VKB-protocol 6004 Plaats e
Tekst versie 2.1
Type: wijziging (W) of Tekst versie 2.2 toevoeging (T)
H 1, 2 alinea
Het protocol is van toepassing bij de uitvoering van nazorg bij land- en waterbodemsanering zoals is aangegeven in Wbb, artikel 39c lid 1 onder f. De aanwezigheid van een door het bevoegd gezag goedgekeurd nazorgplan inclusief de beschikking daarop vormt het uitgangspunt van dit protocol.
W
Par. 2.1, definities, actieve nazorg
Het geheel aan maatregelen (zie Wbb art. 39d lid 2) dat noodzakelijk is na de uitvoering van een (water)bodemsanering waardoor geen vermindering zal optreden van de kwaliteit van de (water)bodem zoals die is beschreven in het evaluatieverslag van de sanering en de beschikking daarop (Wbb art. 39d lid 3). Vastleggen van beperkingen in het gebruik van de (water)bodem (Wbb art. 39d lid 1) en beheren van de (water)bodem nadat deze is gesaneerd.
W
Het protocol is van toepassing bij de uitvoering van nazorg bij land- en waterbodemsanering zoals is aangegeven in Wbb, artikel 39c lid 1 onder f. De aanwezigheid van een door het bevoegd gezag goedgekeurd nazorgplan (indien aanwezig) inclusief de beschikking die betrekking heeft op de nazorg, vormt het uitgangspunt van dit protocol. Het betreft locaties waar na een uitgevoerde (water)bodemsanering restverontreiniging in de (water)bodem aanwezig is en maatregelen in het belang van de bescherming van de (water)bodem noodzakelijk zijn (Wbb art. 39c lid 1-f).
Het betreft locaties waar na een uitgevoerde (water)bodemsanering restverontreiniging in de (water)bodem aanwezig is en maatregelen in het belang van de bescherming van de (water)bodem noodzakelijk zijn (Wbb art. 39c lid 1-f). Par. 2.1, definities, pasieve nazorg, verwijderd
Par. 2.1, definities, type nazorg,
Vastleggen van beperkingen in het gebruik van de (water)bodem (Wbb art. 39d lid 1) en beheren van de (water)bodem nadat deze is gesaneerd. Het betreft locaties waar na een uitgevoerde (water)bodemsanering verontreiniging in de (water)bodem aanwezig is zonder dat maatregelen in het belang van de bescherming van de (water)bodem noodzakelijk zijn (Wbb art. 39c lid 1-f). Soort nazorg(activiteiten) In dit protocol is onderscheid gemaakt in ‘actieve’ en
W
-
W
-
VKB-protocol 6004 Plaats
Tekst versie 2.1
Type: wijziging (W) of Tekst versie 2.2 toevoeging (T)
verwijderd
‘passieve’ nazorg op grond van verschillende soorten activiteiten als registreren en actief beheersen. e Par. 2.2, v.a. 2 alinea Het toepassingsgebied beslaat verschillende typen nazorg, afhankelijk van de (water)bodemsanering die ter plaatse is uitgevoerd en het aldaar bereikte saneringsdoel: Actieve nazorg • Nazorg bodemsanering met het accent op beheersen en controleren, op locaties waar een IBC-sanering is uitgevoerd (trede 5 saneringsladder1). • Nazorg bodemsanering met het accent op controleren en monitoren, op locaties waar een functiegerichte en kosteneffectieve sanering is uitgevoerd met een niet stabiele eindsituatie als eindresultaat (trede 4 saneringsladder1). • Nazorg waterbodemsanering is gericht op in werking houden van technische voorzieningen gericht op restrisico’s, zoals beschreven in het nazorgplan bijvoorbeeld bij grondwaterbeheersingen (bemaling en zuivering) of indien een stabiele eindsituatie aan de orde is met het accent op beheersen en controleren. Passieve nazorg • Nazorg met het accent op het beheren van geregistreerde immobiele (rest)verontreinigingen en leeflagen, op locaties waar een functiegerichte of leeflaagsanering is uitgevoerd. • Nazorg met het accent op het beheren van geregistreerde stabiele eindsituaties (stationaire (rest)verontreinigingen), op locaties waar mobiele verontreinigingen kosteneffectief 1
W+T
