Verordening culturele en sportieve deelname Artikel 1 Begripsbepalingen
1.
a.
In deze verordening wordt verstaan onder: Subsidie
:
geldelijke bijdrage in de kosten van activiteiten die de deelname aan de maatschappij stimuleren.
b.
Aanvrager
:
een zelfstandig wonende inwoner van de gemeente Geldermalsen die 18 jaar of ouder is en die in aanmerking wenst te komen voor subsidie.
c.
Partner
:
degene met wie de aanvrager is gehuwd of anderszins duurzaam een gezamenlijke huishouding voert als bedoeld in artikel 3 van de Wet werk en bijstand.
d.
Kind
:
een bij de aanvrager inwonende minderjarige, over wie de aanvrager of de partner de ouderlijke macht dan wel de voogdij uitoefent.
e. 2.
College
:
het college van burgemeester en wethouders van Geldermalsen.
Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Wet Werk en Bijstand (WBB).
Artikel 2 Subsidiegrondslagen
1.
Aan en ten behoeve van personen die vanwege hun financiële positie in een situatie verkeren of dreigen te raken die de deelname aan de maatschappij belemmert, kan het college subsidie toekennen.
2.
De aanvrager kan subsidie aanvragen ten behoeve van zichzelf, zijn/haar partner en zijn/haar kind(eren).
3.
Subsidie wordt alleen dan verstrekt wanneer het gezinsinkomen van de aanvrager 1 jaar voorafgaande aan de aanvraag gelijk was of lager was dan 120% van de geldende bijstandsnorm zoals die op dat moment voor de aanvrager geldt of zou gelden.
4.
Subsidie wordt alleen dan verstrekt wanneer het vermogen van de aanvrager en (indien van toepassing) de partner 1 jaar voorafgaande aan de aanvraag niet hoger is dan is vastgesteld in artikel 34 van de Wet werk en bijstand.
5.
Een subsidieaanvraag dient voorzien te worden van een bewijsstuk dat niet ouder is dan 1 jaar waaruit redelijkerwijs blijkt dat de kosten voor de activiteiten, zoals omschreven onder artikel 4 van deze verordening, zijn of worden gemaakt.
6.
Indien een aanvrager aanvraagt voor meerdere gezinsleden moet voor elk gezinslid waarvoor een bijdrage wordt gevraagd een bewijsstuk niet ouder dan 1 jaar overlegd worden, waaruit redelijkerwijs blijkt dat de kosten voor activiteiten, vallend onder artikel 4 van deze verordening, zijn of worden gemaakt.
7.
Het bewijsstuk moet voor ten minste 50% van het maximaal toe te kennen subsidiebedrag gelden. Bij de aanvraag worden één of meer bewijsstukken overgelegd, waaruit blijkt dat ten minste 50 % van het maximaal toe te kennen bedrag is besteed of zal worden besteed.
1
Artikel 3 Subsidiebedrag
1.
De aanvrager kan voor zichzelf, zijn eventuele partner en zijn eventuele kind voor kosten van of voortvloeiend uit activiteiten zoals bedoeld onder artikel 4 subsidie aanvragen tot een maximum van € 100,-per persoon per jaar.
2.
De hoogte van de subsidie zoals omschreven in artikel 3, lid 1, zal jaarlijks geïndexeerd worden met de consumentenprijsindex.
Artikel 4 Subsidiabele kosten
1.
De subsidie wordt verleend voor één of meer van de volgende activiteiten: a. De deelname aan sportactiviteiten. b. De aanschaf van sportkleding en toebehoren. c. De deelname aan sociaal-culturele activiteiten en de kosten die hieruit voortvloeien. d. De deelname aan educatieve of creatieve cursussen in groeps- of klassenverband, die niet op een andere wijze door het Rijk op grond van wettelijke regelingen bekostigd worden (regulier onderwijs). e. Indirecte schoolkosten voor kinderen. f. De kosten voor het gebruik van de vaste telefoon door de aanvrager en/of zijn meerderjarige partner. g. De kosten voor abonnementen op kranten. h. Andere dan de genoemde kosten, voor zover deze naar het oordeel van het college bedoeld zijn ter bevordering van de deelname aan de maatschappij.
2.
Geen subsidie wordt verleend voor de kosten van (openbaar)vervoer en de kosten voor abonnementen op tijdschriften.
Artikel 5 Subsidieaanvraag
1.
Een aanvraag voor subsidie kan gedurende het gehele jaar worden ingediend bij het college door middel van een daarvoor vastgesteld aanvraagformulier.
2.
Een aanvrager kan per kalenderjaar één aanvraag indienen ter hoogte van het totale subsidiebedrag.
3.
