Verloskunde Fret
Klas 43DP
Inhoudsopgave 1.
De voortplanting bij de fret .......................................................................................................... 3 1.1
Algemeen ............................................................................................................................... 3
1.2
Pathologie van de voortplanting ......................................................................................... 3
2
1. De voortplanting bij de fret
1.1
Algemeen
Een vrouwtje is geslachtsrijp in het voorjaar volgend op haar geboorte. Ze is dan meestal 6 tot 9 maanden oud. De fret is seizoensgebonden poly-oestrisch. Het normale oestrusseizoen is van maart tot en met augustus. Fretten die binnen gehouden worden, kunnen soms eerder loops worden. Jonge fretjes kunnen vruchtbaar worden vanaf 15 weken leeftijd. Het begin van de oestrus is te herkennen aan de zwelling van de vulva, die na 1 maand zijn volle omvang bereikt. De zwelling van de vulva komt tot stand onder invloed van oestrogenen en is zodoende een goede graadmeter voor de ovariële activiteit. Als het vrouwtje nu niet wordt gedekt, blijft zij continu in oestrus tot het einde van het oestrusseizoen (eventueel tot 6 maanden). Het moertje is namelijk een geïnduceerde ovulator, waarbij de ovulatie wordt opgewekt door de dekking. Tijdens de loopsheid is er een beetje slijmerige uitvloeiing aanwezig. Vanaf 2 weken na het begin van de vulvazwelling kan men het vrouwtje laten dekken. Vanaf 14 dagen na de paring kan door middel van buikpalpatie een eventuele dracht worden vastgesteld. De drachtduur bedraagt 41 tot 44 dagen, met een gemiddelde van 42 dagen. Een fret krijgt gemiddeld 8 jongen (2 tot 17) die bij de geboorte blind en vrijwel kaal zijn. De ogen en oren gaan open rond de 4e week. Op een leeftijd van 6 tot 8 weken kunnen de pups worden gespeend. 1.2
Pathologie van de voortplanting
Beenmergdepressie bij loopse moertjes Beenmergdepressie wordt veroorzaakt doordat de loopsheid aanhoudt (onder invloed van oestrogenen). Moertjes zijn loops van maart tot en met augustus en bij geen dekking wordt de loopsheid niet onderbroken. Door het aanhouden van de loopsheid wordt het beenmerg aangetast en treedt er beenmergdepressie op. Het dier kan een tekort krijgen aan rode bloedcellen (bloedarmoede), witte bloedcellen en bloedplaatjes. Op het moment dat de aanmaak van bloedcellen onvoldoende gebeurt, kan de fret problemen krijgen met de bloedstolling, bloedingen kunnen optreden, het dier wordt gevoeliger voor infecties, omdat er onvoldoende afweercellen beschikbaar zijn, en er kan een tekort aan rode bloedcellen ontstaan, dus bloedarmoede. De fret kan hierdoor erg ziek worden en zelf sterven.
3
De klinische verschijnselen zijn: vergrote vulvalippen, een vaginale uitvloeiing die kan variëren van sereus (weiachtig) tot etterend, bleke slijmvliezen, gewichtsverlies en beiderzijdse symmetische haaruitval van de staart en de ventrale zijde van het abdomen. In ernstige, meestal fataal verlopende gevallen, wordt het dier tevens lusteloos, sloom en wil het niet meer eten. Er kunnen dan bloedingen optreden die zich uiten als veelvoudige puntbloedingen en blauwe plekken in de huid en/of de slijmvliezen, zwarte teerachtige ontlasting door bloedingen in het maagdarmstelsel, verlamming van de achterhand door bloeduitstortingen (hematomen) onder de ruggenmergvliezen of andere symptomen van centrale zenuwstoornissen door bloedingen in de hersenen of hersenvliezen. Eventueel zijn symptomen van een secundaire infectie waar te nemen. Loopse moertjes kunnen al vanaf 2 maanden na het begin van de loopsheid ten gevolge van deze aandoening sterven. Behandeling De behandeling bestaat, eventueel na stabilisatie van de algemene toestand, uit een ovariohysterectomie. Vrij snel zal de fret hierna weer opknappen. Als er vanwege de slechte conditie een te groot narcoserisico bestaat, kan men beter eerst een injectie met HCG (Human Chorionic