Verschenen in: DE KLEINE MEIJERIJ, jrg. 50 (1999), nummer 2
DE DALENSKAMER IN KASTEEL DE STRIJDHOEF TE UDENHOUT De wandschilderingen van Dirk Dalens III, het pronkstuk van het kasteel door Frans van lersel In kasteel De Strijdhoef, gelegen aan de Schoorstraat te Udenhout, is de salonkamer bekend als de Dalenskamer. In deze kamer zijn wandschilderingen aanwezig, vervaardigd door de Amsterdamse kunstschilder Dirk Dalens III. In 1972 wordt een korte maar hevige strijd gevoerd over het behoud van de schilderingen in het Udenhoutse kasteel. Burgemeester J. B. M. Hoe f sloot zet zich in voor het behoud van dit culturele erfgoed. Onder het motto: "uniek voor Udenhout, zeldzaam voor Noord-Brabant" komen in 1972 fondsen beschikbaar voor verwerving en restauratie van de historische wandschilderingen '. De bouw van kasteel De Strijdhoef Het woord 'kasteel' doet bij velen direct denken aan een oude versterkte burcht of een voormalig vestingwerk. In Udenhout is beslist geen sprake van een kasteel met een militair karakter. Kasteel De Strijdhoef is gebouwd als een groot en prachtig 18e eeuws herenhuis, dat van een latere eigenaar de naam van "kasteel De Strijdhoef" heeft gekregen. Het herenhuis is gebouwd op het terrein van een oud leengoed met de naam "De Strijdhoeven". Tot dat leengoed behoorden de Grote Strijdhoeve en de Kleine Strijdhoeve. Op de terreinen van de Grote Strijdhoeve stonden in het midden van de 18e eeuw waarschijnlijk twee bouwvallige boerenhoeven. In 1755 komt het landgoed de Grote Strijdhoeve door vererving in het bezit van Jonkvrouwe Seijna Anna Elisabeth van Borsselen van den Hooge. Zij is geboren in Zaltbommel en trouwt in datzelfde jaar 1755 met Willem Jacob Frederik baron van Dopff, een vooraanstaand officier van het Staatse leger. Kennelijk besluit het jonge echtpaar kort na hun huwelijk om het verwaarloosde landgoed van de jonkvrouwe te gaan verfraaien. Een van de maatregelen van baron van Dopff is, het afbreken van een der hoeven op het landgoed en in die omgeving een geheel nieuw huis te bouwen. In 1760 komt het nieuwe huis gereed voor bewoning. Het toen gebouwde huis is het nog steeds bestaande herenhuis dat wij kennen als kasteel "De Strijdhoef". De nazaten van de stichters, baron van Dopff en zijn vrouw Seijna, zijn tot in de zesde generatie eigenaar gebleven van het kasteel met het omliggende landgoed. Thans is het beheer van het landgoed ondergebracht in een beheers-BV genaamd: "Beheersmaatschappij De Strijdhoef BV", een transparante natuurschoon-BV. Baron van Dopff heeft een militaire carrière doorlopen. Geboren in 1721 te Neercanne bij Maastricht komt hij omstreeks 1740 in dienst van het leger van de Republiek der Verenigde Nederlanden. Hij brengt het na vele tussentijdse bevorderingen tot LuitenantGeneraal. Vanwege zijn beroep bewoont hij het nieuwe herenhuis slechts gedurende enkele weken in de zomer. Daarin komt verandering als hij door een ongeval zijn beroep niet meer kan uitoefenen. In 1787 is hij commandant van het garnizoen Amsterdam. Bij de belegering van Amsterdam door de Pruisische troepen raakt hij tijdens schermutselingen gewond. Het opgelopen letsel geneest niet voorspoedig en de bouwheer van De Strijdhoef vestigt zich voor herstel in dat jaar 1787 in zijn buitenplaats te Udenhout. Wel behoudt hij zijn functie als commandant van Amsterdam. Maar hij zal niet op die post terugkeren want in 1794 overlijdt de baron te Amsterdam