Het toepassingsgebied beslaat verschillende typen nazorg1, afhankelijk van de (water)bodemsanering die ter plaatse is uitgevoerd en het aldaar bereikte saneringsdoel: 1. nazorg met het accent op beheersen en controleren op locaties waar een sanering is uitgevoerd en continu of regelmatig maatregelen uitgevoerd moeten worden.; 2. nazorg met het accent op beheren en controleren, op locaties waar een mobiele verontreiniging is gesaneerd waarbij een restverontreiniging aanwezig is, en er geen stabiele milieuhygiënisch acceptabele eindsituatie is bereikt; 3. nazorg met het accent op beheren en controleren, op locaties waar een immobiele verontreiniging (met concentraties boven de interventiewaarde) is achtergebleven en er sprake is van een voorziening als een leeflaag; 4. nazorg met het accent op het beheren van een aangetoonde stabiele milieuhygiënisch acceptabele eindsituatie of immobiele verontreiniging in de ondergrond. In het certificaat wordt vastgelegd op welke vestigingen van de nazorgorganisatie het certificaat betrekking heeft, met vermelding van de activiteiten waarvoor de vestiging
Met deze typen nazorg wordt aangesloten bij art 39d lid 2 van de Wbb, waarbij onderscheid is in “beperkingen in gebruik” (beheren) en “maatregelen”. Voorts is er aansluiting bij de terminologie uit de Circulaire bodemsanering 2006.
VKB-protocol 6004 Plaats
Tekst versie 2.1
•
Type: wijziging (W) of Tekst versie 2.2 toevoeging (T) gecertificeerd is.
zijn gesaneerd (ondergrond, trede 2 en 3 van de saneringsladder1). Nazorg waterbodemsanering gericht op het beheren van geregistreerde immobiele (rest)verontreinigingen en afdeklagen.
Het nazorgplan (indien aanwezig) en de beschikking die betrekking heeft op de nazorg, is het inhoudelijk uitgangspunt van dit protocol en vormt daarmee de basis voor de taken van de milieukundige begeleiding. Hierin is – afhankelijk van het type nazorg en de aard van de locatie – uitgewerkt welke nazorgactiviteiten nodig zijn. Het protocol 6004 geeft vervolgens aan welke van deze activiteiten onder de verantwoordelijkheid van de milieukundige begeleiding vallen.
Het nazorgplan en de beschikking daarop is het inhoudelijk uitgangspunt van dit protocol en vormt daarmee de basis voor de taken van de milieukundige begeleiding. Hierin is – afhankelijk van het type nazorg en de aard van de locatie – uitgewerkt welke nazorgactiviteiten nodig zijn. Het protocol 6004 geeft vervolgens aan welke van deze activiteiten onder de verantwoordelijkheid van de milieukundige begeleiding vallen.
Par. 2.2, na 5e alinea Het onderhavige protocol omschrijft de specifieke eisen aan de personen of groepen personen (projectorganisatie) die belast zijn met de uitvoering van de twee in dit protocol onderscheiden taken. Deze onderscheiden taken zijn milieukundige procesmonitoring en milieukundige verificatie. Per taak: • Zijn de eisen aan de projectorganisatie en de personen omschreven (voor zover van toepassing gezien het type nazorg (actief / passief) in kwestie); • Is een omschrijving van, of verwijzing naar, de normen en protocollen opgenomen die dienen te worden gehanteerd bij de voorkomende werkzaamheden; • Is een bemonstering- en / of meetprogramma opgenomen voor de controle van de nazorgstatus. Dit is opgenomen in het nazorgprogramma en dient derhalve vast te liggen
W+T
Voor nazorgsituaties die betrekking hebben op waterbodem en die vallen onder de normale taken van de waterbeheerder (typen nazorg 3 en 4), is een verplichte erkenning voor VKBprotocol 6004 niet van toepassing. Het onderhavige protocol omschrijft de specifieke eisen aan de personen of groepen personen (projectorganisatie) die belast zijn met de uitvoering van de twee in dit protocol onderscheiden taken. Deze onderscheiden taken zijn milieukundige procesmonitoring en milieukundige verificatie. Per taak: • Zijn de eisen aan de projectorganisatie en de personen omschreven (voor zover van toepassing gezien het type nazorg in kwestie); • Is een omschrijving van, of verwijzing naar, de normen en protocollen opgenomen die dienen te worden gehanteerd bij de voorkomende werkzaamheden; • Is een bemonstering- en / of meetprogramma opgenomen voor de controle van de nazorgstatus. Dit is opgenomen in het nazorgprogramma en dient derhalve vast te liggen
VKB-protocol 6004 Plaats
Tekst versie 2.1
•
Type: wijziging (W) of Tekst versie 2.2 toevoeging (T)
voor de werkzaamheden binnen dit protocol; Zijn eisen gesteld aan de verslaglegging van de werkzaamheden en aan de rapportage ervan.
