Jaargang 17, nummer 2
Maart 2000
VERENIGING VOOR STERRENKUNDE MIDDEN-LIMBURG NR.102
De Eskimo-nevel in het sterrenbeeld tweelingen. De foto is gemaakt door de Hubble Space Telescope na de geslaagde reparatiemissi e in december 1999
albedo 1
Colofon
Voorwoord
ALBEDO is een populair wetenschappelijk tijdschrift over sterrenkunde, weerkunde, natuurkunde, ruimtevaart en ruimteonderzoek.
Beste leden,
Albedo wordt uitgegeven door de Vereniging voor Sterrenkunde Midden Limburg. Het blad verschijnt zeer onregelmatig. Er wordt gestreefd naar 6 nummers per jaar.
Na de vorige oproep om hulp bij het vertalen en bewerken van artikelen hebben zich verschillende mensen bij de redactie gemeld. In de komende maanden zult u dus regelmatig nieuwe namen aantreffen in de Albedo.
REDACTIE Huub Scheenen, hoofdredacteur, Johan Wevers. REDACTIE-ADRES Henri Hermanslaan 161, 6162 GE Geleen. tel. 046-4754235 Email:
[email protected]
Net bekomen van de uitermate geslaagde Landelijke Sterrenkijkdagen, is het alweer tijd om een Albedo van de persen te laten rollen.
De afgelopen week is de NEAR aangekomen bij de planetoïde EROS. Gelukkig is het deze keer wel goed gegaan en inmiddels stromen de eerste mooie foto’s en onderzoeksresultaten binnen. Graag hadden we de eerste foto’s geplaatst maar enige computerstress in het weekend heeft dit helaas verhinderd. In het komende nummer treft u daarom een kleine EROS-special. Albedo 103 zal eind april verschijnen. Inleveren kopij kan tot 15 april. Huub Scheenen
LAY-OUT EN DRUK De artikelen voor de Albedo worden gemaakt met de meest onmogelijke teks tverwerkers. De uiteindelijke vormgeving geschiedt met Microsoft Publisher en Microsoft Word. De afbeeldingen worden ingescand met een Mustek Paragon 1200SP, uiteraard volledig TWAINcompatibel. De bewerking van de afbeeldingen gebeurt met Paint Shop Pro en Adobe Photo Deluxe HE. Het kostbare origineel van de ALBEDO wordt uitgeprint met een Hewlett Packard Laserjet 5L. Voor de vermenigvuldiging wordt ieder geschikt kopieerapparaat gebruikt zolang het maar gratis is. ABONNEMENTEN Bij het lidmaatschap van de V.S.M.L. is de ALBEDO inbegrepen. Losse abonnementen zijn niet mogelijk. Alleen zij die lid zijn van de V.S.M.L. hebben recht op de ALBEDO. DISTRIBUTIE De ALBEDO wordt onder strenge bewaking naar het verenigingslokaal aan de Oude Keulsebaan gebracht. Alleen hier is de ALBEDO verkrijgbaar. De oplage is aangepast aan de behoefte. Voor bijbestellingen kunt u contact opnemen met de redactie.
Inhoudsopgave
2. 3. 4. 6. 6. 7. 9. 10. 11. 12. 13. 13. 14
Voorwoord en inhoudsgopgave. Agenda en Van de Vereniging De sterrenhemel in maart en april. Ron van der Goor HUBBLE hervat zijn starende missie in het Universum met een blik op de Eskimo-nevel. Pierre Everts. Puinring zet de maan scheef. 10 vragen over CHICXULUB. Kerstin Werner Is ons zonnestelsel ongewoon in het heelal? Het sterrenbeeld Camelopardalis, Giraffe. Huub Scheenen Nieuw ontdekte quasar breekt het afstandsrecord. Röntgensterrenhemel straalt ons tweemaal toe. Internet nieuws AstroRom 2000 SOHO is recordhouder kometen ontdekken.
albedo 2
Agenda
21 februari: Jaarvergadering. maart: Vacant. 17 april: Lezing Ir. A. Stoffelen, Satellieten en meteorologie. 6 mei: Excursie ATT – Essen (Astrobeurs, o.a. koop- en ruilbeurs). 7 mei: Lezing Drs. J. De Bruijne: Hipparcos. (zondagmiddag, aanvang 14.00 uur !!) 3 juni: Rommelmarkt. Indien u spullen heeft kunt u deze al aanmelden bij Wouter Geraedts of Ivo Classen. Vanaf mei kunt u uw spullen brengen. Eventueel worden de spullen bij u opgehaald. 19 juni: Lezingenavond door eigen leden. (al bekend: dhr. Smeets, de zomersterrenbeelden, onder voorbehoud: dhr. Scheenen, Het waarnemen van onze zon in het kader van het vlekkenmaximum). juli en augustus: Geen lezingen, wel is een waarneemactie t.b.v. de Aquariden gepland (30/31 juli). 11 & 12 augustus: Maximum der Perseïden met op 12 augustus de jaarlijkse Perseïdenbarbecue. 18 september: Lezingenavond door eigen leden. 2 oktober: Lezing Drs. M. Haverkorn, Magneetvelden in de Melkweg. 9 oktober: Najaarsvergadering 4 november: Sterrenkijkdag 20 november: Lezing Drs. W. Vlemmings: VLBI, het globale netwerk van radiotelescopen. 10 of 11 december: Lezing Drs. J. Kurk, De geschiedenis van de sterrenkunde van de oudheid tot Newton. De definitieve datum wordt bepaald na de lezing van 7 mei. Afgaande op de ervaringen van een lezing op zondagmiddag wordt in overleg met de spreker een afspraak gemaakt.
Van de Vereniging
Nieuwjaarsborrel Voor het eerst in het bestaan van de VSML vond op maandag 15 januari een Nieuwjaarsborrel plaats. Ondanks de dichte mist waagden toch nog 15 mensen de tocht naar het clubgebouw. Onder het genot van verse oliebollen, toastjes met zalm en kaviaar is er gezellig gekeuveld over van alles en nog wat. De avond was zeer zeker geslaagd en zal het volgend jaar een vervolg krijgen. Alleen zullen we dan moeten zoeken naar een geschiktere avond en moeten we niet vergeten om ook kenbaar te maken dat ook de echtgenoot (m/v) welkom is. Landelijke Sterrenkijkdagen Vrijdag 10 en zaterdag 11 februari nam de VSML wederom deel aan de Landelijke Sterrenkijkdagen. De vooruitzichten waren dit keer gunstig. Vooral voor vrijdag werd helder weer voorspeld. Vrijdagavond liep het meteen om 20.00 uur al storm. Op een gegeven moment stonden de mensen drie rijen dik achter de opgestelde telescopen te wachten om een blik op de Maan, Saturnus en Jupiter te mogen werpen. In het clubgebouw zelf stonden enkele computers opgesteld voor het geven van planetariumsimulaties en het laten zien van de allerlaatste astronomische foto’s (de filmpjes van een rondtollende planetoïde EROS deden het goed). Het planetenpad dat Paul Smeets enkele jaren geleden heeft gemaakt bleek wederom een voortreffelijk hulpmiddel te zijn om de bezoekers een indrukt te geven van het heelal. Op zaterdag was het clubgebouw vanaf 14.00 uur geopend met de bedoeling om de bezoekers een blik te laten werpen op de actieve zon. Helaas heeft het vanaf 14.00 uur tot 17.00 uur pijpenstelen geregend. Bovendien kwamen we er op zaterdagmiddag achter dat onze buren zijnde de carnavalsvereniging die avond een joekskapellenfestival zouden organiseren. Daar gaan onze bezoekers dachten we. Gelukkig hebben we met de buren een goede afspraak kunnen maken omtrent het beheer van de toegangspoort. ’s Avonds klaarde het weer op en vanaf 19.00 uur begon de bezoekersstroom op gang te komen. Wederom stond men rijen dik voor de telescopen opgesteld met en een gezellig car-
albedo 3
navalsdeuntje op de achtergrond werd wederom genoten van Maan, en enkele deepsky objecten. Kwamen er in het verleden veel mensen die gewoon eens door een telescoop wilden kijken en verder niets, nu merken we steeds meer dat de bezoekers echt geïnteresseerd zijn in sterrenkunde en je echt het hemd van het lijf weten te vragen. Mede dankzij het goede weer en de gunstige publicaties in de pers hebben we in totaal ongeveer 125 bezoekers mogen tellen. Verschillende bezoekers hebben hun interesse getoond voor de cursus sterrenkunde die weer in het najaar start. Bovendien hebben zich twee nieuwe leden aangemeld. De reacties van de bezoekers op de enquêteform ulieren zijn zeer positief en dat is mede te danken aan de vlekkeloze organisatie. Een groot aantal leden hebben beide dagen hun beste beentje voorgezet. Namens het bestuur: chapeau !!