en wordt aldaar in de Nieuwe Kerk begraven2. Het ontstaan van wandschilderingen In Nederland is in de 17e eeuw de versiering van kamers en zalen sterk in zwang gekomen. Patriciërshuizen en herenhuizen worden rijkelijk voorzien van veelal kostbare decoratieve wandtapijten en goudleerpanelen. De kamerstukken vormen een zichtbaar teken van rijkdom van de bewoner. Waarschijnlijk als goedkope imitatie van de dure wandtapijten gaan de beter gesitueerden op het einde van de 17e eeuw over tot het aanbrengen van geschilderde behangsels. Langzaam zien we een toename van het gebruik van kamerschilderingen als vaste decoratieve wandbekleding. De schilderingen worden daarbij aangebracht op een drager van neteldoek of papier. Omstreeks het midden van de 18e eeuw gebruikt de schilder voor het behang een dichtgeweven linnenweefsel, waardoor betere kwaliteit behangsels zijn afgeleverd. Voor het maken van grotere oppervlakten schilderwerk zonder naden snijdt de maker de linnenbanen ruim op kamerhoogte af en naait de banen met de zelfkanten aan elkaar. Vervolgens spant hij het linnenweefsel op een raamwerk. Daarop brengt de decorateur de schilderingen aan en bevestigt het geheel later aan de wand. Een andere techniek is het aanbrengen van de wandschilderingen op een opgespannen doek dat vóór het schilderen op een raamwerk op de muur is aangebracht. Er is in vakkringen precies bekend wanneer deze techniek ingang heeft gevonden. Dat is van belang om vrij exact de periode van aanbrengen van de wandbespanning te kunnen vaststellen. Voor kasteel De © Stichting Adriaen Snoerman Fonds – 2002/2008
Strijdhoef is vastgesteld dat het behangsel is gespannen op een reeds tevoren op de muur aangebracht lattenwerk3. De benaming geschilderd behang is ondanks het gebruik van verschillende ondergronden steeds hetzelfde gebleven. In historische stukken kan men onder meer termen als 'kamerbehangsels' en 'geschilderde tapijten' tegenkomen. In de overgang van de 18e naar de 19e eeuw komt er een geleidelijke overgang van ambachtelijk geschilderde behangsels naar fabrieksmatig geproduceerd linnenbehang in kunstfabrieken. Daarbij worden, onder leiding van een kunstschilder, vele assistenten ingezet voor snelle productie van schilderingen op linnen in een kunstfabriek. De opkomst daarna van het nog goedkopere behangselpapier veroorzaakt een steeds lagere prijs voor de produkten van de behangselschilders. De mogelijkheden voor massaproductie van papieren kamerbehangsels vormen tenslotte de doodsteek voor de nog ambachtelijk werkende behangselschilders. Zij gaan de bakens verzetten en worden vrije schilders die het landschap als uitgangspunt nemen'1. Tegenwoordig zijn de nog bewaard gebleven wandschilderingen met hun voor de ruimteen lichtverhoudingen ontworpen voorstellingen in Nederland zeldzaam geworden. De oorzaak hiervan is tweeledig. Enerzijds zijn de geschilderde behangsels overgeplakt met behangselpapier omdat het linnenmateriaal daarvoor een goede ondergrond is. Anderzijds zijn veel geschilderde behangsels in de loop der jaren uit de woningen verwijderd, weggegooid of verkocht aan buitenlandse kopers. Het gevolg daarvan is dat van onze beste behangschilders vrijwel geen enkele kamerschildering meer in het oorspronkelijke vertrek aanwezig is en gave kamers met geschilderde behangsels uit de 17e en 18e eeuw een grote zeldzaamheid zijn geworden. In sommige gevallen zijn de behangsels naar musea