Verhalen dichtbijbrengen Verhalen gebruiken in supervisie Eindwerkstuk voor de Post HBO opleiding Supervisie en Coaching aan de Christelijke Hogeschool Ede
Juni 2008 Albert Pieter Venema
Verhalen dichtbijbrengen
De mens is Gods verhaal Als Rabbi Baal Sjem leed over zijn volk zag aankomen, ging hij altijd naar een stille plek in het bos. Daar ontstak hij dan een vuur, sprak een gebed en het wonder voltrok zich: het leed bleef uit. Later, toen Rabbi Dov Beer, de meester van Mesritz, voor zijn volk om erbarmen moest vragen, ging hij naar dezelfde plek in het bos en zei: ‘Heer van de wereld, hoe ik een vuur aan moet steken weet ik niet, maar ik kan het gebed nog zeggen.’ En het wonder voltrok zich. Een generatie later ging Rabbi Mosje Leub van Sassov naar de plek in het bos om zijn volk voor naderend onheil te behoeden en zei: Hoe het vuur moet worden gemaakt weet ik niet, en het gebed ken ik niet, maar ik weet nog wel de plek in het bos. Het was voldoende, het wonder gebeurde. Toen kwam de tijd van Rabbi Israël van Riszjin om het leed dat zijn volk zou kunnen treffen te stoppen. Hij ging in een stoel zitten, met het hoofd tussen de handen en sprak tot God. ‘Heer, hoe ik vuur moet maken weet ik niet, het gebed ken ik niet, de plek in het bos kan ik niet meer vinden, maar ik kan wel het verhaal vertellen.’ Het was voldoende. God schiep de mens omdat Hij van verhalen houdt. Want de mens is Zijn verhaal.1
1
Kaniok, Eric, Sleutels tot het hart. Verhalen en parabels uit Oost en West. Rotterdam 2005 p.137,138
2
Verhalen dichtbijbrengen
Voorwoord Dit werkstuk schrijf ik als onderdeel van de afronding van de Post-HBO opleiding Supervisie en Coaching aan de Christelijke Hogeschool Ede. Het is voor mij een reisverhaal geworden, een verslag van een persoonlijke zoektocht naar het gebruik van verhalen in supervisie. Ik ben onderweg en hoop niet te snel aan te komen, omdat de reis mij uitermate boeit. Zoals elke reis heeft ook deze zoektocht een startpunt. Het startpunt van deze reis door het land van verhalen is te vinden in het schrijven van een profielverslag voor de opleiding Supervisie en Coaching aan De CHE. De opdracht was om mijn profiel als supervisor op een creatieve manier te presenteren aan mijn groepsgenoten. In het zoeken naar een geschikte werkvorm ben ik uiteindelijk beland bij het schrijven van een verhaal. Ik heb mijn eigenheid en eigenaardigheden als supervisor beschreven in de vorm van een reisverhaal. Dit verhaal met de titel ‘Reisbureau Metgezel’ heb ik als bijlage aan dit werkstuk toegevoegd. Het schrijven en presenteren van mijn verhaal was voor mij erg verrassend. Ik had tot dan toe weinig ervaring in het schrijven van verhalen, maar merkte dat dit een taal was waar ik iets mee kon. Ik kon door metaforen, de kern van wie ik wil zijn als supervisor uitdrukken. Een verhaal geeft ruimte aan creativiteit en fantasie. In een verhaal gelden geen wetten. Alles is mogelijk. Het verhaal dat ik heb geschreven over mijn profiel bleef bij me. Het prikkelde mij om te onderzoeken wat nu het wezen is van de kracht van verhalen. Ondertussen merkte ik in het geven van supervisie aan Matthijs, een gemeentestichter en buurtwerker, dat ook hij uit de voeten kon met de taal van metaforen en verhalen. Dit moedigde mij aan om in de praktijk te gaan experimenteren met het werken met verhalen binnen supervisie. Mensen zijn talige wezens en supervisie is bij uitstek een talige bezigheid. Soms lijkt het alsof ik met mijn supervisanten in taal gevangen ben en dit benauwt me dan. Alsof het talige beperkingen oplegt aan het leren in supervisie. Ik heb dan behoefte aan een andere taal, die de letterlijke inhoud overstijgt. Ik denk dat verhalen uit deze gevangenis doen ontsnappen. Verhalen voeren ons mee naar andere werelden en dimensies, waarin ervaringen opgedaan worden, waarvan we rijker worden. De ervaringen die in het verhaal worden opgedaan kunnen vertaald worden naar het hier en nu. Het werken met verhalen is voor mij een ontdekkingsreis geworden. Zoals de eekhoorn uit het onderstaande verhaal van Toon Tellegen al wist, zijn de ontdekkingen meestal dichterbij dan je denkt. Dit geldt ook voor verhalen van supervisanten. Ze hoeven niet ver gezocht te worden, maar liggen voor je voeten. Het woord verhaal is een prachtige metafoor op zich. Het woord suggereert dat iets van veraf gehaald en dichtbij gebracht wordt. In het schrijven van dit eindwerkstuk is mij steeds meer duidelijk geworden, dat door het inzetten van verhalen in supervisie, de persoonlijke verhalen en innerlijke drijfveren van supervisanten dichtbij gebracht worden. Ik dank Elfried Pinkster – de Gaay Fortman, mijn eindwerkstuk-begeleidster voor haar feedback op de verschillende versies van dit werkstuk. Het heeft me geholpen de vaart erin te houden en met andere ogen te kijken naar het werkstuk. Ik dank Marie-Suzan Venema voor het kritisch met me meedenken in het proces van wording. Zij hielp me
3
Verhalen dichtbijbrengen
met mijn voeten aan de grond te blijven (doet ze wel vaker). Ik dank mijn gewaardeerde collega Stephanie Leech, voor haar bereidheid om kritisch naar mijn taalgebruik te kijken. Ik dank mijn supervisanten in de afgelopen jaren voor hun verhalen, hun levensen leerverhalen, waar ik voor een tijd iets van mee mocht maken. Ik dank tenslotte Matthijs en Lindsey Vlaardingerbroek. Hun verhalen en processen mocht ik aanhalen in mijn werkstuk. Het werkstuk heeft daardoor de levendigheid gekregen die ik me voorstelde. Alle andere voorbeelden die ik gebruik in mijn werkstuk, zijn gebaseerd op ervaringen in supervisie, maar zijn niet terug te leiden tot personen, de namen en details heb ik verzonnen. In dit eindwerkstuk schrijf ik hij, waar hij/zij gelezen kan worden, om de leesbaarheid te bevorderen.
De eekhoorn keek met grote ogen naar de wereld om hem heen. Het was een warme dag in de zomer en daar was de grasspriet die groen en scherp omhoog schoot uit de zwarte grond. En daar lag de kiezelsteen met zijn kronkelige grijze strepen en daar de wortel van de beukenboom. De wereld! De eekhoorn schudde zijn hoofd en besloot eens nauwkeuriger naar de wereld te kijken. Hij raapte de kiezelsteen op en zag midden in de steen een paar kleine gaatjes zitten. Hij bracht zijn ogen wat dichterbij en zag op de bodem van een van de gaatjes een stofje liggen, en midden in dat stofje liep…………. Op dat ogenblik voelde de eekhoorn een hand op zijn schouder. “Eekhoorn!” zei de giraffe. De eekhoorn schudde zijn hoofd en zei: “Je stoort me giraffe. Ik zag steeds meer van de wereld, ik kon steeds verder kijken……….En net nu moet jij komen……….” “Ga je mee?” vroeg de giraffe. “Waarheen?” “Op ontdekkingsreis” “Om wat te ontdekken?” “Ja, als ik dat wist was het geen ontdekkingsreis meer.” De eekhoorn zuchtte opnieuw. Hij werd zo moe van ontdekkingsreizen. Het waren er zoveel. En elke keer ontdekte je weer iets nieuws. Het was altijd hetzelfde. “Goed,” zei hij. “Laten we maar op ontdekkingsreis gaan.” Hij sjokte achter de giraffe aan, in de richting van de rand van het bos. Daar ontdekten zij de mier die lag te slapen en de beer die aan een met honing ingesmeerd voorwerp sabbelde. Daar ontdekten zij ook hoe warm het was, die dag en gingen zij zitten aan de oever van de sloot langs het weiland. Samen ontdekten zij daar hoe gemakkelijk het is in slaap te vallen aan de rand van de wereld
2
2
Uit: Toon Tellegen, Misschien wisten zij alles, Amsterdam 1995
4
Verhalen dichtbijbrengen
Inhoud Inleiding 7 1
Supervisie 9 1.1 Het doel van supervisie 9 1.2 Elementaire aspecten van supervisie 10
2
Verhalen 12 2.1 Afbakening 12 2.2 Twee kenmerken van verhalen uitgelicht 12 2.2.1 Verbeelding 13 2.2.2 Metaforen 13 2.3 Het gebruik van verhalen in therapeutische stromingen 15 2.3.1 Psychoanalyse 15 2.3.2 Hypnotherapie en NLP 16 2.3.3 Narratieve therapie 17
3
De 3.1 3.2 3.3 3.4 3.5 3.6 3.7
4
Van werkinbreng naar verhaal 24 4.1 Aanleidingen om een verhaal te introduceren 24 4.2 De plaats van verhalen in de supervisorische leerweg 25 4.3 Het introduceren van het werken met verhalen 27
5
Verhalen bewerken 30 5.1 Stap 1: Ronddwalen in het verhaal 32 5.2 Stap 2: Het verhaal bevragen 33 5.3 Stap 3: Verbinding maken met de praktijk 34 5.4 Stap 4: Hervertellen van het verhaal 34
6
Conclusie 36 6.1 De meerwaarde van verhalen voor supervisie 36 6.1.1 De supervisant tot leren brengen 36 6.1.2 Het verdiepen van het reflecteren op ervaringen 37 6.1.3 Verandering,die tot uiting komt in de beroepsuitoefening 37 6.1.4 Zicht op zichzelf, voortgaande reflectie 37 6.1.5 Intentioneel en zelfsturend leren 38 6.2 Het gebruik van verhalen vormgeven in supervisie 38 6.2.1 De plaats van verhalen in de supervisiemethodiek 38 6.2.2 De plaats van verhalen in de supervisorische leercyclus 39 6.2.3 Activeren van de supervisant 39 6.2.4 Methodiek van verhalen bewerken 40
functies van verhalen in de context van supervisie 18 Brugfunctie 19 Metafoorfunctie 19 Spiegelfunctie 20 Omwegfunctie 20 Opslagfunctie 21 Scheppingsfunctie 21 Kantelfunctie 22
5
Verhalen dichtbijbrengen
6.3 Grenzen aan het werken met verhalen in supervisie 40 6.3.1 Supervisor of supervisant verstaat de taal van verhalen niet 40 6.3.2 Het verhaal verdringt de ervaring 41 6.3.3 Beperkende verhalen 41 6.4 Tenslotte 41
Literatuur 43 Bronnen van verhalen 44
Bijlage: Reisburo ‘metgezel’ 45
6
Verhalen dichtbijbrengen
Inleiding Zolang er mensen zijn worden er verhalen verteld. De mens is een verhalend wezen. Mensen hebben de behoefte om te vertellen en om gehoord worden. Overal en in alle tijden hebben verhalen mensen geboeid en de functie gehad om de weg te wijzen, zeden te prediken, op te voeden, te genezen en te vermaken. Denk maar aan religieuze verhalen, mythen, sagen en legenden. In de moderne tijd is de rol van verhalen in dit opzicht verdreven door een technisch wereldbeeld waarin modellen en theorieën ons de weg wijzen. Ik denk echter ook in de tegenwoordige tijd verhalen een belangrijke bijdrage kunnen leveren aan (post-)moderne mensen in ontwikkeling. In dit werkstuk zal ik duidelijk maken hoe die bijdrage er uit kan zien voor het werkgebeid van de supervisie. Het doel van mijn zoektocht naar verhalen is: ontdekken wat het gebruik van verhalen kan toevoegen aan supervisie. In het algemeen, maar vooral ook aan mijn eigen supervisiepraktijk. De probleemstelling is tweeledig: 1. Op welke manier geeft het werken met verhalen een meerwaarde aan supervisie? 2. Hoe kan het gebruik van verhalen het beste vorm krijgen in de praktijk van supervisie? Het werkstuk is opgebouwd rond deze twee deelvragen. In de eerste drie hoofdstukken zal ik op zoek gaan naar antwoorden op de eerste deelvraag, de vraag naar de meerwaarde van verhalen in supervisie. Ik doe dat voornamelijk door middel van een literatuurstudie. In het eerste hoofdstuk zal ik uiteen zetten wat supervisie is. Door het noemen van verschillende definities die relevant zijn, wil ik komen tot een beschrijving van wat de doelen zijn van de methodiek supervisie en wat de elementaire aspecten zijn, die de methodiek vorm geven. Deze beschrijving van supervisie resulteert in een aantal criteria waaraan het gebruik van verhalen zal moeten voldoen, wil het meerwaarde hebben voor de supervisiepraktijk. De beschreven criteria zijn mijn uitgangspunt in het onderzoeken van de meerwaarde van het gebruik van verhalen. In het tweede hoofdstuk sta ik stil bij het geconstrueerde verhaal. Eerst door af te bakenen wat ik met dit begrip bedoel, en vervolgens door in te gaan op twee belangrijke kenmerken van het verhaal: verbeelding en metaforen. Deze twee kenmerken werpen een belangrijk licht op het fenomeen verhaal en maken iets duidelijk van wat de meerwaarde van het gebruik van verhalen zou kunnen zijn. Vervolgens ga ik op zoek in relevante literatuur over het werken met verhalen in doelgerichte begeleiding van mensen, naar de eigenschappen en functies van verhalen. In die zoektocht in de literatuur, kom ik vooral terecht bij het terrein van de therapie. Dit is een gebied waarin het verhaal een duidelijke plek heeft gekregen, die ook beschreven is in de literatuur. In het derde hoofdstuk maak ik een koppeling tussen de functies van verhalen en de methodiek van supervisie. Ik laat zien wat de in de literatuur gevonden functies van
7
Verhalen dichtbijbrengen
verhalen kunnen betekenen voor de methodiek van supervisie. Ik zal dit duidelijk maken aan de hand van praktijkvoorbeelden uit mijn eigen ervaring. In hoofdstuk 4 en 5 van mijn werkstuk ga ik op zoek naar antwoorden op de tweede deelvraag van mijn probleemstelling, de vraag naar hoe het gebruik van verhalen het beste vorm kan krijgen in de praktijk. Ik doe dit in de vorm van het geven van methodische handreikingen voor het gebruik van verhalen in supervisie. In het vierde hoofdstuk beschrijf ik de introductie van het verhaal in supervisie. Ik beschrijf de mogelijke aanleidingen om met verhalen te gaan werken. Ik geef mijn visie van de plek die het werken met verhalen zou moeten innemen in de supervisorische leerweg en belicht verschillende afwegingen die een supervisor te maken heeft bij het werken met verhalen. In het vijfde hoofdstuk beschrijf ik het proces van het bewerken van een verhaal. Ik beschrijf de verschillende stappen van het bewerken van verhalen: het ronddwalen in het verhaal, het bevragen van het verhaal, de verbinding maken met de praktijk, en het herschrijven van het verhaal. In het zesde hoofdstuk trek ik conclusies ten aanzien van het gebruik van verhalen in supervisie. Ik ga eerst in op de eerste deelvraag van mijn werkstuk, de vraag naar de meerwaarde van verhalen. Ik grijp terug op de doelen en elementaire aspecten van supervisie, zoals ik die verwoord heb in hoofdstuk 1. Aan de hand van deze criteria beoordeel ik de meerwaarde van het gebruik van verhalen. Vervolgens ga ik in op de tweede deelvraag, over hoe het werken met verhalen in supervisie het beste vorm kan krijgen. Tenslotte geef ik in dit hoofdstuk aan welke grenzen het werken met verhalen in supervisie kent.
8
Verhalen dichtbijbrengen
1 Supervisie Als je iemand een vis te eten geeft, voed je hem slechts één keer. Als je hem leert vissen, kan hij voortaan zichzelf voeden. (Oosterse wijsheid)
1.1 Het doel van supervisie Voor dit werkstuk is het van belang helder te krijgen wat er onder supervisie wordt verstaan. Om te komen tot het beschrijven van het doel van supervisie, laat ik eerst verschillende gangbare definities de revue passeren. Siegers valt met de deur in huis door de inleiding van het standaardwerk Handboek Supervisiekunde te beginnen met: “Supervisie is een didactische methodiek, gericht op het leren uitvoeren van geprofessionaliseerd werk in directe contactsituaties.”
3
Jetty de Groot beschrijft supervisie als: “…een ervaringsgerichte leermethodiek, die door middel van reflectie het denken, voelen en handelen (en willen) op één lijn probeert te brengen. Hierdoor komt een integratie tot stand, zowel binnen de persoon van de supervisant als met de eisen die het beroep en de beroepspraktijk aan de supervisant stellen.”
