Dit werkboek richt zich zowel naar de OCMW’s als naar de lokale bemiddelaars en beleidsmakers. De thema’s fungeren als inspirerende wegwijzers: de visie op en het nut van participatie, een uitleg betreffende de regelgeving van het Koninklijk Besluit, een stappenplan en concrete cases. Met een serie praktijkvoorbeelden uit Vlaanderen, Wallonië en Brussel en met een lijst interessante links.
CULTURELE, SPORTIEVE EN SOCIALE PARTICIPATIE: HET OCMW AAN ZET
Cultuur en sport zijn uitstekende hefbomen voor de maatschappelijke integratie van de OCMW-cliënten. Dankzij de OCMW-maatregel inzake culturele, sociale en sportieve participatie groeien de mogelijkheden daarvoor. OCMW’s situeren zich in een lokale context. Een succesvol participatieproces nodigt uit tot nieuwe samenwerkingsvormen tussen het OCMW en lokale partners. Dit vraagt een aangepaste werkwijze en een reëel engagement.
Culturele, sportieve en sociale participatie Het OCMW aan zet ! Ann Clé
Een praktijkgids
Een praktijkgids In het kader van de subsidie aan de OCMW’s om de sociale en culturele participatie en ontplooiing van hun cliënten te bevorderen
Een publicatie van de POD Maatschappelijke Integratie Een realisatie van Kunst en Democratie/ Culture et Démocratie
CULTURELE, SPORTIEVE EN SOCIALE PARTICIPATIE: HET OCMW AAN ZET !
Verantwoordelijke uitgever: © Julien Van Geertsom, Voorzitter POD Maatschappelijke Integratie, Anspachlaan, 1, 1000 Brussel Productie: Kunst en Democratie/Culture et Démocratie Ann Clé, uitvoerder opdracht Met medewerking van Vinciane Gillet, Delphine Léva, Séverine Monniez, Marie Poncin, Ivo Janssens, Sabine Verhelst, Wendy Heymans en Marijke Leye Eindredactie: Rik Vanmolkot Foto’s: © Kaat Celis, Marie Ozanne, Fabrice Kada en Raymond Dakoua Lay-out en druk: drukkerij EPO Veel dank gaat uit naar allen die op een of andere manier hebben bijgedragen aan de realisatie van deze gids, de OCMW’s en organisaties die bereid waren onze vele vragen te beantwoorden. Een bijzonder dankjewel voor de inbreng van Nathalie Debast, Eva Vonck, Pedro Oosterlynck, Laurence Adam, Paul Biot, Cécile Dujardin, Lydwine Frennet, Céline Galopin, Vincent Hargot, Bernadette Heinrich, Catherine Legros, Daniel Lhost, Daniel Maloux, Lamia Mechbal, Patricia Schmidt, Georges Vercheval, Claire Walthéry, Alexandre Lesiw, Anne Depuydt, Tanja Mattheus, Julien Van Geertsom, Henk Neuckermans, Marypa Carlier, Lony Pardaens De inhoud van deze gids kan worden geconsulteerd op de website van Kunst en Democratie/Culture et Démocratie (www.cdkd.be) of op de site van de POD Maatschappelijke Integratie (www.mi-is.be). Brussel, september 2005
Culturele, sportieve en sociale participatie Het OCMW aan zet ! Ann Clé
Een praktijkgids In het kader van de subsidie aan de OCMW’s om de sociale en culturele participatie en ontplooiing van hun cliënten te bevorderen
Een publicatie van de POD Maatschappelijke Integratie Een realisatie van Kunst en Democratie/ Culture et Démocratie
INHOUD Voorwoord
9
Inleiding
11
DEEL 1: Sociale, culturele en sportieve participatie Een waardevolle bijdrage tot maatschappelijke integratie 1.Van uitsluiting naar insluiting 1.1. Het recht op culturele en maatschappelijke ontplooiing 1.2. Het belang en de kracht van participatie 2. Bundelen van krachten 2.1. Een ambitieuze opdracht 2.2. Een gedeelde verantwoordelijkheid
13 15 15 15 16 18 18 19
DEEL 2: De spelregels. De wetgeving in een notendop 1.Voor wie is de maatregel bestemd? 2. Wat is het doel van de maatregel? 3. Waarvoor kan het OCMW de middelen inzetten? 4. Op welke manier kan het OCMW partnerschappen aangaan? 5. Geldt de subsidie ook voor personeelskosten? 6. Ontvangen alle centra deze subsidie? 7. Hoe verloopt de uitbetaling? 8. Hoe ziet het eindverslag eruit? 9. Aanvullende projecten
21 23 24 24 24 25 25 26 26 26
DEEL 3: Hoe ga je te werk? Enkele basisprincipes en een stappenplan Tien basisprincipes Tien stappen Stap 1: Vertrek vanuit een visie Stap 2: Ken de drempels Stap 3: Breng de lokale realiteit in kaart 3.1. De sociale realiteit van gemeente en OCMW 3.2. Infrastructuur en aanbod in de gemeente 3.3. De bestaande bijzondere initiatieven voor maatschappelijk kwetsbare groepen 3.4. De andere ‘spelers op het veld’ Stap 4: Kies een doelgroep Stap 5: Bepaal de acties 5.1. Individuele tegemoetkoming 5.1.1. Individuele tegemoetkoming door het OCMW 5.1.2. Een kortingssysteem in partnerschap met andere organisaties
27 29 31 33 33 36 36 37 38 38 39 41 41 41 43
5.2. Groepsactiviteiten 5.2.1. Groepsactiviteiten georganiseerd door het OCMW 5.2.2. Groepsactiviteiten georganiseerd in samenwerking met partners 5.2.3. Creëer een project op maat van de doelgroep 5.3. Sensibiliseren en structureel werken Stap 6: Stel een draaiboek op Stap 7: Communiceer en informeer 7.1. Interne communicatie 7.2. Communicatie naar partners 7.3. Communicatie naar de doelgroep Stap 8: Voer de initiatieven uit Stap 9: Evalueer en stuur bij Stap 10: Zorg voor opvolging en continuïteit DEEL 4: Inspiratie uit de praktijk 1. Amorces - actietheater (Luik) 2. Andersen en Co - vertelvoorstelling (Wetteren) 3. Ateliers voor beeldende kunsten (Namen) 4. Beeldhouw- en schilderkunst (Saint-Hubert, Wellin, Libin, Tellin) 5. Binnenstebuiten - lichaamsverzorging (Antwerpen) 6. Breakdance en graffiti (Bertrix) 7. Buggenhout kleurt - multicultureel feest (Buggenhout) 8. Collectieve overeenkomsten met de OCMW’s (Article 27) 9. Cultuurclub - integraal project (Hechtel-Eksel) 10. Culturele zitdagen - toeleiding (Het Kiel en Borgerhout) 11. De factor Y - artistiek atelier (Leuven) 12. DVD door en voor mensen van de straat (Bergen) 13. Een boek voor morgen - leesbevordering (Charleroi) 14. Een integraal participatieverhaal visiegroep (Aalst) 15. Expo Achturenhuis - leefloonkunstenaars (Kortrijk) 16. Fotoroman (Chapelle-Lez-Herlaimont) 17. Iedereen heet Tiny - theater (Brussel-Stad) 18. Informaticacursus (Aarlen) 19. Jonge mama’s trekken erop uit (Knokke-Heist) 20. Koninklijk Museum van Mariemont - patrimonium (Morlanwelz) 21. Maak me bang - hedendaagse kunst (Chatelet) 22. Magie met een sprankje nostalgie - circus (Dentergem) 23. Maison de la création - artistieke ateliers (Brussel-Stad) 24. Met de sport- en jeugdverenigingen rond de tafel - sensibilisering (Sint-Niklaas) 25. Op uitstap (Meeuwen-Gruitrode) 26. Project cultuurparticipatie - toeleiding en sensibilisering (Brugge)
45 45 45 45 47 47 49 49 50 50 52 53 55
60 62 64 66 68 70 72 74 76 78 80 82 84 86 90 92 94 96 98 100 102 104 106 108 110 112
27. Self Service - actietheater (Zinnik) 28. Smaakmaker - toeleiding (Beerse) 29. Tuin van de vijf zintuigen - multidisciplinair (Thuin) 30.Vetex Sportschuur (Kortrijk) 31.Volksspelen (Mol) 32.Vrijetijdspas (Diksmuide) 33. Zelfportretten - beeldende kunst (Luik) 34. Zinneke Parade (Sint-Gillis)
115 117 119 121 123 125 127 131
DEEL 5: Links & literatuur 1. Organisaties en sites 2. Literatuur
133 133 143
VOORWOORD Sociale uitsluiting heeft vele gezichten en de aspecten ervan zijn onderling afhankelijk. Sociale uitsluiting verwijst naar een gebrek aan inkomen, maar ook naar een gebrek aan werk en een gebrek aan toegang tot opleiding, huisvesting, gezondheidszorg en participatie in het sociale, culturele en sportieve leven. Een reeks fundamentele rechten die moeten worden gewaarborgd voor iedereen. Die politieke, sociale en economische analyse van onze samenleving is de basis van de filosofie van het recht op maatschappelijke integratie. Dat recht neemt nu de vorm aan van een veelzijdig traject om iedereen in het dagelijkse leven in te schakelen. De Openbare Centra voor Maatschappelijk Welzijn (OCMW), sociale eerstelijnsdiensten en lokale overheidsdiensten kregen in de loop der jaren nieuwe taken toegewezen en spelen steeds meer een proactieve rol in de strijd tegen alle vormen van uitsluiting. Mijn rol als minister van Maatschappelijke Integratie bestaat erin hun initiatieven te steunen, nieuwe perspectieven voor hen te openen en de gedefinieerde beleidslijnen terzake duurzaam te maken. Tijdens mijn ontmoetingen in de OCMW’s merk ik steeds meer enthousiasme en nieuwe energie om te werken rond een uitgebreide opvatting van het recht op maatschappelijke integratie. De maatschappelijk assistenten zeiden het me en hebben het herhaald tijdens het colloquium van 1 maart 2005: de activiteiten en de gesteunde projecten inzake sociale, culturele en sportieve participatie zijn instrumenten die te hunner beschikking staan om een levensproject voor te stellen; ze zijn een eerste stap naar de sociale insluiting voor al wie aan de kant van de weg is gebleven en die niet of niet meer weet welke plaats hij of zij inneemt in onze samenleving. De OCMW’s zijn geen culturele actoren. De culturele centra, de culturele en sportieve organisaties en de artiesten komen niet in contact met de dagelijkse realiteit van de armoede. En niet alle OCMW’s beschikken over dezelfde middelen. De filosofie van de maatregel streeft ernaar die werelden elkaar te laten ontmoeten, streeft naar nieuwe samenwerkingsvormen. Dat gemeenschappelijke werk veronderstelt een gedeelde mening over wat het aspect van maatschappelijke integratie inhoudt. Het kan enkel zijn vruchten afwerpen door denkwerk te verrichten, door de doelstellingen te bepalen, door de klippen op te sporen die omzeild moeten worden, door een werkmethode, ideeën, referenties, adressen, contacten… op te bouwen. 9
Deze gids heeft tot doel deze nieuwe dynamiek tussen de OCMW’s en de culturele actoren te ondersteunen, op zoek naar sleutels, hefbomen en acties om de integratie te doen slagen. Hij stelt ons een reeks initiatieven voor van OCMW’s uit Wallonië,Vlaanderen en Brussel: een heuse waaier aan ideeën, uitwisselingen en projectvoorbeelden. Ik dank de vzw ‘Kunst en Democratie/Culture et Démocratie’ voor de investering en voor de kwaliteit van het geleverde werk. Ik hoop dat deze publicatie u zal helpen om deze dagelijkse uitdaging aan te gaan om iedereen in onze samenleving te laten participeren. Christian Dupont, minister van Ambtenarenzaken, Maatschappelijke Integratie, Grootstedenbeleid en Gelijke Kansen
10
INLEIDING De relatie tussen cultuur, armoede en uitsluiting was één van de belangrijkste punten uit het Algemeen Verslag over de Armoede (1994) en werd ook het werkterrein van Kunst en Democratie/Culture et Démocratie. Meer dan tien jaar later blijft dat onze core-business. Naar aanleiding van het Koninklijk Besluit van 8 april 2003, dat een OCMW-subsidie voorziet voor sociale, culturele en sportieve participatie van gebruikers van de OCMW-dienstverlening, kreeg onze organisatie van de minister van Maatschappelijke Integratie een onderzoeksopdracht die in 2003 resulteerde in aanbevelingen voor beleid en praktijk. Die bevindingen en de ervaring vanuit de OCMW’s waren gedurende de afgelopen twee jaren de basis voor vorming en sensibilisering van OCMW’s en betrokken sectoren. Op die manier wilde Kunst en Democratie/Culture et Démocratie een bijdrage leveren aan een integraal participatieverhaal in de gemeenten. Alle betrokken partijen voelden de nood aan instrumenten en ideeën om vanuit het OCMW op een duurzame, onderbouwde en efficiënte manier te werken aan participatie. Die nood leidde tot een nieuwe opdracht voor Kunst en Democratie/Culture et Démocratie. Het resultaat daarvan is deze praktijkgids. Het eerste hoofdstuk schetst het algemene kader en de achterliggende visie.We leggen de link tussen het OCMW en sociale, culturele en sportieve participatie.We focussen op het ‘nut’ van deelname en beklemtonen dat werken aan de voorwaarden voor participatie een gedeelde verantwoordelijkheid bij uitstek is. De nood aan lokale synergieën wordt in de verf gezet. Het tweede hoofdstuk geeft uitleg bij de regelgeving. Met andere woorden: wat zijn de mogelijkheden en de grenzen van het Koninklijke Besluit? In het derde luik van deze gids vind je een stappenplan. De belangrijke aandachtspunten die spelen wanneer je met de middelen voor cultuur en sport aan de slag wilt gaan, worden er omschreven. Bij het opstellen van deze methodologische referentie werd beroep gedaan op zeer verscheiden bronnen. We vonden inspiratie in literatuur, rapporten en studies. Maar vooral het onderzoek dat we in 2003 verrichtten en de gesprekken met raadsleden, diensthoofden en maatschappelijk werkers, staan er garant voor dat de methodologie nauw aansluit bij de OCMWrealiteit. Tijdens het schrijven werd regelmatig teruggekoppeld naar de culturele en sportieve steunpunten, naar de vertegenwoordigers van OCMW’s in de verschillende gemeenschappen en naar de doelgroep, via het netwerk van verenigingen waar armen het woord nemen. 11
Een vierde hoofdstuk behelst praktijkvoorbeelden. Ze illustreren de methodologie die in deel drie werd voorgesteld. Tot slot een lijst met nuttige links: organisaties die kunnen helpen bij het uitvoeren van de participatieopdracht, websites met achtergrondinformatie en andere interessante lectuur.
Kunst en Democratie/Culture et Démocratie
12
DEEL 1 Sociale, culturele en sportieve participatie: een waardevolle bijdrage tot maatschappelijke integratie
© RAYMONA DAKOUA
Dakoua
DEEL 1 Sociale, culturele en sportieve participatie: een waardevolle bijdrage tot maatschappelijke integratie ‘Men crepeert eerder van eenzaamheid en van verveling dan te creperen van de honger.’ (Algemeen Verslag over de Armoede, 1994: 296)
INTRO Vooral tijdens de afgelopen jaren evolueert het OCMW naar een steeds ruimere dienstverlening. De wet betreffende het recht op maatschappelijke integratie, die sinds 2002 de achterhaalde bestaansminimumwet vervangt, is daar een illustratie van. Het stimuleren van integratie en ontplooiing op alle levensterreinen is een belangrijk actieterrein geworden, wat een grote uitdaging voor de OCMW’s betekent. Een uitdaging die vraagt om een doordachte aanpak, een ruime benadering van ‘maatschappelijke integratie’ en een groot draagvlak.Want armoede is een netwerk van onderling verbonden uitsluitingen. De sociale, culturele en sportieve uitsluiting en de digitale kloof krijgen onze bijzondere aandacht. We vertrekken immers vanuit de premisse dat participatie op die terreinen bijdraagt tot de ontwikkeling en ontplooiing van mensen en het uitbreiden van hun sociaal netwerk. Participatie is een belangrijke hefboom voor insluiting, een hefboom die ervoor zorgt dat men (opnieuw) een plek vindt in de samenleving.
1. Van uitsluiting naar insluiting 1.1. Het recht op culturele en maatschappelijke ontplooiing OCMW-cliënten worden geconfronteerd met heel wat hindernissen op de arbeidsmarkt, in het onderwijs, op vlak van huisvesting, gezondheidszorg, maatschappelijke dienstverlening en noem maar op. Armoede is dan ook een multidimensioneel probleem. Het gaat om een netwerk van onderling verbonden uitsluitingen. Ook de culturele uitsluiting wordt sterk ervaren maar kreeg lange tijd onvoldoende aandacht. We kunnen niet genoeg benadrukken dat cultuur meer is dan een franje, meer dan de spreekwoordelijke ‘kers op de taart’. Iedereen heeft recht op culturele en maatschappelijke ontplooiing. Dat recht om ‘vrijelijk deel te nemen aan het culturele leven en om te genieten van kunst’, staat sinds 1948 ingeschreven in de Universele Verklaring voor de Rechten van de Mens. In de Belgische grondwet werd in 1994 bovendien een artikel opgenomen dat het recht op cultuurdeelname én op maatschappelijke ontplooiing wil garanderen. 15
CULTURELE, SPORTIEVE EN SOCIALE PARTICIPATIE: HET OCMW AAN ZET !
In ons land werd de problematische relatie tussen participatie en kansarmoede in 1994 voor het eerst in de schijnwerpers geplaatst. Toen verscheen het Algemeen Verslag over de Armoede (AVA), dat een hoofdstuk aan het thema ‘cultuur’ wijdde. Bij het opstellen van dat lijvige document werden de armen zelf intensief betrokken. Hun verzuchtingen stonden zwart op wit op papier, konden niet langer worden genegeerd. Het rapport is dan ook doorspekt van – vaak beklijvende – getuigenissen en standpunten. ‘Cultuur is een rijkdom. Zij voedt ons denken. Zij geeft ons hoop. Zij laat ons toe buitengewone dingen te doen en nieuwe dingen te ontdekken. Dingen waarvan we houden en die we kunnen. Zij helpt ons onze vaardigheden beter te gebruiken. Zij laat ons toe dingen te ontdekken die ons doen genieten en vreugde geven… Door uitsluiting van culturele deelname blijf je dom. Je voelt jezelf dom. Meedoen aan cultuur is een verrijking, verhoogt de zelfwaardering. Je voelt je niet meer de mindere. Culturele activiteit is een middel om uit het isolement te raken: je hoort ergens bij.’ (Algemeen Verslag over de Armoede, 1994: 304-205) Culturele uitsluiting treft het wezen van de mens: in de ogen van jezelf en de anderen niets zijn en nergens deel van uitmaken, is erger dan niets hebben.
1.2. Het belang en de kracht van participatie Cultuur, sport, sociale activiteiten… betekenen een belangrijke uitlaatklep, bieden ruimte voor expressie en verwerking, zijn een echte ‘verrijking’ voor uitgesloten doelgroepen. Naast andere aspecten zoals de gezins- en werksituatie, het inkomen en de gezondheid, hangt sociale en culturele participatie nauw samen met het begrip ‘levenskwaliteit’. Redenen genoeg dus om dieper in te gaan op hoe participatie kan bijdragen tot maatschappelijke integratie. Geloven in de kracht van participatie is niet naïef. Het wordt door wetenschappelijk onderzoek in binnen- en buitenland onderbouwd. We kunnen een onderscheid maken tussen de impact ervan op de persoonlijke ontwikkeling van de deelnemers enerzijds (zoals interesse voor opleiding, ontwikkelen van sociale vaardigheden en van creativiteit, opbouwen van sociale netwerken en van vertrouwen, verbeteren van de levenskwaliteit) en anderzijds op de gemeenschapsversterkende tendensen (sociale inclusie, beeldvorming en identiteit, versterking van de gemeenschap) van participatie. Hierna volgen enkele bevindingen die de positieve kracht van participatie illustreren. We onderscheiden vijf domeinen: de impact op sociale netwerken, op de opvattingen van mensen, op vaardigheden en gedrag, op de gezondheid en op het lokale imago.
16
EEN WAARDEVOLLE BIJDRAGE TOT MAATSCHAPPELIJKE INTEGRATIE
Een greep uit de bevindingen: ■
Sociale netwerken Het doorbreken van het sociaal isolement is ontegensprekelijk een van de belangrijkste effecten van deelname. Zich onder de mensen begeven geeft het gevoel ‘erbij’ te horen, deel uit te maken van de maatschappij. Het belang van het sociaal netwerk kan moeilijk worden overschat. Die sociale relaties bepalen in grote mate mee de (im)materiële bronnen waar mensen toegang tot hebben en, daaruit afgeleid, hun mogelijkheden tot maatschappelijke integratie. Participeren creëert kansen op ontmoeting en kan zo ook de ‘sociale cohesie’ en de gemeenschapsvorming bevorderen.
■
Opvattingen Door te participeren worden mensen aangesproken op wat ze kunnen, en veel minder op hun beperkingen. Daardoor groeit hun zelfvertrouwen en hun gevoel van eigenwaarde. Een positieve opvatting over jezelf is belangrijk om terug greep te krijgen op het eigen leven. ‘Deelnemen aan’ betekent ook ervaring opdoen met een grote verscheidenheid aan andere mensen, situaties, communicatievormen, leefregels... Dat verruimt het blikveld en leidt tot meer vertrouwen en wederzijds respect. Op die manier is participeren ook een leerschool in het omgaan met de sociale complexiteit.
■
Gedrag en vaardigheden Actief deelnemen stimuleert de persoonlijke ontwikkeling en is een uitlaatklep voor spanningen en emoties. Dat heeft zeker ook een invloed op het gedrag van mensen. In die zin wordt aan participatie een preventieve functie toegeschreven. Daarbij denken we in de eerste plaats aan sportdeelname die geweld en asociaal gedrag voorkomt. Ook het deelnemen aan sociale en culturele projecten heeft een positieve invloed op het gedrag van mensen: men leert gevoelens kanaliseren, afspraken maken, op tijd komen, men wordt dynamischer en actiever… Bovendien leert de participant nieuwe creatieve, probleemoplossende, motorische en sociale vaardigheden, die ook inzetbaar zijn buiten het strikte kader van de activiteit waaraan men deelneemt. Zo staan mensen ‘sterker’ in het leven.
■
Gezondheid Het effect van sport op de gezondheid ligt voor de hand. Maar ook sociale en culturele participatie heeft een positieve impact op de gezondheid. Deelnemers aan projecten ‘voelen’ zich niet alleen beter, participatie draagt ook bij tot een gezondere levensstijl, en zo tot een betere gezondheid.
■
Lokaal imago Buurtgerichte projecten kunnen een positieve invloed uitoefenen op het lokale imago en op de lokale identiteit van buurten en wijken. Geslaagde participatieprojecten bewijzen te 17
CULTURELE, SPORTIEVE EN SOCIALE PARTICIPATIE: HET OCMW AAN ZET !
kunnen afrekenen met negatieve stereotypering van de buurt en haar bewoners. Zo leveren ze een bijdrage tot een positieve beeldvorming. Conclusie: We beschouwen participatie als een belangrijke hefboom voor de sociale dienstverlening. Een hefboom die een integrerende én een preventieve functie heeft en complementair kan zijn aan andere, meer klassieke integratiekaders zoals bijvoorbeeld tewerkstelling en opleiding. Het is een hefboom die mensen aanspreekt op hun persoonlijke krachten, potenties en interesses en minder op hun gebreken en falen.
2. Het bundelen van krachten 2.1. Een ambitieuze opdracht ‘Er is veel moed nodig om aan bestaande culturele initiatieven deel te nemen en om het vol te houden. De langdurige geschiedenis van armoede over generaties heen, brengt een algemeen klimaat van ‘mislukking’ teweeg… De allereerste stap uit het isolement blijft moeilijk.’ (Algemeen Verslag over de Armoede, 1994: 321) De extra financiële input waarover de OCMW’s sinds 2003 beschikken, creëert heel wat mogelijkheden en kansen. Het OCMW wordt uitgedaagd om uitsluitingssituaties op een andere manier aan te pakken en bij te dragen tot de participatie en ontplooiing van de doelgroep. Participatie is uiteraard veel meer dan een centenkwestie. Wanneer enkel de financiële drempel voor deelname wordt weggenomen, is het probleem niet van de baan. Toeleiding tot sociaal-culturele en sportparticipatie en tot het gebruik van nieuwe media, veronderstelt een doordachte aanpak. In recente onderzoeken lezen we keer op keer dat het net de meest kwetsbare groepen zijn die niet of zeer weinig deelnemen, en dat de financiële drempel slechts één van de vele obstakels vormt. Niet participeren hangt samen met andere factoren die kansarmen cumuleren en waar we op het eerste zicht weinig invloed op kunnen uitoefenen. Het gebrek aan voorkennis en de nodige competenties voor deelname, de onbereikbaarheid van het aanbod, sociaal isolement en minderwaardigheidsgevoelens… houden mensen thuis. Zo bekeken, wordt duidelijk dat de OCMW’s voor een ambitieuze opdracht staan. Er is nood aan een integraal participatieverhaal dat stoelt op een draagvlak binnen het OCMW én ingebed is in de ruimere (lokale) context.
18
EEN WAARDEVOLLE BIJDRAGE TOT MAATSCHAPPELIJKE INTEGRATIE
2.2. Een gedeelde verantwoordelijkheid Het scheppen van de voorwaarden voor culturele, sociale en sportieve deelname is een gedeelde verantwoordelijkheid. Nieuwe maatregelen zoals de subsidie voor sociale, culturele en sportieve participatie, vragen om nieuwe organisatie- en interventievormen, die best op lokaal niveau worden georganiseerd. Dat veronderstelt overleg met lokale partners om zo de onderlinge betrokkenheid en afstemming te verhogen, ten voordele van de cliënten. Netwerking is hét sleutelwoord. Door de krachten te bundelen wordt een gecoördineerde, integrale en kwalitatieve aanpak mogelijk én kan men dubbel werk en misverstanden vermijden. De potentiële partners zijn zeer talrijk: denken we maar aan de cultuur-, sport-, welzijns- en jeugddienst, sociaal-culturele organisaties, armen- en vierdewereldgroeperingen, jeugdbewegingen, opbouwwerk, buurthuizen, scholen, basiseducatie… Het OCMW is slechts een schakel binnen de ruimere context, maar kan wel mee de voorwaarden scheppen voor een duurzaam en kwalitatief participatieproject met een groot draagvlak. In Vlaanderen biedt het lokaal cultuurbeleid, met de cultuurbeleidscoördinator als belangrijke spilfiguur, vele mogelijkheden tot netwerkvorming. In Brussel en Wallonië zorgt Article 27 voor een groot platform wat betreft cultuurparticipatie. Daar wordt er ook op sportief vlak naarstig ‘genetwerkt’. Daarnaast is het lokaal sociaal beleid in Vlaanderen, Wallonië en Brussel een aanleiding om overlegplatforms te starten die worden gecoördineerd door gemeente of OCMW. De uitdaging ligt erin mensen bij elkaar te brengen, over de schotten van de verschillende sectoren heen. De vele succesvolle projecten en activiteiten die sinds 2003 vanuit verschillende Belgische OCMW’s zijn gegroeid én het enthousiasme van maatschappelijk werkers en gemotiveerde bestuursleden, bewijzen dat het mogelijk is om op een duurzame en resultaatgerichte manier werk te maken van de participatieopdracht. Het vraagt evenwel om een doordachte aanpak. Wij brengen in deze gids de nodige handvaten aan. Inspiratie om zelf aan de slag te gaan, vind je in deel vier, waarin een verzameling interessante praktijkvoorbeelden wordt toegelicht.
19
DEEL 2
© KAAT CELIS
De spelregels De wetgeving in een notendop
DEEL 2 De spelregels De wetgeving in een notendop
INTRO Wetteksten zijn niet altijd helder en duidelijk voor praktijkmensen. Ook de regelgeving die we hier bespreken ontsnapt niet aan een gespecialiseerd taalgebruik en enige ‘vaagheid’. Het ‘Koninklijk Besluit houdende maatregelen ter bevordering van de maatschappelijke participatie en de culturele en sportieve ontplooiing van de gebruikers van de Openbare Centra voor Maatschappelijk Welzijn’ is een hele mond vol. Wat zijn de mogelijkheden van deze maatregel? Wat kan wel en wat niet? Welke regels moeten de centra respecteren? In dit hoofdstuk willen we dat verduidelijken en verhelderen. Kort en bondig, we treden niet in detail.Wie de volledige en geactualiseerde teksten wil consulteren, kan terecht op de site van de Programmatorische Overheidsdienst Maatschappelijke Integratie: www.mi-is.be. Klik op ‘maatschappelijke integratie via OCMW’s’, vervolgens op ‘andere ondersteuning’ en op ‘sociale en culturele participatie’. Daar vind je de opeenvolgende koninklijke besluiten, de omzendbrieven en formulieren, en een antwoord op veelgestelde vragen.
1. Voor wie is de maatregel bestemd? De doelgroep zijn personen die gebruik maken van gelijk welke vorm van de openbare dienstverlening van het centrum. Het staat het centrum vrij om binnen de groep van gebruikers prioritaire doelgroepen af te bakenen. Een vaste regel is dat het OCMW de ‘billijkheid’ moet afwegen om te oordelen welke groepen al dan niet in aanmerking komen. Bij activiteiten die voortkomen uit een samenwerkingsverband dat het OCMW afsluit met een externe partner, is een gemengde doelgroep niet uitgesloten. Bij de financiering van dergelijke activiteiten, moet de proportionaliteitsregel worden toegepast. Voorbeeld: wanneer bij een activiteit met twintig deelnemers, zes gebruik maken van de dienstverlening van het OCMW, dan financiert het OCMW deze activiteit voor 6/20. Wanneer het aandeel OCMW-cliënten dat deelneemt niet exact te achterhalen is (bijvoorbeeld bij een cultuurpas voor kansarme inwoners van de gemeente), dan moet op voorhand een formele en realistische verdeelsleutel worden vastgelegd. Bij activiteiten met een gemengde doelgroep is het OCMW dus nooit de enige financieringsbron. 23
CULTURELE, SPORTIEVE EN SOCIALE PARTICIPATIE: HET OCMW AAN ZET !
2. Wat is de doelstelling van de maatregel? De subsidie wordt toegekend om de sociale participatie en de culturele en sportieve ontplooiing van de gebruikers van de OCMW-dienstverlening te bevorderen.
3. Waarvoor kan het OCMW de middelen inzetten? Het KB bepaalt een aantal mogelijke aanwendingsvormen: 1. de volledige of gedeeltelijke financiering van de deelname door de gebruikers aan sociale, sportieve of culturele manifestaties; 2. de volledige of gedeeltelijke financiering van de deelname door de gebruikers aan sociale, culturele of sportieve verenigingen met inbegrip van lidgeld en de voor deelname noodzakelijke benodigdheden en uitrustingen; 3. de ondersteuning en financiering van initiatieven van of voor de doelgroep op sociaal, cultureel of sportief vlak; 4. de ondersteuning en financiering van initiatieven die de toegang tot de nieuwe informatieen communicatietechnologieën bevorderen (individueel of via een groepsaanbod).
4. Op welke manier kan het OCMW partnerschappen aangaan? De centra worden er toe aangezet samen te werken. Voor de verwezenlijking van de beoogde doelstellingen kunnen ze samenwerken met organisaties die op de betreffende domeinen werkzaam zijn en/of met andere OCMW’s.
Samenwerking met externe organisaties Het centrum kan voor de uitvoering van deze opdracht samenwerkingsverbanden afsluiten met organisaties die de sociale, culturele of sportieve participatie of de toegang tot nieuwe informatie- en communicatietechnologieën voor mensen die in armoede leven als doelstelling hebben. Het centrum kan de verwezenlijking van een deel of het geheel van de opdracht aan deze partner(s) toevertrouwen. Een samenwerkingsovereenkomst bevat bepalingen inzake de beoogde doelgroep en activiteiten, omtrent de te leveren prestaties en het budget. Het centrum kan de partner(s) vergoeden voor bewezen diensten. De beheerskosten vertegenwoordigen ten hoogste 10% van deze vergoeding. Onder beheerskosten verstaan we de kosten die onmiddellijk met de uitvoering van de maatregel te maken hebben, maar die niet direct ten goede komen van de doelgroep: bijvoorbeeld de kosten voor het verspreiden van informatie, voor het verwerken van inschrijvingen… 24
DE SPELREGELS
De vergoedingen voor de personen die niet als personeelslid van het centrum zijn ingeschakeld bij de verwezenlijking van de doelstellingen, worden beschouwd als werkingskosten en zijn als dusdanig aanvaardbaar om gesubsidieerd te worden. De organisatie waarmee een samenwerkingsovereenkomst wordt gesloten, moet een inhoudelijke en financiële verantwoording aan het OCMW afleggen.
Samenwerking met andere OCMW’s Het verdient aanbeveling dat de centra voor bepaalde activiteiten samenwerken in plaats van naast elkaar dezelfde activiteiten te organiseren. Het KB voorziet financiële voordelen voor OCMW’s die ervoor opteren de krachten te bundelen (zie 5). Projecten die voortkomen uit een samenwerkingsverband tussen meerdere OCMW’s kunnen bovendien een aanvraag indienen voor een aanvullende projectsubsidie (zie 9).
5. Geldt de subsidie ook voor personeelskost? De centra die via het KB een subsidie genieten gelijk aan of hoger dan 25.000 euro, kunnen de kosten van hun personeel dat direct betrokken is bij de verwezenlijking van de doelstellingen voor ten hoogste 10% van het verantwoorde bedrag aanrekenen. Wanneer centra die een bedrag ontvangen lager dan 25.000 euro, onderling een samenwerkingsovereenkomst afsluiten (en de gecumuleerde subsidie hoger of gelijk is aan 25.000 euro) kunnen ze eveneens maximum 10% van de gecumuleerde subsidie aanrekenen voor personeelskost die verband houdt met het werken aan de doelstellingen van het KB. Uiteraard kunnen ook OCMW’s die reeds een bedrag van minstens 25.000 euro ontvangen, toch beslissen samen te werken met andere (kleinere) centra uit de regio.
6. Ontvangen alle centra deze subsidie? Enkel de centra die een principebeslissing indienen, kunnen beroep doen op de middelen. Een standaardmodel (model A) voor de principebeslissing vind je terug op de website van de POD. De principebeslissing moet door de raad worden opgemaakt en omvat de beoogde methodologie en het geplande gebruik van de middelen. Het OCMW geeft ook het benodigde bedrag aan (dat uiteraard het voorziene bedrag niet kan overschrijden). De regelgeving bepaalt de datum waarop dit document moet worden overgemaakt aan de administratie. OCMW’s die geen principebeslissing wensen in te dienen, verliezen hun recht op de subsidie gedurende de looptijd van het Koninklijk Besluit. 25
CULTURELE, SPORTIEVE EN SOCIALE PARTICIPATIE: HET OCMW AAN ZET !
7. Hoe verloopt de uitbetaling? Een voorschot van 50% wordt uitbetaald aan de centra die binnen de opgelegde termijn een principebeslissing van hun raad voorleggen.Wanneer het centrum in de principebeslissing aangeeft niet het gehele voorziene subsidiebedrag nodig te hebben, omvat een eerste schijf 50% van het bedrag men denkt nodig te hebben. De resterende 50% van het bedrag wordt uitgekeerd na goedkeuring van een eindverslag. Wanneer het centrum het hele subsidiebedrag niet heeft uitgeput, moet het resterende bedrag binnen een door de regelgeving bepaalde termijn worden teruggestort aan de administratie.
8. Hoe ziet het eindverslag eruit? De centra moeten een eindverslag opmaken en indienen binnen de door de regelgeving opgelegde termijn. Dat verslag bevat de verantwoording over de volledige periode van de subsidiering. Een standaardmodel voor de samenvatting van het activiteitenverslag en het financieel verslag is verplicht (model B) en vind je terug op de site van de POD. Het eindverslag wordt door de ontvanger voor waar en echt verklaard. Het treedt in de plaats van de facturen, tickets en andere bewijsstukken die in het kader van deze maatregel worden verzameld. De originele bewijsstukken moeten dus niet worden toegevoegd maar het centrum moet ze wel kunnen voorleggen bij een controle op het gebruik van de subsidie. De vereffening van de kosten gedekt door dit besluit, moet tijdens de looptijd van dit besluit gebeuren. De controle op de verantwoording gebeurt door de administratie, in de eerste plaats op de ingestuurde stukken. De administratie zal nadien een bericht van (al dan niet) aanvaarding sturen, dat moet toelaten de maatregel boekhoudkundig af te ronden. Dat sluit echter geen latere terugvorderingen uit op grond van een controle ter plaatse.
