Verkenning Context & Contextualisering
Ton Brandenbarg en Norma Verheijen Den Haag, maart 2013
Inhoudsopgave Verkenning context en contextualisering ........................................................................................... 2 Definitie contextualisering ................................................................................................................. 2 Gesprekken stakeholders binnen de bibliotheeksector ...................................................................... 2 Een samenvatting van deze gespreksronde staat in deel 1 van deze rapportage. ............................... 2 Gesprekken met partijen buiten de bibliotheeksector........................................................................ 3 Deel 1. 1.
Gesprekken stakeholders binnen de bibliotheeksector........................................................ 4 De kansen van contextualisering en de rol van de bibliotheek ................................................ 4
Kansen............................................................................................................................................... 4 Beperkingen ...................................................................................................................................... 4 2.
Doelgroep contextualisering................................................................................................... 4
Actualiteit en achtergronden ............................................................................................................. 5 Maatwerk specifieke groepen ............................................................................................................ 5 Vraaggestuurde dienstverlening ........................................................................................................ 5 Jeugd ................................................................................................................................................. 5 3.
Organisatie contextualisering ................................................................................................. 5
Techniek centraal .............................................................................................................................. 5 Piramideconstructie........................................................................................................................... 5 Contextualisering uitbesteden ........................................................................................................... 6 Begeleidend onderzoek ..................................................................................................................... 6 4.
Financiering contextualisering ................................................................................................ 6
Mogelijkheid publiek-private samenwerking ...................................................................................... 6 Conclusies eerste ronde................................................................................................................. 7 Deel 2. 1.
Gesprekken met partijen buiten de bibliotheeksector ......................................................... 8 Belang contextualiseren ......................................................................................................... 8
Wie speelt een rol? ............................................................................................................................ 8 Rol andere organisaties ..................................................................................................................... 8 Meerwaarde rol bibliotheken ............................................................................................................ 9 2.
Doelgroep contextualisering................................................................................................... 9
Onderwijs .......................................................................................................................................... 9 3.
Organisatie contextualisering ............................................................................................... 10
Functies en rollen moeten voorop staan .......................................................................................... 10 4.
Financiering contextualisering .............................................................................................. 13
Conclusies ................................................................................................................................... 13 Colofon........................................................................................................................................ 14 SIOB................................................................................................................................................. 14
1
Verkenning context en contextualisering In het meerjarenplan van SIOB (2013-2016) is een hernieuwde visie op de bibliotheek in 2016 beschreven. Daarin staan twee begrippen centraal, de 'geïntegreerde bibliotheek' (waarbij informatiekanalen worden gekoppeld zodat die elkaar versterken) en 'contextualisering'. In het geval van contextualisering ziet SIOB de bibliotheek in 2016 als een bibliotheek die nog meer aandacht heeft voor het bieden van context voor de vele bronnen die zijzelf en anderen aanbieden over bepaalde onderwerpen. Definitie contextualisering De Collectie Nederland (C.Nl.) maakt onderdeel uit van de digitale bibliotheek die op dit moment in ontwikkeling is. Naar verwachting wordt deze gerealiseerd in 2015, met het inwerking treden van de nieuwe bibliotheekwet. Deze collectie ontsluit analoge en digitale bronnen. In het kader van de Collectie Nederland omschrijft het SIOB het openbare bibliotheekveld als een van de partijen die bij uitstek geschikt zijn om allerlei soorten informatie bij elkaar te brengen en te verbinden en zo een verrijkt aanbod te creëren. In het verleden gaven bibliotheken daar invulling aan door het samenstellen van de zogenaamde informatiemappen. In dat proces zorgt digitalisering nog eens voor extra mogelijkheden. Dat biedt kansen voor bibliotheken maar betekent tegelijkertijd dat ook andere partijen actief zijn in het aanbrengen van context tussen verschillende bronnen. Het SIOB definieert contextualiseren als: het in context plaatsen van informatie, het inbedden van informatie uit allerlei bronnen in een op de klant afgestemde dienst. Dat kan: · via technische mogelijkheden (metadatering) · via het selecteren en koppelen van bronnen (redacties) · door klantvragen geactiveerde verbindingen van bronnen (co-creatie). Gesprekken stakeholders binnen de bibliotheeksector In het najaar van 2012 is aantal verkennende gesprekken gevoerd met stakeholders uit de bibliotheeksector om te kijken hoe zij tegen het onderwerp contextualisering aankijken. Hoe bezien zij de situatie waarbij bibliotheken zich sterker toeleggen op het contextualiseren van content en minder op het doorleveren ervan? Als gezaghebbende bron kan de bibliotheek de gebruiker helpen zijn weg te vinden in het woud van informatie. Dat kan door het bieden van een kant-en-klaar aanbod van voorgesorteerde en geordende digitale content, en door het geven van advies en begeleiding bij het vinden en verwerken van informatie. Dit kan het beste als geïntegreerde bibliotheek. Het SIOB wil op het vlak van contextualisering intensief samenwerken met partijen binnen en buiten de bibliotheekbranche en ook de internationale ontwikkelingen in kaart brengen. Zo kan richting worden gegeven aan toekomstig beleid. In maart 2013 wil het SIOB een concreet programma presenteren. De verkennende gesprekken werden gevoerd door Ton Brandenbarg met de volgende gesprekspartners: • Ronald Spanier, programmaleider collectiebeheer • Diederik van Leeuwen, directeur Bibliotheek.nl • Henk Das, Algemeen Directeur NBD Biblion • Tineke van Ham, voorzitter Samenwerkende PSO's (SPN) • Mireille Pondman, lid Samenwerkende PSO's (SPN) • Frans van Spaandonk, secretaris Plusbibliotheken • Bas Savenije, Algemeen directeur Koninklijke Bibliotheek Een samenvatting van deze gespreksronde staat in deel 1 van deze rapportage.
