versie 9 februari 2012. Dit is een voorlopige versie, daarom mag deze tekst of delen van deze tekst niet gekopieerd worden.
Auteur: Henk van Arkel
GELD DAT STOM IS…. EN HET GOEDE NIEUWS IS: BINNENKORT WORDT GELD SLIM, OF WORDEN WIJ SLIMMER MET GELD
Aan meelezers: andere suggesties voor (onder)titels?
Een samenvatting vooraf van hoe je naar de economie kunt kijken
In dit boek ga ik proberen om u op een andere manier tegen de situatie van de economie aan te kijken. Graag focus ik met u op de effecten van geld, van het heersende geldsysteem om preciezer te zijn. Op de effecten van het huidige soort geld op de verdeling van rijkdom, op het milieu en op het evenwicht tussen koopkracht en productie. Ik zal bekijken hoe het huidige soort geld uitwerkt en hoe dat te gebruiken is voor verandering. Immers hoe duidelijker we weten wat we willen veranderen, des te meer kans dat we manieren vinden om die verandering in gang te zetten. Ik begin met een korte beschrijving van hoe we gekomen zijn waar we nu zijn, vanuit het gezichtpunt van het huidige geldsysteem: 1. Uitgangspunt is dat geld de centrale organisator van de samenleving is. Niet een neutrale organisator, maar één die een hele specifieke ontwikkeling teweeg brengt. 2. Die organisator kent een innerlijke tegenstrijdigheid: aan de ene kant moet geld rollen om de samenleving te organiseren. Tegelijk wordt geld vastgehouden om rijkdom in op te slaan. Als veel rijken een goede reden hebben hun geld even niet te laten rollen, stagneert de economie. 3. Dat gebeurt niet zo vaak, want meestal is de vraag naar geld groot genoeg en zijn bedrijven en particulieren bereid rente te betalen om bezitters van geld te verleiden om hen geld te lenen. Daarmee verplaatst de koopkracht zich naar mensen die het niet willen oppotten, maar gebruiken. Het geld blijft dan rollen waardoor de economie niet stagneert. Centrale banken zorgen daarom zoveel mogelijk voor een positieve reële rente, zodat het voor banken en vermogende mensen slimmer is het uit te lenen dan op te potten. 4. Maar deze truc om geld te verplaatsen naar mensen en bedrijven die het besteden heeft een bijeffect. En niet zo’n kleintje ook: vanwege de rente concentreert rijkdom zich. Te vaak blijft het debat hangen in de morele vraag waarom arme mensen vermogenden en vermogens zouden moeten subsidiëren. Daardoor blijft een belangrijk lange termijn effect onderbelicht: het historische proces waarin de rijkdom zich concentreert. Dat effect is niet alleen het gevolg van rente, maar ook van winsten en speculatie. Het is de moeite waard eens te bedenken hoe rente hogere winsten uitlokt en hoe grond en huizen gebruikt worden om via grondrente vermogens te laten aangroeien. 5. Als geld alleen maar weg zou vloeien van de overgrote meerderheid van de mensen die niet vermogend zijn, komen mensen in opstand. En we zien dat de meeste mensen de werkelijkheid om hen heen accepteren. Kennelijk gebeurt er dus iets waardoor die concentratie meevalt, of acceptabel is. Dat ‘iets’ heet economische groei, want zolang de economie sterk groeit kan er veel geld wegstromen naar de vermogens zonder dat gewone mensen dat erg voelen.
6. En als die economische groei stagneert, dan geloven we dat het logisch is dat ze er op achteruit gaan. 7. In de VS waar onder Reagan de geldstroom naar de vermogenden versnelt werd, ging de lagere middenklasse er zelfs op achteruit gedurende economische groei. Daar blijkt het geloof dat elke krantenjongen miljonair kan worden werd dat verarming dus individueel falen is, een voldoende argument om mensen rustig te houden. 8. Het mechanisme waarbij geld in omloop wordt gebracht tegen rentedragende schulden creëert een mathematische noodzaak dat de geldhoeveelheid steeds maar blijft groeien. Als volgend jaar er niet opnieuw geld geleend wordt en wel de rente over het vorig jaar geleende geld betaald moet worden, neemt de geldhoeveelheid af. Dan wordt de economie beroofd van smeermiddel. 9. En er zit nog een probleem aan het voortdurend bijscheppen van nieuw geld: er is steeds meer onderpand nodig, extra eigendomstitels. Op een eindige wereld is het lastig om steeds meer nieuwe eigendomstitels te creëren. Het tot handelswaar maken van de natuur is eindig. En zelfs zaken als imago’s, patenten etc. zijn niet makkelijk in exponentieel tempo uit te breiden. 10. Privatisering van gemeenschapszaken hielp een tijd lang. Dat leverde een hoop nieuwe eigendomstitels op, zodat er weer een hele lading nieuw krediet kon worden gegeven. 11. De ideologie van privatisering nam het concept deregulering in haar kielzog mee. Op veel plekken bevrijdend van bureaucratie maakte deregulering ook ruimte voor speculatie. En speculatie bleek in het computertijdperk met de globalisering een uiterst winstgevende manier van beleggen te zijn. Dat was dus een nieuw terrein waar het zich almaar ophopende vermogen een –zeer lucratieve – uitlaatklep vond. Waardoor uiteraard de concentratie van vermogen zich alleen maar versnelde. En zo paste alles netjes in elkaar: een geldsysteem dat rente nodig maakt en waar bezitters dus steeds rijker worden kon almaar nieuw geld in omloop brengen omdat monetarisering van de natuur, privatisering van overheidstaken en eigendommen en speculatie emplooi gaf aan enorme sommen geld. Nou heeft speculatie nog wel een bijeffect: het werkt destabiliserend en maakt in veel gevallen de economie minder efficiënt. Het financiert luchtbellen waaruit crisissen geboren worden en verdient vervolgens ook weer aan die crisissen. 12. De opkomst van China moet hier nog even genoemd worden. China ziet de dollars die ze verdient als een strategisch instrument. Niet als een onderdeel van een wereld die samen meer welvaart krijgt doordat landen en mensen zich steeds verder specialiseren en de resultaten daarvan delen. China laat daarom heel veel van het verdiende geld niet rollen maar bewaard dat als politiek drukmiddel en om op strategische momenten in te zetten. 13. De banken lieten voor de credit crunch zien heel creatief te zijn in het maken van fictieve nieuwe eigendomstitels. Dit hielp jarenlang de toenemende vraag naar eigendomstitels te beantwoorden. Probleem is natuurlijk wel dat deze luchtbellen vroeger of later knappen. 14. Met de concentratie van rijkdom ontstaat nog een ander probleem: Zeer rijke mensen consumeren per extra binnenkomende dollar veel minder dan arme mensen of de middenklasse. Hierdoor raakt het evenwicht tussen productie en consumptie uit balans. En zonder consumptie, als er onvoldoende geld in handen van kopers is, dan dalen de winsten. Bij dalende winsten wordt er minder geïnvesteerd in productie. Mensen gaan op hun geld zitten of proberen via speculatie het aan te laten groeien. En bij punt 2. zagen we al dat dit problemen oplevert. 15. En zo werd het aanbod van geld zo groot dat de rente in het begin van deze eeuw historisch unieke lage waarden bereikte. 16. Die lage rente voorkwam dat de consumptie in elkaar klapte. Door de lage rente durfden steeds meer mensen uit de middenklasse en lager te lenen. Inderdaad belegden steeds meer mensen een deel van dat geleende geld speculatief, maar het stimuleerde ook de aankopen. De lage rente voorkwam zo dat aan het begin van deze eeuw de doorgaande concentratie van vermogen nog steeds niet had geleid tot minder aankopen. Maar helaas, het kopen met geleend geld geeft slechts een tijdje respijt. En toen ook nog de eigendomstitels in de speculatieve markt van securities door de mand vielen, ontstond in 2007 de kredietcrisis.
En zo zitten we met geld dat ervoor zorgt dat er een voortdurende aangroei van vermogens plaats vindt. Vroeger leidde deze concentratie van vermogen tot een explosieve ontwikkeling van productie en handel. Het geld dat zich bij rijke mensen ophoopte werd namelijk belegd in nieuwe fabrieken en producten. Marx noemde het kapitalistische systeem daarom het meest progressieve systeem uit de geschiedenis. Sinds de jaren ’70 bleek echter de voortdurende economische groei in de rijke landen steeds minder een groei van kwaliteit van leven op te leveren terwijl de natuurlijke rijkdom wel snel afnam. En we gingen geloven dat dit hoort bij de moderne tijd alsof het een natuurverschijnsel is. De situatie is echter veranderd. Sinds de zeventiger jaren wordt de aangroei bij de grote vermogens steeds minder geïnvesteerd en vindt steeds meer geld een lucratiever emplooi in speculatieve fondsen. Dat geeft veel onrust en tegelijk verdween hierdoor het evenwicht tussen koopkracht en productie. De Occupy beweging voelt dit aan, maar valt in de valkuil van een goed‐slecht tegenstelling en details die gevoelig maar niet essentieel zijn. Natuurlijk is de graaicultuur schandalig, daar wil ik niets aan af doen, maar het achterliggende mechanisme van een anoniem mechanisme in het geld waardoor vermogens automatisch aangroeien wordt over het hoofd gezien. Dat mechanisme en de effecten op armoede, natuur en economie bekijken we in de eerste hoofdstukken van dit boek . Vervolgens beschrijf ik hoe STRO deze analyse gebruikt om alternatieven te ontwikkelen. Alternatieven die werken, omdat ze aanhaken op waar het heersende geld dom bezig is. Het doel is mensen (en de natuur) te bevrijden van de gevolgen van de geldschepping tegen rente. De alternatieven proberen koopkracht te brengen op plekken waar er tekort is, en productie uit te lokken op plekken waar te weinig banen zijn. .
Hoofdstuk 1. De invloed van de spelregels 1.0 inleiding Volgens het Engelse gezegde “Money makes the world go round” bepaalt geld in hoge mate het reilen en zeilen op deze wereld. De meeste van ons vertalen geld naar rijke mensen. Voor Harry Mens draait de wereld dankzij rijke mensen. Zij zorgen voor de welvaart en moeten kansen krijgen. Aan de andere kant van het spectrum vindt de SP dat rijke mensen teveel worden ontzien. Zij zouden best wat zwaarder belast mogen worden en meer lasten overnemen van minder vermogenden. Ik vraag uw aandacht voor het paradigma van geld als organiserend systeem. En dan specifiek voor het soort geld dat op dit moment gebruikt wordt. Ik zal duidelijk maken dat er inderdaad verschillende soorten geld mogelijk zijn, met verschillende effecten op milieu, armoede, werkgelegenheid, welvaart en zelfs welvaartsbeleving. Gek genoeg is er maar weinig aandacht voor dat geld een belangrijk sturingsmechanisme is. Voor zover bekend organiseert de Social Trade Organisation (STRO) het grootste programma ter wereld (zie bijlage 1 voor meer informatie over STRO) om actief en systematisch onderzoek te doen naar en te experimenteren met verschillende soorten geld. Die inzet van STRO is niet toevallig: we zijn er namelijk van overtuigd dat de samenleving op een bepaalde manier lijkt op een spel, waarin de spelregels het gedrag van de spelers bepalen en daarmee vorm geven aan de toekomst. Hier kijken we naar de samenleving als een complex systeem, zoals het weer, een ecosysteem of een computerprogramma. Zo’n systeem lijkt een niet te ontwarren chaos. Door van wat grotere afstand te kijken ontdekken we dat er toch sturing is: bepaalde omstandigheden beïnvloeden de ontwikkelingen sterk. Het ecosysteem van een droog gebied verschilt wezenlijk van dat van een gebied waar veel regen valt. Beide systemen zijn chaotisch en er is zoveel interactie dat oorzaak en gevolg nauwelijks te herkennen zijn. Maar hoe complex een ecosysteem ook is, factoren als klimaat, bodem, en hoogteverschillen bepalen wel de ontwikkelingen. Een complex systeem kan dus benaderd worden door te kijken in welke richting de randvoorwaarden het systeem duwen. Ook de samenleving is een complex systeem waarvan men zich kan afvragen welke randvoorwaarden die samenleving beïnvloeden. Welke randvoorwaarden zijn er en in hoeverre staan ze vast? Zijn die randvoorwaarden een gevolg van keuzen? En wat veranderd er wanneer andere keuzes worden gemaakt?
1.1 De regels van het spel Wie veel Monopoly heeft gespeeld, veranderde misschien wel eens bepaalde spelregels. Zo kun je het bedrag dat je bij START krijgt verhogen of je kunt bij verkoop van huizen aan de bank gewoon 100% van de waarde teruggeven. Wie dit ooit heeft gedaan, weet dat de spelers onmiddellijk hun strategie en gedrag aanpassen en dat het spel zich anders ontwikkelt. Als kinderen hadden we zelf een variant in de spelregels uitgedokterd, waardoor meestal niemand failliet ging. Iedereen werd steeds rijker, het spel kon oneindig doorgaan en eindigde als de logeerpartij van het neefje, met wie we speelden, afliep. De winst van die week was niet dat hij (of iemand anders) gewonnen had, maar wel dat die neef naar huis ging met de naam Adriaan de Rijke. Wij hadden er lol in! Bij sporten is iedereen zich bewust dat spelregels bepalend zijn voor het gedrag van de spelers, maar gek genoeg vragen weinig mensen zich af of, en zo ja welke, spelregels de samenleving domineren. En toch wordt ook de complexe, vaak chaotische organisatie van het “real life maatschappijspel” gestuurd door regels. Deze regels beïnvloeden de uitkomst van de meeste dagelijkse besluiten en als gevolg hiervan sturen ze ook onze toekomst een bepaalde kant op. Enkele van die regels zijn logisch, maar er zijn er ook die aanvechtbaar zijn. Het bijzondere is dat ze evenwel nauwelijks ter discussie
staan. Ze zijn er “omdat het nu eenmaal zo is”. Het lijkt er zelfs op dat hoe meer impact regels hebben, des te minder ze ter discussie staan. Daar zit wel enige logica achter: als we ze zouden veranderen, gaat er veel veranderen. Maar wat precies is moeilijk voorspelbaar. Daarom voelen we ons veiliger het te houden bij wat we hebben, waarvan we (denken te) weten wat we eraan hebben. En zo kan de wereld in een bepaalde richting gestuurd worden zonder dat daar ooit echt voor gekozen is. Wetenschappers laten hier een taak liggen. In de antropologie is het heel gebruikelijk dat onderzoekers zich afvragen welke “basisspelregels” een samenleving vorm geven. Zo onderzoekt de antropoloog de patronen die ontstaan als gevolg van het feit dat vrouwen kinderen baren. Welke effecten heeft dit op de rolverdeling tussen mannen en vrouwen en op andere kenmerken van de cultuur. En wat gebeurt als vrouwen die meer opleiding genieten minder of zelfs geen kinderen meer willen? Kunt u zich voorstellen hoe Nederland er in 2100 uitziet als het aantal kinderen in heel Nederland even groot is als het aantal dat nu woont in Amsterdam en Rotterdam? Het bestuderen van ecosystemen heeft ons veel geleerd over de manier waarop sturing in complexe systemen vorm krijgt en invloed heeft. Het helpt zo’n complex systeem beter te begrijpen. Die lessen zijn deels ook bruikbaar om te ontdekken op welke manier het ene soort geld de ontwikkeling van de geschiedenis anders vormgeeft dan het andere. Voordat we specifiek gaan kijken naar de impact van de soort geld, werken we dit concept van de “sturingsmechanismen” nog wat verder uit. Dat doen we aan de hand van hoe (de keuze voor) een bepaald soort belasting ontwikkelingen in de samenleving stuurt.
1.2 Hoe belastingen maatschappelijke ontwikkelingen sturen U weet waarschijnlijk dat er verschillende soorten belasting zijn. Maar heeft u zich wel eens afgevraagd hoe anders de samenleving er na verloop van tijd zou uitzien als we de mix van belastingen veranderen? Hoe verschillend de economische keuzes uitpakken? En hoe die uitwerken op duizend en één plekken waarmee ze op lange termijn een ander soort samenleving vormgeven? In de meeste landen krijgt de overheid het grootste deel van haar inkomen binnen via belasting op arbeid, zoals loon‐ en inkomstenbelasting en BTW. Een onvermijdelijk gevolg is dat deze belastingen arbeid duurder maken. In economische termen: ze verhogen de kostprijs van arbeid. Om producten te maken zetten bedrijven een bepaalde mix van productiefactoren in: kapitaal, arbeid, grondstoffen en energie. Ze kiezen de mix zodanig dat de kosten per product zo laag mogelijk zijn. Op het moment dat arbeid duurder wordt door (hogere) belastingen, proberen bedrijven de mix te wijzigen met wat minder arbeid en wat meer van de andere productiefactoren. Er wordt bijvoorbeeld verder geautomatiseerd. Dat kost meer kapitaal en energie maar vermindert de hoeveelheid arbeid. Het belastingsysteem legt dus een sturing op aan bedrijven. Die sturing beïnvloedt de keuzes van individuele bedrijven en gaandeweg dringt het effect van die sturing door in de cultuur, de waarden, en het hele economische denken. Zo heeft zich bij ons een wegwerpcultuur ontwikkeld met als bijproducten wegwerpwaarden. Het is goedkoper om iets weg te gooien dan om het te repareren. Veel mensen denken dat dit hoort bij de moderne tijd en zien niet hoe de keuze voor belastingen op arbeid daarin meespeelt. Misschien komt het door de complexiteit van de samenleving dat veel mensen niet nadenken over het effect van de keuze voor een bepaald belastingsysteem. Veel mensen ervaren eigenlijk helemaal geen keuze. Bijkomend probleem is dat belastingen op arbeid populair zijn bij mensen die een meer egalitaire samenleving nastreven zonder absurde verschillen in beloning. Theoretisch nivelleert een progressieve inkomstenbelasting verschillen in besteedbaar inkomen tussen arm en rijk. Maar zien we dat ook echt terug in de praktijk? Wat bijvoorbeeld te denken van de beruchte bonussen van de bankdirecteuren? De soms extreem hoge beloningen blijken mogelijk doordat de mensen in die hoogste inkomensgroepen netto‐
inkomens bedingen, eventueel via aandeelconstructies. Hierdoor werkt het herverdelingseffect niet meer. Sterker nog: de lagere inkomensgroepen draaien op voor het betalen van bonussen en torenhoge salarissen. Tegelijkertijd moeten de lagere inkomensgroepen tegenwoordig wereldwijd concurreren met steeds meer anderen. En omdat Nederlanders meer belasting betalen dan werkers in menig ander land, zijn ze duurder. De kostprijsverhoging door belastingen moet dan gecompenseerd worden door een lagere beloning. En zo eindigt belasting op arbeid als nivelleringsinstrument in het omgekeerde effect. Een tijd lang hadden de belastingen op arbeid het voordeel dat ze de kapitaalsintensiviteit en dus de productiviteit bevorderden. Maar dit effect is door de enorme mobiliteit van kapitaal verminderd. En zo zitten lagere inkomens opgezadeld met een belastingsysteem dat het moeilijk maakt te concurreren met landen met lage lonen. Het ligt voor de hand de belastingdruk te verschuiven van arbeid naar grondstoffen en energie uit fossiele brandstoffen. Dat is niet alleen economisch beter, maar heeft ook grote milieuvoordelen. Denk bijvoorbeeld aan reductie van koolstofdioxide en hergebruik van grondstoffen. Zo’n maatregel zal natuurlijk ook moeten gelden voor importproducten. Als we de milieukosten doorberekenen, worden Chinese producten een stuk duurder….. STRO heeft ervaring met het aankaarten van bovenstaand sturingsmechanisme. In de jaren tachtig van de vorige eeuw stelden we de belasting op arbeid ter discussie. Samen met enkele anderen pleitten we toen voor belasting op milieubeslag. In eerste instantie werd dit in de Tweede Kamer weggehoond. Maar na jaren lobby en bewustmakingscampagnes is de beweging voor een ander belastingsysteem nu sterk genoeg.
1.3 Hoe de maatschappij wordt bepaald door het soort geld Net als het belastingsysteem beïnvloedt het geldsysteem veel keuzes in de maatschappij. Dit sturingsmechanisme heeft een enorme impact op de manier waarop de economie zich ontwikkelt, op de cultuur en op het gedrag van mensen. Het soort geld bepaalt in belangrijke mate hoe onze toekomst eruit gaat zien. Het gangbare geld heeft inmiddels bijna overal de traditionele, door de cultuur bepaalde organisatievormen verdrongen. Waar vroeger mensen vaak hetzelfde beroep als hun ouders hadden, komt dit steeds minder voor. De culturen, waarin de status van mensen afhing van hun vrijgevigheid, zijn ook bijna van de aardbodem verdwenen. Bijna alle samenlevingen zijn nu vooral geld gestuurd. Organiseert het geldsysteem de wereld dan zo goed, dat het haar gang mag gaan? Welk rapportcijfer zou u het geld in 2005 hebben gegeven betreffende de kwaliteit van de organisatie van de samenleving en welk rapportcijfer geeft u nu? En welk cijfer zou u geven als u als arm mens in de sloppenwijk van een grote stad woonde? Suggestie meelezer: stuk over rapportcijfer weg Aan de negatieve kant van de balans staan zonder meer zaken als milieuvernietiging en armoede. Wij spreken niet toevallig over de welvaartspiramide. Een aanzienlijk aantal mensen aan de voet daarvan krijgt zelfs niet eens de kans om in de eigen basisbehoeftes te voorzien. Zij missen geld om te investeren en de ondernemende mensen kunnen niet ondernemen omdat de potentiële klanten in hun omgeving geen geld hebben. Die samenlevingen worden eerder door geld buitengesloten dan georganiseerd en veel van de aanwezige talenten ontvluchten hun omgeving. Arme gemeenschappen missen niet alleen geld als koopkracht voor consumptie of investeringsgoederen, maar vooral geld om hun samenleving effectief te organiseren. Niet best voor het rapportcijfer. Uw beoordeling zal er niet beter op worden nadat we in latere hoofdstukken ontdekken dat het huidige soort geld zelfs in rijke landen een wanprestatie levert. Die wanprestaties motiveren STRO om naar andere soorten geld te zoeken, die beter uitpakken voor arme mensen en voor het milieu. U begrijpt dat de omvang van het “Research & Development”‐ programma van STRO in geen verhouding staat tot de enorme bedragen die wereldwijd geïnvesteerd worden in R&D naar nieuwe producten en diensten. Qua investering is ons onderzoek naar het
sturingsmechanisme geld te verwaarlozen. Waarom er maar zo weinig geïnvesteerd in verandering van het geldsysteem? Belangrijk probleem daarbij is dat veel mensen zich niet realiseren dat er een keus is, dat er überhaupt verschillende soorten geld zijn.