9. Aanvullende projecten De niet opgevraagde bedragen worden herverdeeld voor aanvullende projecten. Aanvullende projecten veronderstellen een samenwerkingsverband tussen verschillende centra. Enkel de centra die een principebeslissing indienden (zie 5) kunnen die aanvullende projectsubsidie aanvragen. De dossiers moeten binnen de door het KB vastgelegde termijn worden ingediend. Een goed geformuleerd project omvat een methodologisch opzet (uitgebreide nota) en een gedetailleerd budget. 26
DEEL 3
© KAAT CELIS
Hoe ga je te werk? Enkele basisprincipes en een stappenplan
DEEL 3 Hoe ga je te werk? Enkele basisprincipes en een stappenplan INTRO Dit deel van de praktijkgids wil een antwoord bieden op de ‘hoe-vraag’. Hoe kan je optimaal gebruik maken van de mogelijkheden die de maatregel biedt? Hoe kan je obstakels vermijden en ervoor zorgen dat de middelen efficiënt worden aangewend? Hoe kan je initiatieven opzetten die de eenmalige participatie met weinig duurzaam effect overstijgen? Eerst en vooral staan we stil bij enkele basisprincipes. De ‘tien geboden’ voor toepassing van de maatregel zo je wil. Daarna komen we tot een stappenplan. Deze ‘handleiding’ om optimaal te werken is het kloppend hart van deze gids. Ze komt voort uit de visie die in deel één werd besproken en bouwt verder op de basisprincipes waarmee we dit hoofdstuk aanvangen. De praktijkvoorbeelden in deel vier, illustreren het werkplan.
1
Tien basisprincipes
2 3
1 .VERTREKKEN VANUIT EEN GLOBALE VISIE Sociale, culturele en sportieve participatie heeft een invloed op de hele levenssfeer van de deelnemers. Verschillende levensterreinen (gezondheid, huisvesting, opleiding…) hebben tegelijk invloed op de participatie. Een regelmatig overleg binnen het OCMW, met partners vanuit verschillende sectoren én met de doelgroep, maakt een globale visie mogelijk. 2. WERKEN VANUIT DE UNIEKE LOKALE CONTEXT Een OCMW werkt niet op een eiland, maar is ingebed in een unieke lokale context. Een context die bovendien voortdurend wijzigt. De gemeente waarin en van waaruit een OCMW werkt, schept het kader en de mogelijkheden. De initiatieven die je onderneemt naar aanleiding van de maatregel moeten steeds worden afgestemd op deze lokale realiteit. 3. DELEN VAN DE VERANTWOORDELIJKHEID: SAMEN-WERKEN Binnen het OCMW is er een echt engagement nodig van alle betrokkenen: van het bestuur én van de sociale dienst. Het is echter niet de bedoeling dat het OCMW die taak alleen vervult. Door samen te werken met andere partners kan je parallelle circuits vermijden, structureel werken, expertise delen en efficiënter toeleiden. 29
4 5 6 7 8 9 10 30
CULTURELE, SPORTIEVE EN SOCIALE PARTICIPATIE: HET OCMW AAN ZET !
4. DUURZAME EN KWALITEITSVOLLE PARTICIPATIE AANMOEDIGEN Participeren is meer dan eenmalige deelname: het betreft een actief proces. Het betekent betrokken worden, je mening mogen geven, ruimte krijgen voor ontplooiing en expressie, een plek krijgen waar je interesses en talenten kan ontdekken en tonen, en daar ook erkenning voor krijgen. Oog voor professionalisme en kwaliteit van projecten: ze getuigen van respect voor de doelgroep. 5. STIMULEREN VAN ONTMOETING De initiatieven mogen de deelnemers niet ‘opsluiten’ in hun doelgroep. De acties kunnen net zorgen voor ontmoeting tussen verschillende soorten mensen. Diversiteit in leeftijd, sociale en culturele afkomst… is een verrijking voor de deelnemers. Zo vermijd je bovendien stigmatisering. 6. OMKADEREN EN BEGELEIDEN Participatie van maatschappelijk kwetsbare groepen vereist meer dan een lage kostprijs of een gratis ticket. Mensen die nooit eerder hebben geparticipeerd, zijn niet makkelijk te motiveren om de stap te zetten. Dat wil zeker niet zeggen dat de interesse zou ontbreken. Het betekent wel dat er veel aandacht moet gaan naar extra omkadering, begeleiding, voorbereiding, toeleiding en ‘nazorg’. 7. PLANMATIG WERKEN Het planmatig werken maakt de initiatieven hanteerbaar en overzichtelijk voor de OCMW-werkers, voor de partners én voor de gebruikers. Het gaat om een evenwichtsoefening die het verloop van de acties op jaarbasis en op langere termijn vastlegt, en tegelijk de nodige flexibiliteit inbouwt. 8. RUIMTE CREËREN VOOR VERNIEUWING EN FLEXIBILITEIT Participatieprojecten zijn telkens opnieuw ‘experimenten’. Het verloop en de resultaten kunnen moeilijk op voorhand worden ingeschat. Projecten moeten dan ook ten allen tijde aanpasbaar zijn: vaak is na tussentijdse evaluatie bijsturing nodig. 9. CONTINUÏTEIT INSTALLEREN Werken aan maatschappelijke integratie is een langetermijnproces. Duurzame effecten en veranderingen kan je enkel bereiken via een structurele aanpak. Wanneer projecten abrupt stoppen, heeft dat grote gevolgen voor de doelgroep. Continuering, doorstroming en ‘nazorg’ moeten van bij aanvang een aandachtspunt zijn. 10. ‘SAMEN MET’ IN PLAATS VAN ‘VOOR’ DE DOELGROEP We willen werken ‘met’ de doelgroep in plaats van ‘voor’ de doelgroep. In elke stap van het proces kan de doelgroep worden betrokken. Echt naar hen luisteren en hen beschouwen als partners verhoogt de slaagkans van de initiatieven aanzienlijk.
HOE GA JE TE WERK?
TIEN STAPPEN OCMW-werkers geven vaak de opmerking: ‘We krijgen nu wel de nodige financiële middelen om te werken aan participatie, maar we weten niet hoe we het moeten aanpakken’. Er is dan ook heel wat waar je aan moet denken vooraleer je aan de slag kan gaan. We overlopen die aandachtspunten in de vorm van een stappenplan. Na een kort overzicht dat je hieronder vindt, worden de tien afzonderlijke stappen uitvoerig omschreven. We verwijzen regelmatig naar praktijkvoorbeelden die in deel vier zijn opgenomen. Daarbij wordt steeds het nummer van het betreffende voorbeeld vermeld.
1 2 3
Op een rijtje
4 5
STAP 1: VERTREK VANUIT VISIE In de eerste stap werk je aan een gedeelde en gedragen visie over sociale, culturele en sportieve participatie. Iedereen die betrokken is bij de uitvoering van de maatregel moet overtuigd zijn van het belang van participatie en moet de maatregel kunnen kaderen binnen de missie van het OCMW. STAP 2: KEN DE DREMPELS Stap twee brengt de personen die instaan voor de uitvoering op de hoogte van de drempels die kansarmen hinderen in hun participatie. Zo krijgt men een realistische kijk waaraan in een later stadium realistische acties kunnen worden gekoppeld. STAP 3: BRENG DE LOKALE REALITEIT IN KAART Deze derde stap is in essentie een zoekende, aftastende en inventariserende stap. Na afloop heeft het OCMW een zicht op de situatie van waaruit men vertrekt: de mogelijkheden, kansen en belemmeringen in de gemeente en binnen het OCMW, de blinde vlekken, de noden en de partners waarmee men kan overleggen/samenwerken. Op die manier kunnen - in een later stadium - de acties worden afgestemd op de lokale realiteit. STAP 4: KIES EEN DOELGROEP Stap vier geeft enkele tips om op een goede manier de doelgroep(en) af te bakenen. STAP 5: BEPAAL DE ACTIES In de vijfde stap onderzoekt het OCMW welke initiatieven het wil opzetten of ondersteunen. Daarbij worden verschillende actoren betrokken: het OCMW-bestuur, de sociale dienst, de partners en de doelgroep. Na deze stap kent iedereen de beperkingen en de pluspunten van de mogelijke initiatieven en kan men samen een zinvol actieplan opstellen.
31
6 7 8 9 10
32
CULTURELE, SPORTIEVE EN SOCIALE PARTICIPATIE: HET OCMW AAN ZET !
STAP 6: STEL EEN DRAAIBOEK OP Het werk van stap 1 tot 5 wordt op papier gezet. Zo krijg je een draaiboek dat zowel binnen het OCMW als daarbuiten kan worden gebruikt om voor iedereen duidelijk te maken hoe het OCMW de maatregel toepast. Dat document is een belangrijk hulpmiddel voor de volgende stap: de communicatie. STAP 7: COMMUNICEER EN INFORMEER Deze stap geeft enkele richtlijnen om op een doeltreffende manier de eigen medewerkers, de partners en de doelgroep te informeren. STAP 8: VOER DE INITIATIEVEN UIT Stap acht, de uitvoering van de initiatieven, kan slechts slagen wanneer de vorige stappen succesvol verliepen. Betrokkenheid, laagdrempeligheid en regelmatig overleg zijn de aandachtspunten in deze fase. STAP 9: EVALUEER EN STUUR BIJ In stap negen evalueert het OCMW samen met de partners en de doelgroep hoe de acties verlopen. Dat gebeurt zowel tussentijds als na afloop van het project. Die evaluaties kunnen leiden tot bijsturing, wanneer nodig. STAP 10: ZORG VOOR OPVOLGING EN CONTINUÏTEIT In de laatste stap gaat de aandacht naar de opvolging en de continuïteit van projecten. Vanuit een langetermijnvisie is het belangrijk om te voorzien hoe de initiatieven kunnen voortgezet worden wanneer daar nood aan is.
Stap 1
HOE GA JE TE WERK?
STAP 1: VERTREK VANUIT VISIE ‘Het allerbelangrijkste is het werken aan visie. Dat is voorafgaand aan alles. In ons OCMW vertrekken we vanuit een ruime visie.We willen werken op alle levensdomeinen van onze cliënten. Alles dat we ondernemen, wordt binnen die visie geplaatst. Zo komt het dat iedereen, van de raadsleden tot de maatschappelijk werkers, op één lijn staat.’ (een diensthoofd)
In het eerste hoofdstuk van deze gids vind je een aanzet om te werken aan een visie.Visie heeft te maken met het plaatsen van de maatregel binnen een ruimere context. Visie veronderstelt dus dat je weet hebt van het nut en het belang van cultuur, sport en andere sociale activiteiten voor maatschappelijk kwetsbare groepen én dat je weet hoe participatie een waardevolle bijdrage kan betekenen voor de maatschappelijke integratie van de doelgroep. Het werken aan een visie is in de eerste plaats de verantwoordelijkheid van het OCMW-bestuur. Maar ook de sociale dienst moet betrokken zijn. Zo kan visie bijvoorbeeld een thema zijn voor overleg- en teamvergaderingen van de maatschappelijk werkers. Wanneer een gedeelde en gedragen visie wordt opgenomen in de algemene missie van het OCMW, wordt voor iedere medewerker duidelijk hoe de taken passen binnen de OCMWopdrachten.Vertrekken vanuit een onderbouwde visie is een grote stimulans om echt werk te maken van de opdracht. De visie kan worden geïntegreerd in een draaiboek (zie stap zes).
RESULTAAT STAP 1
Voorbeeldprojecten in deel vier: 9, 14 Het OCMW heeft een gedeelde en gedragen visie over sociale, culturele en sportieve participatie. Iedereen die betrokken is bij de uitvoering van de maatregel is overtuigd van het belang van participatie en kan de maatregel kaderen binnen de ruimere OCMW-doelstellingen.
Stap 2
STAP 2: KEN DE DREMPELS ‘We wilden een sportactiviteit voor allochtone en kansarme vrouwen organiseren en daarvoor heb ik aan de sportfunctionaris een apart sportlokaal gevraagd. Daarop kwam de reactie: ‘Ze gaan nooit geïntegreerd raken als je het apart doet’. Dat lijkt te kloppen maar je moet hen volgens mij eerst op een laagdrempelige manier laten kennismaken met sport want ze hebben geen aangepaste kledij, ze schamen zich vaak… Ik neem de sportfunctionaris niets kwalijk want als je niet echt bezig bent met de doelgroep, dan ken je al de gevoeligheden natuurlijk niet. Maar eigenlijk zou iedereen moeten weten welke drempels deze mensen ondervinden, anders lukt het niet, ondanks de goede bedoelingen.’ (een voorzitter) 33
CULTURELE, SPORTIEVE EN SOCIALE PARTICIPATIE: HET OCMW AAN ZET !
Vooraleer je echt aan het werk kan, is het van belang om een realistische kijk te hebben op de participatie van kansarmen. Er bestaan heel wat drempels die hen ervan weerhouden deel te nemen aan het sociale, culturele en sportieve aanbod. Het is niet de bedoeling dat het OCMW al die drempels (alleen) opvangt. Dat is onmogelijk. Partnerschappen aangaan én sensibiliserend werken naar de aanbieders zelf, kunnen helpen bij het laagdrempelig werken. Het hoeft geen betoog dat kennis over het bestaan van de verschillende drempels erg belangrijk is bij het bepalen van de initiatieven en om een toegankelijk aanbod op maat van de doelgroep samen te stellen. Er worden twee grote ‘groepen’ belemmeringen onderscheiden, die verder zijn opgedeeld in subcategorieën:
Belemmeringen van praktische aard ■
Ontoegankelijke informatie De informatie over het aanbod bereikt de doelgroep niet, die niet op de plaatsen komt waar folders en dergelijke worden verspreid. Bovendien is de informatie vaak onleesbaar en onvoldoende begrijpbaar.
■
‘Vrije tijd’ is geen evidentie voor maatschappelijk kwetsbare personen Vrijetijdsparticipatie speelt zich, zoals het woord het zegt, af in de vrije tijd. Over OCMWcliënten, vaak werkloos, denkt men al makkelijk dat het gaat over mensen met een zee aan tijd. De doelgroep zelf ervaart echter vaak het tegenovergestelde, heeft het gevoel nooit tijd te hebben. De honderd en één praktische zaken van de dagelijkse noodtoestand ontregelen het levensritme. Zo wordt de dag ‘verloren tijd’.
■
Sociaal isolement Ongeacht hun sociale status, gaan de meeste mensen liefst samen met iemand (of in groep) naar de film, naar een museum, een sportwedstrijd… Dat geldt ook voor mensen in armoede. Maar mensen in armoede leven veelal geïsoleerd. Het ontbreekt hen aan een voldoende ruim sociaal netwerk. Bovendien zijn de leden van hun netwerk meestal niet spontaan geïnteresseerd in dergelijke activiteiten.
■
De hoge kostprijs Deelname aan activiteiten, inschrijving in cursussen… het kost allemaal geld. De ene activiteit is relatief goedkoop, de andere ronduit duur. Het beschikbare inkomen bepaalt mee waar men kan aan deelnemen. Bij OCMW-cliënten is het inkomen vaak zo krap dat participatie onmogelijk wordt. Bovendien is het niet alleen de deelname zelf die geld kost. Er is ook de ‘meerkost’ van het openbaar vervoer, een drankje tijdens de pauze, de eventuele kinderopvang…
34
HOE GA JE TE WERK?
■
De (on)bereikbaarheid van het aanbod Het vrijetijdsaanbod is vaak ver van de woonomgeving te vinden. Dat houdt in dat kansarmen zich moeten verplaatsen om te kunnen deelnemen. Vaak beschikken ze echter niet over een auto en zijn ze bijgevolg volledig afhankelijk van het openbaar vervoer. En openbaar vervoer kost niet enkel geld, het gebruik ervan veronderstelt bovendien een aantal vaardigheden. Daarbij komt nog dat in sommige gemeenten en steden de bussen en trams niet frequent rijden of dat de laatste tram bijvoorbeeld al zeer vroeg vertrekt, zodat men riskeert niet meer thuis te geraken na een avondje film…
■
Het probleem van kinderopvang Het vrijetijdsaanbod voor volwassenen speelt zich vooral ’s avonds af. Voor mensen met kinderen dient zich dan het probleem van kinderopvang aan. Niet iedereen kan zomaar beroep doen op familie of vrienden om op de kinderen te passen, en officiële, georganiseerde babysitdiensten betekenen een hoge drempel voor kansarme gezinnen.Vaak ontbreekt het vertrouwen in onbekenden, daarnaast is men niet altijd op de hoogte van de mogelijkheden van kinderopvang aan huis en bovendien is er de angst voor controle, veroordelende opmerkingen over het huishouden, plaatsing van de kinderen… Ook schaamte over de woonsituatie is een reden om geen beroep te doen op de (bovendien erg prijzige) babysitdiensten.
Onderliggende belemmeringen ■
Onbekend zijn met… De doelgroep heeft meestal weinig kansen gehad om de nodige voorkennis en competenties voor participatie te ontwikkelen. Mensen die weinig ervaring hebben in het bezoeken van culturele activiteiten, hebben in het begin vaak moeite met het appreciëren van wat er gebracht wordt. Onvoorbereid deelnemen kan ontmoedigend werken en het gevoel geven ‘dat het niets voor ons is’. Ook sociale participatie en sportdeelname vergen een aantal basiscompetenties. ‘Onbekend zijn met’ wordt al gauw vertaald als ‘niet geïnteresseerd zijn in’. Onterecht, want praktijk en onderzoek wijzen uit dat net de meest kwetsbare groepen zeer veel voldoening halen uit actieve deelname. Een laagdrempelige werking en een goede begeleiding zijn hier essentieel.
■
Minderwaardigheidsgevoelens Vooral generatiearmen getuigen van een diepgeworteld minderwaardigheidsgevoel t.o.v. andere mensen die participeren aan vrijetijdsactiviteiten. In vaktermen noemt men dat ‘statusverlegenheid’. Ze schamen zich voor hun afkomst en voor hun thuissituatie. Ze lezen bovendien in de blik van anderen dat ze zich moeten schamen over hun armoede en dat het ongepast is dat ze deelnemen aan een ‘luxe’ als cultuur, sport, internetlessen... Dat schaamtegevoel kan zo overheersend zijn dat het hen telkens opnieuw weerhoudt te participeren. 35
CULTURELE, SPORTIEVE EN SOCIALE PARTICIPATIE: HET OCMW AAN ZET !
Het ontbreken van een ‘motiverend’ sociaal netwerk In bepaalde middens verkrijg je status door deel te nemen aan bijvoorbeeld culturele activiteiten. Het ‘staat goed’ als je een bepaald theaterstuk gezien hebt, af en toe naar de opera gaat, kan meepraten over een tentoonstelling. In zulke middens verkeert onze doelgroep meestal niet. Deelname aan dergelijke activiteiten is doorgaans geen gespreksonderwerp in hun sociale netwerk. Als niemand in je omgeving belang hecht aan participatie, dan moet je al een hele grote innerlijke motivatie hebben om zelf de stap te zetten.
■
RESULTAAT STAP 2
Voorbeeldprojecten in deel vier: 2, 4, 8, 9, 10, 11, 12, 17, 23, 24, 26, 27, 28, 30, 32 De personen die instaan voor de uitvoering van de maatregel en de projectmedewerkers zijn op de hoogte van de drempels die de doelgroep ervaart. Zo ontstaat een realistische kijk waaraan in een later stadium realistische acties kunnen worden gekoppeld.
Stap 3
STAP 3: BRENG DE LOKALE REALITEIT IN KAART ‘We hebben een heel proces opgezet.Toen we het Koninklijk Besluit bekeken, zijn we eerst intern bij de verschillende diensten gaan kijken wat er al bestond, en wat de noden en mogelijkheden waren.We hebben hetzelfde gevraagd aan de doelgroeporganisaties. Daarna wilden we het nog ruimer bekijken en hebben we deze vragen ook aan andere partners in de gemeente gesteld. Dit OCMW heeft niet de ambitie het warme water opnieuw uit te vinden.’ (een voorzitter) Pas wanneer je weet vanuit welke realiteit je vertrekt, kan je nadenken over waar je naartoe wil.Vooraleer je beslissingen kan nemen in verband met de prioritaire doelgroep en het soort initiatieven je wilt ontplooien of ondersteunen via de maatregel, is het van belang om eerst een zicht te krijgen op de mogelijkheden, de voorwaarden, de belemmeringen, de noden, de partners… in de gemeente en het OCMW van waaruit je werkt. Lokale realiteiten worden op velerlei manieren beïnvloed. Het is niet de bedoeling om ze in detail te bestuderen, wel om een globaal en realistisch beeld te krijgen van de context waaruit je vertrekt. Die context kan aan de hand van een aantal parameters in kaart worden gebracht. Het betrekken van partners bij dit inventariserende werk is aan te raden. De richtvragen hieronder kunnen helpen bij het in kaart brengen van de vertreksituatie.
3.1. De sociale realiteit van gemeente en OCMW Gaat het om een woonbuurt of vooral een werkbuurt? Betreft het een arme gemeente? Verblijven er veel asielzoekers? Is de bevolking vooral jong of eerder oud?... 36
HOE GA JE TE WERK?
Zijn er veel leefloners? Is het OCMW-publiek vooral oud/jong? Gaat het om gezinnen met kinderen of zijn er veel alleenstaanden? Waar liggen de noden en de verwachtingen? Wat zijn problemen? Heeft het OCMW ervaring op het vlak van participatiebevordering? Is er voldoende deskundigheid? Is er voldoende personeel om de opdracht vorm te geven?...
3.2. Infrastructuur en aanbod in de gemeente ■
Wat is er in de gemeente aanwezig op vlak van infrastructuur en aanbod? Zijn er sportzalen in de gemeente? Is er een zwembad? Wat bestaat er verder aan sportaccommodatie? Beschikt de gemeente over een cultuurcentrum, een theaterzaal, een bibliotheek, een polyvalente ruimte, een parochiezaal waar mensen elkaar kunnen ontmoeten? Is er een jeugdhuis, een dienstencentrum?... Welk sportaanbod is er? Zijn er sportinitiatieven die door de sportdienst worden georganiseerd? Welke sociale verenigingen en jeugdbewegingen zijn er? Zijn er organisaties actief die werken rond de nieuwe informatie- en communicatietechnologieën? Is er een academie, worden er creatieve ateliers, cursussen of workshops georganiseerd?...
■
Beschikt de gemeente over voldoende infrastructuur en aanbod? In zeer kleine gemeenten, bijvoorbeeld in landelijke regio’s, is er vaak een tekort aan infrastructuur en aanbod. Het kan zinvol zijn om via een regionaal overleg met de OCMW’s uit de omliggende gemeenten samen te werken bij de uitvoering van de maatregel.
■
Zijn de bestaande infrastructuur en het aanbod toegankelijk voor kwetsbare doelgroepen? Vinden maatschappelijk kwetsbare groepen toegang tot het cultuurcentrum, de sportzaal, het zwembad, de bibliotheek…? Is de infrastructuur vlot bereikbaar met het openbaar vervoer? Is de infrastructuur (in figuurlijke zin) voldoende ‘laagdrempelig’? Hebben de aanbieders van het reguliere aanbod voldoende oog voor maatschappelijk kwetsbare groepen? Bereikt hun communicatie over het aanbod ook de kansarme inwoners uit de gemeente? Is de financiële drempel overbrugbaar voor armen? Wordt er ook rekening gehouden met andere drempels?
■
Kan het OCMW een sensibiliserende rol spelen? Wanneer het bestaande aanbod en de bestaande infrastructuur onvoldoende toegankelijk blijken, kan het OCMW overwegen om daar structureel verandering in te brengen door sensibiliserend op te treden. Dat kan enkel door met de aanbieders uit de gemeente een constructieve dialoog op te zetten (zie ook 5.3). Toeleiding tot het ‘reguliere circuit’ blijft op lange termijn de doelstelling, maar in een eerste fase is er nog veel sensibiliserend werk te verzetten én moet er daarnaast ook aandacht gaan naar specifieke projecten op maat (zie ook 5.2.3).
37
CULTURELE, SPORTIEVE EN SOCIALE PARTICIPATIE: HET OCMW AAN ZET !
3.3. De bestaande bijzondere initiatieven voor maatschappelijk kwetsbare groepen ■
Wat wordt er al georganiseerd specifiek voor kwetsbare doelgroepen? Wat wordt er reeds georganiseerd in de gemeente op vlak van vrijetijdsactiviteiten specifiek voor of met bijzondere aandacht voor maatschappelijk kwetsbare groepen? Zijn er sociaal-artistieke projecten? Worden er vrijetijdsactiviteiten georganiseerd door een armenvereniging, een opleidingsinitiatief, basiseducatie…? Is er misschien een WMKJ actief (Werking met Maatschappelijk Kwetsbare Kinderen en Jongeren)? Organiseert het OCMW al laagdrempelige activiteiten? Wordt er in de gemeente al gewerkt aan bijvoorbeeld vakantieparticipatie voor maatschappelijke kwetsbare gezinnen? Bestaan er bijzondere initiatieven in verband met de nieuwe informatie- en communicatietechnologieën? Is er in de scholen/de jeugdbewegingen een ‘sociale kas’ of een andere regeling om activiteiten voor kinderen van kansarme ouders te helpen betalen? Bestaat er een kortingpas voor vrijetijdsactiviteiten? Wat gebeurt er vanuit het buurtwerk? Bestaan er laagdrempelige buurtsportactiviteiten? … Zijn er op lokaal, regionaal of gemeenschapsniveau organisaties of instanties die op professionele wijze een aanbod ontwikkelen voor de doelgroep?
■
Is er afstemming? Welke bijdrage kan het OCMW leveren? Is er overlapping tussen initiatieven die specifiek worden ingericht voor maatschappelijk kwetsbare groepen? Zijn de bestaande projecten doeltreffend? Hoe kan men elkaars werking versterken? Zijn er blinde vlekken, noden waar tot op vandaag niets aan gebeurt? Hoe kan het OCMW complementair en versterkend werken? Of: indien er nog geen aanbod wordt voorzien voor de doelgroep, hoe kan het OCMW, eventueel in samenwerking met andere organisaties of andere OCMW’s, toch een werking op het getouw zetten?
3.4. De andere ‘spelers op het veld’ ■
Wie zijn die ‘andere spelers op het veld’? Het is belangrijk te weten met wie er kan samengewerkt worden. In grote steden is het eenvoudiger om partners te vinden dan in kleinere. Maar in iedere gemeente zijn er ‘andere spelers op het veld’. Zij kunnen hun expertise delen met het OCMW en/of helpen bij het uitwerken van acties en initiatieven. Ook OCMW’s uit naburige gemeenten kunnen partner zijn. Door overleg en afspraken kan er in de gemeente ook structureel iets veranderen aan de toegankelijkheid van het aanbod voor maatschappelijk kwetsbare groepen.
■
Enkele voorbeelden van potentiële partners De sportdienst, de cultuurdienst, de welzijnsdienst, de jeugddienst, de cultuurbeleidscoördinator, de armenvereniging, de integratiedienst, het buurtwerk, buurtsport, basiseducatie,
38
HOE GA JE TE WERK?
de jeugdbeweging, sociaal-artistieke werkingen, de academie, projecten, vzw’s en organisaties die met de doelgroep werken rond sociale, culturele of sportieve participatie, de volkshogeschool, scholen, andere OCMW’s, een rust- en verzorgingstehuis, een sociaal restaurant… Hoe tot overleg/samenwerking komen? Is er regelmatig overleg in de gemeente over bepaalde thema’s? Ook in verband met sociale, culturele en sportieve participatie? Is het mogelijk daarover te overleggen? Hoe kan zo’n overleg vorm krijgen? Wat zijn de knelpunten die een dergelijk overleg in de weg staan? Hoe kunnen ze ondervangen worden? Is er nood aan bemiddeling?
■
RESULTAAT STAP 3
Voorbeeldprojecten in deel vier: 2, 5, 6, 8, 14, 24, 26, 7, 30, 32, 33 De derde stap is in essentie een zoekende, aftastende en inventariserende stap. Na afloop van deze fase heeft het OCMW een zicht op de vertreksituatie: de mogelijkheden, kansen en belemmeringen in de gemeente en binnen het OCMW, de blinde vlekken, de noden en de partners waarmee men kan overleggen/samenwerken. Zo kunnen, in een later stadium, de acties worden afgestemd op deze lokale realiteit.
Stap 4
STAP 4: KIES EEN DOELGROEP ‘Het grote probleem is: hoe laat je de middelen toekomen bij de mensen die het het meeste nodig hebben? In het begin hanteerden we een heel strakke reglementering maar daar zijn we vanaf gestapt.We hebben ook ingezien dat voor sommige groepen een extra stimulans echt nodig is, anders bereik je altijd weer dezelfde groep.’ (een voorzitter) Nadat je een zicht hebt op de realiteit waarin en van waaruit het OCMW werkt, is een vierde stap het kiezen van de doelgroep. In deel twee vind je terug wat het KB zegt in verband met de doelgroep. We staan stil bij enkele aandachtspunten voor een goede doelgroepafbakening.
Enkele aandachtspunten bij het afbakenen van de doelgroep ■
De doelgroepafbakening gebeurt best op basis van de reële noden in het OCMW en in de gemeente. Na stap drie zou men daar een zicht op moeten hebben.
■
Om uitsluiting te vermijden is het aangeraden om de cliënten die in aanmerking komen voor individuele tussenkomsten, zo ruim mogelijk te omschrijven. De omschrijving van die doelgroep kan worden opgenomen in een dienstnota of een intern reglement (zie ook 39
CULTURELE, SPORTIEVE EN SOCIALE PARTICIPATIE: HET OCMW AAN ZET !
stap 6). Zie erop toe dat iedereen die binnen deze doelgroep valt, evenveel kansen krijgt om gebruik te maken van de mogelijkheden die het KB biedt. Door dit ‘principe van gelijkberechtiging’ in acht te nemen, kan je voorkomen dat op subjectieve en willekeurige basis wordt beslist wie wel/niet kan participeren. De maatregel mag bovendien geen aanleiding zijn om cliënten te ‘straffen’ of te ‘belonen’. Participatie is geen gunst, wel een recht! Het OCMW kan binnen de groep van gebruikers prioritaire doelgroepen afbakenen, bijvoorbeeld voor specifieke projecten met kinderen van cliënten, generatiearmen...
■
(Individuele) tussenkomsten zijn doorgaans bedoeld voor een ruime doelgroep (alle gebruikers van de dienstverlening van het OCMW), terwijl het OCMW via gerichte activiteiten of projecten een (collectief) voordeel kan toekennen aan een bijzondere doelgroep (bijvoorbeeld een sportproject met vrouwen die leefloongerechtigd zijn).
■
Vaak zijn het steeds dezelfde, reeds gemotiveerde cliënten die gebruik maken van de maatregel. Door je te richten tot bestaande organisaties en groepen waar de OCMW-cliënten deel van uitmaken, kan dat probleem deels worden ondervangen (bijvoorbeeld via een sociaal restaurant, een rust- en verzorgingstehuis (RVT), een integratiedienst, een armenvereniging, een cliëntenoverleg, een dienstencentrum, een lokaal opvang initiatief (LOI)…). Wanneer mensen elkaar al kennen en vanuit een vertrouwde omgeving kunnen participeren, vallen een aantal drempels weg. In een latere fase kan je trachten om die groepen via een goede toeleiding uit te breiden.
■
Bij activiteiten die voortkomen uit een samenwerkingsverband dat het OCMW afsluit met een externe partner, is een gemengde doelgroep niet uitgesloten. Bij de financiering van dergelijke activiteiten, moet de proportionaliteitsregel worden toegepast (zie deel 2). RESULTAAT STAP 4
■
40
De vierde stap laat het OCMW toe een doelgroep af te bakenen en om eventuele prioritaire doelgroepen te kiezen.
HOE GA JE TE WERK?
Stap 5
STAP 5: BEPAAL DE ACTIES ‘Men denkt nog vaak: ‘Cliënten leren ook wel participeren aan die zaken die in onze ogen ‘hoogstaande cultuur’ zijn, als we het hen maar aanleren’. Maar moet dat wel? Een bepaald segment van de cliënten is daar op termijn zeker warm voor te maken, maar we willen ons ook richten tot generatiearmen, en dat is andere koek.Wat is er bovendien mis met naar de film gaan, of naar een volks theaterstuk? Laat de mensen toch doen wat ze graag doen en waar ze plezier aan hebben… Dat kan vanalles zijn… Maar sommige mensen vinden zelfs de stap naar die dingen nog te groot. Soms denk ik dat er nood is aan projecten waarin echt op hun maat wordt gewerkt en waarin rekening wordt gehouden met alle moeilijkheden die ze ondervinden.’ (een maatschappelijk werker)
De regelgeving voorziet in een aantal mogelijke acties. Binnen de krijtlijnen van de regelgeving staat het de OCMW’s vrij te kiezen welke initiatieven het wil ondernemen of ondersteunen. Vaak is een combinatie van meerdere initiatieven aan te raden. Het OCMW moet dus keuzes maken: waar willen we in investeren, welke activiteiten en initiatieven willen we opzetten of ondersteunen? Dat zijn belangrijke keuzes, want ze bepalen de werking gedurende de looptijd van de maatregel. Het is essentieel dat de uiteindelijke beslissingen worden gedragen door het OCMW-bestuur, de sociale dienst, de partners én dat er in de mate van het mogelijke ook met de doelgroep wordt overlegd. Al die verschillende actoren kunnen in meer of mindere mate worden betrokken in deze beslissende fase. Hieronder overlopen we de mogelijke acties met hun specifieke aandachtspunten.
5.1. Individuele tegemoetkoming 5.1.1. Individuele tegemoetkoming door het OCMW Het OCMW kan de kost van tickets voor manifestaties en voorstellingen betalen, evenals de kost van lidmaatschap, inschrijving en deelname aan activiteiten. Het OCMW kan bij deze individuele tegemoetkomingen bovendien zelf bepalen het volledige bedrag te betalen of ook een kleine bijdrage te vragen aan de cliënt. ■
Enkele voorbeelden van individuele deelname Aankoop van een theater-, film- of operaticket, een ticket voor een dansvoorstelling, een musical, een abonnement van het cultuurcentrum, een concertticket, een zwemkaart, een inkomkaart voor een festival, een museumbezoek, een lidkaart voor de bibliotheek, een kaartje voor het bijwonen van een sportwedstrijd, een schooluitstap, een stadsbezoek, een uitstap naar een pretpark, een abonnement op een tijdschrift of krant, een boekencheque, een sportcheque… Inschrijving in een sportclub, in een jeugdbeweging, in een seniorenvereniging, in 41
CULTURELE, SPORTIEVE EN SOCIALE PARTICIPATIE: HET OCMW AAN ZET !
een vissersclub, in een academie (muziek, woord, dans), in een sportieve of creatieve cursus, een zwemabonnement, inschrijving in een cursus die handelt over het gebruik van nieuwe informatie- en communicatietechnologieën, in een sport- of crea-vakantie enz. Ook eventuele verplaatsingskosten, kinderopvang, een versnapering of drankje kunnen via het KB worden betaald wanneer de link met de activiteit duidelijk en aantoonbaar is. Het OCMW kan bovendien ook de kost van het benodigde materiaal voor deelname aan bovenstaande op zich nemen. Bijvoorbeeld: sportuitrusting, schildermateriaal, uniform van de jeugdbeweging, de huur van een muziekinstrument enzovoort. Enkele aandachtspunten bij individuele tegemoetkomingen ■
Het is goed om in een dienstnota (zie stap 6) te omschrijven welke activiteiten al dan niet in aanmerking komen voor individuele tegemoetkomingen, want het moet voor iedere maatschappelijk werker duidelijk zijn hoe men een aanvraag moet beoordelen.Anders loop je het risico dat sommige maatschappelijk werkers zeer veel toestaan en andere erg streng zijn. Een dergelijke reglementering moet evalueerbaar en aanpasbaar zijn en ruimte laten voor uitzonderingen.
■
Cliënten met weinig financiële speelruimte en/of veel kinderen, kunnen vaak onmogelijk het bedrag voor deelname zelf voorschieten.
■
Mensen in armoede betalen graag zelf een klein gedeelte. Dat bedrag moet uiteraard haalbaar zijn.
■
Het bepalen van een maximumbedrag per cliënt is geen goede optie. Een maximumbedrag wordt vaak bepaald vanuit de bekommernis dat iedereen gebruik moet kunnen maken van de kans te participeren. Uit de praktijk blijkt echter dat de interesse voor individuele deelname zelden te groot is.
■
Het OCMW kan zelf bepalen om activiteiten uit te sluiten en andere aan te moedigen. We raden aan om zo weinig mogelijk beperkingen op te leggen, uiteraard binnen de regelgeving. Het is belangrijk dat mensen zelf kunnen kiezen waar ze aan willen deelnemen of waar ze naar willen gaan kijken. De bestaande drempels maken het moeilijk voor de meest kwetsbaren om deel te nemen aan het reguliere aanbod. Zeker wanneer er geen goede toeleiding en omkadering is, zullen de meer ‘populaire’ manifestaties het meest succes boeken. Deelname aan commerciële activiteiten (bijvoorbeeld in gezinsverband) kan zorgen voor een ontspannen dag, plezier, een mooie herinnering… en is dus zeker niet waardeloos. De maatregel zou zich daar echter niet tot mogen beperken. Want duurzaamheid en echte participatie vragen om een ruimere aanpak. Als er beperkingen worden opgelegd qua activiteiten, kan je die ook vermelden in een dienstnota zodat ze voor alle betrokkenen duidelijk zijn.