overgebracht. Ook de schilderingen van De Strijdhoef zijn daar niet origineel voor ontworpen5. De schilder Dirk Dalens III In de salon of Dalenskamer van kasteel De Strijdhoef zijn wandschilderingen aanwezig van de hand van de Amsterdamse kunstschilder Dirk Dalens. Als jongste telg van een schildersgeslacht staat hij bij kunsthistorici bekend als Dirk Dalens III. Vóór hem zijn er al drie generaties decoratieve schilders met de familienaam Dalens geweest. De oudst bekende schilder uit zijn familie is Dirk Dalens I (ca 1600-1676). Diens zoon kennen we als de kunstschilder Willem Dalens (1630-1675), terwijl zijn zoon als Dirk Dalens II (1659-1688) door het leven is gegaan. De jongste telg uit dat schildersgeslacht wordt pas na het overlijden van vader Dirk II geboren. Hij staat gaat de geschiedenis in als Dirk Dalens 111(1688-1753). Dirk Dalens III is al heel jong geïnteresseerd in de schilderkunst. Hij treedt in de voetsporen van zijn overleden vader en wil landschapschilder worden. Na zijn opleiding bij bekende kunstschilders groeit hij uit tot een succesvol meester. Dat blijkt uit de vele opdrachten voor het decoreren van zalen en kamers, die hij gedurende zijn lange carrière heeft gekregen6. Dirk Dalens III schilderde in hoofdzaak decoratieve landschappen zoals de interieurschilderingen in de Dalenskamer. Kenners van interieurkunst rekenen hem tot een van de belangrijkste schilders van kamerstukken waarin idyllisch Italiaanse landschapselementen voorkomen7. Andere wandschilderingen van zijn hand zijn onder meer te bewonderen in het Rijksmuseum te Amsterdam, het Kabinet van de Koningin in Den Haag, het Pools Museum Pszcyna, Paleis Het Loo, Huize Van Brienen in Amsterdam, de panden Nieuwesteeg en Hooigracht te Leiden en kasteel Keppel te Laag Keppel. Van de schilder zijn een klein aantal tekeningen met waterverf bekend en ook gewone ezelstekeningen. Dirk Dalens III was daarnaast kunsthandelaar en koetsschilder. Ook is bekend dat hij ambachtelijk schilderwerk heeft uitgevoerd8. Het bekende werk van Dirk Dalens III omvat tot dusver 8 grote series wandschilderingen, 12 schilderijen en ongeveer 15 gewassen tekeningen en gouaches9. De inrichting van de Dalenskamer De Dalenskamer van de Strijdhoef heeft een breedte van 5.18 meter en een lengte van 5.56 meter. Alle wanden van dit vertrek zijn bedekt met geschilderde behangsels, totaal 8 panelen. Alleen de twee op het noorden uitziende ramen en de toegangsdeur zijn vrij gelaten. De totale oppervlakte van alle panelen is 55 m2. In sommige panelen zijn 'dichtgelaste' deuropeningen herkenbaar. De voormalige deuropeningen in de schildering zijn naar beste vermogen weggewerkt. Op andere plaatsen zijn gewone lasnaden in de doeken zichtbaar. Op het paneel links van de schoorsteenmantel heeft de schilder zijn werk gesigneerd met de tekens: D.DALENS 1742. Daaruit kan dus worden geconcludeerd dat de kamerstukken niét voor dit huis zijn gemaakt10. Het huis is immers gebouwd omstreeks 1760. De oorspronkelijke schilderingen zijn op een later tijdstip in het herenhuis aangebracht. Ten tijde van de bouw van het kasteel was de schilder Dirk Dalens III trouwens al overleden. Vermoedelijk zijn de behangsels omstreeks 1787 van elders naar het kasteel overgebracht. Dat is af te leiden uit de wijze van bevestigen van de schilderingen. Dat tijdstip valt samen met de min of meer permanente bewoning van het herenhuis door baron van Dopff in 1788.
