Versie 3
Nulmeting Arbo WoonWerk 2010
Nieuwegein april 2010
1
Versie 3
2
Versie 3
Inhoud 1.
2.
Inleiding ................................................................................................................ 4 1.1
Aanleiding en aanpak ....................................................................................... 4
1.2
Doel onderzoek ................................................................................................ 4
1.3
Zowel werkgevers als werknemers ..................................................................... 4
1.4
Meest opvallende punten................................................................................... 5
Resultaten ............................................................................................................. 6 2.1
Arbo voorlichting.............................................................................................. 6
2.2
RIE wonen ...................................................................................................... 7
2.3
Interne organisatie ........................................................................................... 8
2.4
Tillen en arbeidsmiddelen ................................................................................ 10
2.5
Langdurig staan ............................................................................................. 15
2.6
Gevaarlijke stoffen en bescherming .................................................................. 17
2.7
Preventie en PAGO ......................................................................................... 20
2.8
Algemene beoordeling .................................................................................... 21
Bijlage 1:
Onderzoeksverantwoording .......................................................................... 25
Bijlage 2:
Vragenlijst ................................................................................................. 28
3
Versie 3
1.
Inleiding
Voor u ligt de rapportage van de nulmeting naar Arbo omstandigheden in de woonbranche. In dit onderzoek zijn zowel de werkgevers als de werknemers bevraagd. In totaal hebben 595 werknemers en 299 werkgevers meegedaan aan dit onderzoek. Dit aantal is voldoende om de uitspraken van werkgevers en werknemers met elkaar te vergelijken. Daarnaast worden er ook uitsplitsingen naar bijvoorbeeld functie en bedrijfsgrootte gedaan. Indien er relevante verschillen zijn, zullen deze steeds los op significantie worden getest. Een uitgebreide statistische verantwoording van dit onderzoek wordt gegeven in bijlage 1.
1.1
Aanleiding en aanpak
Dit onderzoek is uitgevoerd in opdracht van de Arbo Commissie Wonen. Deze commissie wil, aan het begin van haar werkzaamheden, vaststellen hoe “de vlag er bijhangt”. De commissie heeft het voornemen om na verloop van tijd te meten of haar werkzaamheden ook het gewenste effect hebben gehad op een verbetering van de arbeidsomstandigheden in de woonbranche. Het gebied van Arbeidsomstandigheden is zodanig groot dat er een beperking moet worden aangebracht in het aantal onderwerpen dat aan de orde gesteld kan worden, er zou anders een vragenlijst ontstaan die de ontvanger niet meer wil invullen. Omdat elke werkgever een actuele Risico Inventarisatie & Evaluatie (RI&E) moet hebben, hebben we ervoor gekozen bij het selecteren van vragen voor dit onderzoek, gebruik te maken van de vragen die ook in de RIE aan de orde komen. Daarbij zijn de onderwerpen geselecteerd op basis van de ervaringen opgedaan in de periode van het arboconvenant dat eindigde in 2006. De onderwerpen waarvan toen naar voren kwam dat zij een knelpunt vormden zijn met name opgenomen in dit onderzoek. Daarnaast bevat de CAO een aantal afspraken met betrekking tot arbeidsomstandigheden. Die onderwerpen zijn eveneens opgenomen. Feitelijk inzicht in de risico’s is een eerste stap op weg naar goede arbeidsomstandigheden. In dit rapport hebben wij er tevens naar gestreefd om ook een aantal handvaten te geven aan de commissie, op grond van de uitkomsten, om prioriteiten te kunnen stellen in werk.
1.2
Doel onderzoek
Het primaire doel van deze nulmeting is het in kaart brengen van de belangrijkste thema’s voor wat betreft de arbeidsomstandigheden in de woonbranche. Bovendien kan met de resultaten van dit onderzoek de bekendheid van de instrumenten van de vorige convenantperiode in beeld gebracht worden. Daarnaast zal het als basis dienen voor vervolgonderzoek. Ten slotte zal de vergelijking van de resultaten van werknemers en werkgevers duidelijk maken of er een verschil is in beleving en ervaringen, voor wat betreft de Arbo-omstandigheden inde Woonbranche.
1.3
Zowel werkgevers als werknemers
Om te inventariseren hoe het gesteld is met de arbeidsomstandigheden in de woonbranche zullen zowel werkgevers als werknemers bevraagd worden. Voor het bevragen van de werkgevers is gebruik gemaakt van het bestand van het CBW en van WoonWerk. Voor het bevragen van de werknemers is het panel van Woonwerk gebruikt, aangevuld met de leden in de branche van FNV bondgenoten en CNV dienstenbond. Werkgevers en werknemers kregen exact dezelfde vragen, zodat een 1 op 1 vergelijking van de antwoorden mogelijk is. 4
Versie 3
1.4
Meest opvallende punten
Werkgevers schatten de situatie rond Arbo vraagstukken veel positiever in dan werknemers. Dit kan een aantal verschillende oorzaken hebben. Het kan zijn dat werknemers niet bereikt worden met informatie over Arbo gerelateerde zaken en daarom denken dat de werkgever het niet geregeld heeft. Soms ook geven werkgevers aan dat de juiste maatregelen zijn getroffen, terwijl werknemers het anders ervaren. Het kan ook zo zijn dat de werkgevers de situatie rooskleuriger inschatten dan dat hij werkelijk is. Tegelijkertijd zou het ook kunnen zijn dat de werknemers de situatie te pessimistisch inschatten, dan wel een combinatie van deze twee. De bekendheid met informatiemiddelen vanuit de branche is maximaal 50%. Uit het onderzoek kan voorzichtig worden geconcludeerd dat zonder specifieke public relations de bekendheid van informatiemiddelen laag blijft. Wat verder opvalt is dat waar Arbo maatregelen het meest van belang zijn, deze het minst goed worden nageleefd. Desgevraagd zijn de werknemers in functies waar veel getild moet worden het minst positief over tilhulpmiddelen, bereikbaarheid afleveradressen, et cetera. Op sommige punten gaat het redelijk tot goed in de woonbranche, maar er valt nog veel te verbeteren in de komende convenantperiode. Met onder andere deze nulmeting in de hand kan de aandacht naar die zaken worden verlegd die dat het meest verdienen. Het onderzoek geeft wat ons betreft een aantal speerpunten aan: •
Tillen is nog een knelpunt, met name bij bezorgen, ambachtelijke functies en magazijnen. Aandacht zou gewenst zijn om hier de voorbereiding van het bezorgen te verbeteren en na te gaan of er geschikte tilhulpmiddelen te ontwikkelen zijn
•
Een pr campagne zou het gebruik van bestaande hulpmiddelen dienen te verhogen, zoals de stoffenmanager, de werkdrukmeter, de RIE en de toolbox wonen. Bovendien zou de uitvoering van de RIE bevorderd dienen te worden, met als eerste begin het aanstellen van preventiemedewerkers.
•
Een campagne VOS vrij zou wenselijk zijn om dit probleem in de branche definitief te elimineren en daarmee het van de agenda te kunnen verwijderen.
