Vergunningverlening Pythagoraslaan 101 Postbus 80300 3508 TH Utrecht Tel. 030-2589111 Fax 030-2583140 http://www.provincie-utrecht.nl
Besluit Datum Nummer Uw brief van Uw nummer Bijlage
16 september 2008 2008INT229518 Diverse
Team Referentie Doorkiesnummer Faxnummer E-mailadres Onderwerp
Groen, Grond en Water M.B. van der Meer/ C. Marskamp 030-258 3132/ 258 2167 030-258 3981
[email protected]; christine.marskamp@ provincie-utrecht.nl; Grondwaterwet; vergunning t.b.v. KWO hoofdkantoor OPG Utrecht (Leidsche Rijn)
Beschikking op het verzoek van ING Real Estate om een vergunning voor het onttrekken van grondwater ten behoeve van een energieopslagsysteem in de bodem ter plaatse van het nieuwe hoofdkantoor van OPG aan de Soestwetering te Utrecht (Leidsche Rijn). Procedure Gezien de gemiddelde omvang van de onttrekking hoeft de Provinciale Commissie voor Leefomgeving niet bij het beoordelen van de vergunningaanvraag te worden betrokken. De ontwerpvergunning heeft van 26 maart 2008 tot 7 mei 2008 ter inzage gelegen. Binnen deze termijn hebben wij een tweetal schriftelijke zienswijzen ontvangen, die onder het kopje “zienswijze en beoordeling zienswijze” aan de orde komen. Van de gelegenheid om mondeling een zienswijze in te dienen is geen gebruik gemaakt. Het verzoek Ing Real Estate wil het nieuwe hoofdkantoor van OPG in verwarming en koeling voorzien door middel van een energieopslagsysteem in de ondergrond. Met dit systeem worden winterkoude en zomerwarmte in het grondwater in de bodem opgeslagen en weer opgepompt om respectievelijk in de zomer voor koeling en in de winter voor verwarming te dienen. De daarvoor benodigde warmte en koude (energie) wordt onttrokken aan en opgeslagen in het grondwater. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van een koudewarmteopslagsysteem dat bestaat uit een cluster met twee warme bronnen en één met twee koude bronnen. Er is vergunning gevraagd voor het onttrekken van maximaal 130 m³ grondwater per uur en maximaal 600.000 m³ per jaar. Deze maximale hoeveelheid wordt bij het opstarten van het systeem en bij extreem klimatologisch jaren onttrokken. Gemiddeld zal de te onttrekken hoeveelheid naar verwachting rond de 400.000 m3 per jaar bedragen. Het opgepompte grondwater wordt vrijwel volledig weer in de bodem teruggebracht.
Het provinciehuis is per openbaar vervoer vanaf Utrecht CS te bereiken via GVU-lijn 11 (richting De Uithof). Heeft u klachten'? Provinciale klachtencommissie, 030 - 2582449.
Beleidsmatige beoordeling In het algemeen beoordelen wij grondwateronttrekking voor energieopslag positief omdat het gebruik van fossiele brandstoffen en de uitstoot van milieuschadelijke stoffen erdoor worden verminderd. De vergunningaanvraag dient echter ook te passen binnen het provinciale beleid ten aanzien van het kwantitatieve grondwaterbeheer zoals dat is vastgelegd in ons Waterhuishoudingsplan en Grondwaterplan 2008-2013. In het navolgende wordt een toetsing aan de beleidsuitgangspunten uitgevoerd. Ons beleid is er in het algemeen op gericht om het beschikbare grondwater doelmatig onder de verschillende gebruikers te verdelen. Daar waar grondwater wordt onttrokken en geïnfiltreerd streven we ernaar de nadelige effecten hiervan op andere bij het grondwater of de stand daarvan betrokken belangen zoveel mogelijk te beperken. Koude-warmteopslag in de ondergrond is een relatief nieuwe techniek en lang is niet met zekerheid vast te