daarom als een schatting te worden beschouwd. Het gaat om de funderingssleuven van het huidige woonhuis met schuur, 2 zinkputten, een septic tank, de kelder van het huidige woonhuis, enkele kabel- en leidingsleuven, een reeks drainagesleuven en 4 subrecente sloten; bijlage 7 en 9, nr. 4-6 8-9, 15-16 en 22-23) '^ IKAW 2''" versie, ROB Amersfoort 2001
Zuidnederlandse Archeologische Notities 5 / definitieve versie 23-04-2004
Verslag bureauonderzoek archeologische waarden Tiel-Passewaaijse Hogeweg 9
Verder moet in de analyse van de beschikbare gegevens worden meegenomen dat het hele terrein, volgens de zanddiepte-kaart, de geomorfologische kaart en de geologisch-geomorfologische kaart als een relatief hooggelegen oeverwal op korte afstand van een meandergordel wordt aangeduid". Dit is van belang omdat bekend is dat de meeste archeologische vindplaatsen in de regio juist op de overgang van meandergordels naar oeverwallen liggen. Gezien het intensieve karakter van het archeologische onderzoek van de omringende percelen is over het onderzoeksterrein veel meer te zeggen dan hetgeen besloten kan worden op basis van een verwachtingsmodel. Het onderzoeksterrein bevindt zich immers centraal in een grotendeels onderzochte plattelandsbegraafplaats uit de Romeinse tijd. Indien men in dit stadium zou willen overgaan tot een archeologische waardering van de inhoudelijke kwaliteit van de archeologische resten zoals geformuleerd in de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA)''', dienen de gegevens gescoord te worden op de criteria zeldzaamheid, informatiewaarde en ensemblewaarde. De waarde blijkt dan voor alledrie de criteria maximaal te zijn. Betreffende een waardering op basis van de fysieke kwaliteit kan alleen een verwachting worden uitgesproken, omdat nog geen daadwerkelijk onderzoek op het terrein heeft plaatsgevonden. Voor het criterium gaafheid ge\dt dan dat, hoewel vermoedelijk sprake is van volledige verstoring van een gedeelte van het terrein, de stratigrafie (lagenopbouw) en de ruimtelijke samenhang van sporen en vondsten op de meeste andere plaatsen nog grotendeels intact kan zijn. Op het criterium conservering scoort het terrein, uitgaande van de opgravingsresultaten in het omliggende gebied, goed voor zowel de conserveringsgraad van artefacten als organisch materiaal (onverbrand bot). Het onderzoeksterrein kan gezien het voorgaande met een hoge mate van zekerheid als behoudenswaardig worden aangemerkt.
6
CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN
Het bouwterrein aan de Passewaaijse Hogeweg 9 kan een zeer hoge archeologische waarde worden toegekend. Van belang zijn vooral de informatiewaarde en de ensemblewaarde. Uit de resultaten van de grootschalige opgravingen in Passewaaij blijkt namelijk dat het terrein midden in een zeer grote begraafplaats uit de Romeinse tijd ligt. Van dit grafveld en twee bijbehorende woonplaatsen ter weerszijden zijn in de periode 1992-2004 aanzienlijke delen onderzocht. Een inventarisatie van het historisch gebruik van de toekomstige bouwlocatie suggereert weliswaar dat een gedeelte van de oostkant het terrein geheel verstoord kan zijn, maar dat het restant waardevolle wetenschappelijke informatie herbergt. De bodemingrepen ten behoeve van de woningbouw zullen, zoals ze nu gepland zijn, onherroepelijk leiden tot een vrijwel volledige teloorgang van de nog aanwezige archeologische sporen en vondsten. Met name bij de aanleg van kelders, het graven van het wegcunet en het maken van kabel- en leidingsleuven zullen de resten verdwijnen, dan wel sterk worden aangetast. Zo er op deze manierna de realisering van de nieuwbouw archeologische resten overblijven, zal het naar verwachting nauwelijks meer mogelijk zijn hun onderlinge samenhang vast te stellen, met andere woorden: de informatiewaarde zal geheel of bijna geheel teniet worden gedaan. Voor behoudenswaardige vindplaatsen gelden in principe twee mogelijkheden: behoud in silu ofwel behoud ex situ. Behoud in situ wil zeggen dat zodanige maatregelen worden genomen dat de archeologische waarden niet verder worden aangetast. Dit kan bijvoorbeeld gerealiseerd worden door een terrein een zodanige bestemming te geven dat geen verstorende bodemingrepen plaatsvinden, of door een ophoging te realiseren die de archeologische resten beschermt tegen verstorende graafwerkzaamheden. Bij behoud ex situ worden de archeologische sporen en vondsten gedocumenteerd door middel van een opgraving. BEHOUD EX SITU Wanneer de bouwplannen in ongewijzigde vorm doorgang vinden is de meest logische stap het terrein te onderzoeken voordat verdere verstoring plaatsvindt. Gezien de ruime stand van kennis betreffende de archeologie in de belendende percelen wordt een vooronderzoek door middel van proefsleuven hier niet nuttig geacht. Een opgraving is hier voor het merendeel van het oppervlak de meest geëigende methode, en dan met name voor de zone waarvan uit deze studie blijkt dat de mate van gaafheid hoog is. Het is echter raadzaam de