•
voor de werkzaamheden binnen dit protocol; Zijn eisen gesteld aan de verslaglegging van de werkzaamheden en aan de rapportage ervan.
Om gedurende de uitvoering van de nazorg aan te kunnen tonen of al dan niet aan de nazorgdoelstelling is voldaan of achteraf nadat de nazorg is beëindigd, is het voor nazorg van belang dat er toezicht is op de installatie en processen tijdens de nazorgperiode. De milieukundige verificatie kan dan ook op verschillende momenten gedurende de nazorg nodig zijn. De opdrachtnemer moet het besluit van de verificatie alsmede de output van de verificatie aantoonbaar vastleggen. Gedoeld wordt op de volgende momenten: • Na aanleg en de inregelperiode van het nazorgsysteem (aanleg van het systeem vindt plaats in de saneringsfase); • Lopende de nazorg op specifieke toetsmomenten en voorzien van nazorgstatusrapportages; • Bij eindcontrole van de milieuhygiënische situatie. Indien sprake is van een beëindiging van de nazorg.
Om gedurende de uitvoering van de nazorg aan te kunnen tonen of al dan niet aan de nazorgdoelstelling is voldaan of achteraf nadat de nazorg is beëindigd, is het voor nazorg van belang dat er toezicht is op de installatie en processen tijdens de nazorgperiode. De milieukundige verificatie kan dan ook op verschillende momenten gedurende de nazorg nodig zijn. De opdrachtnemer dient het besluit van de verificatie alsmede de output van de verificatie aantoonbaar vast te leggen. Gedoeld wordt op de volgende momenten: • Na aanleg en de inregelperiode van het nazorgsysteem (aanleg van het systeem vindt plaats in de saneringsfase); • Lopende de nazorg op specifieke toetsmomenten en voorzien van nazorgstatusrapportages; • Bij eindcontrole van de milieuhygiënische situatie. Indien sprake is van een beëindiging van de nazorg.
.
Par. 3.1
Teneinde de momenten van toezicht helder te regelen stelt de milieukundige verificatie voorafgaand aan de nazorgfase een nazorgprogramma op. Veldwerk en monsternemingen (het uitvoeren van handboringen, nemen, verpakken en conserveren van monsters, monsterneming van grondwater, verrichten van veldmetingen, maken van boorbeschrijvingen en inmeten van boorpunten en waterpassen) ten behoeve van zowel de milieukundige processturing als de milieukundige verificatie moeten worden uitgevoerd conform de protocollen 2001 en 2002. Indien veldwerk en monsternemingen zijn uitgevoerd door een als ervaren veldwerker onder de BRL SIKB 2000
W+T
Voorafgaand aan de nazorg kan een nazorgprogramma door de milieukundige verificatie worden opgesteld, Veldwerk en monsternemingen (het uitvoeren van visuele inspecties en handboringen, graven van sleuven, nemen, verpakken en conserveren van monsters, monsterneming van grondwater, verrichten van veldmetingen, maken van boorbeschrijvingen en inmeten van boorpunten en waterpassen) ten behoeve van zowel de milieukundige procesmonitoring als de milieukundige verificatie moeten worden uitgevoerd conform de protocollen 2001, 2002 en in geval van een asbestverontreiniging conform de relevante eisen uit VKB-protocol 2018.