4
De LVSB beschrijft heeft het over: “Supervisie is een methode van begeleiden. Een supervisor gebruikt deze methode als een hulpmiddel om zijn dubbele gerichtheid vorm te geven: de supervisor is gericht op het (beter) leren uitvoeren door de supervisant van diens professionele werkzaamheden èn de supervisor heeft tegelijkertijd een gerichtheid op het stimuleren van het zelfsturend leren van diens werkervaringen door de supervisant. Een supervisor heeft dus een beroepsgerichtheid en een leergerichtheid. (…) Supervisie richt zich speciaal op de ontwikkeling van het eigen vermogen tot integratie van het denken, voelen en handelen (de persoonlijke aspecten) in relatie tot de uitoefening van het beroep (de beroepsaspecten).”
5
3
Siegers, Frans., Handboek Supervisiekunde. Houten 2002, p.7 Van Lakerveld, A., Tijmes, I., (red.), Visies op supervisie. Soest 2002, p.139 5 www.LVSB.nl 4
9
Verhalen dichtbijbrengen
Samengevat is het doel van supervisie: het (beter) leren uitvoeren van geprofessionaliseerd dienstverlenend werk, waarbij de supervisant leert te kijken naar zichzelf in relatie tot dat werk.6
Met dienstverlenend werk wordt in deze samenvatting van de doelstelling bedoeld, werk waarbij de beroepskrachten dienen te handelen in een context van directe contactsituaties, waarbij de beroepskracht zichzelf inzet als voornaamste instrument.
1.2 Elementaire aspecten van supervisie In de beschrijving en uitwerking van de verschillende definities zijn een aantal belangrijke elementen die overal terugkomen en die ik beschouw als elementaire aspecten van supervisie. Ze geven invulling aan wat het specifieke van supervisie is, de manier waarop er aan de supervisiedoelen wordt gewerkt. Ik zal ze hier beschrijven en toelichten:
6
-
supervisie is een didactische methodiek. Dat wil zeggen supervisie is een begeleidingsvorm die gericht is het leren van de supervisant. Het leren staat centraal en interventies van de supervisor zijn er op gericht het leren van de supervisant te bevorderen. Niet het ontwikkelen van vaardigheden of kennis is het object van supervisie, maar het ontwikkelen als persoon in het beroep.
-
Leren in supervisie komt tot stand door reflecteren op ervaringen. Dat wil zeggen dat ervaringen (die voortkomen uit het uitoefenen van het beroep) uitgangspunt en bron van het leren zijn en reflectie is daarbij het belangrijkste middel om die ervaringsbron te ontsluiten. Reflecteren is vooraf, tijdens en achteraf terugbuigen op een ervaring, om er vanuit een ander gezichtspunt nieuwe betekenis aan te geven. Door dit reflectieproces komt er een beweging op gang waarin leerervaringen overdraagbaar zijn op andere situaties.
-
Supervisie beoogt deskundigheidsbevordering. Dat wil zeggen: het is de bedoeling dat iemand door het volgen van een supervisietraject, beter wordt in wat hij doet. Het effect van supervisie zou zichtbaar moeten worden in de beroepsuitoefening. Het gaat in supervisie om integratie op het niveau van persoonlijke aspecten en op het niveau van beroepsaspecten. Vooral in de beroepen waarin professionals zichzelf als instrument inzetten, is supervisie een goede methodiek om dat instrument in goede conditie te houden.
-
Supervisanten werken in een context waarin ze zelf hun voornaamste instrument zijn. In hun werk zijn ze betrokken met hun hele persoon. Dit vraagt om een degelijk zicht op wie ze zijn en een voortgaande reflectie op hun handelen.
-
Supervisie beoogt een proces van intentioneel en zelfsturend leren op gang te brengen. Met intentioneel leren wordt gedoeld op een doelgerichte en planmatige aanpak van leren. De interventies van een supervisor zijn er op uit om de
Naar: Siegers, S., 2002, p.31
10
Verhalen dichtbijbrengen
supervisant steeds meer te brengen tot een dergelijke aanpak. Het aspect van zelfsturend leren gaat er vanuit dat de supervisant in staat is zijn eigen beroepsleven te sturen en keuzes te maken. Supervisie beoogt de supervisant steeds steviger achter het stuur te krijgen. Supervisie is gericht op leren leren, zodat supervisanten hun eigen ‘interne supervisor’ ontwikkelen. Met andere woorden, de methodiek van reflectie die in supervisie gehanteerd wordt, wordt steeds meer eigen gemaakt door de supervisant, zodat deze ook na en buiten een supervisietraject in staat is te blijven reflecteren op zijn handelen. Het gebruik van verhalen moet dienstbaar zijn aan het doel van supervisie, het (beter) leren uitvoeren van geprofessionaliseerd dienstverlenend werk, en het moet dienstbaar zijn aan de elementaire aspecten van supervisie. Wanneer er sprake is van een meerwaarde voor supervisie, dan betekent dit, dat het gebruik van verhalen: -
helpt om een supervisant tot leren te brengen
-
dienstbaar is aan het reflecteren op ervaringen, of hier een verdieping in aanbrengt
-
invloed heeft op daadwerkelijke verandering, die tot beroepsuitoefening van de supervisant
-
supervisanten zicht geeft op zichzelf en stimuleert tot een voortdurende reflectie
-
dienstbaar is aan het op gang brengen van intentioneel en zelfsturend leren.
uiting
komt
in
de
11
Verhalen dichtbijbrengen
2 Verhalen
Logica brengt je van A naar B. Verbeelding brengt je overal. Albert Einstein
2.1 Afbakening Om te beginnen is het van belang duidelijk te maken waar ik het over heb, in mijn zoektocht naar verhalen. Het woord verhaal kent vele veelzijdige betekenissen in verschillende contexten en is moeilijk te definiëren. In dit werkstuk ben ik op zoek naar de waarde van het geconstrueerde verhaal. Ik bedoel daarmee, dat het een gefantaseerd, een gecreëerd verhaal is. Ik zal de belangrijkste kenmerken van het geconstrueerde verhaal, die voor de context van dit werkstuk van belang zijn, hier opsommen. -
Een geconstrueerd verhaal heeft een begin, midden en eind Het creëert een wereld met andere kenmerken, dan de echte wereld. Soms realistisch, soms fantasievol Een verhaal doet een beroep op de verbeelding, het nodigt uit om mee in die wereld te stappen, zich te identificeren of een plek te zoeken in het verhaal Een verhaal kan een metafoor zijn voor een werkelijkheid die het vertegenwoordigt Een verhaal heeft altijd een verteller nodig en publiek Een verhaal belicht een stuk van de werkelijkheid, nooit de hele waarheid7
Wanneer in dit werkstuk wordt gesproken over verhaal zal het de betekenis hebben van het geconstrueerde verhaal.
2.2 Twee kenmerken van verhalen uitgelicht In mijn zoektocht naar de waarde van het gebruik van verhalen zal ik eerst stil staan bij twee kenmerken van het verhaal: verbeelding en metafoor. Dit zijn twee aspecten die de ‘werkzame stoffen’ zijn in verhalen. Door deze twee kenmerken nader te bekijken, wordt duidelijker welke meerwaarde het gebruik van verhalen voor supervisie kan hebben.
7
Naar: Kempeneers, Suzanne, Als woorden spreken, over het gebruik van verhalen en metaforen in psychotherapie, Leuven, 2005, p.13
12
Verhalen dichtbijbrengen
2.2.1 Verbeelding Één van de belangrijkste ingrediënten van verhalen is de verbeelding. Verhalen doen altijd een beroep op de verbeelding, zowel van de verteller of schrijver, als van de toehoorder. Verbeelding ontsluit als het ware de toegang tot een verhaal. Verbeelding maakt het mogelijk iets voor te stellen dat niet aanwezig is. Door verbeelding bewust in te zetten kan een nieuwe manier van kijken, ervaren en betekenis geven worden gevonden en daardoor ook een nieuwe manier van handelen. Volgens Alma is onze verbeeldingskracht een poort naar een andere manier van de werkelijkheid waarnemen. Er kan ruimte komen tussen onze gebruikelijke waarneming en de betekenisgeving daarvan, waardoor er een ander perspectief komt op een aanvankelijk ‘gewone’ ervaring.8 Volgens E.G. Schachtel stelt verbeelding ons in staat een brug te leggen tussen het feitelijke en het mogelijke. Door verbeelding kunnen we nieuwe mogelijkheden exploreren zonder ons dagelijks leven en ons gevoel van veiligheid te verstoren.9 Op deze manier bekeken is verbeelding de potentiële ruimte van grenzeloze mogelijkheden. Door verbeelding kunnen mensen zich voorstellen hoe hun ideaal eruitziet. Een voorstelling van de ideale werkelijkheid stimuleert om stappen te nemen naar dat ideaal. Verbeelding is een brug tussen de rauwe werkelijkheid en een gedroomde, of gewenste nieuwe werkelijkheid en zet in beweging om een gewenste toestand te bereiken. A.Gersie schrijft: “Door te fantaseren brengen we een scheiding aan tussen de huidige, werkelijke situatie en een gefantaseerd alternatief. De ruimte die daardoor ontstaat stelt ons in staat na te denken over onze huidige situatie en deze in een ander licht te zien. Zolang we de ervaring doormaken kunnen we die niet van buitenaf waarnemen en er ook geen duidelijkheid over verkrijgen. Daarvoor hebben we afstand nodig (…)Door haar veelzijdigheid (…) is de verbeelding een heel effectief middel om ruimte te scheppen (…) en maakt het mogelijk om de meest onbekende aspecten van ons wezen te bereiken en de meest verborgen verlangens en capaciteiten te onthullen. [verbeelding] helpt ons dingen op te lossen en er vrede mee te hebben. Het activeert, stimuleert en moedigt ons aan.”10 Gersie laat hiermee een andere kracht van verbeelding zien. Door verbeelding zien we nieuwe aspecten en verlangens van onszelf. Door het maken van een ‘plaatje’ creëren we een afstand, waardoor we onszelf kunnen beschouwen en bevragen. Verbeelding maakt het mogelijk onszelf te leren kennen.
2.2.2 Metaforen Het tweede kenmerk van het geconstrueerde verhaal, dat ik op deze plaats uitwerk is het metaforische van verhalen. Een verhaal kan een metafoor zijn voor mijn eigen situatie, waardoor ik meer zicht krijg op die situatie en nieuwe aspecten kan ontdekken. Letterlijk betekent metafoor: overdragen, van het Griekse ‘meta’ en ‘pherein’, wat respectievelijk ‘over’ en ‘dragen’ betekent. Bij een metafoor lenen we een beeld uit een andere context om iets te beschrijven. Het gaat niet om een precieze beschrijving van
8
Alma, H.A., Grensverleggende exploratie: Een (godsdienst)psychologische verkenning van verbeelding, Nederlands Theologisch Tijdschrift, 56 (2002, p.115-129), Zoetermeer 2002, p. 123 9 volgens Alma, H. in: Alma, H.A., Verbeeldingskracht en transcendentie. De spirituele kracht van kunst. In I. Brouwer, I. van Emmerik, H. Alma, M. van Paassen & A. Scholten (Red.). De stille kracht van transcendentie: Wijsheid in beelden, verhalen en symbolen (pp.41-51). Amsterdam 2007. p. 46 10 Gersie, A. e.a., Verhalen maken in therapie en onderwijs. Culemborg 1996, p. 16
13
Verhalen dichtbijbrengen
iets, maar vaak om het weergeven van een gevoel of attitude. Een metafoor gebruikt eigenlijk een omweg om iets weer te geven. Een groot deel van de taal die we gebruiken bestaat uit metaforen. Lakoff en Johnson11 ontdekten in hun onderzoek dat we wellicht geen 10 zinnen na elkaar kunnen zeggen zonder metaforen te gebruiken. Om te illustreren dat onze taal doorspekt is van metaforen zal ik een opsomming geven van een aantal metaforen die in deze alinea staan: -
‘Zicht krijgen op iets’ ‘Een beeld’ ‘lenen’ ‘Een omweg gebruiken’ ‘Illustreren’ ‘Doorspekt’
Van Dongen zegt: “De metafoor signaleert overeenkomst waar de taal die nog niet in een logische klasse had uitgedrukt. Wordt zo’n overeenkomst algemeen als verhelderend en vruchtbaar gezien, dan is daarmee de waarheid van de metafoor bevestigd en tegelijkertijd een nieuw aspect van de werkelijkheid onthuld/gecreëerd en onder woorden gebracht. (…) De metafoor creëert wat zij beschrijft.”12 Van Dongen geeft hiermee aan dat door het gebruik van metaforen, de werkelijkheid zoals we die waarnemen verandert. De eigenschappen van de metafoor worden over gedragen op de werkelijkheid die door de metafoor wordt vertegenwoordigd. De werkelijkheid wordt als het ware door de bril van de metafoor bekeken. Een voorbeeld om dit effect van metaforen duidelijk te maken: Een metafoor die veel in gebruik is bij debatteren en politiek is: discussie is oorlog. Een aantal uitspraken die uit deze metafoor kunnen voorvloeien zijn: -
Jouw stellingen zijn onverdedigbaar.
-
Hij viel me aan op elk zwak punt in mijn betoog.
-
Zijn kritiek heeft mij zwaar getroffen.
-
Haar oordeel was vernietigend.
-
Hij heeft zich in een onhoudbare positie gemanoeuvreerd.
-
Dat bestrijd ik
-
Als je die strategie volgt, zal hij je zeker van de kaart vegen.
-
Die opmerking sloeg in als een bom13
De eigenschappen van het begrip “oorlog”, worden overgedragen op het begrip “discussie”, met als gevolg dat de deelnemers aan een discussie zich er ook naar gedragen. Waarschijnlijk zouden discussie heel anders verlopen als de metaforen “discussie is poëzie”, of “discussie is een dans” meer gebruikelijk zouden zijn.
Verhalen kunnen functioneren als metafoor door dat ze een andere (een gefantaseerde) wereld laten zien. Metaforische verhalen kunnen nieuwe betekennissen en invalshoeken toevoegen aan een oorspronkelijke ervaring. Door een metafoor te creëren wordt
11
Lakoff, George & Johnson, Mark, Leven in metaforen. Nijmegen 1999/1980
12
Dongen, H.J. van; Laat, W.A.M. de; Maas, A.J.J.A., Een kwestie van verschil. Conflicthantering en onderhandeling in een configuratieve integratietheorie. Delft, 1996, p. 57 13 Naar: Lakoff, G. & Johnson, M (1999), p.5
14
Verhalen dichtbijbrengen
namelijk de verbeelding weer aan het werk gezet. De verbeelding ontdekt verschillende kanten van een metafoor en onderzoekt of die overdraagbaar zijn op oorspronkelijke ervaring. Dan wordt een ervaring door de eigenschappen van metafoor verrijkt. Een metafoor kan ook beperkend functioneren, doordat het maar één zienswijze geeft de werkelijkheid en ‘negatieve’ of belemmerende eigenschappen toe kan voegen aan werkelijkheid.
de de de op de
2.3 Het gebruik van verhalen in therapeutische stromingen In het zoeken naar relevante literatuur over het gebruik van verhalen ben ik vooral uitgekomen bij verschillende therapeutische stromingen. Dit is een werkgebied, dat redelijk verwant is aan het gebied van supervisie, omdat het gaat over het professioneel begeleiden van mensen. In verschillende richtingen van therapie heeft het verhaal een belangrijke plek gekregen. Ik zal de belangrijkste hier noemen en nagaan welke functies van verhalen men ontdekt heeft en ingezet heeft in de therapie.
2.3.1 Psychoanalyse In de Psychoanalyse hebben beelden vooral een plek gekregen in de vorm van dromen of symbolen. Het geconstrueerde verhaal komt niet heel veel terug binnen deze stroming. Echter bij Dr. Peseschkian, een psychoanalytisch therapeut en schrijver, ben ik een wat uitgebreider schrijven tegengekomen over verhalen en de functies er van. In zijn boek “De koopman en de papegaai”14 beschrijft hij een aantal specifieke functies van verhalen:
14
-
Spiegelfunctie. Peseschkian stelt dat het verhaal een spiegelfunctie heeft voor cliënten in therapie. De reacties en projecties van verhalen op cliënten laten zien waar de eigen conflicten en wensen liggen. In een verhaal komen mensen zichzelf tegen, namelijk in een wereld die ze op dat moment zelf scheppen.
-
Intermediairfunctie. Peseschkian stelt dat verhalen als het ware intermediair kunnen zijn tussen therapeut en cliënt, en ervoor zorgen dat deze twee personen niet met elkaar in strijd komen. Door allerlei gevoeligheden van therapeut en cliënt kunnen er, bij een directe confrontatie al snel fenomenen mee gaan spelen, die niet helpend zijn, zoals overdracht en tegen-overdracht en weerstand. Verhalen kunnen, volgens Peseschkian, deze fenomenen omzeilen. Verhalen zijn karikaturen van de werkelijkheid en maken het makkelijker en minder pijnlijk om zich met de personages van een verhaal te identificeren.