1.4 Soorten geld De geschiedenis kent wel degelijk voorbeelden van andere soorten geld. In de periodes dat er tegelijk verschillende soorten geld voorkwamen, waren mensen zich daar uiteraard wel van bewust en realiseerden ze zich de verschillende mogelijkheden. Zij hebben zelfs erg hun best hebben gedaan deze kennis door te geven. In de godsdiensten met Abraham als grondlegger komt een visie voor op geld en met name rente (verbod), die rechtstreeks lijkt te zijn gebaseerd op ervaringen in de oude Soemerische en Egyptische rijken, waar twee soorten geld met elkaar concurreerden. De ene soort was op goud gebaseerd. Dit geld heeft als voordeel dat het na verloop van tijd niet in waarde vermindert, het behoudt zijn waarde. Het gevolg is wel dat de geldbezitter geen haast heeft om het uit te lenen, terwijl de lenende partij, de boer of de ondernemer, wel haast heeft en tot een deal móet komen. De boer die om een lening komt, heeft immers NU zaden nodig, anders mist hij het plantseizoen. De ondernemer heeft NU machines nodig om rendabel te kunnen produceren en het op te kunnen nemen tegen de concurrentie. Goudgeld onderscheidt zich van bijna alle natuurlijke dingen op aarde. Waar goederen en materialen in kwaliteit en dus waarde achteruit gaan, verliest goudgeld niets aan kwaliteit of volume. Deze eigenschap maakt het aantrekkelijk voor bezitters om hun vermogen in goudgeld om te zetten. Het goudgeld geeft hun zo de mogelijkheid macht door tijd en ruimte te verplaatsen en in te zetten op het meest profijtelijke moment en op de plek waar de opbrengst het grootst is. Bovendien kunnen de eigenaren van het door goud gedekte geld ondernemers die geld willen lenen een hoge rente vragen. In het Soemerische rijk was waarschijnlijk stevige oppositie tegen dit goudgeld. En dat niet alleen omdat de bezitters boeren en ondernemers konden dwingen meer terug te betalen en een groter een deel van de oogst af te staan. Het had waarschijnlijk ook alles te maken met het feit dat men een alternatief kende. In Soemerië bestonden namelijk ook girosystemen die gebaseerd waren op graan. Die graangiro werkte als volgt. Boeren konden hun graan opslaan in tempels. Elke hoeveelheid die een boer bracht, werd bijgeschreven op zijn/haar girorekening. Hij/zij kon het graan opnemen als het nodig was als voedsel. Maar de boer kon ook een bedrag naar een ander overmaken, net als in de girosystemen die we nu kennen. De eigenaren van het graan betaalden de bewaarkosten. Ook betaalden ze iets om het gewichtsverlies door indrogen te compenseren. Deze kosten werkten voor de eigenaren als een soort omgekeerde rente. Wie eigenaar was van veel meer graan dan hij/zij kon opmaken zag jaarlijks het vermogen slinken. U begrijpt wat dit betekende in de onderhandelingen tussen iemand met veel graan op zijn rekening en iemand die graangeld nodig had. De vermogende was meestal tevreden met garanties dat hij over een aantal jaren dezelfde hoeveelheid terugkreeg als wat hij uitleende. Dankzij het graangeld hadden degenen die wilden lenen een veel gelijkere onderhandelingspositie met de bezitters. Door deze graangiro’s wisten mensen dat een andere soort geld mogelijk was. Vanuit Soemerië verspreidde dit idee van graangeld zich naar Egypte. Mogelijk refereert het bijbelverhaal van Jozef daaraan als hij schuren bouwt voor de opslag van de oogst gedurende vette jaren. Uit historische bronnen weten we dat graangiro’s in Egypte tot de vierde eeuw na Christus functioneerden en dat boeren er hun oogst heenbrachten en het tegoed op hun rekening bijgeschreven kregen. Al met al is het dus niet zo vreemd dat de drie “religies van het boek”, die allemaal gebaseerd zijn op de “Abraham‐beweging” die vanuit Soemerië de wereld inging, alle drie goudgeld en daarop gebaseerde rente afwijzen. De ervaring in Soemerië leerde dat goudgeld tot rente leidde en graangeld niet. In het boek Die geldlose Wirtschaft: Vom Tempeltausch zum Barter‐Club beschrijft Godschalk hoe de volken in het
Nabije Oosten hun geld baseerden op het tempelgoud, waarbij de priesters voor de ‘goddelijke’ goedkeuring zorgden. Net niet helemaal “God zij met ons”. De Bijbel vertelt, in het verhaal over het maken van een gouden kalf, hoe mensen, die zich volgelingen van Abraham noemden, goud inzamelden om in hun godsdienst te gaan gebruiken. Tot dan waren de heilige objecten niet van goud, maar van stof en stokken. Mogelijk waren de rijke mensen die het goud gaven indertijd niet vies van op goud gebaseerd geld. Hoe ernstig dit conflicteerde met de traditie blijkt wel uit de zwaarte van de straf: de hele generatie, die in die tijd leefde, werd acuut onbekwaam verklaard. Voorstel meelezer om deze alinea te verwijderen. Veel geholpen heeft dat overigens niet want in het jaar nul bezat de tempel in Jeruzalem heel veel goud. En inderdaad, dat goud functioneerde als dekking van het door de tempel in omloop gebrachte rentevragend geld. Het scheppen van nieuw rentevragend geld gebeurde op het tempelplein. Het lijkt geen toeval dat Jezus, op het hoogtepunt van zijn publieke steun, die steun gebruikte om hier wat aan te doen. In de Bijbel lezen we hoe hij de bemiddelaars, de verstrekkers van het tempelgeld, van het tempelplein wegjoeg. Hij kreeg daardoor wel doodsvijanden, want hij stelde deze zeer profijtelijke inkomstenbron van de priesters aan de kaak, als volkomen in tegenspraak met de traditie van Abraham en Mozes. De overdracht van rijkdom door rente betekent dat rijken steeds rijker worden. Zij zoeken dan steeds meer mogelijkheden om die groeiende rijkdom te beleggen. Mogelijk zijn de aanleg van polders en irrigatiewerken evenals de ontginningen van de hoge gronden in Irak in de Soemerische tijd zo gefinancierd. Deze investeringen liepen voor de samenleving als geheel echter uit op een rampzalige verwoestijning, vergelijkbaar met wat tegenwoordig te zien is op plaatsen waar geld geïnvesteerd wordt om tropisch woud te kappen. Zowel de milieudegradatie als de oplopende schulden gingen en gaan ten koste van armen die armer worden, zelfs tot een niveau dat ze uit de geldwereld gestoten worden: als slaaf, of verhongerend. Met het, in de loop van de geschiedenis, verdwijnen van de kennis van alternatieven bleef alleen een renteverbod over. Hoewel het soort geld dus geen onderwerp van discussie (meer) was, is rente nog tot in de 13de eeuw te vuur en te zwaard bestreden. Binnen de christelijke kerk was het vragen van rente een onvergeeflijke doodzonde. Het Derde Lateraans Concilie, van 1179 excommuniceerde openlijke woekeraars. Woekeraars hadden zelfs geen kans meer om via het vagevuur in de hemel te komen. Hen wachtte het eeuwige vuur en ze mochten niet op christelijke begraafplaatsen begraven worden. Om te voorkomen dat ze een weg terug inkochten werd bepaald dat wie offergaven van woekeraars aanvaardde hun lot zou delen. Het Concilie van Vienne van 1311, ging nog een stap verder. Ook degenen die woeker toestonden of woekeraars beschermden kwamen onder de excommunicatie te vallen (Le Goff 1979) Rente werd echter niet gezien als een mechanisme dat sturing geeft aan een samenleving, maar puur als een moreel punt. Dat rente verband houdt met het soort – waardevast ‐ op goud gebaseerd ‐ geld, was toen al bijna 2000 jaar niet meer bekend. Dat is van groot belang, want een renteverbod werkt niet bij een soort geld dat in zijn aard rente met zich mee brengt. Dat vraagt erom dat mensen wegen gaan zoeken om het renteverbod te negeren en hun machtsverschil toch te verzilveren. Zo waren in de 15de eeuw leningen van Florentijnse bankiers aan de paus in naam rentevrij. De truc was dat deze leningen in Engelse ponden werden uitgedrukt. Daarbij werden fictieve kosten in rekening gebracht: voor het omwisselen van deze ponden naar de Florentijnse munt, voor het geldtransport van Engeland naar Rome en ook nog eens in de omgekeerde volgorde bij de terugbetaling. Uiteraard kwam het geld helemaal niet uit Engeland en was dit niets anders dan een slimme manier om rente in rekening te brengen. Joden waren van veel beroepen uitgesloten en concentreerden zich daarom op speciale ambachten. In het bankwezen hadden ze het voordeel dat zij niet katholiek waren en voor hen het vagevuur en de doodzonde niet bestonden. Zij omzeilden het feit dat het renteverbod ook in de Talmud wordt genoemd door het niet van toepassing te verklaren op leningen aan niet‐Joden. Moslims wijzen nog steeds het ontvangen van rente af. Maar ook bij hen is de kennis over het
verband tussen rente en geld als systeem verloren gegaan en wordt gewerkt met een soort geld dat rente onvermijdelijk maakt. Islamitisch bankieren kent veel vormen van ontduiking van het renteverbod. Vormen die doen denken aan de handigheidjes van de Florentijnse bankiers en de pausen in de 15de eeuw. Bij hypotheken worden dermate hoge beginbetalingen geëist dat daarna de kans dat dalende huizenprijzen de Islamitische bank treffen klein is. Daarmee is de risicopremie voor prijsdaling geen echte risicodekking meer maar verkapte rente. In dit soort constructies worden de kosten van het financieren, de rente, verborgen in de algemene kosten. Men maakt gewoon deze kosten, zoals onderhoud en risico van beschadiging, hoger. De klant kijkt toch alleen naar het maandbedrag en wat daar tegenover staat.
1.5 Het huidige soort geld is onbetwist, heeft veel negatieve effecten en bedreigt onze toekomst Machiavelli merkte honderden jaren geleden al op: ”Men dient te bedenken, dat niets moeilijker en gevaarlijker is, en zonder zekerheid van slagen, dan de poging een nieuwe orde der dingen te introduceren. De innovator heeft allen die voordeel hebben bij de oude orde als zekere vijand, terwijl degenen die verwachten baat te hebben bij de nieuwe orde zich eveneens geen bijzonder enthousiaste aanhangers zullen tonen. De onverschilligheid van de laatsten is enerzijds gebaseerd op angst voor hun tegenstanders die bevoordeeld worden door de bestaande wetten, en anderzijds op menselijk wantrouwen ten aanzien van nieuwigheden die niet het resultaat zijn van beproefde ervaring. Dat is de reden dat opponenten van de nieuwe orde der dingen elke gelegenheid zullen aangrijpen om die aan te vallen, terwijl de verdediging ervan door de anderen slechts zwak zal zijn, zodat het gevaarlijk is op hen te vertrouwen1.” Inderdaad stuit degene die voorstelt de spelregels van de samenleving te heroverwegen op grote weerstand. De mogelijkheid om macht door tijd en ruimte te verplaatsen is voor machthebbers onontbeerlijk. Geen wonder dat er veel instituties zijn die beweren dat het bestaande soort geld onvermijdelijk en absoluut nodig is en dat er weinigen zijn die op zoek zijn naar alternatieven. Overigens is het huidige geld ook maar mensenwerk. Het kreeg gedeeltelijk haar vorm door internationale overeenkomsten. Belangrijk daarbij zijn de regelingen betreffende commerciële en financiële verhoudingen zoals gedefinieerd in de overeenkomsten van Bretton Woods (VS) in 1944. Wat toen besloten is, kan nu aangepast worden. De val van de dollar en de opkomst van China zullen sowieso een nieuw systeem nodig maken, tenzij de coalitie tussen de Chinezen en de VS duurzaam blijkt, maar die kans lijkt klein. Het debat over de huidige bankencrisis wordt voornamelijk beheerst door de roep om meer strikte regelgeving betreffende speculatief kapitaal. Het belangrijkste gegeven kwam niet aan de orde: dat er tegenwoordig zoveel ‘overtollig’ geld bestaat waardoor speculatie onvermijdelijk is. En toch zijn de grote vermogens die belegd moeten worden zo groot, dat het onvermijdelijk is dat er fictieve waarden gecreëerd worden, ook al wordt de wereld er niet stabieler van. De belangrijkste afspraak van Bretton Woods was de verplichting van de VS om een wisselkoers aan te houden van de dollar tegen een vastgestelde waarde in goud. De Amerikaanse president Richard Nixon besloot in 1971 eenzijdig de koppeling tussen de dollar en het goud los te laten. De Amerikaanse dollar werd de enige dekking voor andere valuta en kon onbeperkt gecreëerd worden. Deze keuze werd wel aangevochten door Frankrijk maar de meeste landen gingen makkelijk akkoord 1
Niccolo Machiavelli (1469‐1527), oorspronkelijke titel: Il Principe, p. 83; (De Prins, H. 6); vertaling van: The Historical, Political, Diplomatic Writings of Niccolo Machiavelli, in vier delen vertaald door Christian E. Detmold (Boston: James R. Osgood and Co., 1882).
met deze diepgaande verandering. Tot de crisis van 2008 bleef het stil. En zelfs toen kwam er geen massaal verzet. Het huidige soort geld is dus vooral een uitvloeisel van machtspolitiek en onmacht tot veranderingen. Ondanks de instabiliteit van het internationale geldsysteem en het duidelijk negatieve effect op arme landen kiezen de meeste economen ervoor om het als een natuurlijke orde te beschouwen. De weerstand om het geldsysteem te heroverwegen voorkwam dat de besluiten van Bretton Woods en Nixon werkelijk ter discussie zijn gesteld. De slagzin van het World Social Forum is: een andere wereld is mogelijk. Dat is een goede woordkeuze, want veranderingen komen moeizaam tot stand omdat veel mensen geen vertrouwen in, noch hoop hebben op een andere wereld. Dat is een zelfbevestigende instelling. Als mensen geen geloof hebben in de mogelijkheid van een andere realiteit, dan nemen ze de huidige realiteit voor lief in een poging om de status‐quo te handhaven, en creëren soms zelfs een conservatieve versie van de huidige realiteit. Zal het huidige geldsysteem dan in zijn onvolkomen en nadelige vorm blijven voortbestaan? Hoogstwaarschijnlijk niet, want de grote interne discrepanties en de supersnelle ontwikkelingen van de informatietechnologie gaan een ongeplande en ongewilde verandering veroorzaken.
1.6 Ontwikkeling IT veroorzaakt geldrevolutie We veranderen niet makkelijk van paradigma. Vaak wordt een andere manier van kijken afgedwongen door veranderende werkelijkheid. Het effect van de IT‐revolutie op hoe we geld gebruiken kan zo’n paradigma verandering veroorzaken. Geld is in feite een afspraak binnen een bepaalde gemeenschap, een gestandaardiseerd overdraagbaar recht op grond waarvan leden van die gemeenschap goederen of diensten willen leveren. Die standaardisatie is nodig omdat anders de verschuiving van aanspraken op diensten door de gemeenschap niet meer bij te houden zijn. Maar met de IT‐revolutie kunnen steeds makkelijker complexe afspraken onthouden worden en zelfs vergelijkbaar worden gemaakt. Voor insiders komen nieuwe soorten geld daarom niet uit de lucht vallen. Al op 27 augustus 1999 voorspelt de toenmalige vice‐president van The Bank of England, Mervyn King dat digitale handelsnetwerken het gangbare geld gaan verdringen. King benadrukte voor zijn in eerste instantie ongelovige collega’s dat in de toekomst de IT‐revolutie het mogelijk maakt de handel zonder het geld van de (centrale) banken uit te voeren. King meent dat: “de opvolgers van Gates die van Greenspan zullen gaan verdringen.” (Gates staat als oprichter van Microsoft symbool voor IT‐ bedrijven en Alan Greenspan voor de Amerikaanse Centrale Bank/FED, waarvan hij jarenlangvoorzitter was) Sinds de kredietcrisis is er veel aandacht voor geld en voor banken. Men heeft het over het einde van de dollar. De Euro kent een turbulente geschiedenis en de Chinese munt wordt steeds belangrijker. Weinigen realiseren zich dat mogelijk op korte termijn het geld zoals we dat nu kennen, verdwenen kan zijn. Laten we verder kijken naar wat de heer King van The Bank of England in zijn lezing vertelde. De titel is heel toepasselijk: “Uitdagingen voor monetaire politiek: Nieuw en Oud”. Mervyn King benadrukt in die lezing de grote invloed van de snelle ontwikkeling van de informatie‐technologie (IT) op de positie van centrale banken als leveranciers van geld. Deze ontwikkeling gaat geld en daarmee de economie en de samenleving enorm veranderen. “Geldschepping” is in de toekomst niet langer afhankelijk van instemming van de Centrale Bank, maar gebeurt door de particuliere sector, zo nodig buiten de banken om. Geldschepping zoals dat nu werkt, is een lucratieve zaak. Als u een hypotheek krijgt maakt u met de bank een terugbetalingafspraak met uw huis als onderpand. De bank standaardiseert die claim op uw toekomstige terugbetalingen en maakt uit die claim geld. Stelt u zich maar voor dat de bank het eigendomsbewijs in kleine stukjes knipt. Vervolgens krijgt u deze papieren, dat wil zeggen dat geld
van de bank. Het geld is dus eigenlijk die overeenkomst, maar nu in een voor ieder herkenbare vorm, die makkelijk te gebruiken is bij de supermarkt of de benzinepomp. Voor dat ‘vertalen’ van uw betalingsverplichting in geld vraagt de bank u vervolgens heel veel geld. Of u maar even drie keer dat bedrag wilt terugbetalen (geleend bedrag plus rente). Inderdaad, een winstgevende onderneming. Dit is een praktijk die zijn langste tijd heeft gehad. Tegenwoordig krijgt u allang geen geld meer, maar een tegoed bijgehouden in de computer. Die kant van het verhaal zal wel nog even zo blijven. Maar in de nabije toekomst kan de computer een ruilsysteem opzetten waarbij niet het geld maar de claim op terugbetaling en het achterliggende onderpand van hand tot hand gaan zodanig dat iedereen de waarde kan overzien. En met het verdwijnen van het geld zou ook best de rente kunnen verdwijnen. Gebruikers hebben daar immers alle belang bij: wie wil zijn huis immers drie keer betalen (twee keer rente en één keer de hoofdsom)? Het vervangen van geld door claims waarbij de computer inzicht geeft in de waarde is zo aantrekkelijk dat je mag verwachten dat door IT gefaciliteerde ruilnetwerken voor de meeste transacties snel het gewone geld zullen vervangen. Het idee klinkt misschien vreemd, maar ook nu is bijvoorbeeld de hypotheek die u krijgt een digitale claim, waarop een bedrag is gebaseerd dat naar uw bankrekening wordt overgemaakt en dat u direct weer doorgeeft aan degene van wie u het huis koopt. Nu er banken (dreigen) om te vallen wordt zichtbaar dat geld helemaal niet zo’n helder en zeker iets is en dat het ontbreken aan inzicht welke claims erachter zitten, juist een gemis is. De impact van deze door King voorspelde veranderingen is gigantisch. Centrale banken (vaak eigendom van de grote handelsbanken) hebben al sinds de middeleeuwen het monopolie op geld. Het verdwijnen van dit monopolie brengt grote veranderingen met zich mee. Deze aardbeving met bijpassende tsunami zal in veel opzichten gunstig uitpakken en nieuwe kansen bieden. Ook zullen bestaande machtsverhoudingen drastisch worden beïnvloed. Er gaan grote verschuivingen plaatsvinden op politiek gebied, op de locatie van de machtscentra, en op wat en waar er geproduceerd wordt. Hoe de uitkomsten van die veranderingen er precies uit zullen zien kan niemand voorspellen, maar zeker is dat de huidige generatie jongeren een omwenteling gaan meemaken die vergelijkbaar is met, en mogelijk groter dan de industriële revolutie. Deze omwenteling valt precies samen met het verdwijnen van de soort economie en samenleving die grenzeloos fossiele brandstoffen verstookt. En dat valt in de rijke landen weer samen met een ongekende vergrijzing waarna ook het totale aantal mensen in rijke landen sterk zal krimpen. Ongekende veranderingen: we leven in een spannende tijd! Heel goed denkbaar is dat grote concerns zich de mogelijkheden van het nieuwe geld zullen toe‐ eigenen. Dan verschuift geldschepping van de (centrale) banken naar de sterkste economische conglomeraties. Maar in het internettijdperk veranderen zaken zo snel dat dit lang geen gelopen race is. Het kan ook zijn dat het nieuwe geld niet alleen het einde betekent van de machtsmonopolies van het huidige geld, maar dat dit einde alle machtsmonopolies meetrekt. Misschien komen er kansen op een meer duurzame en gelijkwaardige samenleving. In de concurrentiestrijd tussen het huidige geld en het Nieuwe Geld is cruciaal dat op IT gebaseerde uitwisseling voor bedrijven goedkoper is dan onderlinge transacties afhandelen met geld. Ook kan krediet via een dergelijk handelsnetwerk goedkoper zijn. Daardoor is de kans groot dat veel mensen en bedrijven het Nieuwe Geld verkiezen boven het huidige. Als deze voorspelling van Mervyn King uitkomt heeft dit grote invloed op de samenleving en op de machtsstructuren. In 1999 geloofden de meeste collega’s van de centrale banken King’s voorspelling nog niet, maar inmiddels weten zij beter. De grote verandering naar Nieuw Geld is namelijk al begonnen. En Uruguay neemt het voortouw zoals u kunt lezen in hoofdstuk xx. Uruguay is het eerste land dat in de volle breedte de mogelijkheden van het Nieuwe Geld kan benutten. En andere Latijns‐Amerikaanse landen kunnen volgen en dan gaat in deze revolutie Latijns‐ Amerika de rest van de wereld voor. Maar misschien gaan de ontwikkelingen met Facebook‐geld plots heel snel of ziet Google kans om haar eigen geld te introduceren. Eén ding is zeker: geld gaat veranderen en als geld verandert, komen veel meer zaken in beweging.