Van de Vereniging
Huub Scheenen
De sterrenhemel in maart en april Ron van der Goor
Maart
De planeten De ecliptica maakt in deze tijd van het jaar voor zonsopkomst een kleine hoek met de horizon. Dit is de reden dat Mercurius en Venus, beide theoretisch tijdens het krieken van de dag te zien boven het zuidoosten, moeilijk tot niet waarneembaar zijn. Mars, Jupiter en Saturnus zijn alle ’s avonds in het westen te zien. Jupiter is met afstand de helderste van de drie. Het drietal nadert de zon en wordt dus steeds minder goed waarneem baar.
10 uur 3° ten zuiden van Saturnus. Een fraaie, fotogenieke samenstand, mede dankzij het asgrauwe licht dat de maanschijf siert.
neet moet de verbindingslijn tussen de middelpunten van beide objecten per definitie loodrecht op de ecliptica (de schijnbare baan van de zon aan de he-
12 mrt, 10 uur De maan 1° ten noorden van Aldebaran (α Tauri), het “rode oog” van de Stier. Deze keer wordt de ster nergens op het aardoppervlak door de maan bedekt, de reeks bedekkingen behoort immers tot het verleden. ’s Avonds rond 20 uur zien we de half verlichte maan 6° ten oosten (“links”) van Aldebaran.
melkoepel) staan. Bij een conjunctie tussen de maan of een planeet met een ster luidt de definitie anders: dan moet deze verbindingslijn loodrecht op de hemelequator (de snijlijn van het equatorvlak van de aarde met de hemelkoepel) staan. Het begrip conjunctie is dus nauwkeuriger gedefinieerd dan het begrip samenstand: twee objecten kunnen elkaar heel nauw naderen zonder met elkaar in conjunctie te komen!
Kalender 1 mrt, 16 uur Mercurius in benedenconjunctie met de zon. De planeet snelt nu tussen de zon en de aarde door om al snel in zijn grootste westelijke elongatie te komen. 4 mrt, 1 uur Venus in nauwe conjunctie met Uranus. Door de nabijheid van de zon gaat het zwakke lichtje van de verre Uranus verloren; Venus is wellicht met een verrekijker nog even in de ochtendschemering te zien. Deze samenstand is mede vermeldenswaard omdat de maan zich in de nabijheid van beide planeten bevindt. Elders worden Venus en Uranus door de maan bedekt. Voor sommige waarnemers, onder meer in Nieuw-Zeeland, gaan de twee planeten samen schuil achter de maanschijf! Dergelijke simultane planeetbedekkingen komen niet al te vaak voor: het laatst gebeurde het met Venus en Jupiter op 23 april 1998 en het volgende geval is op 6 september 2037 met Jupiter en Uranus in de hoofdrol. Tussen 1600 en 2200 hebben er 22 simultane planeetbedekkingen plaats. 6 mrt, 6.17 uur Nieuwe maan. 7 mrt, 19.15 uur Rond dit tijdstip is boven de westelijke einder de smalle maansikkel te zien, 37 uur na nieuwe maan. 8-10 mrt De smalle maansikkel passeert achtereenvolgens Mars, Jupiter en Saturnus. 8 mrt, 15 uur bevindt de maan zich 5° ten zuiden van Mars, 9 mrt, 19 uur 5° ten zuiden van Jupiter en 10 mrt,
13 mrt, 7.59 uur Eerste kwartier. 15 mrt, 1 uur Mercurius in conjunctie met Venus. Het koppel bevindt zich echter te dicht bij de zon om waarneembaar te zijn. Bij een conjunctie tussen twee planeten of tussen de maan en een pla-
albedo 4
18 mrt, 1 uur De maan 1° ten noorden van Regulus (α Leonis). 20 mrt, 5.44 uur Volle maan. 21 mrt, 20 uur De maan 8° ten noorden
van Spica (α Virginis). Beide hemellichamen komen laat op de avond op. 25 mrt, 14 uur De maan 9° ten noorden van Antares (α Scorpii). Merk ’s ochtends op dat de maan de hoofdster van de Schorpioen nadert. 26 mrt, 2 uur MET = 3 uur MEZT In vrijwel geheel Europa wordt de klok een uur vooruit gezet. De Midden-Europese zomertijd blijft geldig tot en met 28 oktober 2000.
uur staat hij iets minder dan twee maandiameters in het verlengde (in zuidelijke richting) van de horens van de maansikkel.
April
De planeten Voor planetenliefhebbers zal april geen vruchtbare maand worden. Mercurius en Venus komen kort voor de zon op en zijn derhalve met het blote oog niet waarneembaar. Mars, Jupiter en Saturnus verdwijnen langzaam maar zeker in de zonnegloed en zijn alleen de eerste helft van de maand nog te zien, laag boven de westelijke horizon.
28 mrt, 2.21 uur Laatste kwartier. 28 mrt, 23 uur Mercurius in zijn grootste westelijke elongatie, 27°50’ van het middelpunt van de zonneschijf. Theoretisch gezien is dit een gunstige ochtendelongatie, maar omdat in onze streken de ecliptica en dus de verbindingslijn zon-Mercurius een kleine hoek met de horizon maakt, blijft de kleine planeet voor ons nauwelijks of niet waarneembaar. In onze streken is Mercurius, paradoxalerwijze, juist tijdens de ongunstige elongaties (18°-19°) veel beter waarneembaar dan tijdens de gunstige elongaties (27°-28°). Dit is gelegen in het feit dat bij ons, op een hoge noordelijke breedtegraad, tijdens een ongunstige elongatie de ecliptica een hoek van 55° met de horizon maakt, terwijl deze hoek tijdens een gunstige elongatie slechts 15° bedraagt. In de tropen en op het zuidelijk halfrond is dit net andersom: tijdens een gunstige elongatie is de voornoemde hoek groot, tijdens een ongunstige klein. Aldaar kan Mercurius tijdens een gunstige elongatie zelfs in het donker waargenomen worden; bij ons kan dat nooit! Daar staat tegenover dat waarnemers in de tropen en op het zuidelijk halfrond tijdens een ongunstige elongatie nog minder kans hebben de planeet te zien dan wij. 31 mrt, 14 uur De maan in conjunctie met Uranus. Voor waarnemers in het zuiden van de Atlantische Oceaan en in Antarctica wordt de verre planeet door de maan bedekt. Hiermee eindigt een reeks Uranus -bedekkingen die op 11 april 1999 is begonnen en veertien gevallen kende, waarvan er geen enkele in ons land te zien is geweest.