" Respectievelijk Berendsen, Faessen, Hesselink & Kempen 2001, Stiboka/RGD 1986 en Berendsen & Stouthamer 2001. Voorbereidingscommissie Kwaliteitszorg Archeologie, 2001- Inventariserend Veldonderzoek, Specificatie waarderen (VS07) en Referentiedocument voorde waardering van een vindplaats.
Zuidnederlandse Archeologische Notities 5 / definitieve versie 23-04-2004
Verslag bureauonderzoek archeologische waarden Tiel-Passewaaijse Hogeweg 9
andere zones; dus zowel de plaats van de huidige bebouwing als de vermoedelijk verstoorde strook ten oosten daarvan, aan een inventariserend veldonderzoek te onderwerpen. Het advies bij bodemverstoring / behoud ex situ is drieledig: 1) Er vanuit gaande dat de geplande ingrepen ten behoeve van de woningbouw doorgang moeten vinden, dient in ieder geval ca. tweederde deel van het onderzoeksterrein te worden onderzocht door middel van een vervolgonderzoek in de vorm van een archeologische opgraving. Omdat de twee westelijke bouwkavels eerder ontwikkeld zullen worden dan de overige vier, wordt geadviseerd de opgraving op die plaats te laten aanvangen, en in een later stadium (namelijk voorafgaand aan de tweede fase van het bouwplan) het restant van het terreingedeelte westelijk van de huidige woning met fruitschuur te onderzoeken, alsmede twee oost-west gerichte stroken ten noorden en zuiden van de bebouwing (bijlage 10 nr 1). 2) De mogelijk geheel verstoorde zone ten oosten van de huidige bebouwing bevindt zich in de zone die in de tweede fase van de ontwikkeling bouwrijp wordt gemaakt. Hiervoor wordt aanbevolen in eerste instantie een waarderend booronderzoek te laten uitvoeren. Doel hiervan is de omvang en diepte van de genoemde verstoringen nader te bepalen. Naar aanleiding van de resultaten kan vervolgens een advies geformuleerd worden over de archeologische waarde van dit terreingedeelte en het te voeren beleid (bijlage 10, nr.2). 3) De plaats van de bestaande woning met fruitschuur ligt eveneens in de zone van de tweede planfase. Voor dit terreingedeelte wordt geadviseerd de sloop van de bebouwing in eerste instantie archeologisch te laten begeleiden, althans wanneer daarbij grondverzet plaatsvindt. Op basis van de waarnemingen, eventueel aangevuld met een beperkt waarderend booronderzoek, kan een nader advies worden geformuleerd ten aanzien van de waardestelling en het te voeren beleid, (bijlage 10, nr. 3).'^ De huidige regelgeving betreffende de Nederlandse archeologie schrijft voor dat voorafgaand aan de uitvoering van alle vormen van archeologisch veldonderzoek een Programma Van Eisen dient te worden opgesteld. Dit moet worden goedgekeurd door een onafhankelijke senior archeoloog en door het bevoegd gezag. Voor de onder sub I genoemde opgraving worden de volgende voorwaarden aanbevolen: - de KNA-normering voor de betreffende onderzoeksvorm; - om de opgravingsresultaten vergelijkbaar te maken met die van het eerdere onderzoek, is het noodzakelijk dat het veldwerk minimaal aan de voorheen gehanteerde standaarden te voldoen en er gebruik wordt gemaakt van de door het ACVU ontwikkelde documentatiemethoden; - de archeologische sporen in het grafveld Passewaaij-Hogeweg zijn notoir moeilijk te onderscheiden van de natuurlijke ondergrond. Het leerproces van het 'lezen' van deze sporen en het duiden van de lagenopbouw heeft in de voorbije opgravingscampagnes vele maanden in beslag genomen. Tijdens de uitvoering van het veldonderzoek zou daarom minstens één archeoloog met een ruime veldwerkervaring in het grafveld van TielPassewaaij in principe aanwezig moeten zijn; - de uitwerking van de onderzoeksresultaten sluit bij voorkeur aan bij, c.q. wordt gevoegd in, de bestaande gravencatalogus. De drie laatstgenoemde voorwaarden dienen te worden bevestigd in een goedgekeurd Programma van Eisen en Plan van Aanpak.