2
Gesprekken met partijen buiten de bibliotheeksector Na de gesprekken met de stakeholders binnen het bibliotheekveld zijn begin 2013 gesprekken gevoerd met organisaties uit aanpalende gebieden zoals: erfgoed (musea, archieven, DEN en RCE), media (Beeld en Geluid en het Stimuleringsfonds voor de Pers) en onderwijs (Kennisnet). De bevindingen van deze gespreksronde in de buitencirkel is te vinden in deel 2 van deze verkenning. Gesproken is met: · Marco de Niet, Kenniscentrum Digitaal Erfgoed (DEN) · John Leek, Beeld en Geluid · Toine Maes en Martine Kramer, Kennisnet · Jan Bierhoff, Medialynx en Stimuleringsfonds voor de Pers · Dirk Houtgraaf, Rijksdienst Cultureel Erfgoed (RCE) · Evelien de Graaff, Interprovinciaal Overleg (IPO)
Tijdens de gesprekken stonden vier punten centraal: 1. De kansen van contextualisering en de rol van de bibliotheek 2. Doelgroep contextualisering 3. Organisatie contextualisering 4. Financiering contextualisering
3
Deel 1. Gesprekken stakeholders binnen de bibliotheeksector 1. De kansen van contextualisering en de rol van de bibliotheek Alle geïnterviewden zijn overtuigd van het belang van contextualiseren en de rol die de bibliotheken daarbij kunnen vervullen. Sommigen geven aan dat content pas belangrijk wordt als die in context wordt geplaatst. Content bestaat bij de gratie van context; context geeft betekenis. Contextualiseren past ook in het aandachtsgebied mediawijsheid. In de fysieke bibliotheek is context al aanwezig via de ordening in de boekenkasten; die is bij digitalisering niet vanzelfsprekend. Bibliotheek.nl onderstreept dat context in de eerste plaats wordt aangebracht door metadatering in de NBC en door steeds slimmere (semantische) zoekmachines. Tegelijkertijd is er het besef dat alleen techniek niet volstaat voor een betrouwbaar product. Er zal een vorm van redactie nodig zijn om meerwaarde te creëren. Kansen Contextualiseren betekent waarde toevoegen en op dat terrein liggen er voor bibliotheken veel kansen. Ze hebben de expertise en de klanten. In de praktijk zijn er al voorbeelden van contextproducten zoals het literatuurplein, digitale etalages bij de Plusbibliotheken en dossiers bij de KB. Ook zijn er pilots in ontwikkeling in Zeeland, Nieuwegein en Delft. Deze richten zich met name op een regionale en lokale omgeving. Ook zijn er initiatieven voor het onderwijs, zoals Biebsearch en huiswerkbegeleiding in bibliotheek Lek en IJssel. De bibliotheek lijkt er klaar voor. Beperkingen Volgens enkele gesprekspartners zijn er ook beperkingen. De bibliotheken moeten zich bewust blijven van hun onafhankelijke plek in de samenleving, en hun imago van betrouwbaarheid en degelijkheid niet op het spel zetten. Dus wel verbinden en verrijken, maar geen journalistiek bedrijven of politiek commentaar geven. Anderen zien daar minder problemen. Het is goed mogelijk dat de bibliotheek samenwerkt met kranten en omroepen en de rollen verdeelt. Dan blijf je uit de wind en kan een ieder excelleren op de eigen specifieke deskundigheid. (Internationale) ontwikkelingen De ontwikkelingen gaan echter snel. Buiten de bibliotheek ontdekken allerlei partijen het nut en het belang van contextualiseren. Google blijft nu nog wat achter, maar dat duurt niet meer zo lang. Ook de media zijn volop in beweging, getuige het initiatief van bijvoorbeeld Elsevier magazine met digitale samenhangende achtergrondinformatie (de zogenaamde Leesradar). Internationaal is er al veel beweging. Zo zijn de Library of Congress en de Public Library in NY volop actief in het leggen van verbanden tussen content en context. Nederland dreigt al snel achterop te lopen. De bibliotheek heeft van oudsher een maatschappelijke opdracht: bijdragen aan de sociale cohesie en volksverheffing. Vanuit die functie communiceert de bibliotheek met haar omgeving. Dat gebeurt niet op een belerende manier. De bibliotheek geeft aan: zo kun je kijken naar de wereld, niet zo moet je kijken. Neutraliteit, objectiviteit en kwaliteit zijn belangrijke eigenschappen van de bibliotheek. In dat licht moeten content en context een plaats krijgen. De bibliotheek staat dicht bij de mensen. Of zoals Mireille Pondman het zo mooi samenvatte: "Contextualiseren is toch vooral personaliseren!"