stellen geweest of deze techniek negatieve effecten zou hebben op de grondwaterkwaliteit. Inmiddels blijkt uit beschikbaar onderzoek en praktijkgegevens steeds duidelijker dat er geen meetbare negatieve effecten van koude-warmteopslag zijn te verwachten. In het recent vastgestelde Grondwaterplan 2008-2013 is daarom vastgelegd dat in principe alle watervoerende pakketten mogen worden gebruikt voor de toepassing van koude-warmteopslag. Ter bescherming van de grondwaterkwaliteit in het algemeen en specifiek voor de drinkwaterwinning hebben wij hieraan enkele voorwaarden gesteld. Zo hebben ondiepe watervoerende pakketten -mits geschikt- de voorkeur; mag er geen energieopslag worden toegepast in de zogenaamde 50-jaarszone rondom bestaande drinkwaterwinningen; mag de infiltratietemperatuur niet lager dan 5 oC en niet hoger dan 25 oC bedragen en moeten doorboorde kleilagen worden hersteld. Tezijnertijd zal dit beleid aan de hand van kennis uit praktijkonderzoek worden geëvalueerd. Daartoe wordt op verschillende locaties gemeten of de kwaliteit van het grondwater wordt beïnvloed door energieopslag. Het aangevraagde systeem voor het nieuwe hoofdkantoor van OPG aan de Soestwetering te Utrecht voldoet aan de voorwaarden die in het Grondwaterplan zijn gesteld voor de toepassing van koude- en warmteopslag. Beoordeling van de effecten In bijlage I. is een technische beoordeling gemaakt van de grondwateronttrekking en -infiltratie op de omgeving. Mede naar aanleiding daarvan merken wij het volgende op. Kwantitatieve aspecten Om te voorkomen dat kwalitatief goed grondwater wordt verbruikt, dient de onttrekkingshoeveelheid zoveel mogelijk te worden beperkt. Wij merken hierover op dat bij koude-warmteopslag het water wordt opgepompt en na gebruik in hetzelfde pakket wordt teruggebracht. Er is daarom geen sprake van verbruik- maar van gebruik van het grondwater. Het enige verbruik is een maximale hoeveelheid van 2.500 m³ spuiwater die niet terug de bodem in wordt gebracht. Voor het overige zitten er geen kwantitatieve aspecten aan deze grondwateronttrekking. De hoeveelheid water die niet terug in de bodem wordt gebracht is zo gering dat er naar ons oordeel, afgewogen tegen de positieve gevolgen van het systeem voor het milieu, vanuit kwantitatief opzicht geen bezwaar tegen het verlenen van de vergunning bestaat. Veranderingen in de stand en stroming van het grondwater Het onttrekken en infiltreren van grondwater heeft enige invloed op de stand en stroming van het grondwater en kan daardoor nadelige effecten hebben voor belangen die van een bepaalde grondwaterstand afhankelijk zijn. De effecten van het energieopslagsysteem voor het hoofdkantoor van OPG op de grondwaterstand en grondwatertemperatuur aan maaiveld zijn nader onderzocht. Daaruit blijkt dat niet wordt verwacht dat bij het grondwaterbeheer betrokken belangen als bebouwing en infrastructuur, landbouw en natuur door deze
2