42
HOE GA JE TE WERK?
■
Het is belangrijk dat aanvragen van cliënten snel, efficiënt en gestandaardiseerd worden behandeld. Het bestuur moet het kader creëren waarbinnen de sociale dienst efficiënt kan werken.
■
Wanneer individuele tussenkomsten voor participatie niet worden vergezeld door een intense toeleiding en veel aandacht voor de drempels, zullen vooral de cliënten die ook in het verleden al actief waren op sociaal, cultureel of sportief vlak, gebruik maken van de mogelijkheden. Generatiearmen, personen die al heel hun leven uitsluitingssituaties ervaren, zijn niet gebaat bij een louter financiële tegemoetkoming. Het is dan ook aan te raden om extra te investeren in omkadering en begeleiding én naast de individuele tussenkomsten nog andere initiatieven/projecten te voorzien op maat van de meest kwetsbare cliënten. Voorbeeldproject in deel vier: 24
5.1.2. Een kortingsysteem in partnerschap met andere organisaties De laatste jaren ontstaan er in verschillende gemeenten allerhande kortingpassen, en -kaartjes, cheques enz. Deze kunnen, naargelang de gemeente, worden gebruikt voor sport, cultuur of andere vrijetijdsactiviteiten. Ze bestaan voor kinderen en jongeren, maar hoe langer hoe meer ook specifiek voor kansarmen. Wanneer er in je gemeente een dergelijk kortingsysteem bestaat, is het zinvol om daarbij aan te sluiten in plaats van los daarvan je eigen systeem te installeren dat enkel voor OCMW-clienten geldt. Het is wel belangrijk te evalueren of bestaande kortingsystemen goed werken en efficiënt zijn. Eventueel kan het OCMW meewerken aan een optimale formule. Wanneer er in de gemeente nog geen kortingsysteem bestaat voor kwetsbare groepen, kan het OCMW overwegen om daar samen met partners aan te werken. Een goed kortingsysteem moet aan een aantal voorwaarden voldoen. We overlopen ze hieronder. Enkele aandachtspunten voor een goed kortingsysteem ■
Een kortingsysteem in samenwerking met andere partners, richt zich in regel niet enkel tot OCMW-cliënten, maar ook tot andere kansarmen in de gemeente. Het OCMW kan dan ook niet instaan voor de volledige financiering. Wanneer het aantal OCMW-cliënten dat gebruik maakt van de korting gekend is, dan betaalt het OCMW dat deel van de kosten. Wanneer het aantal cliënten niet exact gekend is, wordt op voorhand een realistische en formele verdeelsleutel vastgelegd.
■
Stigmatisering moet zoveel mogelijk vermeden worden. In de ideale situatie zou er één vrijetijdspas (met een chip) bestaan voor de verschillende gemeenschappen van België, die naargelang het inkomen van de gebruiker, een andere korting geeft. Maar dat is voorlopig 43
CULTURELE, SPORTIEVE EN SOCIALE PARTICIPATIE: HET OCMW AAN ZET !
toekomstmuziek. Wel zijn er een aantal aandachtspunten waardoor je de stigmatisering kan beperken. Geef de pas of de kaart een ‘neutrale’ naam en een ‘normaal’ uitzicht. Informeer de ‘mensen achter de loketten’ goed zodat ze op de hoogte zijn van het systeem en er op een discrete manier mee kunnen omgaan. ■
Bepaal via vastgelegde criteria wie in aanmerking komt voor het gebruik van de kortingkaart.
■
Het bestaan en de werking van een kortingsysteem moeten gekend zijn door de doelgroep. Een goede promotie/informatie is essentieel, evenals een toeleiding via de sociale organisaties. Wanneer de formule goed werkt, brengt ook mond-aan-mond-reclame nieuwe mensen aan.
■
Mensen in armoede willen graag zelf een deel van de prijs betalen. Participatie via een cultuur-, sport- of vrijetijdspas is bij voorkeur niet volledig gratis. De kortingen moeten wel voldoende hoog zijn zodat de prijzen betaalbaar blijven.
■
Een volledige keuzevrijheid is belangrijk, zowel wat het programma als wat de plaatsen betreft. Het gebruik van een dergelijke kaart mag voor de aanbieders van activiteiten geen aanleiding zijn om plaatsen op de achterste rij of de zitjes die men niet vol krijgt, te vullen.
■
Er moet ook voor omkadering worden gezorgd. We denken bijvoorbeeld aan voorbereiding, uitstappen in groep, nabespreking…
■
Een kortingsysteem zou ook de aanbodzijde moeten sensibiliseren. Aanbieders kunnen worden aangemoedigd om een toegeving te doen met betrekking tot de prijs, men kan de programmering bespreekbaar maken enz.
■
Kortingsystemen zijn samenwerkingsverbanden bij uitstek. Zowel de sociale, de culturele als de sportsector kunnen worden betrokken. Men kan best aan een van de inrichters de ‘regiefunctie’ toewijzen. Die organisatie zorgt voor overleg tussen de partners, evaluatie, de administratieve afhandeling enz.
■
Een vrijetijdspas moet geëvalueerd kunnen worden. Het is altijd wat zoeken naar de optimale formule. Een goede graadmeter zijn de gebruikers zelf. Je kan daarvoor werken met bijvoorbeeld een evaluatieformulier dat de gebruikers invullen.
■
In de ideale situatie kan de pas ook worden gebruikt voor niet-inwoners van de gemeente. Zeker in kleinere, landelijke gemeenten is het aanbod zeer beperkt zodat mensen aangewezen zijn op het aanbod van de naburige gemeente(n).
44
HOE GA JE TE WERK?
Een doordacht kortingsysteem heeft zeker verdiensten: het neemt de financiële drempel weg en maakt participatie op die manier toegankelijk voor personen die door omstandigheden weinig financiële draagkracht hebben. De passen zijn echter geen ‘wondermiddel’ waardoor iedereen plots zal participeren. Omkadering, begeleiding en toeleiding zijn ook hier essentiële aandachtspunten. We herhalen dat voor de meest uitgesloten groepen een korting aanbieden onvoldoende is om hen aansluiting te doen vinden bij het reguliere aanbod. Voor hen is vaak een werking op maat nodig. Voorbeeldprojecten in deel vier: 14, 26, 32
5.2. Groepsactiviteiten 5.2.1. Groepsactiviteiten georganiseerd door het OCMW Voor mensen in kansarmoede is het vaak een te grote stap om alleen deel te nemen aan activiteiten.Vaak voelen ze zich minderwaardig, schamen ze zich voor hun kledij, weten ze niet hoe zich te gedragen op plekken waar ze nog nooit zijn geweest. Bovendien is hun sociaal netwerk vaak erg beperkt en vinden ze in hun directe omgeving niemand die met hen mee wil. Voor hen kunnen groepsactiviteiten of -uitstappen een goede opstap zijn. Het OCMW kan zelf een groepsactiviteit organiseren, eventueel begeleid door een (of meerdere) maatschappelijk werker(s). Populaire evenementen blijken vaak een goede opstap om de cliënten vertrouwd te maken met de kansen die de maatregel hen biedt en vergemakkelijken de stap om in een tweede fase aan een minder toegankelijk aanbod te participeren. Voorbeeldproject in deel vier: 19 5.2.2. Groepsactiviteiten georganiseerd in samenwerking met partners Het OCMW kan ook samen met andere partners zorgen voor een groepsaanbod. Door bijvoorbeeld met een armenvereniging, sociaal restaurant, buurtwerking… samen te werken, verkleint de drempel. Partnerschappen betekenen bovendien minder werk voor de maatschappelijk werkers én minder stigmatisering van de deelnemers. Organisaties waarmee men samenwerkt, kunnen ook zorgen voor een goede omkadering van de activiteiten. De partners kunnen voor hun diensten vergoed worden door het OCMW. Voorbeeldproject in deel vier: 25 5.2.3. Creëren van een project op maat van de doelgroep Niet alle cliënten zijn spontaan geïnteresseerd in de mogelijkheid die de maatregel hen biedt, zelfs niet wanneer het aanbod in groep wordt georganiseerd. 45
CULTURELE, SPORTIEVE EN SOCIALE PARTICIPATIE: HET OCMW AAN ZET !
Om de meest kwetsbare doelgroepen te bereiken is het vaak nodig om bijzondere initiatieven op te zetten of te ondersteunen: het gaat dan om initiatieven op maat van de doelgroep. Via een aangepast project kan je de drempels die kansarmen ervaren en die hen verhinderen te participeren (kunstmatig) opvangen. Die initiatieven vragen echter kennis van de doelgroep, kennis van de drempels en een aangepaste methodiek. Het gaat om werk- en tijdsintensieve trajecten. Daarvoor zoekt het OCMW best naar partners. Enkele aandachtspunten voor bijzondere initiatieven en projecten ■
Soms komen er voorstellen van de cliënten zelf. Daar gevolg aan geven is bijzonder waardevol want zo vertrek je vanuit een reële vraag. Om ze te ondersteunen kan het OCMW partnerschappen afsluiten met andere organisaties.
■
Het gaat er niet om het volledige werk uit te besteden. Onder partnerschap verstaan we een wederzijdse betrokkenheid in alle fasen van het project. Het OCMW geeft niet enkel financiële steun maar bepaalt mee de doelstellingen van het project, de criteria, de planning, de evaluatie, de opvolging enz.
■
Het OCMW kan actief op zoek gaan naar partners om een bepaald initiatief op te zetten. Daarnaast kan het ook de mogelijkheid geven aan organisaties uit de gemeente om zelf projectvoorstellen te doen.
■
Wanneer organisaties projectvoorstellen indienen, moeten ze passen binnen de regelgeving van het KB. Het OCMW kan overwegen om een ‘selectiecommissie’ of ‘jury’ te installeren om een keuze te maken uit de ingediende projectvoorstellen. Projecten mogen niet uit willekeur worden gekozen. Bijdragen aan het verwezenlijken van de doelstellingen van de maatregel is essentieel.
■
Er moeten duidelijke afspraken worden gemaakt met de partners die een project opzetten in het kader van de maatregel. Er kan een convenant worden afgesloten die de omschrijving van het project, duur van de overeenkomst, evaluatie, financiële vergoeding, opvolging enz. bepaalt.
Enkele voorbeelden van bijzondere initiatieven en projecten Een creatief atelier in samenwerking met de academie en de armenvereniging, een sociaal-artistieke theaterwerking in samenwerking met het buurtwerk en een regisseur, een sportkamp voor maatschappelijk kwetsbare jongeren in samenwerking met een WMKJ (Werking met Maatschappelijk Kwetsbare Kinderen en Jongeren), een laagdrempelige zwemcursus in samenwerking met Buurtsport, een leesgroepje in samenwerking met Basiseducatie en de openbare bibliotheek, een cursus internetgebruik in samenwerking met een dienstencentrum. Voorbeeldprojecten in deel vier: 1, 2, 3, 4, 6, 8, 9, 11, 12, 13, 16, 17, 18, 20, 21, 23, 27, 28, 29, 30, 31, 33, 34 46
HOE GA JE TE WERK?
5.3. Sensibiliseren en structureel werken Naast de concrete en ‘tastbare’ initiatieven kan het OCMW ervoor opteren tegelijk ook structureel werk te maken van participatie in de gemeente waar het is ingebed. Dat kan door met de aanbieders afspraken te maken over de prijs, de toegankelijkheid, de buitenschoolse activiteiten die vaak erg duur zijn, enz. Dat veronderstelt een intensief overleg en regelmatige evaluatiemomenten. Dit ‘sensibiliserend’ werk is erg belangrijk omdat alle aanbieders deels zelf verantwoordelijk zijn voor de toegankelijkheid van hun aanbod. Wanneer drempelverlagende initiatieven enkel van het OCMW uitgaan, blijven het druppels op een hete plaat. Voorwaardenscheppend werken veronderstelt een structurele aanpak en is onmogelijk zonder samenwerkingsverbanden.
RESULTAAT STAP 5
Voorbeeldprojecten in deel vier: 5, 8, 14, 24, 26, 32 In de vijfde stap onderzoekt het OCMW welke initiatieven het wil opzetten of ondersteunen. Daarbij worden verschillende actoren betrokken: OCMW-bestuur, de sociale dienst, partners en de doelgroep. Men heeft weet van de beperkingen en de pluspunten van de verschillende mogelijke acties en komt samen tot een zinvolle keuze.
Stap 6
STAP 6: STEL EEN DRAAIBOEK OP ‘In het OCMW proberen we al onze acties een beetje te ‘stroomlijnen’. Daarom hebben we alles in een overzichtelijk reglement gegoten en dat is verspreid bij alle maatschappelijk werkers. Zo weten ze perfect wat de mogelijkheden zijn, wie er in aanmerking komt, wat er van hen wordt verwacht. Het is een heel praktisch document en zo kunnen we vermijden dat het KB door iedereen naar eigen goesting wordt ingevuld.’ (een diensthoofd) Nadat je, vertrekkend vanuit de lokale realiteit en de mogelijkheden en uitdagingen die zich lokaal aandienen, een doelgroep en acties hebt afgebakend, is het zinvol om dit alles neer te schrijven in een draaiboek.
Het draaiboek bevat alle informatie die de betrokkenen nodig hebben voor het uitvoeren van de maatregel ■
Visie en doelstellingen Waarom vindt het OCMW participatie belangrijk? De neerslag ervan kan worden gecommuniceerd aan het OCMW-personeel en aan de organisaties en diensten in de gemeente. Aan de visie zijn de doelstellingen gekoppeld. Doelstellingen zijn verbonden aan criteria 47
CULTURELE, SPORTIEVE EN SOCIALE PARTICIPATIE: HET OCMW AAN ZET !
zoals duurzaam werken, échte participatie, aandacht voor de meest uitgesloten groepen enzovoort. (Zie ook stap 1.) ■
Doelgroep(en) Omschrijf objectief welke doelgroep(en) in aanmerking komen. Zo vermijd je een subjectieve, willekeurige toekenning. (Zie ook stap 4.)
■
Acties De gekozen acties worden benoemd en beargumenteerd. Logischerwijze zijn ze een gevolg van de visie en de doelstellingen die het OCMW naar voor schuift. Aan de acties kan je verschillende criteria koppelen, om zo een latere evaluatie te vergemakkelijken. (Zie ook stap 5.)
■
Wie doet wat Het is zeer nuttig om in het draaiboek te vermelden wie waarvoor verantwoordelijk is bij de uitvoering van de initiatieven. Wanneer er voor de uitvoering van de maatregel samenwerkingsverbanden worden afgesloten met andere organisaties/diensten, is het zinvol om ook de betreffende convenanten in bijlage op te nemen. Voorbeeldprojecten in deel vier: 14, 24, 27
■
Werkwijze Uitleg bij hoe de acties praktisch moeten verlopen, is belangrijk voor het OCMW-personeel en voor de partners. Dat schept niet alleen duidelijkheid maar ook uniformiteit (bijvoorbeeld in de individuele tegemoetkomingen). Onder werkwijze verstaan we ook de ‘omkaderende activiteiten’: wanneer, hoe en door wie wordt er geëvalueerd? Is er een regelmatig overleg over de maatregel?...
■
Een tijdsplanning De tijdsplanning wordt opgesteld voor de periode van een jaar maar houdt liefst ook rekening met de opvolging/de nazorg van projecten en initiatieven. In een actieplan kan je de acties dus overzichtelijk spreiden. Dat maakt de initiatieven duidelijker voor OCMWwerkers én voor de mogelijke partners. Het geeft ook de mogelijkheid om in de loop van het jaar andere accenten te leggen. Zo kan het zinvol zijn om bij aanvang van de vakantieperiode extra te focussen op vakantieparticipatie, eventueel in samenwerking met de dienst Vakantieparticipatie. Ook specifieke activiteiten b.v. voor kinderen zijn zinvol tijdens de schoolvakanties. De jeugdboekenweek, de week van de sport… lenen zich tot bijzondere initiatieven voor de doelgroep. Een actieplan moet flexibel zijn. Omdat dergelijke projecten vaak experimenteel van aard zijn, moet het plan zo nodig kunnen worden bijgesteld.
48
RESULTAAT STAP 6
HOE GA JE TE WERK?
Stap zes zet het werk van de vorige stappen op papier. Dat levert een draaiboek op dat zowel binnen het OCMW als extern kan worden gebruikt om voor iedereen duidelijk te maken hoe het OCMW de maatregel toepast. Zo’n document is een belangrijk hulpmiddel voor de volgende stap: de communicatie.
Stap 7
STAP 7: COMMUNICEER EN INFORMEER ‘Men vergeet vaak hoe intensief het is om de cliënten warm te maken écht iets te gaan doen. Dat kost heel veel tijd en werk.We weten uit het verleden dat je hen door het schrijven van een brief niet bereikt voor dergelijke zaken.We hebben onze maatschappelijk werkers dan ook intensief ingelicht gedurende enkele informatiesessies zodat ze nu echt aandacht hebben voor de thema’s cultuur en sport in de gesprekken die ze voeren met de cliënten… Ook de partners in de gemeente zijn op de hoogte van het bestaan van de subsidie.We willen dat het voor iedereen duidelijk is wat de mogelijkheden zijn en wat niet.We willen geen foute verwachtingen creëren.’ (een diensthoofd) De communicatie over de maatregel is een zevende stap. In de eerste plaats moet er binnen het OCMW een duidelijke en efficiënte interne communicatie worden opgezet. Daarnaast moeten de andere gemeentelijke partners op de hoogte worden gebracht van de maatregel en de initiatieven die het OCMW daaraan koppelt. En, last but not least, moet er uiteraard een doeltreffende communicatie worden gevoerd naar de doelgroep.
7.1. Interne communicatie In de eerste plaats moet het OCMW de eigen medewerkers en diensten op de hoogte brengen en motiveren. Het is erg belangrijk dat iedere medewerker goed geïnformeerd is, dat hij/zij achter de filosofie van de maatregel staat en weet wat er van hem/haar wordt verwacht. Het is zinvol om de sociale dienst van bij aanvang te betrekken bij het overleg en de keuzes. De maatschappelijk werkers kennen de cliënten het best en het zijn zij die het meeste werk zullen hebben bij de concrete uitvoering van de maatregel. Uiteraard kan niet iedere maatschappelijk werker even intensief betrokken worden bij het voorbereidende werk. Na het bepalen van de doelgroep, de acties en de partners moet er bijgevolg sowieso een goede interne communicatie worden opgezet. De maatschappelijk werkers moeten weten vanuit welke doelstellingen en visie het OCMW vertrekt, hoe het OCMW de maatregel wil toepassen, welke doelgroep in aanmerking komt, hoe tewerk gaan, welke financiële bewijsstukken bij te houden enz. 49
CULTURELE, SPORTIEVE EN SOCIALE PARTICIPATIE: HET OCMW AAN ZET !
Het OCMW-personeel kan schriftelijk op de hoogte worden gebracht van het bestaan van de maatregel, bijvoorbeeld door de verspreiding van een dienstnota (zie stap 6). Het is zeker interessant om daarnaast ook (een) inlichtingsmoment(en) te organiseren om het actieplan uit te leggen en mogelijke vragen te beantwoorden. Men kan er ook voor opteren de maatschappelijk werkers regelmatig samen te brengen zodat ze hun ervaringen in verband met het werken aan de participatie van cliënten kunnen uitwisselen en eventuele problemen, knelpunten of onduidelijkheden kunnen bespreken. Voorbeeldprojecten in deel vier: 2, 8, 10, 14, 19, 28, 34
7.2. Communicatie met partners We beklemtoonden meermaals het belang en de meerwaarde van partnerschappen. Een goede communicatie met de (potentiële) partners is dan ook onontbeerlijk. Partners kunnen al worden betrokken bij stap drie: ‘het inventariseren van de lokale realiteit’ en later bij het overleg omtrent het afbakenen van de acties. Het OCMW kan ervoor kiezen ook de externe partners die niet bij het voorbereidende werk werden betrokken, te informeren over het bestaan van de maatregel en de toepassing ervan. Dat schept duidelijkheid over welke acties het OCMW opzet en kan de deur op een kier zetten voor latere samenwerking. Met de organisaties waar men mee samenwerkt, moeten uiteraard duidelijke afspraken worden gemaakt. Ze kunnen worden opgenomen in een convenant. Voorbeeldprojecten in deel vier: 3, 8, 13, 24, 26, 30, 32
7.3. Communicatie met de doelgroep Bij het informeren van de doelgroep, en meer nog, bij het stimuleren om zelf te gaan participeren, is doordachte communicatie een must. ENKELE AANDACHTSPUNTEN VOOR EEN DOELTREFFENDE COMMUNICATIE
Schriftelijke communicatie ■
50
Leesbaarheid Gebruik in schriftelijke communicatie steeds een leesbaar en voldoende groot en vet lettertype en werk op een voldoende groot formaat.
HOE GA JE TE WERK?
■
Begrijpbaarheid Zorg ervoor dat de boodschap duidelijk en eenvoudig wordt geformuleerd. Werk eventueel ook met concrete voorbeelden.
■
Aantrekkelijkheid Werk in een aangename lay-out en voeg eventueel ook tekeningen of foto’s toe. Maak eventueel een kleine ‘folder’ in plaats van, of samen met een ‘brief’.
■
Bereikbaarheid De informatie moet de doelgroep ook bereiken. Wanneer je hen een folder toestuurt, betekent dat niet noodzakelijk dat die ook wordt gelezen en bewaard. Zorg ervoor dat je ook folders verspreidt op plaatsen waar de doelgroep komt: in de wacht- en spreekkamers van het OCMW, in het dienstencentrum, in het sociaal restaurant enzovoort. Bijkomend kan je ook enkele affiches hangen (groter formaat) in de wacht- of spreekkamer. Je kan ook een kleine advertentie plaatsen, in een lokaal krantje bijvoorbeeld.
■
Doeltreffendheid Schriftelijke communicatie kan op haar efficiëntie worden ‘getest’ door het geschrevene te laten nalezen door de doelgroep (bijvoorbeeld via het cliëntoverleg wanneer dat bestaat in je OCMW).
■
Informatie over het aanbod Communiceren met de doelgroep betekent meer dan hen op de hoogte brengen van het bestaan van de maatregel en de mogelijkheden. Wanneer er in een folder b.v. wordt vermeld dat iedere cliënt gratis kan deelnemen aan het culturele en sportieve aanbod in de gemeente, dan veronderstel je dat de cliënt dat aanbod kent. In realiteit blijkt echter dat de communicatie vanuit de vrijetijdssector kansarme groepen meestal niet bereikt. (Zie ook stap 2.) Ze zijn dus niet op de hoogte van de verschillende mogelijkheden. Daar ligt een belangrijke taak voor de aanbieders zelf. Hun communicatie zou toegankelijk moeten zijn voor álle burgers. Daarnaast is het alvast een goed idee om folders van het cultuurcentrum, de sportdienst, de jeugddienst enzovoort voortaan ook in de wachtkamer van het OCMW en op plekken waar de cliënten komen, te verspreiden.Tijdsintensief, maar wel nuttig is het op een duidelijke en leesbare manier ‘hertalen’ van de informatie. Het OCMW kan b.v. ook een infomap aanmaken met informatie over het volledige gemeentelijk vrijetijdsaanbod.
Mondelinge communicatie ■
Extra uitleg door de maatschappelijk werker of een andere bemiddelaar Schriftelijke communicatie is minder efficiënt dan het persoonlijk aanspreken van de cliënt. Vaak is er een ‘bemiddeling’ nodig tussen de informatie en de doelgroep. In de ideale situatie zouden de maatschappelijk werkers het thema ‘participatie’ tijdens het spreekuur met 51
CULTURELE, SPORTIEVE EN SOCIALE PARTICIPATIE: HET OCMW AAN ZET !
iedere cliënt moeten bespreken, eventueel aan de hand van de folder. Deze taak kan deels worden uitbesteed aan anderen. Daarvoor kan het OCMW afspraken maken of samenwerkingsverbanden aangaan met andere organisaties. ■
Extra uitleg op de plekken waar de doelgroep regelmatig komt In b.v. een sociaal restaurant, een dienstencentrum, een buurthuis… kan uitleg worden gegeven aan de bezoekers. Op die manier bereik je meerdere mensen tegelijk en verliest de maatregel zijn ‘OCMW-stigma’.
■
Informatiesessies Er kan voor de cliënten ook een informatiesessie worden georganiseerd waar ze in groep worden geïnformeerd.
RESULTAAT STAP 7
Voorbeeldprojecten in deel vier: 2, 3, 6, 9, 10, 11, 12, 17, 18, 19, 22, 26, 32, 34
Na stap zeven is het OCMW in staat om op een doeltreffende manier de OCMW-medewerkers, de partners en de doelgroep te informeren.
Stap 8
STAP 8: VOER DE INITIATIEVEN UIT ‘We hebben een vormingswerker betaald om een reeks te organiseren ‘hoe gebruik je het internet’. In het begin was er een grote groep cliënten geïnteresseerd. Na drie maanden was er evaluatie en toen merkten we dat er nog maar twee cliënten de cursus volgden. Eigenlijk hadden we dat een beetje beter moeten opvolgen. Er was vanalles misgelopen omdat de aanpak van de vormingswerkster niet echt aansloeg bij onze mensen.Vanuit het OCMW hadden we het niet mogen ‘loslaten’ en zeker in het begin hadden we er beter op moeten toezien of alles wel goed verliep… dat zijn lessen voor de toekomst.’ (een diensthoofd) Pas nu is de uitvoering van de initiatieven aan de orde. De vorige stappen verhogen de slaagkans van de uitvoering aanzienlijk. Meestal zal een deel van de concrete uitvoering gebeuren door de maatschappelijk werkers, terwijl een ander deel van de initiatieven wordt gedragen door partners. De taakverdeling vloeit voort uit het voorbereidende werk. Bij de uitvoering van de initiatieven zijn vooral de drie volgende aandachtspunten aan de orde ■
52
Iedereen moet betrokken blijven bij de verschillende initiatieven die het OCMW opzet of ondersteunt. Wanneer het OCMW de projecten ‘loslaat’ na lancering en pas bij de eindevaluatie terug interesse toont, gaat veel van de betrokkenheid verloren, en mist het project draagvlak en klankbord.
HOE GA JE TE WERK?
■
Laagdrempeligheid (Zie ook stap 2.) is vaak een voorwaarde voor een efficiënte werking. Omkadering en extra aandacht voor toeleiding en begeleiding horen bij het laagdrempelig werken.
■
Wanneer de projecten lopen en individuele tegemoetkomingen worden aangevraagd, botst men soms op hindernissen, vragen, moeilijkheden bij de uitvoering. Een regelmatig overleg – ook met de deelnemers – blijkt nuttig om dergelijke ‘tussentijdse beslommeringen’ adequaat op te vangen. Daarover meer in de volgende stap.
RESULTAAT STAP 8
Voorbeeldprojecten in deel vier: 2, 8, 12, 23, 26, 27 Stap acht, de uitvoering van de initiatieven, kan slagen dankzij het goede verloop van de vorige stappen. Betrokkenheid, laagdrempeligheid en regelmatig overleg zijn sleutelwoorden.
Stap 9
STAP 9: EVALUEER EN STUUR BIJ ‘Aan evaluaties en overleg wordt ontzettend veel tijd gespendeerd, en dat is geen luxe. De meeste projecten die we opzetten zijn ‘proeftuintjes’, experimenten. Ook de stedelijke partners worden bij de evaluatie betrokken, zodat ook zij er lering uit kunnen trekken. Zo is er op termijn zeker opbouw van deskundigheid en weten we hoe langer hoe beter hoe we te werk moeten gaan.’ (een diensthoofd) Evaluatie is een voortdurend proces. Het betreft de resultaten en de impact van maatregelen. Evaluatie moet niet alleen gebeuren op het ‘technische’ niveau (vergelijking van doelstellingen, hulpmiddelen, resultaten en een verklaring van de tekortkomingen), maar ook op het globale niveau (sociale en culturele impact op de deelnemers). Bijgevolg moet er voldoende aandacht gaan naar langetermijneffecten. De beslissende factor is: hoe goed wordt het project geïntegreerd in een voortdurend proces van duurzame actie. Evaluatie gebeurt samen met de betrokken partners. Partners moeten inschatten hoe relevant hun tussenkomst is, in welke mate taken worden uitgevoerd en welke resultaten worden bereikt. Het is essentieel te weten hoe de doelgroep zelf het project beoordeelt. Evaluatie is een basis voor bijsturing. Projecten moeten dus over voldoende flexibiliteit beschikken. Bovendien kunnen de conclusies van een eindevaluatie vaak gebruikt worden bij het ontwerpen van nieuwe projecten. Conclusies van de evaluatie zijn ook nuttig voor de verantwoording die het OCMW jaarlijks aan de administratie moet overmaken. 53
CULTURELE, SPORTIEVE EN SOCIALE PARTICIPATIE: HET OCMW AAN ZET !
Evaluatie heeft betrekking op zeven niveaus 1. De algemene doelstellingen Zijn ze realiseerbaar? Moeten ze worden aangepast? 2. De methoden en technieken Zijn ze adequaat? Zijn alle betrokkenen het erover eens? 3. De resultaten in de omgeving Wat brengt het project teweeg? Hoeveel deelnemers heeft men kunnen bereiken? Welke veranderingen zijn constateerbaar? Hierbij moet niet alleen aandacht gaan naar de direct zichtbare en kwantitatieve resultaten maar ook naar de langetermijneffecten. 4. De aanwending van het aanwezige potentieel Wordt het potentieel dat in de gemeente aanwezig is, optimaal benut? (Infrastructuur, personeel, aanbod…) 5. De doelgerichtheid zoals in het begin gesteld Wat is de zin van de gevoerde actie? 6. Persoonlijke bevrediging bij het eindresultaat van het project 7. Wat is erbij gewonnen? Materieel, niet-materieel, aanzet tot nieuwe projecten…
RESULTAAT STAP 9
Voorbeeldprojecten in deel vier: 3, 10, 11, 27, 28
54
In stap negen evalueert het OCMW samen met de partners en de doelgroep hoe de acties verlopen. Dat gebeurt zowel tussentijds als bij afloop van het project. De evaluaties zijn een aanleiding tot bijsturing wanneer daar nood aan is.
COMMENT TRAVAILLER ?
Stap 10
STAP 10: ZORG VOOR OPVOLGING EN CONTINUÏTEIT ‘Ik had vroeger nog nooit toneel gespeeld en vond het heel plezant. Ik wist niet dat ik dat kon. Toen het gedaan was, viel ik wel in een zwart gat. Ik heb dan aan mijn maatschappelijke werker gevraagd of ze niet opnieuw iets konden organiseren, maar dat kon niet. Ik ben me dan in de academie gaan informeren om toneel te spelen en ik ben daar twee keer naartoe geweest maar dat was niets voor mij. We moesten veel van buiten leren. Ik mis dat sociaal contact. Ik zou graag terug bezig zijn.’ (een cliënt) Projecten zijn begrensd in de tijd. Dat neemt niet weg dat ze best worden ingepast in een langetermijntraject. Het effect van initiatieven is veel duurzamer wanneer ze in een langetermijnvisie en een langetermijnaanpak worden ingebed. Vrijetijdsparticipatie is een recht en moet dus een voortdurend aandachtspunt blijven. Die aandacht mag niet afhankelijk zijn van tijdelijke projectsubsidies. Enkel binnen een structurele aanpak wordt duurzame participatie mogelijk. Wanneer een project zijn doelstellingen heeft bereikt, kan het worden stopgezet. Vele initiatieven vereisen echter opvolging en continuïteit.
RESULTAAT STAP 10
Voorbeeldprojecten in deel vier: 1, 3, 5, 6, 7, 17, 20, 27, 29, 30, 31, 32, 34 In de laatste stap gaat er aandacht naar de opvolging en de continuïteit van projecten. Het is belangrijk te weten hoe de initiatieven kunnen voortgezet worden wanneer daar nood aan is.
55
DEEL 4
© MARIE OZANNE
Inspiratie uit de praktijk
DEEL 4 Inspiratie uit de praktijk
INTRO Twee jaar na de lancering van de maatregel is deze subsidie een katalysator voor boeiende ‘experimenten’ op lokaal niveau, met mooie en inspirerende projecten tot gevolg. Vierendertig voorbeeldprojecten (gerealiseerd of ‘in progress’) geven een idee van de mogelijkheden die de subsidie in de praktijk biedt. De grote diversiteit aan projecten is kenmerkend: van sportinitiatieven, uitstappen, artistieke projecten en buurtfeesten tot sensibiliseringsacties, kortingsystemen, internetlessen enz. Sommige ervan werden gerealiseerd door OCMW’s uit landelijke regio’s, andere vanuit centra in stedelijk gebied. Zowel de ambitieuze OCMW’s die samen met de lokale partners aan een integraal gemeentelijk participatieverhaal werken, als de OCMW’s die op zoek zijn naar waardevolle projectideeën of een efficiënte werkmethode, kunnen hier inspiratie in vinden. De voorbeeldprojecten tonen hoe de verschillende theoretische inzichten en aspecten in praktijk kunnen worden gebracht. We hopen dat ze aanstekelijk werken, zodat in alle gemeenten een boeiend en creatief participatietraject mogelijk wordt.
59
CULTURELE, SPORTIEVE EN SOCIALE PARTICIPATIE: HET OCMW AAN ZET !
1. Amorces
1. Amorces | Actietheater Luik
VOORSTELLING VAN HET PROJECT OORSPRONG Een van de missies van Théâtre de la Communauté is een brug slaan tussen cultuur en een kansarme doelgroep. Een partnerschap met het OCMW van Luik leek de beste manier om dit publiek te bereiken en de theaterproducties te voeden met ervaringen ‘uit het echte leven’ die in de culturele sector vaak over het hoofd worden gezien. DOELSTELLINGEN Kansarmen stimuleren om het woord te nemen door artistieke expressie. Hun deelname aan de maatschappij vergemakkelijken door hen de mogelijkheid te bieden zich te uiten, vorm te geven aan eigen projecten en zich door theaterspel in te leven in bepaalde rollen. Sensibiliseren door de voorstellingen op te voeren in scholen, verenigingen…
scholen (middelbare scholen, hogescholen, technische scholen, beroepsscholen…), jeugdhuizen, het verenigingsleven, universiteit, buurtbedrijven, gezondheidscentra, ziekenfondsen... UITVOERING ■
■
■
DOELGROEP Kansarme personen. PARTNERS Het OCMW van Luik en de aan het OCMW verbonden integratiedienst, organisaties uit de sociale economie, diensten voor socioprofessionele inschakeling, een instelling voor volwassenenvorming, overlegplatforms van Luikse aandachtswijken, syndicaten, gevangenissen, CEC’s (Centra voor Expressie en Creativiteit), asielcentra, sociaal bemiddelaars, homes, culturele centra, 60
■
■
Eerst en vooral werd er een netwerk gevormd van zeer uiteenlopende partners die een schakel vormen tussen de projectcoördinatoren en de eigenlijke doelgroep van het project. Via dat netwerk werden deelnemers gerekruteerd. Zo kon een ‘auteursteam’ samengesteld worden: vijf OCMW-cliënten en vijf professionele kunstenaars die met een contract twee jaar werden aangesteld. De auteurs kregen een ‘theaterbad’: films bekijken en bespreken van opvoeringen, lezingen, ontmoetingen en gesprekken. De levensverhalen van de deelnemers vormden de basis voor een theatertekst die samen opgesteld werd met als thema ‘werk’: een onderwerp dat de doelgroep nauw aan het hart ligt… Daarna volgde de praktijk: collectieve improvisatieoefeningen, schrijfopdrachten en debatten scherpten de ‘skills’ aan. Dat resulteerde in een vijftig minuten durende voorstelling over het thema werk. ‘Amorces’, opgevoerd in verschillende verenigingen en instellingen (die verbon-
INSPIRATIE UIT DE PRAKTIJK
■
den zijn met de doelgroep) om hen te sensibiliseren en actief te betrekken bij het project. Een gemengde financiering maakte het project mogelijk.
RESULTATEN Het theaterstuk wordt gespeeld voor OCMW’s, scholen, asielcentra… Er wordt nagepraat met het publiek. Wegens groot succes wordt het project voortgezet. In de toekomst wil men theaterworkshops opzetten voor de ruime doelgroep kansarmen, in 2006 wordt een grootser opgezette voorstelling gepland. De repetities zullen openstaan voor groepen, scholen… die willen deelnemen als acteur of als toeschouwer. STERKE PUNTEN ■ ■ ■
■
■
Een professionele voorstelling. Een zeer divers netwerk van partners. De cliënten zetten zelf een project op poten met een thema uit hun leefwereld. Vervolgens trekken ze erop uit om anderen te ontmoeten die op cultureel vlak kansarm zijn, om samen mee te denken. Zo worden ze ‘animatoren’ en creëren ze een band tussen de verschillende verenigingen, structuren en instellingen. De doelgroep krijgt publieke erkenning én deelt zijn knowhow tijdens de theaterworkshops. Het project loopt over een lange periode (twee jaar). Mogelijk wordt het door de groep verdergezet, los van het OCMW.