BEHOUD IN SITU Indien besloten wordt tot behoud in situ, dienen de werkzaamheden ten behoeve van de woningbouw zodanig te worden ingericht dat geen verdere bodem verstoring plaatsvindt. Dit kan worden gerealiseerd door geen graafwerkzaamheden te verrichten die dieper reiken dan 40 cm onder het huidige maaiveld. Daarnaast dient met het bevoegd gezag (de gemeente Tiel) een akkoord bereikt te worden ten aanzien van duurzaam beheer van de beschermde archeologische waarden. Concrete adviezen in die situatie zijn de volgende: 1) Er vindt een wijziging van het bouwplan plaats die voorziet in:
Bij een archeologische begeleiding kunnen altijd vondsten worden gedaan die alsnog een vervolgonderzoek aan de orde stellen.
Zuidnederlandse Archeologische Notities 5 / definitieve versie 23-04-2004
Verslag bureauonderzoek archeologische waarden Tiel-Passewaaijse Hogeweg 9
a. een zodanige ophoging van het terrein dat bodemingrepen in geen enkel geval tot onder de huidige bouwvoor reiken; b. het afzien van de aanleg van kelders; c. het ongemoeid laten van fiinderingsresten onder de huidige en historische bebouwing; deze worden dus gesloopt tot op maaiveldniveau; d. het aanbrengen van betonplaten als fundering voor de nieuwbouw; indien hei- of boorpalen noodzakelijk blijken, worden funderingsbalken boven de onderzijde van de huidige bouwvoor gelegd. 2) Alle grote bodemingrepen dienen archeologisch te worden begeleid. Hieronder wordt verstaan: a) de aanleg van het cunet ten behoeve van de ontsluitingsweg; b) de aanleg van alle bouwputten. Voorafgaand aan de begeleiding dient een Programma van Eisen te worden opgesteld, dat goedgekeurd is door een extern senior archeoloog en door het bevoegd gezag. Hierin wordt in elk geval opgenomen dat al het grootschalig grondverzet, zoals omschreven onder sub a en b, wordt uitgevoerd in aanwezigheid van een archeoloog.'^ 3) Fysieke bescherming van de grafveldresten is alleen dan zinvol wanneer maatregelen kunnen worden getroffen die leiden tot een duurzaam beheer. Hiertoe kunnen twee wegen worden bewandeld: a. de eerste is een voordracht van het terrein als rijksmonument (artikel 3-procedure van de Monumentenwet 1988). Men dient zich hierbij te realiseren dat het controlerende orgaan, de Rijksdienst voor het Bodemkundig Onderzoek, eisen zal stellen aan de inrichting en het gebruik van het terrein. Men zal in ieder geval een zettingsonderzoek vragen. b. De andere mogelijkheid is om, in overleg met het bevoegd gezag (de gemeente Tiel), een planologische bescherming te realiseren. Hiertoe kan het noodzakelijk zijn dat het bestaande bestemmingsplan wordt gewijzigd en/of dat voor het terrein een speciaal aanlegvergunningenstelsel wordt vastgesteld. In eerste instantie dient de bescherming dan echter te worden ingepast in een goedgekeurd stedenbouwkundig plan. Met elk van deze procedures kan langere tijd gemoeid zijn.
Zie noot 15.