effecten nadelig zullen worden beïnvloed. Voorts zullen de veroorzaakte stijghoogteveranderingen -los van het kwaliteitsaspect dat hieronder nader zal worden beschouwd- nauwelijks invloed hebben op de drinkwaterwinning nu dit water veel dieper aan de bodem wordt onttrokken. Binnen het invloedsgebied bevindt zich, voorzover nu bekend, één verontreiniging. Dit betreft een zogeheten VOCL verontreiniging. Gemeente Utrecht is op grond van de Wet Bodembescherming bevoegd gezag inzake verontreinigingen. Eventueel te treffen maatregelen en/of nadere voorschriften omtrent dit aspect zijn daarom niet aan deze vergunning verbonden. In stadsuitbreidingsgebied Leidsche Rijn, in de omgeving van het nieuwe hoodkantoor van OPG, bevinden zich inmiddels meerdere koude-warmteopslagsystemen. De meest nabijgelegen systemen betreffen die voor Mesos Medisch Centrum en voor Verpleegtehuis Terwijde. Door de komst van het systeem voor het hoofdkantoor vanOPG zou de werking van deze systemen mogelijk negatief beïnvloed kunnen worden met verlies van rendement tot gevolg. Onderzoek wijst uit dat dit gezien de onderlinge afstand tussen beide systemen naar verwachting niet het geval zal zijn voor het systeem van Verpleegtehuis Terwijde. Dit zou anders kunnen liggen voor het systeem van Mesos Medisch Centrum. Daarom is hiermee bij het bepalen van de locatie van de bronnen rekening gehouden. De bronnen zullen dusdanig worden geplaatst dat de veroorzaakte grondwaterstands- en temperatuursveranderingen niet van dien aard zijn dat deze tot schadelijke energieverliezen zullen leiden bij het systeem van Mesos Medisch Centrum. Voor het overige spelen in het kader van deze vergunning geen belangen die ten opzichte van de uitgangssituatie nadelig beïnvloed kunnen worden als gevolg van de effecten veroorzaakt door de komst van het energieopslagsysteem voor het hoofdkantoor van OPG. Beheersing van de hydrologische situatie Uit Bijlage I blijkt dat er nauwelijks veranderingen in de hydrologische situatie zullen optreden. Er is daarom naar ons oordeel geen noodzaak om verdergaande specifieke voorschriften op te nemen om de beïnvloeding van de grondwaterstand te voorkomen. We merken op dat de veranderingen in de hydrologische situatie zeer beperkt zullen zijn omdat het systeem er naar zijn aard op is gericht om het water terug in de bodem wordt gebracht weer zoveel mogelijk op te pompen. Wel achten wij het ter controle noodzakelijk om voorafgaand aan de ingebruikname van het systeem een pompproef uit te voeren om te kunnen bepalen of de gemeten verlagingen overeenkomen met de berekende verlagingen.. Kwalitatieve aspecten In artikel 14a van de Grondwaterwet is bepaald dat aan de vergunning voorschriften moeten worden verbonden met het oog op de bescherming van de kwaliteit van het grondwater. Daarbij wordt verwezen naar het Infiltratiebesluit bodembescherming waarin is bepaald dat voorschriften worden opgenomen ten aanzien van de kwaliteit van water dat terug in de bodem wordt gebracht, de beheersing van de hydrologische situatie en de beëindiging van het systeem. Voorts wordt in het Infiltratiebesluit bodembescherming aangegeven welke concentraties van stoffen mogen voorkomen in water dat in de bodem wordt gebracht. Bescherming kwaliteit grondwater Naar ons oordeel is op dit moment nog onvoldoende duidelijk welke effecten veranderingen in de temperatuur van het grondwater hebben op de kwaliteit van het grondwater in relatie tot de vereiste kwaliteit ten behoeve van de drinkwatervoorziening. Daar wordt momenteel naar onderzoek gedaan. Zolang de resultaten daarvan niet bekend zijn vinden we dat energieopslag alleen onder bepaalde omstandigheden kan worden toegestaan. Zo staan we energieopslag alleen toe als het systeem zich buiten de 50-jaars verblijftijdzone van een drinkwaterpompstation bevindt. Berekeningen wijzen uit dat het energieopslagsysteem voor het nieuwe hoofdkantoor van OPG aan deze eis voldoet.