Meer info: Théâtre de la Communauté Contactpersoon: Claire Vienne en Roxanne Stubbe
[email protected] 61
CULTURELE, SPORTIEVE EN SOCIALE PARTICIPATIE: HET OCMW AAN ZET !
2. Andersen & Co
2. Andersen en Co | Vertelvoorstelling Wetteren
VOORSTELLING VAN HET PROJECT OORSPRONG De aanleiding: enkele brainstormmomenten met een afvaardiging OCMW-maatschappelijk werkers, de cultuurbeleidscoördinator, Leerpunt regio Dendermonde en een lokale vereniging van mensen met een laag inkomen. Tijdens de vergaderingen ontstond het idee om een sociaal-artistieke werking te starten met als thema de sprookjes van H.C. Andersen (2005 werd uitgeroepen tot Europees Andersen-jaar). DOELSTELLINGEN Via een sociaal-artistiek groepsproject de doelgroep niet alleen als ‘gebruiker’ maar ook als ‘maker’ van cultuur laten proeven. Bovenal: werken aan de drempels die de doelgroep beletten om aan cultuur te participeren, aandacht besteden aan het sociale aspect en werken aan een kwalitatief en artistiek hoogstaand toonmoment.
UITVOERING ■
■
■
DOELGROEP De cliënten van het OCMW. Bijzondere aandacht gaat naar gezinnen met problemen op diverse levensdomeinen (‘multiproblem-gezinnen’) en naar alleenstaanden met kinderen. PARTNERS Leerpunt (centrum voor basiseducatie, regio Dendermonde), Plaatselijk Welzijns Overleg (PWO), de cultuurbeleidscoördinator, het cultuurcentrum, enkele organisaties uit de gemeente (bibliotheek, academie…). 62
■
Het ‘voortraject’ vergde veel energie. Er was binnen het OCMW een zeker enthousiasme en geloof in de kracht van cultuur nodig… Eerst werd er een groep geïnteresseerde cliënten gevormd. Dankzij de enthousiasmerende gesprekken die de maatschappelijk werkers voerden én door samenwerking met de plaatselijke vereniging van mensen met een laag inkomen, kon een groep gemotiveerde deelnemers aan de slag. De rekrutering was niet te onderschatten, ze vergde een grote inspanning van de maatschappelijk werkers. De groep cliënten kwam gedurende drie maanden twee keer per week samen om creatieve vaardigheden te ontwikkelen onder begeleiding van een coach van Leerpunt. Verschillende artistieke disciplines kwamen aan bod.Tijdens de bijeenkomsten wisselden ontspanning en meer gerichte projectactiviteiten elkaar af. Een greep uit de activiteiten: de bibliotheek ontdekken, een bezoek achter de schermen van het cultuurcentrum, een museumbezoek, groepsdiscussies, een gesprek met een schrijver en met andere kunstenaars, een rondleiding in de academie, wandelingen… De hoofdmoot van de bijeenkomsten waren de workshops. Deelnemers kregen de kans om op eigen tempo creatief aan de slag te gaan, met de eigen mogelijkheden.
INSPIRATIE UIT DE PRAKTIJK
■
De workshops werkten naar een eindproduct toe in de vorm van een toonmoment, onder leiding van een regisseur en met de technische ondersteuning van het cultuurcentrum. Zowel workshops als toonmoment werden in nauw overleg met de deelnemers zelf vormgegeven.
■
■
Het project kreeg vorm in dialoog met de deelnemers. Het toonmoment werd voorbereid met een professionele regisseur.
RESULTATEN Het eindproduct werd voorgesteld in het cultuurcentrum, bij de opening van de tentoonstelling ter gelegenheid van de ‘Week van de Amateurkunsten’. Het werd een groot succes voor de deelnemers én voor het publiek. Door het toonmoment in het cultuurcentrum te organiseren, bereikten beide initiatieven (Week van de Amateurkunsten en het sociaal-artistiek project) bovendien een nieuw publiek. De samenwerking met Leerpunt betekende niet alleen organisatorisch een meerwaarde: uit de praktijk bleek dat de deelnemers zeer graag het podium wilden beklimmen, maar niet als ‘OCMW-cliënten’. Dat ‘stigma’ kon vermeden worden door het partnerschap met Leerpunt. STERKE PUNTEN ■
■
■
■
Aandacht voor het motiveren van de maatschappelijk werker. Samenwerking met gemeentelijke partners van bij aanvang van het project. Een goede toeleiding van cliënten via de maatschappelijk werkers en via de vereniging van mensen met een laag inkomen. In de workshops gingen de deelnemers niet alleen zelf aan de slag, maar werd ook het cultureel leven in de stad geëxploreerd.
Meer info: OCMW Wetteren Contactpersoon: Hans Onselaere
[email protected] 63
CULTURELE, SPORTIEVE EN SOCIALE PARTICIPATIE: HET OCMW AAN ZET !
3. Ateliers
3. Ateliers voor beeldende kunsten Namen
VOORSTELLING VAN HET PROJECT OORSPRONG Het OCMW van Namen deed beroep op de Naamse cel van Article 27 om in partnerschap een ‘project voor globale cultuurbegeleiding’ in het leven te roepen. DOELSTELLINGEN Dit project voor ‘globale cultuurbegeleiding’ is opgebouwd rond 3 pijlers: ■ de OCMW-cliënten in groep laten proeven van cultuur (exposities, voorstellingen); ■ de kritische blik van het publiek stimuleren; ■ een creatief atelier opzetten, geleid door een professioneel kunstenaar. In het atelier voor beeldende kunsten komt het er op aan te leren kijken, kennis te maken met verschillende technieken en de verbeelding van de deelnemers te prikkelen. DOELGROEP Het project staat open voor alle cliënten; er wordt geen enkele voorkennis of specifieke bekwaamheid verwacht van de deelnemers. PARTNERS Het OCMW van Namen, de Naamse cel van Article 27, een beeldend kunstenares en Théâtre de Namur (waar de ateliers plaatsvonden).
64
UITVOERING ■
■
■
■
■
■
Overleg- en brainstormmomenten tussen Article 27 en het OCMW over het gebruik van de subsidie leidden tot verschillende voorstellen, waaronder het ‘globaal project voor cultuurbegeleiding’. Het OCMW richtte een ‘cel sport en cultuur’ op om het beheer van de subsidie en van de verschillende projecten te verzekeren. Article 27 coördineerde de uitvoering. Een overeenkomst tussen Article 27 en het OCMW werd opgesteld en ondertekend. Om een maximale regelmaat te verzekeren en zo terug structuur te brengen in het leven van de doelgroep, werd besloten het atelier twee maal per week open te stellen. Er werd geopteerd voor twintig sessies van telkens twee uur. Alle OCMW-cliënten werden uitgenodigd op een informatievergadering waar de projecten werden voorgesteld. Naast de ateliers werden er culturele uitstappen georganiseerd in groep. De deelnemers kozen samen met de kunstenaar een activiteit. Uiteindelijk werden twee uitstappen georganiseerd: tijdens een dag aan zee maakte de groep kennis met hedendaagse kunst en op een andere dag stond een combinatie van het Museum voor Schone Kunsten in Brussel en een schildersatelier op het programma.
INSPIRATIE UIT DE PRAKTIJK
■
■
In het atelier werd artistiek werk gecombineerd met groepsgesprekken over culturele identiteit. De gesprekken sloten aan bij de ervaringen in het atelier gebaseerd op de leefwereld van iedere deelnemer. Na afloop van het atelier werden de werken tentoongesteld in een Naams bejaardentehuis.
■
RESULTATEN ■
Het project werd met de deelnemers geëvalueerd. Het atelier werd positief bevonden. Er was een evolutie in de tekeningen en een toegenomen verbeeldingskracht. Dankzij de uiterst positieve evaluatie en het enthousiasme van de deelnemers wordt het project voortgezet. Een nieuwe overeenkomst voorziet drie acties: ■ samen met de deelnemers een rondreizende expositie organiseren in de cultuurcentra van de provincie Namen; ■ het atelier wordt voortgezet, maar ditmaal door de groep zelf gedragen. Een kunstenaar en een vormingswerker blijven de groep begeleiden maar er wordt een grotere autonomie verwacht. Bedoeling: portretten maken van de ouderen uit het nabijgelegen bejaardentehuis. Zowel de creatieve vaardigheden als het intergenerationele contact staan daarbij centraal; ■ er wordt een nieuw atelier voor beeldende kunsten opgericht waarvoor een nieuwe groep geïnteresseerden wordt gezocht. STERKE PUNTEN ■
De kunstenaar stond er voor in dat het ontbreken van een technische basis voor
niemand een obstakel vormde. Iedereen werd gestimuleerd in zijn kunnen en er werd rekening gehouden met individuele voorkeuren. Door deel te nemen aan de culturele uitstappen ontdekten de deelnemers het werk van verschillende kunstenaars en werden ze ingewijd in de kunstgeschiedenis. Die activiteiten verrijkten hun eigen creaties. De continuïteit en de duurzaamheid van het atelier worden verzekerd. Het autonome atelier voor beeldende kunsten zet de dynamiek van het eerste atelier verder en stimuleert initiatieven vanuit de groep. Daardoor kunnen de deelnemers meewerken aan het beheer en de praktische organisatie van het atelier, en in hun artistieke zoektocht investeren.
Meer info: Article 27, regio Wallonië Contactpersoon: Catherine Legros
[email protected] 65
CULTURELE, SPORTIEVE EN SOCIALE PARTICIPATIE: HET OCMW AAN ZET !
4. Beeldhouwkunst 4. Beeldhouw- en schilderkunst
Saint-Hubert, Wellin, Libin, Tellin VOORSTELLING VAN HET PROJECT OORSPRONG Defits, de dienst voor socio-professionele integratie van de OCMW’s van Tellin, Wellin, Libin en Saint-Hubert had enkele jaren geleden een atelier opgezet. Toen Defits vernam dat de OCMW’s een budget kregen voor cultuur en sport, werd er met de vier OCMW’s samengezeten. De bedragen die nog niet aan andere projecten waren toegewezen lieten toe een tweede atelier op te richten waar cliënten konden schilderen en beeldhouwen. DOELSTELLINGEN Het project wil bijdragen aan de socioprofessionele integratie van de deelnemers door hen in groep een groot schilderij en beeldhouwwerk te laten maken.
■
■
■
■
DOELGROEP De kansarme inwoners van Tellin, Wellin, Libin en Saint-Hubert.
■
PARTNERS Defits, de OCMW’s van Tellin, Wellin, Libin en Saint-Hubert en de vzw Ateliers 4D.
■
UITVOERING ■
66
Op openbare plekken en bij handelaars in de vier gemeenten werden affiches opgehangen. Daarin werd aan de doelgroep voorgesteld gratis deel te nemen aan een schilder- en beeldhouwatelier. Defits
zorgde voor hun vervoer naar en van het atelier. De organisatoren stelden twee thema’s voor: landschappen en zelfportretten. De deelnemers wilden beide aan bod laten komen. Het programma voorzag regelmatig bezoek aan tentoonstellingen van plaatselijke kunstenaars. Er werd onderling gediscussieerd over de werken. Om de concrete inhoud van het atelier te bepalen, werd gezamenlijk overlegd. De begeleider zag erop toe dat iedereen de kans kreeg zijn verwachtingen te uiten. De deelnemers leerden een gezamenlijk project opbouwen, verschillende artistieke technieken toepassen, werken met kleur en compositie… Uiteindelijk maakte iedereen een voorontwerp voor het collectieve kunstwerk. Daarna volgde discussie en overleg om een gezamenlijk voorontwerp te maken waarover alle deelnemers het eens waren. Uiteindelijk maakte iedereen samen een monumentaal schilderij en een beeldhouwwerk. De werken zijn verplaatsbaar, wat het mogelijk maakt ze op verschillende plekken te tonen.
RESULTATEN De deelnemers waren zeer gemotiveerd: ze kwamen vaak vroeger aan in het atelier om
INSPIRATIE UIT DE PRAKTIJK
al te bespreken wat ze zouden gaan doen die dag. Iedereen was bovendien goed geïntegreerd in de groep. De werken werden gesigneerd (de foto’s van de deelnemers) en tentoongesteld op verscheidene plekken in de regio. STERKE PUNTEN ■
■
■
■
Bezoek aan de lokale tentoonstellingen verrijken het creatieproces. Het opzet van het project stond vast (een beeldhouwwerk en een schilderij), maar het zijn de deelnemers die zelf inhoud hebben gegeven aan de concrete vormgeving. Het feit dat Defits zorgde voor vervoer naar en van het atelier, verlaagde de drempel. De expositie van de werken zorgt voor een publieke erkenning en sterkt het zelfvertrouwen van de groep.
Meer info: OCMW Tellin Contactpersoon: Isabelle Dory
[email protected] 67
CULTURELE, SPORTIEVE EN SOCIALE PARTICIPATIE: HET OCMW AAN ZET !
5. Binnenstebuiten
5. Binnenstebuiten | Lichaamsverzorging Antwerpen
VOORSTELLING VAN HET PROJECT OORSPRONG In het voorjaar van 2004 organiseerde de Stad Antwerpen een themacollege rond armoede. In de werkgroepen kwam sterk tot uiting dat mensen in armoede heel vaak worden uitgesloten of gediscrimineerd op basis van uiterlijke kenmerken van armoede, en dat de doelgroep daaraan wil werken. Hoe mensen zich kleden, zorg besteden aan hun voorkomen, een eigen ‘stijl’ ontwikkelen waar ze zich goed bij voelen… dat hoort ook bij ‘cultuur’ en heeft een belangrijke impact op het leven van mensen en op hun sociale contacten. DOELSTELLINGEN Dit project wil de kloof dichten tussen generatiearmen en de rest van de samenleving door extra aandacht te besteden aan expressie. De bedoeling is emancipatorisch en respectvol te werken (dus niet bevoogdend) rond thema’s zoals hygiëne en kledij, zelfbeeld, gezondheid enz. Men wil dit project bovendien structureel inbedden in de bredere context van hulpverlening. DOELGROEP Generatiearme OCMW-cliënten uit Antwerpen. PARTNERS APGA (Antwerps Platform Generatiearmen), ‘Een paar apart’ (project van RISOAntwerpen i.s.m. Recht-Op, met een erva68
ringsdeskundige in de armoede), VormingPlus, een Centrum voor Algemeen Welzijnswerk (CAW ), het Flanders Fashion Institute, het OCMW van Antwerpen. Voor de concrete invulling wordt beroep gedaan op diëtisten, kappers, een styliste, sociaal verpleegkundigen, het Steunpunt Gezondheid, dienstencentra… Zoveel mogelijk vrijwillige ‘deskundigen’ worden ingezet. UITVOERING Start: september 2005. Planning: een vormingscyclus voor de cliënten, met een viertal groepen. Verschillende onderwerpen worden behandeld: gezondheid, sport, voeding, hygiëne, zelfbeeld, kledingsadvies… Er wordt op een vaste begeleider en een ervaringsdeskundige in de armoede beroep gedaan en per thema en vormingsmoment op de inbreng van deskundigen (een diëtist, sociaal verpleegkundige, stylist…). Naast de vormingen wordt er ook structureel en voorwaardenscheppend gewerkt: ■ wat betreft ‘hygiëne en verzorging’ wil men de mogelijkheden aftasten om de service van de dienstencentra (manicure, douche, pedicure, kapper…) ook open te stellen voor mensen in armoede, in plaats van enkel voor de senioren; ■ wat betreft kleding: binnen het OCMW werd in 2004 een ‘sociale superette’ ■
INSPIRATIE UIT DE PRAKTIJK
■
■
opgericht. Men wil de ‘afdeling textiel’ gevoelig uitbreiden. De wekelijkse aanwezigheid van een styliste (voor kledingsadvies) in de kledingswinkel is een denkpiste. Die sociale kledingwinkel zou worden opengesteld voor alle geïnteresseerden. Het is allerminst de bedoeling om een exclusieve (stigmatiserende) winkel voor generatiearmen te creëren; aan de kledingwinkel wordt een naaiatelier verbonden waar mensen terecht kunnen voor kleine retouches en herstellingwerken. Klanten kunnen hun eigen garderobe laten opwaarderen. Via artikel 60 worden enkele OCMW-clienten ingeschakeld. Dat moet twee vliegen in een klap slaan: het atelier wordt een activeringsproject waar kansarmen een opleiding kunnen volgen of een baan kunnen vinden en tegelijkertijd zal het naaiatelier een goedkopere service leveren aan de OCMW-cliënten en hen helpen aan hun outfit te sleutelen. nazorg en opvolging zijn een belangrijk aandachtspunt: er wordt een terugkomdag gepland om het project grondig te evalueren en men denkt nu reeds na over een manier om de formule te bestendigen.
STERKE PUNTEN ■
■
■
■
■
Men durft een gevoelig thema dat tot op vandaag amper aandacht krijgt, behandelen, met veel respect voor de doelgroep. De inbreng van een ervaringsdeskundige in de armoede. Er worden samenwerkingsovereenkomsten afgesloten én een ruim netwerk van deskundigen wordt ingezet om de kwaliteit en de relevantie van de workshops te waarborgen. Er is oog voor het structureel werken aan een voorwaardenscheppend kader. Er is aandacht voor nazorg en continuïteit.
RESULTATEN Voordat het project van start ging werd er een artikel over gepubliceerd. Naar aanleiding van dat artikel kreeg Recht-Op verschillende telefoontjes van geïnteresseerde personen die zich alvast wilden inschrijven. Dat toont alvast dat er nood is aan en vraag is naar dergelijke initiatieven.
Meer info: Een Paar Apart Contactpersoon: Chris Haesendonckx
[email protected] 69
CULTURELE, SPORTIEVE EN SOCIALE PARTICIPATIE: HET OCMW AAN ZET !
6. Breakdance en graffiti 6. Breakdance en graffiti
Bertrix VOORSTELLING VAN HET PROJECT OORSPRONG Het OCMW, het cultuurcentrum, de middelbare scholen en de muziekacademie van Bertrix kwamen gedurende een jaar regelmatig samen met adolescenten uit de buurt om te weten wat de jongeren bezighield, wat hen boeide... Dat resulteerde in de ‘SacAdos-dag’: een dag met tal van activiteiten op maat van de doelgroep. De workshop breakdance en graffiti was een van de resultaten van het gezamenlijke denktraject. DOELSTELLINGEN De jongeren warm maken voor allerhande soorten activiteiten: journalistiek, graffiti, breakdance, muziek… DOELGROEP Adolescenten van 12 tot 18 jaar. PARTNERS OCMW, het cultuurcentrum, de middelbare scholen en de muziekacademie van Bertrix, Fondation Jacques Gueux (actief rond stadsen straatcultuur). UITVOERING ■
70
De scholen en de jeugddienst legden de eerste contacten met de doelgroep. Enthousiastelingen die aan een vorige editie van de workshop deelnamen, brachten andere geïnteresseerde adolescenten aan. Daarnaast zorgden promotie via het cul-
■
■
■
tuurcentrum, folders die naar alle jongeren werden gestuurd en een artikel in een regionale krant voor bijkomende belangstellenden. Het cultuurcentrum zorgde voor twee ervaren animatoren om de workshops te begeleiden. Gedurende die workshops ging er niet alleen aandacht naar graffiti en breakdance. Tijdens de graffiti-sessies werd er bijvoorbeeld ook gesproken over het milieu en het respect voor privé-eigendom. De deelnemers maakten tijdens de graffitiworkshops zelf de uithangborden van de jeugd- en de cultuurdienst en ze namen een van de muren van het jeugdhuis vakkundig onder handen. De jongeren kregen de vraag om ook de kiosk in het park van Bertrix van een graffitikunstwerk te voorzien.
RESULTATEN Sinds de eerste activiteit werd naast de jeugddienst een tweede lokaal geopend, waar de jongeren zich kunnen oefenen in breakdance. Dat lokaal is vier maal per week geopend. Er wordt ook met de doelgroep vergaderd over andere creatieve activiteiten. De jongeren tonen hun kunnen tijdens tal van evenementen, bijvoorbeeld op het festival van de stadskunsten in Marche-en-Famenne. Een opvoering van de groep van
INSPIRATIE UIT DE PRAKTIJK
Bertrix is gepland tijdens de officiële inhuldiging van de nieuwe polyvalente zaal van de gemeente. STERKE PUNTEN ■
■
■
■
■
De keuze van activiteiten is gebaseerd op overleg en komt voort vanuit de interesse van de jongeren zelf. De activiteiten overstijgen het ‘bezig zijn’: zo wordt er bv. ook respect bijgebracht voor openbare plaatsen. Het publiek is heterogeen: sociaal sterkere en zwakkere jongeren vinden elkaar op basis van een gemeenschappelijke interesse. De jongeren tonen wat ze kunnen, en dat voor een publiek. Het voortbestaan van het project wordt verzekerd.
Meer info: OCMW Bertrix Contactpersoon: Véronique Prignon
[email protected] 71
CULTURELE, SPORTIEVE EN SOCIALE PARTICIPATIE: HET OCMW AAN ZET !
7. Buggenhout kleurt
7. Buggenhout kleurt | Multicultureel feest Buggenhout
VOORSTELLING VAN HET PROJECT OORSPRONG De sociale dienst van het OCMW van Buggenhout en enkele asielzoekers die gebruik maken van de OCMW-dienstverlening staan aan de wieg van dit initiatief. Door middel van een etentje wilden enkele asielzoekers hun maatschappelijk werkers bedanken voor hun hulp en ondersteuning. Zo kwam het dat enkele maatschappelijk werkers een uitnodiging ontvingen om op ‘gastronomische visite’ te komen. Die uitnodiging stemde hen tot nadenken. Uiteraard waren ze zeer blij met deze hartverwarmende erkenning voor hun werk. Maar tegelijk droomden ze ervan dat deze ‘culturele/culinaire uitwisseling’ de beslotenheid van een etentje tussen gelijkgestemden zou overstijgen. Zo ontstond het idee om een multicultureel feest te organiseren voor OCMW-cliënten en andere buurtbewoners. De asielzoekers speelden graag kok van dienst en lieten zo de lokale bevolking kennismaken met én proeven van de culturele diversiteit. DOELSTELLINGEN Positieve beeldvorming stimuleren, empowerment en verdraagzaamheid zijn sleutelwoorden in dit initiatief. De groep OCMWcliënten is van diverse etnische origine. Via dit initiatief wil men ook de kloof tussen die ‘werelden’ verkleinen.
72
DOELGROEP De gebruikers van de dienstverlening van het OCMW, zowel allochtoon als autochtoon, staan centraal. Ook andere buurtbewoners worden uitgenodigd. PARTNERS OCMW, gemeente, asielzoekers. UITVOERING ■
■
■
■
■
De sociale dienst kaartte het projectidee aan bij het OCMW-bestuur. Het was niet moeilijk om de bestuursleden te overtuigen. De gemeentelijke diensten hielpen bij de praktische uitwerking. De asielzoekers waren betrokken bij het hele proces en spelen tijdens het feest een belangrijke rol. Alle cliënten werden via de maatschappelijk werkers van de sociale dienst uitgenodigd om zich in te schrijven voor het feest. Een gratis maaltijd, verzorgd en opgediend door OCMW- medewerkers, bestuur en vrijwilligers, zorgde voor een extra stimulans. In de namiddag werd de OCMW-campus omgetoverd tot een verzamelplaats van verschillende culturen. Asielzoekers boden zelfbereide culinaire specialiteiten aan uit hun land van herkomst. Wereldmuziek zorgde voor een tropische sfeer. Op een wereldmarkt werden diverse producten
INSPIRATIE UIT DE PRAKTIJK
■
uit alle hoeken van de wereld aangeboden… Het gebeuren viel samen met de plaatselijke kermis, om zo een versmelting van de lokale en allochtone bevolking te stimuleren.
RESULTATEN Wegens groot succes wordt het multicultureel feest nu jaarlijks herhaald. De grote diversiteit aan deelnemers (jong, oud, autochtoon, allochtoon, groot en klein…) zorgde voor een boeiende uitwisseling. Zowel de OCMW-cliënten, de andere bezoekers, het OCMW-bestuur en de sociale dienst, de gemeente én de asielzoekers kijken met veel plezier terug op de dag. STERKE PUNTEN ■
■
■
■
■ ■
Het enthousiasme van een schare medewerkers. De samenwerking met de gemeentelijke partners op organisatorisch vlak. De cliënt staat centraal - grote dankbaarheid langs beide zijden. De intentie van alle partijen om dit evenement jaarlijks te herhalen: continuïteit. De sociale mix. Een sterke sociale dienst waar alle medewerkers eenzelfde visie hebben en extra inspanningen willen leveren.
Meer info: OCMW Buggenhout Contactpersoon: Dirk Lissens
[email protected] 73
CULTURELE, SPORTIEVE EN SOCIALE PARTICIPATIE: HET OCMW AAN ZET !
8. Collectieve overeenkomsten 8. Collectieve overeenkomsten met de OCMW’s
(Article 27) Brussel VOORSTELLING VAN HET PROJECT OORSPRONG Op verzoek van de Conferentie van de Brusselse OCMW’s stelde Article 27 alternatieven voor voor het gebruik van de subsidie waarover de OCMW’s sinds 2003 beschikken. De vzw Article 27 zag het licht in 1999 in Brussel en werkt aan de bewustmaking van cultuur en het vergemakkelijken van de toegang tot elke vorm van cultuur, voor iedereen die in moeilijke sociale en/of economische omstandigheden leeft. DOELSTELLINGEN Het stimuleren van duurzame cultuurparticipatie van een kansarme doelgroep.
UITVOERING ■
■
DOELGROEP Article 27 richt zich tot de OCMW-cliënten van de aangesloten OCMW’s en maakt geen onderscheid op basis van leeftijd, etnische afkomst… ■
PARTNERS Wat cultureel aanbod betreft: cultuurcentra, musea, academies, theater, opera, gespecialiseerde culturele instellingen (bv. rond graffiti) en talrijke onafhankelijke kunstenaars. Sociale partners: basiseducatie, asielcentra, de verantwoordelijken voor cultuur van de OCMW’s, socio-professionele integratiediensten, jeugddiensten, alfabetiseringsinitiatieven… 74
■
■
Article 27 verspreidt tickets waarvoor de OCMW-cliënten een eigen bijdrage van 1,25 euro betalen. Ze geven toegang tot een ruime waaier van culturele instellingen en activiteiten. Parallel met de verspreiding van tickets treedt Article 27 op als intermediair tussen de sociale en culturele sector. Article 27 is zich ervan bewust dat er naast de financiële problemen ook andere ‘drempels’ meespelen. Daarom werden er ook pedagogische diensten en instrumenten ontwikkeld. In de loop der jaren ontstond een animatiedienst, een ambassadeursdienst, werd een kader ontwikkeld voor praktijkbegeleiding, een ‘kijkerscomité’ geïnstalleerd en gratis geleide bezoeken georganiseerd aan bijvoorbeeld musea; er zijn ateliers, groepsgesprekken en er werd een pedagogische koffer aangemaakt… Article 27 werkt via een collectieve overeenkomst met aangesloten OCMW’s en onderhandelt dus eerst en vooral over een akkoord met het OCMW over het (de) project(en). Per OCMW worden de beheerders van de subsidie en de referentiepersonen voor het werkterrein ‘cultuur’ in kaart gebracht. Wanneer met hen een goed contact ontstaat, kan Article 27 werkwijze en visie verduidelijken en kunnen samen projecten geconcretiseerd worden.
INSPIRATIE UIT DE PRAKTIJK
■
■
■
Article 27 werkt nauw samen met de verantwoordelijken van de OCMW’s en blijft betrokken gedurende het hele proces: organisatie en opvolging van de groep, planning, keuze van een atelier en van een kunstenaar-vormingswerker, lokalen, materiaal… Nadat de ateliers zijn afgerond, gaat er veel aandacht naar de afwerking en de ‘opwaardering’ van de eventuele producties. Article 27 zorgt steeds voor een gezamenlijke evaluatie.
■
■
een uitgebreid en gevarieerd cultureel aanbod. Er gaat veel aandacht naar het luisteren naar de deelnemers aan de projecten. Ieder voorstel komt voort uit overleg. Article 27 beschikt over een jarenlange ervaring en is reeds lange tijd aanwezig op het terrein. Een samenwerking met deze organisatie maakt het de OCMW’s dan ook mogelijk om tijdverlies, energieverspilling en parallelle circuits te vermijden en efficiënt te werken aan de participatieopdracht.
RESULTATEN De meerderheid van de Brusselse OCMW’s is aangesloten bij Article 27. De impact van dergelijke projecten laat zich vooral voelen op het persoonlijke niveau van de deelnemers. Hun zelfvertrouwen groeit door de positieve ervaring waarbij iedereen zich (her)ontdekt als een creatief, talentvol en leergierig iemand. Die ervaring geeft mensen bovendien de kans even te ontsnappen aan het soms zeer moeilijke leven van elke dag. Tegelijk scheppen de projecten vaak nieuwe sociale banden: tijdens ateliers worden vriendschappen gesmeed, die vaak nog worden versterkt tijdens gezamenlijke uitstappen. STERKE PUNTEN ■
Article 27 werkt samen met talrijke culturele partners en sensibiliseert hen voor nieuwe doelgroepen. Zo brengt Article 27 voortdurend nieuwe wisselwerkingen teweeg tussen de sociale en de culturele sector. Dankzij de samenwerking met Article 27 heeft de doelgroep toegang tot
Meer info: Brusselse cel Article 27 Contactpersoon: Laurence Adam
[email protected] 75
CULTURELE, SPORTIEVE EN SOCIALE PARTICIPATIE: HET OCMW AAN ZET !
9. Cultuurclub
9. Cultuurclub | Integraal project Hechtel-Eksel
VOORSTELLING VAN HET PROJECT OORSPRONG Na een jaar werking concludeerde het OCMW van Hechtel-Eksel dat de eenvoudigste manier om de middelen te besteden, de individuele steun bleef, maar ook dat er veel meer mogelijk was met het budget. Er werd op zoek gegaan naar een manier om op een efficiënte, bewuste en innoverende wijze te werken met de middelen. Het OCMW van Hechtel-Eksel zette een bijzonder project op, gebaseerd op ‘empowerment’. DOELSTELLINGEN ■ de deelname bevorderen van de meest kwetsbare groep van OCMW-cliënteel aan het sociale en culturele leven; ■ de oprichting van een ‘cultuurclub’ als een soort ‘participatieraad’ met leden uit de doelgroep. De bedoeling is dat de cultuurclub initiatieven neemt om de eerste doelstelling te bereiken én dat de groep uiteindelijk uitmondt in een permanente participatieraad die in de toekomst aan de OCMW-raad en het team adviezen geeft en mee beslissingen neemt over het aanwenden van de subsidie; ■ het ontwikkelen van een folder voor de doelgroep met een in klare taal opgesteld overzicht van sociale en culturele mogelijkheden in de regio. DOELGROEP De meest kwetsbare gebruikers van de OCMW-dienstverlening zoals: arme gezin76
nen met kinderen, mensen in budgetbeheer/-begeleiding, in (collectieve) schuldbemiddeling, politiek vluchtelingen… PARTNERS OCMW, centrum voor basiseducatie, opbouwwerk. UITVOERING ■
■
■
■
De wervingsfase bestaat uit het ontwikkelen van een eenvoudige folder voor de doelgroep waarin het project wordt voorgesteld en uit het aanspreken van de doelgroep door de maatschappelijk werkers. Daarnaast worden er huisbezoeken georganiseerd. Zo wordt er een kleine groep van enthousiaste cliënten gevormd: de cultuurclub. In een beginfase wordt in die cultuurclub gewerkt aan de eigen kennis van cultuur. Daarbij worden ook nieuwe informatieen communicatietechnologieën gebruikt (bijvoorbeeld voor het samenstellen van een toegankelijke folder over het streekaanbod). De cultuurclub werkt op een democratische wijze en is in die zin een goede leerschool voor positief en actief burgerschap. De bedoeling is dat de cultuurclub een deel van de middelen voor sociale en culturele participatie aanwendt om gezamenlijke activiteiten te organiseren voor de OCMW-gebruikers. Door groepsacti-
INSPIRATIE UIT DE PRAKTIJK
■
■
■
viteiten wil men het sociaal netwerk van de doelgroep vergroten om hen zo voor een stuk te laten ontsnappen aan hun ‘achterstandsituatie’. De aangeboden activiteiten vertrekken vanuit de onmiddellijke omgeving (Hechtel-Eksel en de regio) waarna ook verdere ontdekkingen volgen (Limburg en Vlaanderen). Ook de ruimere ‘wereld’ wordt niet vergeten: er gaat aandacht naar andere culturen, zowel dichtbij als ver van huis. Het is belangrijk dat de leden van de cultuurclub bij elke activiteit de doelgroep (mondeling) bevragen om na te gaan of de activiteiten wel zinvol zijn én om hen te betrekken bij toekomstige activiteiten. Geïnteresseerden uit de ruimere doelgroep kunnen altijd later nog aansluiten bij de cultuurclub. De empowermentmethodiek wordt gebruikt. Belangrijk: samenwerking, een goede begeleiding, agogische draagkracht, een positieve en persoonlijke benadering, maatwerk, integraal werken, aangepaste methodieken, continuïteit, kleinschalige effecten maar een structurele en langetermijnaanpak, signaalfunctie. Het OCMW is het eerste aanspreekpunt voor het cliënteel. De sociale dienst zorgt voor de werving en de praktische organisatie. Per groepsactiviteit neemt er bovendien minstens een maatschappelijk werker deel. Het centrum voor basiseducatie staat in voor de begeleiding van de cultuurclub en coördineert de gezamenlijke activiteiten. De opbouwwerkdienst wordt betrokken wanneer een deel van de cultuurclub wordt gelinkt aan een bepaalde buurt. Het opbouwwerk staat ook in voor het verdelen van de folder in de wijken waar het opbouwwerk actief is.
RESULTATEN Het project is pas van start gegaan. Er wordt een grondige evaluatie gepland om na te gaan of de doelstellingen bereikt zijn en om te bekijken hoe de ‘cultuurclub’ kan evolueren naar een vaste participatieraad. STERKE PUNTEN ■
■
■
Het project vertrekt vanuit een zeer grondige visie, ontleend aan het empowermentgedachtegoed. Er is aandacht voor alle belangrijke voorwaarden voor een kwalitatief en duurzaam participatieproject: aandacht voor maatwerk, betrekken van de doelgroep, goede begeleiding, continuïteit, aangepaste methodieken, positieve en persoonlijke benadering… Een groot engagement van de partners en een zeer goede samenwerking.
Meer info: OCMW Hechtel-Eksel Contactpersoon: Johan Crijns
[email protected] 77
CULTURELE, SPORTIEVE EN SOCIALE PARTICIPATIE: HET OCMW AAN ZET !
10. Culturele zitdagen 10. Culturele zitdagen | Toeleiding
Het Kiel en Borgerhout VOORSTELLING VAN HET PROJECT OORSPRONG Het OCMW van Antwerpen is verspreid over een aantal sociale centra, die lokaal de sociale dienstverlening verzorgen. Met de middelen voor sport, cultuur en sociale participatie ondersteunt het OCMW een aantal bestaande initiatieven die een expertise hebben op het vlak van participatie. In de wijken Borgerhout en het Kiel worden zo twee ‘Cultuurcafés’ ondersteund, plekken waar mensen samenkomen bij een kopje koffie en in een ongedwongen sfeer genieten van cultuur en kennismaken met projecten, cursussen enz. Drempels worden er bewust zeer laag gehouden, veel aandacht gaat naar de begeleiding en de omkadering van de deelnemers. De cultuurcafés kregen van het OCMW een extra impuls om hun werking uit te breiden met OCMW-cliënten als bijzondere doelgroep. Wanneer duidelijk werd dat zeer weinig cliënten de weg vonden tot die laagdrempelige initiatieven, trokken de projectverantwoordelijken aan de alarmbel. Samen met de sociale diensten gingen ze op zoek naar een manier om de cliënten én de maatschappelijk werkers te motiveren. Een van hun acties was de ‘culturele zitdag’: maandelijks is er een projectverantwoordelijke aanwezig in het OCMW die de cliënten persoonlijk aanspreekt.