-
Opslagfunctie. Verhalen kunnen makkelijk worden onthouden en zijn gemakkelijk op te roepen. Zo kunnen verhalen ook in andere situaties doeltreffend zijn. Ze kunnen een ‘draagbare samenvatting’ zijn van inzichten en processen die hun weerslag vinden in het verhaal.
Peseschkian, Nossrat, De koopman en de papegaai, Rotterdam, 1990
15
Verhalen dichtbijbrengen
-
Stimulerende functie. Volgens Peseschkian stimuleren verhalen creativiteit en slaan een brug tussen de realiteit en persoonlijke wensen en doelstellingen in de toekomst.
-
Functie van perspectiefwisseling. Peseschkian betoogt dat een verhaal kan helpen om situaties vanuit een nieuw gezichtspunt te zien. Dit kan resulteren in het verruimen van eigen uitgangspunten en het verwerken van ervaringen.15
2.3.2 Hypnotherapie en NLP In de Hypnotherapie en de NLP, die aan elkaar verwant zijn, heeft het verhaal een belangrijke plek. Milton Erickson is de grondlegger van de moderne hypnotherapie, en inspiratiebron achter NLP (NeuroLinguistisch Programmeren). Om verandering bij cliënten te bewerkstelligen maakte hij gebruik van therapeutische verhalen. Uitgangspunt hierbij was dat een boodschap of appèl verpakt in een interessant verhaal, op een aansprekende manier verteld, makkelijker ingang vinden bij mensen dan een ‘morele preek’. Erickson maakte gebruik van vage taal, waardoor de cliënt een betekenis kon kiezen die het best bij hem past. Dit taalgebruik roept volgens de NLP een trancetoestand op, een toestand waarin de cliënt toegang heeft tot verborgen hulpbronnen. Binnen NLP is veel onderzoek gedaan naar de werking van de hersenen. Wat naar aanleiding van die onderzoeken wordt gezegd over de hersenen, werpt een interessant licht op de werking van verhalen. De linkerhersenhelft is meestal de meest dominante, in deze hersenhelft wordt informatie op een logische, analytische en rationele manier verwerkt. De rechterhersenhelft is dat deel in de hersenen dat juist meer op een creatieve, intuïtieve en gevoelige manier informatie verwerkt, waarbij ze onder andere gebruik maakt van visualisaties en vergelijkingen. Door verhalen, metaforen en beelden te gebruiken, doet men in de NLP bewust een beroep op de rechterhersenhelft, die creatieve processen en verandering op gang brengt.16 De functies van metaforen en verhalen binnen NLP worden door Derks en Hollander genoemd:17 -
Metaforen kunnen worden aangewend als start, om aandacht van een publiek te trekken.
-
Ze kunnen ondersteunen, waar andere communicatievormen te kort schieten: verduidelijken, versieren, illustreren.
-
Mensen in een bepaalde toestand brengen, of een sfeer creëren. Een verhaal activeert dan het innerlijk zoeken bij de luisteraar. Een creatieve toestand wordt opgewekt: de verhalenverteller stimuleert de luisteraar mee te fantaseren.
15
Peseschkian, Nossrat (1990), p.35,36,37 Kempeneers, S, 2005, p. 36,37 17 Derks, Lucas & Hollander, Jaap, Essenties van NLP; Sleutels tot persoonlijke Verandering, Utrecht 1996, p.424-425 16
16
Verhalen dichtbijbrengen
-
Metaforen en verhalen kunnen hulpbronnen activeren. Ze kunnen mentale hindernissen opruimen en als dusdanig probleemoplossend werken.
2.3.3 Narratieve therapie White, één van de grondleggers van de narratieve therapie, stelt dat mensen hun leven door verhalen leven en dat deze verhalen het leven een verschijningsvorm geven. Het uitgangspunt is in de Narratieve stroming is dat mensen ‘van verhalen aan elkaar hangen’. “We hebben niet alleen verhalen, we wonen ook in verhalen, we zijn verhalen. Wie we zijn wordt in verhalen verteld” schrijven Banning en Banning-Mul18. Bij de Narratieve therapie is hoofdzakelijk aandacht voor ‘het (levens)verhaal van de cliënt’, maar heeft ook aandacht voor het geconstrueerde (gefantaseerde) verhaal. Een methodiek die ontwikkeld is binnen de narratieve therapie is het creëren van een narratief, of verhaal. In deze methodiek wordt gezocht naar een verhaal waar de cliënt zich in kan herkennen. Er kan gebruik gemaakt worden van een bestaand verhaal, de hulpverlener kan zelf een verhaal ontwikkelen, of de cliënt wordt uitgenodigd zelf zijn probleemsituatie in een verhaal te vertalen. Een dergelijke narratief kan verschillende doelen dienen:19 -
het kan gebruikt worden aan het begin van een hulpverleningsproces om een goede werkrelatie tot stand te brengen of om de cliënt duidelijk te maken op welke wijze de hulpverlener hem verstaat.
-
Het kan een nieuw perspectief bieden in een vastgelopen situatie of een verloren contact herstellen.
-
Het kan wederzijdse erkenning en herkenning stimuleren, een idee suggereren of ‘ego’-versterkende suggesties geven.
-
Het kan weerstand omzeilen of hanteerbaar maken.
-
Het kan problemen van een andere betekenis voorzien, in een andere context of in historisch perspectief plaatsen.
18
Banning, Han en Banning-Mul, Marianne, Narratieve Begeleidingskunde; hoe het gebroken verhaal professioneel te waarderen, Soest 2005, p.9 19
Olthof en Vermetten, 1994, p.159
17
Verhalen dichtbijbrengen
3 De functies van verhalen in de context van supervisie De suggestieve kracht van metaforische beelden stimuleert het associatieve en overdrachtelijk denken en brengt een zoekproces naar nieuwe betekenissen op gang. Milton H. Erickson
20
Zoals in het voorgaande hoofdstuk is te lezen worden veel verschillende functies aan het verhaal toegedicht. In de literatuur over verhalen, verbeelding en metaforen, en over de plek van verhalen binnen verschillende therapeutische stromingen, is echter geen empirisch onderzoek te vinden naar het effect van het gebruik van verhalen. Toch valt op dat in de verschillende bronnen een behoorlijke overeenkomst te vinden is in de beschrijving van de functies van het verhaal, al worden er verschillende accenten gelegd. Ik ga ervan uit dat deze consistentie in de beschrijvingen geldt als praktijkbewijs voor het bestaan van deze functies. Met andere woorden: in theorie is er weinig bekend over het effect van het gebruik van verhalen, in de praktijk hebben verhalen hun waarde ruimschoots bewezen. De ervaringen die opgedaan zijn met verhalen in verschillende therapeutische richtingen zijn bijzonder bruikbaar voor de supervisiepraktijk. Toch zullen ze niet altijd één-op-één kunnen worden overgenomen in supervisie. De ervaringen met verhalen die ik in de literatuur gevonden heb staan bijna altijd in een context van therapie. De rol van een therapeut is een heel andere dan die van een supervisor, het doel van een cliënt in een hulpverleningssituatie is een heel andere dan die van een supervisant in een leersituatie. Waar therapie vooral uit is op het heelworden en het opheffen van blokkades van cliënten, richt supervisie zich meer op “het doorbreken van wat als gewoon en vastliggend ervaren wordt en het over de getrokken grenzen heen kijken teneinde nieuwe handelingsalternatieven voor werk en leven te ontdekken. Het uitgangspunt is niet zozeer de mens die vastgelopen is, maar de mens die zich verbreden en verdiepen wil en die zijn werk op een kritische en creatieve wijze met geëigende structuren wil leren omgaan.”21 Om de functies van verhalen ook tot hun recht te laten komen in een context van supervisie, waarin het leren en uitbouwen van mogelijkheden centraal staat, is er een vertaalslag nodig naar de supervisiepraktijk. In de volgende paragrafen geef ik een samenvatting van de functies van verhalen die door de verschillende bronnen worden beschreven. Ik maak bij elke functie een begin van die vertaalslag door aan te geven, welke betekenis de functies van verhalen hebben in de context van supervisie.
20
Erickson, M.H.& Rosen, S, Mijn stem gaat met je mee, Amsterdam 1987
21
Banning en Banning-Mul (2005) p. 74, 75. Banning en Banning-Mul spreken deze woorden over het doel van hun methodiek van Narratief Problematiseren. Zij richten zich daarbij op het verhaal van mensen en niet zozeer op het geconstrueerde verhaal. Toch geldt wat zij hier zeggen evenzeer voor het werken met geconstrueerde verhalen in supervisie.
18
Verhalen dichtbijbrengen
3.1 Brugfunctie In het uitwerken van het begrip verbeelding heb ik laten zien dat het verhaal een brug slaat tussen de werkelijkheid, die weerbarstig is, en het gewenste ideaal, dat soms ver weg en onbereikbaar lijkt. Verbeelding brengt dat ideaal dichterbij. Voor de supervisiepraktijk betekent dit, dat een supervisant zich door middel van verhalen een voorstelling maakt van de richting die hij op zou willen, hij kan het voor zich zien. De supervisant krijgt door verbeelding nieuwe mogelijkheden in zicht. Het werken met verhalen biedt de supervisant door de nieuwe mogelijkheden een impuls om tot leren te komen. De supervisant ziet een nieuwe leerweg vóór zich liggen en dat stimuleert het intentioneel en zelfsturend leren. De supervisant zet zich in beweging, in de richting van het gewenste resultaat. Tonnie, een supervisant, die stagiair is voor de opleiding Sociaal Pedagogische Hulpverlening, vertelt in supervisie over Frodo, de hoofdpersoon uit zijn favoriete boek “The lord of the rings”. Frodo is een held voor Tonnie, omdat hij zich helemaal geeft voor zijn missie en zich niet van besluit laat afbrengen om de ring te vernietigen en Middle Earth te redden. Frodo heeft grote ontberingen over voor zijn doel en ondergaat heftige avonturen zonder zijn missie op te geven. Tonnie merkt in het vertellen van dit verhaal, hoezeer het hem raakt en wenst dat hij iets van dat vuur in zich had. Door het verhaal te vertellen, ziet hij zijn wens als het ware voor zich en inspireert dit hem om op onderzoek te gaan naar wat hem drijft en waar hij warm voor loopt in zijn werk. Er komt een proces op gang waarin Tonnie erachter komt dat hij op zijn stage bij een dagbestedingsvoorziening voor psychiatrische patiënten veel dingen doet omdat het nu eenmaal zo gaat, terwijl hij hier helemaal niet warm voor loopt. Tonnie zet patiënten aan het werk om eenvoudig productiewerk te doen. Hij merkt dat hij uitgeblust raakt, terwijl hij zo gemotiveerd aan de opleiding was begonnen. Tonnie is door het verhaal van de held op het spoor gebracht van zijn motieven en drives in zijn werk. In het verloop van de supervisiereeks wordt zichtbaar dat hij steeds meer vanuit zijn eigen drive en kwaliteiten gaat werken. Hij wil dat mensen zoveel mogelijk tot hun recht komen en hij wil zich daar met hart en ziel voor inzetten. Na gesprekken met zijn stagebegeleider krijgt Tonnie de ruimte om te zoeken naar activiteiten die bij de patiënten passen. Een oudere man, die al jaren wasknijpers in elkaar zet, bloeit helemaal op sinds Tonny met hem aan het werk gegaan is in de tuin. Ook Tonny bloeit op
en merkt dat hij meer energie heeft dan voorheen. Hij wordt steeds meer de
gepassioneerde professional die hij wil zijn.
3.2 Metafoorfunctie In hoofdstuk 2 werd duidelijk dat verhalen kunnen werken als een metafoor. De beschrijving van een metafoor draagt als het ware nieuwe eigenschappen over op de werkelijkheid die beschreven wordt. In supervisie betekent dit dat door de Metafoorfunctie van verhalen een nieuw licht geworpen wordt op de werkinbreng van een supervisant dat een impuls betekent voor de supervisant om zichzelf reflecterend te bezien. Annelies schrijft een verhaal over een hond. In het reflecteren op het verhaal, benoemt Annelies van zichzelf dat ze zich helemaal kan vastbijten in iets, om aan te geven dat ze niet zo snel opgeeft. Ze suggereert dat de hond in haar verhaal eigenlijk een Pittbull Terrier is. In het onderzoeken van de metafoor ‘vastbijten’ komen hele nieuwe aspecten naar voren waar Annelies nog niet zo bij
19
Verhalen dichtbijbrengen
stilgestaan had. Er komt bijvoorbeeld naar voren dat het vastbijten in iets een kwaliteit is, wanneer je dat terecht doet en je er controle over houdt, maar dat het ook schadelijk kan zijn en disfunctioneel, wanneer dit misplaatst en ongecontroleerd gebeurd. Vastbijten kan ook heel agressief overkomen en anderen afschrikken.
In het onderzoeken van de metafoorfunctie van verhalen van supervisanten blijkt soms de belemmerende werking van een verhaal, doordat de metafooreigenschappen worden overgedragen op de ervaren werkelijkheid. Een supervisor zou in een dergelijk geval het zoeken van nieuwe metaforen kunnen stimuleren.
3.3 Spiegelfunctie Door de beeldspraak van een verhaal komen de verhalen dicht bij de supervisant, hij kan zich herkennen in het verhaal. De supervisant kan zijn eigen ervaringen projecteren op het verhaal en zich het verhaal eigen maken. Tegelijk schept een verhaal ook afstand van het persoonlijke verhaal van een supervisant. Hij kan als het ware naar zijn eigen ervaringen kijken. Dit afstand nemen, maakt het mogelijk het verhaal als spiegel te gebruiken en tot reflectie te komen Anne, maatschappelijk werker, schreef in haar reflectieverslag over de spanning die ze bij zichzelf bemerkte, nu ze was gevraagd om een nieuw project te gaan leiden in haar baan als maatschappelijk werker. Het verslag illustreerde ze met een kort metaforisch verhaaltje, over een vogeltje dat dagenlang in zijn kooi bleef zitten, terwijl het deurtje openstond. Alle dieren uit de buurt, vertelden het vogeltje dat ze eruit kon vliegen, maar het vogeltje geloofde het niet en bleef zitten. In de volgende supervisiebijeenkomst werd duidelijk dat ze hier zelf vooral heel hard om heeft moeten lachen, omdat ze door haar verhaaltje ineens zag wat ze eigenlijk al maanden aan het doen was. Collega’s en vrienden bevestigden steeds bij haar dat ze vertrouwden in haar kwaliteiten, maar doordat ze niet geloofde in haar eigen kunnen, verstarde ze en kwam ze niet tot actie. Als een vogeltje dat niet gelooft dat het deurtje openstaat en dus maar niet probeert om eruit te vliegen.
3.4 Omwegfunctie Onder andere bij Peseschkian werd duidelijk dat door verhalen te gebruiken een effectieve omweg genomen kan worden. Het gebruik van verhalen voorkomt ruis in de communicatie. Ook tussen supervisant en supervisor kunnen allerlei gevoeligheden meespelen in de communicatie. Een directie confrontatie van een supervisor kan veel verzet oproepen bij een supervisant, zodat de inhoud van de confrontatie mogelijk niet aankomt. Wanneer beiden in een soort strijd komen, draagt dit vaak niet bij aan het proces van de supervisant. Het gebruik van verhalen voorkomt het aanboren van deze gevoeligheden en kan zo niet-efficiënte weerstand van een supervisant omzeilen. Verhalen zijn per definitie karikaturen en maken het mogelijk van een afstand naar eigen ervaringen te kijken. Op deze manier werkt een verhaal als een intermediair. De supervisant zal minder neiging hebben om verdedigingsmechanismen te gebruiken, terwijl de boodschap goed ontdekt kan worden in het verhaal. Het verhaal kan op deze manier een effectievere uitnodiging zijn tot reflectie dan de directe confrontatie. Een
20
Verhalen dichtbijbrengen
belangrijk effect van de omwegfunctie van verhalen, is dat de supervisant zélf de confrontatie zoekt en vindt in het verhaal en dat het niet de supervisor is die de confrontatie geeft. Doordat de supervisant zelf actief is en zelf dingen ontdekt in het verhaal, bevordert dit de autonomie van de supervisant en stimuleert het hem in zelfsturend leren. Matthijs had een verhaal geschreven over de zoon van een molenaar, waarin de vader, de molenaar een erg belangrijke rol van hem kreeg. In plaats van Matthijs te confronteren met het feit dat hij zijn vader een zodanig belangrijke plek in zijn leven geeft, kon ik als supervisor nu vragen stellen over de zoon van de molenaar: “Waarom heet het verhaal de zoon van de molenaar? Dat zegt nog niets over wat die man voor iemand is.” Dit was een uitnodiging voor Matthijs om binnen het verhaal na te gaan, waarom die vader zo’n belangrijke plek had in het leven van het hoofdpersonage en of dat terecht was. De supervisant was nu zelf degene die hiernaar op zoek ging en het was niet de supervisor die een confrontatie plaatste, waarop de supervisant zich eventueel ging verdedigen. Het effect van het bevragen van het verhaal was, dat een mogelijke confrontatie en strijd vermeden werd en de supervisant aan de hand van het verhaal zichzelf belangrijke vragen kon stellen
3.5 Opslagfunctie Door de beeldspraak kan een verhaal een doeltreffende ‘draagbare samenvatting’ zijn van een leerervaring. Door de compactheid en de verbeelding van een verhaal, wordt het gemakkelijk onthouden, en wordt het gemakkelijk in herinnering geroepen. Voor supervisie betekent dit dat een opgedane leerervaring in supervisie overdraagbaar wordt in tal van andere situaties. Een verhaal gaat met je mee. Een supervisant krijgt door de opslagfunctie van verhalen zelf de leerervaring als hulpbron in handen. De Opslagfunctie helpt versterk de supervisant in zijn autonomie en zelfsturing doordat het de supervisant minde afhankelijk maakt van de kunde van de supervisor. Henk-Jan, jongerenwerker, had een verhaal geschreven over “het kleine roversjongetje”. Voor HenkJan vertegenwoordigde dit verhaal een heel scala aan leerervaringen en thema’s, die in supervisie aan de orde waren geweest. Het verhaal over het roversjongetje riep bij hem aanvankelijk vooral negatieve gevoelens en gedachten: zich eenzaam voelen, anders zijn, te vroeg voor zichzelf moeten zorgen, omdat niemand anders dat deed. In de loop van het supervisietraject kwamen er positievere labels bij zoals: tegendraads en creatief zijn, goed kunnen volhouden in moeilijke situaties en goed voor jezelf kunnen zorgen. In het jongerenwerk maakt Henk-Jan vaak spannende situaties mee waarin hij zich dat kleine roversjongetje voelt. In het begin voelde hij zich in dat soort situaties voornamelijk eenzaam en angstig. Nu het verhaal ook nieuwe en positieve leermomenten vertegenwoordigt, merkt hij in die moelijke situaties dat hij ook de krachtige, positieve punten van dat roversjongetje in zich aanwezig voelt. Op deze manier komen de leerervaringen mee met het verhaal, wanneer dat in een situatie wordt opgeroepen.