© Stichting Adriaen Snoerman Fonds – 2002/2008
De compositie van de behangschilderingen In de Dalenskamer zijn op de wanden acht panelen met wandschilderingen aangebracht, elk met een hoogte van 278 cm. De breedte van de doeken varieert van 90 tot 560 cm. De voorstelling op de doeken is niet een aaneengesloten geheel. Het totaal beeldt een rivierlandschap uit, gestoffeerd met talloze personen, die al of niet quasi actief zijn. Koeien, schapen, geiten, paarden en honden staan in de voorgrond samen met ruiters te paard, boerenwagens en bespannen rijtuigen. Een idyllisch Italiaans landschap is als ideaalbeeld weergegeven met heuvels en soms puntige rotspartijen op de achtergrond. Ronde en vierkante fantasieën van kastelen en buitenplaatsen zijn aan de overzijde van de rivier in het landschap geplaatst. Als centrum van de compositie fungeert een ruïne op de voorgrond (grote rechterwand). Dit was in die tijd een geliefd thema; de ruïne van Romeinse snit is zeer waarschijnlijk afkomstig uit de reisboeken die de overblijfsels van het Forum in Rome uitvoerig hebben beschreven. Bijna identieke afbeeldingen vinden we terug in het werk van andere behangschilders. De brug die op de panelen links en rechts van de schouw staat afgebeeld, lijkt veel op een Italiaans aquaduct. Er is op deze en andere schilderijen van Dirk Dalens eindeloos veel te zien. De voorstellingen met hun steeds terugkerende dieptewerking moeten de relatief nauwe kamer bedrieglijk verwijden en de verbeelding van de kijker naar een ideaal fantasielandschap voeren. Zo is het blijkbaar door de kunstenaar bedoeld en door zijn opdrachtgever gewenst als uitbreiding van de horizon. De ogen zien verborgen dingen en blijven toch in de eigen kamer. Een wandeling langs de panelen Uitgaande van het ogenschijnlijke begin van de compositie op het paneel links van de schoorsteen gaan we de schildering volgen in de richting van de wijzers van de klok. Op het paneel links van de schoorsteen zien we het begin van een brug met houtsprokkelende mensen en een melkende vrouw. Op de voorgrond staan enige schapen. Op het paneel rechts van de schoorsteen is het einde van een brug geschilderd met een kozend paartje langs de oever. De compositie is gestoffeerd met een koe, een geit en een ooi met lam. Een kasteel met ronde toren is gedeeltelijk zichtbaar. Kijkend naar de rechterzijwand ontwaren we een waterval, stromend in de rivier, waarin boten, vee en een ruiter staan afgebeeld. Op de achtergrond een haven met schepen. Centraal is een Romeinse ruïne opgenomen. Deze ruïne domineert de gehele compositie en bestaat uit een tweetal bouwkundige elementen: het restant van een getoogde poort of triomfboog en het restant van een fagade van een tempel. Door de toog van de poort is een gedeelte van een stad zichtbaar met een ronde toren. Rechts is een urn geplaatst op een vierkante fontein, versierd met guirlandes, die water spuwt en zijn de restanten van pilaren op hoge plinten zichtbaar. Een ruiter laat zijn paard uit de fontein drinken en praat met omstanders. Geheel rechts zijn twee paarden en een man zichtbaar. Op het paneel rechts van de toegangsdeur zien we vissende boeren bij een brug afgebeeld. Zij verkeren in gezelschap van toekijkende en discussiërende ruiters, een vrouw en een man rond een vuur met een ketel. De weg loopt langs een rotswand in een ruig en rotsachtig landschap. Het kleine paneel boven de toegangsdeur toont een eenvoudig en leeg landschap. Het vormt de overgang naar de schildering links van de deur met daarop een landschap langs de rivier met reizigers en rustende mensen langs de oever. We zien twee vissers in een boot. Het landschap heeft een meer noordelijk karakter gekregen. Het paneel tussen de twee ramen links toont een rotswand die oprijst uit het water van de rivier. Er staat wat