VKB-protocol 6004 Plaats
Tekst versie 2.1
Type: wijziging (W) of Tekst versie 2.2 toevoeging (T) Indien veldwerk en monsternemingen zijn uitgevoerd door een als ervaren veldwerker onder de BRL SIKB 2000 1 geregistreerde persoon , kan bij de projectbezoeken en kantooraudits worden volstaan met de beoordeling van de registraties van het veldwerk en de monsternemingen. E.e.a. kan worden aangetoond door het tonen van een geldig procescertificaat BRL SIKB 2000 in combinatie met de interne registratie als ervaren veldwerker onder deze protocollen.
geregistreerde persoon, kan bij de projectbezoeken en kantooraudits worden volstaan met de beoordeling van de registraties van het veldwerk en de monsternemingen. E.e.a. kan worden aangetoond door het tonen van een geldig procescertificaat BRL SIKB 2000 in combinatie met de interne registratie als ervaren veldwerker onder deze protocollen.
Indien het veldwerk en de monsternemingen niet zijn uitgevoerd door een al ervaren veldwerker geregistreerde persoon, of de certificaathouder niet is gecertificeerd voor de BRL SIKB 2000, moeten veldwerk en monsterneming minimaal jaarlijks worden beoordeeld, zowel op een projectlocatie als op kantoor (voor de niet in het veld te beoordelen eisen). Indien nodig kan hiervoor een extra projectbezoek worden uitgevoerd en kan de kantooraudit t.b.v. de BRL SIKB 6000 worden aangevuld met relevante eisen uit protocollen 2001 en 2002.
H 4, laatste alinea
1
In alle gevallen – dus ook bovenstaande gevallen– moet milieukundige procesmonitoring en milieukundige verificatie van nazorg (water)bodemsanering onder certificaat van de BRL SIKB 6000 worden uitgevoerd.
W
Indien het veldwerk en de monsternemingen niet zijn uitgevoerd door een als ervaren veldwerker onder de BRL SIKB 2000 geregistreerde persoon, of de certificaathouder niet is gecertificeerd voor de BRL SIKB 2000, moeten veldwerk en monsterneming minimaal jaarlijks worden beoordeeld, zowel op een projectlocatie als op kantoor (voor de niet in het veld te beoordelen eisen). Indien nodig kan hiervoor een extra projectbezoek worden uitgevoerd en kan de kantooraudit t.b.v. de BRL SIKB 6000 worden aangevuld met relevante eisen uit protocollen 2001 en 2002 en, in geval van asbestverontreiniging, met relevante eisen uit het protocol 2018. In alle gevallen moet milieukundige procesmonitoring en milieukundige verificatie van nazorg van (water)bodemsanering onder certificaat van de BRL SIKB 6000 worden uitgevoerd. De certificaathouder mag het uit te voeren veldwerk in het kader van milieukundige begeleiding uitbesteden aan een persoon die daarvoor erkend en geregistreerd is op basis van de BRL SIKB 2000. Deze werkzaamheden blijven in alle gevallen onder verantwoordelijkheid van de geregistreerde milieukundig begeleider vallen (zie ook paragraaf 3.9 BRL SIKB 6000).
In alle gevallen moet monsterneming bij milieukundige procesmonitoring en milieukundige verificatie onder certificaat van de BRL SIKB 6000 worden uitgevoerd.
VKB-protocol 6004 Plaats
Tekst versie 2.1
Par. 4.1.1,
In het kader van opleiding mogen taken die vallen onder procesmonitoring ook worden uitgevoerd door niet geregistreerde personen, mits dit onder direct toezicht en onder verantwoording van de geregistreerde milieukundige procesmonitoring plaatsvindt.
Par. 4.1.2, na 1e opsomming
De monsterneming en het fysieke toezicht tijdens de nazorg moeten worden verricht door een milieukundige begeleider. Deze dient te voldoen aan de onderstaande opleidings- en ervaringseisen: • Minimaal een MBO-opleiding in een relevante richting: Civiele, Milieu- of Cultuurtechniek dan wel Procestechnologie), danwel een diploma heeft behaald van een door de CCvD aangewezen opleiding m.b.t. milieukundige begeleiding, en;
Type: wijziging (W) of Tekst versie 2.2 toevoeging (T) In het kader van milieukundige procesmonitoring mag veldwerk worden uitgevoerd door een erkende en geregistreerde veldwerker (BRL SIKB 2000). De werkzaamheden moeten worden uitgevoerd onder verantwoordelijkheid van de erkende en geregistreerde milieukundig begeleider procesmonitoring.