3.6 Scheppingsfunctie Door te luisteren naar een verhaal of liever nog het schrijven of vertellen van een verhaal, wordt er een appèl gedaan op de creatieve en scheppende kant van de
21
Verhalen dichtbijbrengen
supervisant. Er wordt een beroep gedaan op de rechter hersenhelft. Dit zijn ook de bronnen die een supervisant nodig heeft om inzichten op te doen over het eigen functioneren en zijn eigen leven en werken scheppend vorm te geven. In het luisteren naar een verhaal en in grotere mate in het schrijven of vertellen van een verhaal, identificeert de supervisant zich in het verhaal. Op deze manier komen twee verhalen samen: het geconstrueerde verhaal dat verteld wordt en het persoonlijke (leer)verhaal van de supervisant. In het ontrollen van het geconstrueerde verhaal wordt de supervisant eigenlijk verteller of schrijver van dit verhaal en tegelijk van zijn persoonlijke (leer)verhaal. Milou had in een groepssupervisie het verhaal voorgelezen dat ze had geschreven. De medesupervisanten waren met haar het verhaal ingedoken en hadden Milou bevraagd op het verloop van het verhaal. In het reflectieverslag na afloop van deze zitting legde Milou het verband tussen haar verhaal en de positieve feedback die ze kreeg van collegae over haar werkhouding. Het grootse deel van het verslag reflecteerde Milou hierop. Zonder dat ze het in de gaten had gehad, was er, terwijl ze in haar hoofd bezig was met haar verhaal,
iets veranderd in haar houding naar mensen om haar heen.
Collegae benoemden dat ze meer open en benaderbaar was dan voorheen. Zonder er erg in te hebben was Milou tijdens het schrijven en bespreken van haar geconstrueerde verhaal, met haar eigen persoonlijk verhaal bezig geweest. Uit het verslag en de hierop volgende supervisiezitting bleek dat Milou ontzettend veel energie en creativiteit putte uit het werken aan haar verhaal.
3.7 Kantelfunctie Een belangrijke functie van het verhaal, die terugkomt in de verschillende bronnen uit de literatuur, noem ik de kantelfunctie. Het zijn de onverwachte wisselingen van perspectief en wendingen in een verhaal die zorgen voor een nieuwe kijk. Ook in supervisie kan deze functie van het verhaal aangewend worden. Door absurde wendingen van perspectief, die in een verhaal mogelijk zijn, kunnen ook de patronen van de supervisant, die zich met het verhaal identificeert, ontregeld worden waardoor er nieuwe mogelijkheden zijn om de werkelijkheid te bekijken. Een verhaal kan, juist omdat er alles kan, een belangrijke stimulans zijn voor een supervisant om nieuwe mogelijkheden te zien, terwijl de werkelijkheid zo onveranderbaar lijkt. Door de verassende wendingen gezichtspunt in verhalen en supervisant op het andere been gezet en stimuleert dit hem om door te trekken naar zijn eigen werkinbreng. Waar het lijkt dat patroon of situatie, kan door het kantelen van de ervaring alternatieven voor handen zijn.
metaforen wordt een de perspectiefwisseling iemand vast zit in een ineens blijken dat er
Siegert brengt in supervisie een situatie in waarbij hij last heeft van gevoelens van concurrentie ten opzichte van een mannelijke collega. Het belemmert hem echt in zijn werk. Naast deze collega heeft hij steeds het gevoel dat hij minder is en minder kan. Halverwege de zitting vertelt Siegers dat hij deze gevoelens en gedachten kent uit andere situaties. In zijn gezin van herkomst heeft hij altijd het gevoel gehad te moeten opboksen tegen zijn broer, die een jaar ouder is. Hij had altijd het gevoel dat zijn broer alles beter en mooier kon. Naast zijn broer voelde hij zich een nietsnut. Tegelijk had hij sterk de neiging om de concurrentie aan te gaan: wat zijn broer kon, moest hij ook kunnen.
22
Verhalen dichtbijbrengen
Twee maanden later brengt Siegert dit nog eens in. Hij vertelt hoe het lezen van een verhaaltje het perspectief voor hem verandert heeft. Hij heeft het verhaal meegenomen: Een waterdrager moest elke dag voor zijn meester naar de rivier om water te halen. Aan weerszijden van zijn lichaam hing een kruik aan een houten juk. De ene kruik was zo goed als nieuw, puntgaaf en zonder lek, de andere kruik was oud en gebarsten en hij verloor permanent water. Bij thuiskomst blijkt de helft van deze kruik soms al leeg te zijn en dat deed de oude kruik veel verdriet. Op een dag kan hij het niet meer voor zich houden en zegt tegen de waterdrager, meester ik schaam me zo. Maar waarom dan toch, vraagt de waterdrager. Omdat ik niet in de schaduw van uw andere kruik kan staan. Hij levert dagelijks de volle inhoud water af, terwijl ik onderweg steeds water verlies. O, maar dat wist ik immers al lang, antwoordt de waterdrager. En toch heb ik je al die tijd graag willen gebruiken. Zijn die mooie bloemen langs de weg je dan niet opgevallen? Ze groeien alleen maar aan jouw kant. Enige tijd geleden heb ik daar zaad uitgestrooid, jij hebt ze elke dag begoten en nu kan ik steeds een prachtig boeket plukken voor mijn heer. Een tijdje komt er geen antwoord van de gebarsten kruik, zo heeft hij het nog nooit bekeken. Hij heeft die bloemen wel zien groeien, maar dat zijn meester hem bewust in dienst heeft gehouden en dat hij hem ondanks alle gebreken toch kan gebruiken, dat was nog nooit bij hem opgekomen.22 Voor Siegert heeft dit verhaal de weg opengezet, om zich zelf te bekijken met zijn specifieke kwaliteiten, in plaats van zichzelf te vergelijken met anderen. Hij wist natuurlijk wel dat hij zijn eigen waarde en bijzonderheden had en dat een ander weer wat anders had, maar dat was nooit echt ‘geland’. Dit verhaal hielp hem om te beginnen op een andere manier naar zichzelf te kijken en om op een andere manier, met minder spanning samen te werken met collegae.
22
Bron: www.heinpragt.com
23
Verhalen dichtbijbrengen
4 Van werkinbreng naar verhaal
Had Wittgenstein wel gelijk met zijn uitspraak: ‘Waar men niet over kan spreken, daarover moet men zwijgen’? Want er valt misschien toch een verhaal te vertellen.
23
4.1 Aanleidingen om een verhaal te introduceren Niet bij alle werkinbreng zal de behoefte ontstaan om met verhalen te werken. Een belangrijke aanleiding voor een supervisor om het werken met verhalen te overwegen, is wanneer hij belemmerende patronen vermoedt in de werkinbrengen van de supervisant, of wanneer herhaaldelijk dezelfde thematiek naar voren komt. Deze patronen en thema’s die steeds terugkeren, kunnen er op duiden dat het de supervisant niet lukt verder te komen in zijn leren op dit punt, met de middelen waar hij tot dan toe over beschikt. In een supervisiereeks met een leidinggevende in de zorg, Henk (37), kwam in verschillende bijeenkomsten naar voren dat de supervisant het moeilijk vond om zijn plek in te nemen in de organisatie. Henk was binnen de organisatie gegroeid van medewerker naar een
leidinggevende
positie. Waar hij vroeger “one of the boys” was, moest hij nu leiding geven aan zijn voormalige collegae. Henk vindt het heel moeilijk om zijn voormalige maatjes opdrachten te geven en directief te zijn, hij heeft het gevoel dat hij een verrader is. Het gevolg van zijn houding was dat de medewerkers zijn gezag ondermijnden en hun eigen gang gingen terwijl Henk niet durfde in te grijpen en vastliep. In verschillende bijeenkomsten hebben we hier uitvoering bij stilgestaan en dit had voor Henk een scala aan inzichten opgeleverd. Hij leek zich erg bewust van zijn houding en gevoelens en waar dit raakte aan zijn socialisatie. Toch bleef dit een terugkerend thema in zijn werkinbrengen. Ondanks zijn zelfreflectie en inzicht lukte het Henk niet om andere, nieuwe ervaringen op te doen en zijn plek in te nemen ten opzichte van de medewerkers. Opnieuw brengt Henk een situatie in waarin hij hier tegenaan loopt.
Het voorbeeld van Henk geeft aan dat dezelfde thematiek steeds opnieuw ingebracht werd. De inbreng werd steeds geëxploreerd, geconcretiseerd en op gereflecteerd. Voor zowel de supervisant als voor de supervisor ontstond er frustratie over het feit dat we steeds op het zelfde punt uit kwamen en niet verder. Als supervisor lijkt het dan alsof de supervisant in het zelfde kringetje blijft ronddraaien. De supervisant komt wel tot reflectie en inzichten, maar het effect ervan in de praktijk blijft achterwege. Soms is het arsenaal van de supervisor ook niet toereikend om hiermee verder te komen. Alles wat er te vragen was is gevraagd, er is behoefte aan een nieuw perspectief, een nieuwe taal. De taal van verhalen kan in een dergelijk geval hele nieuwe wegen laten inslaan. In verhalen kan alles, er is geen beperking van tijd en ruimte. Verhalen doen een beroep op het scheppende, intuïtieve vermogen van mensen.
23
Olthof en Vermetten, De mens als verhaal, narratieve strategieën in psychotherapie voor kinderen en volwassenen. Utrecht 1994, p.17
24
Verhalen dichtbijbrengen
Een andere aanleiding om met verhalen te gaan werken kan zijn dat de supervisor merkt dat hij met zijn supervisant steeds in een onvruchtbare interactie komt. Er kunnen bij de supervisor of supervisant gevoeligheden zijn die steeds opnieuw worden aangesproken in de supervisiezittingen. Er kan sprake zijn van overdracht en tegenoverdracht, een supervisant kan steeds in de weerstand schieten, of met de supervisor in een strijd belanden. Wanneer het niet lukt om dit binnen supervisie werkbaar te maken, zodat de supervisant er van gaat leren, kan dit een aanleiding zijn om het werken met verhalen te overwegen. Door de omwegfunctie van verhalen, kunnen fenomenen als overdracht, weerstand en strijd omzeild worden, terwijl de supervisant, uitgenodigd door het werken met verhalen, in een creatief leerproces terechtkomt.
4.2 De plaats van verhalen in de supervisorische leerweg Naast verschillende mogelijke aanleidingen om met verhalen te werken, zal een supervisor moeten afwegen op welke plek in het supervisieproces hij het werken met verhalen kan introduceren. Van Kessel (1988) beschrijft het supervisieproces als een cyclus waarbinnen een “Kenweg” (voelen, waarnemen, denken) een “Keuzeweg” (willen) en een “Handelingsweg” te onderscheiden zijn. Ik beschrijf hieronder de verschillende stappen van supervisorische cyclus. De Kenweg (voelen, waarnemen, denken) Stap 1. Ervaring waarop gereflecteerd zal worden Stap 2. Het expliciteren van de ervaring Stap 3. Concretisering van de ervaring Stap 4. Reflectie op de ervaring Stap 5. Problematiseren van de gereflecteerde ervaring Stap 6. Inzicht op grond van voorgaande stappen Stap 7. Benoemen en generaliseren van het verworven inzicht De Keuzeweg (willen) Stap 8. Actiewenselijkheden Stap 9. Actiemogelijkheden Stap 10. Actiekeuzen De Handelingsweg (verbeelden, kunnen, durven) Stap 11. Actieplan Stap 12. Actie uitvoeren24
De Handelings weg
De Kenweg 1. 12. 2. 3 11. 4. 5. 6. 10. 7. 9 . 8.
De Keuze weg
Figuur 1. De supervisorische cyclus
In mijn overtuiging zijn er de meeste mogelijkheden om verhalen te gebruiken binnen de Kenweg en dan vooral bij stap 5: het problematiseren en bij de Keuzeweg, vooral bij stap 9: Actiemogelijkheden.
24
Kessel, L. van, De leerweg in supervisie. Een model voor het geven van leerhulp. In: Supervisor worden, supervisor blijven. VO cahier no.3. HVA, Amsterdam 1988.
25
Verhalen dichtbijbrengen
Problematiseren Volgens van Kessel is stap 5: het problematiseren, een specifiek aspect van reflectie. Het gaat in deze fase om het stellen van vragen waaruit ontdekkingen en herontdekkingen gedaan kunnen worden. Het introduceren van een verhaal zou een mogelijkheid kunnen bieden om nieuwe ontdekkingen te gaan doen. Banning en Banning-Mul schrijven over problematiseren: “problematiseren is het ontregelen van een orde omdat die orde andere kwaliteiten en andere mogelijkheden uitsluit. Het doel van dit problematiseren is volgens hen kritischer en creatiever in leven en werk te staan.” 25 Het gaat volgens Banning uiteindelijk om het open komen te staan voor het vreemde, het andere én voor de diepe en persoonlijke lagen in de individuele mens zelf.26 Supervisanten kunnen als het ware in hun eigen denkbeelden en overtuigingen vast komen te zitten. Juist in dit loskomen uit eigen overtuigingen en denkbeelden kunnen verhalen een belangrijke rol spelen, zoals we hebben gezien in de vorige hoofdstukken, bij de eigenschappen van verhalen. In de fase van problematiseren in de zin van ontregelen, hebben verhalen grote waarde. Verhalen laten nieuwe perspectieven zien, maken nieuwe denkbeelden wakker en omzeilen de weerstand. In verhalen kan alles, dit stimuleert om nieuwe mogelijkheden te zien. Omdat het gebruik van verhalen het best past in de context van problematiseren, is het verstandig als supervisor ook niet te vroeg het werken met verhalen te introduceren. De ervaring zelf, die ingebracht wordt door de supervisant, zal eerst uitgebreid onder de loep genomen moeten worden. Een te vroeg inbrengen van een werkvorm met verhalen, maakt dat de ingebrachte ervaring onvoldoende geëxploreerd wordt, het verhaal komt dan centraal te staan in plaats van de ervaring. De supervisant kan zich bij een te vroege introductie verschuilen achter een verhaal. Dit kan een afweer zijn om zelf niet in de ervaring te duiken, doordat reflectie en problematiseren (door middel van verhalen) afstand schept. Pas wanneer de supervisant zijn ervaring uitgebreid heeft uitgeplozen en van verschillende kanten bekeken heeft, door te concretiseren en te reflecteren zou het inbrengen van een verhaal tot de mogelijkheden behoren.
Actiemogelijkheden Naast dat het gebruik van verhalen op zijn plek is in de problematiserende fase binnen de “kenweg” van de leercyclus, heb ik aangegeven dat er ook mogelijkheden zijn om te werken met verhalen in stap 9: Actiemogelijkheden. Vooral door de brugfunctie van verhalen zouden ze hier een rol kunnen spelen. Door verbeelding kan de supervisant verschillende keuzemogelijkheden en toepassingen van verworven inzichten, voor zich zien en nader onderzoeken. Door het werken met verhalen kan de supervisant zich inleven in de situaties en de gevolgen van de verschillende actiemogelijkheden. Hij schrijft op die manier eigenlijk zijn persoonlijke verhaal verder.