Kalender 1 apr Mars, Jupiter en Saturnus ongeveer op één lijn. Het drietal is kort na zonsondergang nog wel met het blote oog te zien, ongeveer 10° boven de westelijke einder. Saturnus staat het hoogst, Mars het dichtst bij de horizon. Jupiter is verreweg de helderste van de drie. 4 apr, 20.12 uur Nieuwe maan. 5 apr, 20.45 uur Omstreeks dit tijdstip kunt u met behulp van een verrekijker, 4° boven de horizon en 10° ten oosten (“links”) van het punt waar de zon onder de horizon staat, de 25 uur jonge maansikkel zien. De omstandigheden zijn niet al te gunstig en de lucht dient goed doorzichtig te zijn, maar het is het proberen waard. 6-7 apr De maan achtereenvolgens in conjunctie met Mars, Jupiter en Saturnus. Om 12 uur (6 april) staat de maan 5° ten zuiden van Mars, om 13 uur 4° ten zuiden van Jupiter en om 1 uur (7 april) 3° ten zuiden van Saturnus. Op de avond van 6 april kunt u vaststellen dat de maan Mars en Jupiter reeds gepasseerd is en nu bij Saturnus staat. Om 23 uur (6 april) komen Mars en Jupiter met elkaar in conjunctie: eerstgenoemde staat dan 1°06” ten noorden van laatstgenoemde. 8 apr, 17 uur De maan 2° ten noorden van Aldebaran (α Tauri). Rond 22 uur zien we onze wachter 3° ten noordoosten van de ster staan. Als de lucht overdag diepblauw is, loont het echter de moeite de ster met een kleine telescoop overdag op te zoeken. Omstreeks 16.30
albedo 5
11 apr, 15.30 uur Eerste kwartier. 14 apr, 8 uur De maan 2° ten noorden van Regulus (α Leonis), het “koninkje” van het sterrenbeeld Leeuw. Bedenk dat beide hemellichamen avondobjecten zijn.
16-25 apr In deze periode is de kleine meteorenzwerm der Lyriden actief. Het maximum wordt op 22 april rond 8 uur verwacht met een uurgemiddelde van ongeveer 15 meteoren. De radiant, het schijnbare vluchtpunt van de zwerm, bevindt zich in het sterrenbeeld Lier, tussen de heldere ster Wega (α Lyrae) en ξ Herculis . De maan is dit jaar echter storend aanwezig (volle maan op 18 april), zodat enkel de helderste exemplaren te zien zullen zijn. Naast de Lyriden zijn deze maand ook de Virginiden actief, met meerdere radianten in het sterrenbeeld Maagd. Deze zwerm staat bekend als een notoir producent van schitterende, trage vuurbollen! 17 apr, 1 uur Mars in conjunctie met Saturnus. Beide planeten verdrinken in het licht van de koperen ploert en zijn derhalve niet waarneembaar. 18 apr, 6 uur De nagenoeg volle maan 7° ten noorden van Spica (α Virginis). 18 apr, 19.42 uur Volle maan. 22 apr, 0 uur De maan 9° ten noorden van Antares (α Scorpii). Deze wijde samenstand dient enkele uren later bekeken te worden. 26 apr, 21.30 uur Laatste kwartier. 28 apr, 11 uur Mercurius 21’ ten zuiden van Venus. De binnenplaneten staan slechts 12° van de zon en zijn met het blote oog dus niet zichtbaar. Met een kleine telescoop kan men ze echter wel vinden, te meer omdat Mercurius behoorlijk helder is (magnitude –1,0) en het duo vrij hoog aan de hemel staat (45° om 12 uur).
HUBBLE hervat zijn starende missie in het Universum met een blik op de ¨Eskimo¨ nevel
Puinring zet de maan scheef
Pierre Everts
Bij een eerste vluchtige blik op de hemel na de ¨service¨ missie in december 1999 aan de NASA Hubble Space Telescope zien we een majestueus beeld van een planetaire nevel, zijnde de stralende resten van een op de zon lijkende ster. Deze steroverblijfselen, voor het eerst gezien door William Herschel in 1787, heeft de bijnaam ¨Eskimo¨ nevel (NGC 2392) omdat hij door een aardse telescoop bekeken lijkt op een gezicht omringt door een bontkraag. In dit Hubble telescoopbeeld is de bontkraag echter een schijf van materiaal versierd door een ring van komeetachtige objecten. Hun staart als serpentine wegstromend van de centrale stervende ster. Het ¨Eskimo¨ gezicht bevat enkele fascinerende details. Ondanks dat het heldere centrale gebied lijkt op een bol garen is het in werkelijkheid een bel van materie, met een hoge snelheid door een intense ¨wind¨ door de centrale ster de ruimte in geblazen. De planetaire nevel werd ongeveer 10.000 jaar geleden gevormd toen de stervende ster materie de ruimte begon in te schieten. De nevel is samengesteld door twee elliptisch gevormde kwabben bestaande uit wegstromend materiaal boven en onder de stervende ster. Op deze foto ligt de ene bel voor de andere waarbij een deel van de tweede kwab wordt verduisterd.
meetachtige voorwerpen in de kraag. Een mogelijke verklaring is dat deze objecten gevormd werden bij een botsing van langzaam en snel bewegende gassen.
De maan is ontstaan uit de aarde, zoals de Griekse godin Athene uit het hoofd van oppergod Zeus kroop. Ruim vierenhalf jaar geleden botste een planeet ter grootte van Mars op de aarde. Deze botsing creëerde een grote ring van puinmateriaal rond de aarde, waaruit de maan is ontstaan. Dit vermoedden wetenschappers al langer, maar volgens de simulatiemodellen zou de maan, wanneer die uit het puin van een botsing zou zijn ontstaan, onder een hoek van maximaal twee graden met de evenaar rond de aarde draaien. In werkelijkheid draait de maan onder een hoek van ongeveer tien graden ronde de aarde.
Opname van de Eskimo-nevel gemaakt door Paul Smeets, CCD-foto gemaakt in het primaire brandpunt van zijn C11-telescoop.
Foto voorkant Albedo: De ¨Eskimo¨-nevel bevindt zich op een afstand van 5.000 lichtjaar van de aarde in het sterrenbeeld Tweeling. De foto is genomen op 10/11 januari 2000 met de Wide Field and Planetair Camera 2. De oplichtende gassen in de nevel veroorzaken de volgende kleuren op deze foto. Stikstof (rood), Waterstof (groen), Zuurstof (blauw), Helium (violet) Bron: persbericht NASA
Wetenschappers geloven dat een ring van materie met een hoge dichtheid rond de equator van de ster, uitgestoten tijdens de Rode Reus fase, de vorm van de nevel bepaalde. Deze dichte band van materiaal sukkelt voort met 72.000 mijl per uur (115.000 km/uur) daarbij voorkomend dat hoge snelheidssterrenwinden materie wegduwt van de equatorlijn. In plaats daarvan werpen de hogesnelheidssterrewinden (1,5 miljoen km/uur) het materiaal op boven en onder de ster waarbij de langgerekte bellen gevormd zijn. De bellen zijn niet glad als ballonnen maar hebben filamenten van dichte materie. Elke bel is ongeveer 1 lichtjaar lang en ongeveer een half lichtjaar breed.