T
In het kader van opleiding mogen alle taken die vallen onder procesmonitoring ook worden uitgevoerd door niet geregistreerde personen (milieukundig begeleider in opleiding), mits dit onder verantwoording van de geregistreerde milieukundige procesmonitoring plaatsvindt. In alle gevallen moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden: • de betreffende milieukundig begeleider in opleiding moet aantoonbaar in opleiding zijn (registratie door de certificerende instelling); • een milieukundig begeleider zal voor BRL 6000 slechts voor één periode als 'in opleiding' worden gekwalificeerd. De opleidingsperiode is maximaal 2,5 jaar, waarvan twee jaar om aan de ervaringseis te voldoen en een half jaar om te komen tot registratie en erkenning. Deze opleidingsperiode geldt voor alle protocollen van BRL SIKB 6000 tegelijk (het is niet toegestaan om een opleidingsperiode per protocol te nemen); • de milieukundig begeleider in opleiding voldoet aantoonbaar aan de opleidingseisen van de milieukundig begeleider. Als onderhoudseis wordt gesteld: • de projectleider moet gedurende 25% van de werktijd op jaarbasis aantoonbaar aan nazorg gerelateerde werkzaamheden uitvoeren; In het geval van asbest in de bodem zijn aanvullende kwalificatie-eisen voor de projectleider van toepassing; deze zijn opgenomen in het VKB-protocol 2018.
VKB-protocol 6004 Plaats
Tekst versie 2.1 • • • • • • • • •
Minimaal 2 jaar ervaring met uitvoering van (water)bodemsanering opgedaan (als assistent); Minimaal 1 jaar aantoonbare ervaring met nazorg; Kennis van IBC-maatregelen; Kennis van in-situ sanering; Kennis van de relevante normen voor monsterneming; Ervaring met het gebruik van de te hanteren, meet- en bemonsteringsapparatuur (inclusief calibratie en ijking van deze apparatuur); 4 In het bezit zijn van veiligheidscertificaat VCA-basis ; 3 Kennis van CROW-Publicatie P132 : Kennis van de toepassing van de relevante veiligheidsmetingen en normeringen.
Als onderhoudseis wordt gesteld: • de milieukundige begeleider moet gedurende 10% van de werktijd op jaarbasis aantoonbaar aan nazorg gerelateerde werkzaamheden uitvoeren2; • jaarlijks moeten tenminste 10 werkdagen begeleiding (procesmonitoring of verificatie) van nazorg plaatsvinden, conform de taken onder 4.1.1. en / of 4.2.1. Beide taken kunnen door één persoon worden vervuld als door betrokkene aan de opleidings- en ervaringseisen voor beide taken wordt voldaan. Indien beide taken door verschillende personen worden gedaan moet een duidelijke en schriftelijke werkafspraak
2
Type: wijziging (W) of Tekst versie 2.2 toevoeging (T) De milieukundig begeleider en de milieukundig begeleider in opleiding moeten voldoen aan de onderstaande eisen: • Minimaal een MBO-opleiding in een relevante richting: Civiele, Milieu- of Cultuurtechniek dan wel Procestechnologie), danwel een diploma heeft behaald van een door de CCvD aangewezen opleiding m.b.t. milieukundige begeleiding, en; • Minimaal 1 jaar aantoonbare ervaring met nazorg; • Kennis van IBC-maatregelen; • Kennis van in-situ sanering; • Kennis van de relevante normen voor monsterneming; • Ervaring met het gebruik van de te hanteren, meet- en bemonsteringsapparatuur (inclusief calibratie en ijking van deze apparatuur); • In het bezit zijn van veiligheidscertificaat VCA-basis4; • Kennis van CROW-Publicatie P1323: • Kennis van de toepassing van de relevante veiligheidsmetingen en normeringen. De milieukundig begeleider moet tevens voldoen aan de volgende ervaringseis: minimaal 2 jaar ervaring hebben opgedaan met de uitvoering van (water)bodemsanering (bijvoorbeeld als milieukundig begeleider in opleiding). Als onderhoudseis wordt gesteld: • de milieukundige begeleider moet gedurende 10% van de werktijd op jaarbasis aantoonbaar aan nazorg gerelateerde werkzaamheden uitvoeren3;
Onder aan nazorg gerelateerde werkzaamheden mag worden verstaan het begeleiden van nazorg (procesmonitoring of verificatie) en/of het ontwerpen van nazorgsystemen, het schrijven van bestekken, het opstellen van nazorgplannen of nazorgprogramma’s, het opstellen van nazorgstatusrapportages, het opstellen van nazorgevaluatieverslagen, het uitvoeren van veldwerk conform of onder BRL 2000, het uitvoeren van bemonsteringen onder BRL 1000, het uitvoeren van nazorg (als assistent of uitvoerder) en directievoering van nazorg.