1.8 De toekomst is nu De door King voorspelde nieuwe generatie betalingsmiddelen wordt in een razendsnel tempo ingevoerd. Misschien verbaast het u, maar de meest geavanceerde systemen worden gebruikt in zogenaamde ontwikkelingslanden als Kenia, Pakistan, Mongolië en de Filippijnen. De wet van de remmende voorsprong … Doordat “rijke” landen al een gebruiksvriendelijk betaalsysteem hebben met een goed ontwikkelde infrastructuur voor banken, gaat hier de vernieuwing trager. Vóór de financiële crisis van 2008 was in het Westen voldoende geld, terwijl in arme landen zowel de infrastructuur als het geld schaars waren. Minder ontwikkelde landen hebben dus meer baat bij nieuwe handelssystemen, effectievere overschrijfsystemen en toegang tot nieuwe vormen van geld, waardoor de ontwikkelingen daar voorop komen te lopen. In Afrika heeft mobiel bankieren een ongekende vlucht genomen. Volgens de wet van de remmende voorsprong gaat mobiele telefonie daar sneller omdat daar nooit bekabeling is geweest zoals in veel rijke landen en dus mobiel meteen de goedkoopste oplossing was. Deze ontwikkelingen in Afrika en Azië zijn via een natuurlijke lijn verlopen: in die landen was nooit voldoende geïnvesteerd in een bekabeling door het hele land. Hierdoor waren er in de buitengebieden geen of vrijwel geen vaste lijnen. De mobiele telefonie vult dit gat en krijgt daardoor meer toepassingen dan in rijke landen. Met mobiele telefonie als belangrijkste communicatiemiddel en weinig banken in de meeste gebieden, is het volkomen logisch dat mensen prepaid belminuten gebruiken om onderling schulden te vereffenen.
1.9 Betalingen met mobiele prepaid belminuten via sms Het van oorsprong Nederlandse telefoonbedrijf CELTEL, dat is overgenomen door een bedrijf uit Koeweit, is één van de grootste leveranciers van deze diensten op het Afrikaanse continent. Het ontwikkelt al in een vroeg stadium de mogelijkheid om prepaid minuten via sms naar andere gebruikers over te maken. En zo worden prepaid minuten een “quasi‐geld” binnen een steeds groter wordende groep gebruikers. In eerste instantie willen de meeste mensen alleen een hoeveelheid minuten accepteren die men zelf kan verbellen, maar deze beperking verdwijnt als men in de gaten krijgt dat de belminuten eigenlijk een handig soort geld vertegenwoordigen. Zodra een grote groep personen met mobiele minuten begint te betalen en als betaling accepteren, is het steeds minder belangrijk of betalingen gedaan worden via prepaid minuten of in contant geld. Mobiele minuten krijgen vaak zelfs de voorkeur, omdat ze niet zo makkelijk te stelen zijn, en het overschrijven van dit Nieuwe Geld over grote afstanden een stuk eenvoudiger gaat dan met gangbaar geld. Ook in andere landen bieden leveranciers van mobiele telefonie en banken soortgelijke diensten aan. In de Filippijnen boekten GlobeTelecom en Smart Telecom voorlopig het grootste succes, met bijna 3.5 miljoen klanten die gebruik maken van deze nieuwe manier van mobiel bankieren. Ook andere bedrijven zoals Vodafone’s M‐Pesa en Safaricom (in Kenia), Telenor (in Pakistan) en Wizzit (in Zuid‐ Afrika) bieden deze diensten aan. Laten we even stilstaan bij het feit dat deze belminuten prepaid zijn, oftewel ze zijn van tevoren al betaald. Dit betekent dat de leverancier die de belminuten heeft verkocht, veel geld op zijn bankrekening heeft staan en daartegenover een verplichting heeft om mobiele telefoniediensten te leveren. Maar zolang mensen de minuten als betaalmiddel gebruiken, maalt daar niemand om….. Er zijn ook al andere vormen van Nieuw Geld aan het ontstaan. Met andere woorden: steeds meer handel vindt plaats zonder dat daar oud geld aan te pas komt. Het zijn met name grote bedrijven die daarvan profiteren. Zij hebben namelijk al stappen richting Nieuw Geld gezet door een eigen bank op te richten binnen hun conglomeratie of door een deal te maken met een al bestaande bank. Op die manier hoeven ze minder Oud Geld te gebruiken, besparen ze veel kosten en kunnen dus goedkoper op de markt opereren dan kleine bedrijven. Ze besparen daardoor geld waar kleine bedrijfjes dat niet
kunnen. Het effect hiervan op de concurrentie wordt vaak onderschat. Kleine bedrijven krijgen sowieso al moeilijker krediet en betalen ook bij het gewone geld al een hogere rente en worden daarnaast nog opgezadeld met lastige voorwaarden. Het oude geldsysteem veroorzaakt zo een oneerlijke concurrentie. Kleine bedrijven moeten de gevolgen daarvan compenseren door lagere salarissen en door, bijvoorbeeld familieleden in de organisatie op te nemen om de personeelskosten te verlagen. Er is reële hoop dat de komst van het Nieuwe Geld een eind maakt aan deze situatie. Er is gerede kans dat we bevrijd kunnen worden van het monopolie dat door de eeuwen heen de kosten van het huidige geld heeft opgedreven. De digitale handelsnetwerken zullen het gebruik van geld zoveel goedkoper maken dat de rentelasten erg laag worden. Banken hebben dan niet langer de sleutel tot geldschepping in handen en moeten zich dus richten op de werkelijke banktaken, zoals risicobeoordeling en het faciliteren van sparen.
1.10 Alternatieven breken het denken open De uitkomst van de nieuwe ontwikkeling is ongewis. Het kan vele kanten op gaan. Daarom is het juist nu belangrijk dat meer mensen de vrijheid voelen om te kiezen welke soort geld zij willen. De alternatieven die we zelf hebben ontwikkeld binnen de R&D van STRO zijn voorboden van wat staat te gebeuren. We zijn er vroeg bij en juist dan is de kans om de ontwikkelingen in positieve zin te beïnvloeden het grootst. We hopen dus dat gauw veel mensen zich zullen realiseren dat we iets te kiezen hebben. We kunnen hiermee de toekomst zelf meer vorm geven dan we nu doen. Het is een spannend idee dat we in een tijdperk leven waarin technologie de mogelijkheid biedt om zulke nieuwe regels in de samenleving te introduceren. Dit boek zet stevige vraagtekens bij het gebruik van rentedragend geld. Vanwege de chaos en het lijden dat het veroorzaakt, zeker in de minder ontwikkelde delen van deze wereld. Rente verplaatst koopkracht van hen die te weinig hebben in de richting van hen die al meer dan genoeg hebben. Er is dus alle reden om de maatschappelijke gevolgen van de IT‐ontwikkelingen inzake geld in de gaten te houden. En ook alle reden om bewust te bouwen aan soorten die doelen als duurzaamheid en welvaart voor iedereen meer kans geven dan in het huidige monetaire bestel. Hopelijk inspireert dit boek u om mee te denken hoe geld de samenleving zou moeten organiseren.
1.11 Conclusie Als een buitenaards wezen vanuit de ruimte kijkt naar het huidige geld als systeem dan valt direct op dat geld de economie het minst organiseert op die plekken waar organisatie juist het meest nodig is. Waarom, zo vraagt deze toeschouwer zich af, wordt op deze planeet een soort geld gebruikt die juist wegvloeit uit gebieden die dit organisatiemiddel bij uitstek het meeste nodig hebben? Hij ziet vanuit de ruimte de geldwoestijnen heel duidelijk, waar met de afwezigheid van geld de economische structuur verdwenen is en waar geen lokale handel of specialisatie meer mogelijk is. Als we terug in de tijd gaan, ontdekken we dat het huidige geldsysteem nog maar een paar decennia geleden ontstaan is. Te zien is hoe die afspraken jarenlang de Amerikaanse economie de motor van de wereldeconomie maakte. De Verenigde Staten kon consumeren en andere landen kregen een succesvolle ontwikkelingskans op basis van export. Alle succesvolle deelnemers ervoeren de afspraken rond het geldsysteem als een voordeel. De uitzichtloze situatie voor de miljarden mensen aan de onderkant van de inkomenspiramide werd op de koop toe genomen en genegeerd. Het geldsysteem als ontwerp werd onbespreekbaar. Het buitenaardse wezen zocht op veel plaatsen maar kon nauwelijks ontdekken dat er discussie was geweest over wat op de lange termijn het beste systeem is. In het rapport dat dit wezen naar zijn thuisplaneet stuurt vermeldt het als persoonlijk commentaar dat het de hoogste tijd is voor echte vernieuwing van het soort geld. Het benadrukt ook
dat duurzaamheid een meer realistisch doel moet worden en dat duurzaamheid onhaalbaar lijkt zonder een nieuw soort geld. De regels van het economische spel zijn niet rigide, al pakt dat wel zo uit als ze onbesproken blijven; het zijn sociale maaksels, kneedbaar en veranderbaar, net als software. Om nieuwe keuzes mogelijk te maken, zou geld bekeken moeten worden als een sturingsmechanisme. STRO wil de discussie over alternatieven aanzwengelen, en voorbeelden in de wereld zetten die laten zien wat mogelijk is. Daarom richten wij ons bij STRO met alle energie op het van de grond tillen van voorbeelden die aantonen dat alternatieve geldsystemen beter presteren waar het gaat om het scheppen van een betere, meer gelijke en meer duurzame wereld. STRO heeft zich ten doel gesteld om symbiotische win‐win oplossingen uit te denken en uit te testen. Oplossingen die de eerste stappen zetten naar een maatschappij/samenleving die de kwaliteit van leven vergroot. De initiatieven op het gebied van Social Trade laten zien dat de toepassing van andere economische en sociale wetmatigheden mogelijk is. Wetmatigheden die de bedoeling hebben een meer rechtvaardige samenleving te creëren. Met onze voorbeelden van nieuwe geldsystemen overal ter wereld hopen we mensen te bevrijden van het denkbeeld dat het veranderen van het geldstelsel niet mogelijk is. Social Trade toont aan dat een nieuw geldsysteem kan bijdragen aan een meer duurzame en gelijkwaardige wereld. Een verandering van de regels van het spel (zoals het soort geld) is geen garantie voor de oplossing van alle problemen. Echter, zonder actief ingrijpen in de regels, worden we meegesleurd naar een onleefbare toekomst.
Hoofdstuk 2. Geld, een zeer invloedrijk sturingsmechanisme
2.1 Inleiding We kijken in dit hoofdstuk hoe het sturingsmechanisme van het huidige geld in elkaar zit. Een sturingsmechanisme waarvan velen van ons wel voelen dat het onze levens stuurt, maar waar we eigenlijk niet zo heel veel van weten. We ontdekken wat ongelooflijk grote impact de keuze voor dit soort geld heeft. We zien hoe het gangbare geld armoede veróórzaakt. We zien hoe het geldsysteem actief de armste mensen kansen ontneemt. Hoe de ooit gemaakte keuze voor een bepaalde soort geld de toekomst van iedereen bepaalt en welke problemen die keuze veroorzaakt. Geld organiseert de wereld. Maar bouwt het een samenleving op? En geeft het iedereen genoeg kansen op een goed leven? Het meest ingrijpende kenmerk van het gangbare geld is dat het gevoed wordt met rente. Het rentemechanisme leidt er toe dat 80% van de Nederlanders en meer dan 95% van de bevolking van arme landen voortdurend geld afdraagt aan de rijkste paar procent. De enorme groei van het aantal miljonairs en miljardairs is niet toevallig. Het is niet alleen een kwestie van speculatie maar vloeit logisch voort uit de werking van het huidige geldsysteem. Veel rentebetalingen zijn onzichtbaar en we zijn eraan gewend. We zijn rente als een soort natuurwet gaan zien. Net zo’n natuurwet als de groei van grote steden en de groei en ongrijpbaarheid van de technologische vooruitgang. En wie kent het verband tussen die groei en rente? Vooruitgang vraagt immers investeringsgelden. Op dit moment zorgt rente voor een snelle concentratie van vermogen. Die opeenhoping is zo groot dat er geld beschikbaar is om elke vorm van “vooruitgang” te financieren. Niet alleen positieve ontwikkelingen, maar ook riskante kernenergieprojecten, genetische manipulaties en nieuwe wapens. De bergen geld moeten een uitweg vinden. De geldconcentratie en geldgroei gaan nu zo hard dat er vaak al niet meer genoeg reële ontwikkelingen zijn om in te investeren. Dan krijgen speculatie en handel in lucht steeds meer kansen, met de bijbehorende instabiliteit en financiële crises. Volgens berekeningen van de bekende Vlaamse monetair specialist Bernard Lietaer2 zijn er de afgelopen 25 jaar 96 bankcrises en 176 geldcrisis geweest en de laatste waren niet de kleinste. En je mag verwachten dat er nog heel grote komen. Waarom accepteren we zo’n destabiliserend geldsysteem? Ook de rijksten van de wereld realiseren zich dat ze meer belang hebben bij een betere wereld dan bij een wereld die nog verder doldraait. Zo geven Warren Buffet en Bil Gates grote delen van hun vermogen weg aan goede doelen. Warren Buffet bepleit zelfs hogere belastingen voor de rijke Amerikanen. Xxxxxx uitwerken met illustraties Ervoor zorgen dat onder die illustraties tekst staat die verrassend is, omdat dit de AIDA blikvangers zijn. Ook nog even met de uitgever kortsluiten. Als die moeilijk doet dan skippen STRO heeft met toestemming van de schrijver/tekenaar deze strip jaren gebruikt om de werking van geld duidelijk te maken. de Bovenbazen van Maarten Toonder. Plaatjes uitgehaald voor cursus, uit 2003? Wsl ouder 2
Voordat Bernard Lietaer zich ging inzetten voor andere vormen van geld, werkte hij onder andere als valutahandelaar, bankier en professor. Bij de Centrale Bank van België bereidde hij de introductie van de voorloper van de euro voor. Zijn boek “Het geld van de toekomst” is vertaald in 18 talen.
2.2. Geld heeft verschillende functies. Wikipedia geeft de volgende definitie van geld: “Geld is elk object dat algemeen wordt geaccepteerd als betaling voor goederen en diensten en het aflossen van schulden in een bepaald land of in een bepaalde sociaal economische context.” Volgens deze definitie is geld dus een ruilmiddel en een middel om vorderingen in uit te drukken. Economen denken meestal dat geld begon als ruilmiddel, maar historisch zou het maar zo kunnen zijn dat het eerste geld ontstond om schulden in een standaard uit te drukken. Tussen 5000 tot 2000 voor Christus bestonden in het Soemerische Rijk twee geldsoorten (bronnen?): goud en graan (zie ook hoofdstuk 3). Het is nog niet vastgesteld welke de oudste was. In dat rijk waren de priesters verbonden met de heersers. Zij brachten gouden munten in omloop. Mogelijk begon dit goudgeld als een standaard om schulden in uit te drukken, in elk geval was het een instrument om gelovigen de priesters te laten belonen. Men moet zich daarbij realiseren dat de priesters, naast het organiseren van rituelen, de markten organiseerden die samen vielen met geestelijke hoogtijdagen. Zij voerden, bij wat ingewikkelder handelstransacties, de berekeningen uit in goudgeld. In diezelfde tijd was er ook een ander soort geld, dat gebruikt werd om te handelen. Deze graangiro is gedateerd aan de hand van geschreven administraties en zou minstens zo oud kunnen zijn als het goudgeld. Mocht de graangiro de oudste vorm van geld zijn geweest dan is de veronderstelling dat geld ooit begon als ruilmiddel correct. De snelle opkomst van het goudgeld is dan te verklaren uit het feit dat het veel bruikbaarder was als machtsmiddel. Als er eerst goudgeld was, dan kan de graangiro mogelijk als alternatief zijn georganiseerd vanwege de negatieve effecten van goudgeld. Wikipedia onderscheidt de volgende functies van het huidige geld: Rekeneenheid Dit is de meest basale functie. Het is zoiets als wat de centimeters zijn voor de timmerman. Geld als standaard waarin we schulden uitdrukken, onze voorkeuren tot uitdrukking brengen en met anderen hierover communiceren. Zonder een rekeneenheid kunnen marktpartijen niet communiceren. Geld als rekeneenheid geeft ons een helder idee van de waarde van goederen en diensten. Zoals we in hoofdstuk 1 lazen, is de voormalige vice‐president van The Bank of England, Mervyn King ervan overtuigd dat commerciële ruilsystemen de meeste functies van geld gaan overnemen. Maar hij stelt dat de Centrale Banken een belangrijke rol houden door het bieden aan de markt van een vaste en heldere rekeneenheid. (Inderdaad zien we in de latere hoofdstukken dat STRO’s C3‐ methode weliswaar transacties mogelijk maakt, maar daarbij wel dankbaar gebruik maakt van de rekeneenheid van het officiële geld om de waarde van de onderlinge ruil tot uitdrukking te brengen.) Betaal‐ en ruilmiddel Geld is op dit moment ook het betaal‐ en ruilmiddel waarmee we waarden daadwerkelijk overdragen. Het geld smeert de economie. Zonder deze smeerolie komt het raderwerk tot stilstand. Vooral complexe ruil tussen meer partijen is afhankelijk van deze functie. Feitelijke betaling kan even worden uitgesteld en het kringetje hoeft niet direct weer rond te zijn. Op die manier zijn complexere handelsbetrekkingen mogelijk dan door directe ruil. Hierdoor kunnen mensen en bedrijven zich specialiseren. Dat is belangrijk want dankzij de hooggespecialiseerde bedrijvigheid is vooruitgang mogelijk en kunnen we kwalitatief een beter bestaan opbouwen. Zo hoeft niet iedereen vele uren per dag te besteden om inefficiënt eigen voedsel te verbouwen of eigen werktuigen te produceren. Gespecialiseerde bedrijven bouwen effectief huizen. Landen concentreren zich op die activiteiten waarin ze goed zijn, enz. En niet onbelangrijk: in principe biedt specialisatie mensen ook de mogelijkheid werk te doen dat bij hen past en waarin ze zich kunnen ontplooien. Als dan kapitaal
wordt ingezet om machines het werk te laten doen dat mensen niet graag doen, verhoogt dat de kwaliteit van het bestaan. Een effectief ruilmiddel maakt dit alles mogelijk. Schatvormer, middel om rijkdom in vast te leggen De derde functie die geld volgens Wikipedia heeft, is die van schatvormer, van medium om waarde op te slaan. Als we het toch al gebruiken om waarden te berekenen en om betalingen te doen, is de stap naar opslaan snel gemaakt. Natuurlijk is die oppotfunctie alleen aantrekkelijk als geld waarde behoudt. Geld dat in waarde vermindert, zal niet gauw gebruikt worden als schatvormer. Tenminste als dat verlies in waarde niet doorberekend kan worden. Met andere woorden om als oppotmiddel te kunnen dienen moet de reële rente, de rente minus de inflatie, niet ver onder nul zakken. Geld als oppotmiddel geeft de mogelijkheid om macht door tijd en ruimte te verplaatsen. Uiteraard vinden mensen met geld en macht dit belangrijk. Om duidelijk te maken hoe dat werkt, gaan we even terug naar de Middeleeuwen. Moderne middeleeuwse burchtheren vonden het hebben van veel geld belangrijker dan het hebben van een groot leger. Immers wie genoeg geld had, hoefde maar net genoeg soldaten in dienst te hebben om het kasteel te verdedigen, om het te houden totdat huurlingen het kwamen ontzetten. Dat was veel goedkoper dan heel veel soldaten hebben en beperkte de kosten waardoor rijkdom en macht verder konden groeien. Anderen wisten dat zo’n burchtheer niet alleen elk moment een leger kon inhuren om zich te ontzetten, maar ook zijn geld kon gebruiken om een aanval op hen uit te besteden (een soort outsourcing avant la lettre). Het feit dat iedereen wist dat een kasteelheer op ieder moment een enorm leger van huurlingen kon werven, maakte dat de meeste mensen maar liever deden wat zo’n rijk iemand eiste. U begrijpt dat de voorwaarde hiervoor is dat het geld van die kasteelheer niet door de tand des tijds kon worden aangevreten. De functie van waarde‐opslag werd nog belangrijker met de ontwikkeling van het moderne banksysteem gedurende de laatste twee eeuwen. Een bedrag dat groot genoeg is om een markt te manipuleren hoeft tegenwoordig maar milliseconden te worden ingezet om effect te hebben en weer miljoenen toe te voegen aan een groot vermogen. Medium van en voor speculatie Om een of andere reden vermeldt Wikipedia niet dat geld ook gebruikt wordt als middel voor speculatie. Toch kan je tegenwoordig speculatie nauwelijks meer over het hoofd zien. Meer dan 95 procent van alle valutatransacties zijn of speculatief of proberen een beschermingsconstructie te maken tegen speculatie. Omdat speculatie in valuta zelfversterkend is, wordt de stabiliteit en voorspelbaarheid van de munten van landen aangetast. En dat bedreigt het goed functioneren van de economie van dat land. Een bedrijf dat exporteert moet bijvoorbeeld op een redelijk lange termijn kunnen inschatten wat de waarde is van de verschillende munten in het productieland en het land waar het product heen gaat. Als je investeert in export en jouw land krijgt een duurdere munt dan kan je zo maar failliet gaan. Speculatie ondermijnt dus de rol van valuta als rekeneenheid / waardestandaard voor internationale transacties. Speculatie kan bovendien zo lucratief zijn dat geld dat gebruikt zou kunnen worden voor handel daar niet langer voor beschikbaar is, omdat speculatie rendabeler is. En zo drijft het de prijs voor andere rollen van geld op. Geld als middel om te speculeren maakt eigenlijk een rommeltje van alle overige functies en zou daarom totaal moeten worden uitgebannen. 2.3 Rente als oplossing om tegenstrijdige functies te verenigen Als geld gebruikt wordt om waarde op te slaan dan ligt het in een kluis of onder een matras. En dan is het dus niet langer beschikbaar als smeermiddel voor de handel. Als veel mensen tegelijk de
mogelijkheid van waardeopslag benutten, dan verdwijnt er veel geld uit de actieve economie met als gevolg dat de handel stagneert en even later ook de productie. Ruilmiddel en oppotmiddel zijn dus twee tegenstrijdige functies, met alle risico dat geld elke rol verliest. Als geld als smeerolie uit de economie wordt weggehaald, komt die economie knarsend tot stilstand. Dat moet voorkomen worden en meestal gebeurt dat ook. De oplossing die de tegenstelling tussen oppotten en gebruiken overbrugt, is het geven van rente aan bezitters van geld om hen te verleiden het geld niet op te potten maar in omloop te houden. Daarom doen centrale banken en overheden er alles aan om die rente hoog genoeg te houden om te voorkomen dat de geldbezitters de economie lam leggen. De maatschappij is zo gedwongen om een economisch beleid te voeren waarbij de rente permanent positief is. Rente is dus een gedwongen keuze. Rente is op veel manieren niet slim. De negatieve impact op kwesties als armoede, milieu en het op peil houden van koopkrachtige vraag, bespreken we in volgende hoofdstukken. Maar er is meer. Juist in economisch moeilijke tijden werkt de rente‐oplossing niet meer. Als er een economische depressie is of dreigt, geven mensen er de voorkeur aan hun geld niet uit te geven. Investeren is dan niet rendabel en ook het geld laten rollen is niet echt verstandig op zo’n moment. Voor een individu is deze keuze om het geld bij zich te houden logisch en verstandig. Maar als alle mensen geld opslaan, blijft er te weinig beschikbaar voor de handel. En dat verergert een depressie. Hoe redelijk het oppotten van geld ook is vanuit het standpunt van de bezitter, vanuit het standpunt van de maatschappij is het dramatisch. Het verlies van koopkracht en ruilmiddelen blokkeert een efficiënte handel en als dat lang aanhoudt is het oorzaak van een zich verdiepende crisis. En zo worden ook de individuen, die hun geld bij zich hielden, uiteindelijk getroffen. Zelfs de rijksten zien een deel van hun vermogen verdampen. Keynes noemt dit de liquiditeitsval. Als het economisch niet goed gaat, wil iedereen het geld liquide houden, niemand koopt wat extra, niemand investeert en de vraag naar geld neemt af. Daardoor zakt de rente. En als die rente te laag wordt, verdwijnt het beloningseffect voor mensen die geld teveel hebben om hun geld ter beschikking te stellen van anderen. Het is dan slimmer om het gewoon bij je te houden en direct te gebruiken om je waarden in op te potten. Dus eigenlijk is geld dat die verschillende functies tegelijk vervult economisch heel onhandig. Want wat heb je aan een oplossing die faalt juist als het er op aan komt. Erger nog: als het goed gaat met de economie berooft rente mensen zonder vermogen en concentreert de rijkdom zich steeds verder bij een kleine groep, en als het slecht gaat is er geen rente meer om het geld tot omloop te verleiden. 2.4 Er zijn nu meer slaven op de wereld dan 2000 jaar geleden Wist u dat op dit moment meer mensen in slavernij leven dan in de Romeinse tijd3? Het zijn met name kinderen van kleine boertjes in arme landen die slaaf zijn of worden. Omdat de schulden hun ouders boven het hoofd groeien, werken ze 16 uur per dag in bijvoorbeeld een textielfabriek, soms zelfs vastgeketend aan de naaimachine. Hoe ontstaan dit soort “onmogelijke” situaties? Nog niet zoveel decennia terug moest in Zuid‐Korea een weduwe van een metselaar die van de steiger op een auto was gevallen de schade aan de auto betalen. En omdat ze daar het geld niet voor had, moest ze lenen. Maar de rente maakte de schuld steeds groter, zodat de kans groot was dat zij haar verdere leven geld schuldig bleef. Rente is in veel situaties de reden dat arme mensen nooit meer vrij worden, want rente laat schulden almaar doorgroeien. En men vindt het heel normaal dat wie een schuld heeft daarover rente betaalt, en na verloop van tijd rente op rente moet betalen. Dat wordt gezien als een natuurlijk fenomeen. 3
Bron: E. Benjamin Skinner (2008). A Crime So Monstrous: Face‐to‐Face with Modern‐Day Slavery
Bewoners van het platteland bezwijken als eerste onder de rentedruk. Dat is nu nog zo en dat was zelfs een aantal eeuwen vóór Christus al het geval. Zo raakten een paar eeuwen voor Christus de boeren in de stadstaat Athene diep in de schulden. Ze verloren daardoor hun land en werden slaven op hun eigen grond. De rijken uit de stad kregen het voor het zeggen op de boerderij maar ze hadden geen verstand van het boerenbedrijf. Zonder de kennis en de energie van het vrije ondernemerschap van de boeren, werd het een puinhoop. En toen Athene niet genoeg voedsel meer verbouwde, begreep de heersende klasse dat het de hoogste tijd werd voor drastische maatregelen. Zij kozen Solon tot de nieuwe leider om de problemen op te lossen. Solon was afkomstig van het platteland en hij was één van de weinige rijken die de kant van de boeren had gekozen. Hij begreep heel goed dat de rente op de schulden de problemen had veroorzaakt. Rente kreeg dankzij Solon en later Aristoteles een slechte naam in de Griekse traditie. Denkt u misschien dat het allemaal wel meevalt met de problemen die een geldsysteem gebaseerd op rente veroorzaakt? In dat geval heb ik een vraag voor u, waarmee u kunt checken of uw beeld van rente klopt. Heeft u enig idee hoeveel rente u nu zou ontvangen als uw betover‐ over‐ over‐ …‐ overgrootvader/moeder precies in het jaar nul één gouden dukaat van 20 gram op een spaarrekening had vastgezet tegen een vaste rente van vier procent per jaar? Het testament bepaalt dat het geld voor u is als uw schatting tussen de helft en anderhalf keer het bedrag is. Probeer het maar eens, maak eens een schatting: wat zou die spaarrekening die ooit begon met die ene dukaat nu waard zijn? Houdt svp even uw antwoord in uw herinnering vast tot paragraaf 2.8 en kijk alvast even mee naar een citaat van Kenneth E. Boulding: “Iedereen die gelooft dat exponentiële groei kan voortbestaan in een eindige wereld is óf een dwaas óf een econoom”.