Onderzoekers van het Southwest Research Institute schrijven in het Britse weekblad Nature van 17 februari dat zij een model hebben ontwikkeld waarin dit wordt verklaard. De maan zou zijn ontstaan uit een samenklontering van het puin in het buitenste gedeelte van de puinring. Het puin aan de binnenkant van de ring kon niet samenklonteren door de zwaartekracht van de aarde. In het model van de Amerikaanse onderzoekers draaide de maan vlak na haar geboorte onder een hoek van één graad met de evenaar rond de aarde. De interactie van de maan en het overgebleven puin heeft er voor gezorgd dat die hoek steeds groter werd. Bron: De Volkskrant 19 februari 2000
De wetenschap breekt zich nog steeds het hoofd over de herkomst van de ko-
albedo 6
10 VRAGEN OVER…CHICXULUB Kerstin Werner
CHICXULUB (Uitspraak: TJIKSOELOEP), sommigen zegt het niet veel, maar ik heb het hier over de beroem dste meteorietkrater die er bestaat, namelijk de Dinosauruskrater. Nu ga ik eens in over de ontdekking van deze krater, die het aanzicht van onze prehistorische geschiedenis voorgoed veranderde.
1.
Waar ligt Chicxulub precies?
Chicxulub is de naam van een zeer klein gebiedje in Mexico, aan de golf van Mexico en het schiereiland van Mexico. Het schiereiland heet Yukatan. Aan het uiteinde van dit schiereiland waar de kromming van de golf van Mexico zich bevindt, is de precieze ligging van Chicxulub, en de gelijknamige meteorietkrater die daar, voor 98% in het water ligt. 2. Hoe groot is Chicxulub? Chixulub is een meteorietkrater gevormd door een object van 10 km doorsnede. Dit object heeft tijdens inslag een krater gevormd die oorspronkelijk 420 km in doorsnede was. Het uitgeworpen materiaal en het stof van de inslag zijn over de hele aardbol verspreidt. Als een meteorietkrater pas gevormd is, dan is de doorsnede bijna het dubbele van wat hij nu heeft. Dit komt omdat de kraterwanden van een krater zeer onstabiel zijn, en zich gemakkelijk breuklijnen vormen in de kraterwand waardoor er delen naar beneden zakken. Meestal zakt het onderste deel van de krater in, waardoor er een krater ontstaat die uiteindelijk – ook mede door erosie- kleiner en ondieper zal zijn. Dit proces heeft als resultaat dat de krater nu nog zo`n 250 km in doorsnede is. 3. Wanneer is de krater ontstaan? De krater is zo`n 65 miljoen jaar geleden ontstaan, aan het einde van het zogenaamde Krijt tijdperk en het begin van het Tertiair. Dit zijn twee verschillende geologische tijdperken die ieder een apart tijdperk weergeven en die ieder een geheel andere indeling van soorten
hadden. Het krijt tijdperk zat aan het einde van een lange geologische periode, die onder meer aan de dinosaurussen toegeschreven was. Dit tijdperk dankt zijn naam aan de reusachtige krijtrotsen die wij overal ter wereld kunnen vinden en waarin ook de meeste dinofossielen gevonden kunnen worden. Het tertiair tijdperk daar in tegen, is de periode waarin de zoogdieren voor het eerst de overhand gaan voeren. Er waren aan het begin van deze periode helemaal geen grote reptielen meer, eigenlijk was meer dan de helft van het leven in de zeer korte tijd tussen het krijt en het tertiair verdwenen. Nu schat men een grote uitsterving van de dinosaurussen en 70% van het verdere leven op aarde op een periode van niet meer dan 5 jaar. Om in zo’n korte tijd een uitsterving van leven te veroorzaken moet er een kosmische ramp hebben plaatsgevonden. Men weet nu dat deze krater die men bij toeval ontdekte de oorsprong van het uitsterven van leven was. 4. Hoe hebben ze voor het eerst de indicaties van de ramp ontdekt? De eerste indicaties voor een kosmische ramp zijn ontdekt door de Amerikaanse geoloog Lois Alvarez en zijn zoon. Zij vonden op de grens van het krijt en het tertiair (K/T) een zeer dun kleilaagje, dat zij vermoedden dat in een paar jaar ontstaan moet zijn. Datering van de klei uit het laagje toonde aan dat de laag ontstaan is in een periode tussen de 2 en de 5 jaar. Bovendien vonden ze in de laag een metaal dat hier op aarde zelden te vinden is. Het metaal Iridium is een materiaal dat op aarde zeer zeldzaam is. In de K/T kleilaag was het metaal in een zeer grote hoeveelheid aanwezig. Nu is het zo dat iridium zeer veel in meteorieten gevonden wordt. Dus was de conclusie voor vader en zoon Alvarez snel gevonden, de kleilaag moet gevormd zijn door een inslag. Later onderzoek wees uit dat dezelfde kleilaag in verschillende diktes over de hele wereld te vinden is. Dus moest het een enorme inslag geweest zijn waarvan het stof jaren in de atmosfeer is blijven hangen.
albedo 7
5. Zaten er nog andere indicaties in deze kleilaag die een inslag vermoedden? Deze kleilaag zit eigenlijk heel anders in elkaar dan je van normale klei zou verwachten. Normale aardse klei bestaat uit zand, silt en lössdeeltjes die door hun eigenschappen bestaan uit ovale en achthoekige plaatjes. Deze plaatjes zijn onderling door hun verschillende eigenschappen resp. aan de bovenkant en aan de onderkant magnetisch, waardoor ze een hechte structuur vormen. Uiteindelijk krijgt klei hierdoor zijn vaste eigenschappen. De klei uit de K/T grens echter, bevat geen plaatjes, maar ronde tot zeshoekige korrels van verschillende soorten, meestal van allerhande metalen. Ook is de klei minder hecht en bestaat hij – hoe dichter je bij het inslaggebied komt- uit kwartskorrels die zijn gegroefd en geperst, waardoor er merkwaardige structuren in voorkomen. Deze structuren zijn alleen zichtbaar onder een elektronenmicroscoop en lijken erop alsof iemand er met een slijpmachine overheen is gegaan. Normaal gesproken vindt men deze kwartskorrels alleen op locaties waar atoomproeven zijn gehouden. Maar ze bevinden zich ook in de kleilaag aan de grens van het krijt en het tertiair. 6. Hoe hebben ze uiteindelijk de krater gevonden? Puur toeval eigenlijk! In de golf van Mexico is lang gezocht naar Olie, gas en andere dingen. Dit werd door twee bedrijven afzonderlijk met behulp van seismische metingen gedaan. Later hebben ze daar ook nog magnetom eters bij in de strijd gegooid, toen er weinig bleek te zitten. Wat bleek nu: in de buurt van het Yukatan schiereiland bevond zich een grote ovaalvormige depressie onder water. Lang hebben ze gedacht dat het om een oude vulkaan zou gaan, maar toen de twee bedrijven eens een keer bij elkaar kwamen bleek het zo te zijn dat het een enorme krater betrof, die alles bij elkaar zo’n 250 km. in doorsnede moest zijn, ze kwamen hier pas achter toen ze de seismische en de magnetometrische
kaarten bij elkaar hadden gelegd. Meteen werden er boringen verricht en wat bleek: er werd klei gevonden die voor 98% leek op de klei die vader en zoon Alvarez over de gehele wereld aan de K/T grens hadden gevonden. In enorme dikke lagen is die daar te vinden. Dit was natuurlijk een doorbraak en er werd lang over gedebatteerd (nu nog, eigenlijk) of het nu om de dinosauruskrater gaat. Dit bracht een aantal wetenschappers ertoe om ook eens op land te zoeken. Het bewijs van de krater had eigenlijk altijd onder hun neus gelegen! Op het land is een zelfde depressie te vinden in de vorm van een aantal poelen en meren die precies aan de randen van de oorspronkelijke krater liggen. Natuurlijk vond men ook daar in enorme dikke lagen diezelfde klei. Zoals al gezegd, deze laag is over de hele wereld te vinden en is het dikst bij de krater en in de buurt van de krater en wordt steeds dunner naarmate men verder van de krater verwijderd is. 7. Is deze inslag nu te wijten aan een komeet of een asteroïde? Daarover is men nog volop aan het speculeren, maar alles wijst erop dat het om een komeet gehandeld moet hebben, ofschoon een asteroïde nog steeds niet geheel kan worden uitgesloten. Kom eten bestaan zoals jullie al weten voor een groot gedeelte uit ijs, gruis en stof. Bij inslag komt er dus gemiddeld meer stof vrij als bij een inslag van een asteroïde, omdat deze voor een groot gedeelte uit ijzer en nikkel bestaan. Nu is het zo dat de hoeveelheden ijzer en nikkel die ze in de klei en in de krater gevonden hebben, lang niet toereikend blijkt te zijn voor de omvang van deze inslag, het kan dus zijn dat het voorwerp helemaal uit elkaar geslagen is, of dat er al helemaal niet zoveel ijzer en nikkel in heeft gezeten. Als er niet zoveel ijzer en nikkel in het voorwerp aanwezig zijn geweest, dan kom je automatisch op het feit dat het een komeet is geweest, want die bevatten immers meer gruis en stof. De kern van een komeet spat bij inslag
in zijn geheel uit elkaar en is daarna ook moeilijk of niet meer terug te vinden. Natuurlijk vindt je in de nabije omgeving nog wel wat gesteente die met de inslag te maken hebben, zoals tektieten, maar deze geven ook geen concreet antwoord op de vraag of het nu een komeet is of een asteroïde. Bovendien is de krater veel te oud en veel te moeilijk bereikbaar om daar nog een concreet antwoord op te geven. Voorlopig zal het blijven bij speculatie.
