VERORDENING cliëntparticipatie Wet Werk en Bijstand Lelystad Wetstechnische informatie Gegevens van de regeling Overheidsorganisatie Officiële naam regeling Citeertitel Besloten door Deze versie is geldig tot (als de vervaldatum is vastgesteld) Onderwerp
gemeente Lelystad VERORDENING cliëntparticipatie Wet Werk en Bijstand Lelystad Verordening cliëntparticipatie Wet Werk en Bijstand Lelystad gemeenteraad 01-07-2008
Opmerkingen m.b.t. de regeling Geen.
Grondslagen 1. Wet Werk en Bijstand, art. 47
Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving) 1. Geen.
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen Datum inwerkingtreding
Terugwerkende kracht
Betreft
Ontstaansbron: Inwerkingtreding: Voorstel datum ondertekening; datum ondertekening; gemeenteraad bron bekendmaking bron bekendmaking
1-7-2008
intrekking
1-4-2004
nieuwe regeling
25-6-2008 Flevopost, 23-7-2008 12-2-2004 Flevopost
25-6-2008 Nr. B08-04730 Flevopost, 23-7-2008 12-2-2004 No. 2771 Flevopost
De raad van de gemeente Lelystad, op voorstel van het college van de gemeente Lelystad d.d. 2 december 2003; gelet op artikel 47 van de Wet Werk en Bijstand; B E S L U I T: vast te stellen de navolgende VERORDENING cliëntparticipatie Wet Werk en Bijstand Lelystad. Artikel I. Begrippen. 1. Cliëntparticipatie Wet Werk en Bijstand De gestructureerde wijze waarop de gemeente maatschappelijke organisaties en zelforganisaties van cliënten via het platform betrekt bij de gemeentelijke beleidsvorming, uitvoering en evaluatie van de Wet Werk en Bijstand. 2. Integraal beleid Wet Werk en Bijstand De samenhangende wijze waarop de gemeente in al haar beleid en verantwoordelijkheden werkt aan verbetering van de mogelijkheden voor haar doelgroep om te komen tot het (weer) deelnemen op de arbeidsmarkt. Alsmede de samenhangende wijze waarop de gemeente in haar beleid en verantwoordelijkheden werkt aan ondersteunende maatregelen ten behoeve van personen die een beroep doen op de WWB, alsmede andere doelgroepen met een minimuminkomen. 3. Platform cliëntparticipatie WWB De overlegvorm waarin maatschappelijke organisaties en zelforganisaties deelnemen en overleggen over het te voeren en gevoerde gemeentelijk beleid op het gebied van de Wet Werk en Bijstand alsmede over uitvoeringszaken. De sector Sociale zaken is ook vertegenwoordigd bij het overleg van het platform. Het platform is vrij om vertegenwoordigers van de verschillende doelgroepen te betrekken bij het platform zodra dit voor actuele onderwerpen van belang is. Artikel II. Doelstelling. 1. De cliëntenparticipatie WWB heeft als doel te bewerkstelligen dat maatschappelijke organisaties en belanghebbenden door zelforganisatie, vanuit een onafhankelijke positie, optimaal betrokken zijn bij de voorbereiding, vaststelling, uitvoering en evaluatie van het gemeentelijk beleid op het gebied van de WWB in Lelystad. 2. De cliëntenparticipatie WWB zal moeten bijdragen aan de totstandkoming of verbetering van het gemeentelijk beleid op het gebied van de WWB. Dit beleid zal enerzijds gericht zijn op activiteiten die ondernomen moeten worden ten behoeve van de (toekomstige) deelname op de arbeidsmarkt en anderzijds ter ondersteuning van diegene die een beroep moeten doen op een uitkering ingevolge de WWB.