•
Het lijkt ons wenselijk om het gebruik van stasteunen te bevorderen
•
Bij de evaluatie van het arboconvenant kwam al naar voren dat informatie die via de werkgever verspreid zou moeten worden naar de werknemer die werknemer slecht bereikt, dat lijkt hier te worden bevestigd. Communicatie via websites bereikt werknemers beter. Dit is een bevestiging voor de aanpak van de commissie wonen om de informatie aan te bieden via de toolbox wonen. In het algemeen zijn wellicht aanpakken nodig om de communicatie tussen werkgever en werknemer te bevorderen, om daarmee te bevorderen dat er een optimale inzet van hulpmiddelen in het kader van arbeidsomstandigheden tot stand komt.
5
Versie 3
2.
Resultaten
In dit hoofdstuk worden alle resultaten van het onderzoek behandeld. De resultaten zijn per groep weergegeven. Deze zijn; Arbo voorlichting en RIE, Interne organisatie, tillen en arbeidsmiddelen, langdurig staan, gevaarlijke stoffen en bescherming en preventie en PAGO. De resultaten zijn uitgesplitst naar werkgevers/ werknemers. Daarnaast worden sommige vragen gekruist met andere variabelen.
2.1
Arbo voorlichting
Krap de helft van de werkgevers kent de website van Arbowonen, onder de werknemers er de bekendheid 36%. Dit is gelijk de best bekende van alle sites. Opvallend is dat de arboboomerang bij de werknemers zeer onbekend is, slechts 16% kent het. De evaluatie van het arboconvenant liet al zien dat informatieoverdracht van werkgever naar werknemer niet altijd even effectief verloopt en dit lijkt hier weer bevestigd. Websites lijken een beter medium voor dit soort communicatie, zoals bijvoorbeeld de toolbox wonen. De werkdrukscan en de stoffenmanager zijn slecht bekend bij de branche, maar hier is dan ook weinig aandacht aan besteed. Voor de 0 meting en met name de resultaatmeting volgend jaar is van belang dat er nu een stevige pr campagne gaat lopen via de commissie wonen met betrekking tot de toolbox wonen en werkeninwonen. Figuur 1.
Bekendheid met Arbo promotiemateriaal
Werkdrukwonen werkgevers Werkdrukwonen werknemers www.riewonen.nl Werkgevers www.riewonen.nl Werknemers www.stoffenmanagerwonen.nl Werkgevers www.stoffenmanagerwonen.nl Werknemers www.werkeninwonen.nl Werkgevers www.werkeninwonen.nl Werknemers www.arbowonen.nl Werkgevers www.arbowonen.nl Werknemers Arboboomerang Werkgevers Arboboomerang Werknemers
1%7% 1%4% 11% 1% 4% 3% 10% 1%7% 18% 12% 12% 10% 10% 4% 12% 0%
Ja, wordt gebruikt
92% 95% 73%
16% 92% 87% 92%
56% 63% 52% 64% 57%
26% 25% 36% 26% 33% 84% 20%
40%
Ja, maar nooit gebruikt
60%
80%
100%
Nee
6
Versie 3
2.2
RIE wonen
Bijna de helft van de werkgevers heeft al een keer een RIE uitgevoerd. De branche is hier redelijk op weg, maar toch voldoet ruim de helft nog niet aan haar wettelijke verplichtingen. Bij werknemers ligt het percentage dat zegt dat er al een RIE is uitgevoerd veel lager, maar het percentage `weet niet´ is dermate hoog dat het hier waarschijnlijk om een onbekend thema gaat. Figuur 2.
Is er binnen uw bedrijf al een RIE uitgevoerd?
Werknemers
15%
Werkgevers
26%
59%
44% 0%
20%
40% 40%
Ja
Nee
60%
16% 80%
100%
Weet ik niet
Van de bedrijven die een RIE uitvoeren evalueert bijna de helft van de bedrijven jaarlijks het plan van aanpak met de betrokken werknemers. Figuur 3.
Wordt het plan van aanpak (uit de RIE) jaarlijks geëvalueerd/ geactualiseerd en besproken met de betrokken werknemers?
Werknemers
46%
Werkgevers
33%
50% 0%
20%
41% 40%
Ja
21%
Nee
60%
9% 80%
100%
Weet ik niet
Daar waar al een RIE is uitgevoerd, is gevraagd hoe vaak dit is gedaan. Onder de werkgevers zegt men dat er ruim 2 keer een RIE is uitgevoerd, de werknemers houden het op ruim drie keer.
7
Versie 3
2.3
Interne organisatie
Figuur 4.
In hoeverre bent u het eens met de volgende stelling: “Binnen ons bedrijf worden Arbo-knelpunten
zo spoedig mogelijk opgelost en de oorzaken bekeken.”
Werknemers
20%
Werkgevers 4% 2%
26%
32%
24%
15%
43%
0% 20% 40% Geheel mee oneens Noch mee eens noch mee oneens Geheel mee eens
7%
27%
60% Mee oneens Mee eens Geen mening
80%
100%
Tussen werkgevers en werknemers is een groot verschil van beleving als het gaat om het oplossen van Arbo knelpunten. Maar liefst 70% van de werknemers vindt dat problemen zo spoedig mogelijk worden opgelost tegenover slechts 22% van de werknemers. Ook als het gaat over de behandeling van Arbo/aspecten tijdens werkoverleg lopen de meningen sterk uiteen, zoals figuur 5 laat zien. Figuur 5.
Is er tijdens het werkoverleg aandacht voor Arbo-aspecten?
Werknemers
34%
Werkgevers
22%
32%
0%
20%
44%
52%
40%
16%
60%
80%
100%
Wij hebben geen werkoverleg Ja, tijdens het werkoverleg is aandacht voor Arbo aspecten Nee, tijdens het werkoverleg is geen aandacht voor Arbo-aspecten Dat je, als werknemer van een klein (kleiner dan 50 medewerkers) bedrijf, voor een vertrouwenspersoon goed terecht kunt bij Woonwerk, is via de CAO behoorlijk goed bekend bij de branche. Zeker gezien de bescheiden inspanning vanuit Woonwerk om dit bekend te maken. Figuur 6.
Wist u dat u met klachten over seksuele intimidatie en/of discriminatie terecht kunt bij Stichting WoonWerk?
Werknemers
38%
Werkgevers
62%
41% 0%
20% Ja
59% 40%
60%
80%
100%
Nee
8
Versie 3
Volgens de werkgevers in grootwinkelbedrijven is daar altijd een vertrouwenspersoon aangesteld. Dit is niet altijd even bekend bij de werknemers, krap de helft bevestigd de aanwezigheid van een vertrouwenspersoon en een derde weet het niet. Figuur 7.
Is er binnen uw bedrijf een vertrouwenspersoon?
Werknemers
44%
25%
Werkgevers
100% 0%
20%
40% Ja
Figuur 8.
30%
Nee
60%
80%
100%
Weet ik niet
In hoeverre bent u het eens met de volgende stelling: “Binnen ons bedrijf kunnen medewerkers binnen hun taken zelf beslissingen nemen.”