25 26
Banning en Banning-Mul, 2005, p.88 idem
26
Verhalen dichtbijbrengen
4.3 Het introduceren van het werken met verhalen Er zijn verschillende manieren denkbaar waarop een verhaal door een supervisor wordt geïntroduceerd. De supervisor kan met een verhaal komen, die hij van toepassing vindt op de supervisant, de supervisant kan uitgenodigd worden om zelf een verhaal te maken en de supervisant kan uitgenodigd worden om een bestaand verhaal te zoeken, dat passend is.
De supervisor komt met een verhaal Dit is meestal de manier waarop een therapeut een verhaal zou introduceren in een therapeutisch proces. Het zwaartepunt ligt op deze manier van introductie erg bij de supervisor of therapeut. Volgens mij is dit niet de meest effectieve manier waarop een verhaal ingebracht kan worden in supervisie. Verhalen die door de supervisor worden aangedragen zullen voornamelijk symptoombestrijding bewerkstelligen. De supervisor draagt een mal, aan of een oplossing, een voorbeeld, dit is niet de manier van leren binnen supervisie. De werking van het verhaal zal zijn dat de supervisant zich identificeert met de hoofdpersoon en de geboden oplossing overneemt zonder dat er reflectie en zelfsturing op gang komt.
De supervisant zoekt een passend bestaand verhaal De supervisant die een bestaand verhaal zoekt is een redelijk neutrale optie. Een bestaand verhaal is vooral een optie wanneer een supervisant het niet ziet zitten om zelf een verhaal te maken of het niet denkt te kunnen. De drempel om een verhaal te zoeken is lager, dan om er een te maken. Op internet is een verscheidenheid aan verhalen te vinden, ook hele databases met verhalen die te zoeken zijn op thema. Een ander manier om een verhaal op het spoor te komen, is de supervisant te vragen naar verhalen uit boeken en films over gebeurtenissen en personen die hem aanspreken. In het geven van supervisie aan Lindsey, pastoraal werker, kwam naar aanleiding van verschillende inbrengen naar voren hoe ze soms moeite had om zich te presenteren, door allerlei innerlijke dialogen die haar van haar stuk brachten. Ze had er op zulke momenten last van dat ze minderwaardige gedachten over zichzelf had, en angst om zich belachelijk te maken ten opzichte van anderen. Ik vroeg haar naar films die haar aanspraken over personen die ze bewonderde. Ze vertelde de eerstvolgende keer over de film “Chocolat”, over een vrouw die in een traditioneel dorpje komt wonen, waar alle sociale en verbanden vast liggen. In het christelijke dorp opent ze tijdens de vastenperiode een chocoladewinkel en trekt zich niks aan van de oordelen van de priester en de dorpsbewoners. Iedereen is welkom bij haar, ook zij die nergens geaccepteerd waren. Naar aanleiding van de film krijgen we interessante gesprekken over hoe het is om je niets van de oordelen van anderen aan te trekken, en wat daar zo aantrekkelijk aan is. Lindsey komt erachter dat ze wel vecht voor een zaak die haar overtuiging heeft, dan heeft ze lak aan iedereen. Maar wanneer zij zelf in het geding is wordt het anders, ze strijdt niet voor zichzelf. Het bespreken van de film geeft op deze manier een nieuwe impuls aan het supervisieproces.
De supervisant schrijft een verhaal De vorm waarin de supervisant het meest in een scheppende en actieve rol komt, is wanneer hij gevraagd wordt zelf een verhaal te schrijven. Omdat in supervisie beoogd wordt een zelfsturend, intentioneel leren op gang te brengen waarin de supervisant een actieve rol heeft, heeft dit de voorkeur. Door het zoeken, schrijven of vertellen van een
27
Verhalen dichtbijbrengen
verhaal, wordt de supervisant redacteur, schrijver of verteller. De supervisant neemt het stuur van zijn leren in handen. Het zelf schrijven van een verhaal zal wel moed en een beetje talent vragen, maar wanneer een supervisant daarin wat op weg kan worden geholpen, kan het ook veel opleveren. Het uitdenken en schrijven van een verhaal, dat overigens helemaal niet lang hoeft te zijn, is een uitermate reflecterende bezigheid. In het creatieve proces, gaat het reflectieve proces mee. Wanneer een supervisant eenmaal begonnen is aan het schrijven, gaat het verhaal ook een beetje zichzelf schrijven. Supervisanten zijn vaak verrast door het uiteindelijke resultaat. Door het verhaal als schrijvende opdracht te introduceren, is het mogelijk dat het verhaal een proces wordt dat meegaat met de supervisiezittingen, naast de gewone inbreng. Door het schrijven en herschrijven duikt de supervisant steeds weer in het proces van creatieve reflectiviteit.
Hulpmiddelen bij het schrijven van een verhaal In feite is elk verhaal geschikt dat door de supervisant wordt aangedragen of gemaakt, om mee aan de slag te gaan in supervisie. Het is geschikt omdat het een weergave is van de beleving, voorkeuren en beelden van de supervisant. Omdat het best een creatieve opgave kan zijn, voor een supervisant, om een verhaal te schrijven, zijn er een aantal handreikingen te geven om een bruikbaar verhaal op het spoor te komen: - het thematiseren van de werkinbreng (het weergeven van de inbreng in steekwoorden of één zin) - Het schrijven van een verhaal rondom dat thema - Het verhaal hoeft geen lineaire verbanden te hebben met de werkinbreng, waarbij elk fragment van het verhaal staat voor een fragment van de werkinbreng. Het verhaal mag zijn eigen verhaal vertellen. Het is juist de bedoeling om de fantasie niet te zeer te beperken door kaders Het kan helpen om de volgende ingrediënten van een verhaal als kapstok te gebruiken:27 - Introductie: De plaats, de sfeer en de personages waarmee het verhaal van start gaat. - Middenstuk: Het dramatische conflict wordt zichtbaar en verhevigt zich, tot het uitmondt in een hoogtepunt, de crisis. - Ontknoping: De gebeurtenis waardoor de oplossing van het dramatische conflict zich aandient. Afwikkeling en uitleiding. Een andere kapstok voor het schrijven van een verhaal is de blauwdruk van ‘de reis van de held’. Dit is een patroon dat veel voorkomt in allerlei religieuze en wereldliteratuur. De reis van de held is een archetypisch verhaal van een held die uitgekozen is om op avontuur te gaan.28 Onderweg komt hij allerlei hindernissen en uitdagingen tegen. Uiteindelijk komt de held meestal gelouterd terug: hij heeft de essentie van het leven ontdekt. De verschillende fasen van het heldenverhaal, die als kapstok gebruikt kunnen worden zijn: -
De held wordt op bijzondere wijze geboren (hij/zij is geen ‘gewoon mens’); De held heeft een roeping, een opdracht om op reis te gaan; De held zal dat zelf niet altijd willen en verzet zich tegen de opdracht;
27
Naar Kempeneers, 2005, p.118 Dit patroon van ‘de held’, dat in verhalen uit allerlei culturen en religies terugkomt, wordt uitgebreid beschreven in : Campbell, De held met de duizend gezichten. Amsterdam, 1990 28
28
Verhalen dichtbijbrengen
-
Uiteindelijk gaat de held toch. Op reis ontmoet de held vele gevaren die hij/zij moet overwinnen; Soms krijgt de held een helper, die vaak geestelijk de mindere is van de echte held; De held raakt gewond en herstelt; De held vecht uiteindelijk tegen een overmacht (het 'kwade'); De held wint meestal en krijgt een beloning
Matthijs is als gemeentestichter en opbouwwerker actief in een achterstandswijk. Door de manier waarop zijn werk georganiseerd is, is hij een vrij man, bepaalt hij zelf zijn agenda. In supervisie is hij hard aan het leren, hij grijpt de mogelijkheden met beide handen aan om te leren en te reflecteren op zichzelf. Thema’s die in de verschillende inbrengen terugkomen zijn: -
waarom is presteren zo belangrijk voor me,
-
het goed doen, mijn waarde vinden in wat anderen vinden
-
verschil in presentatie naar buiten toe en ervaring van mezelf
-
Prioriteiten stellen in mijn werk, begrenzen van mezelf
-
Wil het wel, maar toch niet helemaal.
Als supervisor had ik het idee dat we al een tijdje aan het rondcirkelen waren rond dezelfde thema’s, maar niet altijd verder kwamen. Ik had het idee dat Matthijs aan de hand van verschillende werkinbrengen wel duidelijk had welke dingen speelden voor hem, en welke dingen hem belemmerden in zijn functioneren. Behalve dat ik genoot van de inzichten die Matthijs in de loop van de tijd opdeed, had ik het gevoel alsof er een andere laag was, die nog niet aangesproken was tot dan toe in supervisie. Alsof Matthijs in een soort impasse in zijn leren zat, waar hij maar niet uitkwam. Ik gaf Matthijs de volgende opdracht: Schrijf een metaforisch verhaal over jezelf, als reizende held. Zoek passende metaforen die staan voor je (werkende) leven tot nu toe. Het hoeft geen één-op-één parallel te zijn met je eigen leven. Laat het verhaal ook zijn eigen route kiezen. Het verhaal van de held gaat langs meerdere crises en impasses. Een crisis is een overgangsfase tussen oud en nieuw. Een plek en moment waar knopen gehakt worden en spaanders vallen. Beschrijf je verhaal tot aan de crises die nu aan de orde is. Beschrijf de crisis in je verhaal en dramatiseer het (maak het groot). Schrijf je verhaal af, je bent niet gebonden aan wetten van realiteit.
29
Verhalen dichtbijbrengen
5 Verhalen bewerken
Als je droomt van een donut is dat een droom, geen donut. Als je droomt van reizen, reis je al. Marek Halter
Zoals het dromen van een reis al reizen is, brengt het horen of vertellen van een verhaal een beweging op gang. Terwijl het verhaal zich voltrekt, word je als verteller of toehoorder betrokken bij het verhaal. Het doet een beroep op de scheppende en creatieve kant van de betrokkenen. Als een verhaal verteld wordt gebeurt er van alles: het verhaal vraagt om identificatie, het verhaal spiegelt en confronteert, het verhaal brengt een proces van reflectie op gang. Een verhaal krijgt, wanneer het eenmaal verteld is grenzen. Het verhaal is een constructie van de verteller. Een constructie is altijd selectief en beperkt, bepaalde details worden uitvergroot en andere fragmenten amper benoemd. In supervisie staat de vraag centraal of de constructies van de supervisant helpen of juist blokkeren. Het is van belang het verhaal te deconstrueren, zodat er ruimte ontstaat voor nieuwe wendingen of betekenissen. In supervisie gaat het om een vorm van intentioneel leren waarbij de supervisant actief betrokken is. Dit vraagt om een manier waarbij de supervisant wordt uitgenodigd om actief met het verhaal aan het werk te gaan. Het verhaal van Matthijs begint als volgt: Er was een zoon van een molenaar. Deze jongen woonde in het huisje vlakbij de molen. Op een dag toen hij vier was, verdwaalde de jongen in het donkere bos achter het huis van de molen. Hij wist niet meer waar hij was en begon te roepen om zijn vader en moeder. Huilend zwierf hij een paar dagen door het bos. Terwijl hij daar zo huilend liep, kwam hij langs een weg die door het bos ging. Er reed een wagen op het pad, getrokken door een paard. De vrouw op de bok van de wagen stapte af, pakte een stuk van jutezak op de wagen en sloeg de huilende jongen op zijn mond. “Hoe durf jij mijn rust te verstoren! Houd je mond! Je zult zwijgen. Dit tolereer ik niet. Gedraag je anders!” Ze sloeg hem nog een keer zo hard op zijn mond dat hij van de pijn geen geluid meer uit kon brengen. Ze gooide het stuk van de jutezak op de grond naast de jongen en reed weg. De jongen raapte het stuk jute op en nam het mee. Met bebloede lippen ging hij verder. Na voor zijn gevoel uren te hebben gelopen, zag hij daar... Daar, daar zag hij het! De molen van zijn vader. Hij was weer thuis. Die avond lag hij in bed en voelde aan het stuk juten dat onder zijn kussen lag. Elke keer als hij dat beetpakte, voelde hij weer die verlatenheid, die pijn op zijn mond, het moeten zwijgen. De vrouw had gezegd dat hij zich anders moest gedragen; anders?! Het vervolg van het verhaal parafraseer ik hier: In de loop van het verhaal groeit de jongen op en doet verschillende ervaringen op, waar hij de boodschap krijgt dat hij anders moet zijn. De jongen uit het verhaal verzamelt zo steeds meer stukken jute, die hij bij zich draagt. Hij ontmoet een koning zonder schaduw, bij wie hij graag ridder wil worden. De jongen gaat op bezoek bij een van de kastelen van de koningen, waar zuurpruimige
30
Verhalen dichtbijbrengen
kasteelheren met een hele grote schaduw de dienst uit maken. Het verhaal beschrijft conflicten tussen de jongen en zijn vader, de molenaar. Op deze manier verzamelt de zoon van de molenaar steeds meer pijnlijke ervaringen en stukken jute. De reis gaat verder, opnieuw gaat de jongen op zoek naar de koning zonder schaduw. In één van de kastelen van de koning ontdekte hij dat de ridders daar geen schaduw hadden, dit maakte hem jaloers. Uiteindelijk weet de zoon van de molenaar zijn eigenschaduw te vangen in een zak die hij naait van de stukken jute die hij met zich meedraagt. Hij vindt de koning, wordt tot ridder geslagen en strijdt zij-aan-zij met de koning. Met in één hand een zwaard, in de andere hand zijn zak. Vanwege de zware zak in zijn handen kan hij geen waardering ontvangen en blijft hij hongeren naar roem, waardering en erkenning. Het meest nog van de koning zelf. Op één van zijn tochten met de koning, slaat de koning zijn zwaard in de hand met de jutezak, het zwaard dringt door tot in het bot. De zak valt uit zijn handen, zijn schaduw ontsnapt, hij kan zijn schaduw niet langer ontvluchten. Verwond vlucht de jongen bij de koning vandaan, verblijft dagen in het moeras alleen in zijn ellende. Uiteindelijk ontmoet de zoon van de molenaar een abt, die hem verzorgt en hem wijsheid en inzicht geeft in de dingen die gebeurd zijn. Dat je niet zonder schaduw kunt zijn. Een schaduw hebben betekent niet dat je slecht bent, maar dat je substantie hebt en bij een lichtbron in de buurt bent. Door je schaduw te ontvluchten, word je uiteindelijk door de schaduw beheerst en overmand. De ridders zonder schaduw verbergen hun schaduw door speciale belichtingstrucs. De klap van de koning was geen straf, maar bevrijding van je krampachtigheid. De jongen beseft dat hij door al deze ervaringen man geworden is. Verwond weliswaar en met een schaduw. Hij besluit terug te gaan naar zijn vader de molenaar, om hem beter te leren kennen en van zijn vader te horen dat hij trots op hem is. Daarna zal hij opnieuw in dienst gaan bij de koning, niet langer als een jongen die zijn schaduw wil ontvluchten, maar nu als een man met een schaduw.
De methodiek van Verhalen Bewerken kent een aantal stappen of fasen, die in dit hoofdstuk verder uitgewerkt worden. De verschillende stappen zijn: Stap Stap Stap Stap
1: 2: 3: 4:
Ronddwalen in het verhaal Bevragen van het verhaal Verbinding met de praktijk Hervertellen van het verhaal
De verschillende stappen van het bewerken van verhalen zijn in figuur 2. in schema gezet.