2. Doelgroep contextualisering De bibliotheek biedt (maatschappelijke) waarde aan alle Nederlanders. Voor diverse doelgroepen, van jeugd tot volwassenen, van algemeen tot bijzonder wordt relevante informatie ontsloten. Er is
4
een algemeen gevoel dat contextualiseren dicht bij huis begint. Per stad zijn de wensen voor dossiers bijvoorbeeld anders. Lokaal is er echter niet voldoende organisatiekracht en -ervaring aanwezig om contextualisering van de grond te krijgen. Zo'n uitgangspunt vergt dus een netwerk. Zowel lokaal als landelijk is samenwerking nodig, en inspanningen om horizontale en verticale lijnen te bewaken. Actualiteit en achtergronden Alle gesprekspartners vinden het van groot belang om aan te sluiten bij de actualiteit. Die is voor veel gebruikers interessant. Het gaat bijvoorbeeld niet alleen om erfgoed. Als de bibliotheek kan zorgen voor het geven van achtergronden, het leggen van verbindingen en het bevorderen van discussie, dan dragen dergelijke activiteiten bij aan de alom gewenste burgerparticipatie, een democratisch recht. Dat kan in een fysieke omgeving, maar zeker ook digitaal. Zo bezien is contextualisering dus bedoeld voor alle Nederlanders. Maatwerk specifieke groepen Het belang van contextualisering kan ook pregnanter worden omschreven. Zo ziet de KB mogelijkheden om maatwerk te bieden aan specifieke groepen, zoals de zorg. Dat gebeurt trouwens ook al lokaal (zie Vlissingen). Het gaat dan om een afgebakende vraag die de bibliotheek als (vaak betaalde) service op zich neemt om op maat te beantwoorden. Dat is al staande praktijk bij het bedienen van bijvoorbeeld het bedrijfsleven en de overheid vanuit het project GIDS voor Nederland, de sociale en culturele kaart van de openbare bibliotheken. Vraaggestuurde dienstverlening Het is van belang om bij het onderwerp 'context' de klant niet uit oog te verliezen. Een vraaggestuurde dienstverlening moet het uitgangspunt zijn. In het model van co-creatie komt die benadering het dichtst in de buurt. Er zal daarnaast uiteraard altijd een aanbodgerichte koers blijven, al was het maar om klanten bewust te maken van deze extra service van bibliotheken. Jeugd Veel informanten hebben gewezen op het belang om de jeugd goed mee te nemen in dit ontwikkelingsmodel.