Artikel III. Beleidsterreinen. In het kader van cliëntparticipatie WWB wordt het platform betrokken bij: 1. beleid met betrekking tot het verkrijgen van algemeen geaccepteerde arbeid voor personen als bedoeld in artikel 7 lid 1 van de Wet Werk en Bijstand. Dit gaat om personen die algemene bijstand ontvangen, personen met een uitkering op grond van de Algemene nabestaandenwet (Anw) en niet-uitkeringsgerechtigden; 2. beleid met betrekking tot het tijdig en rechtmatig verstrekken van uitkering, inclusief handhaving; 3. minimabeleid: hieronder wordt verstaan alle maatregelen op het gebied van minimabeleid waarin de gemeente eigen beleidsruimte heeft. Het platform wordt betrokken bij de voorbereiding, vaststelling, uitvoering en evaluatie van het beleid. Artikel IV. Werkwijze. 1. In het kader van cliëntparticipatie vraagt het college het platform om advies over zaken die betrekking hebben op de in artikel III genoemde beleidsterreinen. 2. Het platform is gerechtigd uit eigen beweging advies uit te brengen aan het college over zaken die betrekking hebben op de in artikel III genoemde beleidsterreinen. 3. Het advies wordt op een zodanig tijdstip gevraagd, dat het van wezenlijke invloed kan zijn op het te nemen besluit. Dit houdt in dat: a. het platform in ieder geval wordt betrokken bij de vaststelling van de hoofdlijnen van nieuw beleid; b. het platform in ieder geval wordt betrokken bij het vaststellen van de vragen die ten grondslag liggen aan de evaluatie. 4. a. Het platform brengt indien mogelijk binnen zes weken na de adviesaanvraag advies uit aan het college. b. Indien noodzakelijk kan aan het platform gevraagd worden haar advies op kortere termijn uit te brengen. 5. De portefeuillehouder maakt jaarlijks met het platform afspraken over: a. de onderwerpen waarover het platform geconsulteerd wordt; b. de wijze en het moment waarop het platform in het beleidsvormingsproces wordt betrokken; c. het jaarlijks beschikbare budget voor beleidsruimte op basis van het beleidsplan, beleidsverslag en begroting. 6. Indien het belang van de zaak daartoe aanleiding geeft, vindt bij de aanbieding van het advies overleg tussen het platform en (een vertegenwoordiging van) het college plaats. 7. In het geval het college in een voorstel aan de gemeenteraad afwijkt van het advies van het platform, wordt dit bij het voorstel vermeld, waarbij tevens is aangegeven op welke gronden van het advies van het platform is afgeweken. 8. Het college wijst een coördinerend ambtenaar cliëntparticipatie aan als aanspreekpunt voor de communicatie met het platform. 9. Het platform cliëntparticipatie komt minimaal vier keer per jaar bijeen in een regulier overleg. 10. Onderwerpen voor de agenda van het reguliere overleg van het platform worden voor het overleg schriftelijk aangeleverd aan de coördinerend ambtenaar cliëntparticipatie. 11. De vergaderstukken, evenals andere relevante informatie voor het overleg worden tijdig aan de deelnemers van het platform verzonden. 12. Tussen de portefeuillehouder en het platform vindt twee keer per jaar een structureel overleg plaats. Dit kan gecombineerd worden met het reguliere overleg met het platform. 13. Van het overleg met het platform (inclusief de afspraken en wederzijdse adviezen) levert de coördinerend ambtenaar cliëntparticipatie binnen zes weken schriftelijk verslag aan het platform, indien mogelijk met beargumenteerde verantwoording van de resultaten van de adviezen van het platform. 14. Door het college wordt zorggedragen voor de verstrekking van de nodige informatie aan het platform, waaronder begrepen alle informatie die noodzakelijk is om beleid en uitvoering te begrijpen en om alle ontwikkelingen en wijzigingen te kunnen volgen. 15. Niet georganiseerde cliënten van de sector Sociale zaken kunnen eventuele inbreng voor het platform schriftelijk inbrengen via coördinerend ambtenaar cliëntparticipatie of desgewenst via één van de zelforganisaties. 16. Het staat het platform vrij om specifieke doelgroepen te betrekken bij het platform, zodra dit voor de behandeling van actuele onderwerpen van belang is.