Het college beslist op en aanvraag om toekenning van subsidie binnen zes weken na ontvangst van de aanvraag.
Artikel 6 Vaststelling
Indien aan de criteria, zoals bedoeld onder artikel 2, 4 en 5, wordt voldaan, verstrekt het college per kalenderjaar het maximale subsidiebedrag ex artikel 3 van deze verordening door middel van een beschikking tot subsidievaststelling zonder een voorafgaande beschikking tot subsidieverlening.
Artikel 7 Onvoorzien
In gevallen waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college.
2
Artikel 8 Hardheidsclausule
Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de aanvrager afwijken van de bepalingen in deze verordening, als toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.
Artikel 9 Overgangsregeling 1.
Op aanvragen die voor de inwerkingtreding van deze verordening zijn ingediend op grond van de verordening subjectsubsidiëring en waarover nog geen besluit is genomen, wordt beslist overeenkomstig het bepaalde in deze verordening, tenzij de verordening subjectsubsidiëring voor de aanvrager gunstiger is;
2.
Besluiten over bezwaar- en beroepsschriften gericht tegen enige beschikking die is genomen voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening, worden genomen overeenkomstig het bepaalde in het eerste lid van dit artikel.
Artikel 10 Inwerkingtreding en citeertitel
1.
Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2008.
2.
Met ingang van 1 januari 2008 wordt de verordening subjectsubsidiëring ingetrokken.
3.
Deze verordening kan worden aangehaald als verordening culturele en sportieve deelname 2008.
3
Toelichting Verordening culturele en sportieve deelname Artikel 1 Begripsbepalingen Lid 1: In dit artikel zijn de gebruikelijke begripsbepalingen opgenomen. Alleen personen die 18 jaar of ouder zijn en zelfstandig wonen kunnen een aanvraag indienen. Hiermee wordt voorkomen dat thuiswonende studenten (die ook een laag inkomen hebben) subsidie aan kunnen vragen.
Artikel 2 Subsidiegrondslagen Lid 3: De aanvrager komt voor subsidie in aanmerking wanneer het (gezins)inkomen van de aanvrager (eigen inkomen plus inkomen van eventuele partner) gelijk is of lager is dan 120% van de op dat moment geldende bijstandsnorm, inclusief vakantiegeld. Voor alleenstaanden geldt dus een andere norm dan voor samenwonenden of gehuwden. Met ‘ inkomen’ wordt bedoeld het begrip inkomen zoals omschreven in de artikelen 30 t/m 33 van de WWB. Lid 5: Uitgangspunt is dat subsidie ook vooraf aangevraagd kan worden, voor een te volgen cursus of abonnement. Hiervoor kan de te betalen rekening als bewijsstuk aangedragen worden, maar ook de rekening van een voorgaand jaar. Lid 6: Een aanvrager mag voor meerdere gezinsleden aanvragen, maar moet dan wel per gezinslid een bewijsstuk tonen! Zoals ook terug te vinden is in artikel 4 sub f geldt de rekening van de vaste telefoon niet voor minderjarige kinderen. Hiervoor moet een ander bewijsstuk overlegd worden. Lid 7: Het bewijsstuk moet ten minste 50% van het subsidiebedrag aantonen. Dus als de maximale subsidie € 100,- is moet een bewijsstuk voor minimaal € 50,- ingeleverd worden. De bewijsstukken hoeven dus niet geleverd te worden tot het maximale subsidiebedrag.
Artikel 3 Subsidiebedrag Lid 2: Voor 2008 is de subsidie vastgelegd in de verordening. Voor 2009 (en volgende jaren) wordt de subsidie geïndexeerd met de consumentenprijsindex, zoals deze in de maand december van het voorgaande jaar voorspeld wordt door het Centraal Planbureau.
Artikel 4 Subsidiabele kosten 1.
Subsidiabel zijn de kosten van onder andere de volgende activiteiten: a. Contributie/kosten lidmaatschap verenigingen (zwemles, voetbal, tafeltennis, korfbal, enz.) b. De kosten die verbonden zijn aan het beoefenen van een sport, zoals het aanschaffen van zwemkleding, tennisballen, voetbalschoenen, sportkleding, enz. c. Sociaal culturele activiteiten zijn die activiteiten die het maatschappelijk en sociaal leven van mensen bevorderen. Denk hierbij aan bibliotheeklidmaatschap, theatervoorstelling, culturele evenementen, buurtactiviteiten, museumjaarkaart, CJP-pas. d. Cursusgeld en materiaalkosten worden vergoed, mits de activiteit in groepsverband uitgevoerd wordt. Denk aan bijvoorbeeld computercursus of schildercursus. Aangezien thuiscursussen niet in groepsverband worden gegeven zijn deze uitgesloten. e. Subsidiabele kosten zijn o.a.: aanschaf regenkleding, aanschaf/onderhoud fiets, gymkleding, schooltas, schijfbenodigdheden, kaftpapier, agenda, ouderbijdrage, excursie, schoolreisje, schoolkamp, werkweek.