3
Uit onderzoek is gebleken dat de chemische en microbiologische veranderingen zeer gering zijn als de temperatuur van het water dat terug in de bodem wordt gebracht niet hoger is dan 25 oC en niet lager dan 5 oC. Die eis stellen wij dan ook waarbij we bovendien hebben bepaald dat de gemiddelde temperatuur van het water dat terug in de bodem wordt gebracht niet hoger dan 20 oC mag zijn. Uit de stukken die bij de vergunningaanvraag zijn gevoegd, blijkt dat de temperatuur van het terug in de bodem te brengen water binnen de genoemde grenzen zal blijven. Wat betreft de kwaliteit van het grondwater achten wij het noodzakelijk dat de samenstelling van het grondwater voor de opstart van het systeem wordt gemeten (de zogenaamde ‘nulmeting’). Deze meting geldt als de uitgangssituatie waaraan eventuele kwaliteitsveranderingen kunnen worden getoetst indien dit nodig wordt geacht. Tenslotte vinden we dat er met het oog op een eventuele algemene opwarming dan wel afkoeling van het grondwater gestreefd moet worden naar een nagenoeg gesloten energiebalans. Daarom mag over een periode van vijf jaar de geïnfiltreerde hoeveelheid warmte in ieder geval niet meer dan 15% afwijken van de hoeveelheid geïnfiltreerde koude. Over een periode van 10 jaar mogen de geïnfiltreerde hoeveelheden niet meer dan 10% van elkaar verschillen. De beëindiging van het systeem Wij vinden het belangrijk dat bij het beëindigen van het energieopslagsysteem beoordeeld kan worden welke effecten het in de bodem heeft veroorzaakt en welke maatregelen nodig zijn om eventuele nadelige gevolgen daarvan te voorkomen of op te heffen. Daarom leggen we in voorschriften vast welke maatregelen bij beëindiging van het energieopslagsysteem moeten worden genomen. Door het stellen van voorschriften kan voor het overige in voldoende mate worden tegemoet gekomen aan de belangen die de Grondwaterwet beoogt te beschermen. Beoordeling van de zienswijze Gemeente Utrecht De afdeling Milieu en Duurzaamheid van de gemeente Utrecht heeft bij brief van 8 mei 2008 een zienswijze ingediend waarin zij in het kader van het bevoegd gezag Wet bodembescherming aangeeft dat bij het bepalen van de effecten op de grondwaterkwaliteit uit is gegaan van onvoldoende actuele gegevens van de verontreinigingssituatie in de omgeving. De sanering aan de Reactorweg (ca. 240 m ten oostzuidoosten van de locatie) blijkt begin 2009 niet afgerond te kunnen worden, waarmee de verontreinigingssituatie op dit moment niet geheel duidelijk is. Daarnaast geeft de afdeling Milieu en Duurzaamheid aan dat volgens haar interpretatie van de wet- en regelgeving verplaatsing van verontreinigingen door grondwateronttrekking en infiltratie niet is toegestaan. Onze conclusie bij de beoordeling van de invloed op bodem- en grondwaterverontreinigingen als gevolg van de komst van het energieopslagsysteem voor OPG zou daarmee niet overeenkomstig dit standpunt zijn. Verder wordt aangegeven dat in de effectenstudie de vermelding ontbreekt dat vooraf een monitoringsplan aan de gemeente Utrecht wordt voorgelegd, hetgeen noodzakelijk is voor een goede controle op ongewenste verplaatsing van de grondwaterverontreinigingen in de omgeving van het energieopslagsysteem en om tijdig maatregelen te kunnen treffen. Ten aanzien daarvan merken wij het volgende op Omtrent de eventuele verontreinigingen die zich binnen het invloedsgebied van het energieopslagsysteem vermelden wij dat de inititiafnemer zich op grond van de Wet Bodembescherming genoodzaakt ziet te onderzoeken in hoeverre deze mogelijk nadelig worden beïnvloed als gevolg van onderhavige onttrekking en infiltratie. Voorts verwijzen wij in deze naar de gemeente Utrecht als zijnde bevoegd gezag omtrent dit aspect. De initiatiefnemer heeft aangegeven dat in dit kader in overleg met de gemeente Utrecht een procedure in het kader van de Wet Bodembescherming doorlopen zal worden.