Werknemers
10%
Werkgevers 1% 14% 1%
14%
23%
39%
12% 2%
55%
0% 20% 40% Geheel mee oneens Noch mee eens noch mee oneens Geheel mee eens
25% 60% Mee oneens Mee eens Geen mening
80%
4% 100%
De meeste medewerkers zijn goed in staat om problemen die ontstaan binnen hun eigen taken op te lossen. Zelf problemen op kunnen lossen biedt controle over het eigen werk en biedt uitdagingen en draagt bij aan vermindering van stress gevoelens.
9
Versie 3
2.4
Tillen en arbeidsmiddelen
Zwaar tillen zonder hulpmiddelen blijft een heikel punt in de branche. Tweederde van de werknemers en de helft van de werkgevers moet weleens meer dan 23kg tillen zonder hulpmiddelen. Figuur 9.
Moet u in uw functie weleens meer dan 23 kg tillen zonder hulpmiddelen?
Werknemers
68%
Werkgevers
32%
53% 0%
47%
20%
40% Ja
60%
80%
100%
Nee
Tussen verschillende functies zijn aanzienlijke verschillen gevonden. Deze verschillen zijn significant ten opzichte van het gemiddelde voor werknemers en werkgevers voor de bezorgers, het ambachtelijk/ technisch personeel en de magazijnmedewerkers. Juist bij de functies waar veel zwaar getild moet worden, wordt dit veel gedaan zonder hulpmiddelen. Een en ander is een sterke indicatie dat verbeteringen noodzakelijk zijn. Figuur 10.
100% 90% 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0%
Percentage dat weleens meer dan 23kg moet tillen zonder hulpmiddelen (naar functie)
95%
93%
90% 78% 62%
61%
57% 42% 24%
22%
10
Versie 3
De vraag of er voldoende tilhulpmiddelen aanwezig zijn wordt door werkgevers en werknemers niet heel eenduidig beantwoordt. Een derde van de werknemers vindt het voldoende, tegenover 77% van de werkgevers.
In hoeverre bent u het eens met de volgende stelling: “Binnen ons bedrijf zijn voldoende
tilhulpmiddelen (arbeidsmiddelen) beschikbaar.”
Werknemers
16%
23%
21%
Werkgevers 1% 16% 2%
28%
6% 7%
51%
26%
0% 20% 40% Geheel mee oneens Noch mee eens noch mee oneens Geheel mee eens
60% Mee oneens Mee eens Geen mening
5%
80%
100%
Uitgesplitst naar functie zien we in figuur 11 grote verschillen naar voren komen. Leidinggevenden denken dat in bijna driekwart van de gevallen er voldoende hulpmiddelen zijn maar bij functies waar hulpmiddelen het meest van belang zijn, zoals de bezorger magazijnmedewerker, wordt daar heel anders over gedacht. Van de bezorgers en de magazijnmedewerkers is krap een kwart het eens met de stelling. Figuur 11.
In hoeverre bent u het eens met de volgende stelling: “Binnen ons bedrijf zijn voldoende
tilhulpmiddelen (arbeidsmiddelen) beschikbaar.” (naar functie) Eenmanszaak
22%
Leidinggevende functie
22%
Inkoop-, HRM-, marketing- of communicatiefunctie
18%
Styling en ontwerp/creatieve functie
17%
Administratieve, automatiserings- of financiële functie
12%
Verkoop- en adviesfunctie
10%
Ambachtelijke/ technische functie
6%
Bezorger
5%
Magazijnmedewerker 3% Kassamedewerker
30%
50% 6%
42%
17%
39%
20%
31%
19%
27% 19% 19%
20%
12% 17%
9% 5%
15%
11%
9%
18% 31%
26%
11% 40%
12%
25% 26%
29%
4% 4%3%
8%
20%
22% 17%
7%0%
16%
53%
33% 0%
Geheel mee eens Noch mee eens, noch mee oneens Geheel mee oneens
41%
23%
44% 60%
2%
11% 80%
100%
Mee eens Mee oneens Geen mening
11
Versie 3
Figuur 12.
In hoeverre bent u het eens met de volgende stelling: “Binnen ons bedrijf zijn geschikte tilhulpmiddelen (arbeidsmiddelen) beschikbaar.”
Werknemers
15%
21%
24%
Werkgevers 1%2% 15%
28%
5% 7%
53%
25%
0% 20% 40% Geheel mee oneens Noch mee eens, noch mee oneens Geheel mee eens
60% Mee oneens Mee eens Geen mening
5%
80%
100%
Bij de vraag of de hulpmiddelen ook geschikt zijn, komt ongeveer hetzelfde beeld naar voren als bij de vorige twee vragen. Ook hier zijn de werkgevers aanzienlijk positiever over de situatie dan de werknemers en zijn de werknemers in functies die veel tillen het minst positief. Figuur 13.
In hoeverre bent u het eens met de volgende stelling: “Binnen ons bedrijf zijn geschikte
tilhulpmiddelen (arbeidsmiddelen) beschikbaar.” (naar functie) Leidinggevende functie
21%
Eenmanszaak
19%
Styling en ontwerp/creatieve functie
12%
Administratieve, automatiserings- of financiële functie
12%
Ambachtelijke/ technische functie
Bezorger
33%
18%
29%
5%4%
40%
21%
23%
2%
23%
33%
60%
9%
19%
24%
23%
15%
12%
21%
33%
20%
17%
12%
21%
26%
36%
22%
0%
17%
21%
28%
7%
12%
44%
5% 12%
Kassamedewerker
17%
53%
6%
6% 4%4%
30%
33%
9%
Magazijnmedewerker 3%
18%
44%
17%
Inkoop-, HRM-, marketing- of communicatiefunctie
Verkoop- en adviesfunctie
50%
11%
80%
Geheel mee eens
Mee eens
Noch mee eens, noch mee oneens
Mee oneens
Geheel mee oneens
Geen mening
100%
12
Versie 3
Om tilproblemen te voorkomen is het van belang dat er bij verkoop wordt geïnventariseerd wat de bezorgsituatie is bij de klant. Tijdens de periode van het convenant is daarvoor een checklist gelanceerd. Figuur 14 laat zien dat dit onderwerp volgens werkgevers goed is geregeld. Werknemers, en dan met name weer degenen die veel tillen, denken daar iets genuanceerder over. Volgens de bezorgers is slechts in 38% van de gevallen de afleversituatie bekend. Figuur 14.
Is voorafgaande aan de levering van een product bekend hoe bereikbaar de woning van de klant is?
Werknemers
18%
Werkgevers
37%
11%
37% 0%
14%
7%
49%
13% 7% 4%
20% 40% 60% 80% Ja, altijd (100% van de gevallen) Ja, vrijwel altijd (75% van de gevallen.) Ja, in de helft van de gevallen (50% van gevallen) Ja, soms (25% van de gevallen) Nee, nooit (0% van de gevallen)
100%
Ondanks dat er maar 37 bezorgers meegedaan hebben aan dit onderzoek, verschillen de antwoorden van deze groep significant van die van onder andere de leidinggevenden en HRM/ inkoop. Ervan uitgaande dat de bezorgers weten in welk percentage van de gevallen de afleversituatie bekend is, betekent dit dat leidinggevenden wellicht te weinig inzicht hebben in de afleversituatie. Figuur 15.