3. Organisatie contextualisering De heersende opinie is dat het sectorinstituut (in samenwerking met de KB) de kaders zou moeten aangeven: met visie en daadkracht. Er is behoefte aan dat er zo snel mogelijk wordt afgebakend wat we onder dit begrip verstaan en dat we vandaar uit acties en programma's entameren en ontwikkelen. Ook is een goede monitoring gewenst. ledereen is het erover eens dat contextualiseren een zaak van een netwerk is, welke structuur er ook wordt gekozen. Daarbij is de wens om niet opnieuw modellen te ontwerpen, maar vooral gebruik te maken van bestaande structuren. Techniek centraal De technische toepassingen staan bij de digitale bibliotheek centraal. Dus de eerste stap is een goede afstemming met Bibliotheek.nl, NBD Biblion en met de KB en mogelijk de UB's. In de tweede plaats is voor iedereen duidelijk dat alleen techniek niet voldoende is om context-kwaliteit te borgen. Er zullen redactieteams nodig zijn om te controleren en te verfijnen. Dit vergt nog sturing. Piramideconstructie De regie zou dus landelijk belegd moeten worden. In principe bij de combinatie SIOB/KB, maar de uitvoering hoort thuis bij de basis (een soort piramideconstructie). Dit is de mening van de meeste
5
gesprekspartners. Vanwege de focus op verankering van contextualisering op lokaal/regionaal niveau, ligt het voor de hand om de lokale bibliotheken een fundamentele rol te geven in dit proces. Zij zijn de ogen en oren van ogen van de bibliotheekwereld, zijn tot in de haarvaten betrokken. Bovendien gaat het niet alleen om digitale content, maar blijft er een koppeling met de fysieke bibliotheek. De voorwaarde is wel dat de beschikbare capaciteit en kunde zo efficiënt mogelijk worden gebundeld. Als digitale content landelijk wordt ingekocht, blijft er ruimte voor verdieping en verrijking van de collectie bij de lokale bibliotheken. Er zal los hiervan extra geïnvesteerd moeten worden in opleidingen, zeker nu een groot aantal werknemers met een traditionele bibliotheekopleiding zullen uitstromen. Naar de mening van de PSO's zouden zij in dat proces met regionale spelers een coördinerende rol kunnen vervullen, uiteraard onder regie van SIOB/KB, maar ook daarbuiten. Contextualisering uitbesteden NBD Biblion pleit voor het (grotendeels) uitbesteden van deze functie. Voor een deel gebeurt het verrijken van content al door NBD Biblion, de expertise is er dus (zolang het duurt, gezien de uitstroom). Een meer bedrijfsmatige aanpak biedt veel voordelen. Er zal in dit concept nauw samengewerkt kunnen worden met Bibliotheek.nl en de KB. NBD Biblion kiest voor een kleine kerngroep met een landelijke regisseur. Een model met regionale input vergt bijzondere aandacht, maar zou wel in een bedrijfsmatige aanpak kunnen passen. Daarnaast wordt het beproefde model van de Gids genoemd als werkbaar model omdat ook daar sprake is van landelijke regie en lokale uitrol. Welke optie ook de voorkeur heeft, iedereen is ervan overtuigd dat de krachten gebundeld moeten worden. Begeleidend onderzoek Behalve aandacht voor het organisatiemodel is er ook behoefte aan begeleidend onderzoek. Het invullen van een pakket aan contextservices vereist in ieder geval een beeld van het gedrag van de zoekende lezer. Daar zou het SIOB een rol in kunnen nemen. Als het lukt om contextualisering op deze manier vorm te geven wordt elke bibliotheek in Nederland een Plusbibliotheek (citaat Diederik van Leeuwen).
4. Financiering contextualisering In principe is iedere bibliotheek verantwoordelijk voor de eigen dienstverlening in het fysieke domein. Als de maatschappelijke opdracht luidt dat bibliotheken worden geacht content en context te leveren is dat onderdeel van de lokale bekostiging. Als ervan wordt uitgegaan dat de plaatselijke bibliotheek zich niet meer hoeft te bemoeien met de inkoopactiviteiten van digitale content, zou er zeker ruimte vrij moeten komen voor andere accenten, en dus bestedingen. Tegelijkertijd beseft men dat er in de huidige omstandigheden weinig financiële ruimte is voor nieuwe (?) taken. Een aantal informanten wijst op de VNG-gelden die bedoeld zijn voor de inkoop van content, maar voor een deel zouden kunnen worden aangewend voor het verrijken van het materiaal. Misschien moeilijk te accepteren voor de VNG/OCW, maar in principe vormen de begrippen content en context een natuurlijke eenheid en dus zijn die niet echt te scheiden, is de algemene opinie. Het benutten van IPO-gelden zien de gesprekspartners niet als een realistische optie. Mogelijkheid publiek-private samenwerking Enkele informanten wijzen op de mogelijkheid van een publiek-private samenwerking op dit terrein. Misschien moet de bibliotheek juist terughoudend zijn en alleen elders ontwikkelde producten afnemen. De concurrentie is wellicht te groot als uitgevers en andere aanbieders, zoals de media zich in de strijd werpen.