VKB-protocol 6004 Plaats
Tekst versie 2.1
Type: wijziging (W) of Tekst versie 2.2 toevoeging (T)
tussen projectleider en milieukundige begeleider aanwezig zijn die garandeert dat de projectleider zijn verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van de werkzaamheden van de milieukundige begeleider kan waarmaken. De projectleider verstrekt de werkafspraak aan de opdrachtgever en de opdrachtnemer.
• •
De milieukundig begeleider moet minimaal twee projecten hebben uitgevoerd, waarvan minimaal één project binnen het certificatiesysteem van zijn eigen werkgever; jaarlijks moeten tenminste 10 werkdagen begeleiding (procesmonitoring of verificatie) van nazorg plaatsvinden, conform de taken onder 4.1.1. en / of 4.2.1.
In het geval van asbest in de bodem zijn aanvullende kwalificatie-eisen voor de milieukundige begeleider van toepassing; deze zijn opgenomen in het VKB-protocol 2018.
P 4.1.2, bij voetnoot 4
3
W
Beide taken kunnen door één persoon worden vervuld als door betrokkene aan de opleidings- en ervaringseisen voor beide taken wordt voldaan. Indien beide taken door verschillende personen worden gedaan moet een duidelijke en schriftelijke werkafspraak tussen projectleider en milieukundige begeleider aanwezig zijn die garandeert dat de projectleider zijn verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van de werkzaamheden van de milieukundige begeleider kan waarmaken. De projectleider verstrekt de werkafspraak aan de opdrachtgever en de opdrachtnemer. 4 Onder aan nazorg gerelateerde werkzaamheden mag worden verstaan het begeleiden van nazorg (procesmonitoring of verificatie) en/of het ontwerpen van nazorgsystemen, het schrijven van bestekken, het opstellen van nazorgplannen of nazorgprogramma’s, het opstellen van nazorgstatusrapportages, het opstellen van
Onder aan nazorg gerelateerde werkzaamheden mag worden verstaan het begeleiden van nazorg (procesmonitoring of verificatie) en/of het ontwerpen van nazorgsystemen, het schrijven van bestekken, het opstellen van nazorgplannen of nazorgprogramma’s, het opstellen van nazorgstatusrapportages, het opstellen van nazorgevaluatieverslagen, het uitvoeren van veldwerk conform of onder BRL 2000, het uitvoeren van bemonsteringen onder BRL 1000, het uitvoeren van nazorg (als assistent of uitvoerder) en directievoering van nazorg.
VKB-protocol 6004 Plaats
Tekst versie 2.1
e
H 5, 1 opsomming
• • • •
Type: wijziging (W) of Tekst versie 2.2 toevoeging (T) nazorgevaluatieverslagen, het uitvoeren van veldwerk conform of onder BRL 2000, het uitvoeren van bemonsteringen onder BRL 1000, het uitvoeren van nazorg (als milieukundig begeleider of uitvoerder) en directievoering van nazorg.
Voor de benodigdheden voor bemonstering van grond wordt verwezen naar VKB-protocol 2001 uitvoering van handboringen. Voor de benodigdheden voor het plaatsen en afwerken van een peilbuis wordt verwezen naar VKB-protocol 2001. Voor de benodigdheden voor het verrichten van waarnemingen en in-situ metingen wordt verwezen naar paragraaf 5 van VKB-protocol 2001. Voor de benodigdheden voor het bemonsteren van peilbuizen wordt verwezen naar VKB-protocol 2002.