DOELSTELLINGEN De uiteindelijke doelstelling is om de OCMW-cliënten te motiveren gebruik te maken van het bestaande laagdrempelige aanbod dat wordt georganiseerd via de cultuurcafés. Tegelijk wil men door deze vorm van toeleiding de drempels slopen die mensen verhinderen te participeren én wil men methodieken ontwikkelen om participatie mogelijk te maken. Een bijkomende doelstelling en aandachtspunt blijft het stimuleren van de maatschappelijk werkers om meer aandacht te besteden aan cultuur tijdens de gesprekken met hun cliënten. DOELGROEP Op de zitdagen wil men de gebruikers van de dienstverlening van het OCMW bereiken. PARTNERS Sociale dienst van het OCMW, medewerker cultuurcafé het Kiel, medewerker cultuurcafé Borgerhout, project ‘Cultuur proeven’, Stedenfonds, OCMW-departement ‘culturele en maatschappelijke ontplooiing’. UITVOERING ■
78
De kennismakingsgesprekken tussen enkele OCMW-diensten en de verant-
INSPIRATIE UIT DE PRAKTIJK
■
■
woordelijken van de Cultuurcafés in Borgerhout en het Kiel leidden op de eerste plaats tot de afspraak dat die diensten flyers en affiches van de laagdrempelige cultuurinitiatieven bij de doelgroep zouden verspreiden. Dat had weinig effect: er was nagenoeg geen doorstroming van cliënten en de maatschappelijk werkers toonden geen grote betrokkenheid… Er volgde een tweede bijeenkomst met de sociale centra, waar het voorstel gelanceerd werd om de toeleiding voorlopig deels uit te besteden aan de projectwerkers zelf. Concrete afspraak daarbij was dat de twee verantwoordelijken van de projecten een keer per maand een halve dag aanwezig zijn in de twee sociale centra. Zo konden de maatschappelijk werkers hun cliënten doorsturen naar de verantwoordelijken van de twee Cultuurcafés. Sommige maatschappelijk werkers sturen systematisch hun cliënten door tijdens de ‘zitdag’. Andere vergeten het vaak of zijn zelf niet helemaal overtuigd van het belang dat cultuur kan hebben voor de cliënten. In ieder geval werd beslist om met de gemotiveerde maatschappelijk werkers vanuit Borgerhout en het Kiel, samen met iemand van de stafdienst van het departement culturele en maatschappelijke ontplooiing, een ‘overleggroep’ op te richten. Thema’s die worden besproken zijn visie, drempels, wie doet wat en hoe, effecten, vorming, hoe het hele team betrekken... Achterliggende idee: dat enthousiaste en gemotiveerde maatschappelijk werkers een grotere impact hebben op hun team dan externe projectwerkers…
■
Daarnaast werd er een ‘projectstuurgroep’ opgericht, om het project op te volgen, bij te sturen en uitwisseling tussen de verschillende partners mogelijk te maken. De stuurgroep bestaat uit een vertegenwoordiger van het OCMW-departement ‘culturele en maatschappelijke ontplooiing’, het Stedenfonds en de drie projecten (cultuurcafé Kiel en Borgerhout en ‘Cultuur proeven’).
RESULTATEN De nauwe samenwerking tussen de sociale diensten en de projectwerkers werpt haar eerste vruchten af. De uitwisseling loopt steeds makkelijker en men raakt steeds meer betrokken op elkaars werking. De geïnteresseerde cliënten maken persoonlijk kennis met de projectverantwoordelijken wat de ‘koudwatervrees’ om de stap richting cultuur te zetten voor een groot stuk wegneemt. Tegelijk werkt een gemotiveerde stuurgroep aan visie en methodes om de toeleiding in de toekomst te verbeteren. STERKE PUNTEN ■
■
■
Uitwisseling tussen de projectverantwoordelijken en maatschappelijk werkers en wederzijdse betrokkenheid. Minder werk voor de sociale dienst, maar tegelijk aandacht voor hun verantwoordelijkheid en inzet bij de toeleiding. Door die manier van werken ontstaat er tijd en ruimte om het thema cultuur bespreekbaar te maken met cliënten. De projectverantwoordelijken kunnen er zich tijdens hun zitdagen volledig op toeleggen zonder tijdsdruk of andere 79
CULTURELE, SPORTIEVE EN SOCIALE PARTICIPATIE: HET OCMW AAN ZET !
■
■
beslommeringen. Die ‘ruimte’ blijkt nodig: niet zelden gaan er drie gesprekken vooraf aan de beslissing de stap naar het Cultuurcafé te zetten. Doordat het beleid in de projectstuurgroep vertegenwoordigd is, blijven bijsturingen mogelijk (zo kan men bv. aan het departement aangeven dat er een grote nood is aan vorming). Samenwerking op allerlei niveaus.
Meer info: Cultuurproeven en cultuurcafé het Kiel Contactpersoon: Ilse Moors
[email protected] 80
INSPIRATIE UIT DE PRAKTIJK
11. De factor Y
11. De factor Y | Artistiek atelier Leuven
VOORSTELLING VAN HET PROJECT OORSPRONG De ‘factor Y’ groeide binnen het team Algemeen Maatschappelijk Werk van het OCMW Leuven, waar vanuit het toenmalige ‘maatzorgproject’ de nood sterk aangevoeld werd om mensen samen te brengen in een ontmoetingsruimte waar ze ‘kunst kunnen beoefenen’. Binnen het OCMW werd een werkgroep opgericht die werd uitgebreid met mensen uit de culturele en sociale sector. Vanuit SIF 2000-2002 ontstond het cultuurproject, dat twee luiken omvat: goedkope cultuurtickets aanbieden aan organisaties die werken met kansarmen en de ‘factor Y’ uitbouwen. DOELSTELLINGEN De ‘factor Y’ is een beeldend atelier voor kansarme inwoners uit Leuven en omliggende gemeenten. Het atelier wil kansen creeren om te proeven van en deel te nemen aan cultuur, zowel op actieve als op receptieve wijze. Het atelier wil een werkplaats zijn waar creatieve producten vervaardigd worden die later hun plek kunnen vinden buiten het atelier. Een belangrijke filosofie achter het project is het ‘versterken’ van mensen door hen een boeiende en zinvolle tijdsbesteding te bieden, die tegelijk structuur brengt in hun leven. Met verschillende partners die met kansarmen werken, formuleert de factor Y vanuit de ervaringen van haar deelnemers een aantal knelpunten i.v.m. de cultuurparticipatie van de doelgroep en
worden mogelijke oplossingen aan het beleid gesignaleerd. DOELGROEP Het project richt zich tot kansarmen waarvoor de stap naar bestaande academies of artistieke cursussen te groot is. Het gaat niet exclusief om OCMW-cliënten: door een gedeelde financiering tussen het OCMW en de stad Leuven kunnen diverse groepen uit de samenleving betrokken worden, met bijzondere aandacht voor maatschappelijke kwetsbaren. PARTNERS Verschillende partners uit het volwassenenonderwijs, uit de sociale sector en uit de kunsteducatieve sector maken deel uit van een breed draagvlak waarop de factor Y kan steunen. UITVOERING ■
■
■
Gedurende drie dagen per week is het atelier geopend op vaste tijdstippen. De werking en de artistieke begeleiding van het project worden verzekerd door één fulltime personeelslid (met kunstopleiding), ondersteund door een leerkracht vanuit de academie van Leuven. De factor Y wordt opgevolgd door een stuurgroep (met leden uit de sociale sector) en door een werkgroep ‘cultuur’ (met leden uit de sociale en culturele sector). 81
CULTURELE, SPORTIEVE EN SOCIALE PARTICIPATIE: HET OCMW AAN ZET !
■
■
■
■
■
Omdat men de meest kwetsbare mensen wil bereiken, wordt er extra geïnvesteerd in toeleiding via de Leuvense organisaties die werken met kansarme mensen (waaronder het OCMW). Men hecht er veel belang aan dat mensen zich veilig voelen in het atelier en dat ze er zichzelf kunnen zijn. De toegang is volledig gratis. Bij aanvang wordt er geëxperimenteerd met materialen en technieken. Daarna worden samen persoonlijke ontwikkelingsdoelen vastgelegd waarrond gewerkt zal worden. Het projectmatig werken, samen met andere werkingen uit Leuven, geeft richting en is een keuze voor diegenen die reeds een proces hebben afgelegd binnen de factor Y. Maandelijks is er een culturele uitstap (theater/musea) die voorbereid en omkaderd is. Iedere vijf weken kan wie dat wenst mee naar de bibliotheek. Er wordt extra aandacht geschonken aan de ontsluiting van het werk door het organiseren van tentoonstellingen en het uitvoeren van externe opdrachten (bijvoorbeeld de beeldende ondersteuning bij een theaterproductie). De deelnemers krijgen inspraak tijdens de maandelijkse ‘ronde tafel’, waar de projecten geëvalueerd worden en de werking wordt besproken en gestuurd. Iedereen is welkom.
Het atelier doorbreekt ook het sociaal isolement. Door drie dagen per week naar het atelier te komen, worden hun bezigheden bovendien meer gepland en krijgt hun dagelijks leven meer structuur. STERKE PUNTEN ■
■
■
■
■
■
Het project vertrekt vanuit een onderbouwde visie. Drempels worden zo laag mogelijk gehouden. Het atelier streeft een ‘artistiek niveau’ na en overstijgt het ‘creatief bezig zijn’. Er worden tentoonstellingen georganiseerd, opdrachten aanvaard… wat het zelfvertrouwen en de zelfwaardering van de deelnemers ten goede komt. Opvolging door een stuurgroep en terugkoppeling met de werkgroep cultuur zorgen voor een voortdurende evaluatie en bijsturing. Inspraakmomenten met de deelnemers zelf laten de werking vertrekken vanuit de basis.
RESULTATEN Steeds meer mensen vinden hun weg naar de factor Y. De deelnemers groeien in hun artistieke kunnen. Ze bouwen zelfvertrouwen op en ervaren vooruitgang. Door de maandelijkse uitstappen nemen zij deel aan het culturele leven in Leuven. 82
Meer info: De factor Y Contactpersoon: Karen Vandeputte
[email protected]
INSPIRATIE UIT DE PRAKTIJK
12. DVD door en voor mensen 12. DVD door en voor mensen van de straat
Bergen VOORSTELLING VAN HET PROJECT OORSPRONG Het OCMW van Bergen wilde via een project zorgen voor de participatie van uiterst kwetsbare mensen. Daarom werd beslist om een samenwerking op te zetten met een sociaal-culturele organisatie, Le Chabot, om een zeer laagdrempelig project te leiden in de biotoop van de doelgroep: de straat. DOELSTELLINGEN Mensen die op straat leven dichter bij socialisatiestructuren of -activiteiten brengen.
■
■
■
DOELGROEP Personen die al lang op straat leven en jongeren die op school afgehaakt hebben. PARTNERS Het OCMW van Bergen, een sociaal-culturele organisatie, een humanistische vereniging die lokalen ter beschikking stelde.
■
■
UITVOERING ■
■
Doordat ze zo kwetsbaar zijn, nemen daklozen weinig initiatief. Daarom is Le Chabot de straat opgegaan om hen te ontmoeten en met hen een dialoog aan te gaan. Al snel werd duidelijk dat jongeren een niet te verwaarlozen subgroep vormen binnen de ruimere doelgroep van personen die op straat leven. Ook zij werden meegenomen in het project.
Het langzaam groeiende vertrouwen zorgde ervoor dat een gemotiveerde groep kon gevormd worden. Een aantal daklozen was enthousiast om samen aan een film te werken. De daklozen speelden scènes uit hun dagelijks leven waarbij het levensverhaal van een jonge kraker uit de groep als leidraad werd gebruikt. Ze kregen gedurende het hele traject inspraak in welk materiaal men wel/niet zou gebruiken. Het project werd uitgewerkt in moeilijke omstandigheden: het is niet eenvoudig afspraken te maken met thuislozen, die weinig structuur gewoon zijn. Een grote flexibiliteit en veel geduld waren voorwaarden voor het slagen van de film. Voor de technische realisatie werd gerekend op een filmstudent en een fotografiestudent, en op een fotograaf die via Artikel 60 werd aangesteld. De montage werd verzorgd door het team van Le Chabot, in samenspraak met het team dat bij het draaien aanwezig was, het OCMW en le Picardie Laïque.
STERKE PUNTEN ■
De partners gingen op zoek naar potentiële deelnemers op straat. Zo zijn ze erin geslaagd mensen te bereiken die nooit spontaan bij het OCMW zouden aankloppen om individueel deel te nemen. 83
CULTURELE, SPORTIEVE EN SOCIALE PARTICIPATIE: HET OCMW AAN ZET !
■
■
■
Door te investeren in een vertrouwensrelatie groeide ook de inzet en de bereidheid van de doelgroep om in alle openheid scènes uit hun leven na te spelen. Voor de daklozen was het project ook een oefening in het anders kijken naar hun eigen leven. Wat voor hen heel evident is, lijkt ons bijzonder vreemd, en omgekeerd. De uitwisseling was een grote verrijking voor beide partijen. Doordat er interesse was voor de verhalen van de deelnemers, voelden ze zich ook meer betrokken bij de samenleving. Er was bovendien een grote drang tot expressie.
Meer info: Le Chabot asbl Contactpersoon: Ronald Pirisi
[email protected] 84
INSPIRATIE UIT DE PRAKTIJK
13. Een boek voor morgen 13. Een boek voor morgen | Leesbevordering
Charleroi VOORSTELLING VAN HET PROJECT OORSPRONG Deze workshop ontstond in het kader van de vierde projectoproep voor leesbevordering bij het grote publiek ‘Ik lees in mijn gemeente’. Voor deze editie wilde ‘Espace Citoyen Porte Ouest’ van het OCMW van Charleroi een link leggen tussen lezen en burgerschap. Zo ontstond ‘Een boek voor morgen’. DOELSTELLINGEN Door lezen te stimuleren bij een kansarme doelgroep, onrechtstreeks ook werken aan een verbetering van de schoolresultaten en de toegang tot ‘burgerschap’ bevorderen. Door verschillende workshops de creativiteit van de deelnemers ontwikkelen, hen vertrouwd maken met een nieuwe woordenschat en schriftelijke vaardigheden verbeteren. DOELGROEP ‘Een boek voor morgen’ richt zich tot kinderen van het derde en vierde leerjaar van de scholen uit de regio Marchienne-au-Pont en Monceau-sur-Sambre, tot de kinderen van de ‘huistaakbegeleiding’ van Espace Citoyen Porte Ouest van het OCMW van Charleroi. PARTNERS Espace Citoyen Porte Ouest, vier basisscholen van Marchienne-au-Pont en Monceau-surSambre, de vzw Texto (een organisatie voor
leesbevordering), het kasteel van Cartier, de bibliotheek van Marchienne-au-Pont en het cultureel-pedagogisch centrum ‘ECLAT’. UITVOERING ■
■
■
■
Espace Citoyen Porte Ouest zond een brief naar de schooldirecties in de regio, waarin de doelstellingen van het project uiteengezet werden en samenwerking bepleit werd. Het project werd opgesplitst in verschillende workshops die plaatsvonden in het kasteel van Cartier en in de bibliotheek van Marchienne-au-Pont. Er werden ook boekencheques uitgedeeld aan de deelnemers via de vzw Texto. Vier scholen schreven zich in voor het drie dagen durende programma. Elke dag werd verdeeld in twee blokken. Bij aankomst luisterden de kinderen naar een verhaal, dat werd verteld door een begeleidster van het cultureel-pedagogisch centrum ECLAT. Daarna werd de groep in vier gesplitst om het verhaal op uiteenlopende manieren te benaderen. In een van de workshops schilderden de kinderen een personage uit het verhaal. In de workshop ‘schrijven’ werd het verhaal door de kinderen herschreven in een meer hedendaagse versie. De workshop ‘beeldhouwen’ gaf de deelnemers de gelegenheid om het decor waarin het verhaal zich afspeelt, driedimensioneel voor 85
CULTURELE, SPORTIEVE EN SOCIALE PARTICIPATIE: HET OCMW AAN ZET !
■
■
te stellen. Tijdens de workshop ‘mime’, tenslotte, werden de emoties die in het verhaal aan bod kwamen, uitgebeeld. De workshops werden begeleid door de bibliothecaris en de animatoren van Espace Citoyen Porte Ouest. Ook de leraars werden uitgenodigd voor een kennismaking met het pedagogisch centrum ECLAT. Na afloop werden de creaties tentoongesteld in het kasteel van Cartier en in de bibliotheek. De kinderen gaven zelf uitleg bij de werken.
RESULTATEN 165 kinderen en 8 leraars namen deel aan dit project. Een groot succes! De kinderen én hun leraars waren bijzonder enthousiast. Een groot aantal kinderen maakte voor de eerste keer kennis met de bibliotheek en een aanzienlijke groep nam een bibliotheekabonnement, soms zelfs met het hele gezin. STERKE PUNTEN ■ ■
Het partnerschap was zeer waardevol. Het lezen wordt aantrekkelijker gemaakt door er actief en op maat van de kinderen rond te werken.
Meer info: Espace Citoyen Porte Ouest Contactpersonen: Céline Bauduin en Tony Kiorpes
[email protected] 86
INSPIRATIE UIT DE PRAKTIJK
14. Een integraal verhaal
14. Een integraal participatieverhaal | Visiegroep Aalst VOORSTELLING VAN HET PROJECT OORSPRONG Gedurende het eerste jaar dat de subsidie bestond, bracht het OCMW-bestuur een aantal mogelijke partners aarzelend samen, maar besloot uiteindelijk toch om - veiligheidshalve - zonder inmenging van externe organisaties te werken. En cours de route merkte het OCMW echter dat de middelen maar moeizaam besteed raakten en dat slechts een beperkt segment van het OCMW-cliënteel werd bereikt. Zowel bij het bestuur, de sociale dienst als bij een aantal welzijnsorganisaties werd heel sterk aangevoeld dat het anders en beter kon. Zo ontstond ‘de visiegroep’.
PARTNERS Bij de visiegroep waren betrokken: het OCMW (bestuur en maatschappelijk werkers), de stedelijke dienst Integratie, de dienst Jeugd, cultuurcentrum De Werf, Steunpunt Welzijn, vierdewereldgroep Mensen voor Mensen en SOS Schulden op School. Kunst en Democratie trad op als externe bemiddelaar en bracht expertise in de overleggroep. Werken aan de concrete uitvoering van het actieplan: SOS Schulden op School, vierdewereldgroep Mensen voor Mensen, de sociale dienst van het OCMW. UITVOERING
DOELSTELLINGEN De ambitie van de visiegroep was in eerste instantie om een bruikbaar denkkader te ontwikkelen en pas nadien na te denken over een instrumentarium voor de concrete besteding van de middelen. Via een uitgebreid overlegplatform wilde men komen tot een gezamenlijke visie en gedeelde doelstellingen en, daaruit voortvloeiend, een coherent actieplan waarin de verschillende partners hun krachten bundelen. DOELGROEP De initiatieven die het OCMW ondersteunt zijn gericht op kansarme inwoners van Aalst, met bijzondere aandacht voor de meest kwetsbare OCMW-cliënten en voor schoollopende kinderen en jongeren uit kansarme gezinnen.
■
■
■
De cultuurbeleidscoördinator van de stad speelde een belangrijke rol als trekker. Ze bracht de verschillende partners aanvankelijk twee keer per maand, later maandelijks, samen. De snel opeenvolgende vergaderingen van de visiegroep werden streng geregisseerd.Verschillende thema’s werden grondig, open en eerlijk besproken: het belang van participatie, de werking, doelstellingen en evaluatie van de welzijnsgroepen rond de tafel, de bijdragen van stedelijke actoren, de rol van het OCMW in het cultuurbeleid… De partners werden regelmatig met flink wat voorbereidingswerk naar huis gestuurd. Al snel bleek dat men hoe langer hoe meer naar elkaar toegroeide en op die 87
CULTURELE, SPORTIEVE EN SOCIALE PARTICIPATIE: HET OCMW AAN ZET !
■
■
88
manier van een gezamenlijke basisvisie kon vertrekken om de acties af te bakenen. Gemeenschappelijke uitgangspunten voor het actieplan: eerst en vooral bijzondere aandacht besteden aan de participatie van kinderen en jongeren, het bereiken van de meest kwetsbare groepen en de overtuiging dat het werken aan participatie een gedeelde verantwoordelijkheid is. De uitgangspunten/doelstellingen werden vertaald in concrete acties. De praktische uitwerking werd grotendeels uitbesteed aan enkele Aalsterse organisaties en bezegeld met een samenwerkingsovereenkomst. Het kwam erop neer dat Mensen voor Mensen en SOS Schulden op School in opdracht van en ondersteund door het OCMW, een aantal taken op zich nemen: ■ Concreet engageert SOS Schulden op School zich om in alle Aalsterse basisen secundaire scholen een ondersteunend aanbod te bieden, m.a.w. financieel tussen te komen voor minder begoede gezinnen. Die tussenkomst gebeurt niet zomaar. Het is niet de bedoeling om een makkelijk subsidiekanaal te creëren, wél om een instrument aan te wenden dat de problemen in de toekomst kan verzachten. Daarom moeten scholen er ook iets tegenover plaatsen: om aanspraak te maken op de financiële ondersteuning, moeten ze aantonen dat ze de extra schoolactiviteiten zo goedkoop en toegankelijk mogelijk houden. Ze worden bovendien aangemaand om zélf ook een solidariteitsfonds aan te leggen. ■ De vierdewereldgroep Mensen voor Mensen startte tien jaar geleden met de kansenpas: kansarme inwoners van
Aalst kunnen voor een kleine bijdrage deelnemen aan culturele, sociale en sportieve activiteiten. Mensen voor Mensen richt zich voortaan ook op schoolvoorstellingen en cultuuruitstappen in scholen, en de basiswerking voor de kansenpas zal verder uitgebouwd worden. ■ SOS Schulden op School en Mensen voor Mensen hebben elkaar voor de realisatie van die doelstellingen nodig: nauw overleg is een must. ■ De sociale dienst van het OCMW speelt in dit verhaal een belangrijke rol. Als ‘rekruteringspartner’ is de dienst volledig in de werking ingeschakeld. De maatschappelijk werkers polsen naar de noden en interesses van mensen en tasten af op welke manier cliënten tot participatie kunnen gestimuleerd worden. Daar houdt hun werk op. De afwikkeling, de toeleiding en opvolging wordt geregeld via de samenwerkingsovereenkomst. Zo is het OCMW een belangrijke aanstuurder van het project, maar zonder de medewerkers met onverantwoord extra werk te belasten. De ondertekening van de convenant tussen het OCMW, Mensen voor Mensen en SOS Schulden op School was een feestelijk moment en betekende een nieuwe start. De visiegroep blijft bestaan en zal de concrete uitwerking van het traject verder begeleiden, adviseren en evalueren. RESULTATEN Het OCMW en de visiegroep kijken tevreden terug en vol verwachting vooruit.Vooral voor de doelgroep betekent de integrale
INSPIRATIE UIT DE PRAKTIJK
aanpak in Aalst een belangrijk hulpmiddel om tot duurzame participatie te komen. Waar de verschillende initiatieven in Aalst vroeger naast elkaar werden uitgewerkt en elkaar soms overlapten, is er nu één geïntegreerd actieplan waarin iedereen zijn verantwoordelijkheden en taken opneemt. Mensen en middelen worden ingezet om doordachte en gemeenschappelijke doelstellingen te realiseren. STERKE PUNTEN ■
■
■ ■
■
■
Het actieplan ontstond op basis van intensief overleg tussen het OCMW (bestuur en sociale dienst) en alle gemeentelijke partners. Het OCMW is hier als het ware een katalysator voor een integraal participatiebeleid met een groot draagvlak. De betrokkenheid van de sociale dienst. Aandacht voor visie, voor de lokale realiteit waarin men werkt, voor duurzaam werken, voor een kwalitatieve en structurele aanpak. De uitvoering wordt grotendeels toevertrouwd aan organisaties die een jarenlange ervaring hebben in het werken aan participatie van een uitgesloten doelgroep. Er is aandacht voor nagenoeg alle aspecten die te maken hebben met duurzame participatiebevordering: een financiële korting, een goede toeleiding, omkadering en begeleiding, groepsactiviteiten, een aanbod op maat van de doelgroep, met daarnaast ook het sensibiliseren van scholen en aanbieders van vrijetijdsactiviteiten... Meer info: Cultuurbeleidscoördinator Aalst Contactpersoon: Hilde De Brandt
[email protected] 89
CULTURELE, SPORTIEVE EN SOCIALE PARTICIPATIE: HET OCMW AAN ZET !
15. Expo Achturenhuis
15. Expo Achturenhuis | Leefloonkunstenaars Kortrijk
VOORSTELLING VAN HET PROJECT OORSPRONG Een groot aantal leefloners in het OCMW van Kortrijk is kunstenaar. Voor het tweede jaar op rij werkt het buurtcentrum ‘Achturenhuis’ voor hen een artistiek parcours uit.
UITVOERING ■
DOELSTELLINGEN De belangrijkste bedoeling is deze mensen een platform te bieden met de bedoeling hun ‘kunnen’ te delen met een breder publiek. Het uiteindelijke doel is om deze kunstenaars, elk binnen de eigen wensen en mogelijkheden, de kans te geven een plaats te veroveren in de artistieke wereld en hen te begeleiden bij de eerste stappen die ze daartoe ondernemen. DOELGROEP Dit kunstenaarsproject concentreert zich op ‘leefloonkunstenaars’. Zij genieten van een bijzonder statuut binnen de huidige RMI-wet: ze verliezen niet meteen hun uitkering als ze eigen werk kunnen verkopen. Inkomsten van die verkoop vallen onder specifiek vrijgestelde bestaansmiddelen, en worden bijgevolg niet meteen in rekening gebracht voor de berekening van de bestaansmiddelen. Daardoor kan ook verkoop van eigen werk worden gestimuleerd en aangemoedigd. PARTNERS OCMW, buurtcentrum, op termijn ook de culturele en artistieke instellingen. 90
■
■
In een eerste fase werden de kunstenaars opgezocht en ondersteund om hun werk tentoon te stellen. Die ondersteuning bestond zowel uit materiële bijstand (materiaal zoals verf en doek…) als uit begeleiding voor het organiseren van een kwalitatief waardevolle tentoonstelling (locatie, organisatie, publiciteit, technische en logistieke begeleiding…). De eenmalige tijdelijke tentoonstelling kaderde binnen het cultureel wijkproject ‘Viva Vetex’ en kende heel wat belangstelling bij een erg breed publiek (sociale sector, maar ook een groot aantal buurtbewoners en een ‘kunstminnend publiek’). De meeste kunstenaars participeerden voor de eerste keer op actieve wijze aan een dergelijk project en de uitermate positieve respons bracht veel voldoening mee en vooral in een uitdrukkelijke vraag naar voortzetting. In een tweede fase werd maandelijks een expositie opgezet rond één specifieke kunstenaar van het cultureel wijkproject Viva Vetex, aangevuld met nieuw talent dat via het wijkproject de weg naar het buurtcentrum gevonden had. Telkens werd de kunstenaar op een actieve wijze betrokken bij de organisatie van zijn eigen tentoonstelling in het buurtcentrum. De derde fase van dit kunstenaarsproject is momenteel in volle ontwikkeling en wil de kunstenaars laten doorstromen
INSPIRATIE UIT DE PRAKTIJK
■
■
naar allerlei artistieke circuits. Een eerste resultaat was een tentoonstelling in het hoofdfiliaal van de Fortisbank in Kortrijk, waarmee het project voor het eerst buiten de veilige muren van het buurtcentrum en zijn sociaal-artistieke omgeving trad. Verder werd er aan een ‘expositietournee’ gewerkt, waarbij de kunstenaars aan de hand van een doorschuifsysteem maandelijks tentoonstellen in de verschillende ontmoetingscentra (OC’s) van groot-Kortrijk. De bedoeling is om de kunstenaars zo ‘een aanzet te geven tot’ en hen vooral een intensieve begeleiding te blijven garanderen bij de stappen die ze ondernemen om een eigen plaats te verwerven in het artistieke circuit. Opmerking: noch de kunstenaar, noch het publiek heeft baat bij het tentoonstellen van minder kwaliteitsvolle werken. De organisatoren zijn van mening dat elke vorm van ‘medelijden’ een foute motivatie is om een dergelijk project op te zetten. Op het einde van de rit primeert de kwaliteit van het werk. Heel wat verantwoordelijkheid ligt bij de begeleidende maatschappelijk werkers, die de kunstenaar met beide voeten op de grond moeten houden. Samenwerking met cultuurcentra, musea, experts… is een hulp om de juiste artistieke maatstaven te hanteren.
RESULTATEN Het project is in volle ontwikkeling. De afgeronde fasen werden zeer positief geëvalueerd. STERKE PUNTEN ■
■
■ ■
Een grote meerwaarde van dit project is de grote vrijheid en individuele inbreng van de kunstenaars zelf. De doelgroep wordt met respect behandeld, talent wordt erkend en de kunstwerken worden beoordeeld op hun kwaliteit. De uiteindelijke bedoeling is de kunstenaars middelen en steun aan te reiken waardoor ze hun ‘kunstenaar zijn’ kunnen beleven en op termijn zelf hun weg vinden. Samenwerking met diverse partners. Innovatieve karakter.
Meer info: Buurtwerk Achturenhuis Contactpersoon: Maarten François
[email protected] 91
CULTURELE, SPORTIEVE EN SOCIALE PARTICIPATIE: HET OCMW AAN ZET !
16. Fotoroman 16. Fotoroman
Chapelle-Lez-Herlaimont VOORSTELLING VAN HET PROJECT OORSPRONG In de schoot van het OCMW van ChapelleLez-Herlaimont werd in 1989 het Maison de la Solidarité opgericht. Dit ‘Huis van de Solidariteit’ zorgt voor tal van projecten en diensten. De OCMW-subsidie gaf nieuwe impulsen en maakte een vormings- en een creatief aanbod mogelijk. DOELSTELLINGEN Het project ‘Fotoroman’ wil werken aan het zelfvertrouwen en de autonomie van de deelnemers. Dankzij het sterk visuele aspect van een fotoroman (een soort stripverhaal, maar dan met foto’s en tekst) kunnen op een eenvoudige wijze boodschappen overgebracht worden. Die begrijpbaarheid is niet onbelangrijk, want het is de bedoeling dat de fotoroman ook wordt gelezen door mensen met leesproblemen. DOELGROEP Het project is er in de eerste plaats voor de cliënten van het OCMW van Chapelle-LezHerlaimont. PARTNERS Maison de la Solidarité (verbonden met het OCMW van Chapelle-Lez-Herlaimont), Observatoire de la Communication van Morlanwelz.
UITVOERING ■
■
■
■
■
Tijdens meerdere workshops leerden de deelnemers fotograferen met een digitaal fototoestel en met courant fotografiemateriaal (belichtingstoestellen, projectoren…). Daarnaast leerden ze veel bij over lichaamsexpressie, want ook het poseren voor de foto’s hoorde bij het project. Een inwijding in de computer en in het Photoshop-programma werd georganiseerd in samenwerking met het Observatoire de la Communication van Morlanwelz, dat een handje toestak bij de lay-out van foto’s en tekst. De ateliers werden afgewisseld met activiteiten, zoals een bezoek aan het fotografiemuseum van Charleroi. Bij het ter perse gaan van deze gids wordt de fotoroman afgewerkt. De roman vertelt het verhaal van een jonge vrouw die door het OCMW wordt geholpen en die wordt aangespoord om zich aan te sluiten bij een vereniging. De positieve aspecten van de ontmoetingen met andere mensen en de deelname aan activiteiten wordt in de verf gezet.
RESULTATEN De deelnemers leerden ontzettend veel bij. Voor de meesten onder hen was digitale fotografie iets nieuws. Doordat er ook ge-
92
INSPIRATIE UIT DE PRAKTIJK
werkt werd rond lichaamsexpressie, groeide het zelfvertrouwen: deelnemers voelen zich ‘beter in hun vel’ bij ontmoetingen met andere mensen. STERKE PUNTEN ■
■
■
Dankzij het leren omgaan met een digitaal fototoestel en met een computer wordt niet alleen creatief gewerkt, maar draagt het project ook bij tot het dichten van de digitale kloof. De fotoroman is een afgewerkt product, dat kan worden tentoongesteld en verspreid. De deelnemers krijgen daardoor het gevoel echt iets waardevols tot stand te brengen. Dankzij de gekozen verhaallijn kan de fotoroman worden gebruikt om andere clienten en derden te sensibiliseren.
Meer info: OCMW Chapelle-Lez-Herlaimont Contactpersoon: Nathalie Mainil
[email protected] 93
CULTURELE, SPORTIEVE EN SOCIALE PARTICIPATIE: HET OCMW AAN ZET !
17. Iedereen heet Tiny 17. Iedereen heet Tiny | Theater
Brussel-Stad VOORSTELLING VAN HET PROJECT OORSPRONG Van in het begin, in 1999, organiseert Théâtre Les Tanneurs vormingen en ateliers voor de (kansarme) wijkbewoners. De bedoeling is de mensen warm te maken voor theater en eigentijdse dans door hen zelf te laten experimenteren. Gezien het grote aantal verenigingen dat actief is in de Marollen, zijn de sociale werkers bevoorrechte tussenpersonen voor Les Tanneurs. In 2000 organiseerde het theater een atelier dat uitmondde in een spektakel met als titel ‘Le Grand Bal des Marolles’. De voorzitter van het OCMW van Brussel was aanwezig en werd bijzonder getroffen door het feit dat buurtbewoners op de planken vertelden over hun leven in de wijk. Zo zijn de relaties met het OCMW van Brussel ontstaan. Théâtre Les Tanneurs wilde gelijkaardige initiatieven voortzetten en vroeg steun aan het OCMW. DOELSTELLINGEN In het project zijn het de deelnemers zelf die schrijven, regisseren en acteren. Het project wil zo de creatieve talenten van de deelnemers exploreren en via artistieke expressie bijdragen aan hun autonomie. Bijkomende doelstelling: het hedendaagse theater ontdoen van zijn ‘elitaire aura’ voor niet-ingewijden uit de Marollen en omgeving. DOELGROEP Cliënten van het OCMW van Brussel-Stad en de inwoners van de Marollen. 94
PARTNERS Het OCMW van Brussel-Stad, Théâtre Les Tanneurs, enkele lokale sociale organisaties en het wijkoverlegplatform. UITVOERING ■
■
■
■
Een eerste uitdaging was het motiveren van de doelgroep om mee in het project te stappen. Daartoe werden flyers, affiches en mails verspreid. Men zorgde ook voor een verspreiding van de informatie in de Marolse verenigingen, handelszaken en cafés én werd er een advertentie geplaatst in de wijkkrant. Daarnaast motiveerde het OCMW de cliënten tijdens vele gesprekken en was de verantwoordelijke van het project (van Théâtre Les Tanneurs) zeer aanwezig in de wijk. Het project bracht een dertigtal deelnemers van uiteenlopende leeftijd, afkomst en sociale milieus samen. Een eerste stap in het creatieve traject bestond uit het organiseren van ontmoetingen en debatten over theater, over de ervaringen van de groep, over voorkeuren… Iedereen kreeg de kans om aan het woord te komen en het is tijdens een van deze groepsgesprekken dat het thema voor de voorstelling werd gekozen: ‘de avonturen van Tiny’. Er volgden een reeks schrijfopdrachten en oefeningen onder deskundige begeleiding van een dramaturge.
INSPIRATIE UIT DE PRAKTIJK
■
■
■
Tijdens de schrijfateliers werd volop gediscussieerd, geïmproviseerd én geschreven. Langzaam maar zeker groeide de tekst van het toneelstuk ‘Tout le monde s’appelle Martine’ (Iedereen heet Tiny). Dankzij het professionele advies van drie professionele vormingswerkers/regisseurs heeft de toneelgroep de tekst leven ingeblazen. Er werd zeer intensief gerepeteerd tot de voorstelling op punt stond. De voorstelling werd ingepast in de reguliere programmering van Théâtre Les Tanneurs, met dezelfde promotie als voor de andere seizoensvoorstellingen van professionele theatergezelschappen.
27 om een kennismaking/theoretische opleiding in de hedendaagse kunst te organiseren. STERKE PUNTEN ■
■
RESULTATEN ■ ■
■
■
■
Van bij de aanvang werd duidelijk gesteld dat het project beperkt was in de tijd. Toch werd na afloop een debriefing georganiseerd die de deelnemers eraan herinnerde dat het aan hen was zo ze dat wensten om het initiatief te nemen voor een ‘vervolg’. De deelnemers waren zeer positief over deze ervaring: ze voelen zich gewaardeerd, zelfstandiger en zelfzekerder, en zijn tevreden met de sociale relaties die ze hebben aangeknoopt. Door de opvoeringen werd ‘het theater’ ook toegankelijker voor de wijkbewoners: er speelde plots een buur, een vriend, een familielid mee. Het OCMW van Brussel-Stad en Théâtre Les Tanneurs zetten de samenwerking voort en hebben een atelier voor hedendaagse dans en een schrijfatelier op poten gezet. Het OCMW heeft ook de handen in elkaar geslagen met de andere OCMW’s van het Brusselse Gewest en met Article
■
■
■
Het kader dat door Théâtre Les Tanneurs wordt geboden is zeer geschikt voor een dergelijk project. Professionalisme staat voorop en de groep belandt in een voor hen nieuw universum dat niet onmiddellijk met het OCMW in verband wordt gebracht. Het theater en het OCMW, maar ook de verenigingen van de wijk bundelden de krachten om mensen warm te maken voor het project. De ruime omschrijving van de doelgroep zorgde voor een bonte en verrijkende mengeling van deelnemers van uiteenlopende leeftijd, afkomst en sociaal milieu. Théâtre Les Tanneurs heeft kwaliteit geeist en verzekerd, maar wel met respect voor de ideeën en het werk van de deelnemers. Zo slaagde het project zowel op artistiek als op menselijk vlak. De publieke erkenning van de voorstelling heeft het imago en het zelfvertrouwen van de deelnemers positief beïnvloed. Door het concept en de goede communicatie in de buurt, zetten vele wijkbewoners voor het eerst voet in een theaterzaal.