17. De voorzitter van het platform kan besluiten tot mondelinge inspraak van individuele cliënten. Artikel V. Deelnemende organisaties. 1.
2. 3. 4.
5. 6.
In het platform hebben vertegenwoordigers zitting van onderstaande maatschappelijke organisaties en zelforganisaties: a. Stichting Kliëntenraad/Vrouw en Bijstand; b. Interkerkelijk Diaconaal Overleg; c. Maatschappelijke Dienstverlening Flevoland/Centraal Budgetteringsinstituut; d. Gehandicapten Overleg Lelystad. De sector sociale zaken is vertegenwoordigd bij het overleg van het platform, maar is geen deelnemer. Het platform heeft een aantal witte zetels, die na goedkeuring van de voorzitter incidenteel of structureel bezet kunnen worden door andere dan in lid 1 genoemde organisaties. Het reguliere overleg van het platform vindt doorgang als er deelnemers aanwezig zijn vanuit minstens één zelforganisatie, één maatschappelijke organisatie en als er een vertegenwoordiging vanuit de sector sociale zaken aanwezig is. Het reguliere overleg van het platform wordt voorgezeten door een externe voorzitter. Individuele cliënten die niet aangesloten zijn bij een zelforganisatie kunnen niet deelnemen aan het platform.
Artikel VI. Voorzitter. 1. 2.
3. 4.
Het college stelt een onafhankelijke voorzitter aan. De voorzitter van het platform kan geen deel uitmaken van of werkzaam zijn bij de gemeente Lelystad of een organisatie die activiteiten ontplooit in het verlengde van de doelstellingen van de sector sociale zaken van de gemeente Lelystad. De voorzitter verricht ook voorkomende werkzaamheden ten behoeve van het platform, buiten de vergaderingen om. Het platform regelt bij afwezigheid van de voorzitter, onderling de vervanging van de voorzittersfunctie.
Artikel VII. Secretaris. 1. 2.
De coördinerend ambtenaar cliëntparticipatie treedt op als secretaris van het platform. Bij afwezigheid van de secretaris zorgt de sector sociale zaken voor vervanging.
Artikel VIII. Vergoedingen. 1. 2. 3. 4.
Deelnemers aan het platform en de voorzitter kunnen voor hun werk in het platform aanspraak maken op een forfaitaire onkostenvergoeding. De forfaitaire onkostenvergoeding bestaat uit een periodiek bedrag per bijeenkomst, van € 50,00 voor de leden. De forfaitaire onkostenvergoeding bestaat uit een periodiek bedrag per bijeenkomst, van € 200,00 voor de voorzitter. Reiskosten, buiten de gemeente Lelystad, worden vergoed conform de hiervoor geldende gemeentelijke richtlijnen.
Artikel IX. Openbaarheid vergaderingen. 1. 2. 3.
De vergaderingen van het platform zijn doorgaans openbaar. Op grond van dringende redenen kan de voorzitter besluiten tot het houden van een besloten deel van de vergadering. De vergaderingen van het platform worden tijdig aangekondigd.
Artikel X. Slotbepalingen. 1.
In alle gevallen waarin deze verordening niet voorziet met betrekking tot de cliëntparticipatie WWB, beslist het college van de gemeente Lelystad na consultatie van het platform.
2. 3.
Deze verordening kan worden aangehaald als “Verordening cliëntparticipatie Wet Werk en Bijstand Lelystad”. Deze verordening treedt in werking op 1 april 2004.