In hoeveel procent van de gevallen is voorafgaand aan de levering bekend hoe de afleversituatie is? (naar functie)
90% 80%
85%
79%
77%
76%
76%
75%
74%
70% 60%
55%
49%
50% 40%
38%
30% 20% 10% 0%
13
Versie 3
Ten slotte is gevraagd in hoeveel procent van de gevallen er voldoende hulpmiddelen aanwezig zijn. Hier zijn weer de werkgevers een stuk positiever dan de werknemers. Figuur 16.
In hoeveel procent van de gevallen zijn er voldoende hulpmiddelen voor de levering van een product aanwezig?
Werknemers
12%
Werkgevers
30%
13%
34% 0%
20%
13%
12%
45% 40%
20% 9% 7% 2%2%
60%
80%
100%
Ja, altijd (100% van de gevallen) Ja, vrijwel altijd (75% van de gevallen.) Ja, in de helft van de gevallen (50% van gevallen) Ja, soms (25% van de gevallen) Nee, nooit (0% van de gevallen) Weet ik niet Uitgesplitst naar functie zien we aanzienlijke verschillen in het percentage gevallen dat hulpmiddelen aanwezig zijn, zie figuur 17. Er zijn in dit geval significante verschillen gevonden tussen de drie linkerfuncties en de rest. Dit houdt in dat onder andere leidinggevenden de situatie in de praktijk veel positiever weergeven dan de betrokken medewerkers hem ervaren. Figuur 17.
Percentage van de gevallen dat hulpmiddelen bij levering aanwezig zijn (gemiddeld=64%)
80% 70%
63%
64%
67%
69%
71%
74%
76%
60% 44%
50% 40%
44%
33%
30% 20% 10% 0%
14
Versie 3
Figuur 18.
Langdurig staan
Figuur 19 en 20 laten zien dat binnen de Woonbranche langdurig staan redelijk veel voorkomt. Figuur 19.
Moet u in uw functie weleens meer dan 1 uur achter elkaar staan?
Werknemers
66%
Werkgevers
34%
48% 0%
52%
20%
40% Ja
Figuur 20.
60%
80%
100%
Nee
Staat u op een dag in totaal weleens meer dan vier uur? (niet onafgebroken maar in totaal)
Werknemers
61%
Werkgevers
39%
46% 0%
54%
20%
40% Ja
60%
80%
100%
Nee
De beschikbaarheid van stasteunen dan wel een verhoogde stoel is niet optimaal. Bij acht op de tien werknemers en 68% van de werkgevers die langdurig moeten staan zijn geen stahulpmiddelen beschikbaar. Figuur 21.
Is er een verhoogde stoel of stasteun beschikbaar wanneer u langdurig (meer dan 1 uur achter elkaar of meer dan vier uur op een dag) moet staan?
Werknemers
14%
Werkgevers
80% 29%
0%
6% 68%
20%
40% Ja
Nee
60%
3% 80%
100%
Weet ik niet
15
Versie 3
Figuur 22.
Is er een verhoogde stoel of stasteun beschikbaar wanneer u langdurig (meer dan 1 uur achter elkaar of meer dan vier uur op een dag) moet staan? (naar functiegroep)
Inkoop-, HRM-, marketing- of communicatie
40%
40%
Administratie, automatisering of financieël
20%
32%
Styling en ontwerp/creatief
68%
30%
60%
10%
Leidinggevend
25%
73%
Kassamedewerker
25%
75%
Verkoop- en advies
20%
Eenmanszaak
75%
19%
Ambachtelijke/ technische
1% 5%
81% 82%
10%
9%
Magazijnmedewerker 3%
86%
10%
Bezorger 3%
87%
10%
0% Ja
20% Nee
40%
60%
80%
100%
Weet ik niet
Het feit dat de stasteun en of de verhoogde stoel weinig worden gebruikt zou iets te maken kunnen hebben met de geringe populariteit ervan. Slechts 54% van de werknemers en 42% van de werkgevers gebruikt daadwerkelijk een stasteun of verhoogde stoel, indien aanwezig. Figuur 23.
Gebruikt u de verhoogde stoel of stasteun?
Werknemers
8%
Werkgevers
23% 25%
0%
22% 17%
20% 21%
27% 25%
20% 40% 60% 80% Ja, altijd (100% van de gevallen) Ja, vrijwel altijd (75% van de gevallen) Ja, in de helft van de gevallen (50% van gevallen) Ja, soms (25% van de gevallen) Nee, nooit (0% van de gevallen)
13% 100%
16
Versie 3
2.5
Gevaarlijke stoffen en bescherming
Voor wat betreft het werken met VOS-vrije producten gaat het redelijk de goede kant op. Zes op de tien werknemers zegt dat er niet met VOS houdende producten wordt gewerkt, tegenover bijna acht op de tien werkgevers. Figuur 24.
Zijn oplosmiddelhoudende producten vervangen door oplosmiddelvrije producten?
Werknemers
57%
Werkgevers
28%
14%
78% 0%
20%
15%
40% Ja
60%
Deels
7%
80%
100%
Nee
Met name bij de functies die dichtbij de problematiek staan, zie je dat het percentage dat zegt VOS-vrij te werken sterk daalt. Het gaat hier dan om de bezorgers, de ambachtelijke/ technische mensen en de magazijnmedewerkers. De antwoorden van de laatstgenoemden verschillen significant van die van de leidinggevenden. Figuur 25.
Zijn oplosmiddelhoudende producten vervangen door oplosmiddelvrije producten (naar functie)
Inkoop-, HRM-, marketing- of … Eenmanszaak Leidinggevend
90%
10%
88%
6%6%
78%
Administratie, automatiserin…
17% 5%
75%
12% 12%
Styling en ontwerp/creatief
67%
17%
17%
Verkoop- en advies
66%
19%
16%
Bezorger
58%
Kassamedewerker
57%
Ambachtelijke/ technische
44%
38% 0%
20% Deels
8%
43%
46%
Magazijnmedewerker
Ja
33%
38% 40%
9% 25%
60%
80%
100%
Nee
17
Versie 3
Informatie over gevaarlijke stoffen is lang niet altijd daar aanwezig waar er mee gewerkt wordt. Volgens de werknemers zelfs niet in zes op de tien gevallen. Werkgevers vinden het precies andersom en zeggen dat in zes van de tien gevallen de informatie wel aanwezig is. Figuur 26.
Zijn daar waar met gevaarlijke stoffen wordt gewerkt de veiligheidsinformatiebladen (VIB) aanwezig?