Meer info: Théâtre Les Tanneurs Contactpersoon: Patricia Balletti
[email protected] 95
CULTURELE, SPORTIEVE EN SOCIALE PARTICIPATIE: HET OCMW AAN ZET !
18. Informaticacursus 18. Informaticacursus
Aarlen VOORSTELLING VAN HET PROJECT OORSPRONG Omdat in de omzendbrief omtrent de OCMW-subsidie de ‘digitale kloof’ onder de aandacht werd gebracht, nam het OCMW van Aarlen contact op met vzw Infor Jeunes. Het OCMW heeft goede herinneringen aan vroegere samenwerkingen met deze organisatie en had opgevangen dat ze recent een informaticaproject (Info Net) hadden gelanceerd. DOELSTELLING De OCMW-cliënten van Aarlen kennis te laten maken met de nieuwe informatie- en communicatietechnologieën. DOELGROEP Aarlense jongeren die gebruik maken van de dienstverlening van het OCMW.
■
■
■
PARTNERS Het OCMW van Aarlen en de organisatie ‘Infor Jeunes’. UITVOERING ■ ■
■
96
Bij aanvang werd een gezamenlijke analyse gemaakt van de behoeften en de middelen om zo te komen tot een aangepast pedagogisch project. De taak van beide partners werd duidelijk omschreven. De twee partners hebben zich samen ingezet voor de promotie. Het OCMW schreef alle cliënten aan en bracht hen
ook op de hoogte tijdens de permanenties. Ook Infor Jeunes heeft een specifieke promotie gevoerd voor het publiek van het OCMW (informatiesessies, affiches, brochures, aanwezigheid in de wachtzaal van de permanentie…). Om de doelgroep extra te stimuleren om deel te nemen, kregen ze bij inschrijving een bon waarmee ze, vergezeld door een persoon naar keuze, één uur gratis gebruik konden maken van het internet. De begeleiders van Infor Jeunes zorgden ervoor dat de doelgroep een aangepast, maar niet stigmatiserend onthaal kregen. Voor hen werden aangepaste uurblokken voorzien en meer gesprekstijd uitgetrokken dan voor de andere groepen. Vier maal per week vonden ‘ontdekkingssessies’ plaats. De cliënten leerden er onder begeleiding een brief schrijven, een uitnodiging en een agenda opstellen, een programma of een printer installeren, een e-mail versturen, deelnemen aan een discussieforum, iets opzoeken op het internet… Afhankelijk van de specifieke interesse van de deelnemers werden er gespecialiseerde opleidingssessies ingebouwd in het programma.
RESULTATEN Het aantal bezoeken van de OCMW-cliënten aan Infor Jeunes nam toe, voornamelijk
INSPIRATIE UIT DE PRAKTIJK
dankzij mond-aan-mond-reclame. Een tiental jongeren nemen regelmatig deel aan de cursussen. Alle diensten van het OCMW zijn momenteel op de hoogte. Ze zijn enthousiast over het initiatief en stellen het voor aan de gebruikers die ze ontmoeten. STERKE PUNTEN ■
■
■
Dankzij een analyse van de behoeften en van de aanwezige middelen, was een realistisch projectontwerp mogelijk. De vzw Infor Jeunes heeft zich aangepast aan de behoeften van de cliënten door een specifieke promotie, een aangepast onthaal, opleidingen op maat en door voldoende tijd uit te trekken om te luisteren en te praten. De deelnemers werden ontvangen en omkaderd door een professioneel team binnen een voor hen nieuwe omgeving die geen banden heeft met het OCMW. Daardoor verwierven ze een stuk zelfstandigheid.
Meer info: OCMW van Aarlen Contactpersoon: Pascal Derwael
[email protected] 97
CULTURELE, SPORTIEVE EN SOCIALE PARTICIPATIE: HET OCMW AAN ZET !
19. Jonge mama’s
19. Jonge mama’s trekken erop uit Knokke-Heist
VOORSTELLING VAN HET PROJECT OORSPRONG Enkele maatschappelijk werksters namen het initiatief om te werken met jonge gezinnen. Een aantal alleenstaande jonge moeders had in het verleden reeds deelgenomen aan uitstappen die het OCMW voor hen organiseerde. De deelnemers vroegen er opnieuw naar. De subsidie voor sociale, culturele en sportieve participatie bood de mogelijkheid om nieuwe initiatieven voor hen op te zetten.
UITVOERING ■
■
■
DOELSTELLINGEN Het project wil jonge gezinnen een zinvolle vrijetijdsbesteding aanbieden. Meer specifieke doelstellingen: de kinderen en de ouders leren spelen, contact tussen de jonge moeders stimuleren, het opvoedingsproces positief beïnvloeden. DOELGROEP Jonge moeders die gebruik maken van de dienstverlening van het OCMW. Momenteel wordt nagedacht over mogelijkheden om ook andere kansarme alleenstaande moeders te betrekken via samenwerking met sociale partners in de gemeente. PARTNERSCHAPPEN Voorlopig organiseert het OCMW de uitstappen alleen. Er wordt een evaluatievergadering gepland waarop wordt nagedacht over eventuele partnerschappen.
98
■
Iedere schoolvakantie wordt een groepsactiviteit gepland. De suggesties van de deelnemers zijn de belangrijkste inspiratiebron bij het opstellen van een programma. Via een uitnodiging en gesprekken met de maatschappelijk werker, worden de moeders aangemoedigd om zich met hun kinderen in te schrijven voor de uitstappen. Alle uitstappen zijn laagdrempelig en er wordt steeds gebruik gemaakt van het openbaar vervoer. Enkele voorbeelden: speeltuin bezoeken, poppenkastvoorstelling, naar de zoo… De twee maatschappelijk werkers begeleiden de uitstappen en maken van de gelegenheid gebruik om het gesprek met de deelnemers aan te gaan.
RESULTATEN De jonge moeders en hun kinderen zijn enthousiast. Ze vragen zelf wanneer de volgende activiteit zal plaatsvinden en doen suggesties voor uitstappen. Zeer waardevol ook zijn de contacten die de deelnemers met elkaar aanknopen en de informatie die ze tijdens de activiteiten uitwisselen over de opvoeding van de kinderen. De jonge ouders leren van elkaar en ook voor de kinderen is het heel fijn om tijdens een ontspannende activiteit samen te spelen. Een bijkomende
INSPIRATIE UIT DE PRAKTIJK
troef is dat de twee maatschappelijk werkers die de uitstappen begeleiden, tijdens de activiteiten veel informele informatie krijgen over de noden van de moeders, hun problemen enz. Daartegenover staat dat de begeleidingstaak niet te onderschatten is: de groepen zijn vrij groot en de vele kinderen die deelnemen maken het erg vermoeiend voor de begeleiders. Het OCMW had de begeleidingstaak kunnen uitbesteden aan derden, maar vond de vertrouwensband tussen de maatschappelijk werkers en de deelnemers te essentieel. STERKE PUNTEN ■
■
■
■
■
Een concrete vraag van de doelgroep is het vertrekpunt, wat zeker bijdraagt tot het slagen van het project. Het project streeft welbepaalde doelstellingen na die verder gaan dan alleen maar ontspanning bieden. De activiteiten worden bewust laagdrempelig gehouden. Een goede communicatie naar de doelgroep. Een groot engagement van de maatschappelijk werkers.
Meer info: OCMW Knokke-Heist Contactpersoon: Katleen Titeca
[email protected] 99
CULTURELE, SPORTIEVE EN SOCIALE PARTICIPATIE: HET OCMW AAN ZET !
20. Mariemont
20. Koninklijk Museum van Mariemont | Patrimonium Morlanwelz
VOORSTELLING VAN HET PROJECT OORSPRONG Het OCMW van Morlanwelz besliste enkele plaatselijke ‘culturele spelers’ te ontmoeten. De bedoeling was hen op de hoogte te brengen van de doelstellingen van de subsidie en de manier om een projectvoorstel in te dienen, én te vragen of er geïnteresseerden waren om samen een project uit te werken. Tijdens een tweede bijeenkomst stelden het Koninklijk Museum van Mariemont en vzw Métaphore een gemeenschappelijk project voor aan het OCMW. DOELSTELLINGEN De doelstelling is een publiek dat niet de gewoonte heeft musea te bezoeken, de kans te geven een museumomgeving te ontdekken en de waaier aan mogelijkheden die dat meebrengt. Kijken, bespreken, doen en leren staan centraal. De doelgroep meer aansluiting doen vinden bij de samenleving door de praktijk van een artistieke en culturele activiteit is ook van belang, zonder het plezier en het welzijn van de deelnemer uit het oog te verliezen. Zo zal het OCMW zijn ‘aura van geheimzinnigheid’ verliezen en toegankelijker worden voor alle soorten publiek. DOELGROEP De cliënten van het OCMW van Morlanwelz, de kinderen die in het asielcentrum verblijven, de kinderen die het centrum voor expressie en creativiteit ‘Métaphore’ bezoe100
ken en iedereen die belangstelling heeft voor de resterende plaatsen. PARTNERS Koninklijk Museum van Mariemont, OCMW van Mariemont, Métaphore (centrum voor expressie en creativiteit). UITVOERING ■
■
■
■
■
Iedere partner heeft zich ingezet om de doelgroep op de hoogte te brengen van het project en uit te nodigen om deel te nemen. De kinderen die verblijven in het asielcentrum werden afzonderlijk uitgenodigd. Het Koninklijk Museum van Mariemont stelde een vormingswerker aan en definieerde samen met hem de pedagogische doelstellingen van het project. Het museum stelde zijn keramiekateliers tijdens vier woensdagen en een volledige week gedurende de paasvakantie open voor de kinderen en de volwassenen. Daar werkte men aan het maken van maskers en juwelen. Het project voorzag in verschillende museumbezoeken. De deelnemers kregen de tijd om zich goed te voelen in het museum, de collectie te leren kennen en ingeleid te worden in de kunstgeschiedenis. Métaphore stelt jaarlijks de realisaties van de ateliers ten toon.
INSPIRATIE UIT DE PRAKTIJK
RESULTATEN In het museum van Mariemont konden de bezoekers kennismaken met de culturele rijkdom van hun regio. Naar eigen zeggen voelden ze zich er thuis. Ze hebben een museum ontdekt dat toegankelijk is met onbekende, uitdagende voorwerpen, maar ook stukken die ze wél herkenden (de kinderen waren bijvoorbeeld zeer verbaasd de Egyptische lijkkisten en mummies te zien die zo vaak in hun verbeelding spelen). Het OCMW, Métaphore en het museum willen hun gemeenschappelijke activiteiten verder zetten en zelfs uitbreiden. STERKE PUNTEN ■
■
■
■
■
Het OCMW van Morlanwelz heeft een bijeenkomst georganiseerd met de ‘culturele spelers’ om hen op de hoogte te brengen van de subsidie en van de mogelijkheden ervan. Bonte mengeling van het doelpubliek: de groep was zeer divers omdat iedere partner een aangepaste communicatie opzette voor zijn doelgroep. Het project omvat naast een luik creatieve expressie in het atelier ook een ontdekking van het museum dat nog veel geheimen had voor het publiek. De werken die in het atelier werden gerealiseerd, werden tentoongesteld. De continuïteit van het project.
Meer info: OCMW Morlanwelz Contactpersoon: Sylvie Bonus
[email protected] 101
CULTURELE, SPORTIEVE EN SOCIALE PARTICIPATIE: HET OCMW AAN ZET !
21. Maak me bangAteliers 21. Maak me bang | Hedendaagse kunst
Chatelet VOORSTELLING VAN HET PROJECT OORSPRONG Het OCMW van Chatelet wilde eens iets anders organiseren dan de ‘ludieke’ activiteiten die wel vaker worden aangeboden aan de kinderen van cliënten, iets dat hen wat bijbrengt en tegelijk aangenaam bezig houdt, dat hen andere dingen doet ontdekken dan waarmee ze dagelijks worden geconfronteerd. DOELSTELLINGEN Een van de doelstellingen van de workshop ‘Maak me bang’ was de kinderen wegwijs te maken in de hedendaagse kunst, zonder daarom te vervallen in een knutselatelier. De workshop moest een plaats zijn waar echt iets te ontdekken viel over hedendaagse kunst, via creatieve technieken, maar ook via een plezierige cursus kunstgeschiedenis. Daarnaast wilde men de kinderen bijbrengen dat cultuur ook iets voor hen is en dat ze meer dan ‘passieve verbruikers’ zijn. Vertrekpunt was de achterliggende filosofie dat iedereen cultuur maakt en dat cultuur er is voor iedereen. Naast de individuele creaties, werd er ook, als kers op de taart, gewerkt aan een gemeenschappelijke tentoonstelling.
UITVOERING ■
■
■
■
DOELGROEP Kinderen van OCMW-cliënten (7 tot 14 jaar). ■
PARTNERS Het OCMW van Chatelet, Article 27 en twee animatoren/beeldend kunstenaars, het wijkhuis dat verbonden is aan het OCMW. 102
Omdat er onverwacht veel belangstelling was, werd de groep in twee gesplitst. Om ervoor te zorgen dat alle kinderen gelijk werden behandeld, was de eerste opdracht om buiten de lijntjes kleuren, om zo de kloof te dichten tussen de handige/getalenteerde kinderen en de anderen. Gedurende het hele project wilde men de conventies over wat representatief of mooi is doorbreken, met opzet ingaan tegen de schoolse aanpak. Zo kregen de kinderen de eerste dag de opdracht om iets te tekenen dat hun ouders, broers, vriendjes… bang zou maken. Het thema ‘angst’ was ook een manier om de kinderen met hun eigen angsten te leren omgaan. Er werd een ‘angstenvuilnisbak’ bedacht, waarin ze elke ochtend één van hun angsten achterlieten. Naarmate de tijd verstreek werd er meer en meer gepraat over de echte angsten die de kinderen bezighielden. ‘s Avonds maakte de sociaal assistente de vuilnisbak leeg en controleerde ze of er geen ‘problematische’ angst was die verder moest worden besproken. Tijdens de oefeningen en opdrachtjes tekenden de kinderen angstaanjagende ogen, monden, neuzen enz., met een fantastisch schrikwekkend bestiarium tot gevolg.
INSPIRATIE UIT DE PRAKTIJK
■
■
De werken van beide groepen werden samengebracht; het hele team besprak hoe het geheel te presenteren. De kinderen maakten zelf het decor voor de eindtentoonstelling. De speelplaats van l’Enjeu werd overdekt voor de plechtige onthulling van het werk dat de twee groepen hadden gepresteerd in de ateliers.
RESULTATEN De workshops mondden uit in een tentoonstelling die op een originele manier was opgevat. De kunstwerken waren ‘verborgen’ achter een beschilderd zeil waarin overal scheuren zaten waardoor de bezoekers het bestiarium konden bekijken. De tentoonstelling kende grote bijval bij het publiek. STERKE PUNTEN ■
■
■
■
De kinderen konden op een toegankelijke manier kennis maken met hedendaagse kunst. Tijdens de ateliers vertok men vanuit de individuele werkstukken van iedere deelnemer, op het einde werden de werken samengebracht. De presentatie van het geheel kwam aan bod via teamoverleg. Doordat de kinderen zich niets moesten aantrekken van bestaande conventies, was er sprake van ‘vrije expressie’. Het werk van iedereen was even waardevol. Niet enkel het creëren stond centraal: de creatieve opdrachten lieten ook toe de angsten van de kinderen te bespreken. Meer info: Article 27 Charleroi Contactpersoon: Carmela Morici
[email protected] 103
CULTURELE, SPORTIEVE EN SOCIALE PARTICIPATIE: HET OCMW AAN ZET !
22. Magie met een sprankje 22. Magie met een sprankje nostalgie | Circus
Dentergem VOORSTELLING VAN HET PROJECT OORSPRONG De voorzitter van het OCMW stelde voor om een deel van de subsidie te gebruiken voor de rusthuisbewoners. DOELSTELLINGEN In de eerste plaats de rusthuisbewoners op een originele manier verrassen met een namiddagje animatie en plezier. Bijkomende doelstelling: het bevorderen van intergenerationele ontmoeting en het betrekken van de rusthuisbewoners bij het Dentergemse gemeenschapsleven. DOELGROEP De rusthuisbewoners die verblijven in de woon- en zorgcentra op het grondgebied Dentergem, in het bijzonder de bejaarden die cliënt zijn van het OCMW (die beroep doen op een tussenkomst in de verblijfskosten, budgetbegeleiding of budgetbeheer). Ook hun familie, kinderen en kleinkinderen konden de voostelling bijwonen.
■
■
■
■
■
PARTNERS De gemeente, twee woon- en zorgcentra, het circus. UITVOERING ■
Er werden twee bijeenkomsten georganiseerd met de verschillende partners waarbij ideeën werden besproken en overwogen. De voorstellen van de directie en
104
■
de animatoren waren voor het OCMW zeer belangrijk: zij kunnen uit ervaring beter inschatten waarvan senioren houden. De directeur van een van de woon- en zorgcentra stelde voor een circus naar Dentergem te halen, want de bejaarden koesteren heel wat goede herinneringen uit hun kindertijd en het circus. Het OCMW ging na welke circussen in Vlaanderen erkend zijn. Met enkele circussen werd contact opgenomen om zo tot een prijsvergelijking te komen. Nadat de partners samen beslist hadden welk circus er naar Dentergem zou komen, werden datum en staanplaats afgesproken samen met de gemeente (burgemeester en lokale politie). Doordat het project zich richt tot een gemengde doelgroep (ook bv. de kinderen) werd het bijkomend gefinancierd door de gemeente. Het circus streek neer naast een van de woon- en zorgcentra. De directie en de animatoren van beide woon- en zorgcentra zorgden voor de voorbereidingen (het inleggen van een speciale bus voor rolstoelgebruikers, voldoende begeleiding, aanspreken van familieleden, drankjes tijdens de pauze, toegankelijkheid van de circustent, prentkaartjes voor de bewoners…). Naarmate de activiteit meer vorm kreeg, dachten de verschillende partners aan uitbreiding. Ze staken de koppen bij elkaar
INSPIRATIE UIT DE PRAKTIJK
■
■
en beslisten een bijkomende tentoonstelling in een van de woon- en zorgcentra te organiseren. Die omvatte een 50-tal foto’s, affiches en kostuums van het circusleven uit de jaren 1900. De bejaarden praatten erover en stelden vragen, beleefden als het ware opnieuw hun kindertijd. Op die manier leefden zij naar de voorstelling toe. Tijdens de circusvoorstelling werd er ook gezorgd voor een bijkomende verrassing: een gelegenheidsoptreden van drie bekende Dentergemnaren die een humoristische sketch brachten. De dag nadien konden de kinderen uit de plaatselijke gemeenteschool het circus bezoeken. Dat zorgde voor een grote toeloop van kinderen, een plezierige ervaring voor de rusthuisbewoners.
■
■
■
■
Een groepsproject waarbij een zeer diverse groep werd bereikt: bejaarden, familieleden, kleinkinderen… Origineel, een onvergetelijke dag voor de senioren. Een groter dorpsgevoel: de ‘gewone’ Dentergemnaar kon ook naar een voorstelling, zij het op eigen kosten. Financieel realiseerbaar door bundeling van budgetten door de verschillende partners.
RESULTATEN Tijdens de circusvoorstellingen werden herinneringen plots heel levendig. De senioren praatten er weken nadien nog steeds over, ook met de animatoren. Het initiatief wordt over de hele lijn als zeer positief geëvalueerd. De mix van doelgroepen (senioren, (klein)kinderen, begeleiders, animatoren, familie, kinderen van de gemeenteschool) bracht zo’n 400 mensen samen en werd mogelijk dankzij de financiële input van de gemeente en het OCMW en de goede samenwerkingsverbanden tussen alle partners. Het initiatief kon bovendien rekenen op een grote persbelangstelling: er verschenen maar liefst zes krantenartikels over. STERKE PUNTEN ■
Zeer goede samenwerking met de verschillende partners.
Meer info: OCMW Dentergem Contactpersoon: Sophie Vankeirsbilck
[email protected] 105
CULTURELE, SPORTIEVE EN SOCIALE PARTICIPATIE: HET OCMW AAN ZET !
23. Maison de la création 23. Maison de la création | Artistieke ateliers
Brussel-Stad VOORSTELLING VAN HET PROJECT OORSPRONG Sinds twee jaar organiseert het Maison de la Création workshops voor theater, dans, muziek, zang, fotografie… onder leiding van professionele artiesten. Die workshops konden worden opengesteld voor kansarmen dankzij een samenwerking met het OCMW van Brussel. DOELSTELLINGEN Dit project wil artistieke ateliers organiseren die zijn aangepast aan de wensen en behoeften van de doelgroep. Via de workshops wil men de deelnemers vertrouwd maken met verschillende artistieke disciplines. DOELGROEP De OCMW-cliënten van de stad Brussel.
■
■
PARTNERS OCMW van Brussel-Stad, Maison de la Création (het cultuurcentrum van BrusselNoord). UITVOERING ■
De samenwerking tussen het OCMW en Maison de la Création bestaat uit twee initiatieven. - De OCMW-cliënten (zowel jong als oud) van de 9 sociale centra van het OCMW van Brussel-Stad worden uitgenodigd om deel te nemen aan de bestaande workshops van Maison de la Création.
106
■
■
Ze betalen daarvoor slechts 10% van de werkelijke kostprijs. - Het OCMW organiseerde in het verleden reeds activiteiten voor de jongeren en voor de volwassen cliënten van de verschillende sociale centra. Bijkomend werden workshops georganiseerd afgestemd op de wensen en de behoeften van die reeds bestaande groepen. Zowel het OCMW als Maison de la Création maakten promotie voor het project. In elk sociaal centrum van het OCMW werden affiches opgehangen en brochures verspreid, de referentiepersonen van het OCMW bespraken het project met hun cliënten, Maison de la Création verspreidde brochures over de activiteiten. De invulling van de workshops werd bepaald op verschillende overlegmomenten tussen Maison de la Création en de referentiepersonen van de 9 sociale centra van het OCMW, steeds vanuit de bekommernis om aan te sluiten bij de wensen en behoeften van de doelgroep. Maison de la Création bracht kunstenaars aan om de workshops te begeleiden. In de mate van het mogelijke werd voor de start van elke workshop een kort overleg tussen de kunstenaar(s) en de sociale begeleiders gehouden. Zo konden de doelstellingen van de workshop kort worden overlopen en werd voor iedereen (kunstenaar/begeleider/deelnemer) duidelijk wat er werd verwacht.
INSPIRATIE UIT DE PRAKTIJK
■
■
In de krokusvakantie experimenteerden de deelnemers dagelijks met verschillende artistieke disciplines. Tijdens de paasvakantie volgde een tweede stage: een honderdtal deelnemers ontvingen er de basisinformatie inzake theater, breakdance, hiphopdans, zang, eigentijdse dans, percussie en fotografie. Elke workshop mondde uit in een kleine voorstelling die aan het einde van de stage werd opgevoerd. Sommige groepen stelden hun werk voor tijdens hun wijkfeest.
■
■
■
■
Naast een financiële korting voor deelname aan het reguliere aanbod, wordt er parallel ook een aanbod ‘op maat’ voorzien. De terugkoppeling die de partners voor de aanvang van elke workshop voorzien, zorgt voor een consensus over doelstellingen, werkwijze en taakverdeling. Het resultaat van de workshops is zichtbaar en wordt aan het publiek getoond. De continuïteit van het project.
RESULTATEN ■
■
De deelnemers en de begeleiders zijn zeer tevreden over het verloop van het project. Een mooi resultaat is ook dat een aantal deelnemers de weg heeft gevonden tot de reguliere workshops die Maison de la Création organiseert. De continuïteit wordt verzekerd. Maison de la Création organiseert het hele jaar door workshops en het partnerschap dat de financiële korting mogelijk maakt, wordt verder gezet. Daarnaast organiseert Maison de la Création evenementen die de doelgroep voortdurend prikkelen om deel te nemen aan het artistieke leven.
STERKE PUNTEN ■
■
De ‘sociale mix’ van deelnemers in de reguliere werking van Maison de la Création zorgt voor een verruiming van het sociaal netwerk van de doelgroep. De korting voor de workshops wordt in alle discretie toegekend, via het OCMW. Zo voelen de deelnemers zich niet gestigmatiseerd.
Meer info: Maison de la Création – Cultuurcentrum Brussel-Noord Contactpersoon: Marion Van der Horst
[email protected] 107
CULTURELE, SPORTIEVE EN SOCIALE PARTICIPATIE: HET OCMW AAN ZET !
24. Sensibilisering
24. Met de sport- en jeugdverenigingen rond de tafel | Sensibilisering Sint-Niklaas
VOORSTELLING VAN HET PROJECT UITVOERING OORSPRONG Het OCMW van Sint-Niklaas is ervan overtuigd dat een duurzame participatie enkel tot stand kan worden gebracht wanneer ook de aanbieders van activiteiten inspanningen leveren om drempels voor deelname te verlagen. In die zin kan het OCMW een signaalfunctie vervullen. Vanuit die visie vertrok men om een overleg te starten met onder meer de sport- en jeugdverenigingen uit de gemeente. Duidelijke afspraken en een overeenkomst waren het resultaat. DOELSTELLINGEN Het overleg met de sport- en jeugdsector had als doel het verlagen van drempels voor deelname voor de doelgroep. Door sensibiliserend te werken wilde men er voor zorgen dat ook de aanbieders van activiteiten hun verantwoordelijkheid opnemen. DOELGROEP Personen uit de gemeente die gebruik maken van de dienstverlening van het OCMW en hun kinderen. PARTNERS 16 sportclubs en -verenigingen, 6 jeugdverenigingen, vzw Uit de Marge.
108
1. SPORTPARTICIPATIE ■ Op de eerste plaats werden alle sportverenigingen die waren aangesloten bij de sportraad, aangeschreven. Ze werden geïnformeerd over het KB en uitgenodigd voor een ontmoetingsmoment in het OCMW. Tijdens dat overleg werden ideeën uitgewisseld om de participatiedrempel te verlagen, met als gevolg een overeenkomst tussen de verenigingen en het OCMW. ■ Die overeenkomst betreft het engagement van de vereniging om de gewone werking extra open te stellen voor cliënten en hun kinderen, en ook een inspanning te leveren bij de rekrutering van deze doelgroep. Een discrete houding wordt daarbij vooropgesteld. ■ Het OCMW engageert zich om 80% van de inschrijvingskost te betalen, met inbegrip van het benodigde materiaal. De cliënten kunnen zich bij de verenigingen kenbaar maken door een attest van het OCMW. Het OCMW en de verenigingen handelen een en ander financieel af. ■ De regeling werd bekendgemaakt via een brief aan de cliënten, affiches in de wachtzaal, een artikel in de regionale krant en een persmededeling in alle dagbladen en op de regionale televisie. Ook de maatschappelijk werkers leveren extra inspanningen om hun cliënten te stimuleren ge-
INSPIRATIE UIT DE PRAKTIJK
bruik te maken van de mogelijkheden die het initiatief biedt. Dankzij de inspanningen van de sportverenigingen en van de maatschappelijk werkers vonden een dertigtal cliënten de weg naar een sportclub. 2. JEUGDBEWEGINGEN ■ Ook met een aantal jeugdverenigingen werd een overeenkomst afgesloten. Ook daar neemt het OCMW 80% van de kosten voor zijn rekening (lidgeld, speluniform, verzekering, weekends, kampen…). De jeugdverenigingen engageren zich om extra inspanningen te leveren om OCMW-cliënten te laten deelnemen. ■ Bovendien organiseerde het OCMW voor de leiding van de jeugdbewegingen een vormingsmoment rond het thema ‘werken met kinderen uit kansarme gezinnen’. De vorming werd gegeven door vzw Uit de Marge. ■ Om in de toekomst verdere ondersteuning te bieden aan OCMW-cliënten die hun kinderen wensen te laten deelnemen aan jeugdbewegingsactiviteiten, werd er ook een ‘materialenbank’ aangelegd. Het OCMW kocht allerlei kampeermateriaal aan (rugzakken, slaapzakken…) dat kan worden uitgeleend aan cliënten.
kwetsbare personen te bereiken: het vereist een bijkomende begeleiding en omkadering en projecten ‘op maat’. STERKE PUNTEN ■
■
Door ook de aanbieders van activiteiten te sensibiliseren groeide bij hen het inzicht dat het werken aan participatie een gedeelde verantwoordelijkheid is waartoe ook zij een steentje kunnen bijdragen. Het betrekken van een externe partner (Uit de Marge) betekent een grote meerwaarde voor het initiatief. Door de expertise van Uit de Marge konden holle engagementen van de jeugdbewegingen vermeden worden, ze kregen concrete tips over hoe ze hun deuren kunnen openstellen voor maatschappelijk kwetsbare kinderen.
Voorlopig vonden een tiental kinderen van cliënten de weg naar de jeugdbeweging. RESULTATEN Een doordacht en waardevol initiatief dat werkt aan de voorwaarden voor participatie. Tegelijk merken de organisatoren op dat het moeilijk blijft om op deze manier de meest
Meer info: OCMW Sint-Niklaas Contactpersoon: Peter Van Der Gucht
[email protected] 109
CULTURELE, SPORTIEVE EN SOCIALE PARTICIPATIE: HET OCMW AAN ZET !
25. Op uitstap 25. Op uitstap
Meeuwen-Gruitrode VOORSTELLING VAN HET PROJECT OORSPRONG In de beginfase konden de gebruikers van de dienstverlening van het OCMW van Meeuwen-Gruitrode voor een kleine bijdrage deelnemen aan sportieve en culturele participatie via een samenwerking tussen het OCMW en de gemeentelijke sport- en cultuurdienst. Ook voor sociale vakanties bestond er een regeling. Omdat er relatief weinig gebruik werd gemaakt van die individuele tegemoetkomingen en de wetgeving ook de mogelijkheid inbouwt om groepsactiviteiten op te zetten, besloot de sociale dienst een poging te ondernemen.
■
■
DOELSTELLINGEN Via een groepsactiviteit een aangename dag bezorgen aan de deelnemers en hen tegelijk ook iets bijbrengen. Dat alles op een laagdrempelige manier.
■
DOELGROEP De gebruikers van de dienstverlening van het OCMW en hun kinderen. PARTNERS Het cultuurcentrum en de toeristische dienst. UITVOERING ■
De maatschappelijk werkers zagen een grote meerwaarde in het aanbieden van groepsactiviteiten. Maar uiteraard is een sociale dienst geen cultureel centrum,
110
■
activiteitenbureau of toeristische dienst: voor de concrete invulling van de activiteit werd beroep gedaan op de expertise van de dienst toerisme en van het cultuurcentrum. Bij de keuze van de activiteit ging er aandacht naar de laagdrempeligheid. Het aanbod moest de cliënten aanspreken en hen een leuke dag bezorgen. Tegelijk wilde men een initiatief aanbieden waar de doelgroep wat van opsteekt. De dienst toerisme deed een aantal voorstellen. Er werd gekozen voor een gevarieerd bezoek aan Sint-Truiden. De maatschappelijk werkers spraken hun cliënten aan over de mogelijkheid zich in te schrijven. De dag begon met een onthaal in ‘domein Nieuwenhoven’, een ideale uitvalsbasis met een fruitboomgaard, vijvers, speeltuin… Daarna was er keuze tussen een stadsspel, een bezoek aan een fruitbedrijf en een wandeling in het domein. Na afloop werd er gezamenlijk een broodmaaltijd genuttigd. Voor het vervoer werd er een bus ingelegd. Drie maatschappelijk werkers en iemand van het cultuurcentrum zorgden voor de begeleiding.
RESULTATEN De uitstap kon rekenen op een dertigtal deelnemers. Ze waren na afloop zo enthou-
INSPIRATIE UIT DE PRAKTIJK
siast dat ze zelf vroegen om een herhaling. Ook de maatschappelijk werkers waren tevreden. Ze leerden hun cliënten op een andere wijze kennen. Het was wel een intensieve, vermoeiende dag voor de maatschappelijk werkers, vooral ook omdat er veel kinderen deelnamen. Het OCMW had ervoor kunnen opteren om de begeleiding volledig uit te besteden aan een organisatie die ook vertrouwd is te werken met de doelgroep, maar opteerde om dat niet te doen. STERKE PUNTEN ■ ■
■
Groepsaanbod Samenwerking met de cultuur- en toeristische dienst Enthousiasme en betrokkenheid van de maatschappelijk werkers
Meer info: OCMW Meeuwen-Gruitrode Contactpersoon: Caroline Achten
[email protected] 111
CULTURELE, SPORTIEVE EN SOCIALE PARTICIPATIE: HET OCMW AAN ZET !
26. Project cultuurparticipatie 26.Project cultuurparticipatie | Toeleiding en sensibilisering
Brugge VOORSTELLING VAN HET PROJECT OORSPRONG Het project startte in december 2002. Het stadsbestuur en het OCMW van Brugge willen inspanningen leveren om mensen die in een situatie van kansarmoede leven, bij het culturele leven van de stad te betrekken. Uitgangspunt: het gebrek aan financiële middelen is maar een van de redenen waardoor de doelgroep de weg niet vindt naar het ruime en diverse Brugse cultuuraanbod. Vaak bestaan er ook andere, psychologische drempels waardoor ze niet durven deel te nemen of waardoor ze zich niet aangesproken voelen. DOELSTELLINGEN Het project wil de drempels, het niet vertrouwd zijn met de verschillende organisaties en de moeilijkheden om de overvloed aan informatie te interpreteren, wegnemen, door de deelname gratis en in groep te organiseren. Via de activiteiten verkende men vele diensten/organisaties die in Brugge een sociaal of cultureel aanbod bieden. Zo worden de organisaties vertrouwd met de doelgroep en zijn noden, kan de informatie over cultuur op termijn beter worden geformuleerd en verspreid, en maken de deelnemers op een ongedwongen manier kennis met het Brugse aanbod. DOELGROEP De Brugse kansarmen: personen die omwille van allerlei financiële, medische, sociale, 112
psychische, intellectuele omstandigheden of eigenschappen beperkte mogelijkheden hebben om deel te nemen aan het sociale en culturele leven. Er gaat extra aandacht naar gebruikers van de OCMW-dienstverlening. PARTNERS Het project startte als samenwerking tussen het stadsbestuur van Brugge en het Brugse OCMW. Aanvankelijk werd er voor de activiteiten enkel samengewerkt met de verschillende stadsdiensten die werken rond cultuur en cultureel erfgoed. Intussen raakten al heel wat andere stadsdiensten bij het project betrokken en werken ook andere (zeer diverse) sociale en culturele actoren mee. UITVOERING ■
Iedere maand komen de cultuurbeleidscoordinator en een maatschappelijk werker die voor dit project werd vrijgesteld, samen om uit het ruime aanbod van sociale en culturele activiteiten van de organisaties die zich engageren in het project een selectie te maken voor de doelgroep. Er wordt steeds een balans gezocht tussen de notie ‘kwaliteit’ en de verwachtingen en interesses van de mensen uit de doelgroep. Suggesties of vragen van deelnemers worden steeds besproken en indien mogelijk in het programma opgenomen.
INSPIRATIE UIT DE PRAKTIJK
■
■
■
■
De geselecteerde activiteiten worden in een maandelijkse nieuwsbrief opgenomen. De nieuwsbrief omvat verder ook alle praktische informatie (wat, wanneer, waar wordt afgesproken, hoe kan worden ingeschreven) en achtergrondinformatie. Naast de georganiseerde activiteiten worden ook gratis of zeer goedkope activiteiten als suggestie vermeld en worden regelmatig oproepen en speciale aanbiedingen van andere organisaties opgenomen. De nieuwsbrief wordt verstuurd aan de ‘meewerkende’ organisaties. Zo’n 60 geselecteerde werkingen en/of deelwerkingen van welzijnsorganisaties en vrijwilligersorganisaties zorgt voor de toeleiding van de doelgroep. Die diensten werden bij aanvang van het project gecontacteerd (hun gegevens vond men terug in de sociale gids van Brugge). Alle diensten reageerden positief. Ze hebben een zeer belangrijke rol in het project: zij kennen hun cliënteel reeds en zijn beter geplaatst om de doelgroep te enthousiasmeren om deel te nemen aan activiteiten die zij uit eigen beweging niet zouden aanvatten. De nieuwsbrief wordt verder ook verstuurd aan 130 personen die in het verleden deelnamen aan activiteiten via het project en graag persoonlijk op de hoogte worden gehouden. Om de bekendmaking van de activiteiten én het aanspreken van cliënten voor meewerkende welzijnsorganisaties te vergemakkelijken, wordt maandelijks ook een affiche van de verschillende activiteiten verspreid. Voor extra informatie kunnen deelnemers steeds contact opnemen met de projectverantwoordelijke.