Gonadotropin) geven. Deze induceert een ovulatie, waardoor het moertje schijndrachtig wordt. Ter preventie kan men moertjes waarmee men niet wenst te fokken laten castreren op een leeftijd van 6 tot 8 maanden. Vrouwtjes waar men wel mee wil fokken, kan men het beste niet te vroeg laten dekken en de jongen niet te vroeg spenen. De loopsheid voor en na de dracht duurt dan minder lang. Sterilisatie kan tot uiterlijk 1 maand na het begin van de loopsheid uitgevoerd worden Als alternatief is een hormonale behandeling mogelijk. Een toediening van HCG vanaf 2 weken na het begin van de loopsheid kan een ovulatie induceren en het moertje schijndrachtig maken. Pas 40 tot 50 dagen later wordt ze opnieuw loops. Een nadeel van deze behandeling is dat ze binnen het oestrusseizoen enkele malen herhaald moet worden, zodat de fret nooit veel langer dan 1 maand loops zou zijn. Schijndracht Wanneer het teefje wel ovuleert, maar niet bevrucht wordt, ontstaat er een schijndracht. Na de ovulatie ontstaan er immers gele lichaampjes, die even lang als bij de normale dracht blijven bestaan. De schijndracht duurt dan ook ongeveer 42 dagen. Deze vrouwtjes kunnen tijdens de schijndracht een ander gedrag vertonen. Ze slepen vaak met voorwerpen of liever nog met andere fretten. Een klein vrouwtje zal dan soms herhaaldelijk een hokgenoot naar haar nest slepen, ook al is die veel zwaarder dan zichzelf. Het is het beste haar dan enige tijd apart te huisvesten. De melkklieren kunnen aan het einde van de schijndracht tot volledige ontwikkeling komen en eventueel kunnen deze vrouwtjes jongen van een andere moeder aannemen en volledig verzorgen.
4
Het mannetje Mannelijke fretjes kunnen geslachtsrijp worden tussen 4 en 9 maanden leeftijd. Dit is afhankelijk van het seizoen. Het normale voortplantingsseizoen is van maart tot september. Een geslachtsrijpe fret zal de kenmerkende frettengeur gaan verspreiden en in het voortplantingsseizoen gaan markeren met urinedruppels. Ook kan hij agressief worden en gaan vechten met niet gecastreerde mannelijke soortgenoten. Om dit te voorkomen is het beter om de fret te laten castreren. De castratie kan uitgevoerd worden vanaf 5 maanden leeftijd, maar bij voorkeur tussen 6 en 8 maanden leeftijd. Bij de castratie worden beide testikels verwijderd. Implantaat in plaats van castratie / sterilisatie Hoewel er veel voordelen aan een castratie / zitten, kan een vroege castratie / sterilisatie ook een belangrijk nadeel hebben. Bijniertumoren komen zeer frequent voor bij fretten, zowel bij mannetjes als bij vrouwtjes. Uit onderzoek van de afdeling Vogels en Bijzondere Dieren van de Universiteitskliniek voor Gezelschapsdieren in Utrecht, is gebleken dat het chirurgisch castreren van invloed kan zijn op de ontwikkeling van deze tumoren. Oorzaak hiervan is een verstoring in de hormoonhuishouding. Dit kan uiteindelijk tot tumorvorming leiden. Een oplossing kan gelegen zijn in chemische castratie waarbij een implantaat wordt ingebracht onder de huid van de fret. Er bestaan twee soorten implantaten, een die twee jaar lang werkt en een die vier jaar lang mee gaat. Het implantaat wordt onder de huid op de rug van de fret ingebracht. De implantaten kunnen ingezet worden bij het voorkomen van bijniertumoren, maar ook bij symptomatische bestrijding. Symptomen en diagnose Een fret met een bijniertumor kan kaal worden en jeuk krijgen. Daarnaast kunnen vrouwtjes loops blijven en mannetjes last krijgen van een vergrote prostaat, ondanks dat ze gecastreerd zijn. Dit kun je herkennen als je huisdier moeite krijgt met plassen. Deze symptomen kunnen ook los van elkaar voorkomen, dus alleen jeuk kan ook al wijzen op een tumor. De tumoren worden met behulp van een echo in beeld gebracht en dan wordt bepaald of de tumor chirurgisch verwijderd moet worden of dat een behandeling met hormonen volstaat. Hoe groter de tumor, hoe kleiner de kans dat een hormoonbehandeling aanslaat. Grote tumoren komen relatief weinig voor!
Figuur 1: fretjes
5