Werknemers
23%
23%
Werkgevers
62%
57% 0%
20%
Ja, overal
22% 40%
60%
Ja, maar niet overal
22% 80%
100%
Nee, niet aanwezig
Alle deelbranches behalve de woningtextielzaken is gevraagd of er genoeg maatregelen tegen houtstof worden genomen. Onder de werknemers is 32% van mening dat er genoeg maatregelen worden getroffen, de werkgevers zijn optimistischer en vinden dat in 81% van de gevallen voldoende maatregelen worden genomen. Figuur 27.
In hoeverre bent u het eens met de volgende stelling: “Binnen ons bedrijf worden voldoende
maatregelen getroffen om de blootstelling aan houtstof te voorkomen.”
Werknemers Werkgevers
15%
17%
36%
1% 1% 17%
51%
0% 20% 40% Geheel mee oneens Noch mee eens noch mee oneens Geheel mee eens
26%
6%
30% 60% Mee oneens Mee eens Geen mening
80%
100%
De gemengde en keuken- en sanitairzaken is gevraagd of er genoeg maatregelen tegen kwartstof worden genomen. Onder de werknemers is 31% van mening dat er genoeg maatregelen worden getroffen, de werkgevers zijn optimistischer en vinden dat in 89% van de gevallen voldoende maatregelen worden genomen. Figuur 28.
In hoeverre bent u het eens met de volgende stelling: “Binnen ons bedrijf worden voldoende
maatregelen getroffen om de blootstelling aan kwartsstof te voorkomen.”
Werknemers
16%
Werkgevers 2% 9%
14%
39% 47%
0% 20% 40% Geheel mee oneens Noch mee eens noch mee oneens Geheel mee eens
22%
9%
42% 60% Mee oneens Mee eens Geen mening
80%
100%
18
Versie 3
Figuur 29.
Worden persoonlijke beschermingsmiddelen in uw organisatie in voldoende mate beschikbaar gesteld?
Werknemers
29%
21%
Werkgevers
19%
31%
79% 0%
20%
6% 8% 8%
40%
60%
80%
100%
Ja, in voldoende mate Ja, maar niet altijd in voldoende mate Nee, deze worden helemaal niet beschikbaar gesteld Weet ik niet Om zich te beschermen tegen onder andere hout- en kwartstof moeten Persoonlijke BeschermingsMiddelen (PBM) in voldoende mate aanwezig zijn en gratis beschikbaar worden gesteld. Dit laatste is vrijwel altijd het geval. Figuur 29 laat zien dat werkgevers denken dat in de meeste gevallen er voldoende PBM’s aanwezig zijn, maar de praktijk leert dat dit beeld te rooskleurig is. Wanneer de categorie “weet niet” weggenomen wordt uit de vergelijking, meent 42% van de werknemers dat er voldoende PBM’s aanwezig zijn, bij de werkgevers is dit 86%. Figuur 30.
Worden de persoonlijke beschermingsmiddelen gratis beschikbaar gesteld?
Werknemers
96%
4%
Werkgevers
98%
2%
0%
20%
40% Ja
Figuur 31.
60%
80%
100%
Nee
Worden de persoonlijke beschermingsmiddelen gebruikt?
Werknemers
16%
Werkgevers
45%
29% 0%
20%
16% 45%
40%
12% 2% 9% 14%
60%
80%
5% 5% 100%
Ja, altijd (100% van de gevallen) Ja, vrijwel altijd (75% van de gevallen.) Ja, in de helft van de gevallen (50% van gevallen) Ja, soms (25% van de gevallen) Nee, nooit (0% van de gevallen) Weet ik niet Over het gebruik van de PBM’s zijn werkgevers en werknemers redelijk eensgezind. Gemiddeld genomen schatten de werkgevers het gebruik op 75% van de gevallen, de werknemers houden het op 67%.
19
Versie 3
2.6 Figuur 32.
Preventie en PAGO Is er binnen uw bedrijf een preventiemedewerker?
Werknemers
26%
45%
Werkgevers
28%
52% 0%
20% Ja
42% 40%
60%
Nee
7% 80%
100%
Weet ik niet
In de helft van de gevallen is er volgens de werkgever een preventiemedewerker aangesteld, de werkgevers weten in een kwart van de gevallen af van het bestaan van een preventiemedewerker. Het Periodiek Arbeid Gezondheidskundig Onderzoek (PAGO) is nog niet heel bekend. Een derde weet dat je eraan mee kan doen, een derde weet dat het niet kan en de rest weet het niet. Figuur 33.
Kunt u eens in de twee jaar meedoen aan een Periodiek Arbeid Gezondheidskundig Onderzoek (PAGO)?
Werknemers
31%
Werkgevers
33%
37% 0%
20% Ja
36%
34% 40% Nee
30% 60%
80%
100%
Weet ik niet
20
Versie 3
2.7
Algemene beoordeling
Figuur 34.
Als u een rapportcijfer zou geven voor de arbo omstandigheden binnen uw bedrijf, welk cijfer zou u dan geven?
9 8 7 6 5 4 3 2 1 0
7,63 5,89
werkgevers
werknemers
Het beeld dat al uit de voorgaande vragen naar boven kwam dat werkgevers positiever denken over Arbo dan werknemers, komt ook naar voren in het algemene rapportcijfer. De werknemers geven een 6-, de werkgevers een 7½. Figuur 35. 8,00
Rapportcijfer Arbo omstandigheden naar functie 7,54
7,23
7,00
7,00
6,79
6,67
6,00
6,35
6,00
5,92
5,44
5,40
5,00
5,00 4,00 3,00 2,00 1,00 ,00
Uitgesplitst naar functie komen aanzienlijke verschillen in Arbo waardering naar boven. Binnen figuur 35 is het gevonden gemiddelde van de leidinggevenden significant verschillend ten opzichte van dat van de volgende andere groepen: • • • • • •
Verkoop en advies Ambachtelijk Kassamedewerkers Magazijnmedewerkers Bezorgers Eenzelfde uitsplitsing, bovendien nog uitgesplitst naar werkgever/ werknemer, levert geen significante verschillen op.
21
Versie 3
Rapportcijfer Arbo naar deelbranche
Figuur 36.
8,00 7,00
7,50 6,64
6,48
6,28
6,24
6,23
6,00 5,00 4,00 3,00 2,00 1,00 ,00
In figuur 36 is alleen het rapportcijfer van de kurk- en parketspeciaalzaken significant verschillend van de andere deelbranches.
22
Versie 3
Redenen voor onvoldoende rapportcijfer Alle werknemers is gevraagd desgewenst een toelichting te geven op het rapportcijfer. Van de bijna 900 respondenten gaf iets meer dan 200 een cijfer lager dan zes. Figuur 37 geeft een schematische weergave van meest gegeven toelichtingen. Figuur 37.
Kunt u uw rapportcijfer toelichten?
30%
26%
25% 20%
16% 14%
15% 10% 10%
8%
7%
5%
7% 3%
6%
3%
0%
Een kwart van de respondenten die een onvoldoende geeft voor de Arbo omstandigheden, doet dit omdat er te zwaar getild moet worden zonder hulpmiddelen. Een bloemlezing van de opmerkingen over te zwaar tillen: •
“Bezorgers hebben alleen hondjes als hulpmiddel en moeten alles zelf tillen.”