■
De activiteiten worden steeds begeleid door de maatschappelijk werker die daarvoor is vrijgesteld.
RESULTATEN Het project bereikt jaarlijks zo’n 600 deelnemers en de interesse blijft groeien.Tegelijk neemt ook het aantal organisaties toe die een aanbod bieden en willen instappen in het project. STERKE PUNTEN ■
■
■
■
■
■
Samenwerking tussen veel verschillende diensten en organisaties uit de culturele wereld en de hulpverlening. Doordat de maatschappelijk werker die bij het project betrokken is een brede culturele interesse heeft, kon de samenwerking van beide werelden vrij vlot gerealiseerd worden. Dankzij het grote aanbod in Brugge, kan een programma worden uitgewerkt dat vrij gevarieerd is en aan de interesses van heel verscheiden mensen beantwoordt. Het programma kan worden gerealiseerd zonder dat steeds dezelfde culturele organisaties bevraagd moeten worden. De maatschappelijk werker is gemakkelijk bereikbaar en tijdens de activiteiten steeds aanspreekbaar. Zo kunnen opmerkingen en bedenkingen gemakkelijk worden doorgespeeld (indien dit voor andere diensten relevant is). De opvang en begeleiding tijdens de activiteiten zorgt ervoor dat de mensen zeker iemand kennen wanneer zij toekomen. De maatschappelijk werker wacht de deelnemers anoniem op, voor buiten-
113
CULTURELE, SPORTIEVE EN SOCIALE PARTICIPATIE: HET OCMW AAN ZET !
■
■
■
staanders is hij als zodanig niet als begeleider herkenbaar. Het feit dat kaarten pas kort voor de activiteit worden overhandigd, sluit misbruik uit en verzekert optimale toegankelijkheid voor mensen uit de doelgroep. (Toch ervaren sommige deelnemers deze regeling als stigmatiserend.) De meewerkende culturele organisaties vertrekken steeds vanuit respect voor de deelnemers. Het OCMW is niet de enige financierder, ook de stad draagt bij. Zo kan de doelgroep worden uitgebreid tot alle kansarme inwoners, en beperkt men zich niet alleen tot de gebruikers van de dienstverlening van het OCMW.
Meer info: OCMW Brugge Contactpersoon: Bart Hollevoet
[email protected] 114
INSPIRATIE UIT DE PRAKTIJK
27. Self Service
27. Self Service | Actietheater Zinnik
VOORSTELLING VAN HET PROJECT OORSPRONG Het OCMW van Zinnik zet zich al jarenlang in voor de creatieve ontwikkeling van zijn cliënten. Het CRIC (Centre de Ressources Individuelles et Collectives) is daar een uitvloeisel van. In het verleden werden al meerdere toneelstukken gerealiseerd met de OCMW-cliënten. Dankzij de toekenning van de subsidie kon het OCMW van Zinnik met het theatercollectief ‘Compagnie du Campus’ een overeenkomst sluiten voor een nieuw project: de creatie van een theaterstuk door en met de OCMW-cliënten. DOELSTELLINGEN Voor het OCMW moest het project leiden tot een verbetering van het welzijn van de deelnemers. De door het OCMW vooropgestelde doelstellingen waren eerder ‘sociaal’: elke deelnemer moest een plaats vinden in de groep en in het creatiewerk. ■ Voor het theatercollectief was de belangrijkste doelstelling ‘artistiek’: het project moest leiden tot een kwaliteitsopvoering. ■ De doelstellingen voor de deelnemers zijn divers: het woord durven nemen, naar anderen leren luisteren, kritische zin ontwikkelen, verdraagzaamheid opbouwen, opnieuw vertrouwen krijgen in zichzelf en in de anderen. De partners waren zich bewust van de noodzaak om de doelstellingen op elkaar af te stemmen.
DOELGROEP De OCMW-cliënten van Zinnik. PARTNERS Het OCMW van Zinnik, Compagnie du Campus. UITVOERING ■
■
■
■
Bij aanvang werden de doelstellingen duidelijk gedefinieerd en werd de taak van iedere partner omschreven. De maatschappelijk werker stond garant voor de groepsdynamiek en zorgde voor conflictbeheersing. De begeleider van het theatercollectief was verantwoordelijk voor de creatie van het toneelstuk. Er werd een regelmatig overleg ingebouwd om waar nodig te kunnen bijsturen. De deelnemers werden gerekruteerd uit de groep belangstellenden die ook bij vorige theaterproducties van de partij waren. Daarnaast werd een communicatie opgezet naar de ruime doelgroep van OCMW-cliënten: via de groepen van het CRIC en via flyers die de maatschappelijk werkers verspreidden. Tijdens wekelijkse repetities werden de deelnemers vertrouwd gemaakt met het ‘actietheater’. Via improvisatieoefeningen, het werken rond emoties, schrijfopdrachten, het bedenken van een scenario, de opbouw van personages… ontstond langzaam maar zeker een kwaliteitsvoorstelling. 115
CULTURELE, SPORTIEVE EN SOCIALE PARTICIPATIE: HET OCMW AAN ZET !
■
■
De workshops hebben geleid tot de voltooiing van de productie ‘Self Service’, een stuk over eenzaamheid en relaties met anderen in een wereld waar de communicatietechnologieën alomtegenwoordig zijn. Het toneelstuk werd opgevoerd voor het OCMW-publiek en gaat op tournee langs verschillende andere OCMW’s.
RESULTATEN ■
■
■
■
■
■
Publieksvoorstellingen en erkenning van de talenten van de doelgroep. Door het stuk op meerdere plekken te spelen heeft men bijgedragen tot de bewustmaking van andere partners en sociaal werkers en tot het stimuleren van de deelname van de cliënten van andere OCMW’s. De partnerschappen worden gecontinueerd en krijgen dankzij de subsidie een nieuwe impuls.
De samenwerking tussen de partners was niet altijd even evident maar was toch een verrijking voor beide partijen. Op enkele uitzonderingen na hebben alle deelnemers het hele proces volgehouden. Dat betekende een groot engagement: wekelijks repeteren gedurende een heel jaar. De trots waarmee de groep op het podium stond, gaf veel voldoening aan de begeleiders en aan de acteurs. Het stuk werd een eerste keer opgevoerd voor de cliënten van het OCMW van Zinnik. Nadien werd een tournee gepland van een tiental voorstellingen, voornamelijk in andere OCMW’s.
STERKE PUNTEN ■
■
Van bij aanvang ging er veel aandacht naar een goede afbakening en afstemming van de doelstellingen door beide partners. Op die manier werd er een goed evenwicht gevonden tussen het sociale en het artistieke aspect en kon de rol van iedere partner goed worden gedefinieerd. Via deze vorm van ‘actietheater’ kunnen de deelnemers zich werkelijk ontplooien: dit is meer dan bezigheidstherapie!
116
Meer info: OCMW Soignies Contactpersoon: Dominique Bare
[email protected]
INSPIRATIE UIT DE PRAKTIJK
28. Smaakmaker 28. Smaakmaker | Toeleiding
Beerse VOORSTELLING VAN HET PROJECT OORSPRONG In de beginfase gebruikte het OCMW de subsidie voornamelijk om individuele activiteiten van cliënten te financieren. Al snel merkte de sociale dienst dat er maar weinig respons kwam. Daarom werd er in samenwerking met de gemeentelijke cultuurdienst besloten om een activiteit op te zetten voor en door cliënten, een activiteit die hen goesting zou doen krijgen naar meer. Verschillende workshops lieten de cliënten toe kennis te maken met activiteiten zoals bloemschikken, internetles, kookles, boetseren, ‘rozekes’ maken… Voor de (klein)kinderen werd er een aangepast aanbod voorzien met onder andere een knutselworkshop, dotpainten… DOELSTELLINGEN Verder gaan dan het organiseren van een ontspannende en fijne dag. Van de gelegenheid gebruik maken om de deelnemers in te lichten over de financiële tussenkomst in culturele activiteiten die het OCMW hen kan bieden, en door deze ‘smaakmaker’ ook de drempels voor deelname verlagen. DOELGROEP De doelgroep van het project zijn de gebruikers van de dienstverlening van het OCMW en hun (klein)kinderen.
PARTNERS De gemeentelijke cultuurdienst, ‘Digidak’ (een organisatie die computerlessen organiseert), vrijwilligers die de workshops begeleiden (waaronder ook twee cliënten). UITVOERING ■
■
■
■
Een aantal vergaderingen en brainstormmomenten tussen een maatschappelijk werker en de cultuurfunctionaris leidde tot een volledige planning van ‘De Smaakmaker’. Na een duidelijke omschrijving van het project, werd samen met de cultuurdienst gezocht naar geschikte begeleiders voor de workshops. Een belangrijk criterium daarbij was dat ze echt ‘op maat van’ de deelnemers konden werken. Twee cliënten boden aan om zelf ook een workshop te begeleiden. Een vergadering met alle vrijwillige begeleiders drong zich op. Die bijeenkomst gaf de gelegenheid om de uitvoering van de activiteiten concreet te bespreken en zo konden de vrijwilligers ook zelf een inbreng hebben, wat hun betrokkenheid verhoogde. Eenmaal de praktische organisatie op punt stond, konden de inschrijvingen van start gaan. Tijdens een teamvergadering van de sociale dienst werden alle collega’s ingelicht over het project. Vervolgens probeerde elke maatschappelijk werker 117
CULTURELE, SPORTIEVE EN SOCIALE PARTICIPATIE: HET OCMW AAN ZET !
■
de cliënten te overtuigen om deel te nemen. Bovendien ging een maatschappelijk werker samen met de cultuurfunctionaris vier weken op rij langs de ‘welzijnsschakels’ om gekende cliënten persoonlijk aan te spreken en hen uit te nodigen voor ‘De Smaakmaker’. De dag startte in de namiddag. Cliënten konden achtereenvolgens aan twee verschillende workshops deelnemen. Daarna kon iedereen proeven van het lekkers dat in de kookworkshop was bereid. De zaal werd versierd met de bloemstukjes en creatieve werkjes die de deelnemers hadden gemaakt…
■
■
■
■
■
De inzet van de vrijwilligers (waaronder ook twee cliënten). Een goede samenwerking tussen het OCMW, de cultuurdienst van de gemeente en alle andere partners. Veel aandacht voor het betrekken, informeren en motiveren van de maatschappelijk werkers van de sociale dienst. Extra aandacht voor het werven van clienten. Werken via een evaluatieformulier zodat men ook een zicht heeft op de effecten.
RESULTATEN Uiteindelijk schreven een veertigtal deelnemers in. Het groepsaanbod zorgde ervoor dat gedurende heel de dag contacten werden gelegd: men wisselde telefoonnummers uit, sprak af om zich samen in te schrijven voor een cursus enz. Iedereen hielp spontaan bij het rondbrengen van het eten, met de afwas… en was fier op wat hij of zij die dag had gemaakt of bijgeleerd. Evaluatieformulieren polsten naar ieders mening. Het viel op dat men het een zeer leuke ervaring vond, een meer dan geslaagde dag. Ook de maatschappelijk werkers en de cultuurfunctionaris blikken tevreden terug. STERKE PUNTEN ■
■
Een smaakmaker op maat van de cliënten als laagdrempelige opstap naar duurzame participatie. Aandacht voor het sociale aspect, voor de ‘ontmoeting’ tussen de deelnemers.
118
Meer info: OCMW Beerse Contactpersoon: Inge Michiels
[email protected]
INSPIRATIE UIT DE PRAKTIJK
29. Tuin van de vijf zintuigen 29. Tuin van de vijf zintuigen | Multidisciplinair
Thuin VOORSTELLING VAN HET PROJECT OORSPRONG Het project werd uitgewerkt na het voorstel van de eigenaar van een hangende tuin (beschermd erfgoed) om zijn vijf terrassen gratis ter beschikking te stellen. Het OCMW maakte er gebruik van om een project op te zetten waarbij de betrokkenheid en de expressie van iedere deelnemer centraal stond. DOELSTELLINGEN Alle OCMW-cliënten verzamelen rond een gemeenschappelijk project: leefloners uitkeringsgerechtigden, kinderen, kandidaatvluchtelingen, ouderen uit rusthuizen, maar ook personen die vorming volgen bij het OCMW en de buurtbewoners. Men wilde iedereen de kans geven zijn plaats te vinden in een globaal project: de tuinen inrichten en nieuw leven inblazen.
organisatie die kansarmen leert budgetteren en doordacht consumeren), l’Espérance (een revalidatiecentrum), vzw Les jardins suspendus (milieubeheer). UITVOERING ■
■
DOELGROEP De OCMW-cliënten. PARTNERS Het OCMW, het cultuurcentrum, L’Essor (een organisatie voor sociale economie), Funoc (vzw-opleidingsinstelling erkend door het Waals Gewest). Ook andere instellingen zijn bij het project betrokken: de stadsscholen, Maison des Enfants (door de stad georganiseerde buitenschoolse activiteiten), de toeristische dienst van de stad, l’École des Consommateurs (een
■
De herinrichting van de tuinen was een hele klus. Bij het ter perse gaan van deze gids waren de werken nog volop bezig… De tuinen waren verwaarloosd en er was veel werk aan de bodem en aan de steunmuren (metselwerk, herstelling van de toegang, herstelling van het paviljoen…). Dat deel van het werk werd voornamelijk uitgevoerd door Funoc en L’Essor. Kandidaat-vluchtelingen vanuit het Lokaal Opvang Initiatief lanceerden samen met personen die vorming volgen bij het OCMW een bewustmakingscampagne, bedoeld voor de kinderen. De tuinen vormden de aanleiding om te praten over het milieu, cultuur… Een vergelijkbare ontmoeting vond plaats tussen de bewoners van het OCMW-rusthuis en een groep leerlingen van een plaatselijke school. Tijdens de zomervakantie worden activiteiten georganiseerd voor de kinderen (creatieve workshops en percussie), om vanaf september 2005 te kunnen deelnemen aan de Erfgoeddagen en het grote publiek te laten kennismaken met het project en de resultaten. 119
CULTURELE, SPORTIEVE EN SOCIALE PARTICIPATIE: HET OCMW AAN ZET !
■
In de toekomst zullen de tuinen in vakjes worden ingericht, om iedereen de kans te geven zijn eigen ‘stukje natuur’ te hebben en er verantwoordelijkheid voor op te nemen.
waardeerd, in samenwerking met talrijke verenigingen, die elk hun knowhow inbrengen.
RESULTATEN Op termijn moet de tuin een dynamische plek worden waar een divers publiek elkaar kan ontmoeten. Naast een aangename ontmoetingsplek wil de tuin ook toeristisch, artistiek, intercultureel en intergenerationeel zijn. De vijf zintuigen staan centraal: de tastzin (aanleggen van een moestuin, bewerken van de grond…), de reukzin (de geur van de bloemen, aromatische en geneeskrachtige planten…), het gehoor (het geluid van de wind, de regen, de vogels), het zicht (integratie van kunst in de natuur), de smaakzin (oogst en creatie van een keukenpaviljoen). STERKE PUNTEN ■
■
■
■
■
Het project is origineel, staat open voor alle gebruikers en is zeer flexibel, zodat iedereen er zijn plaats in kan vinden en er naar eigen wens kan aan deelnemen (tuinieren, kunst, muziek, of eerder pedagogische activiteiten…). Mensen van een uiteenlopende achtergrond leren elkaar kennen. Een dynamische ontmoetingsplek die uitnodigt tot nieuwe initiatieven. De continuïteit van het project wordt verzekerd omdat de tuin voortdurend moet worden onderhouden. Het project wordt uitgewerkt op de schaal van de gemeente, waarbij het gemeenschappelijk erfgoed wordt geher-
120
Meer info: OCMW Thuin Contactpersoon: Emmanuelle Navez
[email protected]
INSPIRATIE UIT DE PRAKTIJK
30. Vetex Sportschuur 30. Vetex Sportschuur
Kortrijk VOORSTELLING VAN HET PROJECT OORSPRONG Idee en uitwerking van de sportschuur komen van verschillende Kortrijkse jeugd- en buurtwerkingen, die merkten dat vele jongeren maar wat ‘rondhangen’ op straten en pleintjes en de weg niet vinden naar het reguliere sportaanbod. Er was nood aan een laagdrempelige plek om te sporten. Het leegstaande Vetex-gebouw leek daarvoor de gedroomde locatie. DOELSTELLINGEN Kinderen en jongeren een ruimte bieden waar ze op een laagdrempelige manier kunnen sporten. Vooral tijdens de vakantieperiodes de doelgroep zo de nodige ontspanning bieden en een alternatief aanreiken voor het doelloos ‘rondhangen’. Aandachtspunt en streefdoel op langere termijn: zorgen voor een doorstroom naar het reguliere circuit.
men wegens de drukke vakantieperiode moeilijk terecht voor materiaal.) UITVOERING ■
■
■
DOELGROEP Kinderen en jongeren uit de Kortrijkse aandachtswijken, een sociaal zwakke doelgroep die voor het overgrote deel uit allochtone jongeren bestaat. PARTNERS OCMW, buurtcentrum Achturenhuis, buurtwerk Venning, het team buurtgericht jeugdwerk (overlegplatform met jeugd- en buurtwerkers van stads- en OCMW-diensten), vrijwilligers, speelpleinwerking, voor materiaal: de Bloso-uitleendienst en de Kortrijkse sportverenigingen. (Bij de sportdienst kon
■
Het poortgebouw is een al jaren leegstaand fabriekspand in de aandachtswijk Venning-Veemarkt. In 2004 werd op deze locatie een groot voetbaltoernooi georganiseerd, ter gelegenheid van het cultureel wijkproject ‘Via Vetex’. Het toernooi trok onverwacht veel belangstellenden. De jongeren stelden zelf de vraag om vaker in het gebouw te mogen sporten. Sindsdien is ‘de sportschuur’ enkele dagen per week open voor alle kinderen en jongeren die zin hebben om te voetballen. De drempel wordt bewust heel laag gehouden. Inschrijving, lidgeld, sportkledij… zijn niet nodig. Er is ook geen coach, begeleider of monitor aanwezig. Wel kan men rekenen op een geëngageerde vrijwilliger die zelf op de pleintjes jongeren rechtstreeks aanspreekt die zin hebben om mee te voetballen en die de werking het hele jaar lang in de mate van het mogelijke (vooral financieel) organiseert. Gedurende de paasvakantie wilde men iets extra’s organiseren. Een week lang werd er een initiatie in verschillende sporten aangeboden. Dagelijks namen meer dan 100 kinderen en jongeren deel. Het onverwachte succes opent perspectieven voor de volgende vakanties. 121
CULTURELE, SPORTIEVE EN SOCIALE PARTICIPATIE: HET OCMW AAN ZET !
■
Op termijn wil men een personeelslid aanwerven om de werking van de sportschuur te verzekeren en om het project Vetex Sportschuur structureel en systematisch voort te zetten en, mits bijkomende omkadering, verder uit te bouwen.
RESULTATEN Door de laagdrempelige en ‘sociaal-sportieve’ aanpak, worden zeer veel jongeren bereikt uit de Kortrijkse aandachtswijken. Intussen werd aan het OCMW van Kortrijk gevraagd om als ‘sportantenne’ het overleg over toegankelijke sport in de regio te coördineren. Het OCMW ging in op deze vraag en onderzoekt momenteel samen met OCMW’s en partners uit de gemeente hoe je kan zorgen voor een aanbod dat aansluit bij de behoeften van de doelgroep. STERKE PUNTEN ■
■
■
■
■
Het aanbod ontstond vanuit een reële vraag en behoefte. Een heel toegankelijk, laagdrempelig aanbod. De inzet van een vrijwilliger en het enthousiasme van de partners. Geen kortstondig project: er wordt gezocht naar een structurele verankering. De jongeren worden aangesproken op hun plekken: pleintjes, straathoeken… dus direct contact door een vertrouwenspersoon in plaats van een schriftelijke uitnodiging of brochure. Meer info: Buurtcentrum Achturenhuis Contactpersoon: Maarten François
[email protected]
122
INSPIRATIE UIT DE PRAKTIJK
31. Volksspelen 31. Volksspelen
Mol VOORSTELLING VAN HET PROJECT OORSPRONG In de gemeente Mol is het buurtwerk al jarenlang zeer actief. Buurtbewoners uit de kansarme woonwijk worden betrokken bij tal van initiatieven en activiteiten. Het OCMW van Mol wilde een extra impuls geven aan het buurtwerk. Daarom werd een gedeelte van de middelen geïnvesteerd in een project dat zijn oorsprong vindt bij de vraag van de buurtbewoners zelf. Zo werd er met een groep geëngageerde buurtbewoners volksspelen gemaakt. DOELSTELLINGEN Via het maken van de volksspelen de sociale banden in de wijk aanhalen. Daarnaast de kans bieden om de wijk en haar bewoners in een positief daglicht te stellen. DOELGROEP De bewoners van de sociale woonwijk. Het gaat om een mix van OCMW-cliënten en personen die niet gekend zijn bij het OCMW. Het buurtwerk is een samenwerkingsverband tussen OCMW en gemeente, wat een gedeelde financiering met zich meebrengt. PARTNERS Buurtwerk, gemeentelijke schrijnwerkerij, wijkbewoners.
UITVOERING ■
■
■
■
■
■
Nadat enkele enthousiaste buurtbewoners opperden om volksspelen te maken, ging het voorstel naar het OCMW. Het buurtwerk kreeg alle vertrouwen en werd gesteund om daarover een project op te zetten. Tijdens enkele bewonersvergaderingen met een tiental geïnteresseerde bewoners van verschillende leeftijd werd nagedacht over wat men wilde maken, wie welk deel van het werk zou realiseren, hoe men het zou aanpakken. Al vlug werd duidelijk dat de groep kon worden opgedeeld in drie subgroepen. Enkele personen brachten de ideeën aan, anderen maakten de houten spelen, een derde groepje zorgde voor de afwerking, het verven enz. Voor de constructie werd beroep gedaan op de deskundigheid en het materiaal van de gemeentelijke schrijnwerkerij. Een grote bekommernis was dat de spelen ook gebruikt moesten worden. Vanuit het buurtwerk werd er een brochure aangemaakt waarin de spelen ‘te huur’ worden aangeboden aan scholen, naburige gemeenten enz. De opbrengst van de verhuur van de spelen gaat naar de bewonerskas. Met dat geld wordt het project voortgezet: af en toe worden er nieuwe spelen bijgemaakt, herstellingswerken uitgevoerd enz. 123
CULTURELE, SPORTIEVE EN SOCIALE PARTICIPATIE: HET OCMW AAN ZET !
■
Het grote succes leverde onlangs ook enkele houten ooievaars op die aan een zacht prijsje worden verhuurd aan kersverse moeders en vaders.
RESULTATEN Er werd een tiental mooie en stevige volksspelen gemaakt waar de vrijwilligers met recht trots op zijn. De verhuur van de spelen kent bovendien een onverwacht succes. Dit initiatief draagt zeker bij tot de positieve beeldvorming van de wijk en haar bewoners.
STERKE PUNTEN ■
■
■
Het project gaat in op de vraag van de doelgroep en verzekert een grote betrokkenheid. Er wordt ingespeeld op de talenten en het ‘eigen kunnen’ van mensen. Positieve beeldvorming.
Meer info: Wijkwerking Mol Contactpersoon: Wendy Ballard
[email protected] 124
INSPIRATIE UIT DE PRAKTIJK
32. Vrijetijdspas 32. Vrijetijdspas
Diksmuide VOORSTELLING VAN HET PROJECT OORSPRONG In het OCMW van Diksmuide vond een bijeenkomst plaats van het OCMW met verschillende stadsdiensten en enkele andere partners. Dat was de aanleiding om samen te werken aan de ‘vrijetijdspas’. DOELSTELLINGEN ■ Bestaande drempels verlagen. ■ Cultuur- en vrijetijdsbesteding voor iedereen toegankelijk maken, ongeacht het inkomens- of opleidingsniveau. ■ Het sociaal isolement van kansengroepen doorbreken door hen te betrekken bij vrijetijdsactiviteiten buitenshuis, op hún maat en volgens hún vermogen. Hierbij gaat de aandacht naar hún noden en ideeen en naar de zichtbare en onzichtbare drempels die cultuur- en vrijetijdsbesteding soms verhinderen.
UITVOERING ■
■
Om dat te realiseren wilde men zoveel mogelijk partners betrekken én sensibiliseren. DOELGROEP OCMW-cliënten en hun gezinsleden. PARTNERS Musea, sportverenigingen, culturele verenigingen, jeugdverenigingen, sociale verenigingen, educatieve projecten en de stadsdiensten.
■
■
Voor de vrijetijdspas koos het OCMW ervoor om via een ‘bonnetjessysteem’ te werken. De cliënten en hun gezinsleden ontvangen een ‘bonnenboekje’ met tien bonnetjes.Wanneer ze deelnemen aan een activiteit, betalen ze 25% van de kostprijs van de activiteit en geven een bonnetje af aan de organiserende dienst of vereniging. De overige 75% wordt door het OCMW aan de deelnemende organisatie betaald bij inlevering van de bonnetjes. Alle mogelijke partners uit de gemeente werden aangeschreven met de vraag om mee te werken aan de vrijetijdspas. Er werd ook duidelijk gewezen op de verantwoordelijkheid van de aanbieders om hun deur open te stellen voor de doelgroep, om de drempels te verlagen. Bovendien engageren de deelnemende organisaties zich om - in geval de subsidie zou wegvallen - voor een beperkte periode zelf 75% van de deelnamekost op zich te nemen. Er werd een duidelijke brochure opgesteld voor de partners en voor de cliënten, zodat iedereen goed geïnformeerd is over de doelstelling en de werking van de vrijetijdspas. Aan de partners wordt expliciet gevraagd om de gebruikers van de vrijetijdspas met de nodige discretie en respect te behandelen. 125
CULTURELE, SPORTIEVE EN SOCIALE PARTICIPATIE: HET OCMW AAN ZET !
■
■
■
Men vroeg aan de deelnemende organisaties gevraagd om op een zichtbare plek een bordje met het logo van de vrijetijdspas, verkrijgbaar in het OCMW, op te hangen. Zo wordt voor cliënten meteen duidelijk of ze er met hun bonnetje terechtkunnen. Het logo verschijnt ook op programmaboekjes, brochures en affiches van de deelnemende organisaties. Maandelijks wordt het hele aanbod, waarvan de aanbieders het OCMW op de hoogte stellen, in een krantje opgenomen. Dat krantje krijgen de OCMW-cliënten toegestuurd. Om de drempel te verlagen en om meer mensen aan te sporen gebruik te maken van de vrijetijdspas, organiseert het OCMW regelmatig groepsactiviteiten. Daarvoor wordt samengewerkt met een plaatselijke armenvereniging.
■
Een duidelijke communicatie over de vrijetijdspas naar partners en gebruikers.
RESULTATEN Een dertigtal Diksmuidse diensten/verenigingen werken mee aan de vrijetijdspas. Zo’n 300 personen uit meer dan 100 gezinnen maken tot nog toe gebruik van de vrijetijdspas. Mond-aan-mond reclame zorgt voor een voortdurende toename van de gebruikers. STERKE PUNTEN ■
■
■
■
Samenwerking met gemeentelijke partners van bij aanvang. De cliënt hoeft het bedrag voor deelname niet zelf voor te schieten. De gemeentelijke partners worden gewezen op hun verantwoordelijkheid. Naast de individuele deelname is er ook een groepsaanbod.
126
Meer info: OCMW Diksmuide Contactpersoon: Ann-Sofie Lietaert ann-sofie.lietaert.ocmw.
[email protected]
INSPIRATIE UIT DE PRAKTIJK
33. Zelfportretten
33. Zelfportretten | Beeldende kunst Luik VOORSTELLING VAN HET PROJECT OORSPRONG De workshop is ontstaan vanuit gesprekken tussen de verantwoordelijke van ‘Redynamisation et Citoyenneté’ (een OCMW-dienst) en drie kunstenaars/begeleiders. DOELSTELLINGEN Bruggen slaan tussen verschillende werelden, ontmoetingen tot stand brengen tussen verschillende personen. Via de workshops de doelgroep kennis laten maken met expressietechnieken om zo hun blik te verruimen en hen een andere kijk op de werkelijkheid te bieden. DOELGROEP De cliënten van het OCMW van Luik en de deelnemers van de bestaande graffiti-workshops. PARTNERS Het OCMW van Luik (dienst Redynamisation et Citoyenneté), het centrum voor expressie en creativiteit ‘Graffiti’ en drie kunstenaars/begeleiders. UITVOERING ■
■
De workshops vonden plaats in de lokalen van het centrum voor expressie en creativiteit. Aan iedere deelnemer werd gevraagd om een voorwerp waarmee ze een bijzondere band hadden, mee te brengen naar het
■
■
■
■
atelier. Daarna kregen ze de opdracht om die voorwerpen op een zelfgekozen plek in het atelier te plaatsen, een plek die hen karakteriseerde. Vervolgens fotografeerden de deelnemers elkaar op die plek, samen met het voorwerp. De foto’s werden bekeken, geselecteerd en gekopieerd. De kopieën van de foto’s kregen een persoonlijke stempel door erop te schilderen, door er een collage van te maken, door belettering, door er stukken uit te knippen… Het resultaat zegt meer dan de oorspronkelijke foto’s en verbeeldt het innerlijke leven van de deelnemers. De creaties werden voorgesteld in de vorm van tableaus die apart of samengevoegd kunnen worden tentoongesteld. Samengevoegd vormt het geheel een boek.
RESULTATEN Het resultaat werd tentoongesteld tijdens feesten en bijzondere evenementen die het OCMW organiseerde. Het boek dat door samenvoeging van alle afzonderlijke werken ontstond, werd gekopieerd en ruim verspreid. STERKE PUNTEN ■
Dit creatieve werk spoort aan om na te denken over ieders plaats ten opzichte 127
CULTURELE, SPORTIEVE EN SOCIALE PARTICIPATIE: HET OCMW AAN ZET !
■
■
■
van de ander. Er wordt gewerkt vanuit de verbeelding en vanuit symbolen maar tegelijk wordt met concrete technieken gewerkt: fotografie, collage, schilderen… Doordat de workshop plaatsvond in de lokalen van het centrum voor expressie en creativiteit, waren de cliënten verplicht de vertrouwde omgeving van het OCMW te verlaten. Zo leerden ze een heel nieuwe omgeving kennen: een uitdagende en prikkelende plek, vol kunstwerken. De ateliers zijn intensief maar duren slechts vier à vijf dagen. Doordat het project meermaals wordt herhaald, kunnen zij die daar zin in hebben de ervaring nog eens overdoen. We kunnen dus spreken van een langetermijnaanpak waarin de deelnemer zelf kiest om op een gerichter manier verder te gaan. Het tableau met de geëxposeerde werken en het boek dat werd samengesteld en verdeeld, zijn ‘producten’ waar de groep terecht trots op kan zijn en die op publieke erkenning kunnen rekenen tijdens exposities.
Meer info: Asbl Graffiti Contactpersoon: Claire Walthery
[email protected] 128
INSPIRATIE UIT DE PRAKTIJK
34. Zinneke Parade 34. Zinneke Parade
Sint-Gillis VOORSTELLING VAN HET PROJECT OORSPRONG Het OCMW heeft aan cultuurcentrum Jacques Franck voorgesteld om een samenwerking op te zetten. Eerst en vooral werd afgetast waar de doelgroep zin in had. Het OCMW deed daarom samen met het cultuurcentrum een oproep tot het indienen van een project. Die werd gericht aan de cliënten van het OCMW van Sint-Gillis én aan de kunstenaars die geholpen worden door het OCMW. Uit de reacties bleek dat de doelgroep graag wilde deelnemen aan de Zinneke Parade (voor meer info over het concept van de Zinneke Parade: zie deel vijf van deze gids). De cliënten-kunstenaars boden aan om de voorbereidende workshops te begeleiden.
UITVOERING ■
■
■
■
DOELSTELLINGEN Een administratief en financieel kader bieden om de cliënten in staat te stellen zich te organiseren met het oog op hun deelname aan de Zinneke Parade. De cliënten-kunstenaars de kans bieden om hun kennis en knowhow over te brengen. DOELGROEP De cliënten van het OCMW van Sint-Gillis. PARTNERS Het OCMW, de kunstenaars, cultuurcentrum Jacques Franck, Ligue de l’Enseignement (een onderwijsinstelling), vzw Zinneke, de cultuurdienst van Sint-Gillis.
■
De maatschappelijk werkers van de OCMW’s werden op de hoogte gebracht van de samenwerking met cultuurcentrum Jacques Franck en van het project. De maatschappelijk werkers werden gemotiveerd om over het project te praten met de cliënten. Naast de gesprekken met de maatschappelijk werkers, verstuurde men ook een mail naar alle cliënten. Er werd ook een aparte mail gestuurd naar de cliëntenkunstenaars. Over de hele gemeente verspreidde men folders waarin het project werd voorgesteld. De cliënten-kunstenaars konden voorstellen doen voor de concrete bijdrage die de groep van het OCMW van Sint-Gillis zou leveren aan de Zinneke Parade. Uit de resem voorstellen werd uiteindelijk het idee geselecteerd van Juan Carlos, een regisseur/ acteur uit Sint-Gillis. Iedereen kon zich vinden bij zijn voorstel om via een straatvoorstelling kritiek te leveren op de tentoonstelling ‘Art on Cows’ die in 2003 in Brussel plaatsvond. Tijdens deze openluchttentoonstelling (ont)sierden versierde koeien heel Brussel, vooral de gegoede wijken. De voorbereidende workshop nodigde de deelnemers uit om na te denken over hoe ze hun plaatselijk erfgoed konden uitdragen. 129
CULTURELE, SPORTIEVE EN SOCIALE PARTICIPATIE: HET OCMW AAN ZET !
■
■
Om de deelname van leerlingen aan het project te stimuleren werd via de Ligue de l’Enseignement contact opgenomen met scholen in Sint-Gillis. Op die manier bereikte men een heel aantal kinderen waarvan de ouders worden geholpen door het OCMW. Gedurende zes maanden zette iedereen zich in. De verschillende workshops (kostuumontwerp, decorbouw, percussie, choreografie) leidden tot een prachtige straatvoorstelling.
■
Het project heeft de cliënten-kunstenaars de kans geboden om hun talenten te gebruiken én om een dynamiek op lange termijn te verwezenlijken. De kunstenaars hebben een vzw opgericht om het werk verder te zetten.
RESULTATEN De workshops werden zeer goed begeleid door de cliënten-kunstenaars. De voorstelling werd opgevoerd tijdens de optocht van de Zinneke Parade in mei 2004. De deelnemers hebben beslist om met hun avontuur door te gaan. Dat gebeurt los van het OCMW, door de oprichting van hun eigen vzw. STERKE PUNTEN ■
■
■
■
Overleg met de doelgroep ligt aan de basis van het project. Het project wordt vormgegeven door de cliënten: zelfs voor de begeleiding doet men beroep op de deskundigheid van kunstenaars die geholpen worden door het OCMW. De deelname aan een grootse manifestatie als de Zinneke Parade (die honderdduizenden kijkers trekt) draagt zeker bij aan het zelfwaardegevoel van de deelnemers. Aan de Zinneke Parade nemen een groot aantal zeer uiteenlopende verenigingen en groepen vanuit heel België deel. Dat zorgt voor een boeiende uitwisseling.
130
Meer info: OCMW Sint-Gillis Contactpersoon: Aimé Kahungu
[email protected]
DEEL 5
© FABRICE KADA
Links & literatuur
DEEL 5 Links & literatuur 1. ORGANISATIES EN SITES 1. Algemeen ■
■
■
■
POD Maatschappelijke Integratie Contactpersoon: Lony Pardaens Tel: 02 509 82 73, Website: www.mi-is.be Deze federale overheidsdienst staat in voor de uitvoering, evaluatie en opvolging van het beleid voor maatschappelijke integratie. Informatie betreffende de regelgeving van de subsidie voor sport en cultuur, formulieren, antwoorden op veelgestelde vragen en andere links, vind je terug op de website. De Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG) Contactpersoon: Nathalie Debast Tel: 02 211 55 38, Website: www.vvsg.be Volgt alle materies op die de gemeenten en OCMW’s aanbelangen, waaronder het ruime vrijetijdsbeleid en het sportbeleid. Vereniging van de Stad en de Gemeenten van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (VSGB) Contactpersoon: Marie Wastchenko Tel: 02 238 51 57, Website: www.vsgb.be De VSGB is in 1993 ontstaan uit de regionalisering van de Vereniging van Belgische Steden en Gemeenten (VBSG) met als voornaamste opdracht de 19 Brusselse gemeenten en OCMW’s bij te staan in de uitvoering van hun opdrachten. Kunst en Democratie/Culture et Démocratie Contactpersoon: Ann Clé Tel: 02 551 13 90, Website: www.cdkd.be Deze vzw verrichtte onderzoek naar de subsidie voor cultuur en sport. Op de site vind je een samenvatting van het onderzoeksrapport, aankondigingen van activiteiten en verder veel achtergrond- en visieteksten met betrekking tot het thema.