6
Conclusies eerste ronde Het merendeel van de ondervraagden is van mening dat contextualisering een belangrijk onderdeel is van de opdracht die bibliotheken hebben: het maximaal en in samenhang betrouwbare en kwalitatief hoogstaande informatie leveren aan iedere burger in Nederland. Tegelijkertijd bestaat het besef dat de bibliotheek niet uniek is in het leveren van context. Er is veel concurrentie. Dat betekent dat bibliotheken de krachten moeten bundelen en hun unieke infrastructuur moeten benutten om hun klanten op maat te kunnen bedienen. Bibliotheken bezitten de expertise en die moeten zij inzetten. Bibliotheken moeten hun imago van betrouwbaar, degelijk en onafhankelijk maximaal benutten. Daarnaast is het van belang de grenzen te verkennen. Wat kan de bibliotheek wel en wat niet doen? De onafhankelijkheid dient gewaarborgd te zijn. Het SIOB doet er verstandig aan een koers te kiezen die boven de nationale omgeving uitstijgt. Context gaat verder dan infrastructuur en contentvragen binnen de regio Nederland. Het gaat hier om een wereldwijde transitie in de wereld van informatie, bewerking en beschikbaarstelling. Met of naast Google. Dus is het van belang de internationale ontwikkelingen te volgen. Wie doet dat nu? Een samenwerking op dit vlak met Bibliotheek.nl ligt voor de hand. Verder is het SIOB de aangewezen partij om nationaal en internationaal best practices te inventariseren. Wij hoeven hier niet alles hier zelf uit te vinden.
7
Deel 2. Gesprekken met partijen buiten de bibliotheeksector De gesprekspartners: · Marco de Niet, Kenniscentrum Digitaal Erfgoed (DEN) · John Leek, Beeld en Geluid · Toine Maes en Martine Kramer, Kennisnet · Jan Bierhoff, Medialynx en Stimuleringsfonds voor de Pers · Dirk Houtgraaf, Rijksdienst Cultureel Erfgoed (RCE) · Evelien de Graaff, Interprovinciaal Overleg (IPO)
1. Belang contextualiseren De verschillende gesprekspartners herkennen de door het SIOB gegeven definitie van contextualisering, maar geven aan dat contextualiseren verder gaat dan het verbinden van bronnen. Zij onderschrijven dat contextualisering het volgende inhoudt: het in context plaatsen van informatie en het inbedden van informatie uit allerlei bronnen in een op de klant afgestemde dienst. Dit speelt zich af op drie niveaus, metadatering, redactie en co-creatie. Marco de Niet van het Kenniscentrum Digitaal Erfgoed geeft aan dat het ook gaat om het verbinden van collecties en organisaties. En ook Kennisnet benadrukt dat het meer gaat om het verbinden van collecties waarbij de behoefte/vraag van de gebruiker centraal staat. John Leek van Beeld en Geluid deelt deze visie. Hij noemt als voorbeeld van contextualisering het eigen project 'Het geheugen van Nederland'. In deze beeldbank kunnen mensen online de collecties van musea, archieven en bibliotheken bekijken. De beeldbank geeft toegang tot het gedigitaliseerde erfgoed van meer dan honderd instellingen en biedt prachtig beeldmateriaal. Bij dit project werd aanvankelijk gewerkt met een redactionele laag. Inmiddels is dit meer verschoven richting co-creatie. Het Interprovinciaal Overleg (IPO) vindt dat openbare bibliotheken contextualisering kunnen inzetten om meerwaarde te leveren ten opzichte van andere gezaghebbende contentaanbieders. Volgens Jan Bierhoff van Medialynx heeft contextualisering vooral meerwaarde voor de gebruiker. Om die meerwaarde te bieden zal er een ander organisatiemodel aan ten grondslag moeten liggen. Maatschappelijke partijen (de publieke sector) en private partijen moeten toewerken naar een nieuwe institutionele mix. Wie speelt een rol? Net als archieven en musea, spelen bibliotheken een rol op het gebied van contextualisering. Enkele gesprekspartners benadrukken dat de bibliotheken slechts een van de partijen is, ook anderen zijn actief op dit vlak. Bibliotheken presenteren zich wel als de eigenaar van dit terrein en dat is een misvatting die de relatie met andere partijen niet ten goede komt. De digitale ontwikkelingen bieden de verschillende partijen veel kansen op het gebied van contextualisering. Rol andere organisaties Beeld en Geluid functioneert op dit moment in opdracht van OCW als aggregator van culturele bronnen van verschillende organisaties, zoals de publieke omroep, erfgoed en archieven. In dit proces is BNL nog niet betrokken. De Rijksdienst Cultureel Erfgoed bouwt zelf aan de infrastructuur voor alle erfgoedinstellingen die daarop hun bronnen in de vorm van open data presenteren. Dit zou je kunnen zien als de 'groothandel'. De bibliotheek zou hierin kunnen fungeren als etalage waarin verschillende bronnen rond een bepaald thema in context worden gepresenteerd.