•
“Soms moet Novilon naar boven (9e etage), novilon kun je niet knikken dus via de brandtrap met 120 kg.”
•
“Er zijn teveel artikelen die zwaarder zijn dan 23 kilogram en er zijn geen hulpmiddelen ter beschikking en onvoldoende personeel om iets samen aan te pakken.”
Daarnaast zijn er respondenten die vertellen dat de leidinggevende weinig tot geen prioriteit aan Arbo-gerelateerde zaken geeft. Een aantal opmerkingen hierover: •
“Arbo komt niet of nauwelijks om de hoek kijken.”
•
“Er wordt erg moeilijk gedaan over verbetering van de werksituatie. Advies van de Arbo en de deskundige wordt genegeerd.”
•
“Er is geen enkele vorm van voorlichting op het gebied van Arbo.”
Andere klachten gaan over lange dagen, veel en lang achter elkaar moeten staan en warme, slechte geventileerde werkruimtes. Bezorgers klagen specifiek over de slechte informatievoorziening bij levering. Granieten keukenbladen door een brandtrap, grote bedden door trappen tillen in kleine huizen en onmogelijke bezorgschema’s zijn enkele voorbeelden. 23
Versie 3
Redenen voor goed cijfer De meerderheid van de werknemers is tevreden met de Arbo-omstandigheden. Redenen voor tevredenheid zijn voornamelijk het simpelweg goed naleven van de regels. Daarnaast zijn er nog andere motieven om de werkgever goed te beoordelen. Zo is goed samenwerken een reden, respondenten zeggen hierover: •
“Aangezien we alles in overleg doen gaat er vrijwel nooit iets fout.”
•
“we zorgen dat er altijd voldoende handjes zijn als er getild moet worden.”
•
“Alles is nagelopen en werknemers hebben opdracht om problemen meteen te melden om samen oplossingen te zoeken. Deze eigen verantwoordelijkheid werkt bij ons goed.”
Zelfs wanneer niet alles volledig op orde is, zijn de meeste werknemers positief. Men lijkt veel begrip te hebben voor de positie van de werkgever en de realiteit die de Arbo regels precies navolgen heel lastig kan maken. Een aantal respondenten hierover: •
“Als het enigszins mogelijk is om een arbo probleem op te lossen, dan wordt het geregeld.”
•
“Gezien het feit dat wij ons nooit en te nimmer 100% aan arbo regels kunnen houden is een 7 het hoogst haalbare. Simpel voorbeeld. een 3 zits bank weegt soms 80 kilo die moet je dus met 4 man wegbrengen. zie je het voor je met 4 man en 1 bank in een gang van 100 cm breed en dan haaks door een deur. als je hier wat wilt veranderen begin eens bij de bron. De fabrikanten. Als er niet meer wordt gemaakt boven de 46 kilo is er veel opgelost.”
•
“De wereld van de vloerbedekking gaat nog steeds uit van 4 meter brede rollen, probeer die maar eens ergens goed gezond boven te krijgen.”
•
“Natuurlijk is er altijd wel iets voor verbetering vatbaar, maar theorie en praktijk zijn nog wel eens verschillend. Bijvoorbeeld een zak egalisatie weegt 25kg! Een rol marmoleum ca. 200kg!”
Dit neemt niet weg dat vooral het zware tillen nog steeds een probleem is. Echter, het onderlinge begrip is een goede start om verder te komen met elkaar. Werkgevers doen hun best en werknemers begrijpen dat sommige dingen lastig zijn.
24
Versie 3
Bijlage 1:
Onderzoeksverantwoording
Respons In totaal hebben 894 respondenten de vragenlijst volledig ingevuld, Waarvan 595 werknemers en 299 werkgevers. In totaal zijn vijf groepen bevraagd, te weten: •
het WoonWerk werknemerspanel
•
het WoonWerk werknemerspanel
•
Leden van het FNV uit de woonbranche
•
Leden van het CNV uit de woonbranche
•
De leden van CBW-Mitex uit de woonbranche.
Tabel 1 laat zien wat per groep het percentage van de benaderde respondenten is dat de vragenlijst heeft ingevuld. Tabel 1.
Responspercentages over de verschillende groepen
Herkomst
Responspercentage
Werknemerspanel WoonWerk WoonWerk
17,62%
Werkgeverspanel WoonWerk
19,44%
CBW
9,27%
FNV leden Woonbranche
10,56%
CNV leden Woonbranche
11,56%
Betrouwbaarheid, nauwkeurigheid en significantie In dit onderzoek is een steekproef genomen, dat wil zeggen dat niet iedereen uit de populatie is bevraagd. Op basis van de met behulp van de steekproef verkregen gegevens is een schatting van de werkelijkheid gemaakt. Van deze schatting kunnen we aangeven hoe nauwkeurig en betrouwbaar deze is. De nauwkeurigheid van de resultaten wordt aangegeven met marges of intervallen die bepaald worden door de omvang van de steekproef ten opzichte van de populatie, het gevonden percentage en het betrouwbaarheidsniveau. Een veel gehanteerd betrouwbaarheidsniveau is 95%, wat betekent dat de kans 95% is dat de gevonden antwoorden de juiste zijn en dat verschillen tussen groepen door iets anders dan toeval zijn ontstaan. Ook in dit onderzoek wordt gewerkt met dit betrouwbaarheidsniveau.
25
Versie 3
Bij dit betrouwbaarheidsniveau horen marges of intervallen. De grootte van deze marges hangt af van de grootte van de steekproef. Deze intervallen geven aan wat de kans is dat, wanneer het onderzoek herhaald wordt, niet hetzelfde antwoord naar boven komt. Tabel 2.
Marges bij verschillende steekproefgroottes en een betrouwbaarheidsniveau van 95%
Steekproefomvang
Maximale afwijking
Minimale afwijking
n=50
13,9%
2,8
n=75
11,3%
2,3
n=100
9,8%
2,0
n=150
8,0
1,6
n=200
6,9
1,4
n=300
5,7
1,1
n=400
4,9
1,0
n=500
4,4
0,9%
n=600
4,0
0,7%
Aan dit onderzoek hebben 599 werknemers deelgenomen, wat bij een betrouwbaarheid van 95% een maximale foutmarge van 4,0% oplevert. Dit is een laag foutpercentage en de kans is daarmee dus zeer groot dat wanneer we dit onderzoek nog eens zouden uitvoeren, dezelfde resultaten naar boven komen voor de werknemers. In getallen is de kans daarop 96,0%. Er hebben 299 werkgevers deelgenomen aan dit onderzoek, wat bij een betrouwbaarheid van 95% een maximale foutmarge van 5,7% oplevert. Dit is een heel acceptabele marge. De kans dat, wanneer het onderzoek herhaald zou worden, hetzelfde resultaat naar boven zou komen is 94,3%. Concluderend kan gezegd worden dat voor zoveel de werknemers en de werkgevers de betrouwbaarheid en nauwkeurigheid hoog genoeg is. Daarbij is de significantie, de kans dat een gevonden resultaat door toeval is ontstaan, ook van voldoende hoog niveau is.