2.5 Geld systeem maakt dat 80% van de bevolking de allerrijksten ongemerkt subsidieert. Zonder dat het opvalt, dragen mensen die weinig hebben via rente en winsten enorme bedragen af aan de weinigen die meer dan genoeg hebben. Laten we eens kijken hoe dit sturingsmechanisme van het huidige type geld uitwerkt. Gegevens over Nederland zijn er niet, maar voor Duitsland is de volgende berekening gemaakt. De grafiek hieronder (figuur 1) verdeelt de hele bevolking van Duitsland in 10 inkomensgroepen die elk 10% van de bevolking vertegenwoordigen. Vervolgens is te zien hoeveel die tien groepen betalen en ontvangen aan rente. De armste tien procent van de Duitsers ontvangt nauwelijks rente en betaalt verhoudingsgewijs ten opzichte van hun inkomen veel. De groep van de rijkste tien procent van de bevolking betaalt weliswaar de meeste rente, maar dat wordt ruimschoots gecompenseerd doordat ze veel meer ontvangen. Als je de rijkste één procent apart afbeeldt, zou je zien dat bij hen de netto opbrengst vanwege de rente nog schokkender is. En de rijkste promille profiteert nog oneindig veel meer van de keuze voor een geldsysteem waar het rentemechanisme centraal staat.
Figuur 1: Inkomsten en uitgaven aan rente voor Duitse huishoudens. Bron: Helmut Creutz WEGHALEN stukje “Most of the interest is paid on business loans” Dit gebeurt dus als je alle rentebetalingen en alle rente‐inkomsten (zoals die bijvoorbeeld in pensioenaanspraken verborgen zitten) bij elkaar optelt. Meer dan 80% van de Duitse bevolking is nettobetaler. Dat zal in Nederland niet veel anders zijn, terwijl wereldwijd nog veel meer mensen aan een nog kleinere groep betalen.
2.6 Verborgen rentebetalingen Dit enorme effect van rente heeft bijna niemand in de gaten. Dat komt omdat we bij rente denken aan de rente die betaald moet worden voor leningen en aan wat we krijgen op spaartegoeden. Maar er wordt veel meer rente betaald. De meeste rentebetalingen zitten verborgen in dagelijkse aankopen. Weinigen realiseren zich dat de prijzen die we betalen voor ons onderdak, ons eten en wat we ook maar consumeren voor een groot deel het gevolg zijn van rentekosten. Elke keer dat u geld besteedt, draagt u rente af.
Figuur 2. In elke stap van de productieketen van een brood zijn er rentekosten: de boer heeft geld geleend voor aanschaf van zijn grond en machines, het transportbedrijf maakt rentekosten voor leningen voor het kopen van vrachtwagens, de bakker heeft een hypotheek op zijn winkel, etc. Of wij nu goederen kopen of diensten, wij betalen rente. Dat komt doordat de meeste bedrijven die goederen of diensten leveren geld zelf hun bedrijf (deels) gefinancierd hebben bij de bank of bij investeerders. Deze financiers vragen terugbetaling, vermeerderd met rente of dividend. Autofabrieken met hun robotproductie zijn een goed voorbeeld van een bedrijfstak waarbij steeds meer kapitaal nodig is. En dus wordt in de kostprijs van een auto steeds meer rente verwerkt. Ook al zijn wij het ons niet bewust, bij elk product dat we kopen, betalen wij niet alleen maar de kosten van de grondstoffen en de arbeid, maar ook een flink bedrag aan rente dat aan de financiers wordt betaald. Ook de rentekosten van de investeringen in het transport naar de afzetmarkten en van de investeringen in de showrooms, winkels etc. komen in de uiteindelijke prijs terecht. De prijs die de consument betaalt omvat al deze rentekosten. Zelfs de kostprijs van arbeid is hoger omdat een groot deel van een salaris nodig is om rente te betalen. Direct omdat een gedeelte van het salaris opgaat aan rente over leningen en vooral hypotheken die de medewerkers van het bedrijf hebben. En indirect omdat in de belastingen en de prijzen van producten ook rentelasten zitten. Zo zitten de rentekosten totaal verweven in lonen en prijzen en vindt de overheveling van rente naar het allerrijkste deel van de bevolking plaats. Een aantal jaren geleden onderzocht de Erasmus Universiteit Rotterdam op verzoek van STRO welk deel van de prijzen die consumenten betalen uiteindelijk rentekosten betreft. Van de onderzochte producten xxx lijstjetoevoegen als illustratie bleek tussen de 25% en 50% van de prijs nodig te zijn om de rentelasten te betalen. Kapitaalintensievere producten scoorden aanzienlijk hoger en in meerdere gevallen was meer dan de helft van de prijs nodig om de rentekosten te dekken! Geen wonder dus dat de geldstroom naar geldschieters gigantisch groot is. Iedereen draagt daar aan bij. En het aandeel
van deze rentelasten in de prijzen neemt toe. Onderstaand voorbeeld van de rentekosten in de afvalverwerking illustreert dat. In de tijd dat het afval gestort werd, was het vooral de aankoop van de vuilniswagens die rentekosten opleverde. Toentertijd bestond daardoor zo’n 12% van de totale kosten uit rente. Tegenwoordig is afvalverwerking veel kapitaalsintensiever vanwege grote investeringen in o.a. verbrandingsovens. Het rentedeel van de kosten is nu tot boven de 40%4 gestegen. Er zijn een hoop zaken waarbij de rente effect heeft op wat we betalen. Omdat de periodes waarover gefinancierd worden bij huizen zo lang lopen, biedt wonen een mooi voorbeeld. Stel u koopt een huis met 100% financiering en u betaalt in 30 jaar lineair af. Als de rente 6% is, betaalt u bijna twee keer het bedrag van het huis. Eén keer om het af te betalen en één keer doneert u de waarde van het huis aan de geldverschaffer in de vorm van rentebetalingen. Bij een annuïteitaflossing betaalt u nog veel meer. Dat deze gigantische geldstroom van de hypotheeknemers naar de vermogens fondsen voor een deel gesubsidieerd wordt met de hypotheekrente aftrek helpt weinig, want de belastingen betalen we uiteindelijk ook. Als u huurt, is de situatie overigens niet zo heel anders. Met een beetje geluk betaalt een woningbouwvereniging lagere rentes. Maar in het algemeen kan je zeggen dat mensen die huren ook keihard mee bloeden. Ook zij behoren tot die tachtig procent van de bevolking die onder invloed van het rentemechanisme gedwongen worden de rijkste (tien) procent te subsidiëren. Alles bij elkaar veroorzaakt rente dus een forse aderlating voor de meeste mensen en met name de armsten. Dat roept de vraag op of rente (on)redelijk is en of het (on)vermijdelijk is. De (on)vermijdelijkheid komt uitgebreid aan bod in dit boek, maar laten we hier even op de redelijkheid ingaan. Hoewel de rente niets anders is dan de prijs van geld zoals die tot stand komt door vraag en aanbod is in een door monopolies kort gehouden markt, kan je er de volgende drie elementen in onderscheiden: 1. rente als gevolg van het monopoliseren van de geldschepping en het beleid banken en van de centrale bank 2. rente als compensatie voor het risico dat een specifieke lening misschien niet wordt terugbetaald 3. rente als compensatie voor de verwachte inflatie. Rente als compensatie van risico. Later in dit boek zult u lezen over hoe in STRO’s C3 soms dit soort risico's herverzekerd worden. We hebben daarbij gemerkt dat de eenmalige risico kosten kunnen variëren tussen een procent en ander half. De compensatie voor inflatie is op systeemniveau een cirkel redenering, want rente is ook één van de oorzaken van inflatie. Op het moment dat de geldhoeveelheid móet groeien met de rente van vorig jaar is de kans aanwezig dat op enig moment de toename die boven de stijging van de productie uitgaat zich in inflatie vertaalt. Overigens zijn dit allemaal peanuts percentages als je die vergelijkt met het deel van het nationaal inkomen dat jaarlijks naar (grond)rente gaat, want dat is tussen de 20 en 35 procent. Dus een heel groot deel van de werkelijke productie gaat naar mensen die weinig meer hebben bijgedragen aan het productieproces dan hun historisch vermogen. 2.7 Als we zelf het geld eens moesten wegbrengen… 4
Helmuth Creutz berekende dat de rentekosten bij afvalverkwerking 47% bedraagt.
Natuurlijk is maar een klein deel van de mensen die rente betalen zich bewust van deze situatie. Stel dat het belastingkantoor aan u vraagt om een kwart van wat u aan belasting moet betalen zelf even bij de rijkste persoon in uw woonplaats langs te brengen. Bent u dan verontwaardigd over het feit dat u het geld zelf moet brengen of bent u ontzet over het feit dat u zoveel aan die persoon betaalt? En heeft u dan nog het gevoel dat de loon‐ en inkomstenbelasting bijdraagt aan een rechtvaardiger inkomensverdeling? Als winkeliers elke dag na sluitingstijd een derde van hun opbrengst zouden moeten afdragen aan rente zou dat wel eens tot een algemene winkelstaking kunnen leiden. Eigenlijk geldt voor de hele samenleving dat wanneer de rentebetalingen duidelijk zichtbaar zouden zijn, er beslist veel meer vragen gesteld zouden worden over het huidige geldsysteem. Consumenten zouden vrijwel zeker protesteren. Maar zouden ondernemers zich ook niet belazert voelen als zij zich realiseren hoe zij worden gebruikt om de rente te innen? Aan vooruitgang hangen prijskaartjes. De economie is scheefgegroeid, want investeringen gaan niet naar versterking van de samenhang van de samenleving, het sociale, de cultuur, naar het mogelijk maken van vooruitgang voor iedereen, naar vrede en geluk. De investeringen zijn gericht op verder rendement, op een blinde groei, met alle consequenties van dien. En de invisible hand die zou zorgen dat rendement en maatschappelijk nut zouden samenvatten valt door de mand als een ideologische truc. Qua zinnigheid vergelijkbaar met de bewering dat alles wat vliegt een vogel is. Doordat deze investeringen gestuurd worden door winstverwachtingen hebben ze naast vooruitgang op velerlei gebied ons ook opgezadeld met een planeet waarop steeds minder soorten planten en dieren voorkomen. En de rentebetalingen hebben velen in armoede vastgezet. Het lijkt meer dan tijd voor een grote inspanning om de ontwikkelingen om te buigen naar een samenleving die meer met minder kan doen. 2.8 Rente en exponentiële groei Terug naar uw erfenis van uw betoverovergrootvader. Dit is het antwoord dat u had moeten geven: In 2012 is uw kapitaal, vermeerderd met rente, aangegroeid tot 18.670.000.000.000.000.000.000.000.000.000.000 gouden dukaten. Dat is ongeveer 18 miljoen gouden bollen ter grootte van de aarde. Al in het jaar 1586 zou die ene dukaat zijn uitgegroeid tot één gouden aardbol. Uiteraard zou een en ander bij vijf procent rente nog sneller oplopen. Dan zou reeds in het jaar 1275 de waarde van één gouden aardbol bereikt zijn, en kunt u in 2012 zo’n 4000 biljoen gouden aardbollen claimen……. Een claim op zóveel goud lijkt onmogelijk, maar zolang het een claim is en blijft, is het probleem kleiner dan het lijkt. Zolang we er maar met z’n allen in blijven geloven, is elke omvang van papieren vorderingen mogelijk. En natuurlijk: zolang de bank ze maar nooit cash hoeft uit te betalen! Het gaat zelfs nog verder: in feite is het niet nodig om echt in de realiteitswaarde van zo’n verplichting te geloven zolang het maar meer voordeel geeft om dat wel te doen en dus eigenlijk te doen alsof. Het is als een bus die richting een afgrond rijdt waarin een geldpers staat te draaien. Je weet zeker dat de bus op een gegeven moment te pletter stort. Maar je kunt veel verdienen door nu in de bus te stappen en je zakken te vullen. Als je er maar op tijd weer uitspringt. De claims op de Amerikaanse regering (o.a. obligaties) die de Chinezen in eigendom hebben, verliezen hun waarde zodra de Chinezen proberen er teveel van te verzilveren. Duurzame waarden zijn onderhevig aan een stevige inflatie. Maar zolang de Chinezen niet op grote schaal verkopen, zijn de obligaties nog wel degelijk te gebruiken om een reële investering mee te dekken of eigendom te verkrijgen. Heeft de bus de afgrond al bijna bereikt of kan je er nog opspringen en op tijd weer weg zijn?
2.9 Oppervlakkige tradities En dit heeft allemaal te maken met het sturingsmechanisme van het huidige soort geld. Met de rente die daarin centraal staat. Toen de katholieke kerk de ban op rente introk en alleen een verbod op woekerrente overeind hield, heeft men alleen gekeken naar de directe leningen. Men had niet in de gaten hoe groot het indirecte effect van rente is, hoe dit ook voor arme mensen het leven tientallen procenten duurder maakt en hoe dit de samenleving verdeelt en opzweept. Hoe feitelijk de aarde in handen werd gegeven van “de Mammon”, de oudtestamentische tegenpool van God, de God van het geld die vele in zijn greep had. Tegenwoordig tuimelen veel moslims in dezelfde valkuil. Ook zij hebben weinig of geen oog voor de indirecte rentestromen in de moderne economie. Dat komt mede doordat zij alleen over het ontvangen van rente nadenken, en dan meestal ook nog alleen wat direct als rente herkenbaar is. En daarmee mist de mensheid de kans om dankzij hun traditie de duizenden jaren oude lessen te leren.
Artikel Volkskrant Helen Mees verwerken Hoofdstuk 3 Geld balanceert tussen koopkracht en productie
3.0 Inleiding We blijven nog even verder gaan met het vanuit andere invalshoeken bekijken van geld. Een groot deel van de bevolking van landen zoals de VS gaat al meer dan tien jaar in koopkracht achteruit. Tegelijk worden de allerrijksten overal ter wereld steeds rijker. Dit is niet alleen een moreel probleem, maar ook een economisch omdat productie ook klandizie nodig heeft. Jarenlang was het niet direct zichtbaar dat deze verschuiving van rijkdom tot minder verkopen zou leiden. De mensen die minder gingen verdienen, hielden namelijk hun consumptie op peil doordat ze geld leenden via hypotheken of creditcards. Die extra schulden werden niet als verarming gevoeld, doordat stijgende huizen‐ en aandelenprijzen een vals gevoel van rijker worden gaven. Dus terwijl geld (koopkracht) weglekte van het grootse deel van de bevolking naar een hele kleine groep superrijken, werd dit aangevuld doordat overheden meer geld uitgaven dan er binnenkwam en doordat kredietfaciliteiten soepeler gemaakt werden zodat ook particulieren meer geld uitgaven dan er binnenkwam. Tot aan de kredietcrisis bleef daardoor de koopkracht op een niveau waarbij de meeste bedrijven konden verkopen wat ze produceerden. Maar krediet betekent dat je in de toekomst moet terugbetalen waardoor je dan nog minder kunt kopen. De enorme uitbreiding van de kredieten verschoven en vergrootten het probleem. Daar bovenop potten de Chinezen hun verdiensten op in plaats van hun inkomsten te besteden. De concentratie van geld wordt voor een deel geld dat via speculatie probeert nog meer geld aan te zuigen. Uiteindelijk is niemand gebaat bij deze ontwikkeling. Ook de rijkste één procent van de wereldbevolking niet, want ook zij hebben alle belang bij een evenwichtige ontwikkeling waarbij iedereen ruimte krijgt zich te ontplooien, als maker van waardevolle zaken en als klant. En toch blijft deze concentratie van vermogen doorgaan. Sterker nog, de inkomsten uit speculatie versnelt die concentratie. Ondertussen blijft de noodzaak van een nieuw geldsysteem zelfs buiten de discussie. Misschien moeten we het niet hebben van een bewuste aanpak van de problemen, maar lost de technologische ontwikkeling het probleem op voordat het totaal uit de hand loopt. Nieuw IT‐ gebaseerd geld valt buiten het monopolie van de (centrale) banken. Het hoeft dus ook geen rente af te dragen. En als de gemiddelde rente naar nul zakt, zakt de winstvoet mee en zijn twee van de drie bronnen van de aanwas van grootste vermogens sterk verminderd. Het is bijna te mooi om te hopen, maar misschien kunnen we zo op een relaxte manier afscheid nemen van het vastlopende proces van concentratie van eigendom. Zonder koopkracht geen productie Nederland en Duitsland bezuinigen. Dat lijkt verstandig. Maar steeds duidelijker wordt dat ze daarmee de wereldeconomie in een crisis duwen. Als overheden niet meer uitgeven dan wat ze ontvangen en particulieren en bedrijven ook hun schulden niet vergroten zal de koopkrachtige vraag afnemen, tenzij de overheden het probleem oplossen dat rijkdom steeds meer terecht komt bij een klein aantal fondsen/bezitters. Anders loopt de vraag terug en worden gezonde bedrijven opgeofferd, beroofd van hun klanten die of geen geld meer hebben of geen vertrouwen meer in de
economie. Doordat bedrijven ook steeds kleinere voorraden aanhouden, verdiept de crisis zich. Er wordt steeds minder ingekocht en minder verkocht. Dit heeft alles te maken met dat het huidige soort geld de economie aan twee kanten moet organiseren: het is nodig voor investeringen, bedrijfskosten en verdiensten aan de productiekant en tegelijk moet er voldoende geld zijn om de consumptie te betalen en om opgepot te worden door mensen die op hun geld blijven zitten in afwachting van betere tijden. Alle reden om een stil te staan bij deze (on)balans tussen de koopkracht(ige vraag) en de productie.