8
Het IPO werkt met een nieuw provinciaal basispakket ter overbrugging naar de invoering van de nieuwe Bibliotheekwet in 2015. In dit pakket zijn vier richtlijnen voor het provinciale niveau geformuleerd: · collectiebeleid · netwerken · interbibliothecair lenen · innovatie Kennisnet heeft ervaring opgedaan met contextualisering bij het project Wikiwijs. Dit is gebaseerd op het basisprincipe van de wiki (gezamenlijke samenstelling van content over een bepaald onderwerp) en is een open op internet gebaseerd platform, waar docenten open leermiddelen kunnen vinden, gebruiken (door)ontwikkelen en delen. Kennisnet heeft ervaren dat daar ook nadelen aan zitten. Zo blijkt dat veel plaatsingen worden gedaan door een beperkte groep docenten. Ook is actualisatie een aandachtpunt. De ervaring is dat de organisatie het beheer en onderhoud zelf moet regelen. Meerwaarde rol bibliotheken Volgens Kennisnet zouden bibliotheken hun meerwaarde vooral moeten zoeken bij hun klassieke rol die bestaat uit een enorme expertise op het gebied van lezen en leesbevordering. Ook de RCE benadrukt de waardevolle rol die bibliotheken in de samenleving vervullen. "Zij hebben volksverheffing in hun DNA en vervullen een wegwijsfunctie in het informatielandschap." Vroeger bestond dat landschap uit boeken, tijdschriften en kranten. Vandaag de dag zouden bibliotheken die wegwijsfunctie in het digitale domein vorm moeten geven. De bibliotheek moet zich daar als kennisplatform presenteren en toegang bieden tot kennis en informatie. De bibliotheek heeft zo een makelaarsfunctie tussen de gebruiker (vrager) en het aanbod aan informatie. Volgens Dirk Houtgraaf is de rol van de bibliotheek "niet zozeer een regierol maar eerder die van makelaar/schakelaar." Verder is Beeld en Geluid van mening dat de rol van bibliotheek vooral gelegen is in het toegang bieden tot informatie. De openbare bibliotheek zou zich vooral moeten positioneren als: · betrouwbare informatieleverancier · duurzaam · legaal (de rechten rond het gebruik van geleverde info is geregeld) Bovenstaande elementen zijn van groot belang voor de gebruiker, de bibliotheek heeft een betrouwbaar 'Douwe Egberts imago'.
2. Doelgroep contextualisering De organisaties van buiten het bibliotheekveld zien de burger als belangrijkste doelgroep van de bibliotheek. De RCE vindt dat bibliotheken daarom een interessante samenwerkingspartner zijn. Bibliotheken hebben enorm veel leden en hebben bij het publiek een laagdrempelig, dienstbaar en betrouwbaar imago. Iedereen kent de bibliotheek, bibliotheken zijn er altijd en overal geweest. Onderwijs Een andere concrete doelgroep die door velen genoemd is, is het onderwijs als geïnstitutionaliseerde gebruiker. Er werd vooral gewezen op de meerwaarde die bibliotheken hebben in het primair- en voortgezet onderwijs. Zo ziet Beeld en Geluid samenwerkingsmogelijkheden met het bibliotheekveld op dit vlak. Beeld en Geluid is zelf actief bezig met het verbinden van bronnen voor het onderwijs via het project 'ED*IT'. Dit is een online leermiddel voor het basisonderwijs dat toegang geeft tot een enorme schat aan betrouwbare bronnen uit musea en archieven. Leerkrachten en leerlingen kunnen fragmenten uit
9
tv-programma's, film- en geluidsfragmenten, artikelen en foto's, online bewerken tot montages, digitale lessen, tijdlijnen, dossiers en presentaties. Op dat vlak ziet Beeld en Geluid ook samenwerkingsmogelijkheden met de bibliotheeksector. Voorgesteld wordt om 'Academia’, een collectie AV-bronnen van B&G gericht op het Hoger Onderwijs en Wetenschappelijk Onderwijs, als basis te gebruiken en die te verbinden met bronnen van bibliotheken. Deze database is waarschijnlijk goed te koppelen met de NBC+. Ook Kennisnet ziet mogelijkheden voor samenwerking op het vlak van onderwijs. De organisatie stemt de dienstverlening zo veel mogelijk af op eindtermen en de methodes waarmee scholen werken. Kennisnet werkt incidenteel samen met het SIOB. Bij het landelijke project de Bibliotheek op School (dBoS) gebeurt dat op strategisch niveau. In het verleden zijn ook verschillende samenwerkingstrajecten gestart (zoals Da Vinci, ALADIN en Teleblik). Kennisnet prefereert een meer structurele samenwerking. Dat kan bijvoorbeeld via de Infra van Kennisnet (Edurep). Hier kan informatie over lezen en alles over het boek en de schrijver in context worden gepresenteerd aan het onderwijs. Op dit moment wordt er binnen de Bibliotheek op School gewerkt aan het koppelen van de infrastructuur van scholen (Kennisnet) en die van bibliotheken (BNL). Een volgende stap zou kunnen zijn de content van bibliotheken in context te presenteren aan het onderwijs. Kennisnet biedt aan daar op korte termijn een pilot rond te starten. Onderdeel van dit traject zou ook het gezamenlijk onderhandelen met de educatieve uitgevers kunnen zijn voor het verkrijgen van gebruiksrechten.