26
Versie 3
Evenredige vertegenwoordiging Behalve het aantal metingen in totaal is het ook van belang dat deelverzamelingen waarover uitspraken gedaan moeten worden evenredig vertegenwoordigd zijn. Vergelijking met eerder gedaan onderzoek maakt het mogelijk dit te toetsen. In het onderhavige onderzoek is op dezelfde manier naar functie gevraagd, zodat vergelijking mogelijk is. Helaas is het niet mogelijk een en ander testen, maar onderstaande tabel geeft wel een indicatie. De tabel geeft geen reden tot wegen van de resultaten en aangenomen kan worden dat de verschillende functiegroepen in dot onderzoek evenredig vertegenwoordigd zijn. Andere variabelen zoals bijvoorbeeld geslacht komen ook overeen met de cijfers uit de branche. Al met al is er geen reden om de resultaten van dit onderzoek te wegen. Functie
Arbeidsmarktmonitor 2007
ArboArbo-meting 2010
VerkoopVerkoop- en adviesfunctie
38%
33%
Styling en ontwerp/ creatieve
3%
1%
Leidinggevende functie
14%
23%
Ambachtelijke technische functie
20%
17%
Logistieke functie
9%
8%
AdministratieveAdministratieve-,
9%
11%
2%
2%
5%
5%
functie
automatiseringsautomatiserings- of financiële functie InkoopInkoop-, HRMHRM-, marketingmarketing- en communicatiefunctie Overige functies
27
Versie 3
Bijlage 2:
Vragenlijst
Vragenlijst Arbo nulmeting Respondenten moeten centraal kunnen inloggen. Respondentgroepen worden met een codering in een bestand aangeleverd. Groepen 1_2_3 worden met een aparte emailtekst aangeschreven, zie bijlagen. Groep 4_5 worden met een brief incl URL en inlogcode door FNV en CNV aangeschreven. Codering in bestand = 1 - CBW-leden Codering in bestand = 2 - werknemers (panel) Codering in bestand = 3 - werkgevers (panel) Codering in bestand = 4_5 – FNV_CNV-leden 1. (SR)
2.
Go to 3
Conditie
3.
In welke deelbranche zit uw bedrijf? 1 2 3 4 5 6
In welke van de onderstaande functiegroepen past uw functie het best? 1 2 3 4 5 6 7 8 9
Kassamedewerker
98
Anders, namelijk... (v2_98)
Verkoop- en adviesfunctie Styling en ontwerp/creatieve functie Leidinggevende functie Ambachtelijke/ technische functie Magazijnmedewerker Bezorger Administratieve, automatiserings- of financiële functie Inkoop-, HRM-, marketing- of communicatiefunctie
IF v2 = 4 Wat voor soort ambachtelijke/ technische functie heeft u? 1 2 3 4 5 6 7 98
4.
Slaapkamerspeciaalzaken Meubelspeciaalzaken Woningtextielzaken Gemengde zaken Keuken- en sanitairspeciaalzaken Kurk- en parketspeciaalzaken
Service monteur Meubelstoffeerder Keukenmonteur Badkamermonteur Woningstoffeerder Parketvloerlegger Meubelmaker Anders, namelijk… (v3_98)
Hoeveel medewerkers telt uw bedrijf danwel de vestiging waar u werkt? X Geheel getal
5.
Hoeveel vestigingen telt uw bedrijf? X Geheel getal
28
Versie 3
6.
Kent u de informatiemap Arbo (Arboboomerang)? 1 2 3
Ja, wordt gebruikt Ja, maar nooit gebruikt Nee
7.
Kent u de volgende websites? En zo ja, maakt u daar gebruik van? (Graag voor iedere website antwoorden) Ja, wordt Ja, maar nooit gebruikt gebruikt www.arbowonen.nl www.werkeninwonen.nl www.stoffenmanagerwonen.nl
If V 1 =3,4 or 6
Nee
www.riewonen.nl Kent u de werkdrukscan wonen? En zo ja, maakt u daar gebruik van? (www.humatix.nl/werkdrukwonen)
7.B
Een Risico Inventarisatie & Evaluatie (RI&E) bestaat uit twee delen: een lijst met alle risico’s in uw bedrijf met betrekking tot Arbo-omstandigheden en een plan voor het oplossen ervan. Met deze twee dingen kunnen de risico’s voor personeel en bedrijf in kaart worden gebracht en worden aangepakt. De RI&E maakt deel uit van het verplichte Arbo-beleid. Is er binnen uw bedrijf weleens een RI&E uitgevoerd?
8. Go to v12
9.
Nee
Ja
88
Weet ik niet
Wanneer is er voor het laatst een RI&E uitgevoerd? 1 2 3 4 5 6 7 8
10.
1 2
2010 2009 2008 2007 2006 2005 2004 Voor 2004
Hoeveel keer is er in totaal binnen uw bedrijf een RI&E uitgevoerd? X Geheel getal
29
Versie 3
11.
Op basis van de RI&E moet volgens de Arbowet een Plan van Aanpak (PvA) opgesteld worden. Wordt het Plan van Aanpak uit de RI&E jaarlijks geëvalueerd/ geactualiseerd en besproken met de betrokken werknemers? 1 Ja 2 Nee 3 Weet niet
12.
In hoeverre bent u het eens met de volgende stelling: “Binnen ons bedrijf worden Arbo-knelpunten zo spoedig mogelijk opgelost en de oorzaken bekeken.” 1 Geheel mee eens 2 Mee eens 3 Noch mee eens, noch mee oneens 4 Mee oneens 5 Geheel mee oneens
13.
Is er tijdens het werkoverleg aandacht voor Arbo-aspecten? 1 2 3
Wij hebben geen werkoverleg Ja, tijdens het werkoverleg is aandacht voor Arbo aspecten Nee, tijdens het werkoverleg is geen aandacht voor Arbo-aspecten
IFV4<5 0 14.
Wist u dat u met klachten over seksuele intimidatie en/of discriminatie terecht kunt bij Stichting WoonWerk? 1
Ja
2
Nee
IFV4>4 9 15.
16.
Is er binnen uw bedrijf een vertrouwenspersoon? 1
Ja
2
Nee
3
Weet niet
In hoeverre u bent het eens met de volgende stelling: “Binnen ons bedrijf kunnen medewerkers binnen hun taken zelf beslissingen nemen.” 1 Geheel mee eens 2 Mee eens 3 Noch mee eens, noch mee oneens 4 Mee oneens 5 Geheel mee oneens 88 Geen mening
30
Versie 3
17.
Moet u in uw functie weleens meer dan 23 kg tillen zonder hulpmiddelen? 1 Ja 2 Nee
18.
In hoeverre bent u het eens met de volgende stelling: “Binnen ons bedrijf zijn voldoende tilhulpmiddelen (arbeidsmiddelen) beschikbaar.” 1 Geheel mee eens 2 Mee eens 3 Noch mee eens, noch mee oneens 4 Mee oneens 5 Geheel mee oneens 88 Geen mening
19.