Tot de kredietcrisis van 2008 besteedden de economische faculteiten van de meeste universiteiten niet veel aandacht aan de economische vraag. Men nam als vanzelfsprekend aan dat er altijd wel klanten zijn voor wat geproduceerd wordt. Vreemd en kortzichtig? U denkt dat zeker economen beter zouden weten? De beroemde econoom Keynes schreef hier al over in zijn bekende boek “The General Theory of Employment, Interest and Money” dat in 1936 werd uitgegeven. Want ook toen en daarvoor bleken de meeste economen steeds weer te vergeten dat voldoende koopkracht nooit een zeker gegeven is. De zogenaamde Effectieve Vraag ontsnapt aan de aandacht omdat men gelooft dat er een soort natuurlijke regeling bestaat. Keynes probeerde te bedenken waarom mensen zo naïef konden zijn om consumptie, wat toch de helft van het economische proces is, domweg te negeren. Hij signaleerde dat in de geschiedenis keer op keer de noodzaak en het belang van voldoende koopkrachtige vraag werd weg‐geïdeologiseerd. Vaak uiterst fanatiek. De wens dat productie vanzelf in evenwicht komt met de koopkracht werd de vader van de gedachte. De ideologie van de onzichtbare hand die alles in orde maakt, domineert telkens weer het economisch denken. Bedrijven produceren een grote diversiteit aan producten en diensten. De koopkracht om die zaken af te nemen kan komen van consumenten, maar ook van de overheid of van andere bedrijven. Het ene bedrijf heeft een nieuwe computer nodig, de ander een nieuwe machine, of wil een adviseur inhuren, etc. Als consumenten geven we gemakkelijk uit zolang we verwachten dat onze baan niet op de tocht staat en het goed met ons zal blijven gaan. Maar verwachten we minder goede tijden, dan gaan we meer sparen en minder uitgeven. Ook bedrijven geven alleen geld uit als ze veronderstellen dat er morgen klanten zijn om hun producten of diensten af te nemen. Maar als de consumptie inzakt, of als bedrijven dat zelfs maar verwachten, dan stoppen de investeringen. Bedrijven en consumenten gaan dan minder kopen en dan kan het dus van kwaad tot erger gaan.
Al lange tijd te weinig koopkracht in arme gebieden In hoofdstuk 5 zien we dat ondernemers in arme gebieden al lang voor de kredietcrisis kampten met te weinig koopkracht. Ondanks het dramatische effect in arme gebieden, krijgt dit proces maar heel weinig aandacht van economen. Dat komt omdat mensen in de rijke wereld er echt van overtuigd zijn dat ons huidige geld een concurrerend en neutraal smeermiddel is. Niettemin is in de meeste arme landen goed zichtbaar dat geld als organisatie en smeerolie van de economie domweg niet werkt. Het meeste ondernemerstalent en veel van capaciteiten van bewoners van arme streken krijgen geen kans zich te ontplooien. Er is onvoldoende geld en onvoldoende koopkracht en zoals we nu zelf ook weten: dan kan je als ondernemer niks beginnen.
3.1 Concentratie van rijkdom kan zorgen voor investeringen die vooruitgang en groei brengen; maar houdt de vraag dit bij? Het is geen toeval dat het evenwicht tussen productie en koopkrachtige vraag verdwenen is. Het is een onvermijdelijk gevolg van het in omloop brengen van geld tegen rente. In de loop van de geschiedenis krijgt dit steeds meer effect. Een permanente positieve rente zorgt immers voor concentratie van geld bij een relatief kleine groep. Dat effect zette zelfs door toen de rentes jarenlang steeds lager werden. Dit effect ligt ten grondslag aan wat we in hoofdstuk 2 zagen over de verdeling van kosten en opbrengsten van rente: Alleen de rijkste 10 % van de Duitsers ontvangt netto meer rente dan ze betaalt. Terwijl 80% van de Duitsers netto‐betaler is. Het gaat om enorme bedragen, want in rijke landen komt ongeveer 30% van de inkomsten niet uit arbeid of investering in ondernemingen, maar uit rente van spaarrekeningen, renteopbrengst uit onroerend goed, winsten uit speculatie, enz.. (bronnen?). Geen wonder dat op dit moment de rijkste mensen (één procent van de wereldbevolking) al 40% van alle eigendom op deze planeet bezitten5. Wie veel heeft, krijgt er elk jaar veel bij van wie (te) weinig heeft, zodat de verhoudingen almaar schever groeien. Zelfs midden in de eurocrisis werd de in dit geldsysteem ingebakken concentratie van vermogen niet genoemd. Het lijkt erop dat weinigen zien hoe dat leidt tot een tekort aan koopkrachtige vraag en een instabiliteit van het geldsysteem. Nu hebben factoren zoals de groei van de wereldbevolking het achterliggende proces ook aan het oog onttrokken. En dat kan weer gebeuren. Bijvoorbeeld als de bevolking van China en India serieus gaan consumeren dan kan er wel weer even voldoende vraag zijn. Maar uiteindelijk blijft het probleem bestaan. Bovendien drijft deze groeiende vraag op een beperkte planeet de prijzen van grondstoffen op. Enerzijds geeft dit weer een hoop ruimte voor de opgehoopte vermogens om in die grondstoffen te speculeren en het geld daarmee te verdienen voor verdere concentratie van vermogen. Maar op den duur is een geldsysteem waarbinnen vermogens zich steeds verder concentreren onhoudbaar. Dan zijn er steeds weer crises en revoluties nodig om een hoop vermogen te doen verdampen. En moeten oorlogen opnieuw winstgevendheid aanjagen. De jaren tachtig van de vorige eeuw waren belangrijk in dit proces omdat in die tijd de scheuren zichtbaar werden. De neoliberale ideologie van Reagan en Thatcher heeft toen ruimte gemaakt om ruim baan te maken voor de versnelde concentratie van rijkdom. De rijken overal ter wereld werden snel nog veel rijker tot ver over het punt van houdbaarheid uit het oogpunt van spreiding van koopkrachtige vraag. De wereld werd overspoeld door de ideologie van ongelijkheid. In 1960 was het gemiddeld inkomen van de 20% rijksten van de wereld dertig keer hoger dan dat van de 20% armsten. Rond 1995 was dat toegenomen tot 82 keer hoger (rapport van het Ontwikkelingsprogramma van de Verenigde Naties, 1998). Nieuwere cijfers opzoeken en toevoegen Het effect van deze ideologie was vooral zo groot doordat die de VS volledig in haar greep kreeg. En als in de grootste economie ter wereld, die van de VS, de armen en de middenklasse een dollar minder krijgen wordt er ook een hele dollar minder besteed. Als diezelfde dollar toegevoegd wordt aan het vermogen van de rijkste Amerikaan dan mag je niet verwachten dat deze meer dan een fractie daarvan besteed aan extra aankopen of investering in kapitaal goederen. En dus betekent deze verschuiving een vermindering van de koopkrachtige vraag in de markt. Bush jr. versnelde dit proces door de rijken nog minder belasting te laten betalen. Hij motiveerde dat door te zeggen dat daardoor meer geïnvesteerd zou worden, maar hij vergat te vertellen waarin. Er kwam alleen meer geld bij om op de internationale markten te speculeren en deze instabiel te
5
Bron: Davies, James B. 2006. “The world distribution of household wealth”. Studie uitgevoerd door de VN World Institute for Development Economics Research”
maken. Investeringen worden alleen gedaan als er meer te verkopen valt doordat de koopkrachtige vraag toeneemt. Toch werd dit verhaal geslikt. Obama wilde stoppen met de voordelen voor de rijksten, maar de Republikeinen dwongen hem deze te handhaven. Zo blijft dan het geld wegvloeien naar de speculatieve vermogens en ontbreken aan de consumptiekant. Pure domheid want uiteindelijk leidt dat tot verarming voor iedereen. Niet voor niks steunden een aantal verstandige rijken Obama’s voorstel tot lastenverzwaring voor de rijksten. Het is al weer heel wat jaartjes terug dat Reagan president was in de VS. De verarming van de middenklasse en de armen is dus al een tijd aan de gang. Toch kwam de kredietcrisis pas in 2008. Dat doet de vraag rijzen of er wel een verband is tussen de concentratie van vermogens en deze crisis. Waarom resulteerde het weglekken van koopkracht naar de rijksten al die jaren niet in een groot gebrek aan koopkracht (klanten) voor het bedrijfsleven? Op het laatst checken hoe de actualiteit is
3.2 Krediet om het gebrek aan vraag te compenseren Als veel geld wegstroomt van consumenten en bedrijven, kan nieuw in omloop gebracht geld de koopkracht op peil helpen houden. Dan kunnen bedrijven genoeg blijven verkopen, zelfs als de rijksten hun uitdijende vermogens investeren in speculatie in plaats van nieuwe productie. Nieuw geld scheppen gebeurt in de vorm van nieuwe leningen. Banken geven alleen leningen aan klanten waarvan men verwacht dat ze schuld en rente (kunnen) gaan betalen. Doordat banken too big to fail zijn zal de staat deze banken helpen als bankroet dreigt. Zo kan een bank makkelijker geld scheppen en met meer en riskantere leningen de koopkrachtige vraag op peil houden. Gebrek aan onderpand Nieuwe leningen vragen weer nieuwe eigendomstitels om de schulden te dekken. In de praktijk lijkt de toename van weer meer nieuwe eigendomstitels af te nemen. De privatisering heeft haar grenzen bereikt. En dus worden onroerend goed, aandelen, patenten, imago’s, voetballers, etc. steeds duurder, zonder dat de echte intrinsieke waarde toeneemt. Tegelijk wordt op een en hetzelfde onderpand steeds meer schuldtitels gecreëerd. Een huis krijgt een hypotheek, vervolgens wordt die hypotheek samen met andere hypotheken in een pakketje gestopt en als een nieuwe waarde in omloop gebracht. En dat gebeurt niet één keer maar meerdere keren. Nu de zekerheden om schulden op te baseren schaars zijn, nemen de risico’s toe. Dit geeft dan weer prima markt voor speculatief kapitaal…. Al jaren doen de financiële autoriteiten in de Verenigde Staten er alles aan om veel krediet in omloop te krijgen. Enkele voorbeelden: • In de jaren voorafgaande aan de kredietcrisis voerde de Amerikaanse ‘Centrale Bank’, de FED een monetaire politiek die een uitbreiding van nieuwe kredieten veroorzaakte die haar weerga niet kent. De FED liet daartoe de rente zakken en zakken. Al dat nieuwe geld leidde tot zo’n enorme berg met geld en zo’n chaos dat investeren in speculatie steeds interessanter werd. In de nieuwe werkelijkheid liep de index op de beurs almaar op en hadden speculanten ook geen aandacht meer voor de verhouding tussen de beursprijs van een beursgenoteerd bedrijf en wat dat bedrijf daadwerkelijk aan winst opleverde. De prijzen van aandelen werden bepaald door verwachtingen, niet door werkelijk rendementen. Ook de huizenprijzen werden bron van speculatie en hypotheken werden verstrekt op grond van een verwachte stijging van die prijzen. De ruimte die de FED maakte voor nieuwe kredieten was zelfs zo groot, dat er voldoende koopkrachtige vraag overbleef, ondanks het feit dat zoveel geld direct doorstroomde naar de speculatieve sector.
•
•
Om deze kredietexpansie mogelijk te maken, schafte de toenmalige president Clinton zelfs een wettelijke beperking af die was ingevoerd naar aanleiding van de crisis in de jaren dertig. Waar het eerst niet was toegestaan om op basis van speculatieve waarden van aandelen nieuwe leningen op te nemen, werd dat een veel gebruikte truc waardoor mensen hoopten om snel rijk te worden. Deze beperkingen waren ooit ingevoerd omdat men had ontdekt dat als de aandelenkoersen zakken veel mensen geen dekking meer hebben voor hun leningen. Dan geeft dat een enorme klap, die nog harder aankwam doordat de leningen zelf deels weer waren ingezet in speculatieve zaken, die in 2008 ineens weinig waarde bleken te hebben…... Bush junior leende voor zijn war on terror6 maar liefst 864 miljard dollar (actualiseren), wat voor een tijd lang voldoende koopkracht toevoegde om de gevolgen van de steeds verdere concentratie van geld te verbloemen.
3.3 Opeenhoping van kapitaal bevordert speculatie Een indrukwekkende hoeveelheid geld die bij de financiële markten terechtkomt, zal nooit in extra productie of in vervanging van de huidige capaciteit geïnvesteerd worden, maar zal aangewend worden om te speculeren. Vanouds wist iedereen dat speculatie economische waarden vernietigt. Maar de speculatieve financiële sector werd groter en machtiger. Er kwamen steeds meer instrumenten voor speculeren. Meer mensen werden verleid mee te doen en gaandeweg veranderde de opvatting over speculatie. Tegenwoordig overheerst zelfs het idee dat het een noodzakelijk marktmechanisme is. Er wordt dan beweerd dat speculatie de economie actief en scherp houdt en dat dit een gezonde zaak is. Steeds meer mensen prediken deze ideologie, waarbij zelfs de slachtoffers van speculatie als zwak worden afgeschilderd en de speculanten worden geprezen om hun vermogen om “de gezonde stukken van bedrijven eruit te halen en dood hout te kappen”. De crisis in Mexico wordt dan gezien als gevolg van rampzalig beleid van de president, terwijl het allereerst door speculanten werd geïnduceerd en gevoed. Vaak heeft speculatie rampzalige economische gevolgen en maakt het een gezond functioneren van de markt onmogelijk. Ik twijfel er niet aan dat speculatie stap voor stap een einde maakt aan de positieve aspecten van de vrije markt. Alle reden om vraagtekens te zetten bij een geldsoort dat systematisch de vermogens concentreert en doet aangroeien. Wie dat niet doet, zal toch minstens met zoiets als een Tobin Tax, een belasting op transacties, moeten proberen de speculatie in te perken. Sinds kort zijn steeds meer regeringsleiders in Europa daar ook voor…. Momenteel stroomt zoveel geld naar de rijken, dat het lijkt alsof speculatie de enige optie is. Deze enorme hoeveelheid speculatief geld zorgt voor chaos, disbalans en ongelijkheid. De markt heeft daarom vele verdedigingsstrategieën ontwikkeld om de risico’s te verkleinen, zoals verzekeringen voor prijsschommelingen of voor het niet beschikken over geld. Bedrijven en fondsen geven veel geld uit aan deze verzekeringen tegen excessieve fluctuaties die voortkomen uit speculatie. Ten onrechte wordt gesteld dat deze financiële constructies gezond zijn, want in feite zijn ze een indicatie dat er iets grondig fout zit. Ze moeten immers bedrijven beschermen tegen de fluctuaties en onstabiliteit die veroorzaakt wordt door de omvang van het speculatiekapitaal. Het feit dat ze een verdedigingswal opwerpen tegen de gevolgen van speculatie zou een alarm moeten doen afgaan in plaats van tot genoegzaamheid leiden. Het lijkt toch veel logischer om die speculatie zelf aan te pakken en om te voorkomen dat rijkdom zich zover ophoopt dat de economie ontwricht wordt. Te vaak wordt het destructieve effect van speculatie onderschat. Dat het voor banken een welkome uitbreiding met winstgevende activiteiten oplevert mag geen reden om niet in te grijpen. Dat heeft de kredietcrisis toch duidelijk gemaakt? Uiteindelijk gaat de economie over het creëren van producten en diensten waar mensen en bedrijven echt iets aan hebben. 6
De kosten voor Irak, Afghanistan en andere oorlogen in de wereld bij terreuroperaties sinds 11 september 2001 tot en met oktober 2008. Onderzoeksdienst van het Congres. Bron: http://www.fas.org/sgp/crs/natsec/RL33110.pdf
Nu geld zover geconcentreerd is, dat steeds grotere vermogens op zoek gaan naar winsten door middel van speculatie blijven de problemen onvermijdelijk.. • Speculatief geld kan mensen met ‘geweld’ hun baan of zelfs hun eigendom ontnemen. Bedrijven worden opgekocht en de winstgevende delen worden er uitgebroken en verkocht, terwijl de bedrijfsonderdelen die geen hoge winst gaven de nek om worden gedraaid. Dat is ellendig voor de mensen die daar werkten en rampzalig voor de samenleving. • Speculatie zet nationale munten onder druk. Belastingbetalers zijn tientallen miljarden euro’s armer geworden door speculatie. • Speculatie maakt hele economieën instabiel. Het ene moment is een land een gewilde plek voor beleggingen. Een volgend moment denkt de markt van speculanten er anders over. Winsten worden geïncasseerd en weg is men.
3.4 Het effect van de onbalans tussen import en export Dit hoofdstuk gaat over de wonderbaarlijke dubbelrol die geld heeft om de productie te moeten organiseren en er tegelijk voor de moeten zorgen dat er voldoende koopkracht is om die productie te kopen. De Amerikaanse economie is de grootste bron van koopkrachtige vraag. Deze bron is voor een deel gebaseerd op nieuw in omloop gebrachte dollars. Al jaren worden de verhoudingen tussen koopkrachtige vraag, productief vermogen en geconcentreerd speculatief vermogen recht getrokken door nieuw in omloop geschapen dollars. Zonder die aanvulling zou er allang een enorme crisis ontstaan zijn. Het feit dat Amerika haar machtspositie aan het verliezen is en niet meer onbeperkt in het rood kan gaan, is dus rampzalig voor het evenwicht tussen productie en consumptie. In een wereld die gedomineerd wordt door de dollar zoals dat het geval is sinds de conferentie van Bretton Woods in 1944, moeten en kunnen de Verenigde Staten voortdurend meer kopen dan produceren, meer importeren dan exporteren. Moeten, om de wereldhandel op peil te houden en landen als Japan en China niet in een diepe crisis te storten. Kunnen, want om de overbesteding van de VS te kunnen financieren worden nieuwe dollars geschapen. Deze rol levert de VS gratis extra consumptie. Maar het levert de exportlanden ook de koopkrachtige vraag om hun productiepotentieel optimaal te organiseren. De dynamische ontwikkeling van de Aziatische landen in de afgelopen 50 jaar laat zien hoeveel energie vrijkomt als bedrijven op voldoende koopkrachtige vraag kunnen rekenen. Het eind van dit tijdperk maakt het absoluut noodzakelijk om op de crises te reageren met het ontwerpen van een nieuw soort geld.
3.5 Conclusie: de kwetsbaarheid in de wereld rechtvaardigt nieuwe monetaire initiatieven In de afgelopen 60 jaar is bezit bij een steeds kleinere groep mensen terecht gekomen. Dit vergroot het risico dat er niet voldoende vraag is om de productie op te kopen en dus vergroot het de kans op economische crises. De wereldwijde verhoudingen groeien scheef, maar ook die binnen de landen. Steeds meer wonen de rijksten, om niet ontvoerd te worden, in compounds, een soort zelfgekozen luxe gevangenissen. Binnen een op rente gebaseerd geldsysteem is die concentratie van vermogen te verwachten. Nu komt daar nog bij dat steeds meer geld geïnvesteerd wordt in speculatieve activiteiten. Speculatie zorgt voor een minder stabiele wereld en neemt het weinige dat de zwaksten in de samenleving hebben van ze af, wat weer leidt tot een toenemend maatschappelijk ongenoegen, frustratie en wrok. Gaten zijn jarenlang gevuld met nieuwe gaten. De kurk waar het wankele evenwicht op dreef was de voortdurende stroom van nieuwe dollars.
Nu de speculatieve vermogens definitief te groot zijn geworden in verhouding tot de reële economie, en nu voor de VS de grenzen in zicht komen voor overconsumptie wordt het tijd om de spelregels van de economie te heroverwegen. Doen we dat niet, dan is het afwachten hoe de IT het geldsysteem gaat veranderen, ten goede of ten kwade.
Opmerking [k1]: Dat verdient meer uitleg
Hoofdstuk 4. Hoe dit soort geld een ramp voor het milieu is
4.1 Inleiding In 1971 maakte STRO een affiche van een illustratie van de tekenaar Willemen (zie figuur x). Waar milieu in die tijd bij STRO centraal stond, was het effect van geld als systeem al een belangrijk terrein van onderzoek. Hoe zat dat verband precies? Er liepen dwarsverbindingen via hebzucht, concurrentie om schaars geld. Xxxxxxxxxxxx uitbreiden Ook weer paradigma noemenxxxxxxxx Meestal beschrijven mensen het verband tussen de achteruitgang van de natuur en geld in termen van hebzucht. In dit hoofdstuk kijken we naar de invloed van het huidige geldstelsel op het milieu vanuit een veel mathematischer perspectief. We bekijken hoe verspilling mogelijk is terwijl het economische denken in haar aard zuinig is. En ontdekken hoe financiële argumenten, economisch denken buiten spel zet. Als we niet op een ander soort geld overstappen, ziet het er slecht uit voor het milieu op onze planeet.
Aan het slot van het hoofdstuk bekijken we hoe een en ander uitwerkt. We zien regeringen economische groei nastreven en het Bruto Nationaal Product (BNP) heilig verklaren. Heeft het monetaire systeem hier iets mee van doen? Hoe kan het bestaan dat stilstand in de economie letterlijk hetzelfde is als achteruitgang? En waarom accepteren we eigenlijk zonder morren alle nadelige gevolgen van economische groei voor het milieu?
4.2 Het rentesysteem maakt dagelijks mensen en milieu armer De keuze voor een bepaald soort geld heeft op allerlei manieren invloed op het milieu. Hoe dat werkt wordt duidelijk als je er van een afstand naar kijkt. In het huidige geldsysteem moeten degenen die lenen rente betalen. Ze worden in staat geacht dat geleende geld plus rente! terug te verdienen. Ze halen daarmee geld uit de markt. Zo ontstaat er een voortdurende geldstroom van mensen die al weinig hebben naar degenen die veel hebben. In de systeemtheorie noemen we zoiets een positieve terugkoppeling: hoe meer geld je hebt, hoe meer rente je ontvangt, zodat je nog meer geld krijgt en dat dan weer kan uitlenen, etc. En een voortdurende positieve terugkoppeling leidt onvermijdelijk tot een voortdurende versnelling van dat proces. We zagen in hoofdstuk 2 dat in Nederland waarschijnlijk maar liefst tachtig procent van de mensen netto meer rente betaalt dan ontvangt. Als deze 80% van de Nederlanders in de gaten zou hebben dat ze hierdoor steeds armer wordt, dan zou er al gauw een revolutie zijn. En dus MOET het totaal van wat er te verdelen is, meer worden, zodat de nettobetalers er in absolute zin niet op achteruit gaan. En zo ontstaat de krankzinnige situatie dat in een geldsysteem gebaseerd op rente stilstand geen rust is, maar stilstand! Het is krankzinnig dat als de productie een jaar gelijk blijft, dat niet – zoals je zou mogen verwachten – een teken van stabiliteit is, maar van achteruitgang, waarbij veel mensen de kwaliteit van hun leven achteruit zien gaan. Geen wonder dat het zo belangrijk is dat de economie groeit. Zo ontneemt het rentemechanisme in het geldsysteem ons de vrijheid te kiezen voor een stabiele kwaliteit van leven.