3. Organisatie contextualisering Voor de bevraagde organisaties staan de behoeften van de klant voorop bij beslissingen over de organisatie en organisatiestructuur die nodig zijn om contextualisering van de grond te krijgen. Beeld en Geluid adviseert om niet teveel in te zetten op de redactionele laag, de standaard dienstverlening, maar de focus te richten op de co-creatie. Daar zit de innovatie en de meerwaarde voor de gebruiker. Dit op basis van de eigen ervaringen. Beeld en Geluid zet vooral in op technische metadatering en co-creatie. Op het niveau van co-creatie is een ‘superredactie’ ingericht die vraaggestuurd een toegevoegde waarde levert bovenop de technische metadatering. Binnen de organisatiestructuur moet vooral gelet worden op de veranderende verhouding tussen klant en leverancier daar waar de klant steeds vaker ook als leverancier fungeert. Organisaties kunnen dan door samen te werken meerwaarde bieden aan de gebruiker door collecties op het niveau van metadata te verbinden. Beeld en Geluid ziet overigens dat de ingewikkelde rechtenkwesties rond het gebruik/verkrijgen van bronnen het grootste knelpunt zijn op dit moment. Beeld en Geluid wil 'Academia’ inzetten om collecties te koppelen en samen met bibliotheken het gebruik (licenties) juridisch afdekken. Functies en rollen moeten voorop staan Het Kenniscentrum Digitaal Erfgoed benadrukt dat er steeds meer gedacht moet worden vanuit de behoeften van de klant. Door de technische ontwikkelingen wordt het steeds eenvoudiger om verschillende collecties met elkaar te verbinden. In het digitale domein vervallen dan verschillen tussen collecties en organisaties. Niet langer gaat het om de belangen van organisaties maar eerder om te denken vanuit functies en rollen los van fysieke/organisatorische belangen. Het kenniscentrum ziet de onderstaande functies van verschillende organisaties:
10
Op nationaal niveau ziet DEN een volgende samenwerking voor zich:
11
Volgens DEN zou de informatiefunctie van musea, archieven en bibliotheken meer versmolten moeten worden dan nu het geval is. Op deze manier ontstaat een functie met een enorme meerwaarde voor de gebruiker. Voor deze culturele en erfgoedfunctie zouden bibliotheken hun outlet-functie beter kunnen benutten. Rollen en lagen Dirk Houtgraaf van de Rijksdienst Cultureel Erfgoed onderscheid de volgende rollen voor de verschillende partijen: · DEN = leverancier keurmerk · Kennisinstellingen = organisatoren van kennis · Beeld & Geluid = opslag, bewaarfunctie & regelen contracten · Bibliotheken = functie als outlet/etalage voor breed publiek In het digitale domein zijn drie lagen te onderscheiden: 1. Etalage 2. Thesaurus 3. Infrastructuur In deze gelaagdheid speelt BNL de rol als leverancier van halffabricaten. Collecties kunnen verbonden worden door de infrastructuur en thesaurussen van diverse organisaties te koppelen. De collectieve informatie rond een bepaald item kan door de bibliotheken gepresenteerd worden in etalages. Bibliotheken moeten kennis en informatie bij elkaar brengen en uitgaan van de expertise die organisaties ontwikkeld hebben (bijvoorbeeld Naturalis op het gebied van natuur). Bibliotheken zouden die informatie van deze specialistische organisaties niet moeten bewerken, maar die expertise verbinden met andere informatiebronnen. De meerwaarde van bibliotheken bestaat uit de kennis van de behoeften van het publiek en de vertaling naar een samenhangend kennisaanbod. Daarnaast kan de bibliotheek fungeren als netwerker en verschillende partijen bij elkaar brengen, als makelaar/schakelaar. Kennisnet geeft aan vooral in netwerkverband met verschillende partijen en organisaties te willen werken. En het IPO denkt dat contextualisering onderdeel kan zijn van het provinciale collectiebeleid en de netwerkvorming. De organisatie zoekt naar een bestuurlijk kader waarbinnen contextualisering als functie benoemd kan worden. Bijvoorbeeld binnen het collectiebeleid waarin PSO 's verschillende (achtergrond)collecties verbinden. Gebruikersperspectief voorop Ook Jan Bierhoff van Medialynx stelt dat het gebruikersperspectief voorop moet staan. Bij het samenstellen en vormgeven van context zijn tal van partijen betrokken. Om dat meer in samenhang te doen zijn een aantal uitgangspunten van belang: · niemand is eigenaar · de toegevoegde waarde van bestaande sectoren neemt af · het ontwikkeltempo buiten de bestaande sectoren is tien keer zo hoog als binnen die sectoren In de nieuwe organisatiemix van publieke-private partijen spelen veel verschillende partijen een rol. Die rollen verschillen van elkaar, maar zijn wel gelijkwaardig. Ook de bibliotheek moet zich een positie zien te verwerven. Hierbij moet gedacht en gehandeld worden vanuit het gebruikersperspectief. Digitaliseren kan daarbij gezien worden als de grote gelijkmaker.