De centrale berg verraad dat de kracht van de inslag enorm moet zijn geweest, maar er is nooit een stuk van het object zelf in terug gevonden. De centrale berg ontstaat als het moedergesteente terugveert na een inslag, eigenlijk is het net zoiets als een regendruppel die in een sloot valt en daarna terugveert. Omdat het er naar uitziet alsof de centrale berg aan de krater vast lag, hebben ze het nooit als centrale berg gezien, maar recent onderzoek wijst uit dat het wel degelijk een centrale berg is.
8. Hoe ziet de krater er eigenlijk uit? De krater is groot en ovaal van vorm. Er zijn drie terrassen te vinden, die eindigen in een diepe depressie in het water, net voor de kust voor het schiereiland Yukatan. De eerste aanwijzingen kunnen worden gevonden op land, zo’n 150-200 kilometer landinwaarts. Hier bevindt zich - in de vorm van een ringeen groot aantal diepe bronnen en poelen. Zit je in een vliegtuig en vlieg je over dit gebied heen, dan valt meteen op dat er een terrasrand aan vast zit, die richting kust sterk afdaalt. In deze terrasrand bevinden zich verder nog een groot aantal grotten. Vermoedelijk is dit gedeelte ontstaan doordat de inslag al het aardse gesteente van het midden van de krater tot aan de buitenkant van de krater verpulvert heeft, hierdoor welt er grondwater op dat helemaal aan de kraterrand naar boven komt, daar waar het verbrokkelde gesteente het normale gesteente tegenkomt. Dan kom je bij een sterk geërodeerde ovale heuvelrug die voor een deel over land loopt en dan plotseling de zee in verdwijnt. Dit is een gedeelte van de kraterrand aan de buitenkant van de krater, het eerste bewijs dat de krater er is. Het derde gedeelte van de krater is de binnenste kraterrand en de krater zelf, die onder water ligt. Dit is alleen te zien met magnetometrische beelden. Vlak na de inslag moet een gedeelte van de buitenste kraterrand naar binnen zijn gezakt door een aantal breuklijnen die zich in de krater bevinden. Hierdoor is dit terras ontstaan, door de langzame erosie van de krater. Dan komt de binnenkrater, met centrale berg. Dit gedeelte is door dikke lagen oceanisch materiaal bedekt is dat zich in de jaren daarna als zeer dikke sediment lagen in de krater hebben opgehoopt.
albedo 8
9. Zijn er nog meer indicaties van inslagen die iets met massale uitstervingen te maken kunnen hebben? Er zijn op dit moment enorm veel meteorietkraters bekent. Sterker nog, de aarde bevat vermoedelijk 4X zoveel kraters als de maan. Nu moeten we niet meteen bang worden, want de meeste kraters zijn meer dan 500 miljoen jaar oud. Daarna wordt het aantal kraters steeds minder, dus mogen we aannemen dat het aantal grote inlagen afneemt. Dit komt door de veroudering van het zonnestelsel en het feit dat door die veroudering het aantal overblijfselen langzaam afneemt. Door erosie is het precieze aantal kraters niet bekend. Maar onze dynamische planeet heeft veel moeite met het uitwissen van deze littekens, dus is het geologisch gezien een vrij gemakkelijke aangelegenheid om kraters op ouderdom te onderzoeken. Nu is het zo dat aardse gesteenten een geweldig geschiedkundig boek zijn, waar alle tijdperken bewaard worden, aan de hand van wezens die in die verschillende tijdperken geleefd moeten hebben. Deze geologische “museum stukken” worden gidsfossielen genoemd. Bijvoorbeeld: de gidsfossielen voor de Jura en het Krijttijdperk zijn natuurlijk de dinosauriërs. Zo zijn er nog veel meer. Omdat alle uitstervingen plotseling en abrupt geweest zijn, is het aannemelijk – met de dinosauruskrater in het achterhoofd- om aan te nemen dat ze allemaal iets met het inslaan van kometen of asteroïden te maken hebben. Onderzoek op dit gebied wijst uit dat dat ook het geval is. Pas geleden is er net ten zuiden van de Falkland Eilanden een krater gevonden die bijna twee keer zo groot is als de dinosauruskrater
Is ons zonnestelsel ongewoon in het heelal? en die vermoedelijk 200 miljoen jaar geleden meer dan 90% van alle levensvormen heeft doen uitsterven. 10. Hoe ziet de toekomst er voor ons uit? Gelukkig zijn wij met onze technologie een stuk beter afgeschermd tegen eventuele inslagen, maar daar heb ik al eens een stuk over geschreven, dus daarvoor verwijs ik je naar 10 vragen over… Meteorietinlagen. Maar wat in het verleden gebeurd is wil nog niet zeggen dat het nooit meer voorkomt. Indicaties zijn er dat zelfs de beschaving al eens door een dergelijke inslag totaal ontwricht is geweest. Een vermoedelijke inslag in 1040 heeft de wereld in de donkere middeleeuwen gestort. Hiervoor worden steeds meer bewijzen gevonden. Natuurlijk is het Tunguska object uit 1909 een sprekend voorbeeld dat het nog steeds voor kan komen, maar de echte grote brokken kunnen we aan zien komen en wie weet wat de toekomst brengt, vroeg of laat kunnen we ze gewoon uit hun baan duwen. Op dit moment is men hard bezig om een dergelijk afweersysteem te bedenken. Ook speurt men de hemel af zodat er steeds meer aardscherende objecten worden gevonden en hoe meer men er vindt hoe kleiner de kans dat we vroeg of laat verrast zullen worden. Maar helaas moet ik deze vraag toch open laten…
Al vanaf de tijd dat Copernicus verkondigde dat de aarde rond de zon draait zoeken astronomen antwoord op de vraag of andere sterren ook planeten zoals de onze hebben. Het voorlopige antwoord zal degenen die geloven dat aardachtige planeten noodzakelijk zijn voor buitenaards leven niet blij maken. Amerikaanse onderzoekers denken dat de manier waarop ons zonnestelsel is gevormd niet gebruikelijk is in het heelal. De nieuwe methode om planeten bij andere sterren te berekenen laat zien dat er bij minder dan 45% van de sterformaties planeetsystemen zoals het onze ontstaan. Het onderzoek wordt uitgevoerd in het kader van het PLANET-project (Probing Lensing Anomalies NETwork). Momenteel zijn er een twaalftal planeten bij andere sterren ontdekt en al deze systemen zijn totaal verschillend van het onze: gezien de grootte en de baan van de planeten is het onwaarschijnlijk dat er leven op voorkomt. De resultaten van het PLANET-project zijn gepresenteerd gedurende een tweejaarlijks congres van de American Astronomical Society dat onlangs in Atlanta werd gehouden. De acht instituten die in het PLANETproject samenwerken zijn op zoek naar gravitationele lenzen in de ruimte. Dergelijke lens -effecten treden op als een massief donker object zoals een zwakke ster voorlangs een heldere ster beweegt. Het donkere object buigt het licht van het achtergelegen object af net zoals een lens of een vergrootglas dat doet. Op aarde zien we de ster helderder worden als de lens langstrekt. De onderzoekers hebben aangetoond dat de waargenomen data goed overeenkomen met de ontwikkelde theorieen. Uitgaande daarvan zullen planeten die rond zo’n ster draaien zich verraden als een rimpeling in de zwaartekrachtslens: gedurende het lenseffect zorgt de planeet voor een extra piek in de helderheid. De nu ontwikkelde techniek maakt het mogelijk om Jupiter-achtige planeten