Groei is voorwaarde voor het systeem! Wie leeft in dit systeem is dus veroordeeld tot groei. Dat kun je met recht groeidwang noemen. Nu zijn cijfers geduldig. Een tijdje kan alles goed gaan. Inkomens kunnen groeien terwijl de koopkracht intussen langzaam wordt uitgehold door inflatie. De gestegen inkomens maken het makkelijker om krediet te nemen waardoor de teruggang minder wordt gevoeld. Dat krediet wordt onder andere door de rijkste één procent van de wereldbevolking gegeven die extra inkomsten niet omzetten in extra consumptie maar in beleggen. Deze groep wordt zo almaar rijker. Ze hebben bijvoorbeeld claims op beleggingsportefeuilles waar de hypotheken op de huizen van de rest van de bevolking inzitten. Zolang deze rijkste procent die claims niet verzilveren, kan het lang goed blijven gaan. Hun vermogen wordt steeds groter en de rest van de bevolking hoeft er niet minder om te consumeren. Iedereen gelukkig! De schulden nemen weliswaar toe, maar men heeft toch een beter huis, een nieuwere auto, meer luxe. Uiteraard heeft dit grote gevolgen voor het milieu. Want die extra luxe, dat extra beslag op ruimte en grondstoffen betekent dat grotere happen worden genomen uit de natuur. Deze consumptiedwang heeft twee grote nadelen: ze baseert zich op het ongebreideld verbruik van het milieu. En er ontstaat een oplopende verarming van mensen helemaal onderaan de bevolkingspiramide. Vanwege de eindige grenzen van het milieu op aarde wordt deze uitvlucht steeds moeilijker vol te houden. De grenzen zijn in zicht. Uiteindelijk moeten we toch het oorspronkelijke probleem van de onhoudbaarheid van rente en van de concentratie van geld onder ogen zien. Helaas zijn er uitvluchten te over om niet naar het sturingsmechanisme geld te hoeven kijken. We ontkennen daarom dat het opmaken van olie onverstandig is. Of we kappen alle bossen omdat met het geld op de beurs meer te verdienen valt dan met goed beheer van de bossen, zonder ons af te vragen of een aarde zonder bos wel rijker is. Als we problemen maar blijven zien als iets tijdelijks en niet als logisch gevolg van ons geldsysteem, zullen we nooit tot een oplossing komen. Voor een deel is economische groei een elegant gegoochel met cijfers. Daarom moeten we alert zijn op het feit dat er velerlei soorten groei zijn. Het maakt nogal uit met welke we te maken hebben. Hieronder bespreken we daarom twee belangrijke soorten groei.
4.3 Natuurlijke en exponentiële groei Er zijn twee soorten groei die relevant zijn voor de effecten van het geldsysteem op onze planeet. Laten we beginnen met natuurlijke groei. Het is bekend dat een foetus in de eerste dagen heel hard groeit. De cellen delen zich in sneltreinvaart. Ook als baby groeit een kind nog enorm snel, al kunnen we dat niet meer per dag meten en moeten we in maanden gaan denken. Langzamerhand vertraagt de groei bij de mens en uiteindelijk stopt die. Dat is een gezonde ontwikkeling. Laten we ons eens voorstellen hoe zo’n soort natuurlijke groei er in de maatschappij uit kan zien. In eerste instantie is een snelle inhaalslag nodig om mensen die in volstrekte armoede leven een menswaardig bestaan te geven. Ook in rijke landen is een korte groeispurt nodig, namelijk om de overgang naar een echt duurzaam gebruik van energie en grondstoffen te introduceren. Er moet heel wat geïnvesteerd worden in een nieuwe generatie energiezuinige huizen, duurzame energiebronnen en voedselproductie en in de introductie van een cultuur van kwaliteit. Deze investeringen passen binnen het natuurlijke groeiscenario, waarbij in het begin de groei fors is, maar doelgericht: om volwassen te worden, om duurzaam te worden, om de haast uit de samenleving te bannen en om de armoede definitief uit de wereld te helpen. Maar hoe verder we naar zo’n andere samenleving opschuiven en hoe meer er aan kwaliteitsverbetering binnen een stabiele werkelijkheid wordt gedaan, des te kleiner wordt de groei. En op een gegeven moment komt als we over de bevolkingspiek heen zijn, de krimp.
Dit klinkt mooi. Zo zou het misschien horen te gaan, maar de werkelijkheid is totaal anders. Het huidige geldsysteem groeit exponentieel, elk jaar weer. Vijf procent groei in dit jaar is vele keren de hoeveelheid van 5% groei in een jaar in de vorige eeuw. Zo ontstaat er een enorme druk op de economie om zelf ook exponentieël te groeien. Liefst moet de productie elk jaar met minstens drie procent toenemen ten opzichte van het voorgaande jaar. Daardoor wordt de toename, absoluut gezien, elk jaar groter. Een groei van 4 procent in 2012 beslaat een veel groter volume dan 4% groei in 1950. Het is de groei van het goud van de Romeinse voorouder dat alle leven van de aardbol verdringt (zie hoofdstuk 2). In de natuur is kanker een voorbeeld van een exponentiële groei. Na elke periode van groei van het gezwel ontstaat de basis voor een nog snellere groei, met een steeds grotere aanslag op het lichaam. Deze exponentiële toename stelt in het begin niet veel voor, is misschien met het blote oog niet eens zichtbaar, maar de absolute toename gaat zelfs bij gelijkblijvende groei steeds sneller en wordt op een gegeven moment erg zichtbaar en dan dodelijk. De ellende is, dat de groei van onze economie nu precies dit soort groei is. Afbeelding Vruchtwater invoegen Een toename van 3 procent in 2012 is daardoor 3 keer zo groot als een toename van 3 procent in 1970. Een voortgaande exponentiële groei maakt zonder enige twijfel uiteindelijk onze planeet onbewoonbaar. En toch …. En toch is dit waar regeringen naar streven, naar moeten streven, omdat anders de oplopende overheidsschulden uit de hand lopen. In economische termen kan groei alleen maar plaatsvinden door investering in de vergroting van de productiecapaciteit. Dit lukt alleen maar als een aanzienlijk percentage van wat we verdienen niet geconsumeerd wordt, maar geïnvesteerd in nieuwe kapitaalgoederen. En inderdaad, dat is in de praktijk het geval: de rijkste 1 procent van de wereldbevolking consumeert van wat ze extra bij krijgt maar een heel klein deel. Zij bezit alles al en het geld blijft maar naar hun toestromen. Jaar op jaar blijft daardoor weer meer en meer geld over om te investeren. Dit zagen wij al in het vorige hoofdstuk: dankzij het gecombineerde effect van de rente en de winsten hoopt het geld zich snel en effectief op bij een kleine groep. GRAFIEK Het is duidelijk dat overstappen naar een gezonde groei onmogelijk is zolang de geldschepping tegen rente voortduurt. De renteverplichtingen over voorgaande jaren dwingen de samenleving voortdurend meer geld bij te maken om een groeiend tekort aan geld te voorkomen. Daardoor is een gemiddelde marktrente ver boven nul heel normaal. Maar dat betekent weer dat zonder groei regeringen in de problemen komen. Bovendien impliceert een marktrente boven nul een geldstroom van wie weinig heeft naar wie al teveel heeft. En dus een verdere concentratie van geld. En een groeidwang om te voorkomen dat die geldstroom naar de grote concentraties van vermogen resulteert in een verarming van 90% van de wereldbevolking. Laten we de hypothetische situatie nemen dat rente niet geleidelijk zakt, maar in één keer op of rond de nul procent komt. Leningen en nieuw geld kosten dan ineens niet meer dan de terugbetaling en de premie om het risico te verzekeren. In eerste instantie geeft dat een enorme economische groei‐ impuls, zoals die bij de foetus in de natuurlijke groei. De kapitaalkosten voor bedrijven worden veel lager, waardoor de prijzen die bedrijven doorberekenen een stuk kunnen zakken. Consumenten hoeven dan niet langer een deel van hun uitgaven te besteden aan rente en zijn goedkoper af. Een deel van dat voordeel zijn ze weer kwijt omdat je meer moet sparen voor je de pensioen omdat de pensioengelden niet meer automatisch aangroeien. Ook in als mensen met pensioen gaan hebben ze veel minder nodig als tussen 25% en 50% van de kosten wegvallen. Het komt er eigenlijk op neer dat
de economie almaar verder scheefgroeit en daardoor ons leven gaat domineren in plaats van dat het dat faciliteit. Zonder die rentelast zou het geld dat nu naar de geconcentreerde vermogens en aangroei van de pensioenen gaat vrijkomen voor grote nog niet ontgonnen gebieden. Investeringen in duurzame kwalitatieve woningen en duurzame energie worden rendabeler. Verderop in dit voorbeeld werk ik een voorbeeld hiervan uit, wat het naar ik hoop makkelijk te begrijpen maakt. Bij lage rentetarieven is het ook veel logisch om te investeren in kwalitatief betere producten, want je kunt je die permitteren en je hebt er langer plezier van. Hierdoor ben je uiteindelijk goedkoper uit. De lange termijn wordt een belangrijkere factor waarbij de technische vooruitgang zich kan toespitsen op duurzaamheid en kwaliteitsverhoging. Dat is geen exponentiële groei, want na verloop van tijd bereikt de economie een optimum. Daarna brengen technologische ontwikkelingen alleen nog verbeteringen. Machines, fabrieken, auto’s, woningen, etc. worden dan alleen vervangen wanneer ze daaraan toe zijn of als de technologie zich zoveel verder heeft ontwikkeld dat een nieuwe kwaliteits‐ en duurzaamheidssprong gemaakt kan worden. Deze gang van zaken lijkt veel meer op natuurlijke groei, die in het begin hard gaat maar vanzelf vermindert.
4.4 De gevolgen van rente voor investeringsbesluiten: financiële motieven ontkrachten economische motieven Hoe beïnvloedt, in de realiteit van alledag, rente onze keuzes voor kwaliteit en duurzaamheid? Stel, u gaat een huis bouwen. U kunt ervoor kiezen een duurzaam huis te bouwen. U gebruikt heel goede bouwmaterialen, zodat het heel lang meegaat, u geeft extra uit aan passieve zonne‐energie, u optimaliseert het comfort, etc. U hebt natuurlijk ook de optie van een goedkoop huis dat uiteraard veel minder lang mee zal gaan, hogere energiekosten heeft, etc. Het is niet moeilijk de voordelen van het duurzame huis in te zien. Het is comfortabeler en beter voor het milieu, want een langere levensduur betekent dat je het huis niet elke zoveel jaar moet slopen en weer nieuwe bouwmaterialen nodig hebt voor het volgende huis. Het duurzame huis verbruikt minder energie en minder bouwmaterialen, produceert minder sloopafval, enzovoort. En bij een huis dat langer meegaat, is het ook meer de moeite waard wat extra's te doen aan comfort, isolatie en dergelijke. Natuurlijk is de aanschafprijs van zo’n kwaliteitshuis wel hoger. Laten we zeggen twee keer zo hoog als een goedkoop huis. Maar daar staat dan wel tegenover dat u de afschrijving over meer jaren kunt uitsmeren, want het huis gaat immers langer mee. In cijfers ziet dat er als volgt uit. We nemen aan dat het goedkope huis 66 jaar meegaat en de bouwkosten 200.000 euro bedragen. Dan betaalt u dus per jaar aan afschrijving (200.000 gedeeld door 66:) 3.030 euro. Het duurzame huis is twee keer zo duur en kost dus € 400.000,‐‐, maar het gaat dan ook meer dan 200 jaar mee. De afschrijving is slechts (400.000 gedeeld door 200) € 2.000,‐‐ per jaar. Dat is duizend euro minder per jaar. Bovendien woont u in een veel comfortabeler huis, heeft lagere energie‐ en onderhoudskosten en produceert niet iedere 66 jaar bouwafval. Het duurzame huis is dus veruit de beste keus. Maar dan gaat u naar een bank voor een hypotheek en dan komt van een koude kermis thuis! De bank vraagt u immers rente. En daardoor verandert de berekening aanzienlijk. Stel dat de bank een rente vraagt van 5%. Als we kiezen voor de hoogste kwaliteit, het duurzame huis, dan zult u niet alleen de afschrijvingskosten van € 2.000,‐‐ per jaar moeten betalen, maar ook de rente die het eerste jaar € 20.000,‐‐ is. Dat brengt de kosten voor het eerste jaar op € 22.000,‐‐.
Het goedkopere huis wordt dan de goedkoopste optie. Want bij de € 3.030 aan afschrijvingskosten komt € 10.000 rente in het eerste jaar. Samen dus € 13.030, die voor het niet duurzame huis jaarlijks betaald moet worden. Nu is het meest duurzame huis niet € 1.000 goedkoper per jaar, maar €9.000 duurder! Dit voorbeeld laat zien dat bij een rente rond nul procent zelfs iemand die zijn korte termijn belangen nastreeft, automatisch duurzame keuzes gaat maken omdat dat de laagste maandlasten geeft. In combinatie met een belastingsysteem dat natuurgebruik belast en arbeid vrij houdt, zouden mensen zonder enige vorm van milieubewustzijn zich milieuvriendelijker gaan gedragen dan de meest milieubewuste dat nu doen. En bedrijven niet te vergeten! Ik vrees dat dit niet alleen de snelste, maar ook de enige route is naar een doorbraak richting duurzaamheid. Dit is in elk geval de snelste route om daar te komen en daarom kiest STRO ervoor om hier energie in te steken ! Helaas geldt ook het omgekeerde: in een situatie waar de rente boven nul is, wordt iedereen en zeker bedrijven gedwongen om minder duurzame keuzes te maken. De rente maakt duurzaam investeren op teveel plaatsen minder concurrerend en maakt een economie van het genoeg en van een steeds hogere kwaliteit minder bereikbaar. Rente dwingt investeerders dus tot minder duurzame keuzes, terwijl een rente van nul procent automatisch meer duurzaamheid mogelijk maakt. Het is interessant te zien dat deze redenering doorgetrokken kan worden: een negatieve rente is een stimulans ons om geld zo snel mogelijk te benutten. Immers je geld daalt in waarde. Net als ten tijde van een gezonde inflatie, maar dan zonder de negatieve bijeffecten. Onder die omstandigheden zijn toekomstgerichte investeringen in duurzaamheid economisch voordelig. De economische ommezwaai zou snel gemaakt zijn. Maar zonder twijfel zal het wel even duren voordat we de wegwerp cultuur weer voor een waardegerichte cultuur hebben teruggeruild. Maar als in de economische de keuzes anders gemaakt gaan worden is de kans op een culturele ommezwaai groot. Berekening van de investering: GRAFISCH WEERGEVEN bewerken en invoegen chapter 0, 1.jpg uit D:\boek\alles behalve bert\Afbeeldingen boek Duurzame woning Woning met lage kosten Voordeel duurzaam Kosten exclusief rente € 400.000,‐‐ in 200 jaar € 200.000 in 66 jaar € 2.000,‐‐. per jaar €3.030 per jaar 1030 Kosten inclusief rente 0% € 2.000,‐‐ (aflossing) €3.030 (aflossing) 1030 1% € 6.000,‐‐ per jaar €5.030 per jaar ‐970 5% € 22.000,‐‐ per jaar €13.030 per jaar ‐8970 10% € 42.000,‐‐ per jaar €23.030 per jaar ‐18890 Overzicht 1. Dit huizenvoorbeeld toont aan dat door rente verspilling regel wordt. We zijn zo gewend geraakt aan het fenomeen rente, dat we misschien zelfs van bovenstaand voorbeeld niet meer schrikken. Daarom gaan we het voorbeeld enigszins uitbreiden. Bijvoorbeeld dat in theorie het meeste te verdienen valt door nu alle bomen op aarde te kappen, het hout te verkopen en het geld op de bank te zetten. U begrijpt onmiddellijk dat het nooit zo kan zijn dat alles
in één keer opmaken en op een kale planeet achterblijven echt voordelig is. Wie echt economisch denkt, begrijpt dat je niet beter af kunt zijn door de werkelijke bronnen van welvaart te versjacheren. Maar dit is wel hoe de financiële wereld werkt. Daarbij worden veel kosten geëxternaliseerd. Zoals de aandeelhouders van banken niet hoeven op te draaien voor de schade wanneer deze omvallen, hoeven kerncentrales zich niet te verzekeren tegen de schade als een heel stuk aarde onbewoonbaar wordt, of als de radioactieve opslag over 2.000 jaar rampzalig blijkt te lekken. De snelle uitputting van grondstoffen is dus geen verrassing in onze door rente gedomineerde economie. De markt dwingt individuele ondernemers mee te werken aan deze waanzin. Daarom is de aarde hard toe aan een ander soort geld. Want omgekeerd werkt het ook: bij een rente van nul of lager zullen financiers inzetten op ecologisch bosbeheer en het duurzaam exploiteren van bos, omdat dat dan het meest rendabel is. En hout is niet het enige voorbeeld. Olie, kalium, noem maar op, alle natuurlijke waarden zijn ondergeschikt aan het kunstmatige geld dat bepaalt waar en wanneer en in welke hoeveelheden het gebruikt wordt. Individuele ondernemers kunnen zich hier niet uit los maken, want zij zitten vast in het prisoners dilemma: als zij niet de laatste vissen wegvangen doen hun concurrenten dat wel. En zo is overbevissing van de zeeën regel. Nog een voorbeeld: enkele tientallen jaren geleden voerden de Verenigde Staten en Canada een discussie over de haalbaarheid van een waterkrachtcentrale in de baai van Passamaquoddy, op de grens van beide landen. Toentertijd waren de gevolgen voor het milieu en de duurzaamheid van de investeringen nog geen issue. De discussie ging louter over rendement. De investeringskosten in zo’n centrale zijn heel hoog, maar de toekomstige onderhoudskosten laag. Op grond van hun kostenanalyse kwam Canada tot de conclusie dat de centrale niet rendabel zou zijn. De Canadezen braken de onderhandelingen af. De Amerikanen waren erg verbaasd, want hun conclusie was juist dat de centrale wel rendabel zou zijn en zij wilden met de bouw beginnen. Het verschil in beoordeling ontstond doordat de VS uitgingen van een gemiddelde (reële) rente van 2,5%, terwijl Canada 4,125% rekende. Daardoor zou volgens de Canadezen de waterkrachtcentrale nooit voldoende inkomsten genereren. bewerken en invoegen chapter 0, 1.jpg uit D:\boek\alles behalve bert\Afbeeldingen boek Deze voorbeelden laten zien dat onze wereld gestuurd wordt door een mechanisme waar we ons nauwelijks bewust van zijn. STRO constateerde jaren terug dat we milieu‐ en armoedeproblemen niet kunnen oplossen zolang we aan een op rente gebaseerd geldsysteem vasthouden. STRO zag ook dat er niet serieus naar alternatieven gezocht wordt. Dus hebben we het zelf opgepakt. Zoals u in de andere hoofdstukken kunt zien, hebben we het geweldige geluk te leven in een tijd dat de ontwikkelingen in de informatietechnologie het geldsysteem op zijn kop gaan zetten…..
Stel eens dat al veel eerder het verband tussen rente en milieurampen ontdekt was. Dan zou je kunnen veronderstellen dat het denken over rente in een aantal wereldgodsdiensten mogelijk beïnvloed is doordat de ontginning van gronden op gang werd gebracht onder invloed van rente‐geconcentreerd geld. En die grond had beter met rust gelaten kunnen worden. Want droogte en verkeerd gebruik leidden tot een milieuramp. Dit gebeurde in de eeuwen voor Abraham, de grondlegger van het Joodse geloof, het Christendom en de Islam. Binnen een kort tijdsbestek veranderde het hart van het huidige Irak van groene land in woestijn. De ramp werd nog erger toen de onbegroeide grond niet langer vastgehouden werd en in de rivieren spoelde. Rivieren die toch al smaller waren geworden doordat er ook stevig geïnvesteerd was in nieuwe omdijkte polders. Geen wonder dat tijdens extreme regens de rivier het water niet meer kon verwerken en een vloed de dijken overspoelde en de in de oudheid zeer vruchtbare polders, de zogeheten Tuinen van Eden, omtoverde in de moerassen van het huidige Basra. Tot overmaat van ramp liepen ook de investeringen in irrigatie uit op een ramp en werden deze gronden verzilt tot er zoutwoestijnen achterbleven. Als bovenstaande veronderstelling correct is, dan is het goed denkbaar dat de culturele elite zich destijds heeft bezonnen hoe een ramp van een dergelijke omvang kon gebeuren. Misschien is men zich gaan afvragen of er geen samenhang was het rentevragende geld dat de priesterklasse die met de heersers verbonden was had ingevoerd. Dit is minder onwaarschijnlijk dan het lijkt, als we ons realiseren dat in de begin jaren van de beschaving in het Soemerische rijk toen voor het eerst steden ontstonden, schrift en nog veel meer uitvindingen werden gedaan, er twee verschillende soorten geld naast elkaar bestonden. Eén met rente, en één zonder rente.
4.5 Het BBP (Bruto Binnenlands Product)
Terug naar wat ik groeidwang zou willen noemen: het sturingsmechanisme rentevragend geld dat regeringen dwingt het beleid te richten op economische groei, op een toename van het Bruto Binnenlands Product (BBP). Groei van dit BBP is de belangrijkste graadmeter voor elke regering om te zien of het goed gaat met het land. We zijn dat zo gewend, dat we vergeten dat dit een heel vreemde graadmeter is. Geen enkel bedrijf kijkt alleen naar de omzet of naar het geld dat toevallig op 31 december op de bankrekening staat. Die getallen kan je immers simpel oppeppen door delen van het bedrijf te verkopen. Dat geeft extra omzet en er staat dan een extra bedrag op de bankrekening, maar het bedrijf is daarom niet noodzakelijkerwijs beter af. We hebben gezien hoe General Motors door de jaren heen haar aandeelhouderswaarde steeds verder opschroefde door de verdiensten niet langer te investeren in productiemiddelen maar door aandelen op te kopen. Zo leek het of ze het goed deden, maar zonder goede auto´s en moderne fabrieken ging het bedrijf uiteindelijk failliet. Landen die hun bodemschatten verkopen, hun schone lucht, schoon water of oerbossen, verdienen daar inderdaad aan, maar dat zegt niet dat ze ook rijker zijn geworden. Milieuactivisten stellen dat regeringen rekening moeten houden met de uitwerking van hun beslissingen op de rijkdom van landen op lange termijn. Waar ligt het gelijk?