2. Armoede en participatie ■
■
■
Minisite Cultuurparticipatie van maatschappelijk kwetsbare groepen Hoe gaat men in Vlaanderen om met cultuurparticipatie van maatschappelijk kwetsbare groepen? Deze informatieve site is een samenwerkingsverband tussen Kunst en Democratie en CultuurNet Vlaanderen en geeft een stand van zaken op vlak van theorie en visie, methodieken, praktijkvoorbeelden en beleid. www.cultuurnet.be/front/webpagina2.jsp?id=676 Portaalsite armoede Belgische portaalsite voor al wat te maken heeft met armoede en sociale uitsluiting. Hier vind je een schat aan informatie en nuttige links, ook betreffende cultuur, de digitale kloof… www.armoede.be Vlaams Netwerk van Verenigingen waar armen het woord nemen Contactpersoon: Katleen Fransen Tel: 02 204 06 50, Website: www.vlaams_netwerk_armoede.be Het Vlaams Netwerk ondersteunt de verenigingen waar armen het woord nemen en heeft een afzonderlijke werkgroep ‘cultuur’. Op de site vind je een lijst met aangesloten verenigingen.
133
CULTURELE, SPORTIEVE EN SOCIALE PARTICIPATIE: HET OCMW AAN ZET ! ■
■
■
■
Steunpunt tot bestrijding van armoede, bestaansonzekerheid en sociale uitsluiting Dit federaal steunpunt houdt de vinger aan de pols van evoluties in het armoedebeleid.Tweejaarlijks wordt er, in navolging van het Algemeen Verslag over de Armoede, teruggeblikt en vooruit gekeken. Op de site vind je publicaties en andere links omtrent armoede. Cultuur komt aan bod als subthema. www.armoedebestrijding.be Welzijnszorg Contactpersoon: Monique de Dobbeleer Tel: 02 502 55 75, Website: www.welzijnszorg.be Welzijnszorg strijdt al jaren tegen uitsluiting. Op de site vind je informatie met betrekking tot de lokale groepen (Welzijnsschakels), projecten… Het Fonds Cultuurparticipatie Contactpersoon: Marja Hermans Tel: 02 502 55 75, Website: www.armoede.be/fondscultuurparticipatie Een fonds dat wordt gefinancierd door de cultuurminister met als doel de cultuurparticipatie van kansarmen mogelijk te maken. Niet bedoeld voor OCMW’s maar wel interessant om de regeling te kennen. Koning Boudewijnstichting Deze organisatie heeft als opdracht de levensomstandigheden van de bevolking helpen verbeteren en is actief op zeer uiteenlopende terreinen. Op hun site vind je gratis te downloaden publicaties, projectinformatie, aankondigingen van studiedagen en dergelijke. www.kbs-frb.be
3. Cultuur & (amateur)kunst 3.1 Steunpunten ■
■
■
■
■
■
Cultuur Lokaal Steunpunt voor het lokale cultuurbeleid. Op hun site vind je alle informatie over cultuur- en gemeenschapscentra, cultuurbeleidscoördinatoren maar ook bijvoorbeeld good-practices. Aarzel niet om het cultuurcentrum of de cultuurbeleidscoördinator in uw buurt te contacteren. Zij geven uw project misschien net dat extraatje meer mee. Lijsten met contactgegevens vindt u op de website van Cultuur Lokaal. www.cultuurlokaal.be CultuurNet Vlaanderen De werking van CultuurNet Vlaanderen situeert zich op het complexe spanningsveld tussen aanbod en publiek en focust op cultuurcommunicatie en publiekswerking. www.cultuurnet.be Vlaams Centrum voor Openbare Bibliotheken Steunpunt van de Vlaamse openbare bibliotheken. Informatie betreffende het hoe, waar en wat van de openbare bibliotheek vind je hier terug. www.vcob.be Vlaams Theater Instituut (VTi) Steunpunt voor de podiumkunsten. Het VTi heeft een uitgebreide online bibliotheek en databank rond de podiumkunsten. U vindt op deze site ook alle adressen en informatie van podiumgezelschappen terug. www.vti.be Vlaams Centrum voor Volkscultuur Steunpunt voor de volkscultuur in Vlaanderen. www.vcv.be Stichting Lezen Vlaanderen Contactpersoon: Liesbeth Vreys Tel: 03 204 10 00, Website: www.stichtinglezen.be Stichting Lezen Vlaanderen coördineert het Vlaamse leesbevorderingsbeleid. De website biedt een schat aan leesbevorderende informatie en projecten, en als u een auteur wilt uitnodigen, dan vindt u hier ook alle gegevens terug.
134
LINKS ■
■
■
■
■
■
■
■
■
■
& LITERATUUR
Vlaams Centrum voor Amateurkunsten Steunpunt dat zich richt tot individuele amateurkunstenaars en amateurkunstenverenigingen. Ze hebben ook een Brusselwerking. Op de site vind je ondermeer een lijst met uit te lenen materiaal. www.vca.be Vlaamse organisatie voor Circuskunsten Contactpersoon: Ria Geenen Tel: 09 233 85 89, Website: www.circusvlo.be Deze organisatie heeft een uitleendienst voor circusmateriaal, biedt workshops aan, toont de weg naar circusateliers binnen Vlaanderen en Brussel. Open Doek Contactpersoon: Marijke De Roeck Tel: 03 222 40 90, Website: www.opendoek-vzw.be Aanbod niet professionele theatervoorstellingen, links naar niet-professionele theatergroepen in Vlaanderen en Brussel, een lijst met gastregisseurs… Poppunt Contactpersoon: Tijs Vastesaeger Tel: 02 504 99 00, Website: www.poppunt.be Al wat je wil weten over popmuziek, popgroepen, repetitieruimtes… in Vlaanderen en Brussel. Kunstwerk(t) Contactpersoon: Bea Vansteelandt Tel: 09 235 22 70, Website: www.kunstwerkt.be Hét aanspreekpunt in verband met beeldende kunst buiten het professionele. Hier vindt je info over bestaande organisaties, projectondersteuning, er is een zoekertjesrubriek, een cursusaanbod, uitleenkoffers enzovoort. Centrum voor Beeldexpressie (CvB) Contactpersoon: Benedicte Serroen Tel: 03 821 10 26, Website: www.beeldexpressie.be Iedereen die in Vlaanderen of in Brussel in zijn vrije tijd bezig is met fotografie, film en/of multimedia vindt info en ondersteuning bij het centrum. Hier vind je advies, informatie en documentatie ‘op maat’. Met link naar ruim 300 foto- en filmclubs. Koor & Stem Contactpersoon: Koenraad De Mulder Tel: 03 237 96 43, Website: www.koorenstem.be Informatie over alle inhoudelijke en organisatorische aspecten van het koorleven, cursussen, adressen enzovoort. Danspunt Contactpersoon: Kristine Boussery Tel: 09 269 45 30, Website: www.danspunt.be Deze organisatie wil de niet-professionele dans ondersteunen. Op de site vind je onder meer een overzicht van dansgroepen en –clubs in Vlaanderen en Brussel. Vlaamse Amateur Muziek Organisatie (Vlamo) Contactpersoon: Jozef Alpaert Tel: 09 265 80 03, Website: www.vlamo.be Staat in dienst van de amateur-muzikanten en -muziekgroepen in Vlaanderen en Brussel Creatief Schrijven Contactpersoon: Erik Vanhee Tel: 03 222 40 99, Website: www.creatiefschrijven.be Organisatie voor iedereen met een hart voor schrijven. Hier vind je een aanbod schrijfcursussen in Vlaanderen en Brussel evenals een overzicht van projecten en een hoop nuttige links.
3.2 Allerlei ■
Kunst en Democratie/Culture et Démocratie Contactpersoon: Ann Clé
135
CULTURELE, SPORTIEVE EN SOCIALE PARTICIPATIE: HET OCMW AAN ZET !
■
■
■
■
■
■
■
■
■
Tel: 02 551 13 92, Website: www.cdkd.be Deze organisatie heeft een ruime expertise op vlak van participatie van uitgesloten doelgroepen. Op de site vind je onder meer een lijst van erkende sociaal-artistieke projecten, interessante activiteiten en publicaties. Cultuurlink Eigenzinnige website rond kunst en cultuur met meer dan 1200 links naar culturele activiteiten. www.cultuurlink.be Article 27 Contactpersoon Brussel: Laurence Adam Tel: 02/646 30 28, Website: www.article27.be Article 27 wil voor iedereen de toegang tot cultuur mogelijk maken en focust daarbij op een sociaal/economisch uitgesloten doelgroep. Article 27 verspreidt ‘bonnetjes’ die de cliënt 1,25 euro betaalt en die toegang bieden tot een groot aantal aangesloten cultuur- en kunstinstellingen. Article 27 werkt daarnaast als intermediair tussen de sociale en de culturele sector, ontwikkelt pedagogisch materiaal enzovoort. Vlaamse Gemeenschapscommissie De VGC is de Vlaamse overheid in Brussel. De site biedt een schat aan informatie betreffende het Brusselse cursusaanbod. Ook de activiteitenkalender van de 22 gemeenschapscentra is te raadplegen, evenals een overzicht van het sport- en jeugdaanbod, de speelpleinwerking enzovoort. www.vgc.be en www.digitaalbrussel.be Academies Op deze website met het onderwijsaanbod van het deeltijds kunstonderwijs vindt u twee soorten scholen: de academies voor beeldende kunst en de academies voor muziek, woordkunst en dans. www.ond.vlaanderen.be/onderwijsaanbod/dko/default.htm Belgische Improvisatie Liga Contactpersoon: Maryse Wijns Tel: 0474 536 478, Website: www.bil.be De liga organiseert onder meer vormingen en weekends ‘improvisatietheater’ in Antwerpen, Gent en Brussel. Musea Info over alle Vlaamse en Brusselse musea en een actuele tentoonstellingsagenda. www.museumsite.be Canon Cultuurcel Canon Cultuurcel focust op kunst op school. Ook andere instanties, zoals OCMW’s vinden echter nuttige links op hun site: ondermeer een bestand met kunstenaars in alle Vlaamse regio’s die kunnen worden aangesproken voor het organiseren van projecten. Je vindt er ook informatie over de provinciale uitleendiensten. www.canoncultuurcel.be Zinneke Contactpersoon: Myriam Stoffen Tel: 02 214 20 07, Website: www.zinneke.org Zinneke betekent een intensief creatieproces dat uitmondt in een tweejaarlijks feest. Zinneke wil een feest zijn van en voor alle Brusselaars, een feest van alle wijken, een tolerant feest met hedendaagse artistieke creaties, gedeeld, kleurig en intercultureel. Slechts door de actieve participatie van zeer vele groepen wordt de parade telkens opnieuw mogelijk. Alle helpende handen en ook groepen vanuit de andere gemeenschappen zijn welkom om hun steentje bij te dragen in het creatieproces. Wereldmediatheek Contactpersoon: Marc Doms Tel: 03 225 03 67, Website: www.wereldmediatheek.be Wereldmediatheek is een productiehuis en een uitleendienst van audiovisuele programma’s, gespecialiseerd in de derde wereld, vrede en maatschappelijk welzijn. De vernieuwde website bevat o.m. een dossier over auteursrechten en over werken met beeldbestanden en een prikbord voor zoekertjes.
136
LINKS ■
& LITERATUUR
Bevrijdingsfilms Contactpersoon: Jef Laenen Tel: 016 23 29 35, Website: www.bevrijdingsfilms.be Een niet-commerciële verdeler van film- en videoprogramma’s. De algemene doelstellingen zijn door middel van films & video’s mensen bewuster maken van andere culturen en gewoonten en een emanciperende werking uitbouwen rond allerlei sociale thematieken en hete hangijzers.
4. Sociaal-cultureel volwassenenwerk/volwasseneneducatie/opbouwwerk ■
■
■
■
■
Socius Contactpersoon: Els Bertels Tel: 02 247 28 59, Website: www.socius.be De sector van het sociaal-cultureel volwassenenwerk lijkt op het eerste zicht wel een ontwarbaar kluwen van werksoorten, thema’s en doelgroepen. Deze site probeert het bos en de bomen van elkaar te onderscheiden. Volkshogescholen Op de site www.vormingplus vind je de 13 regionale volkshogescholen terug, evenals achtergrondinformatie bij de doelstellingen en de doelgroep van de volkshogescholen. Prettig Geleerd Activiteitenkalender met het aanbod van de Vlaamse erkende sociaal-culturele organisaties voor volwassenen. Bevat ook een databank van de erkende organisaties. www.prettiggeleerd.be VIBOSO Het Vlaams Instituut ter Bevordering en Ondersteuning van de Samenlevingsopbouw in Vlaanderen en Brussel zet vormingsprogramma’s op, levert onderzoek en studiewerk. Op hun site vind je eveneens een verzameling van kleine, praktische techniekjes voor een participatief opbouwwerk en meer specifiek om iedereen te betrekken in een groepsgebeuren. Ook de gegevens van de Riso’s (Regionaal Instituut voor Samenlevingsopbouw) kan je hier opzoeken. www.viboso.be Actiewijzer Iedereen die zijn/haar buurt, dorp of stad nieuw leven wil inblazen, kan op deze site terecht voor tips en praktijkvoorbeelden. Je kan ook zelf info toevoegen: activiteiten plaatsen op de kalender, praktijkvoorbeelden doorgeven, zoekertjes plaatsen. www.actiewijzer.be
5. Sport ■
■
■
Vlaams Instituut voor Sportbeheer en Recreatiebeleid (ISB) Contactpersoon: Eva Vonck Tel: 03 780 91 00, Website: www.isbvzw.be/ocmw.htm Het ISB wil aan zijn leden, m.n. de gemeenten, steden en provincies, een forum bieden waar sportverantwoordelijken en beleidsmandatarissen kunnen bouwen aan een optimaal sportbeleid en sportbeheer. ISB werkt samen met de VVSG aan de uitbouw van ‘regionale sportantennes’ vanuit de OCMW’s. Meer info op de site. Buurtsport Contactpersoon: Pascal De Maesschalck Tel: 03 780 91 08, Website: www.buurtsport.be Het bevorderen van de sportieve recreatie van mensen in de eigen woon- en leefomgeving, met het accent op sportkansarmen, is de hoofdbekommernis van Buurtsport. Vlaamse Sportfederatie (VSF) Als sporter sluit je je aan bij een sportclub. De meeste sportclubs zijn aangesloten bij een sportfederatie. De sportfederatie ondersteunt, informeert en vertegenwoordigt haar clubs. Deze site biedt een overzicht van sportfederaties, sportorganisaties, sportkampen enzovoort. www.vlaamsesportfederatie.be
137
CULTURELE, SPORTIEVE EN SOCIALE PARTICIPATIE: HET OCMW AAN ZET ! ■
BLOSO Het Bloso beschikt over 13 eigen sportcentra, verspreid over heel Vlaanderen. De Bloso-centra staan open voor jong en oud, zowel voor beginnende sportliefhebbers als voor topsporters. Op de site vind je meer info. www.bloso.be
6. Digitale kloof ■
■
■
Basiseducatie Basiseducatie geeft onder meer computer- en internetcursussen. Op deze portaalsite vind je een overzicht van alle organisaties en hun aanbod. www.basiseducatie.be Digid@k Contactpersoon: Ilse van Gorp Tel: 014 71 11 08, Website: www.digidak.be Het project Digid@k heeft tot doel groepen die nog niet beschikken over ICT-basisvaardigheden hiermee vertrouwd te maken. De organisatie heeft veel ervaring in het werken met een kansarme doelgroep en staat voor een laagdrempelige aanpak. OCMW’s vinden bij Digid@k enthousiaste begeleiders om een ICTproject op te zetten. KureghemNET Contactpersoon: Daisy Scholts Tel: 02 520 36 71, Website: www.kureghemnet.be KureghemNET richt zich tot een Brussels publiek. Het is een open huis waar jongeren, volwassenen en groepen terecht kunnen met hun digitale honger. Het beschikt over een uitgebreide infrastructuur en biedt zowel vrije inloop als georganiseerde cursussen en creatieve ateliers aan. Door het aanbieden van opleidingen op maat worden bezoekers aangespoord om op een ongedwongen wijze hun kennisgrenzen te verleggen en zich bij te scholen.
7. Vakantieparticipatie ■
■
■
Steunpunt Vakantieparticipatie Contactpersoon: Nele Brewaeys Tel: 02 504 03 97, Website: www.toerismevlaanderen.be/vakantieparticipatie Bij het Steunpunt Vakantieparticipatie kan je terecht voor betaalbare vakanties en daguitstappen, alleen of in groep. Het Steunpunt werkt samen met vele toeristische partners en sociale organisaties om dit doel te bereiken. Ook het OCMW kan lid worden. Het aanbod vind je op de site. Pirlewiet Contactpersoon: Griet Gys Tel: 09 269 23 48, Website: www.pirlewiet.be Sinds 1987 organiseert Pirlewiet vakanties op maat van een generatiearme doelgroep. Zowel tiener-, kinder- als gezinsvakanties horen bij het aanbod. Vakantiegenoegens Reizen, wandelen, fietsen, kamperen, uitstap, weekendje... www.vakantiegenoegens.be wijst je de weg!
8. Jeugd ■
■
Jeugdwerknet De bedoeling van Jeugdwerknet is alle mogelijke informatie over jeugdwerk in Vlaanderen die op het internet te vinden is samen brengen op één plaats. Wat je ook zoekt: hier vind je het: jeugdbewegingen, meisjeswerkingen, jeugdateliers, jeugdhuizen, jeugdraden, jeugddiensten, speelpleinwerking… www.jeugdwerknet.be Jeugdbeweging in Brussel Geeft een overzicht van het Brusselse jeugdbewegingaanbod. www.jeugdbeweginginbrussel.be
138
LINKS ■
■
■
■
& LITERATUUR
Uit de Marge Contactpersoon: Mieke Nolf Tel: 02 411 68 83, Website: www.uitdemarge.be Steunpunt van Werkingen voor Maatschappelijk Kwetsbare Kinderen en Jongeren (WMKJ’s). UDM biedt onder meer een vormingsaanbod over toegankelijkheid voor jeugdwerkers. Op de site vind je ook de lokale werkingen en de regionale steunpunten terug. JeS (Jeugd en Stad) Contactpersoon: Andy Deburghgraeve Tel: 02 411 68 83, Website: www.jes.be Een pluralistische jeugddienst en stadslabo met focus op Brussel, Gent en Antwerpen. Arktos Contactpersoon: Katrien Vande Walle Tel: 016 29 57 74, Website: www.arktos.be Een professionele vormingsorganisatie voor maatschappelijk kwetsbare jongeren van 12 tot 25 jaar. Arktos omvat vijf vormingscentra in Vlaanderen. Piazza dell’Arte Contactpersoon: Frank Van Gastel Tel: 03 232 68 76, Website: www.piazzadellarte.be Mobiele multidisciplinaire educatieve kunstorganisatie die zich prioritair richt tot jongeren vanaf 14 jaar. Op vraag wordt ook gewerkt met een volwassen doelgroep. Begeleiding van workshops en realisatie van projecten.
9. Senioren ■
■
■
Dienstencentra De Vereniging van Vlaamse Dienstencentra biedt op de site informatie over de opdrachten en een adressenlijst van centra. Lokale dienstencentra bieden aan hun doelpubliek (vooral ouderen) een bonte waaier van ontmoetingskansen, sociaal-culturele, vormings- en bewegingsactiviteiten aan. www.dienstentencentra.org Seniorennet Portaalsite voor senioren. Hier vind je een schat aan vrijetijdslinks voor personen van de derde leeftijd. www.seniorennet.be Het Uitzicht Contactpersoon: Rob van der Wildt Tel: 0486 15 12 60, Website: www.hetuitzicht.be Geeft cursussen over het werken met levensverhalen. Ontwikkelt initiatieven op het vlak van voorlezen aan en vertellen voor ouderen en bejaarden.
10. Multicultureel ■
■
Vlaams Minderhedencentrum Contactpersoon: Pascale Kreten Tel: 02 205 00 50, Website: www.vmc.be Het Vlaams Minderhedencentrum heeft tot doel een structurele ondersteuning te bieden aan het allochtonen-, vluchtelingen- en woonwagenwerk in Vlaanderen en aan de sectoren en de instellingen die van belang zijn voor het Vlaams minderhedenbeleid. Steunpunt voor Allochtone Meisjes en Vrouwen Contactpersoon: Nadia Babazia Tel: 02 209 34 69, Website: www.samv.be Het SAMV onderbouwt het emancipatie- en participatieproces van allochtone meisjes en vrouwen door in te spelen op specifieke noden en behoeften en het zichtbaar maken van deze groep binnen onze samenleving. Hierbij gaat een bijzondere aandacht naar de allochtone meisjes- en vrouwenverenigingen. Op de site vind je onder meer een lijst met verenigingen en educatief materiaal.
139
CULTURELE, SPORTIEVE EN SOCIALE PARTICIPATIE: HET OCMW AAN ZET ! ■
■
Integratiecentra In iedere Vlaamse provincie is een integratiecentrum aanwezig. Taken van de integratiecentra: minderhedenbeleid, overleg stimuleren of organiseren en de communicatie met de doelgroepen en hun inspraak bevorderen. Men vertrekt vanuit een analyse van de noden van de doelgroep. Ook hier is het werken aan toegankelijkheid en het inclusieve beleid een belangrijk werkterrein, naast het bevorderen van interculturele actie, het versterken van het maatschappelijk draagvlak, het stimuleren van een lokaal minderhedenbeleid in de gemeenten en in de regio en het ondersteunen van en samenwerken met de doelgroepen. Iedere provincie beschikt over een provinciaal Integratiecentrum.Verder zijn er lokale centra. Limburg Contactpersoon: Linda Haex, Tel: 011 23 82 20 Oost-Vlaanderen Contactpersoon: Dany Neudt, Tel: 09 267 66 40 Antwerpen Contactpersoon: Marc Docx, Tel: 03 844 85 70 West-Vlaanderen Contactpersoon: Ellen Derluyn, Tel: 051 69 79 89 Brussel Contactpersoon: Loredana Marchi, Tel: 02 411 74 95 Vlaams Brabant Contactpersoon: Lut Cloetens, Tel: 016 26 73 05 Fedasil (Federaal Agentschap voor de opvang van Asielzoekers) De opdracht van Fedasil is een humane, efficiënte, soepele en kwaliteitsvolle opvang van asielzoekers in België te organiseren. Op de site vind je onder meer een lijst met alle federale opvangcentra. www.fedasil.be De centra zijn georganiseerd per zone: Zone Oost- en West-Vlaanderen Contactpersoon: Jo Cools, Tel: 09 235 48 31 Zone Antwerpen, Vlaams-Brabant en Limburg Contactpersoon: Nick Vandevenne, Tel: 016 31 48 31
11. Diverse ■
■
■
■
Vlaams Steunpunt Vrijwilligerswerk De site biedt informatie aan die nuttig is voor vrijwilligers en verenigingen, en voor iedereen die in het vrijwilligerswerk geïnteresseerd is. Hier vind je ook een aanbod- en zoekertjesrubriek. www.vrijwiligerswerk.be Steunpunt Re-Creatief Vlaanderen Het steunpunt voor beleidsgericht onderzoek verricht wetenschappelijk onderzoek naar cultuurparticipatie in zijn vele facetten en werkt actief mee aan de ontwikkeling van een systematische set van cultuurbeleidsindicatoren. Bijzondere aandacht gaat naar de linken tussen cultuurparticipatie enerzijds en sociale participatie, erfgoed en ICT. www.re-creatiefvlaanderen.be APS Interactieve Gemeentelijke en Regionale Databank Deze databank laat u toe op interactieve wijze cijferreeksen omtrent verschillende beleids- en/of maatschappelijke (werk)domeinen op te vragen, per gemeente, arrondissement, provincie of gewest. Men kan de rapporten importeren in een rekenblad. www.aps.vlaanderen.be Sociale kaart per provincie Met de elektronische sociale kaart willen de provinciebesturen een middel aanbieden om informatie op te vragen over diensten en instellingen in de welzijns- en gezondheidssector. De opgenomen fiches bevatten ook uitleg over de werking, de doelgroep, publicaties, samenwerkingsverbanden, vrijwilligers… www.soka.be
140
LINKS
& LITERATUUR
2. LITERATUUR Article 27, (2004), Rapport d’activités 2003-2004, dans le cadre de la convention de collaboration entre l’asbl Article 27 et les CPAS de bruxelles, Forest, Ixelles, Jette, Molenbeek, Sain-Gilles, Saint-Josse, Schaerbeek, Uccle et Watermael-Boitsfort. Biot, P. (2004), Voyage théâtral avec des jeunes. Enjeux politiques et éducatifs en Europe, Editions du Cerisier, Cuesmes. Bodson, D., et al. (1997), La pratique du sport en Communauté française, synthèse analytique des résultats. Sport, 39, 3, 24-29. Bollaert, L., Stoffen, M., e.a. (2000), Toerisme, recreatie en vrijetijd in Vlaanderen anno 2000. Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, AWI, Brussel. Clé, A., Mechbal, L. (2004), Cultuur en sport. Hefbomen voor maatschappelijke participatie. Nieuwe sporen voor OCMW’s. Kunst en Democratie/Culture et Démocratie in opdracht van de POD MI, Brussel Download: www.cdkd.be Clé, A. (2005), De link tussen een lokaal cultuurbeleid en het OCMW. Omgaan met uitdagingen in de lokale context. Niet-gepubliceerde bijdrage voor de junitoer van Cultuur Lokaal, Leuven, 17 juni 2005 Download: www.cdkd.be Clé, A. (2004), Met cultuur uit het isolement. In: Lokaal, tijdschrift van de VVSG, nr. 14, 13 augustus 2004 Download: www.cdkd.be Colin, B. (1998), Action culturelle dans les quartiers. Enjeux, méthodes. Opale éditions, Paris. Corijn, E. (2000), Vrijetijd werkt ook. Over de verhouding tussen arbeid en vrijetijd in de twintigste eeuw. Koning Boudewijnstichting, Brussel. Download: www.kbs-frb.be Cyrulnick, B. (1999), Un merveilleux malheur. De Dobbeleeer, M., Maris, J. (2002), Cultuur voor iedereen?! Een praktijkonderzoek omtrent de verhoging van de cultuurparticipatie voor armen. Welzijnsschakels,Vlaams Forum Armoedebestrijding, Brussel Download: www.welzijnszorg.be/Teksten/cultuur_voor_iedereen.pdf Declercq, A., Lammertyn, F. ( 1999 ), Zorg in verandering. In: Baert, H., De Bie, M., Desmet, A., Hellinckx, L., Verbeke, L. (eds.). In: Handboek Samenlevingsopbouw in Vlaanderen (p. 51-68). Die Keure, Brugge. De Gaulejac,V. (1997), La lutte des places. Insertion et désinsertion. Désclée de Brouwer, Bruxelles. De Gaulejac,V., Fraisse, J., Bonetti, M. (1995), L’ingénierie sociale. Syros. De Knop, P., Piéron, M. (2000), Gestion et organisation du sport en Belgique, Fondation Roi Bauduin, Bruxelles. Download: www.kbs-frb.be De Knop, P., Hoyng, J. (1998), De functies en betekenissen van sport. Tilburg University Press, Tilburg. De Knop, P. & Eling, A. (2000), Gelijkheid van kansen en sport. Samenleving & Sport, Koning Boudewijnstichting, Brussel. Download: www.kbs-frb.be Demeyer, B., Van Pee, K. (2003), De sociaal-artistieke praktijk in België. Een kwalitatief onderzoek naar methodiekontwikkeling. Kunst en Democratie en HIVA, KULeuven, Brussel. Download: www.cdkd.be Emonts, Cl. (2001), Le Centre Public d’Aide Sociale, assistance ou intégration. In: Dans la force de l’art, Réalisation de la maison des arts et du patrimoine social, p. 5-7, Mariemont. Fondation Jacques Gueux, (1993), Exclusion sociale et création artistique. In: Rue des Usines, n°19-20-21, Bruxelles. Download: www.lezarts-urbains.be Fondation Jacques Gueux, (2000), Les cultures urbaines. In: Rue des Usines, n°45-46-47, Bruxelles. Download: www.lezarts-urbains.be Haesendonckx, C. (2001), Recht op cultuur: drempels die mensen in armoede belemmeren in hun culturele participatie. Nota in opdracht van DSO/Cultuurcel van de stad Antwerpen. Download: www.cdkd.be Haesendonckx, C., Wuyts, A. (2005), Een paar apart. Gearrangeerde ontmoetingen tussen mensen die in armoede leven en mensen die niet in armoede leven. Recht-Op, Antwerpen. Heughebaerd, H.,VVJ, Redig, G., KBS (2000), Doelgericht & doelbewust. De campagne Buurtbal van de Koning Boudewijnstichting. Eindrapport van meer dan een decennium BUURT voet, basket, volley BAL. Koning Boudewijnstichting, Brussel. Download: www.kbs-frb.be
141
CULTURELE, SPORTIEVE EN SOCIALE PARTICIPATIE: HET OCMW AAN ZET !
Javeau, Cl. (1995), Le droit à l’épanouissement culturel et social: quelques observations sociologique. In: Ergec, R. (sld), Les droits économiques, sociaux et culturels dans la constitution. Actes du Colloque tenu à Bruxelles à l’Université Libre de Bruxelles, 21/22 décembre 1994, Bruylant, Bruxelles, p. 273-284. Koning Boudewijnstichting, (2005), 1O jaar Algemeen Verslag over de Armoede. Aantekeningen bij 11 dialoogmomenten. Koning Boudewijnstichting, Brussel. Download: www.kbs-frb.be Koning Boudewijnstichting, (1998), Art 23 Culture et émancipation sociale: Rapport de synthèse. Koning Boudewijnstichting, Brussel. Download: www.kbs-frb.be Koning Boudewijnstichting, (1998), La participation à la vie culturelle: un droit négligé et un outil primordial dans la lutte contre la pauvreté. Koning Boudewijnstichting, Brussel. Download: www.kbs-frb.be Lahaye, M., de Wasseige, A. (2002), Enjeux de la créativité. Réflexions et perspectives. Ministère de la Communauté française, Direction générale Culture – Service formation des cadres culturels- Bruxelles Lahaye, M., de Wasseige, A. (2004), La culture dans la communauté française. Les politiques culturelles dévelopées par la Direction générale de la Culture, Ministère de la Communauté française, Bruxelles. Lahire, B. (2004), La culture des individus; dissonances culturelles et distinction de soi. Découverte, Paris. Matarasso, F. (1997), Use or ornament? The social impact of participation in the arts. Comedia, London Download Nederlandse vertaling: www.cultuurnet.be/front/ DownloadDocument.jsp?id=3877 Matarasso, F. (1998), Les arts et le sport dans le développement communautaire et la lutte contre l’exclusion: dix principes pour un guide. In: Dialogue pour le progrès de l’humanité. Matarasso, F. (1998), Poverty and Oysters. The impact of local arts development in Porthsmouth. Comedia, London. Download: www.comedia.org.uk/publications-2.htm Matthijs, K., De Knop, P., Delanghe, L., Corijn, E., Stoffen, M., & Neefs, H. (1999), Toerisme, recreatie en vrijetijd in Vlaanderen anno 2000. Syntheserapport,Vrije Universiteit Brussel/Katholieke Universiteit Leuven. Montfort, J-M. (1998), Un autre regard sur l’action culturelle et artistique. Réflexions issues d’une commande publique d’évaluations de projets culturels de quartiers. Agence Faut Voir, Paris. Neyrinckx, P., Carton, B. (1994), Algemeen Verslag over de Armoede, Koning Boudewijnstichting, Brussel. Download: www.kbs-frb.be Oreja, M. (1995), Réflexion liminaire, in: La culture et l’activité humaine pour refuser la misère, Actes du colloque européen sur la contribution de la culture à la lutte contre la misère et de la 4ème session européenne des Universités Populaires Quart Monde, ATD Quart Monde, Bruxelles, juin 1995. Paugam, S. (2000), La disqualification sociale: essai sur la nouvelle pauvreté. PUF, Paris. Pauwels, G., Scheerder, J. (2004), Tijd voor vrije tijd? Vrijetijdsparticipatie in Vlaanderen: sport, cultuur, media, sociale participatie en recreatie. Stativaria 32, Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap. Download: www. aps.vlaanderen.be/statistiek/publicaties/stat_Publicaties_stat32.htm Rijsbosch, M. (2001), Cultuurparticipatie, Over toeleidingsprojecten voor mensen met een laag inkomen. KBS, Brussel. Download: www.kbs-frb.be Scheerder, J. (2004), Spelen op het middenveld.Vrijetijdssport als ontspanning, ontplooiing en ontmoeting.Tielt, Lannoo. Scheerder, J., Pauwels, G. (2002), Vlaanderen sportief gepeild. Wie participeert niet? Ontwikkelingen in en determinanten van (club)sportinactiviteit, Stativaria 26, Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap. Download: www.aps.vlaanderen.be/statistiek/publicaties/stat_Publicaties_stat36.htm Thys, R., De Raedemaecker, W., Vranken, J. (2004), Bruggen over woelig water. Is het mogelijk om uit de generatie-armoede te geraken? In opdracht van Cera, Acco, Leuven. UNESCO, (1999), Een culturele benadering van ontwikkeling. Cultuur als uitgangs- en eindpunt van projecten. Partiële vertaling van Change in continuity. Concept and tools for a Cultural Approach to Development, UNESCO, 1999, Kunst en Democratie, Brussel, december 2003. Download: www.cdkd.be Van Regenmortel, T. (2004), Empowerment en maatzorg. Een krachtgerichte psychologische kijk op armoede. Acco, Leuven/Leusden. Vandenbrempt, K. (2004), Evoluerende zorg in een evoluerende samenleving, OCMW-visies, jg. 19, nr. 4, p. 15-25. Vandenbrempt, K. (2004), Evaluerende maatzorg in een evaluerende samenleving.Tekst van de uiteenzetting op het VVOS-congres ‘Het OCMW in 2010 – Evoluerende zorg in een evoluerende samenleving.’ in: OCMWVisies, tijdschrift van de vereniging van Vlaamse OCMW-secretarissen, jg. 19, okt., nov.,dec. 2004.
142
LINKS
& LITERATUUR
Vandenbussche, J. (2001), In het meersporenbeleid inzake armoede, moet cultuur hoog genoteerd staan, artikel in Momenten, mei 2001, p. 9-10. Downloaden: www.cdkd.be Van Geel, H. (red.) (2003),Vijf steken diep graven naar levenskwaliteit. Een conceptuele en empirische aftasting van het begrip ‘levenskwaliteit’, Stativaria 28, Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap. Download: www.aps.vlaanderen.be/statistiek/publicaties/stat_Publicaties_stat28.htm Vanmolkot, R. (2001), Armoe troef? Op zoek naar cultuur en vrijetijdsbesteding als hefbomen in de armoedebestrijding, in: Werknota 4, Recente evolutie inzake cultuurparticipatie en vrijetijdsbesteding, Armoedebestrijding in Vlaanderen, Koning Boudewijnstichting, Brussel. Download: www.cdkd.be Van Regenmortel, T. (1991), Eenzame zielen? Een onderzoek naar de sociaal-culturele participatie van kansarmen, De gids op maatschappelijk gebied, jg. 83, nr. 3, p. 221-235;Vranken, J., Geldof, D.,Van Menxel, G., (1998), Armoede en Sociale Uitsluiting. Jaarboek 1998, Acco, Leuven. Van Regenmortel, T. (2004), Empwerment in de praktijk van het OCMW, HIVA, Leuven. Ville de Floriac, (1993), Culture, identité, banlieue. Ville de banlieue: quelle culture pour quelle identité? Actes du colloque de la Ville de Floirac, Ed. Maison des sciences de l’homme d’Aquitaine. Vincke, J., Cloes, M. (2004) Meer samen, beter toegankelijk. Koning Boudewijnstichting, Brussel. Download: www.kbs-frb.be Vos, I., in opdracht van CultuurNet Vlaanderen, in samenwerking met Kunst en Democratie, (2003), Cultuurparticipatie en maatschappelijk kwetsbare groepen, praktijkreeks 4, Brussel. Download: www.kbs-frb.be Wibo, A., Ingberg, H., Biot, P. (2000), Le théâtre d’intervention aujourd’hui. Centre d’études théâtrales, UCL, Louvain-La-Neuve. Wielant, C., (2002), La rue est à nous! Zinneke, une parade creative à Bruxelles. co-édition La Vénerie et Fondation Jacques Gueux, Bruxelles. Wismeijer, H. (Ed.) (1996), De kracht van cultuur. Onze creatieve diversiteit. Rapport van de Wereldcommissie Cultuur en Ontwikkeling. Parijs/Amsterdam: UNESCO, Koninklijk Instituut voor de Tropen. Vertaling van ‘Our Creative Diversity’.
143