albedo 9
waar te nemen op Jupiter-achtige afstanden van de ster en dat veel gevoeliger dan de huidige technieken. In de vijf jaar dat PLANET draait zijn er nog geen planeten met deze techniek ontdekt. Als je ontzettend goed zoekt naar iets maar je vindt het niet dan kunnen er twee dingen aan de hand zijn: of je zoekt niet goed genoeg of hetgeen je zoekt is er niet. Het verschil tussen deze twee mogelijkheden wordt bepaald door de nauwkeurigheid waarmee gravitationele lenzen het bestaan van planeten onthullen uitgaande van hun grootte, afstand tot de ster en de hoek die ze maken met de ster gezien vanuit de aarde. Omdat er geen planeten zijn waargenomen kan PLANET geen exact aantal planeten berekenen maar men kan wel een bovengrens berekenen van het aantal planeten dat zou kunnen bestaan. Uitgaande van 23 waargenomen lens -effecten heeft men berekend dat er in minder dan 30% van de sterren Jupiterachtige planeten bezit op een afstand tot de ster die overeen komt met de afstand van de aarde tot de zon. Met de huidige data is het niet mogelijk om te berekenen hoeveel Jupiterachtige planeten er bestaan maar het feit dat PLANET ook geen planeten driemaal zo groot als Jupiter heeft ontdekt op Jupiterachtige afstanden duiden er op dat planeten van Jupiterachtige grootte niet erg gemeengoed zijn. De onderzoekers proberen de manier van meten nauwkeuriger te maken. Op die manier hoopt men eenduidig aan te tonen dat er andere planeten bestaan of niet. Meer informatie over PLANET is te vinden op http://www.astro.rug.nl/ ~psackett/NVWS/MicroPLANET.html Bron: persbericht NASA 12 januari 2000.
Het sterrenbeeld Camelopardalis, Giraffe
lopardalis, de ster heeft een helderheid van magnitude 4,0. Het is een gele superreus die ongeveer 100 maal zo grot is als onze zon en op een afstand van 1700 lichtjaar staat. Als we nog zes graden naar het noorden bewegen komen we bij alpha Cam, de ster heeft een helderheid van magnitude 4,3. Het is een blauwe superreus op een afstand van 4000 lichtjaar. De ster is half zo groot als beta Cam. Ten noordwesten van alpha Cam vinden we gamma Cam. De ster heeft een helderheid van magnitude 4,6. De ster is eens zo groot als onze zon en staat op een afstand van 180 lichtjaar. Dubbelsterren Camelopardalis bevat verschillende leuke dubbelsterren.
Aan de sterrenhemel komt een complete dierentuin voor. Als je iemand vraagt naar welke dieren er allemaal aan de hemel staan dan zullen veel mensen wel de beer (groot en klein), de Ram en de Stier kennen. Na wat nadenken zullen sommigen ook nog wel de Eenhoorn, de Wolf, de Hond (groot en klein) en de Vos weten. Maar de giraffe hoort hier eigenlijk niet thuis. Met een beetje fantasie lijkt het sterrenbeeld inderdaad op een giraffe als je alle zwakke sterren meeneemt. Cam elopardalis is een circumpolair sterrenbeeld en dat betekent dat het het gehele jaar door zichtbaar is. In de wintermaanden staan de giraffe op zijn kop. In de zomermaanden zien we de giraffe met zijn poten naar beneden. In sommige boeken wordt het sterrenbeeld ook wel aangeduid als Camelopardus. Het sterrenbeeld is waarschijnlijk door de Nederlander Peter Plancius benoemd. Plancius was een beroemde cartograaf die leefde van 1552 tot 1622. Hij was als cartograaf in dienst van de Verenigde Oost-Indische Compagnie. Zijn wereldkaarten van 1592 en 1594 maakten hem beroemd.
Camelopardalis is gelegen tussen Cassiopeia en Ursa Major (Grote Beer). Om het sterrenbeeld te vinden kunnen we uitgaan van alpha Auriga; de helderste ster van de Voerman. Als je niet weet welke van de heldere sterren in dit gebied Capella is dan kan je Camelopardalis ook vinden uitgaande van de Grote Beer: in plaats van naar de Poolster toe te gaan trek je nu een lijn via δ Ursae Majoris en α Ursae Majoris naar het zuiden. De heldere ster die je nu bereikt is Capella. Van uit Capella gaan we richting noordwesten naar Perseus. Halverwege Capella en Algenib (α Persei) en vijf graden ten noorden van deze ster vinden we de poten van de Giraffe. Als we van uit Capella drie graden naar het westen en zeven naar het noorden gaan dan komen we bij de ster 7 Cam, dit is een dubbelster die de voorpoten van de Giraffe markeert. Van uit 7 Cam gaan we naar de volgende heldere ster, 7 graden naar het noorden. Dit is β Cam. β Cam is de helderste ster in Cam e-
albedo 10
Struve 485 is een wijde en gemakkelijk te scheiden dubbelster. De ster wordt omringd door verschillende sterren van magnitude 10 en 11 die samen de open sterrenhoop NGC 1502 vormen. NGC 1502 ligt halverwege alpha en beta Cam. In hetzelfde gebied vinden we ook nog de dubbelster Struve 484. het is echter een moeilijke dubbelster: de hoofdster is van magnitude 9,0 terwijl de begeleider 9,5 is. Struve 1051 is een meervoudig stersysteem bestaande uit drie gelijke sterren. De ster ligt in een afgelegen stukje van de hemel en is lastig te vinden. β Camelopardalis is ook dubbel: de hoofdster is van magnitude 4,0 terwijl de begeleider 9,0 haalt. De begeleider is eveneens weer dubbel: er draait een sterretje van magnitude 11 om. Variabele sterren R cam is een veranderlijke ster van het Mira-type. De periode bedraagt 270 dagen en de helderheid varieert tussen magnitude 7 en 14. VZ Cam is een semi-regelmatige veranderlijke met een gemiddelde periode van 23,7 dagen. De helderheid varieert tussen magnitude 4,8 en 5. Deep Sky objecten.