12
4. Financiering contextualisering Met de verschillende partijen is van gedachten gewisseld over de nieuwe bibliotheekwet. Deze is nu in ontwikkeling bij het ministerie van OCW en gaat naar verwachting in 2015 in. De financiering van de digitale bibliotheek wordt daarin onderwerp, er komen richtlijnen voor de financiering. Naast de financiering van de infrastructuur van de digitale bibliotheek ziet het er naar uit dat ook de content gefinancierd wordt door het Rijk vanaf 2015. Op dit moment is er dus sprake van een overbruggingsfase. Door bezuinigingen is het op dit moment lastig om structureel te investeren in contextualisering. Wel lukt het op veel plekken om in samenwerking met andere organisaties op incidentele basis financiering te krijgen voor het doen van pilots.
Conclusies Het SIOB startte met deze verkenning omdat contextualisering onderdeel uitmaakt van de hernieuwde visie op de bibliotheek in 2016. Binnen het landelijke bibliotheekcollectiebeleid gaat contextualisering met de opkomende digitalisering een grote rol spelen. Uit de gesprekken gevoerd met partijen binnen en buiten het bibliotheekveld blijkt dat men vindt dat bibliotheken de krachten moeten bundelen en hun unieke infrastructuur moeten benutten om hun klanten op maat te bedienen. Bibliotheken kunnen hun imago van betrouwbaar, degelijk en onafhankelijk maximaal benutten. Bovendien werd duidelijk dat verschillende partijen van buiten de bibliotheekwereld graag bereid zijn tot samenwerking, als wordt uitgegaan van ieders expertise en er een klimaat van gelijkwaardigheid wordt gecreëerd. Ook archieven en musea zijn actief op het vlak van contextualiseren. De verschillende organisaties benadrukken dat de behoeften van de klant centraal moeten staan. Door de technische ontwikkelingen wordt het steeds eenvoudiger om verschillende collecties met elkaar te verbinden en vervalt dus voor de klant het verschil tussen collecties en organisaties. Een voorstel is om in netwerkverband met verschillende partijen, waaronder bibliotheken, samen te werken aan een goede informatievoorziening.
13
Colofon De verkenning context & contextualisering is een uitgave van het Sectorinstituut Openbare Bibliotheken, Den Haag, maart 2013. Redactie: Edith Vos, Tekstkeuken Eindredactie: Norma Verheijen Vormgeving: Comma-S ontwerpers, ’s-Hertogenbosch Aan dit rapport werkten mee: • Jan Bierhoff, Medialynx en Stimuleringsfonds voor de Pers • Henk Das, Algemeen Directeur NBD Biblion • Evelien de Graaff, Interprovinciaal Overleg (IPO) • Tineke van Ham, voorzitter Samenwerkende PSO's (SPN) • Dirk Houtgraaf, Rijksdienst Cultureel Erfgoed (RCE) • John Leek, Beeld en Geluid • Diederik van Leeuwen, directeur Bibliotheek.nl • Toine Maes en Martine Kramer, Kennisnet • Marco de Niet, Kenniscentrum Digitaal Erfgoed (DEN) • Mireille Pondman, lid Samenwerkende PSO's (SPN) • Bas Savenije, Algemeen directeur Koninklijke Bibliotheek • Frans van Spaandonk, secretaris Plusbibliotheken • Ronald Spanier, programmaleider collectiebeheer Gesprekken werden gevoerd door: • Ton Brandenbarg, extern adviseur • Norma Verheijen, programmamanager Opleidingen en Collectie Nl
SIOB Postbus 16160 2500 BD Den Haag 070 30 90 222 www.siob.nl
[email protected]
14