31
Verhalen dichtbijbrengen
STAP 1
STAP 2
Ronddwalen in het verhaal
Bevragen van het verhaal
STAP 4
STAP 3
Hervertellen van het verhaal
Verbinding met de praktijk
Figuur 2. De methodiek van Verhalen Bewerken
5.1 Stap 1: Ronddwalen in het verhaal De eerste stap in het bewerken van een verhaal is het ronddwalen. De term ronddwalen leen ik van Frans Boeckhorst.29 Boeckhorst gebruikt de term om aan te geven hoe de dialoog tussen supervisor en supervisant vorm kan krijgen. Het ronddwalen zet hij af tegen het lineaire, logische denken. Boeckhorst zegt over het ronddwalen: “Al ronddwalend ziet men sneller overeenkomsten en gelijkenissen, die verrassende denksprongen en inzichten kunnen opleveren.”30 En verder:”Ronddwalen door uitvoerig bij allerlei facetten van een detail stil te staan, bevordert het associatieve denken en creëert een veelvormig perspectief.”31 Boeckhorst doelt op “…een vorm van ‘losjes denken’ in associaties en gelijkenissen, waardoor ‘zijdelingse kennis’ ontstaat, die uit een volkomen onverwachte richting komt.”32 Bij deze stap nodigt de supervisor de supervisant uit rond te dwalen in het verhaal, door de tijd te nemen om uitvoerig bij allerlei facetten van het verhaal stil te staan. Het gaat er in deze fase dus niet om een soort rode draad te ontdekken in een verhaal, maar om het verhaal te leren kennen in zijn details. Het is van belang dat de supervisant in deze fase dicht bij het vertelde verhaal blijft en niet bezig gaat met het interpreteren van het verhaal. De verbinding met de werkervaring van de supervisant mag hier nog achterwege blijven. Het ronddwalen is in feite een associatieve, intuïtieve bezigheid. In de eerste bijeenkomst na het schrijven van het verhaal, ben ik met Matthijs uitgebreid gaan ronddwalen in zijn verhaal. Als supervisor heb ik er erg op gelet niet meteen een vertaalslag te maken: O, hier bedoel je zeker dit mee?; of een waardeoordeel te geven aan fragmenten uit het verhaal. We hebben vooral het verhaal beter leren kennen door in te zoemen op de verschillende 29
De narratieve dialoog tussen supervisor, supervisant en cliënt, In: van Praag- Asperen en van Praag, Handboek Supervisie en Intervisie, Leusden 1993, p.176 30 Idem 31 Idem, p.177 32 Idem, p.176
32
Verhalen dichtbijbrengen
details, zoals de jutezakken, de ridders, het litteken e.d.. Voorbeelden van vragen die een supervisor zou kunnen stellen zijn: - vertel eens wat meer over de vrouw die de jongen tegenkomt, hoe zag ze eruit? Welke indruk maakte ze? - Waar denk je aan bij kasteelheren zonder schaduw? Hebben ze ooit een schaduw gehad denk je? - Vertel eens over de wond die de koning maakt bij de zoon van de molenaar. Vertel eens over de pijn die hij voelde? Keken ze elkaar aan? Hoe keek de koning? En de zoon van de molenaar? Wat ging er in hem om?
5.2 Stap 2: Het verhaal bevragen Wanneer de supervisant en de supervisor het verhaal hebben leren kennen in zijn details, door er in rond te dwalen, is het tijd voor een tweede stap: het verhaal bevragen. Als het verhaal verteld wordt, is het een subjectieve gebeurtenis: verteller en toehoorder interpreteren het verhaal op een bepaalde persoonlijke manier. Als het verhaal eenmaal verteld is, is het mogelijk om er afstand van te nemen en nader te onderzoeken, bevragen en te problematiseren. De supervisor stimuleert de supervisant het verhaal nader te onderzoeken door vragen te stellen. Waar je bij het ronddwalen in het verhaal vooral het verhaal in al zijn details op je in laat werken, zoek je bij het bevragen van het verhaal naar fricties in het verhaal en analyseer je de gebeurtenissen in een verhaal. Deze fase is in tegenstelling tot het ronddwalen doelgericht en rationeel. De supervisant zoekt in het verhaal naar alternatieven en betekenisgeving. Het zoeken naar verbanden, parallellen. Door vragen te stellen aan het verhaal zal de supervisant haast automatisch vragen stellen aan zijn eigen werkervaring. Het verhaal is een vertegenwoordiging van zijn ervaring. Toch is het goed in deze fase als supervisor er alert op te blijven dat het verhaal centraal staat als object om bevraagd te worden en niet de concrete ervaring van de supervisant. Door ook hier dicht bij het verhaal te blijven, blijft de supervisant ook in het ‘land waar alles kan’. Samen met Matthijs ben ik zijn verhaal gaan bevragen. Ik beschrijf hieronder een aantal van die vragen en vervolgens wat deze vragen tot gevolg hadden: Het verhaal heet: de zoon van de molenaar, hoe belangrijk is het voor de jongen om zoon van zijn vader te zijn? Zou het een andere titel kunnen hebben? Wat is de zoon van de molenaar nog meer? Deze vragen hebben Matthijs uitgenodigd te reflecteren op de rol van de vader en hoe belangrijk die is. Waar ben je nu in het verhaal? Deze vraag heeft Matthijs geholpen om aan te geven dat hij op dit moment in het verhaal is bij de monnik, dat hij aan het overwegen is om terug te gaan naar zijn vader, de molenaar, om van hem te horen dat hij trots op hem is. Dit roept nieuwe vragen op: Kan de molenaar nu nog bieden waar de zoon behoefte aan heeft? Dit roept een heel reflectieproces op bij Matthijs over of een zoon de goedkeuring van zijn vader, die hij in het verleden gemist heeft, alsnog kan krijgen en of dit inderdaad zal geven wat hij nodig heeft. Uiteindelijk laat Matthijs weten in een volgende supervisiebijeenkomst, dat hij tot de conclusie komt dat de goedkeuring van de vader de honger van de zoon niet zal stillen. Matthijs denkt dat de zoon van de molenaar op de een of andere manier goedkeuring aan zichzelf zal moeten geven
33
Verhalen dichtbijbrengen
5.3 Stap 3: Verbinding maken met de praktijk Het verhaal is van alle kanten bekeken door er in rond te dwalen. Ook eventuele beperkingen en grenzen zijn aan het licht gekomen door het verhaal te bevragen. Binnen de context van het verhaal is gezocht naar mogelijkheden en nieuwe perspectieven. Het is nu tijd voor een derde stap: de verbinding maken met de praktijk. De supervisor nodigt de supervisant uit naar zijn concrete werkervaring te kijken met de ervaringen van het verhaal, zodat de opgedane ervaringen en inzichten vanuit het verhaal kunnen worden overgedragen naar de praktijk. - hoe heeft het ronddwalen in en het bevragen van het verhaal invloed op hoe de supervisant nu naar zijn eigen werkverhaal kijkt? - Welke fragmenten in het verhaal vertegenwoordigen welke aspecten van de supervisant - Welke nieuwe gezichtspunten en mogelijkheden leveren het verhaal op voor functioneren van de supervisant in zijn werk Na het bevragen van het verhaal van Matthijs, heb ik als supervisor hem uitgenodigd de verbinding te maken met de praktijk. Door hem vragen te stellen, welke ervaringen in zijn geschiedenis worden vertegenwoordigd door de episodes in zijn verhaal. Door er bij stil te staan hoe deze ervaringen doorwerken in het functioneren van Matthijs in zijn taken en teams. Welk effect heeft een man die zijn schaduw verstopt op zijn functioneren en zijn werkomgeving. Ook konden er koppelingen gemaakt worden met eerdere werkinbrengen van Matthijs.
5.4 Stap 4: Hervertellen van het verhaal De vierde stap van het bewerken van het verhaal in supervisie is het hervertellen of verder vertellen van het verhaal. Na een heel proces van reflectie binnen het verhaal, dat zijn vervolg heeft gekregen in de verbinding met de concrete ervaring van de supervisant, is het tijd om het verhaal opnieuw te vertellen, of te herschrijven. Door dit te doen vindt het hele reflectieproces en het problematiseren van het verhaal zijn weerslag. Door de hervertelling van het verhaal krijgen de leerervaringen en reflecties van de supervisant een plek. Al schrijvend of vertellend worden inzichten geïntegreerd en verankerd. Ook kan het hervertellen van een verhaal nieuwe inzichten en vragen opleveren, waardoor het hele proces van reflectie een stap verder komt. In plaats van het verhaal opnieuw te vertellen, is het ook mogelijk het verhaal verder te schrijven vanaf het punt waar het in de vorige vertelling eindigde. Dit kan ook een manier zijn waarop de supervisant wordt meegenomen in het schrijven van zijn toekomstverhaal. Wensen, verlangen en voornemens voor het vervolg van de werkervaringen kunnen hier een plek krijgen. De supervisor nodigt de supervisant uit het verhaal opnieuw te vertellen of verder te vertellen en daarin de belangrijkste aspecten uit het reflectieproces een plek te geven. Het bevragen van het verhaal van Matthijs riep bij hem een heel reflectieproces op, maar ook de behoefte om een vervolg te schrijven voor zijn verhaal. In zijn tweede verhaal laat Matthijs zijn hoofdpersoon, zijn vader de molenaar ontmoeten. De woorden van liefde en trots van de molenaar
34
Verhalen dichtbijbrengen
hadden niet het gewenste effect op de zoon, er bleef iets knagen. De vader en de zoon komen erachter dat er een amulet onder de veranda ligt, die de zoon was verloren, toen hij (in het eerste verhaal) afscheid had genomen van zijn vader. Vader en zoon kunnen beiden niet bij de amulet. Als de zoon van de molenaar in slaap valt, laat Matthijs hem opnieuw de zelfde gebeurtenissen uit het eerste verhaal beleven, maar dit keer is de hoofdpersoon er als volwassen man nog eens bij. De zoon van de molenaar is er dus als volwassene bij aanwezig, als de zoon van de molenaar als kind van 4 verdwaalt. Matthijs laat zijn oudere hoofdpersoon woorden spreken ter bemoediging voor het kind. Op deze manier vervult hij steeds voor zichzelf een rol waarin hij accepterend, aanmoedigend en bevestigend is. Matthijs vertelt na het schrijven van dit tweede verhaal dat dit voor hem belangrijk is geweest en dat hij merkt dat het veel effect op hem heeft gehad. Als ik als supervisor zo naar hem luister, lijkt het alsof hij een stukje van zijn levensverhaal herschreven heeft.
Wisselen van perspectief Bij het hervertellen of verder vertellen van het verhaal kan de supervisor de supervisant uitnodigen een ander perspectief in het verhaal te gebruiken. Bijvoorbeeld een ander vertelstandpunt of tijdsperspectief. Er zijn verschillende mogelijkheden en verschillende motieven om dit voor te stellen. Wisselen van vertelstandpunt helpt een zich herhalend patroon te onderbreken, te reflecteren over de wijze waarop men betrokken is en nieuwe perspectieven te scheppen. Wanneer een supervisant bijvoorbeeld een verhaal in ik-vorm geschreven heeft kan het helpen om het zelfde verhaal te vertellen van uit een alwetende verteller, om meer afstand te scheppen en meer vanuit helikopterperspectief te reflecteren. Het kan een idee zijn een imaginaire verteller te introduceren. Een persoon of object met een figurantrol wordt dan ineens de verteller, dit kan een onverwachtse blik ‘van buiten de hoofdpersoon’ op het verhaal geven. Een andere mogelijkheid is om de supervisant die een wat afstandelijk verhaal heeft gemaakt, te vragen het in de ik-vorm te doen, zodat de supervisant zich meer gaat verbinden met de tekst. Wisselen van tijdsperspectief kan ook nieuwe impulsen aan een verhaal geven. Een verhaal in de verleden tijd geschreven kan veel krachtiger en werkelijker worden wanneer de supervisant het nog eens schrijft, maar dan in de tegenwoordige tijd. Een ander verhaal, dat bijvoorbeeld gaat over allerlei verdrietige en belemmerende zaken, is in tegenwoordige tijd geschreven juist akelig stellig en aanwezig. Terwijl wanneer het in verleden tijd herschreven wordt, het verhaal laat weten dat wat gebeurd is achter de supervisant ligt, en dat er mogelijkheden zijn om de toekomst anders vorm te geven.
35
Verhalen dichtbijbrengen
6 Conclusie
De winst van verhalen Op een stralende zondagochtend in mei zat een blinde man te bedelen in Hyde Park, Londen. Om zijn nek hing een bordje met de tekst: 'I'm blind'. Vóór hem een schaaltje, armzalig gevuld met wat kleingeld. Op zeker moment voelde de blinde man een hand op zijn schouder en hoorde hij een stem die vroeg: 'Mag ik je iets anders geven dan klein geld?'. De blinde man antwoordde: 'Maar natuurlijk, al het goede is welkom.' Hij voelde dat het bordje om zijn nek werd vastgepakt en hoorde het piepen van een viltstift. 'Ik kom later terug om te zien hoe het met je gaat' sprak de stem en de blinde man hoorde hoe voetstappen zich van hem verwijderden. Aan het eind van de middag voelde de blinde man dezelfde hand van die ochtend op zijn schouder. 'Hoe ging het?' vroeg de stem die erbij hoorde. 'Fantastisch!' sprak de blinde man. 'Ik heb nog nooit zoveel van mensen gekregen. Niet alleen geld, maar kinderen brachten me bloemen om aan te ruiken, ik kreeg een zoen van een onbekende vrouw, en zomaar een taartje. Wat heb je gedaan?' 'Ik heb je een klein verhaal gegeven' sprak de vreemdeling. 'Welk verhaal dan?' vroeg de blinde man. De vreemdeling boog zich voorover en 33
fluisterde in zijn oor: 'It's spring and I'm blind.'
6.1 De meerwaarde van verhalen voor supervisie De elementaire aspecten van supervisie, zoals ik die verwoord heb in hoofdstuk 1, gebruik ik in mijn conclusie om aan te geven wat de meerwaarde is van het gebruik van verhalen in de supervisiepraktijk. Ik geef aan op welke manier het gebruik van verhalen dienstbaar is aan deze elementaire aspecten, en hoe het gebruik van verhalen verdieping geeft aan deze aspecten. De meerwaarde van het werken met verhalen moet blijken uit het feit dat het: -
helpt om een supervisant tot leren te brengen. dienstbaar is aan het reflecteren op ervaringen, of hier een verdieping in aanbrengt. invloed heeft op daadwerkelijke verandering, die tot uiting komt in de beroepsuitoefening van de supervisant. supervisanten zicht geeft op zichzelf en stimuleert tot een voortdurende reflectie dienstbaar is aan het op gang brengen van intentioneel en zelfsturend leren.
6.1.1 De supervisant tot leren brengen In het schrijven van dit werkstuk heb ik laten zien dat het gebruik van verhalen iets toevoegt aan het leren van supervisanten. Juist doordat de taal van verhalen een hele andere is, dan die meestal gebruikt wordt in supervisie, zorgt het ervoor dat er een beroep wordt gedaan op nieuwe mogelijkheden voor een supervisant om zichzelf te
33
Bron: http://www.ewaldtheunisse.com
36
Verhalen dichtbijbrengen
bekijken en om oplossingen voor vraagstukken te vinden. Door een verhaal kantelt de blik op een ervaring en dit zorgt voor nieuwe mogelijkheden, waardoor een creatieve vorm van leren op gang komt. Verhalen kunnen door hun brugfunctie, waarbij door verbeelding de gewenste situatie concreet wordt, een impuls betekenen voor het leren. De spiegelfunctie van een verhaal maakt het mogelijk dat de supervisant vanaf een afstandje naar zichzelf kan kijken, wat soms verwarring, maar ook verheldering tot stand brengt en een leerproces op gang brengt. Zolang een supervisant te dicht op de ervaring zit, is het niet mogelijk om zichzelf zo te bezien. Door de omwegfunctie van het verhaal kan een supervisant weerstand bij een supervisant omzeilen. Het gebruiken van verhalen kan heel uitnodigend zijn voor een supervisant om op een veilige manier te gaan kijken naar zichzelf en te reflecteren, terwijl directe confrontaties van een supervisor er juist voor kunnen zorgen dat een supervisant in zijn schulp kruipt of blijft. Door het gebruiken van verhalen kan een proces van leren dat zo min mogelijk gehinderd wordt door weerstand op gang gebracht worden.
6.1.2 Het verdiepen van het reflecteren op ervaringen Ik heb laten zien dat het gebruik van verhalen juist aan het reflecteren op ervaringen iets toevoegt. Wanneer de supervisant met het expliciteren en concretiseren van een ervaring voldoende aan het werk is geweest, kan door het gebruik van verhalen dit reflectieproces nog eens verdiept worden. Doordat een verhaal eigenlijk een beetje zijn eigen gang gaat en zichzelf gaat schrijven, komen meestal nieuwe aspecten van de ervaring voor het voetlicht, die tot dan toe niet zichtbaar waren. Door de metafoorfunctie van verhalen kunnen eigenschappen van het verhaal overgedragen worden op de ervaring van de supervisant, waardoor die een nieuw licht werpt op zichzelf en verdieping en verrijking wordt aangebracht in het reflecteren op zichzelf.
6.1.3 Verandering,die tot uiting komt in de beroepsuitoefening Vooral in het geven van voorbeelden uit de praktijk heb ik kunnen laten zien dat het werken met verhalen werkelijke verandering op gang brengt. Een verhaal verankert zich op een bepaalde manier, waardoor het verhaal opnieuw op te roepen is en de waarde, waar het verhaal voor staat, steeds op nieuw invloed kan hebben. Door de opslagfunctie van een verhaal, wordt het verhaal een ‘draagbare samenvatting’ van een scala aan inzichten en leerervaringen. Zodra het verhaal wordt opgeroepen, heeft de supervisant toegang tot deze bronnen. Op deze manier krijgen leerervaringen invloed in het werk en leven van een supervisant buiten en na het supervisietraject. Het verhaal geeft op deze manier autonomie aan de supervisant, hij krijgt de bron zelf in handen. Het maken en schrijven van een verhaal is een creatieve reflectieve bezigheid die er voor zorgt dat de supervisant, bijna als vanzelf, zijn eigen (leer)verhaal aan het (her)schrijven is.