In hoeverre bent u het eens met de volgende stelling: “Binnen ons bedrijf zijn geschikte tilhulpmiddelen (arbeidsmiddelen) beschikbaar.” 1 Geheel mee eens 2 Mee eens 3 Noch mee eens, noch mee oneens 4 Mee oneens 5 Geheel mee oneens 88 Geen mening
20.
Is voorafgaande aan de levering van een product bekend hoe bereikbaar de woning van de klant is? Hiermee wordt bedoeld of het bekend is op welke etage de klant woont, of er een lift is, maar ook of de woning bereikbaar is met een busje/ vrachtwagen. 1 Ja, altijd (100% van de gevallen) 2 Ja, vrijwel altijd (75% van de gevallen.) 3 Ja, in de helft van de gevallen (50% van gevallen) 4 Ja, soms (25% van de gevallen) 5 Nee, nooit (0% van de gevallen) 88 Weet ik niet
Conditie
21.
22.
If v20 = 1 thru 4 U gaf aan dat in (fill with answer v20) de bereikbaarheid van de woning bekend is. In hoeveel procent van de gevallen zijn er voldoende hulpmiddelen voor de levering van een product aanwezig? 1 Ja, altijd (100% van de gevallen) 2 Ja, vrijwel altijd (75% van de gevallen.) 3 Ja, in de helft van de gevallen (50% van gevallen) 4 Ja, soms (25% van de gevallen) 5 Nee, nooit (0% van de gevallen) 88 Weet ik niet
Moet u in uw functie weleens meer dan 1 uur achter elkaar staan? 1 2
23.
Ja Nee
Staat u op een dag in totaal weleens meer dan vier uur? (niet onafgebroken maar in totaal) 1 2
Ja Nee 31
Versie 3
24.
conditie
25.
IF v22 = 1 or v23 = 1 Is er een verhoogde stoel of stasteun beschikbaar wanneer u langdurig (meer dan 1 uur achter elkaar of meer dan vier uur op een dag) moet staan? 1 Ja 2 Nee 3 Weet niet IF v24 = 1 Gebruikt u de verhoogde stoel of stasteun? 1 2 3 4 5
conditie
26.
IF v1 = 3 thru 6 Zijn oplosmiddelhoudende producten vervangen door oplosmiddelvrije producten? 1 2 3
conditie
27.
conditie
28.
conditie
29.
conditie
30.
31.
Ja, altijd (100% van de gevallen) Ja, vrijwel altijd (75% van de gevallen.) Ja, in de helft van de gevallen (50% van gevallen) Ja, soms (25% van de gevallen) Nee, nooit (0% van de gevallen)
Ja Deels Nee
IF v26 = 2 or 3 U gaf aan dat oplosmiddelhoudende producten niet (altijd) vervangen zijn door oplosmiddelvrije producten. Kunt u dit toelichten? ………… IF v1 = 3 thru 6 Zijn daar waar met gevaarlijke stoffen wordt gewerkt de veiligheidsinformatiebladen (VIB) aanwezig? 1 Ja, overal 2 Ja, maar niet overal 3 Nee, niet aanwezig 4 Nee, er wordt niet met gevaarlijke stoffen gewerkt IF v1 = 1,2,4,5,6 In hoeverre bent u het eens met de volgende stelling: “Binnen ons bedrijf worden voldoende maatregelen getroffen om de blootstelling aan houtstof te voorkomen.” 1 Geheel mee eens 2 Mee eens 3 Noch mee eens, noch mee oneens 4 Mee oneens 5 Geheel mee oneens IF v1 = 4,5 In hoeverre bent u het eens met de volgende stelling: “Binnen ons bedrijf worden voldoende maatregelen getroffen om de blootstelling aan kwartsstof te voorkomen.” 1 Geheel mee eens 2 Mee eens 3 Noch mee eens, noch mee oneens 4 Mee oneens 5 Geheel mee oneens
Worden de persoonlijke beschermingsmiddelen in voldoende mate beschikbaar gesteld? Met persoonlijke beschermingsmiddelen wordt onder andere bedoeld gehoorbescherming, gezichtsbescherming. 32
Versie 3
1 2 3 conditie
32.
If v31 = 1 or 2 Worden de persoonlijke beschermingsmiddelen gratis beschikbaar gesteld? 1 2
conditie
33.
Ja, in voldoende mate Ja, maar niet altijd in voldoende mate Nee, deze worden helemaal niet beschikbaar gesteld
Ja Nee
If v31 = 1 or 2 Worden de persoonlijke beschermingsmiddelen gebruikt? 1 2 3 4 5 88
Ja, altijd (100% van de gevallen) Ja, vrijwel altijd (75% van de gevallen.) Ja, in de helft van de gevallen (50% van gevallen) Ja, soms (25% van de gevallen) Nee, nooit (0% van de gevallen) Weet ik niet
34. Is er binnen uw bedrijf een preventiemedewerker? 1 Ja 2 Nee 3 Weet niet
35.
Wat is uw leeftijd? X Geheel getal
33
Versie 3
IF v35>49 36.
Kunt u eens in de twee jaar meedoen aan een Periodiek Arbeid Gezondheidskundig Onderzoek (PAGO)? 1 Ja 2 Nee 3 Weet niet
37.
Als u een rapportcijfer zou geven voor de arbo omstandigheden binnen uw bedrijf, welk cijfer zou u dan geven? X Getal tussen 1 en 10
38.
Kunt u dit rapportcijfer toelichten? ….......................
39.
Nu volgen enkele achtergrondvragen. Bent u een man of een vrouw? 1 2
40.
(IF = “bestan d” is ≠ panel)
41.
Man Vrouw
Als wij in toekomst u nog eens een vragenlijst zouden sturen, hoe zou u deze dan het liefst ontvangen? 1 Online 2 Schriftelijk 3 Maakt niet uit 4 Nee, geen behoefte aan Bestand 2_3 (personen uit werknemers_werkgeverspanel) dan deze vraag niet stellen. Bestand 1_4_5 (CBW_FNV_CNV-leden) wel.
WoonWerk heeft een panel van werkgevers en werknemers. Een aantal keer per jaar sturen wij ons panel een korte vragenlijst. U krijgt als panellid desgewenst de resultaten toegestuurd. Tevens maakt u kans op leuke prijzen. Uiteraard gaan wij zeer vertrouwelijk om met uw gegevens en zullen wij uw email in geen geval aan derden doorspelen. Wilt u deelnemen aan ons panel? Vul dan hier uw gegevens in:
Naam: E-mail: Dan zijn we hiermee aan het einde van dit onderzoek. Wanneer u nog vragen of opmerkingen voor Woonwerk heeft, kunt u deze hieronder noteren. ………………………………………………………………………………………………………… Voor meer informatie over Woonwerk kunt u terecht op: www.woonwerk.org. Hartelijk dank voor uw deelname. EINDE
34