Zuidnederlandse Archeologische Notities 5 / definitieve versie 23-04-2004
iQ
Verslag bureauonderzoek archeologische waarden Tiel-Passewaaijse Hogeweg 9
LITERATUUR Berendsen, H.J.A. & E. Stouthamer, 2001 : Paleogeographic development of the Rhine-Meuse delta, The Netherlands, Assen. Berendsen, H.J.A., E.L.J.H. Faessen, A.W. Hesselink & H. Kempen, 2001 : Zanddieptekaarten van het Gelders Rivierengebied met inbegrip van de uiterwaarden, Arnhem. Geudeke, P.W. & K. Zandvliet: Grote Historische Atlas van Nederland, 1:50.000, Zuid-Nederland 1838-1857, Groningen. Heunks, E., 2003: Tracé persleiding Tiel-west, Gemeente Tiel, Een inventariserend archeologisch onderzoek (kartering), Amsterdam (RAAP-rapport 937). ROB, 2001 : Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden (IKA W), 2de generatie, Globale Archeologische kaart van het continentale plat, Archeologische Monumentenkaart, Amersfoort. Schailc, R. van, 1987: Belasting, bevolking en bezit in Gelre en Zutphen (1350-1550), Hilversum. STIBOKA, 1973: Bodemkaart van Nederland, schaal 1:50.000, kaartblad39 West Rhenen, Wageningen. STIBOKA / RGD, 1986: geomorfologische kaart van Nederland, schaal 1:50.000, kaartblad39 Tiel, Wageningen / Haarlem. Velden, G. M. van der et al, 1991: Eeuwenlang. Klooster Mariënschoot en Dorp Zennewijnen, Ophemert. Verbraek, A., 1984: Toelichting bij de geologische kaart van Nederland, schaal 1:50.000, blad Tiel West, Haarlem. Voorbereidingscommissie Kwaliteitszorg Archeologie, 2001 : Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie Eindrapport van de Voorbereidingscommissie Kwaliteitszorg Archeologie, Ministerie van OC&W, Den Haag.
Zuidnederlandse Archeologische Notities 5 / definitieve versie 23-04-2004
ij
Verslag bureauonderzoek archeologische waarden Tiel-Passewaaijse Hogeweg 9
153 433
432
431
430
429
428 Bijlage 1. Onderzoekslocatie Passewaaijse Hogeweg 9. Schaal 1:25.000.
Zuidnederlandse Archeologische Notities 5 / definitieve versie 23-04-2004
12
Verslag bureauonderzoek archeologische waarden Tiel-Passewaaijse Hogeweg 9
Schaal 1: 20.000. Ochtense stroomgordel Passewaaijse stroomgordel Komafzettingen Stroomgordel Waal en Linge Archeologische vindplaats D
Onderzoeksterrein
Bijlage 2. Uitsnede van de zanddieptekaart met aanduiding van archeologische vindplaatsen.
Zuidnederlandse Archeologische Notities 5 / definitieve versie 23-04-2004
13
Verslag bureauonderzoek archeologische waarden Tiel-Passewaaijse Hogeweg 9
0^
Ui
6 ëu % ca
m >
co M
O
PU u T3
•s o
m Zuidnederlandse Archeologische Notities 5 / definitieve versie 23-04-2004
14
Verslag bureauonderzoek archeologische waarden Tiel-Passewaaijse Hogeweg 9 nw
035'
51 }}
i/ SIJ-
UJ5'
Bijlage 4. Uitsnede van de Topographische en Militaire Kaart van het Koningrijk der Nederlanden, 1838 -1857.
Zuidnederlandse Archeologische Notities 5 / definitieve versie 23-04-2004
15
Verslag bureauonderzoek archeologische waarden Tiel-Passewaaijse Hogeweg 9
e
Greppels Romeinse tijd
Niet opgegraven
Grafstnicturen Romeinse tijd
Opgegraven 1 1
i
1
Onderzoeksterrein
(Sub-)recente sporen
Bijlage 5. Overzichtsplattegrond van het grafveld Passewaaij - Hogeweg, stand juni 2003, schaal 1:2.000.
Zuidnederlandse Archeologische Notities 5 / definitieve versie 23-04-2004
16
Verslag bureauonderzoek archeologische waarden Tiel-Passewaaijse Hogeweg 9
-1,05-
Maximale archeologische sporendiepte Verwachte verstoringen huidig en historisch gebruik Opgegraven grafstructuren
Bijlage 6. Verwachtingskaart maximale diepte van de archeologische sporen in het onderzoeksterrein. Schaal 1:1000
Zuidnederlandse Archeologische Notities 5 / definitieve versie 23-04-2004
17
Verslag bureauonderzoek archeologische waarden Tiel-Passewaaijse Hogeweg 9
Verwachte verstoringsdiepte (cm - mv)
Schaal 1 : 500
0-50 50 - 100 >100 Bijlage 7. Verwachtingskaart verstoringen door historisch en huidig gebruik van het onderzoeksterrein.