4.6 De vooruitgang gemeten met naar de kwaliteit van leven Onder een groep wetenschappers aangevoerd door Herman Daly, John Cobb en Philip Lawn http://en.wikipedia.org/wiki/Genuine_progress_indicator ontstond in de jaren ’90 van de vorige eeuw consensus ten aanzien van de stelling dat een toename van het Bruto Binnenlands Product wel degelijk met een verlies aan welzijn gepaard kan gaan. Een afname van essentiële natuurlijke en maatschappelijke diensten leidt zelfs tot de noodzaak om meer uitgaven te doen om dat verlies te compenseren. Zo kan de economie groeien, terwijl de kwaliteit van leven en de rijkdom van een land verminderen. Deze wetenschappers hebben geprobeerd een betere indicator dan het BBP te ontwikkelen om de werkelijke ontwikkeling van de welvaart te meten. Dat werd de Genuine Progress Indicator (GPI), de maatstaf voor echte welvaartsverbetering. Deze index geeft een beeld van de werkelijke ontwikkelingen van een land. Hebben we echt iets aan de economische groei gehad? Hoe staan we er echt voor? Bij het BBP worden alle economische activiteiten op één hoop geveegd. Hoe meer omzet, des te groter de economische groei, des te beter het gaat….. De agent die een misdaad onderzoekt, de verzekering die een schade uitbetaalt, het opruimen van vervuiling, het draagt allemaal bij aan de economische groei, aan vergroting van het BBP en aan inkomsten uit belastingen. Bij de GPI‐welvaartsindicator worden zulke negatieve activiteiten juist afgetrokken van de financiële winst bij de productie van nuttige goederen en diensten. Bij dat cijfer wordt je door vervuiling, schades en misdaad dus armer. Zaken zoals een inkomensverdeling die veel mensen kansen geeft, huishoudelijk werk en vrijwilligerswerk, etc. tellen daarentegen weer positief mee, terwijl deze in het BBP juist afwezig zijn. Ook het onderwijsniveau wordt meegerekend. De GPI is een van de eerste alternatieven voor het BBP dat wereldwijd door de wetenschap onderzocht werd. Overheden en niet overheidsgebonden organisaties gebruiken het. Met de GPI ontstaat een beeld dat laat zien of we er werkelijk op vooruit gaan. Het helpt zo nationale en lokale overheden hun beleid te verbeteren. bewerken en invoegen chapter 0, 1.jpg uit D:\boek\alles behalve bert\Afbeeldingen boek Figuur 3. In de jaren ’50 tot ’80 zien we de echte welvaart behoorlijk toenemen. Omdat het eerste deel van het inkomen nodig is voor basisbehoeften, leverde deze vooruitgang makkelijk een verdubbeling van de mogelijkheden voor mensen. Vanaf 1980 groeit de economie spectaculair, maar in werkelijke welvaart verandert er niet zo veel
Het lijkt er dus op dat politici en economen geen rekening houden met wat onze werkelijke belangen op het gebied van gezondheid, veiligheid, schoon milieu en andere graadmeters van welzijn zijn. Maar is dat zo?
4.7 De tegenstelling GPI en BNP is onvermijdelijk bij het huidige geldsysteem Op het eerste gezicht lijkt het vanzelfsprekend dat de overheid haar beleid richt op een zo hoog mogelijk GPI. Het doel van beleid zou immers moeten zijn dat de bevolking beter af is. En toch baseren regeringen door de jaren heen hun beleid niet op de GPI maar op het BBP. Het is het sturingsmechanisme geld dat deze opmerkelijke uitkomst afdwingt, dat de regering dwingt het BBP centraal te stellen. Dit komt doordat zolang het BBP groeit de staat het zich zelfs kan veroorloven de schulden nog iets te laten groeien. De schuld als percentage van de begroting blijft dan immers gelijk. Omgekeerd, als het BBP niet zou groeien, omdat alleen naar de GPI wordt gekeken, zouden de rentebetalingen het tekort vergroten waardoor er bezuinigd moet worden. Overheden hebben dus een goed motief om het BBP te laten groeien. Dat motief is zo sterk dat het beleid van groeien en lenen doorgaat zelfs als de GPI overduidelijk laat zien dat de welvaart afneemt. Dan “bedenkt” men wel een verhaal dat uiteindelijk minder uitstoot van CO2 mogelijk is dankzij meer economie. Want zolang het gangbare geld de wereld stuurt, leidt een niet per se op groei gericht beleid van de overheid tot economische terugval, en dan worden milieuwaarden al snel geofferd. De keuze voor een groei van duurzame productie is dan positief. Toch worden deze effecten dan vanzelf weer teniet gedaan door de exponentiële, kankerachtige groei in andere delen van de economie. Het is dus een keuze uit twee kwaden, waarbij je bij groei altijd kan denken dat er toch nog een positieve uitkomst mogelijk is als je tegelijk voldoende de regels aanscherpt en zorgt dat ook de investeringen in het milieu groeien. We zagen zo in de loop der jaren de Rijn schoner worden, terwijl op een hoger niveau, zoals klimaat en soortenrijkdom de problemen versnelt doorgroeiden. Zolang we met dit geldsysteem werken is een realistische evaluatie van beide visies noodzakelijk: want aan de ene kant lijkt de groei van het BBP noodzaak, maar aan de andere kant is het te gek voor woorden als we wel drie keer zoveel produceren als 40 jaar geleden, maar toch niet meer kunnen verwezenlijken wat 40 jaar terug nog heel gewoon was. De grafiek hierboven laat wat mij betreft daarom onder andere zien dat we niet anders kunnen dan het in omloop brengen van geld tegen rentedragende schulden te heroverwegen.
4.8 Conclusie Als men de maatschappij bekijkt vanuit het perspectief van de sturingsmechanismen komen er nieuwe dingen aan het licht. Oppervlakkig gezien lijkt rente een bevredigend middel om ervoor te zorgen dat bezitters hun geld niet bij zich houden en om een efficiënte marktconforme inzet van kapitaal te realiseren. Maar bij nadere beschouwing zie je wat de permanente positieve rente de wereld kost: het BBP is een luchtballon van “groei” waardoor regeringen zich “verplicht” voelen om natuurlijke hulpbronnen versneld op te gebruiken. De maatschappelijke gevolgen van dit geldsysteem zijn voor een groot deel van de wereldbevolking desastreus. Het sturingsmechanisme van rentedragend geld moet daarom aangepakt worden: om de mensheid te bevrijden van armoede, om individuen en gemeenschappen de kans geven hun capaciteiten te ontwikkelen, om natuur en milieu te sparen. Vanuit het STRO perspectief neemt de bijval voor dit standpunt snel toe. Waar we heel lang geleden met nog een organisatie of drie wereldwijd als enigen aan de weg timmerden, lijkt het aantal mensen die dit nu aankaarten elke vijf jaar te verdubbelen.
Hoofdstuk 5 Hoe funest het geldsysteem voor arme gebieden uitpakt 5.0 Introductie In Nederland praten sommige mensen minachtend over economische vluchtelingen. Het zouden profiteurs zijn van de welvaartsstaat. Ook hier willen we graag vanuit een ander paradigma naar kijken. Dan is het feit dat deze vluchtelingen armoede en werkeloosheid ontvluchten in de landen van herkomst een indicator van een niet werkend geldsysteem. Veel arme regio’s, of die nu in Afrika, in Zuid‐Italië of Noordoost‐Brazilië liggen, blijken te leiden aan een permanente depressie. Vanuit het STRO‐perspectief dwingt het huidige soort geld hen weg van hun familie. Dat geldsysteem functioneert namelijk al jaren voor arme streken als een pomp die het geld wegzuigt en die gebieden achterlaat in schulden. Het meest typerende kenmerk van dit geldsysteem is dat het de zwaarste lasten op de zwakste schouders legt. Hierdoor kunnen regio’s en groepen mensen systematisch in armoede gevangen raken. Die armoede ziet eruit als een permanente economische depressie. Voor veel gemeenschappen is het effect veel dramatischer dan wat de kredietcrisis in Nederland in gang heeft gezet. Vanwege die permanente depressie kunnen ondernemers geen klandizie vinden voor hun producten of diensten. Zo’n gebied is blijvend weggezakt in armoede en werkloosheid en de meest ondernemende mensen ontvluchten het. Economische vluchtelingen? Zeker, maar bovenal slachtoffers van de keuze voor een geldsoort die de rijke landen niet ter discussie willen stellen.
5.1 Armoede in gemeenschappen: een definitie Armoede valt moeilijk objectief vast te stellen. We kunnen immers niet ons eigen leven als maatstaf nemen. Neem bijvoorbeeld een groep mensen die geïsoleerd leeft midden in het oerwoud. Zonder twijfel is die groep arm in termen van productiekapitaal. Toch kunnen ze zelf hun leven als goed ervaren. Het leven kan hen sociale warmte bieden, een gevulde maag, ruimte om na te denken en uitdagingen die het leven voor ondernemende mensen de moeite waard maakt. Het wordt nog lastiger omdat armoede vele gezichten en vele oorzaken heeft. Als bijvoorbeeld in een gemeenschap veel mensen ziek zijn, ontbreken op vitale functies mensen en is de hele gemeenschap slecht af. Of er kan een groot gebrek zijn aan de scholing die nodig is om in de buitenwereld succes te hebben. Armoede kent ook nog een psychologische en culturele kant. Soms drukt armoede mensen zo lang en zo erg in de ellende dat niemand meer droomt van een beter leven. En wanneer zulke dromen verdwijnen, verdwijnt de energie om aan armoede te ontsnappen. Als we het over geld hebben, zoals in dit boek, dan kijken we vooral naar welke kansen er zijn voor mensen met een actief karakter en ondernemende kwaliteiten om zich te ontplooien. Als er voor die mensen kansen zijn, kan de hele gemeenschap daarvan profiteren. Omgekeerd is welhaast zeker dat als de ondernemende mensen geen kansen krijgen, de gemeenschap waarin ze leven slecht af is. Vaak vertrekken deze mensen om hun capaciteiten elders te ontplooien. Emigratie is dan een aanwijzing dat de ondernemende mensen geen ontplooiingskansen vinden.
5.2 Ruimte om te ondernemen is belangrijk Als je armoede bekijkt vanuit het perspectief van af‐ of aanwezigheid van kansen voor ondernemende mensen, dan staat geld als organisatievorm centraal. Het geld als organiserend systeem moet immers actieve, ondernemende mensen de ruimte geven om hun energie positief te benutten en de gemeenschap daarvan mee te laten profiteren.
Social Trade gaat over ondernemen, produceren, verkopen en kopen en de sociale samenhang die daardoor ontstaat in een gemeenschap. Hierbij verbetert de inzet van de talenten van individuen hun eigen situatie en die van de gemeenschap. Mensen hebben verschillende kwaliteiten. Kort door de bocht kan je stellen dat er een zekere diversiteit aan economische activiteiten binnen de lokale economie nodig is om mensen met verschillende kwaliteiten de kans te geven zich te ontplooien. Als er genoeg mogelijkheden zijn, kan je je specialiseren in datgene waar je goed in bent. Die specialisatie vergroot de totale output van de lokale economie en levert een bloeiende lokale economie in tegenstelling tot de situatie waarin iedereen alles (voor zich)zelf doet. Specialisten worden steeds beter in hun vak en kunnen via investeringen in machines of opleiding hun productie op een hoger plan brengen. En zo wordt de gemeenschap welvarend. Dit proces van specialisatie komt alleen op gang als er koopkrachtige vraag is naar de lokale producten. In de praktijk van arme gebieden vindt nauwelijks specialisatie plaats. Er is namelijk geen koopkrachtige vraag die deze producten kan kopen. Of wil kopen, want de producten en diensten van lokale ondernemers leggen het af ‐ qua kwaliteit, imago en prijs ‐ tegen wat de wereldmarkt te bieden heeft. Deze omstandigheden betekenen dat lokale producenten geen kans hebben een groeitraject in te gaan: meer te maken, er beter in te worden en via investeringen effectiever en uiteindelijk goedkoper te gaan werken. Zo ontstaat de rampzalige situatie dat de consumptie zich blijvend richt op geïmporteerde goederen en diensten. Zo’n arme regio produceert zelf alleen nog maar een paar producten en komt niet meer los uit dat beperkte productie niveau. De eenzijdige relatie met de wereldmarkt draagt dan niet bij aan meer kansen voor lokale ondernemers, maar beperkt juist de kansen op een ontwikkeling uit de armoede. Dit hoeft voor rijke eigenaren van grond(stoffen) en voor lokale machthebbers overigens niet slecht uit te pakken als zij wel koopkracht hebben om op de wereldmarkt te kopen. Ondernemers ontwikkelen een nieuw bedrijf door gebruik te maken van een niche die zij ontdekken in de markt. Plaatselijke ondernemers hebben een voordeel: ze kennen de lokale markt beter en kunnen die ook sneller bedienen. Maar in arme gemeenschappen is zo weinig koopkracht dat de niches te klein zijn voor de meeste soorten nieuwe ondernemingen. Laat staan dat ze door kunnen groeien tot een niveau waarbij ze op de wereldmarkt de competitie aan kunnen met grotere ondernemingen in gebieden ver weg. Er is een soort vicieuze cirkel ontstaan, waarbij binnen de gemeenschap weinig of niks geproduceerd wordt voor eigen gebruik en ook niet voor de export. Hierdoor komt weinig geld binnen. Zo sluit de cirkel zich, want als er nauwelijks geld binnenkomt, blijven ook de kwaliteiten van lokale ondernemers onbenut. Wat je in dit soort gebieden ziet, is dat alle ondernemende mensen zich richten op de paar soorten lokale bedrijvigheid die nog wel kunnen concurreren, zoals het verkopen van voedsel op straat. Maar als iedereen zich op dat werk stort, valt er zo weinig te verdienen dat er nooit genoeg winst gemaakt wordt om te investeren in diversificatie, kwaliteit en efficiëntie. De ideologie die de openstelling voor de wereldmarkt propageert als de bestrijder van armoede is een valse. Je mag domweg niet verwachten dat nieuwe ondernemers in één keer sterke ondernemingen creëren die op de wereldmarkt kunnen concurreren. Een ondernemer heeft eerst een lokale markt nodig waarin zij/hij zich ontwikkelt en vervolgens de kwaliteiten en het vermogen opbouwt voor de sprong naar de wereldmarkt. En zo’n ontwikkeling zie je nauwelijks in arme landen die zich open hebben (moeten!) stellen voor de wereldmarkt. Daar is juist sprake van een vicieuze cirkel waarbij de gemeenschap of regio nauwelijks eigen producten of diensten te bieden heeft. De mensen die daar wonen, raken dus uitgesloten van het wederzijdse profijt van gespecialiseerde handel met de buitenwereld, en op een gegeven moment wordt het vrijwel onmogelijk deze ontwikkeling om te draaien. Dan zuigen bedrijven van over de hele wereld heel effectief het kleine beetje geld op dat er verdiend wordt.
Ooit waren tolmuren, om (tijdelijk!) lokale ondernemers te beschermen, populair. De term “infant industry” deed opgang. Beginnende ondernemers werden geholpen door de concurrenten van elders buiten te houden. Deze aanpak is al jaren in de neoliberale taboedoos verdwenen. Landen als China, India en Brazilië zijn groot genoeg om zich van deze taboes weinig aan te trekken en kunnen zich tolmuren te permitteren. De Chinezen pakken het zelfs nog slimmer aan. Naast het onmogelijk maken van buitenlandse producten om de Chinese markt te veroveren introduceerden ze een geldsoort die systematisch een lage waarde houdt. Hierdoor waren Chinese producten goedkoop, waardoor Chinese bedrijven de kans kregen om buitenlandse markten te veroveren en de koopkracht daar weg te zuigen. Al werkend voor het buitenland specialiseerden ze zich en produceren efficiënter en gaandeweg kunnen ze ook, zonder de bescherming van de lage waarde van de nationale munt, concurreren. Mensen als speelbal van de ontwikkelingen in de financiële centra Een aantal jaar geleden, kon je in bijna elke bus in Montevideo, Uruguay, zeer ondernemende mensen tegenkomen die kleine producten verkochten of passagiers vermaakten met muziek en dan met de pet rondgingen. Vaak waren deze mensen zeer goed opgeleid. Op dat moment bood de economie onvoldoende gelegenheid voor jonge ondernemende talenten en dus moesten zij marginale markten betreden. Deze mensen waren op zoek naar het beetje koopkracht dat er in de bus was, omdat Uruguayaanse bedrijven in de naweeën van de peso‐crisis in één keer het grootste deel van hun Argentijnse klandizie kwijtraakten. Menigeen zag geen andere mogelijkheid dan te emigreren. Deze situatie herhaalt zich nu in Ierland, Spanje, etc.: de belangrijkste conditie voor ondernemers ontbreekt, namelijk dat er voor hun producten voldoende koopkracht is. Er is dan geen reële kans meer om iets te verkopen. Na de kredietcrisis zie je weer mensen naar Uruguay terugkeren. Uruguay doet het goed en nu worden de rijke landen, waar deze mensen naar geëmigreerd waren, getroffen. Theoretici die zich met ontwikkeling bezig houden hebben best wel aandacht voor de relatie tussen ondernemerschap en ontwikkeling. Consultants verdienen veel geld met trainingen en cursussen voor ondernemers. Maar de aan‐ of beter afwezigheid van koopkracht krijgt veel te weinig aandacht. Terwijl juist dat zo belangrijk is voor een ondernemer! Het belang van de koopkrachtige vraag in arme gebieden verdwijnt ook in de economie buiten beeld. Het pleidooi van Nobelprijswinnaar en Keynesiaan Jan Tinbergen die al in de vroege jaren 1950 voorstelde de arme landen aan veel koopkracht te helpen, is vergeten. Tegenwoordig denkt men in termen van leningen waarover rente betaald moet worden. Landen die markten afschermen worden de les gelezen. Niet omdat de feiten erop wijzen dat openstellen voor de wereldmarkt zo effectief is. Ha‐Joon Change laat in zijn boek “23 dingen die ze je niet vertellen over het kapitalisme” zien dat hier wel wat meer over te zeggen valt. Ik vrees echt dat die afgedwongen openstelling voor de wereldmarkten vooral te maken heeft met belangen van multinationale bedrijven en rijke consumenten. Zelfs bij microkredieten wordt zelden de vraag gesteld waar de rente over die leningen heen gaat en als koopkracht wordt besteed. Juist dat is essentieel. Als de rente die ondernemers op hun microkrediet betalen buiten de regio besteed wordt, beperkt dat de vraag in de regio waar de ondernemer werkt. En in arme gebieden is koopkracht te schaars om ook maar kleine beetjes te laten weglekken. De meeste alternatieven die in dit boek besproken worden stellen het stimuleren van de koopkrachtige vraag centraal en dan in het bijzonder die vraag die zich richt op lokaal gemaakte producten en diensten. In de rijke landen waait de interesse voor lokaal gerichte koopkracht misschien over, maar voor arme regio’s is dit een voortdurend actueel thema. In arme streken worden genoeg ondernemende mensen geboren. Dat kan je zien in regio’s die recentelijk door toeristen zijn ontdekt. Plotseling blijken er tal van manieren te bestaan om
koopkracht aan die toeristen te ontfutselen. Zelfs kinderen zoeken en vinden niches al was het maar met speelgoed, gemaakt uit afval. Het gebrek aan een omgeving waarin voldoende koopkracht circuleert, is een extra handicap voor beginnende ondernemingen in een arm gebied. In tegenstelling tot ondernemingen in rijke landen, kan zo’n startend bedrijf namelijk geen gebruik maken van een breed aanbod aan gereedschappen, leveranciers, adviseurs, een goede infrastructuur, enzovoorts. Dat maakt de start van een nieuw bedrijf in zo’n arm gebied nog moeilijker. Voor de eerste ondernemingen is het daardoor bijna ondoenlijk. Daarom is een dubbelslag nodig, waarbij meer koopkracht lokaal ondernemende mensen uitdaagt, terwijl tegelijkertijd mensen worden opgeleid, er geïnvesteerd wordt in infrastructuur, etc. Een bijkomend probleem is de cultuur van afhankelijkheid, corruptie en bureaucratie. Een cultuur van afhankelijkheid beperkt de energie in de gemeenschap om een arme gemeenschap uit een depressie te tillen. Een cultuur van afhankelijkheid van uitkeringen kan zich tot een ziekte ontwikkelen, die ondernemerschap in de baarmoeder smoort. Na minstens één generatie van afhankelijkheid, groeit het geloof dat de buitenwereld de belangrijkste bron is voor verbetering. En dan is er naast het gebrek aan koopkracht ook een culturele hobbel die genomen moet worden wil er iets verbeteren.
leren voor leren
In een favela (Braziliaanse arme wijk), waar iedereen eraan gewend was alles voor niets te krijgen via uitkeringen, aftappen van energie, etc, keek STRO naar nieuwe mogelijkheden. We boden een cursus/opleiding aan, op voorwaarde dat de student zich verplichtte de kosten terug te betalen. Deze “schuld” in geld kon men echter terugverdienen door als docent jongere jeugd in de buurt ‘iets’ te leren waar die student zelf goed in was, bijvoorbeeld voetbaltraining, jongleren, kunst en fysieke training. Alles was mogelijk als er maar ‘markt’ voor was. Die markt moest zo stevig zijn, dat de nieuwe groep jongere cursisten op hun beurt vooraf tekenden, dat ze de schuld (prijs van hun cursus) zouden aflossen. Dit kon in geld gebeuren of doordat deze jongeren op hun beurt weer iets aan nog jongere kinderen aanboden. Deze aanpak bleek te werken en de jeugd die er bij betrokken was, voelde zich trots dat ze niets gratis kregen, maar het verdiende met eigen capaciteiten.
De permanente depressie verergert in arme landen vaak nog door corruptie en drugsgebruik. Dit is een vicieuze cirkel. Waar geen kansen zijn, vlucht menigeen in de drugs. En dat geeft ondernemende mensen weer kans op een baan, bijvoorbeeld in het privé‐leger van een drugsbaron. Rente haalt via prijzen en leningen over de volle breedte geld uit arme gebieden, als het ware met een kaasschaaf. Het meeste geld dat in de arme economie terugkomt, gaat naar een kleine groep zeer rijken (bijv. vanwege uitverkoop grondstoffen) of loopt via de overheid waar het overdrachtsuitgaven, donorgeld en centrale leningen betreft. Het lijkt aannemelijk dat deze centrale inkomsten het bijna onmogelijk maken om een politiek systeem te krijgen zonder corruptie en bureaucratie. Zo ontstaat naast het gebrek aan koopkracht een extra handicap voor ontwikkeling. Waar ondernemende mensen geen werk kunnen creëren, is het overheidsapparaat vaak het enige perspectief op een baan. Met de best opgeleide en meest ondernemende mensen in het overheidsapparaat is er weinig balans tussen deze bureaucratie en de samenleving inclusief het bedrijfsleven.