Lelystad, 12 februari 2004. De raad van de gemeente Lelystad, de griffier,
de voorzitter,
Toelichting. 1. Invoering Wet Werk en Bijstand Per 1 januari 2004 wordt de nieuwe Wet Werk en Bijstand (WWB) ingevoerd als vervanging van de huidige bijstandswet (Abw). De nieuwe wet stelt het verkrijgen van werk op de eerste plaats. De gemeente krijgt de verantwoordelijkheid om mensen die een aanvraag doen voor een bijstandsuitkering, weer aan het werk te helpen. Hierbij is het begrip “algemeen geaccepteerde arbeid” ingevoerd. Eenieder die een beroep doet op de bijstand, zal algemeen geaccepteerde arbeid moeten aanvaarden zodat een bijstandsuitkering niet (meer) nodig is. Daarnaast wordt in de Wet Werk en Bijstand geregeld dat er een (financieel) vangnet bestaat voor mensen die vooralsnog niet aan het werk kunnen. De wetgever beschrijft het ook nadrukkelijk in die volgorde: eerst werk, dan een uitkering. 2. Cliëntenparticipatie De nieuwe wet is aanleiding om ook de wijze waarop de gemeente Lelystad vorm geeft aan cliëntenparticipatie aan te passen. Onder de WWB is de gemeente verplicht om cliëntenparticipatie in een verordening te regelen. Bij amendement van 27 augustus 2003 werd namelijk bepaald dat de wijze waarop de gemeente personen, bedoeld in artikel 7, eerste lid van de WWB, of hun vertegenwoordigers betrekt bij de uitvoering van de Wet Werk en Bijstand, in een verordening vastgelegd moet worden. In de verordening wordt minstens geregeld de wijze waarop: a. periodiek overleg wordt gevoerd met deze personen of hun vertegenwoordigers; b. deze personen of vertegenwoordigers onderwerpen voor de agenda van dit overleg kunnen aanmelden; c. zij worden voorzien van de voor een adequate deelname aan het overleg benodigde informatie. Hiermee wordt bewerkstelligd dat de cliëntenparticipatie in lijn wordt gebracht met de Wet Structuur Uitvoering Werk & Inkomen (SUWI), waarin wordt gesteld dat cliëntenparticipatie onmisbaar is in een uitvoeringsstructuur waarin de cliënt centraal staat. Het platform heeft het recht structureel te overleggen over de uitvoering van de WWB en beleidsaangelegenheden van de sector Sociale zaken. Het platform geeft hierbij gevraagd en ongevraagd advies aan het college van de gemeente Lelystad. Het platform wordt ambtelijk ondersteund door een coördinerend ambtenaar cliëntparticipatie. De sector Sociale zaken hecht veel waarde aan de inbreng van de verschillende cliëntgroepen op het beleid van Sociale zaken. Ten einde er voor te zorgen dat de reikwijdte van de adviezen van het platform zo groot mogelijk is, is gekozen voor een platform waarin zowel maatschappelijke als zelforganisaties plaatsnemen. Het is aan te bevelen dat cliënten (of hun vertegenwoordigers) zich organiseren tot een zelforganisatie. Het principe van individuele cliëntvertegenwoordiging is losgelaten, mede gezien het feit dat het in de afgelopen jaren moeilijk is gebleken individuele cliëntvertegenwoordigende leden te werven die gezamenlijk een afspiegeling vormen van de doelgroepen van sociale zaken. Met deze verordening als basis is de sector sociale zaken voornemens om de wijze waarop de vorm wordt gegeven aan cliëntparticipatie steeds verder te optimaliseren. Door het gebruik van zogenaamde witte zetels in het platform, wordt gezorgd voor een meer dynamische vorm van cliëntenparticipatie. Desgewenst kunnen de witte zetels worden ingevuld door maatschappelijke organisaties die in voorkomende situaties de belangen van cliënten vertegenwoordigen. Zowel incidentele als structurele invulling is mogelijk. De witte zetels kunnen ook incidenteel of structureel worden ingevuld door nog op te richten zelforganisaties.
6
Bovengenoemde dynamiek wordt onderstreept door de mogelijkheid tot inbreng van agendapunten door individuele cliënten, evenals doordat de voorzitter kan besluiten tot mondelinge inspraak van individuele cliënten. 3. Opmerkingen belangenorganisatie op conceptverordening Zowel de Stichting Kliëntenraad als de Participatiecommissie zijn gevraagd om hun visie te geven op de conceptverordening Cliëntparticipatie Wet Werk en Bijstand Lelystad. 1.