4
Wij zijn van mening dat het belang waar de Wet Bodembescherming in deze op toeziet, op genoemde wijze voldoende wordt beschermd. Door voorts de in de ontwerpvergunning genoemde tekstpassage omtrent onze verwachting dat de betreffende verontreiniging zich over een jaar netto minimaal in afstand en diepte zal verplaatsen niet langer in onderhavige vergunning op te nemen, wordt ons inziens in voldoende mate tegemoet gekomen aan het belang van de gemeente Utrecht in deze. AntoniusMesosGroep Bij brief van 28 april 2008 heeft de AntoniusMesosGroep aangegeven meer zekerheid te willen over de beïnvloeding van het OPG-systeem op het reeds vergunde systeem ten behoeve van Mesos Medisch Centrum en welke corrigerende maatregelen in deze situatie tussen partijen afgestemd kunnen worden. In dit kader wordt voorgesteld de in de ontwerpvergunning in voorschrift 5.4 genoemde meetfrequentie van de hoeveelheid en kwaliteit van de opgeslagen en ontrokken energie te verhogen van 1x per kwartaal naar 1x per maand en de rapportagefrequentie van voorschrift 6.1 te verhogen van 1x per jaar naar 2x per jaar, en wel bij de omslag van de seizoenen, te weten omstreeks april en oktober. Ten aanzien daarvan merken wij het volgende op Wij kunnen ons voorstellen dat het opschalen van de meetfrequentie en het overleggen van de daaruit verkregen meetgegevens bijdraagt aan een adequaat inzicht in de onttrokken hoeveelheid en kwaliteit van de opgeslagen en onttrokken energie door het OPG-systeem. Gelet daarop en mede bezien het gegeven dat ING Real Estate heeft aangegeven zich akkoord te kunnen verklaren met een verhoging van de monitoringsverplichting zoals door de AntoniusMesosGroep geschetst, hebben wij de vergunningvoorschriften 5.4 en 6.1 in voorgestelde zin gewijzigd. Voor wat betreft het beschermen van de energievoorraad van de AntoniusMesosGroep en het afstemmen van corrigerende maatregelen hieromtrent kunnen wij opmerken dat wij aan dit meer algemene verdelingsvraagstuk invulling hebben gegeven door te sturen in de locatie van de bronnen van het OPG-systeem. Deze zijn zo gesitueerd dat interferentieproblemen met het systeem voor de AntoniusMesosGroep worden tegengaan en dat ook voor het overige geen verlies van rendement behoeft te worden verwacht door de komst ervan. Wij menen op deze wijze voldoende rekening te houden met de belangen van de AntoniusMesosGroep in deze. Door dit samenhangend gebruik wordt zo optimaal mogelijk invulling gegeven aan het gebruik van het beschikbare grondwater en van het vermogen om hierin energie op te slaan. Beslissing Met inachtneming van het voorgaande en gelet op het bepaalde in artikel 14, eerste lid van de Grondwaterwet en artikel 3 van de Grondwaterverordening provincie Utrecht 1998 besluiten wij: 1. aan ING Real Estate vergunning te verlenen voor het onttrekken van maximaal 130 m3 grondwater per uur en 600.000 m³ per jaar ten behoeve van een energieopslagsysteem in de bodem ter plaatste van het nieuwe hoofdkantoor van OPG aan de Soestwetering te Utrecht (Leidsche Rijn). 2. aan deze vergunning de in Bijlage II vermelde voorschriften te verbinden. Gedeputeerde staten van Utrecht, namens hen, ir. A.M. van Oosterwyck Teamleider Groen, Grond en Water Afdeling Vergunningverlening
5
Beroepsmogelijkheid Tegen dit besluit kan binnen zes weken na de dag van ter inzage legging beroep worden ingesteld bij de afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State. Het beroep kan worden ingesteld door belanghebbenden die tijdig hun zienswijze(n) over de ontwerpvergunning naar voren hebben gebracht of door belanghebbenden die geen zienswijze(n) naar voren hebben gebracht maar die dat redelijkerwijs niet valt te verwijten of door belanghebbenden die zich niet kunnen vinden in de wijzigingen ten opzichte van het ontwerpbesluit. Het beroepschrift moet worden ondertekend en moet ten minste de volgende gegevens bevatten: 1. de naam en het adres van de indiener; 2. de dagtekening; 3. een omschrijving van het besluit waartegen het beroep is gericht; 4. de gronden van het beroep. Bij het beroepschrift moet zo mogelijk een afschrift van het besluit waarop het geschil betrekking heeft, worden overgelegd. Het beroepschrift moet in tweevoud worden gezonden aan de Raad van State, Afdeling bestuursrechtspraak, Postbus 20019, 2500 EA ’s-Gravenhage. Voor indiening van een beroepschrift is € 145,00 griffierecht verschuldigd voor een natuurlijke persoon en € 288,00 voor een rechtspersoon. Indien beroep is ingesteld tegen dit besluit kan ook om een voorlopige voorziening worden gevraagd indien onverwijlde spoed dat vereist. Het verzoek moet worden gedaan bij de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak. Daarbij is hetzelfde griffierecht opnieuw verschuldigd.
6