5.3 Oorzaken van de permanente depressie in arme gebieden 5.3.1 Rente zuigt het geld weg Het gebrek aan koopkracht in arme regio’s heeft alles te maken met het geldsysteem. Economen beschouwen rente vaak als een mechanisme om het beschikbare kapitaal op de meest slimme
plaatsen in te zetten. Voor een deel is dit zo, met name in de rijke wereld. Maar in arme regio’s werkt rente vooral als een pomp die de koopkracht wegzuigt. De arme regio blijft achter als een geldwoestijn, zonder het geld dat nodig is voor het faciliteren van ondernemerschap en wederzijdse handel. De werkelijkheid van arme gemeenschappen is dat ze worden overvoerd met schulden en dat haar inwoners belast worden met terugbetalingen en rentebetalingen, die de dagelijks beschikbare koopkracht enorm beperken. Zoals we ook zagen in hoofdstuk 2 functioneert het rentedragende geld als een pomp van wie niet heeft naar wie heeft, van arme gemeenschappen naar rijke. Directe rentebetalingen vanwege directe leningen, rente op overheidschulden en de rente die verborgen zit in de prijzen van producten en diensten vormen samen deze pomp. We zijn hier zo aan gewend dat we denken dat dit een natuurlijke situatie is. Echter, zodra we de huidige geldsoort als een sturingsmechanisme beschouwen, ontstaat voor ons de vrijheid na te denken over een beter alternatief. Als we onszelf die ruimte geven, zien we dat armoede structureel verbonden is met de soort geld en dat we voor een effectieve aanpak van armoede moeten omzien naar een ander soort geld als sturingsmechanisme. Als in Duitsland al tachtig procent van de mensen nettobetaler van rente is, kan je er zeker van zijn dat in arme gebieden dit percentage nog veel hoger ligt. De beruchte woekeraars, de “loansharks”, draaien hun hand er niet voor om een percentage rente per dág af te dwingen. In arme gebieden is voor de meeste mensen geld een ontzettend zeldzaam goedje, terwijl ondertussen enorm veel speculatief geld rond de wereld flitst. 5.3.2 Koopkracht wordt gestuurd en weggesluisd door koop op afbetaling (hoe brengen we dit meer onder de aandacht? Het is echt wereldschokkend hoe belangrijk dit is en hoe niemand het nog ziet) Het kopen op afbetaling heeft in arme gebieden een ongekende vlucht genomen en is zo dominant geworden, dat het inmiddels ontwikkeling in veel arme gebieden onmogelijk maakt en daarmee armoede onuitroeibaar maakt. Dat komt doordat kopen op afbetaling zo geperfectioneerd is dat daarmee de besteding van bijna alle (toch al te beperkte) koopkracht van te voren wordt vastgelegd op importen. Bestedingen die zonder dit systeem van afbetaling minder prioriteit zouden kunnen krijgen, eisen nu de koopkracht op. Een bepaald soort industriële producten, zoals witgoed en elektronica, krijgen prioriteit ten koste van lokale aankopen. Niet omdat deze producten echt belangrijker zijn dan bijvoorbeeld lokaal geproduceerde diensten, maar domweg omdat deze producten via een slim systeem van afbetalingen de competitie winnen. De winkelketens die kopen op afbetaling kunnen organiseren, krijgen zo de kans koopkracht te claimen zelfs voordat ze verdiend is. Omdat de klanten te arm zijn om onderpand te hebben, werkt dit soort krediet vooral als er een onderpand teruggehaald kan worden. En zo verschuift de consumptie weg van lokale dienstverleners. Dit tamelijk nieuwe fenomeen blokkeert de mogelijkheid voor lokale ondernemingen om mee te dingen naar de aanwezige koopkracht. De koopkracht is immers al vergeven voordat ze werkelijk in de gemeenschap arriveert. De diversificatie in armere gemeenschappen verzwakt hierdoor verder en daarmee de specialisatie, die het hart is van menselijke economische vooruitgang. Voor veel landen en regio’s betekent dit sturingsmechanisme een einde aan alle hoop op ontwikkeling. Het is zo’n overheersend fenomeen geworden dat het bovenaan de agenda van het ontwikkelingsdebat zou moeten staan. Elke moderne ontwikkelingsstrategie moet hierop een antwoord zien te vinden.
Kopen op afbetaling voor de armen Het bizarre is dat arme mensen, die geen formele lening kunnen krijgen, nog steeds spullen op krediet kunnen kopen. Handige verkopers weten zelfs winst te maken met kredieten waarvan ze van te voren weten dat de cliënten ze op een bepaald moment niet meer kunnen terugbetalen. De truc is om klanten hele hoge rentes in rekening te brengen en een lage maandelijkse aflossing. Ongeschoolde kopers kijken niet naar wat zij uiteindelijk in totaal betalen, maar focussen zich alleen op wat zij maandelijks kwijt zijn. Via die maandelijkse betalingen betalen ze uiteindelijk een bedrag dat zo groot is dat een normale lening met gewone rente al lang afgelost zou zijn. Maar omdat er nauwelijks afgelost is, blijven deze kopers tot aan hun nek in de schulden. Sommige bedrijven hebben een strategie waarmee ze kopers verslaven door ze telkens halverwege de afbetaling een ander, duurder product tegen afbetaling aan te bieden. Vervolgens betalen de kopers door aan het eerste product en aan het nieuwe product. Zodra het tweede product bij de klant is, promoot de verkoper een nog duurder product. Zo houdt het bedrijf de klant aan de haak en vergeet die te kijken wat hij eigenlijk netto betaalt voor de geleverde producten. Halverwege de afbetalingen van product zoveel gaat het definitief mis. Het laatste en soms het voorlaatste product worden teruggevorderd en op de tweedehands markt verkocht. Vanwege de hoge rentebetalingen zijn feitelijk alle producten al ruimschoots betaald.
5.3.3 Koopkracht verdwijnt naar buitenlandse merkartikelen Lokale ondernemers hebben nog meer handicaps in hun slag om de koopkracht. En wel doordat reclame en media aandacht buitenlandse merkartikelen pushen, ten koste van de lokale producten. Onderzoek7 toont aan dat arme gemeenschappen (wijken), die zelfs niet genoeg geld hebben om in hun basisbehoeften te voorzien, nog steeds een behoorlijk bedrag uitgeven aan luxe goederen, zoals Nike schoenen, Oakley zonnebrillen, Hermes tassen, Barcelona shirts, enzovoorts. In onze moderne cultuur met alle massacommunicatie wordt koopgedrag centraal gestuurd. Bovendien zijn in arme regio’s uitingen van materiële rijkdom misschien nog wel meer statusverhogend dan elders. Maar ondertussen is de aanschaf van deze merkartikelen weer een mechanisme dat koopkracht wegzuigt uit arme gemeenschappen. Dit fenomeen is des te schrijnender op plaatsen waar arme mensen nabij rijken wonen zoals in de randen van de grote steden waar arme mensen sterker dan op het platteland worden geconfronteerd hoe rijken leven. In een wereld, die snel verstedelijkt, belemmert dit de ontwikkeling in de arme wijken en wordt het risico van een permanente onderklasse groot. 5.3.4 Rijkeren spenderen elders In de meeste arme gemeenschappen bestaan verschillende gradaties van armoede. Niet iedereen is arm. Het grootste deel van de koopkracht is geconcentreerd bij een paar mensen. Voor de lokale economie, voor lokaal ondernemerschap is het dus essentieel wat deze mensen met hun geld doen. Kopen zij lokaal geproduceerde producten of diensten? Of kopen ze auto’s, beveiligingsapparatuur, airco’s et cetera, van ver over zee?
7
Luuk van Kempen. 2005. Status consumption and poverty in developing countries.
Tweehonderd jaar geleden kochten de rijken in Europa vooral lokaal geproduceerde goederen en maakten ze gebruik van lokale diensten. Ze hadden ook weinig alternatieven. Ze woonden in grote huizen met een grote staf van bedienden. In die situatie verspreidde hun koopkracht zich en bood ruimte aan ontwikkeling van lokaal ondernemerschap. De specialisatie nam toe en de welvaart groeide, ook in de breedte. Maar de tijden zijn veranderd. De rijkere mensen in arme gebieden zijn voornamelijk geïnteresseerd in producten en diensten die uit de geïndustrialiseerde rijke wereld komen. Daardoor wordt hun koopkracht vaak buiten de lokale gemeenschap besteed en is verloren voor lokale ondernemers. Dit heeft een groot negatief effect op de lokale ontwikkeling omdat die rijke mensen dikwijls alle koopkracht in hun gemeenschap naar zich toe zuigen door woekerleningen, als zakenman, huurbaas, et cetera. Voor alle duidelijkheid: het is in principe geen probleem dat koopkracht uit een gemeenschap wegvloeit. Het probleem is dat dit niet moet gebeuren voordat het ongebruikte potentieel in de gemeenschap is geactiveerd. Er is dus – afgezien van het milieuargument ‐ op zich niks mis mee, als het geld op de wereldmarkt besteed wordt voor aankopen, als dit maar gebeurt nádat het geld de gelegenheid gehad heeft om de lokaal aanwezige potenties te helpen ontplooien. 5.3.5 Geld circuleert nauwelijks In de economische theorie identificeert Irving Fisher in zijn berekening van de beschikbaarheid van geld de hoeveelheid geld met de snelheid van circulatie. Als er al weinig geld beschikbaar is, zoals het geval is in arme regio’s, wordt het niveau van economische activiteit afhankelijk van het aantal keren dat het geld van hand tot hand gaat om te bemiddelen tussen productieve en commerciële activiteiten in een bepaalde periode. Als de koopkracht arme gebieden te snel verlaat, is er daarom een serieus probleem van onderbenutting van de potenties. Het verhogen van het aantal keren dat geld gebruikt wordt binnen de gemeenschap (de zogenaamde multiplier), is daarom een sleutelelement in het gevecht tegen armoede. Vanuit het Social TRade idee is dit minstens zo belangrijk als het vergroten van de exportinkomsten, of als van de beschikbaarheid van krediet. Geld circulatie in de jungle STRO bestudeerde in het eerste decennium van deze eeuw de mogelijkheden om de lokale economie een impuls te geven in het Mosquito kustgebied in Honduras. Die regio is zo bijzonder omdat ze extreem geïsoleerd ligt. En bovendien – de naam Mosquito zegt het al – het is ook geen regio waar je voor je plezier heen gaat. De meeste input van buiten komt daar van drugsvliegtuigjes die pakken drugs in de jungle droppen en lokale krachten huren om die drugs vandaar naar wachtende schepen te brengen. Opmerkelijk was dat het papiergeld dat daar gebruikt werd tot op de draad versleten was. Een teken dat het oneindig veel gebruikt was zonder langs een bank te komen. Zo’n situatie is het ander uiterste, want ontwikkeling ontstaat als het geld de lokale economie zich helpt organiseren, en dan handel met de buitenwereld organiseert en de voordelen daarvan binnen de gemeenschap brengt. 5.3.6 Consument mist informatie over het effect van zijn keuzes op zijn toekomstige inkomen Er is nog een structurele met geld verbonden oorzaak van armoede. Die reden is wat lastiger uit te leggen dan het effect van het kopen op afbetaling. De individuele consument spendeert namelijk zijn/haar geld op basis van informatie over prijs en kwaliteit van het product. Dat vinden we heel logisch, maar is dat ook zo? Als de consument een echte “homo economicus” is, zou hij/zij toch ook graag willen weten hoe zij/hij het effect van bestedingen op zijn/haar toekomstig inkomen zo groot mogelijk kan maken? Maar in de praktijk is er geen informatie beschikbaar over het inkomenseffect en blijft dat volkomen buiten beschouwing. Het is onthullend om te ontdekken dat de economische wetenschap met de aanname werkt dat dit inkomenseffect er uiteindelijk niet is, vanwege een
perfecte wereldhandel. Dit is een ideologisch concept, gebaseerd op de positie van de rijke consument, maar het gaat bepaald niet op voor de arme consument. Die krijgt een gebrek aan koopkracht hard voor de kiezen, in zijn rol als ondernemer of als employee van een lokaal bedrijf of van de overheid die betaald wordt vanuit de belastinginkomsten dankzij bedrijvigheid. Daarom moet een consument in een arm gebied kunnen meewegen bij het besteden van zijn/haar geld, welk deel van dat geld op den duur zal terugkeren als inkomen. Een geldsysteem dat de consument niet van deze informatie voorziet levert geen optimale uitkomsten voor arme mensen. De beste combinatie van kwaliteit en prijs EN van toekomstig inkomen is voor hen te belangrijk om geen acht op te slaan. Maar in de praktijk ontbreekt die informatie en kan de consument toekomstig inkomen geen rol in zijn/haar koopgedrag laten spelen. Dan richt het koopgedrag zich alleen op prijs, “imago” en kwaliteit en vloeit onnodig veel koopkracht te vroeg weg uit de lokale kringloop van arme gebieden. Overigens zijn er nog twee problemen zelfs als een bewoner van een arm gebied zou weten welke aankoop het gunstigste overall effect heeft op kwaliteit/prijs en toekomstig inkomen. De eerste is vrij simpel: een iets duurder product kopen omdat je dat in de toekomst een hoop meer geld oplevert aan inkomen is een verstandige investering. Maar wel een investering. En erg arme mensen kunnen zich het niet permitteren om nu meer te betalen, om in de toekomst beter af te zijn. Ook zal de meest calculerende bewoner er op gaan gokken dat alle medebewoners van zo’n gebied die investering doen en dat die daarvan meeprofiteert. En dan is het in het hier en nu erg aantrekkelijk om dat zelf niet te doen en zelf wel het buitenlandse product te kopen. Een typisch voorbeeld van een prisoner dilemma dat er uiteindelijk op uit kan draaien dat een hele gemeenschap tegen het eigen belang in koopt. 5.4.1 Hoe komt een arm gebied uit een permanente depressie? In de jaren ‘30 werd de crisis die in 1928 begonnen was, gaandeweg een depressie. De productiemogelijkheden werden steeds minder benut, domweg doordat er geen kopers waren. Fabrieken werden gesloten en mensen werden bang en gingen nog minder uitgeven om meer te kunnen sparen. Hoe minder er werd uitgegeven, des te meer bedrijven sloten hun poorten. De ellende gaf ruimte aan Hitler en uiteindelijk trokken de oorlogsuitgaven de wereld uit de depressie. Dit horrorscenario was in eerste jaren van de kredietcrisis voor de westerse overheden reden om in een vroeg stadium honderden miljarden uit te lenen en uit te geven. Ook in goede tijden is krediet een belangrijke bron van koopkrachtige vraag in rijke landen. Krediet voor bedrijven levert naast koopkracht ook nog eens de mogelijkheid om te investeren in efficiëntere productie. Overheidsinjecties gericht op een snelle impuls van de koopkrachtige vraag door extra geld in omloop te brengen werken in een arm land of een arme streek niet. Dit soort stimuleringsprogramma’s zal niet de eigen economie stimuleren, doordat die koopkracht direct naar de wereldmarkt wegvloeit. En in dat geval heeft de overheid dus ook geen kans het geïnvesteerde bedrag terug te verdienen via extra belastingen, die ontstaan als er extra geld in de economie circuleert. Binnen het huidige geldsysteem staan arme landen voor een onmogelijke keus tussen meedoen in het internationale circuit, of zich te isoleren en de werkloosheid aanpakken. De economische theorie die uitgaat van het huidige soort geld laat zien dat optimaliseren van de binnen‐ en buitenlandse aspecten van de economie domweg niet te combineren vallen. Prof. Mundell spreekt van de incompatible triangle. Deze constatering heeft niet geleid tot een vergrote inzet om de ‘spelregels’ van de economie en de afspraken rond het geldsysteem te veranderen. Kennelijk legt de ellende van de armoede ver weg niet genoeg gewicht in de schaal. Arme gemeenschappen blijven zo gevangen in een permanente depressie. Met als gevolg een permanente verspilling van menselijk potentieel en de daarbij behorende lethargie.
Hoe lang blijven we een geldsoort accepteren die systematisch armoede veroorzaakt door een tekort veroorzaakt aan lokaal circulerend geld in arme gebieden? 5.4.2 Nieuw geld aantrekken is zeer kostbaar en geld scheppen is bijna onmogelijk De manier waarop rijke landen opkomende depressies bestrijden is door krediet goedkoper te maken. Dat moedigt in een rijk land de private sector aan nieuw geld te lenen en door dit extra geld een crisis te bestrijden. Centrale banken van arme landen die vastzitten in een permanente depressie hebben deze optie niet. Zij kunnen zich niet permitteren om nieuw geld te creëren, omdat deze gebieden al overladen zijn met schulden. Er is weinig onbelast onderpand meer en de competitie voor het beetje koopkracht dat er is, is zo groot dat een bank niet snel kan verwachten dat nieuwe leningen terugverdiend kunnen worden. Arme gebieden hebben daardoor ook geen toegang tot dit middel om een crisis te bestrijden. Arme gebieden hoeven ook niet te rekenen op extra geld door extra kredieten van commerciële buitenlandse banken. Deze verwachten (terecht) dat de crediteuren niet in staat zijn genoeg te verdienen binnen de “arme” gemeenschap om aflossing en rente te betalen. Er circuleert domweg te weinig koopkracht, zodat kleine ondernemingen niet genoeg geld in de markt kunnen vinden om terug te betalen, de risico’s te dekken en het profijt te genereren dat de bank eist.
5.5 Andere manieren om koopkracht aan te trekken Omdat de overheid geen extra koopkracht in omloop kan brengen en ook nieuwe leningen geen oplossing bieden, wordt gezocht naar andere manieren om koopkracht van buiten aan te trekken. Arme landen geven dan enorme voordelen aan investeerders van buiten die een nieuwe fabriek willen vestigen. Of ze investeren in het aantrekken van koopkracht middels toerisme. Weer andere verkopen in rap tempo hun natuurlijke hulpbronnen op de wereldmarkt. De hamvraag is dan of de extra koopkracht daadwerkelijk ter beschikbaar komt voor lokale ondernemers. Immers koopkracht die direct gebruikt wordt voor aankoop van geïmporteerde producten en diensten biedt lokale ondernemingen maar weinig soulaas en versterkt de lokale economie niet. Daarom is het vervolg belangrijk: hoe vaak zal de koopkracht lokaal gebruikt worden om te kopen en te produceren?
5.6 Tot slot: Social Trade richt zich op lokale koopkracht Zodra we ons focussen op het gebrek aan koopkracht voor mensen met ondernemerskwaliteiten in arme gemeenschappen, begrijpen we hoe rampzalig het geldsysteem is voor arme mensen. Het sturingsmechanisme “geld” vormt een schier onoverkomelijke hobbel om ontwikkeling in arme gebieden op gang te krijgen. Vanuit dit gezichtspunt is armoede niet een wrede wending van het lot voor hen die er ongelukkig genoeg in geboren zijn, maar het gevolg van een keuze voor een bepaald soort geld, uit eigen belang of domheid. In elk geval van het niet langer nadenken over een keuze die vroeger is gemaakt. Want arme gebieden hebben echt belang bij een geldsysteem dat ook hen voldoende koopkracht laat. Social Trade zoekt nieuwe geldsoorten die het gebrek aan koopkracht kunnen aanpakken. De richting van onze zoektocht is om nieuwe koopkracht te laten ontstaan door het mobiliseren van aanwezig ‘dood’ kapitaal en deze en de reeds aanwezige koopkracht eerst optimaal binnen een gemeenschap te gebruiken, voordat er externe aankopen mee worden gedaan. Zo heeft de gemeenschap de kans om meer van haar potentieel aan te spreken voordat die koopkracht uit het land of de regio verdwijnt. Sommige van STRO’s innovaties, ontwikkeld voor arme gebieden, kunnen zelfs gebruikt worden in rijke gebieden waar een crisis problemen brengt of waar een regio in de problemen komt. Dit geldt ook voor landen van de Eurozone.
In de volgende hoofdstukken leest u meer over het STRO onderzoek naar oplossingen om meer koopkracht in arme gebieden te krijgen en om tegelijkertijd het milieu daarvan te laten profiteren.
Bijlage 1: Social Trade en STRO Social Trade is een handelsvorm die de economie en de sociale cohesie van gemeenschappen versterkt. Social Trade benadert de economie vanuit de lokale economie, vanuit de andere kant van de economische ideologie die de wereldhandel als hoogste doel stelt. Bij Social Trade is wereldhandel prima, zolang die maar gebaseerd is op sterke gemeenschappen die elkaar iets te bieden hebben. Essentieel is dan wel dat de aanwezige lokale potenties optimaal benut worden, met elkaar kunnen samenwerken en uitruilen. Een lokaal of regionaal ruilmiddel als C3 helpt daarbij. Het gevolg is: meer lokale economische diversificatie en specialisatie: meer onderlinge samenwerking en afhankelijkheid, waardoor de gemeenschapszin sterker wordt. Lokale handelsnetwerken als C3 zijn instrumenten om Social Trade te realiseren. Ze helpen lokale markten het maximale te halen uit lokale hulpbronnen en ze helpen mensen om zich te specialiseren in waar zij goed in zijn. Zo ontstaat er een sterk uitgangspunt om deel te nemen aan de wereldhandel op basis van kwaliteiten en specialisaties. En op de lange termijn ontstaat wereldhandel die gebaseerd is op de kwaliteiten van gezonde gemeenschappen die vanuit hun overvloed een gezonde basis kunnen vinden voor internationale samenwerking. “Gangbaar geld” organiseert de economie zodanig dat koopkracht al na een heel korte periode en een zeer beperkt aantal lokale transacties gemakkelijk weglekt uit plaatsen waar de economie stagneert (zie ook hoofdstuk 5). C3‐netwerken leveren randvoorwaarden die Social Trade stimuleren, waarbij de koopkracht langer in de lokale markt circuleert. Dit stimuleert een natuurlijke lokale ontwikkeling op basis van lokaal ondernemerschap. Het is ook het expliciete doel van Social Trade netwerken dat een groter deel van het geld dat iemand uit geeft binnen het netwerk uiteindelijk terugkeert als inkomen. De Social Trade Organisation (STRO) stimuleert Social Trade door het ontwikkelen van innovatieve monetaire modellen, proefprojecten waarin deze modellen getest worden en voorbeeldprojecten die laten zien wat mogelijk is. De C3 en C3‐Uruguay zijn daar voorbeelden van. De STRO innovaties vallen uiteen in twee soorten activiteiten: 1. Introductie van C3 2. Lokale Integrale Duurzame Ontwikkelingsprogramma’s (LIDO) Het “C3 model” is in proefprojecten in verschillende landen getest en verder ontwikkeld. STRO heeft een lange historie van research & development in monetaire technologieën en heeft de software ontwikkeld (Cyclos) die nodig is om een C3 te kunnen draaien. Binnen de “LIDO‐aanpak” gaat het over het vervangen van import door lokale productie, de toepassing van aangepaste technologie, en het realiseren van een lokale munt die de lokale handel en de onderlinge krediet verlening faciliteert en provoceert. Een goed voorbeeld is de vervanging van dure geïmporteerde brandstoffen door lokaal geproduceerde en gebruikte biobrandstoffen. Deze biobrandstof wordt verbouwd door erf‐ afscheidingen te planten met bomen met oliehoudend zaad en door deze bomen te planten op erosiegevoelige hellingen. Waar schaduw nodig is voor de voedselgewassen bieden deze bomen ook uitkomst. De productie, het oogsten en het verwerken van de olie en van de bijproducten geeft extra economische activiteit, die via het handelsnetwerk de lokale economie verder stimuleert. Ook kent de “LIDO‐aanpak” programma’s voor de bewustwording van wat geld doet kan doen voor de lokale economie en ondersteunt het de start van nieuwe bedrijfjes op. Over deze LIDO aanpak, over de technische kanten van de C3 en verschillende gebruiksmogelijkheden leest u meer in de laatste hoofdstukken van dit boek.