Nieuw ontdekte quasar breekt het afstandsrecord Camelopardalis heeft geen Messier objecten. NGC 1502 is een mooie open sterrenhoop bestaande uit 15 sterren. De dubbelsterren Struve 484 en Struve 485 maken er deel van uit. NGC 2403 is een spiraalvormig melkwegstelsel op een afstand van ongeveer 10 miljoen lichtjaar. Het is al in middelgrote telescopen gemakkelijk te vinden. NGC 2523 is een zwak balkspiraalvormig melkwegstelsel. Het stelsel heeft een visuele helderheid van magnitude 13 en daardoor alleen in grotere telescopen zichtbaar.
Als er een Guinness Boek voor kosmische records zou bestaan dan zou de pas ontdekte quasar in het sterrenbeeld Cetus (Walvis) de voorpagina halen. Deze quasar verbrijzelt met gemak de vorige recordhouder. De nieuwe quasar moet een van de oudste nu bekende structuren in het heelal zijn. De quasar is ontdekt met de 5-meter Hale-telescoop op Mount Palomar na nachtenlange waarnemingen. De spectraalanalyse van het licht van de quasar werd uitgevoerd op de Kecksterrenwacht te Hawaï. Meteen al toen de astronomen het spectrum zagen wisten ze dat ze iets speciaals op het spoor waren. Op foto’s lijken quasars erg op gewone sterren maar analyse van het spectrum toont hun ware aard. Quasars zijn extreem heldere lichamen die in het jonge heelal heel gewoon waren. Ongeveer zo groot als ons eigen zonnestelsel stralen ze extreem veel energie uit; ongeveer 10000 zo veel als ons eigen melkwegstelsel. Wetenschappers denken dat quasars gevoed worden door supergrote zwarte gaten die enorme hoeveelheden energie uitstoten als ze omringende materie opslorpen. Uit de roodverschuiving van een quasar kunnen we afleiden hoe snel een object van ons vandaan beweegt gedurende de expansie van het heelal. Hoe sneller het beweegt hoe meer het licht verschuift naar het rode deel van het spectrum, dit betekent hoe sneller het object lijkt te bewegen hoe verder het van ons vandaan staat. De nu ontdekte quasar heeft een roodverschuiving van 5,5, dit komt overeen met een afstand van 13 miljard lichtjaar. Dit betekent dat de quasar al bestond toen het heelal nog maar 8% van zijn huidige grootte had bereikt. Quasars met een grote roodverschuiving zijn belangrijk om een van de grootste mysteries van de kosmologie te ontrafelen. Wetenschappers vragen zich af hoe het heelal van een betrekkelijk uniform geheel heeft kunnen veranderen in het klonterige heelal zoals
albedo 11
we dat nu kennen. Astronomen denken dat het heelal kort na zijn ontstaan in een geïoniseerde vorm voorkwam: elektronen en protonen waren niet aan elkaar gebonden. Toen het heelal ouder werd koelde het genoeg af zodat elektronen en protonen zich konden binden en werd het heelal neutraal. Toen de eerste sterren en melkwegstelsels ontstonden werd de materie tussen de melkwegstelsels weer opgewarmd en zo ontstond de geïoniseerde intergalactische straling die we nu nog kunnen waarnemen. Wat wetenschappers heel graag willen weten is wanneer de tweede overgang van neutraal gas naar geïoniseerd gas heeft plaats bevonden. Door het spectrum van de nu ontdekte quasar zorgvuldig te bestuderen hoopt men te ontdekken of het heelal neutraal of geïoniseerd was bij een roodverschuiving van 5,5. Het licht van de quasar wordt op zijn reis naar ons toe geabsorbeerd door de tussenliggende materie. Het is bekend dat wolken neutraal waterstofgas grote hoeveelheden licht absorberen bij een grote roodverschuiving (lees: toen het heelal nog jong was). Dit staat centraal in de poging om te begrijpen wanneer en hoe massieve zwarte gaten, quasars en andere structuren zijn ontstaan uit enorme dichte wolken waterstofgas kort na de oerknal. De nieuwe quasar werpt misschien ook nieuw licht op de manier hoe materie werd verspreidt door het jonge heelal. Het ontdekken van een quasar op zo’n grote afstand is als het aanknippen van een lamp aan de andere kant van het heelal. Deze lamp is ver toeval ontdekt: de onderzoekers waren maar een erg klein gebied aan de hemel aan het bestuderen. Bron: persbericht NASA, 18 februari 2000
Röntgenhemel straalt ons tweemaal toe
De röntgenastronomie moet één kuns tmaan missen: die verbrandde vorige week in de atmosfeer. Toch kunnen astronomen de komende jaren hun hart ophalen aan ontploffende sterren en op elkaar botsende melkwegstelsels. Het had zo mooi kunnen zijn: drie röntgentelescopen in een baan om de aarde, die in goede harmonie onderzoek doen aan supernova’s, quasars en zwarte gaten. Maar de mislukte lancering van de Japanse Astro-E heeft roet in het eten gegooid. Begin februari zag alles er nog zo veelbelovend uit. Op een persconferentie in Villafranca (Italië) presenteerden Europese röntgenastronomen de eerste beelden die verkregen zijn met de X-ray Multi Mirror Newton (XMM-Newton), een kolossale satelliet die op 10 december 1999 door de Europese ruimtevaartorganisatie ESA werd gelanceerd. Nog geen vijftien uur later verbrandde AstroE in de dampkring van de aarde, nadat de Japanse M5-raket er niet in was geslaagd de satelliet in een juiste baan te brengen. XMM-Newton vormt nu de tegenhanger van het Amerikaanse Chandra X-ray Observatory, dat de afgelopen zomer door de NASA in een baan rond de aarde werd gebracht. Newton en Chandra zijn de komende tien jaar de twee werkpaarden van de röntgensterrenkunde. Door röntgenstraling te bestuderen komen sterrenkundigen op het spoor van de meest energierijke processen in het heelal: exploderende sterren, botsende melkwegstelsels en gaswolken die opgeslokt worden door zwarte gaten. Met een gewone telescoop is al dat kosmisch geweld moeilijk te onderzoeken. Röntgenstraling wordt echter tegen gehouden door de aardse dampkring, en kan alleen door satellieten waargenomen worden. Er moeten dan wel speciale röntgentelescopen worden gebruikt, want de energierijke straling beweegt zich dwars door spiegels en lenzen heen.