6.1.4 Zicht op zichzelf, voortgaande reflectie In dit werkstuk heb ik laten zien dat verhalen supervisanten op een verassende manier zicht geven op zichzelf. Ik heb ook laten zien dat verhalen op deze manier gebruikt, geen verhalen zijn om te consumeren, maar juist op nieuw reflectievragen oproepen en een proces op gang brengen. Door de spiegelfunctie van verhalen kan een supervisant
37
Verhalen dichtbijbrengen
helderder zicht op zichzelf krijgen, waardoor de reflectie verdiept wordt en nieuwe vragen en thema´s te voorschijn komen.
6.1.5 Intentioneel en zelfsturend leren Wanneer de supervisant door de supervisor gestimuleerd wordt om zoveel mogelijk de regierol te hebben, wordt er een intentioneel en zelfsturend leren op gang gebracht door het werken met verhalen. Door de brugfunctie van verhalen ziet de supervisant nieuwe mogelijkheden en veranderingen voor zich liggen. Door verbeelding komt dit gewenste ideaal dichterbij en stimuleert het de supervisant om zelfsturend te zijn in het bereiken ervan. Door de scheppingsfunctie van het werken met verhalen wordt de supervisant zelf actief betrokken gemaakt bij het reflectieproces en in een creërende rol gezet. De supervisant is schrijver, redacteur of regisseur van zijn eigen verhaal en wordt op deze manier gestimuleerd om leidend te zijn in zijn eigen leerproces. Door de omwegfunctie van een verhaal, heeft de supervisor minder directe invloed en wordt de supervisant uitgenodigd zelf de confrontatie op te zoeken in het verhaal. Dit bevordert de autonomie en zelfsturing van de supervisant. Door het gebruik van verhalen wordt de supervisant minder afhankelijk van de deskundigheid van de supervisor.
6.2 Het gebruik van verhalen vormgeven in supervisie In hoofdstuk 4 en 5 heb ik methodische handreikingen gegeven om het gebruik van verhalen in de context van supervisie te gebruiken. De methodische handreikingen zijn te zien als mijn visie op hoe het werken met verhalen het beste vorm kan krijgen. Deze visie heb ik gebaseerd op de supervisiemethodiek, zoals ik die heb verwoord in de elementaire aspecten van supervisie, mijn bevinden in de literatuurstudie naar het gebruik van verhalen en op de praktijkervaringen die ik opgedaan met het inzetten van verhalen in supervisie.
6.2.1 De plaats van verhalen in de supervisiemethodiek Ik heb in hoofdstuk 4 het gebruik van verhalen geplaatst in het kader van de supervisorische leercyclus. De meerwaarde van het gebruik van verhalen komt tot zijn recht wanneer deze verhalen in de context van de supervisiemethodiek wordt gebruikt. Wanneer het werken met verhalen niet ingebed is in deze context, maar als losse werkvorm wordt ingezet, blijven verhalen waarschijnlijk hun eigenschappen en kracht behouden, maar komt het verhaal te veel op de voorgrond. De kans is groot dat de therapeutische benadering, of een hele andere de boventoon gaat voeren en het werken met verhalen zijn eigen leven gaat leiden. Omdat ik heb gezocht naar hoe de functies van verhalen dienstbaar kunnen zijn aan supervisie, heb ik het werken met verhalen ook in die context gezet. Het gebruikmaken van verhalen in supervisie op de manier zoals ik die beschreven heb, moet vooral gezien worden als een specifieke manier van problematiserende reflectie op de werkinbreng.
38
Verhalen dichtbijbrengen
6.2.2 De plaats van verhalen in de supervisorische leercyclus Bij het inzetten van verhalen in supervisie is het van groot belang te zoeken naar de meest geschikte manier om dat te doen. Ik meen dat binnen de supervisorische cyclus dit het meest tot zijn recht komt in de fase van problematiseren en in de fase van de actiemogelijkheden. Wanneer verhalen ingezet worden in de fase van het problematiseren, betekent dit een verdieping van de reflectie van een supervisant. Wanneer je verhalen te vroeg in stelling brengt, belemmert dit het supervisorische proces, omdat de ervaring van de supervisant hierdoor onvoldoende geëxpliciteerd wordt en het verhaal teveel op de voorgrond komt. Om aan te geven welke plek de methodiek van het bewerken van verhalen dient te hebben in de supervisorische leercylus, is dat in figuur 3. schematisch weergegeven.
Supervisorische leercyclus (van Kessel)
De Handelings weg
Methodiek van Verhalen Bewerken
De Kenweg 1. 12. 2. 3 11. 4. 5:. problematiseren 6. 10. 7. 9 . 8.
Van werkinbreng naar verhaal
Van verhaal naar werkinbreng
STAP 1
STAP 2
Ronddwalen in het verhaal
Bevragen van het verhaal
STAP 4
STAP 3
Hervertellen van het verhaal
Verbinding met de praktijk
De Keuze weg
Figuur 3. De methodiek van Verhalen Bewerken in de context van de Supervisorische Leercyclus
6.2.3 Activeren van de supervisant Er zijn veel manieren om met verhalen om te gaan. Mijn visie dat het werken met verhalen ingebed zou moeten zijn in de supervisiemethodiek heeft een belangrijke consequentie: Het moet bijdragen aan de doelen die de methodiek zich stelt ten aanzien van intentioneel en zelfsturend leren en het stimuleren van voortgaande reflectie. Dit impliceert dat de manier waarop er met verhalen wordt gewerkt in supervisie, de supervisant dient te activeren. Vanuit dit uitgangspunt heb ik in de methodische
39
Verhalen dichtbijbrengen
handreikingen beschreven dat het de voorkeur heeft dat de supervisant een verhaal schrijft of uitzoekt, in plaats van dat een supervisor hier sturend in is. Ik heb een aantal praktische hulpmiddelen aangegeven om het voor een supervisant uitnodigend te maken in deze rol te stappen. Door de supervisant het stuur op deze manier in handen te geven, wordt het zelfsturend leren bevorderd. Door scheppend bezig te zijn met een geconstrueerd verhaal, wordt de supervisant gestimuleerd scheppend bezig te zijn met zijn eigen leerverhaal.
6.2.4 Methodiek van verhalen bewerken In hoofdstuk 6 heb ik de methodiek beschreven van het verhalen bewerken. De fasen in deze methodiek heb ik ontworpen om de bruikbare functies van verhalen, zo veel mogelijk tot hun recht te laten komen in supervisie. De verschillende stappen in het bewerken van verhalen zijn: het ronddwalen in het verhaal, het bevragen van het verhaal, verbinding met de praktijk en het hervertellen van het verhaal. Door in de eerste twee stappen dicht bij het verhaal te blijven, blijven de functies van het verhaal werkzaam, terwijl de derde stap juist zorgt voor de verbinding met de ingebrachte ervaring van de supervisant. De vierde stap zet de beweging in ‘naar voren’, naar de gewenste toestand of situatie van de supervisant. In de praktijk zal het zo zijn dat de verschillende stappen op een bepaalde manier op elkaar in grijpen en door elkaar heen lopen. Dit is helemaal niet erg, maar juist bevorderend voor de integratie van de verschillende aspecten. Toch is het goed als supervisor er voor te waken, dat oplossing en mogelijkheden eerst binnen het verhaal gezocht worden. Het verhaal is een plek waar alles kan, er is geen begrenzing in tijd en ruimte. Wanneer een supervisant te vroeg weer de sprong naar de praktijk maakt, komt hij als het ware opnieuw terecht in de patronen waar nu juist de stagnatie is ontstaan. De stappen van ‘verhalen bewerken’ moeten gezien worden als een eerste aanzet tot het beschrijven van een methodiek voor het gebruik van verhalen in supervisie. De methodische beschrijving is bedoeld als handreiking voor supervisoren, niet als een statisch stelsel van regels. Het bereikt zijn doel wanneer het als uitnodiging ervaren wordt om met verhalen aan de slag te gaan in supervisie.
6.3 Grenzen aan het werken met verhalen in supervisie In mijn zoeken naar de plek van verhalen in supervisie ben ik ook grenzen tegengekomen. Er zijn situaties waarin het werken met verhalen geen meerwaarde geeft aan het proces van supervisie.
6.3.1 Supervisor of supervisant verstaat de taal van verhalen niet Niet iedereen spreekt en verstaat de taal van metaforen en verhalen in de zelfde mate. Het is afhankelijk van de supervisor en de supervisant of het gebruik van verhalen werkelijk iets toevoegt aan de supervisiepraktijk. Wanneer een supervisor of supervisant hier echt niets mee kan, voegt het gebruiken van verhalen natuurlijk weinig toe.
40
Verhalen dichtbijbrengen
6.3.2 Het verhaal verdringt de ervaring Het is van groot belang dat het verhaal geen vervanger wordt van de praktijkinbreng, omdat dan het gevaar is, dat de beroepsuitoefening van de supervisant te veel naar de achtergrond verdwijnt. Al eerder heb ik duidelijk gemaakt dat een te vroeg ingebracht verhaal dit effect kan hebben, doordat de daadwerkelijke ervaring onvoldoende (opnieuw) ervaren en geëxpliciteerd wordt. Een andere mogelijkheid is dat een supervisant zich als vorm van afweer, gaat ‘verschuilen’ achter het verhaal, terwijl hij zelf en zijn ervaring buiten beeld blijven. In zulke situaties is het belangrijk dat een supervisor dit signaleert en de beweging van het verhaal naar de ervaring maakt.
6.3.3 Beperkende verhalen Zoals al duidelijk werd in het uitwerken van het begrip metaforen in het tweede hoofdstuk, draagt een supervisant in het werken met verhalen, eigenschappen over van een verhaal op de werkelijkheid. Dit kunnen ook beperkende verhalen zijn. Met andere woorden: een supervisant draagt ‘negatieve’ of belemmerende eigenschappen van het verhaal over op de werkelijkheid. Voor een supervisor is het van belang alert te zijn op deze beperkende verhalen, of beperkende elementen in verhalen. Een supervisor zou in zulke situaties de supervisant kunnen stimuleren om te zoeken naar nieuwe metaforen binnen een verhaal, of naar nieuwe verhalen, die meer perspectief geven. Voornamelijk de stap van het hervertellen van verhalen, in de methodiek van verhalen bewerken, biedt hier goede aanknopingspunten voor.
6.4 Tenslotte Alles bij elkaar bezien kan er volgens mij geconcludeerd worden dat het gebruik van verhalen niet alleen bijdraagt aan wat supervisie beoogt, maar dat de supervisiepraktijk er enorm door verdiept en verrijkt wordt! Door de nieuwe taal van verhalen toe te voegen aan de bestaande talen die in supervisie gebruikt worden, worden er hele gebieden ontsloten. Ik ben zelf erg verrast door wat het gebruik van verhalen toevoegt aan supervisie. Het voegt een enorme hoeveelheid creativiteit en plezier toe aan het leren. Ik vind het ook bijzonder om te zien, hoe dit zichtbaar werd bij mijn supervisanten. Het schrijven van een eerste verhaal was bij sommigen een uitnodiging om steeds weer nieuwe te schrijven. Als supervisor was ik getuige van creatieve processen, die hun vruchten steeds meer en zichtbaar afwerpen in de beroepspraktijk. Dat motiveert me enorm. Zoals te lezen is dit werkstuk een pleidooi geworden voor het gebruiken van verhalen in de context van supervisie. Ik hoop ook dat er een inspirerende werking van uit gaat, die supervisoren en supervisoren in opleiding stimuleert om naar verhalen te grijpen. De indruk kan ontstaan dat ik het werken met verhalen noodzakelijk vind voor een goede supervisie, of dat ik vindt dat supervisoren altijd bezig moeten zijn met verhalen. Dat is niet de bedoeling van mijn schrijven. Ik besef dat deze manier van werken niet bij iedereen past en dat er andere manieren zijn om het supervisieproces vorm te geven, die de doelen net zo veel recht doen. Het werken met verhalen zou ik het liefst voorstellen als een mogelijkheid om te overwegen en een stuk ‘gereedschap’ die supervisoren kunnen toevoegen aan hun gereedschapskist, om het te gebruiken wanneer dat passend is.
41
Verhalen dichtbijbrengen
Het verhaal van mijn zoektocht naar het gebruik van verhalen in supervisie is uit. Tenminste, voor wat het mijn eindwerkstuk betreft. In mijn eigen supervisies zal dit verhaal verder gaan.