behuizing op de helling en een weg met mensen. Op de landtong staat een west-Europese kerk geschilderd. Op de voorgrond ligt een boot met vissende mensen. Tenslotte nog het paneel voorbij het tweede raam links. Nogmaals een riviergezicht met rotspartij. Op de voorgrond een scène buiten een herberg met een echtpaar in een met een wit paard bespannen rijtuig. Op de achtergrond een bouwwerk (ronde toren met huis) en een afgemeerde boot. Het werk is gesigneerd met de tekens D.DALENS 1742. Het jaartal 1742 is niet absoluut. Er is namelijk een zichtbare retouche verricht aan de datum en wel aan de laatste twee cijfers van het getal 1742. Door röntgenologisch onderzoek zou de juistheid van de datum wetenschappelijk vastgesteld kunnen worden. Problemen bij de boedelscheiding Na het aanbrengen van de schildering in het kasteel omstreeks 1787 horen we vele jaren niets van problemen bij de vererving van het kunstwerk. Pas in 1922, bij de boedelscheiding tussen de erven Lemire" kunnen de erfgenamen niet tot overeenstemming komen over de verdeling van de in het kasteel aanwezige roerende zaken zoals meubilair en de schilderingen in de Dalenskamer. In die periode is ons zakenrecht nog niet zo fijn uitgediept, zodat de wandschilderingen nog als een roerende zaak worden beschouwd. Deze in 1922 niet verdeelde roerende zaken blijven tot 1966 als onverdeelde boedel op het kasteel bewaard. Pas in dat jaar besluit de familie na veel heen en weer geschrijf de Dalensdoeken aan één familielid voor fl.5000 in eigendom over te dragen, onder afkoop van de rechten van de overige erfgenamen. De schildering is voortaan het eigendom van een in Den Haag wonend © Stichting Adriaen Snoerman Fonds – 2002/2008
familielid, dat bij de koop het recht heeft bedongen de doeken uit kasteel De Strijdhoef te mogen verwijderen. In de koopsom is begrepen een aandeel voor schadevergoeding voor herstel van de muurvlakken ter plaatse van de verwijderde wandschildering12. Het zal evenwel tot 1972 duren alvorens plannen om het kunstwerk te verwijderen een vaste vorm aan gaan nemen. Waarschijnlijk heeft de koper geen passende bestemming kunnen vinden voor het kunstwerk. Conflict over verwijdering van het kunstwerk In de jaren 1970 tot 1973 worden grote delen van kasteel de Strijdhoef gerestaureerd. Dat is financieel mogelijk gemaakt omdat in 1970 het herenhuis als waardevol cultuurmonument wordt opgenomen op de lijst van beschermde rijksmonumenten. De plaatsing op de monumentenlijst heeft behalve voor het kasteel ook gevolgen voor de Dalensdoeken. De van toepassing zijnde Monumentenwet beschouwt aard- en nagelvaste delen van het gebouw op grond van het Burgerlijk Wetboek als onroerende zaken. Verwijdering van zulke delen van een onroerende zaak behoeft vooraf vergunning van de Minister van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijke werk (CRM). De minister heeft beslissingen over dit soort zaken gedelegeerd aan zijn staatssecretaris, in de persoon van de heer H.Vonhoff. De Haagse eigenaar van de wandschildering krijgt nu haast om de doeken uit Udenhout te laten verwijderen. Hoe een en ander in zijn werk is gegaan weten we niet. Een feit is dat de staatssecretaris in een persoonlijke brief van 17 april 1972 aan de eigenaar van de wandschildering toestemming geeft de doeken voor restauratie uit het kasteel te verwijderen en deze nadien in bruikleen af te staan aan het Stedelijk Museum "Het Prinsenhof" te Delft13. Als de aankondiging van het daadwerkelijk verwijderen van de schildering bij de toenmalige eigenaresse van het kasteel op de deurmat valt, is het voor haar kort dag om nog te handelen in de geest van de Monumentenwet. Zij wendt zich voor hulp tot de burgemeester van Udenhout de heer J.B.M.Hoefsloot teneinde verwijdering te voorkomen. Hoewel de burgemeester beseft