Opmerkingen Kliëntenraad In bijlage 1 is de brief van de Stichting Kliëntenraad gevoegd, waarin zij haar reactie geeft op de conceptverordening. De Kliëntenraad geeft aan dat zij ook belangengroepen zoals ANBO, Mamyo en FNVugo vertegenwoordigt. De werkgroep Vrouw en Bijstand maakt ook deel uit van de Kliëntenraad. Per zelforganisatie zouden maximaal twee vertegenwoordigers zitting mogen nemen in het platform. Naar aanleiding van deze opmerking is het maximale aantal vertegenwoordigers per organisatie opgenomen in de verordening. De Kliëntenraad is van mening dat functie van voorzitter ingevuld zou moeten worden door bijvoorbeeld oud bestuurders of oud-raadsleden woonachtig in Lelystad. Hiermee wordt bewerkstelligd dat de voorzitter op de hoogte is van de Lelystadse arbeidsmarkt. Verder zou de voorzitter extern geworven moeten worden. Dit advies van de Kliëntenraad wordt niet overgenomen. De reden hiervoor is de aanname dat ook een voorzitter die buiten Lelystad woonachtig is in staat moet zijn de Lelystadse situatie voldoende te overzien. Een voorzitter wordt conform de geldende regels van de gemeente Lelystad extern geworven, hiervoor wordt gebruikelijk een advertentie geplaatst in o.a. een regionale (dag)blad. De Kliëntenraad vindt het niet per definitie nodig om een vergoeding te geven voor cliëntparticipatie. Wordt het geven van een vergoeding gehandhaafd, dan heeft het de voorkeur om een onkostenvergoeding te hanteren. Naar aanleiding dat deze opmerking van de Kliëntenraad is er voor gekozen om in de verordening op te nemen dat deelnemers aan het platform cliëntenparticipatie aanspraak kunnen maken op een forfaitaire onkostenvergoeding.
2.
Opmerkingen Participatiecommissie In de participatiecommissievergadering van 20 oktober 2003 werd de conceptverordening Cliëntparticipatie Wet Werk en Bijstand Lelystad besproken. Met name door de maatschappelijke organisaties die in de Participatiecommissie vertegenwoordigd zijn, reageerden positief op het voorstel. Het Bureau voor Rechtshulp kan echter niet in het nieuw te vormen platform deelnemen. Het Centraal Budgetterings Instituut (CBI) zal niet zelfstandig in het platform deelnemen, maar wordt vertegenwoordigd door Maatschappelijke Dienstverlening Flevoland. Indien het onderwerp het noodzakelijk maakt, zal het CBI ook deelnemen aan het platform. Het Interkerkelijk Diaconaal Overleg heeft aangegeven graag te willen deelnemen in het nieuw te vormen platform.
3.
Plan cliëntenparticipatie cliëntleden Participatiecommissie De cliëntleden van de Participatiecommissie hebben hun eigen visie op cliëntparticipatie beschreven in het plan “Samen verantwoordelijk voor Lelystad”. Genoemd plan is uitgebreid te lezen en bijgevoegd in bijlage 2. Kort samengevat gaat genoemd plan uit van een overlegorgaan (Cliënten overleg orgaan Lelystad-COOL) met vertegenwoordigers van de doelgroepen van Sociale zaken, zodat de gerealiseerde cliëntparticipatie een afspiegeling inhoudt van alle mensen die een beroep doen op Sociale zaken. Het overlegorgaan zou moeten dienen als kweekvijver waar vanuit mensen kunnen doorgroeien naar volwaardige vertegenwoordigers van hun achterban en
7