4
Niet vergoed worden directe schoolkosten (schoolgeld, boeken en leermiddelen zijn). Deze vallen onder de Wet Tegemoetkoming Onderwijsbijdrage en Schoolkosten. f. Kosten voor de vaste telefoon worden vergoed tot het maximum subsidiebedrag, en alleen voor volwassenen! Kosten voor een mobiele telefoon worden niet vergoed. g. De kosten van een abonnement op een krant worden vergoed.
Artikel 5 Subsidieaanvraag Volgens het mandaatbesluit 2007 is de beslissingsbevoegdheid over aanvragen voor subsidie gemandateerd aan het afdelingshoofd Sociale Zaken.
Artikel 6 Vaststelling Indien een aanvrager voldoet aan de subsidiecriteria van artikel 2, 4 en 5 ontvangt hij het maximale subsidiebedrag van € 100,-- per jaar. Omdat de subsidie direct vastgesteld wordt, wordt dus niet meer gecontroleerd of het gehele bedrag ook daadwerkelijk aan culturele activiteiten of sportactiviteiten is uitgegeven. Deze werkwijze is administratief het minst belastend. Het voorkomt dat mensen na verlening van de subsidie nog een verzoek tot vaststelling in moeten dienen. Dit zou tot gevolg hebben dat de vaststelling van subsidie een appellabel besluit oplevert (vatbaar voor bezwaar en beroep) en vervolgens moet achteraf ook bepaald worden of de subsidie lager moet worden vastgesteld. Indien dat het geval is, bijvoorbeeld, omdat er geen bonnetjes kunnen worden ingeleverd voor het volledige subsidiebedrag, dan moet er subsidie worden teruggevorderd. Dat is niet de bedoeling! De aanvrager bewijst dus bij de aanvraag dat hij minimaal 50 % van het maximale subsidiebedrag gaat uitgeven aan activiteiten die op grond van de verordening voor subsidie in aanmerking komen. Het college stelt vervolgens, indien aan alle overige voorwaarden is voldaan, de subsidie vast op het maximale bedrag. Voor 2008 is dat € 100,--.
Voorbeeld: X dient een aanvraag in voor subsidie. Zijn aanvraag betreft vergoeding voor het gebruik van de vaste telefoon voor hemzelf, een computercursus voor zijn vrouw en het lidmaatschap van de bibliotheek voor zijn zoon. Hij overlegt de volgende bewijsstukken: een telefoonrekening van € 68, een nota voor de cursus van € 115,-- en een kopie van het bewijs van lidmaatschap voor de bibliotheek voor zijn zoon voor € 20,00. Na toetsing van de aanvraag wordt vastgesteld dat hij op basis van het gezinsinkomen en vermogen in aanmerking komt voor subsidie. Daarnaast zijn de activiteiten waarvoor hij subsidie vraagt op grond van artikel 4 subsidieabel. De subsidie wordt vastgesteld op 2 x € 100,-- en niet op 3 x € 100,--. Dit heeft te maken met het feit dat het bewijsstuk voor de subsidie van zijn zoon onder het drempelbedrag van € 50,-- ligt. (Zie artikel 2 lid 7)
Het bovenstaande laat onverlet, dat het college bevoegd blijft, om in geval van onregelmatigheden, de vastgestelde subsidie alsnog lager vast te stellen. Dit is mogelijk op grond van artikel 4:49 Algemene wet bestuursrecht. Dat kan bijvoorbeeld het geval zijn, indien het bestuursorgaan achteraf geconfronteerd wordt met nieuwe feiten, waaruit blijkt dat het gezinsinkomen toch hoger was dan 120 % van de bijstandsnorm. Het college heeft dan de bevoegdheid om de subsidievaststelling in zijn geheel in te trekken of ten nadele van de ontvanger te wijzigen.
5
Artikel 7 Onvoorzien en Artikel 8 Hardheidsclausule Deze artikelen bieden het college de mogelijkheid om voor eventuele gevallen, anders dan genoemd in artikel 3, subsidie te verlenen.
Artikel 9 Overgangsrecht Dit artikel is opgenomen om ervoor te zorgen dat als dat nodig is op aanvragen op grond van de verordening subjectsubsidie nog kan worden beslist, terwijl die verordening met ingang van 1 januari 2008 wordt ingetrokken. Het overgangsrecht gaat ervan uit dat als er op oude aanvragen nog niet is beslist, de nieuwe subsidieverordening van toepassing is.
6