dat de eigenaresse juridisch erg zwak staat, werpt hij zich in de strijd en betrekt enkele Brabantse Kamerleden in deze kwestie. Het zou uitmonden in een kort maar hevig conflict. De krant uit die dagen schrijft: "Verwijdering is puur vandalisme"14. De stellingen betrokken Van belang in deze strijd is het bepalen van de artistieke en historische waarde van de schildering. De eigenaresse van het kasteel zoekt contact met de Hamburgse ex-leraar kunstgeschiedenis Walther Soechting. Hij had juist een studie gemaakt van het werk en het leven van het geslacht Dalens. Hij spreekt in zijn rapport over de Dalenskamer van een "Heher Kunstwerd", zonder daarbij een exact bedrag te noemen15. Hij noemt het een cultuurschande wanneer het schilderstuk uit het kasteel zou verdwijnen. Gewapend met dit rapport schrijft de burgemeester een brief aan Staatssecretaris Vonhoff en verzoekt de genomen beslissing te herzien. Als het antwoord naar de zin van de burgemeester te lang uit blijft, komen drie Brabantse kamerleden in het geweer en stellen in de Tweede Kamer enkele vragen aan de bewindsman. De krant van die dagen schrijft heel venijnig: "Dit is koehandel met een stuk cultuurgoed"16. De ontknoping van het Udenhouts conflict Na enkele scherpe brieven van de rechtskundig adviseurs van beide partijen, zegeviert het gezond verstand. De betrokkenen besluiten op 30 mei 1972 tot een bemiddelend overleg tussen alle belanghebbenden. Dat overleg vindt plaats op 2 juni 1972 te Wassenaar. Daarbij stelt de Staatssecretaris dat hij vals is voorgelicht en daarom de vergunning zodanig zal bijstellen dat het doek na restauratie terug moet komen op Strijdhof7. De eigenaar verklaart bereid te zijn het doek te verkopen aan de eigenaresse van het kasteel, waarbij zowel CRM, de provincie en de gemeente een subsidie gaan verlenen. Ook de restauratie komt voor subsidie in aanmerking. De plaatselijke krant beschrijft in een hoofdartikel de ontknoping van het Udenhoutse conflict: "Wandschildering blijft toch op Strijdhof"18. Restauratie In de loop van 1972 en 1973 vindt de restauratie van de Udenhoutse Dalensdoeken plaats in het atelier van kunsthandel N.van Bohemen in Den Haag. Sedert 14 december 1973 siert de wandschildering van Dirk Dalens III weer de wanden van de salon. Burgemeester Hoefsloot toont zich op die dag blij met de redding van dit fraaie Udenhoutse cultuurgoed. Het afsluitende artikel in de krant geeft kernachtig het slot van zijn toespraak weer: "Gefeliciteerd Udenhout, gefeliciteerd NoordBrabant"19. Noten: 1. De foto's bij dit artikel zijn welwillend beschikbaar gesteld door de beheerder van kasteel De Strijdhoef. © Stichting Adriaen Snoerman Fonds – 2002/2008
2. Jan van de Voort, Kasteel de Strijdhoef te Udenhout, Udenhout 1982. 3. N. van Bohemen, Restauratierappon. 14 december 1981. Huisarchief kasteel De Strijdhoef. 4. J.H.P. Heesters, Vier eeuwen behang, Delft 1988 . 5. Drs H.J. Langmuur, Een historisch onderzoek naar de behangselschilderingen van Dirk Dalens Hl, Hoogblokland 1994. 6. Bron: Meta Walraven-Schipper, (scriptie), De landschappen van Dirk Dalens UI in de achttiendeeeuwse decoratieve schilderkunst. Voorburg 1996, p. 19. 7. Walraven-Schipper, p 72 e.v. 8. Walraven-Schipper, p 46 e.v. 9. Walther Soechting, De wandschilderingen van Dirk Dalens III te Leiden, in Holland Regionaalhistorisch Tijdschrift, 17 (1985) nr 5. p.258-268. 10. Walraven-Schipper, p.110. 11. Later schrijft men: Le Mire. 12. Huisarchief kasteel de Strijdhoef. 13. Brief CRM nr MMA/MO 164857 dd. 17 april 1972. 14. Nieuwsblad van het Zuiden, 26 april 1972. 15. Idem. 16. Nieuwsblad van het Zuiden, 18 en 26 mei 1972. 17. Bedoeld is: kasteel de Strijdhoef. 18. Nieuwsblad van het Zuiden, 8 juni 1972. 19. Nieuwsblad van het Zuiden. 14dec. 1973.
© Stichting Adriaen Snoerman Fonds – 2002/2008