Voor de benodigdheden voor bemonstering van grond wordt verwezen naar VKB-protocol 2001, uitvoering van handboringen. • Voor de benodigdheden voor het plaatsen en afwerken van een peilbuis wordt verwezen naar VKB-protocol 2001. • Voor de benodigdheden voor het verrichten van waarnemingen en in-situ metingen wordt verwezen naar paragraaf 5 van VKB-protocol 2001. • Voor de benodigdheden voor het bemonsteren van peilbuizen wordt verwezen naar VKB-protocol 2002. • Voor de benodigdheden voor het bemonsteren van asbest in bodem wordt verwezen naar VKB-protocol 2018. • Voor de benodigheden voor het bemonsteren van waterbodem wordt verwezen naar VKB-protocol 2003: veldwerk bij milieuhygiënisch waterbodemonderzoek. • Voor de benodigdheden voor het bemonsteren van asbest in waterbodem wordt verwezen naar NTA 5727 Bodem – Monsterneming en analyse van asbest in waterbodem en baggerspecie In het geval van een verontreiniging met asbest zijn specifieke eisen gesteld aan beschermingsmiddelen; deze zijn benoemd in VKB-protocol 2018 ‘Locatie-inspectie en monsterneming van asbest in bodem’. •
H 5, toevoeging na 2e opsomming e
Par. 6.1, 1 opsomming, 3e bullet
• Monsterneming en metingen ten behoeve van het
• Locatie-inspectie in geval van asbest, monsterneming en
vaststellen van de status van de nazorg;
Par 6.2, laatste alinea De te hanteren onderzoeksmethoden zijn beschreven in: • Landbodems: het protocol voor het nader onderzoek,
W
metingen ten behoeve van het vaststellen van de status van de nazorg; De te hanteren onderzoeksmethoden zijn beschreven in: • Landbodems: het protocol voor het nader onderzoek, deel
VKB-protocol 6004 Plaats
Tekst versie 2.1 5
•
Type: wijziging (W) of Tekst versie 2.2 toevoeging (T) 6
deel 1 en de richtlijn voor nader onderzoek, deel 1 . Voor de duidelijkheid wordt hierbij opgemerkt dat het niet de bedoeling is het nader onderzoek te herhalen, maar op een zo efficiënt mogelijke wijze een aanvulling hierop uit te voeren, waarbij de onbekende verontreiniging wordt gekarteerd voor zover dit relevant is voor de uitvoeringswijze van de nazorg. Waterbodems: RINOWA7.
Par 6.3, 1e alinea
De monsterneming wordt uitgevoerd volgens VKB-protocol 2001 en de beschrijving moet voldoen aan de registratieeisen in hoofdstuk 8.
Par 6.7, 1e alinea
De opslagcondities van monsters zijn beschreven in het VKBprotocol 2001. Opslag van grondmonsters die mogelijk vluchtige verbindingen bevatten, moet onder gekoelde condities plaats vinden, zoals beschreven in de NVN 73118. Monsters worden overgedragen aan een laboratorium dat geaccrediteerd is voor de monstervoorbewerking en analyses, conform AS 3000.
Par 7.5
Monsters moeten binnen 24 uur bij het laboratorium aanwezig zijn. Indien dit niet mogelijk blijkt moet elders opslag conform NVN 73118 plaatsvinden. De opslagcondities van monsters zijn beschreven in het VKBprotocol 2001. Opslag van grondmonsters die mogelijk vluchtige verbindingen bevatten, moet onder gekoelde condities plaats vinden, zoals beschreven in de NVN 73118. Monsters worden overgedragen aan een laboratorium dat geaccrediteerd is
T
1 en de richtlijn voor nader onderzoek, deel 1. Voor de duidelijkheid wordt hierbij opgemerkt dat het niet de bedoeling is het nader onderzoek te herhalen, maar op een zo efficiënt mogelijke wijze een aanvulling hierop uit te voeren, waarbij de onbekende verontreiniging wordt gekarteerd voor zover dit relevant is voor de uitvoeringswijze van de nazorg. Voor een verontreiniging met asbest geldt tevens het protocol NEN 5707 Bodem – Inspectie, monsterneming en analyse van asbest in bodem. • Waterbodems: RINOWA7. Voor een verontreiniging met asbest geldt tevens het protocol NTA 5727 Bodem – Monsterneming en analyse van asbest in waterbodem en baggerspecie. De monsterneming wordt uitgevoerd volgens VKB-protocol 2001 of VKB-protocol 2018 in geval van een asbestverontreiniging en de beschrijving moet voldoen aan de registratie-eisen in hoofdstuk 8. De opslagcondities van monsters zijn beschreven in het VKBprotocol 2001 of VKB-protocol 2018 in geval van asbest. Opslag van grondmonsters die mogelijk vluchtige verbindingen bevatten, moet onder gekoelde condities plaats vinden, zoals beschreven in de NVN 73118. Monsters worden overgedragen aan een laboratorium dat geaccrediteerd is voor de monstervoorbewerking en analyses, conform AS 3000.