Zuidnederlandse Archeologische Notities 5 / definitieve versie 23-04-2004
18
Verslag bureauonderzoek archeologische waarden Tiel-Passewaaijse Hogeweg 9
Schaal 1 :500
Ontsluitingsweg Nieuwbouw Hypothetische ligging van kabel- en riooleringsleuven Bijlage 8. Kaart van toekomstige verstoringen door de geplande nieuwbouw op het onderzoeksterrein.
Zuidnederlandse Archeologische Notities 5 / definitieve versie 23-04-2004
19
Verslag bureauonderzoek archeologische waarden Tiel-Passewaaijse Hogeweg 9
BIJLAGE 9 LUST VAN TE VERWACHTEN VERSTORINGEN Bron: mondelinge ( 12.03.2004) en kartografische informatie opdrachtgever, met uitzondering van nr. 23. Nrs. 20-23 zijn archeologisch vastgesteld tijdens de opgraving van het gebied ten zuiden van het onderzoeksterrein. Verstoringen die verband houden met de huidige bouwmassa (zie bijlage 7) 1) Bij de centrale vloeren van de schuur inclusief koelcellen (beton op isolatie op zand) reikt de flinderingsdiepte tot ca. 50 cm -mv. 2) Bij de vloeren in de ruimtes van de schuur daaromheen (beton op zand) ontbreekt de isolatielaag, en bedraagt de funderingsdiepte ca. 40 cm -mv. 3) Bij de vloeren in het woonhuis (beton op isolatie op zand) reikt de funderingsdiepte tot ca. 50 cm -mv. 4) Alle funderingsstroken hebben een diepte tot ca. 90 cm -mv. 5) De kelder in de noordoosthoek van het woonhuis is uitgegraven tot ca. 230 cm -mv. 6) Diverse woonhuisaansluitingen, exacte locatie onbekend, maar eindpunt waarschijnlijk meterkast boven N W-hoek kelder, diepte ca. 60-80 cm -mv? 7) Hemelwaterafvoer rond woonhuis en schuur: langs alle gevels behalve de zuidgevel van de schuur, diepte ca. 80 cm -mv? Niet aangeduid in bijlage 7. 8) Septic tank in oostelijke elleboog tussen woonhuis en schuur, diepte tot ca. 2 m -mv? 9) Aansluitingen persriool richting zinkput op nw-hoek Passewaaijse Hogeweg 7; precieze locatie onbekend, maar vertrekpunten zijn keuken/douche in nw-hoek woonhuis en oostelijke elleboog tussen woonhuis en schuur; verstoringsdiepte ca. 80 cm -mv? (vorstvrij).
Verstoringen die verband houden met de voormalige bouwmassa (zie bijlage 7) 10) Opslagloods direct ten zuiden van het huidige woonhuis, gesloopt in de jaren 1960'. Volgens de opdrachtgever moet de grond hier bij het machinaal slopen geroerd zijn. 11) Woning / berging direct ten oosten van het huidige woonhuis: oude spoorwagons op blokken; echter verstoring tot ca. 60 cm -mv door het graven van voederkuilen onder de wagons. 12) Veestal direct ten zuiden van de voormalige woning / berging: had betonnen muren en een vloer van straatwerk. Verstoring door mest- en giergoten, en door verdiepte loopstal aan de zuidzijde 13) Voederkuilen (voor opslag bieten en aardappels) direct ten zuiden van veestal; exacte locatie onbekend; verstoring tot ca. 60-70 cm -mv. 14) Voederkuil in NW-hoek perceel: ca. 25 m O-W x ca. 6 m N-Z direct zuidelijk van hek/ bermsloot; verstoring tot ca. 60-70 cm -mv. De gebruikelijke breedte voor dergelijke voederkuilen bedraagt echter ca. 3 m in plaats van 6; in bijlage 7 aangeduid als 3 m breed. 15) Twee zinkputten op ca. 6-7 m westelijk van de schuur; de noordelijkste (beton) ligt westelijk van de nw-hoek van de schuur, de zuidelijkste (puin) westelijk van het midden van de westgevel; diameter ca. 3 m, verstoring wsch totaal. 16) Waterleiding door voortuin met richting parallel aan de straat, perceelbreed, verstoring tot ca. 80 cm mv