daarmee ook werken aan hun eigen toekomst. Het doel van cliëntparticipatie zou moeten zijn om mensen die afhankelijk zijn van een uitkering zelf te leren en geleerd krijgen via scholing en ondersteuning, hoe zij zichzelf kunnen vertegenwoordigen en hoe zij voor hun eigen belangen kunnen opkomen. Het overlegorgaan zou moeten beschikken over een eigen secretariaat en een eigen werkplek. Daarnaast zou het orgaan een taak kunnen hebben als vraagbaak voor klanten en op het gebied van voorlichting. Het orgaan COOL zou een intermediairfunctie kunnen vervullen tussen de klanten en Sociale zaken.Het overlegorgaan dient onafhankelijk en zelfstandig te zijn, beschikt over voldoende middelen en mogelijkheden en krijgt een duidelijke plek binnen de gemeentelijke structuur. Het plan “Samen verantwoordelijk voor Lelystad” van de cliëntvertegenwoordigende leden en de conceptverordening Cliëntparticipatie Wet Werk en Bijstand Lelystad kennen dezelfde uitgangspunten. Cliëntparticipatie moet plaatsvinden met de doelgroepen van Sociale zaken en alle zaken op het gebied van Sociale zaken die van belang zijn voor cliënten moeten besproken worden. Het verschil zit in de wijze waarop cliëntparticipatie georganiseerd zou moeten worden. Het plan “Samen verantwoordelijk voor Lelystad” gaat uit van individuele cliënten die zitting nemen in een overlegorgaan die hun doelgroep vertegenwoordigen en ondertussen werken aan hun eigen toekomst. Aangezien het in de afgelopen jaren moeilijk is gebleken om steeds voldoende cliëntvertegenwoordigende leden te werven voor de Participatiecommissie die ook gezamenlijk een afspiegeling vormden van de doelgroepen van Sociale zaken, wordt dit advies niet overgenomen in de conceptverordening. Daarnaast geldt dat van belang is dat groepen waarmee de gemeente in overleg is, contacten hebben met de eigen achterban. Vandaar dat er nadrukkelijk voor wordt gekozen om een overlegvorm te realiseren waarin zelforganisaties zitting nemen in plaats van individuele cliënten. Deze organisaties vertegenwoordigen hun eigen achterban en zij vaardigen hun vertegenwoordigers af naar het platform. Het COOL, zoals wordt voorgesteld in het plan, zou goed kunnen functioneren als zelforganisatie, die samen met andere zelforganisaties deelneemt in het platform, zoals dit in de conceptverordening voorstaat. Als zelforganisatie zou het COOL ook de activiteiten kunnen ondernemen zoals deze voorgesteld zijn in eerder genoemd plan. Net als de Kliëntenraad, zou het COOL de gemeente kunnen verzoeken om een algemene subsidie te verstrekken ter bestrijding van de algemene kosten. De behandeling van een dergelijke subsidieaanvraag valt overigens buiten deze verordening. 4. Nawoord Met deze verordening cliëntenparticipatie Wet Werk en Bijstand Lelystad wordt invulling gegeven aan het gestelde in artikel 47 van de Wet Werk en Bijstand. Het geeft cliënten van Sociale zaken en hun vertegenwoordigers het recht om mee te praten over het beleid van Sociale zaken evenals over de uitvoering van de Wet Werk en Bijstand door Sociale zaken. Naast de wettelijke verplichting in deze, geeft Sociale zaken met deze verordening ook invulling aan de behoefte om haar cliënten steeds meer te betrekken bij het beleid en de uitvoering van Sociale zaken. In de praktijk betekent dit dat de sector Sociale zaken aan het platform advies vraagt over o.a. het beleidsplan- en verslag, bij de ontwikkelingen van nieuw beleid, bij evaluaties en bij uitvoeringszaken. Er vindt minimaal vier keer per jaar overleg plaats met het platform, maar in de regel wordt er 6 à 8 keer per jaar vergaderd. Het platform is de voorzetting op de Participatiecommissie en het uitvoeringsoverleg met de Kliëntenraad. De huidige Participatiecommissie en het uitvoeringsoverleg met de Kliëntenraad, komen met de vaststelling van deze verordening dan ook te vervallen.
8
Over de conceptverordening is in voldoende mate overleg geweest met de belangenorganisaties en binnen de sector Sociale zaken. Daardoor kan de gemeenteraad een verantwoorde beslissing nemen, namelijk de vaststelling van bijgevoegde Verordening Cliëntparticipatie Wet Werk en Bijstand Lelystad.
9