W+T
Monsters moeten binnen 24 uur bij het laboratorium aanwezig zijn. Indien dit niet mogelijk blijkt moet elders opslag conform NVN 73118 plaatsvinden. De opslagcondities van monsters zijn beschreven in het VKBprotocol 2001 of VKB-protocol 2018 in geval van asbest. Opslag van grondmonsters die mogelijk vluchtige verbindingen bevatten, moet onder gekoelde condities plaats vinden, zoals beschreven in de NVN 73118. Monsters worden overgedragen aan een laboratorium dat geaccrediteerd is voor de
VKB-protocol 6004 Plaats
Tekst versie 2.1
Type: wijziging (W) of Tekst versie 2.2 toevoeging (T)
voor de monstervoorbewerking en analyses, conform AS 3000.
monstervoorbewerking en analyses, conform AS 3000. Monsters moeten binnen 24 uur bij het laboratorium aanwezig zijn. Indien dit niet mogelijk blijkt moet elders opslag conform 8 NVN 7311 plaatsvinden.
Monsters moeten binnen 24 uur bij het laboratorium aanwezig zijn. Indien dit niet mogelijk blijkt moet elders 8 opslag conform NVN 7311 plaatsvinden.
Indien bij de monsterneming ten behoeve van de milieukundige verificatie op een niet voor asbest-verdachte lokatie toch asbest wordt aangetroffen is het verplicht dit bij de monsteroverdracht te melden aan het laboratorium dat de monsters in ontvangst neemt. e
Par 8.1, 4 bullet
• monsterneming, analyses monsters en de locaties /
T
diepten vastgelegd op tekeningen op schaal;
Par 8.1, toevoeging na laatste opsomming
Par 8.2, 3e alinea, opsomming, 2e bullet Par 8,4, 2e alinea
H 9, documentoverzicht
• locatie-inspectie in geval van asbest, monsterneming,
analyses monsters en de locaties / diepten vastgelegd op tekeningen op schaal;
T Indien door de opdrachtgever een digitaal evaluatierapport verificatie wordt gevraagd, moet dit voldoen aan het uitwisselingsformat van het SIKB protocol 0101 en de gegevensset 6004 Procesmonitoring nazorg bodemsanering (zie www.sikb.nl ).
• Monsterneming, metingen en controles met indien van
T
• Locatie-inspectie in geval van asbest, monsterneming,
W
metingen en controles met indien van toepassing locaties en diepten vastgelegd op tekeningen op schaal en / of aanmeettekeningen; Het nazorgevaluatieverslag wordt opgesteld door de milieukundige verificatie op basis van de nazorgstatusrapportage, het nazorgplan en gegevens van de procesmonitoring.
toepassing locaties en diepten vastgelegd op tekeningen op schaal en / of aanmeettekeningen; Het nazorgevaluatieverslag wordt opgesteld door de milieukundige verificatie op basis van de nazorgstatusrapportage het nazorgplan en gegevens van de procesmonitoring aangeleverd zoals beschreven in paragraaf 6.1. Toevoeging na punt 8
Bijlage 2, 2. Controle Tevens is aangegeven of het een stoppunt (S), een
T
9. NEN 5707: Bodem – Inspectie, monsterneming en analyse van asbest in bodem. 10 NTA 5727: Bodem – Monsterneming en analyse van asbest in waterbodem en baggerspecie. Tevens is aangegeven of het een een bijwoonpunt (B) voor de
VKB-protocol 6004 Plaats
Tekst versie 2.1
nazorgsysteem, Kritische punten, laatste zin
bijwoonpunt (B) of registratiepunt (R) betreft en waar de registratie in dient te worden vastgelegd.
Type: wijziging (W) of Tekst versie 2.2 toevoeging (T) milieukundig begeleider is of registratiepunt (R) betreft en waar de registratie in dient te worden vastgelegd.