Verstoringen die verband houden met het agrarisch gebruik van het perceel (zie bijlage 7) 20) Het gehele perceel is in 1946 -dus voordat de noordzijde bebouwd werd- in het kader van de werkvoorziening "twee schepsteken diep"omgespit. In de praktijk blijkt de verstoringsdiepte die hieruit voortvloeit te variëren tussen ca. 35 en 45 cm -mv, met plaatselijk uitschieters tot 65 cm -mv. 21) Het perceel is nadien gediepwoeld. Dit levert archeologisch gezien slechts enkele smalle verstoorde banen in de ondergrond, d.w.z. dat de verstoringsdiepte maximaal 40-45 cm bedraagt. 22) Het perceel is bij twee verschillende gelegenheden gedraineerd; eerst met "potjes" (buizen van rode keramiek) en daarna met PVC-buizen. Verstoringsdiepte 60-70 cm -mv in stroken van ca. 20 cm breed. 23) Sub-recente sloten: deels aangelegd in de Late Middeleeuwen, deels daarna. Alle gedicht in de 18^ en vroege 19^ eeuw. Verstoringsdiepte variabel, maar doorgaans 60-100 cm -mv. Door de komvormige doorsnede neemt de breedte, en daarmee het verstoorde oppervlak, naar beneden toe af
Zuidnederlandse Archeologische Notities 5 / definitieve versie 23-04-2004
20
Verslag bureauonderzoek archeologische waarden Tiel-Passewaaijse Hogeweg 9
Toekomstige bodem ingrepen die gepaard gaan met de geplande sloop en nieuwbouw (zie bijlage 8) 31 ) De keuze voor hei- dan wel boorpalen is nog niet gemaakt. 32) Alle 6 de geplande woonhuizen worden onderkelderd; het gaat om kelders van ca. 6,25 x 2,5 m onder het midden van het woonhuis. De verstoringsdiepte van de kelders zal naar schatting 2.15 m onder het huidige maaiveld bedragen. Bij sommige panden zal waarschijnlijk tevens het bijgebouw onderkelderd worden. 33) De fundering van de nieuwbouw zal tot 93 cm onder het vloerpeil reiken. Rekening houdend met een gemiddelde ophoging van het terrein van 50 cm (met de grond uit de boau^Dutten) zal de verstoringsdiepte van de bouwputten ca. 43 cm -mv bedragen. 34) Bij de aanleg van de ontsluitingsweg aan de westzijde van het terrein zal alleen de recente bouwvoor worden verwijderd. Voor de kabels en leidingen in en langs het cunet gelden de volgende verstoringsdiepten: riool ca 80 cm -mv; waterleiding ca. 80 cm -mv; gasleiding ca. 60 cm -mv; elektra ca. 60 cm -mv; telefoon ca. 50 cm -mv; kabel ca. 50 cm -mv. 35) Daarnaast zullen voor de verschillende kabels en leidingen woonhuisaansluitingen gerealiseerd worden. Deze leiden niet noodzakelijk allemaal van de ontsluitingsweg naar de woonhuizen; voor de nieuwbouw aan de noordkant is voor sommige voorziening ook aansluiting op de Passewaaijse Hogeweg denkbaar. 36) Bij het uitslopen van de fundering van de huidige bebouwing dient rekening gehouden te worden met een aanzienlijke verdere verstoring van het bodemarchief ter plaatse.
Zuidnederlandse Archeologische Notities 5 / definitieve versie 23-04-2004
21
Verslag bureauonderzoek archeologische waarden Tiel-Passewaaijse Hogeweg 9 IN
Schaal 1 :500 1
Advies : Opgraven
2
Advies : Booronderzoek
^
Advies : Begeleiding sloop / Booronderzoek
Bijlage 10. Kaart van het onderzoeksterrein met de locatie van aanbevolen onderzoeksvormen.
Zuidnederlandse Archeologische Notities 5 / definitieve versie 23-04-2004
22
Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek - Bibliotheek
niiiiiiiiii
*10003493*
rsn:
100007020
bc: 10003493
ZAN
5