42
Verhalen dichtbijbrengen
Literatuur Alma, H.A., Grensverleggende exploratie: Een (godsdienst)psychologische verkenning van verbeelding, Nederlands Theologisch Tijdschrift, 56 (2002, p.115-129), Zoetermeer 2002 Alma, H.A., Verbeeldingskracht en transcendentie. De spirituele kracht van kunst. In I. Brouwer, I. van Emmerik, H. Alma, M. van Paassen & A. Scholten (Red.). De stille kracht van transcendentie: Wijsheid in beelden, verhalen en symbolen (pp.41-51). Amsterdam 2007. Banning, Han en Banning-Mul, Marianne, Narratieve Begeleidingskunde; hoe het gebroken verhaal professioneel te waarderen, Soest 2005 Campbell, J., De held met de duizend gezichten. Amsterdam 1990 Derks, Lucas & Hollander, Jaap, Essenties van NLP. Sleutels tot persoonlijke Verandering, Utrecht 1996 Dongen, H.J. van; Laat, W.A.M. de; Maas, A.J.J.A., Een kwestie van verschil. Conflicthantering en onderhandeling in een configuratieve integratietheorie. Delft 1996 Erickson, M.H.& Rosen, S, Mijn stem gaat met je mee, Amsterdam 1987 Lakoff, George & Johnson, Mark, Leven in metaforen, Nijmegen 1999 (oorspronkelijke uitgave: Metaphors We Live By, Chicago/London, 1980) Gersie, A. e.a., Verhalen maken in therapie en onderwijs, Culemborg 1996 Kessel, L. van, De leerweg in supervisie. Een model voor het geven van leerhulp. In: Supervisor worden, supervisor blijven. VO cahier no.3. HVA, Amsterdam 1988. Kempeneers, Suzanne, Als woorden spreken, over het gebruik van verhalen en metaforen in psychotherapie, Leuven 2005 Lakerveld, van, Antje en Tijmes, Ineke (red.), Visies op supervisie. Soest 2002 Olthof en Vermetten, De mens als verhaal, narratieve strategieën in psychotherapie voor kinderen en volwassenen. Utrecht 1994 Peseschkian, Nossrat, De koopman en de papegaai, Rotterdam 1990 Praag, van – Asperen, van, H.M en Praag, van, Ph.H (red.), Handboek Supervisie en Intervisie, Leusden 1993 Siegers, Frans, Handboek Supervisiekunde. Houten 2002, p.7 Veenbaas, Wibe, Op verhaal komen, Werken met verhalen en metaforen in opleiding, training en therapie; Nieuwe wegen met Neuro-Linguïstisch Programmeren, Utrecht 2005
43
Verhalen dichtbijbrengen
Bronnen van verhalen: Israel Zwi Kanner, Oude en nieuwe joodse sprookjes en verhalen, Genk 1988 Kaniok, Eric, Sleutels tot het hart. Verhalen en parabels uit Oost en West, Rotterdam 2005 Tellegen, Toon, Misschien wisten zij alles, Amsterdam 1995 Schaik, van (red.), In geuren en kleuren, volksverhalen en sprookjes in kleurrijk Nederland, Amsterdam 2004
Bronnen van verhalen op internet: www.vertellen.com (de verhalenzoekmachine) www.meertens.knaw.nl/volksverhalenbank www.heinpragt.com/wijsheden/verhalen
www.beleven.org
44
Verhalen dichtbijbrengen
Bijlage: Reisburo ‘metgezel’ Een reisverhaal Het begon allemaal met die advertentie van reisburo ‘metgezel’. ‘Droomreizen, dichterbij dan u denkt’. Of eigenlijk begon het al eerder. Het begon met de dromen... Dromen van een onbekend land met rotskliffen, diepe spiegelende meren, groene vlakten, van grotten en holen, lieflijke wezens en monsters. Ik droomde het steeds vaker en steeds bekroop me het gevoel dat ik dit land kende, dat er eens geweest was, dat ik het kende, of... dat het land mij kende... Het reizen had ik al jaren achter me gelaten en de herinneringen aan de bestemmingen waren vervaagd en vervlogen. Ik zocht in m’n albums, waar ik al jaren niet in had gekeken naar beelden van grotten, kloven, vlakten en monsters en tot m’n schok ontdekte ik dat alle foto’s van m’n reizen verbleekt waren, slechts een grijze waas was overgebleven. Alsof ik die beelden levend had kunnen houden door kijken, en herinneren, of: opnieuw te reizen. Tekenend dacht ik nog, m’n leven voelt steeds meer als zo’n grijze waas van aanelkaargeschakelde momenten slapen, werken, eten. Ik begon steeds slechter te slapen, steeds meer gespannen te werken en steeds ongezonder te eten. De monsters, de holen en de kloven kwamen vaker terug in mijn dromen en de groene vlakten en het water steeds minder, overdag op m’n werk was ik afwezig. Dit ging zo door tot die advertentie voor m’n ogen kwam: Reisburo ‘metgezel’, ‘Droomreizen dichterbij dan u denkt’. Tijdens onze eerste onmoeting had hij zich voorgesteld als ‘reisgids’, maar dan anders. Anders was hij zeker, maar toch ook weer heel normaal. We hebben afspraken gemaakt en onze reisdoelen vastgesteld. Apart eigenlijk. Hij had niets in de aanbieding, hij vroeg maar waar ik naar toe wilde. Ik vertelde over de kliffen, de kloven, de spiegelende meren, en dat ik ook niet precies wist hoe we daar moesten komen. Dat gaf niks zei hij, we hebben genoeg aanknopingspunten, maar volgens mij wist hij zelf ook niet hoe we er moesten komen. Dit zou een bijzondere ervaring worden, daar ging ik vanuit: we wisten waar we naar toegingen, en wanneer we weer terug zouden zijn, maar we wisten niet hoe we er zouden komen. Toch voelde ik me inmiddels wel op m’n gemak bij hem. Een aparte reisgids dat wel, maar hij was oprecht geinteresseerd, maakte gewoon grapjes, en morste koffie over z’n beker (hij verschoot van kleur geloof ik) Voordat ik het reiscontract zou tekenen liet hij me de grote lettertjes lezen, daar stond in dat er geen weg terug mogelijk was, wel een mogelijkheid om er voortijdig uit te stappen. Weet je zeker dat je dit wilt, vroeg hij nog.. Ja dat wist ik vreemd genoeg inmiddels heel zeker... ik tekende. Het volgende moment stelde de reisgids me voor aan m’n andere reisgenoten, die kennelijk dezelfde reisdoelen hadden (zouden ze ook gedroomd hebben?). Het was een jongen, waar ik echt meteen jeuk van kreeg, een hele grote mond, beenthere, donethat en een meisje, een beetje zachter, kleiner, jonger en verlegener dan ik. Het eerste stuk was gemakkelijk, we liepen gewoon achter onze bijzondere gids aan, om beurten naast hem lopend. De tijd vloog voorbij, onderweg maakten we plezier en leerden zo elkaar wat kennen. Zo kwam ik te weten dat onze gids er rare hobbies op na houdt, en veel weet van planten, welke eetbaar zijn, welke giftig, welke goed zijn voor pijntjes en kwalen, en hoe ze te gebruiken. Ik kwam er ook achter dat mijn tegenpool, goede moppen kon tappen en ook wel leuke kanten had, en zelfs het kleine meisje kwam wat los, ze leerde ons een lief wandelliedje. Het was voor het eerst deze reis (en eigenlijk voor het eerst in jaren) dat ik het idee had er een spannende maar geweldige tijd voor me lag. De hierop volgende trajecten waren een stuk ingewikkelder, want onze reisgids weigerde langer voorop te lopen. Hij had geen kaart van dit gebied bij zich en was hier ook voor het eerst. Ik moet zeggen dat ik erg moet wennen aan zijn manier van reisleiden. Hij zei dat hij ons vertrouwde, en dat we dat beter zelf ook konden doen. Het was ónze reis, waarvoor we zelf doelen hadden uitgekozen, nu moesten we ook zelf aan het werk vond hij. Hij was er alleen maar om te zorgen
45
Verhalen dichtbijbrengen
voor de randvoorwaarden en de veiligheid. Ondanks dat zijn taakopvatting me wat tegenviel, was het wel veilig met hem in de buurt. Het kleine meisje wilde rechtdoor: één van haar reisdoelen was het bos, de jongen wilde rechts in de richting van de kust (hij zocht naar water) en ik wist het nog niet (ik had zoveel reisdoelen). Mooi was dat, dankzij onze fijne reisgids hadden we ons eerste conflict al te pakken. En onze reisgids hakte in dit soort gevallen nooit de knoop door. Hij keek maar een beetje en hij stelde vragen, nooit antwoorden, maar altijd vragen. Dan vroeg hij bijvoorbeeld of we hadden gehoord wat die en die wil zeggen en soms vroeg hij aan mij of een van de anderen of je had gehoord wat je zelf wilde zeggen. Als hij niets vroeg dan keek hij en was hij stil, dat vond ik niet erg, het hielp me juist om extra duidelijk te zijn als ik iets belangrijks te zeggen had, of juist om eens stil te zijn en van binnen te luisteren. Soms wanneer onze gids niets vroeg en niet stil was, dan noemde hij vaak iets wat hem opviel bij één van ons, of bij ons als groep. Hij noemde nooit iets nieuws, maar altijd iets dat er al was. In het geval van ons eerste conflict kwamen er op uit dat we in de richting van de bergen gingen, op een berg onspringt meestal een rivier en ze zijn vaak begroeid met bomen. Dit voelde heel goed. Wij hadden – ik had een stap gezet in de richting van mijn doel. Ik voelde me krachtiger dan ooit. De rook komt uit je neusgaten hadden de anderen gezegd. Door deze manier van doen van onze gids, gebeurde er wel wat met ons alledrie, moet ik zeggen. Hij wees niet de weg, hij hakte geen knopen door, en hij vroeg en vertelde meestal niet eens iets nieuws maar we kwamen wel verder. We hadden schitterende landschappen doorkruisd, spannende hellingen beklommen (vooral voor het kleine meisje) en zo al heel wat reisdoelen behaald, maar ieder had zo ook zijn eigen reis. De jongen met de grote mond liep steeds vaker een heel stuk in z’n eentje, en als hij naast je liep was hij veel stiller, alsof hij met zichzelf in gesprek was en er misschien zelfs wel van genoot. Het kleine meisje daarentegen hoorde je steeds meer, steeds scheller ook, ze werd zelfs een beetje bazig, bijzonder wat zo’n reis met je kan doen. En ik, ik genoot van alle kleuren die mijn grijze leven binnenvielen, ik genoot van het onderweg zijn, van m’n eigen gedachten, het reisgenootschap en m’n eigen stem. Maar ik begon me ook steeds meer zorgen te maken. Steeds vaker zag ik de kloven en holen weer voor me. En ik voelde dat het met elke stap die ik zette onvermijdelijker werd dat ik ze tegen zou komen . ‘Wat zie je’ zei de gids. Water zei ik, gewoon water. ‘Wat zie je’, zei hij nogmaals. Gewoon water hoe bedoel je. ‘Wat zie je als je in dat water kijkt’. Gewoon mezelf, zei ik. ‘En als je nog dieper in dat water kijkt, wat zie je dan?’ Niks, nog steeds gewoon water, en mezelf in spiegelbeeld, ik heb geloof ik geen gave om in het water van alles te zien. ‘Wees eens stil, en neem de tijd, wat zie je’. We stonden natuurlijk bij het spiegelende meer, waar ik in mijn dromen zo vaak bij had gestaan, gewacht tot ik wat zou zien, en nu stond er weer, met iemand naast me, die maar herhaalde wat ik steeds tegen mezelf zei: wat zie je. Misschien kwam het door de reis tot nu toe, dat ik had leren vertrouwen op m’n eigen richtingsgevoel, dat ik me krachtig had leren voelen zodat de rook uit m’n neusgaten kwam, misschien omdat ik geleerd had om stil te zijn, naar binnen te luisteren en om me heen te kijken, maar hoe dan ook: het water begon nu echt voor me te leven. Precies in mijn spiegelbeeld begon er vanalles te bewegen: ik zag mezelf op vroegere reizen aan de hand van wat m’n ouders leken, toen ik beter keek zag ik dat ik ze niet met hand vast hield, maar dat ze me met boeien aan zich hadden vast gemaakt... Ik zag m’n eigen spiegelbeeld weer, maar het duurde niet lang of ik zag allelei kostbaarheden te voorschijn komen, parels, zilver, goud, en allerlei fantische kleuren stoffen, zwaarden, malienkolders, zegelringen, koningskronen, munten met mijn naam erop, en ik besefte dat ik dit ook allemaal was, dat dit mij toebehoorde, en dat ik er nog nooit gebruik van had gemaakt. Het volgende wat ik zagen waren mijn twee reisgenoten, de jongen met de grote mond (zijn mond was in het water nog groter) en het kleine zachte meisje (ze was nog kleiner en zachter dan anders). Ik zag mezelf met hen dansen in een wilde dans, het ging sneller en sneller, totdat de verschillende personen niet langer te onderscheiden waren en ik nog maar één figuur zag. Ik zag mezelf. Toen m’n eigen spiegelbeeld weer verscheen, vroeg de gids me alles te verwoorden, wat ik gezien had. Ik vroeg hem wat al die dingen betekenden. Hij trok zijn schouders op en zei het niet te weten, aan zijn gezicht zag ik dat ook hij daar benieuwd naar was. Hij zei dat ik dat alleen kon weten. Ik besefte dat wat ik vandaag gezien levensbelanrijk voor me was, maar tegelijk was het ook een puzzel voor me, en de dingen die ik gezien had deden me zeer. Toch deed het me goed om
46
Verhalen dichtbijbrengen
dat te voelen en ik wist dat ik nog niet klaar was met dit spiegelmeer, nog lang niet, maar toch de reis zou weer verder gaan... ‘Je kunt het meer meenemen’, zei de reisgids, en rijkte me een veldfles aan, ‘dan kun je in het meer kijken, wanneer je daarvoor kiest’ AUW! Blijf van me af! Schreeuwde ik en sloeg wild met mn armen om me heen in het donker. Het was de gids met wie ik vocht, hij was sterk, maar ik was gemeen, ik denk dat ik hem goed geraakt heb. Maar hij bleef kalm en hij bleef staan. Ik sloeg en schopte totdat hij me zo stevig beet pakte dat ik me niet meer kon bewegen. Ik had er die nacht stilletjes vandoor willen gaan, ik had het helemaal gehad. Ik was bang voor de confrontatie die nog zouden komen met de plekken uit m’n dromen, vooral de grotten. Ik was verschrikkelijk bang geworden, eenzaam in mn tentje. Onder invloed van de angst had ik mezelf wijsgemaakt dat deze hele reis een belachelijke zinloze onderneming was en dat ik zonder deze nieuwe ervaringen een stuk gelukkiger was. Ik had mezelf de opdracht gegeven om de weg terug te vinden, ik wilde dat het allemaal niet gebeurd is. Ik was stilletjes mijn tent uitgeslopen, had wat proviand van mijn reisgenoten meegepikt en liep steeds verder weg van de open plek in het bos waar we ons kamp hadden opgeslaan. (de jongen had zijn bos gevonden en de hele dag houtgehakt) Zo sloop ik weg totdat de gids het gevecht met me aanging. Ik kwam er achter dat hij behoorlijk stevig is, hij laat zich niet snel van z’n stuk brengen door getrap en geschop (ook niet door gevlei, was ik al achter gekomen) al zag ik dat ik hem wel heb zeer gedaan. ‘Blijf me je poten van me af, waarom laat je me niet met rust’ schreeuwde ik. ‘Luister eerst naar me, dan zal ik je met rust laten’, zei de gids. ‘Dit is jouw reis’, ging hij verder, jij bent naar me toegekomen omdat jíj op reis wilde, jíj had bepaalde reisdoelen die voor jóu belangrijk waren, je bent je éigen reis gegaan, je hebt je eigen bestemming gekozen en je eigen knopen doorgehakt onderweg, ik heb alleen maar zo af en toe wat gevraagd en gekeken, ik was er alleen maar voor de randvoorwaarden en de veiligheid, weet je nog. Jouw veiligheid is nu in het geding, er is geen terugweg, na alles wat je gezien hebt, je kunt alleen doorgaan of er uitstappen. Ik houdt jou nu vast en zet je stil om je te vragen wat jij wilt, niet wat je angst wil, of wat iemand anders van je wil, niet wat ik van je wil, maar wat jij wilt. Ik heb niet voor je willen bepalen wat je reisdoel is en welke weg je inslaat, maar ik ben wel loyaal aan de bestemming die jij gekozen hebt. Jij ook? Ik wil dat je kiest.’ Hij liet me weer los en verdween even plotseling in de duisternis als dat hij gekomen was. De kloof was enger dan ik me voorgesteld had. Met alle moed die ik kon vinden had ik me omhooggesleept naar de rand van een diepe afgrond. Dit was de kloof uit m’n dromen, hier was het allemaal om begonnen, maar nu ik er eenmaal stond, duizelde het me en wilde ik dat ik hier nooit aan begonnen was. Hij was maar anderhalve meter breed, normaal gesproken zou ik zo’n afstand met een flinke sprong zo kunnen overbruggen, maar nu... Tot overmaat van ramp waren we in de laatste kilometers onze gids kwijtgeraakt. We hadden afgesproken dat als dat zou gebeuren wij met z’n 3en verder zouden gaan. Toen we dat afspraken had het zo logisch geklonken, maar nu we voor de grootste opgave van onze reis stonden begon ik eraan te twijfelen of dat wel zo logisch was. Ik wist op dat moment niet wat er precies met me gebeurde, maar toen de jongen met z’n grote mond me begon aan te moedigen om erover heen te springen werd ik zo woest van binnen, alsof iemand een vuur in m’n buik ontstoken had. En toen het kleine zachte meisje met haar zalvende stemmetje begon te fluisteren dat ze zo bang was en dat we beter terug konden gaan ontvlamde ik helemaal. In een paar seconden was het gebeurd: ik was op het zachte meisje afgestormd en begon met haar te vechten. De jongen met de grote mond mengde zich er in en probeerde me tegen te houden en voor dat ik het wist had ik ze in mijn vurige woede allebei in de kloof geduwd. Even was het helemaal stil, totdat ik besefte wat er gebeurd was. Toen begon er een ondragelijk gejammer in mijn hoofd. Schuld! Schuld! Wat had ik gedaan? Ik voelde het vuur in mijn maag veranderen in een blok ijs. Hoe had ik dit kunnen doen, nu kon ik net zo goed erachteraan, de kloof in springen. Ik liep achteruit voor aanloop van mijn laatste duik. Een duik in de diepte. Toen hoorde ik de stem van onze gids. Ik was hem helemaal vergeten de afgelopen minuten, maar in zijn gezicht zag ik dat hij al die tijd betrokken meegekeken had, de tranen stonden in zijn ogen. ‘Is dit je enige mogelijkheid?’, vroeg hij, en ‘is dit wat je nodig hebt?’. ‘Kijk eens goed’. ‘Waar zou je naar toe willen?’ Ik kwam wat tot rust bij de gedachte dat ik hier niet langer helemaal alleen stond en toen ik voorzichtig over de rand keek, zag ik dat mijn beide reisgenoten zich krampachtig vasthielden aan een dunne tak die aan de rotswand aan de overkant van de kloof hingen. Ze zeiden
47
Verhalen dichtbijbrengen
geen woord, ze smeekten niet om hun redding, ze keken me alleen maar aan. Ik besefte dat ik over de kloof zou moeten springen om ze aan de andere kant naar boven te helpen. Dit was het moeilijkste wat ik moest doen in deze reis, maar tegelijk was het zo’n opluchting dat ik niet in de afgrond hoefde te springen. Ik wist wat ik moest doen en dat maakte praten met de gids overbodig, we wisselden een blik van verstandhouding die me steunde. Het wonderlijke was dat, toen ik mijn reisgenoten uiteindelijk naar boven had gevist en ze huilend in de armen was gevallen, dat we alledrie op een bepaalde manier anders waren dan hiervoor. De jongen met de grote mond, keek zo rustig uit z’n ogen, z’n mond was veel meer in proporties, het kleine zachte meisje, het leek wel of ze iets gegroeid was, en er lag een sterke vastberaden blik in haar ogen. En ikzelf, ik voelde me lichter dan ooit. Maar dan een soort van gewichtig lichter. Ik voelde dat deze ervaring bij me zou blijven en dat ik misschien ooit wel nóg eens deze of een andere kloof over zou moeten. Sinds mijn avontuurlijke reis met mijn bijzondere reisgids-maar-dan-anders en mijn bijzondere reisgenoten ben ik anders geworden. Ik merkte bij thuiskomst dat ik met andere ogen keek naar vrienden en collega’s en moeilijke situaties. Mijn foto’s en herinneringen kregen opnieuw kleur en ik merkte dat de ervaringen van onderweg bij me gebleven waren en dat ze me hielpen. Ik droom nu niet langer alleen ’s nachts, maar maak overdag ook uitstapjes naar de prachtige landschappen en de diepe kloven die ik tegengekomen ben. Heel regelmatig ga ik terug naar het spiegelende meer en zie dan dingen van mezelf, waar ik voorheen aan voorbij liep. Het leven wordt er niet bepaald makkelijker op, ik zal nog vaak herinnerd worden aan de kloof en ontdek regelmatig nieuwe duistere grotten. En soms heb ik de neiging om mijn ogen te sluiten voor wat het spiegelende meer me laat zien. Maar sinds mijn avontuur en mijn nieuwe reiservaringen slaap ik goed, ben ik minder onrustig en lijkt het wel of het allemaal dieper en rijker geworden is.
48