De Amerikaanse Chandra-satelliet (genoemd naar de astrofysicus en Nobelprijswinnaar Subrahmanyan Chandrasekhar) heeft de beste röntgentelescoop die ooit is gebouwd en levert dan ook verreweg de scherpste beelden op. De satelliet is veertien meter lang, weegt 4800 kilogram en alleen de bouw ervan heeft ruim drie miljard gulden gekost. XMM-Newton, genoemd naar de Engelse geleerde die de spectroscopie uitvond, is iets bescheidener: 10 meter, 3800 kilogram en kostte anderhalf miljard inclusief de lancering. De gouden röntgenspiegels van Newton zijn dan ook van een heel ander ontwerp: ze hebben een veel groter lichtverzame-
albedo 12
lend oppervlak waardoor ze zeer geschikt zijn voor het waarnemen van zwakke rontgenbronnen, maar ze zijn minder goed in het ondrscheiden van kleine details. Omdat de Europese spiegels veel goedkoper zijn dan de Amerikaanse kon XMM-Newton met drie identieke röntgentelescopen uitgerust worden, terwijl Chandra er maar één heeft. Dat betekent dat de röntgenbron door twee meetinstrumenten tegelijkertijd kan worden bestudeerd, zoals door een camera en een spectrometer. De spectrometers van XMM-Newton zijn ontwikkeld door het Utrechtse laboratorium van de Stichting Ruimte -Onderzoek Nederland (SRON). Met zo’n instrument wordt het
AstroRom 2000
röntgenlicht ontleed, en kan de samenstelling van het waargenomen object worden onderzocht. Daarnaast beschikt de satelliet ook over een gewone telescoop die zichtbaar licht en ultraviolette straling kan waarnemen. Het is van groot belang dat al die waarnemingen tegelijkertijd gedaan worden. De röntgensterrenhemel is voortdurend aan veranderingen onderhevig en wanneer een ster een uitbarsting ondergaat willen de astronomen daar dan zoveel mogelijk informatie over vergaren. Wat de spectroscopische mogelijkheden en de simultaanwaarnemingen betreft wint XMM-Newton het van Chandra. De NASA heeft inmiddels verklaard diep onder de indruk te zijn van de kwaliteit van de eerste spectra die met Newton zijn gemaakt van de ster HR 1099. Daaruit is heel nauwkeurig de chem ische samenstelling van de ster af te leiden. Het spectrum levert ook informatie over temperatuur, dichtheid en bewegingssnelheid van het hete gas in de steratmosfeer. Aan de andere kant is Chandra onovertroffen waar het de beeldscherpte betreft. De röntgenopnamen die de afgelopen maanden zijn gemaakt van supernovaschillen en botsende melkwegstelsels laten een weelde aan details zien waarvan astronomen een paar jaar geleden slechts van konden dromen. De twee satellieten vullen elkaar dus perfect aan. Begin maart wordt begonnen met de kalibratie en het gedetailleerd testen van de wetenschappelijke instrumenten van de Newton. Vanaf de zomer is de satelliet dan vol in bedrijf en gaat de röntgensterrenkunde een voorspoedige tijd tegemoet. Astronomen zijn teleurgesteld over het verlies van de Astro-E. De satelliet had een Amerikaanse spectrometer aan boord die volgens een geheel ander principe werkt en enorm veel gevoeliger is. De nieuwe spectrometertechniek heeft volgens astronomen de toekomst en ook het SRON werkt aan de verfijning van de nieuwe techniek.
Terwijl Chandra en Newton de komende tien jaar de hoofdrolspelers zullen zijn in de röntgensterrenkunde, wordt aan beide kanten van de oceaan al gewerkt aan opvolgers. NASA’s Constellation-X en ESA’s XEUS-satelliet zullen beide uitgerust worden met de nieuwe spectrometers en zullen bovendien nog veel scherper kunnen kijken. Bron: Govert Schilling, De Volkskrant 19 februari 2000
Internetnieuws De website van de VSML is ook bereikbaar via twee gemakkelijk te onthouden URL’s. te weten http://talk.to/ astronomy en http://www.vsml.x1.nl. Indien u gebruik maakt van één van beide mogelijkheden verschijnt er wel een klein reclamebannertjje in beeld maar dit kan gemakkelijk weggeklikt worden. Indien http://www.vsml.x1.nl goed blijft functioneren dan kan hier voor fl. 25,— het reclamebannertje afgekocht worden (sponsors mogen zich bij de redactie melden !) Verder heeft Paul Smeets zijn homepage on-line. Op de site, getiteld Paul’s Astropage vindt u veel zelf gemaakte CCD-foto’s die allemaal voorzien zijn van de technische details. Bovendien besteedt Paul aandacht aan zijn astronomische reizen. Er zijn verslagen van zijn reizen naar Cape Canaveral, Sterrenstad in de voormalige Sovjet Unie en bezoeken aan diverse observatoria in het buitenland. Het adres van Paul’s Astropage is: http://home.worldonline.nl/ ~ppsmeets
albedo 13
AstroRom 2000 bevat alle gedownloade internetbestanden van 1999. Editie 2000 bestaat uit twee CD’s en bevat in totaal meer dan 900 Mb aan data ! Op de CD’s treft u onder andere alle in 1999 gemaakte foto’s aan van de Hubble Space Telescope, Mars Global Surveyor, de grote telescoop van de ESO in Chili. Foto’s gemaakt door de Chandra röntgensatelliet, Galileo die nog steeds in alle stilte zijn rondjes draait in het Jupiterstelsel. Alle foto’s worden begeleid door de bijbehorende persberichten (in het Engels). Een complete inhoudsopgave verschijnt eind februari op de homepage van de VSML. Editie 2000 bevat bovendien veel Press Kitt’s in Adobe’s pdf-formaat. Papieren bouwmodellen van ruimtevaartuigen en astronomische software (shareware en/ of trialversies). Software om de bestanden te bekijken (Adobe Acrobat Reader en een snelle viewer voor foto’s wordt meegeleverd). Editie 2000 bevat een overzichtelijke menustructuur. Een gedeelte van de CD is tot een multimediapresentatie omgevormd. Editie 2000 kost voor leden fl. 17,50. Niet-leden betalen fl. 20,— (prijzen zijn exclusief verzendkosten.) Editie 2000 verschijnt medio maart. Bestellingen kunnen worden doorgegeven aan H. Scheenen. (Voor adres zie colofon, of via het bestelformulier op de homepage. Het bestelformulier is eind februari beschikbaar)
SOHO is recordhouder kometen ontdekken
SOHO (Solar and Heliospheric Obvervatory) is een samenwerkingsverband tussen de ESA en de NASA en werd vier jaar geleden gelanceerd om de zon te bestuderen. Naast het bestuderen van de zon ontdekt de satelliet de een na de andere komeet. Veel kometen komen tijdens hun reis door het zonnestelsel erg dicht in de buurt van de zon en veel kometen storten zelfs neer op de zon. De teller staat inmiddels op 102. Nagenoeg alle kometen zijn ontdekt met het meetinstrument LASCO. LASCO is een set van coronografen die de ruimte rond de zon bestuderen. Met behulp van een masker wordt het felle zonlicht afgedekt en kan men de omgeving van de zon tot op een afstand van 20 miljoen kilometer bestuderen. Op deze manier kan men perfect uitbarstingen op de zon in de gaten houden. Dergelijke uitbarstingen kunnen leiden tot elektronische storingen op aarde. Dat LASCO tevens kometen ontdekt is een mooie bonus. De beelden van de SOHO worden meteen na ontvangst door de onderzoekers gescreend op kometen en de allerhelderste vallen dan meteen op. Omdat alle foto’s meteen ook op internet staan hebben ook amateurs een kans om een komeet op de SOHO-foto’s te ontdekken. Komeet 98 en 99 werden zo door een Duitse amateur-astronoom ontdekt. Nummer 100 staat op naam van een astronoom uit Litouwen terwijl 101 weer door de Duitse amateur werd ontdekt. De meeste kometen die met behulp van SOHO worden ontdekt komen zo dicht bij de zon dat ze het niet overleven. Slechts heel af en toe is een SOHOkomeet ook met het blote oog zichtbaar. Dit gebeurde in 1998 met komeet 1998 J1. Deze komeet was enige tijd op het zuidelijk halfrond zichtbaar. Sneeuwballen en de zon Van de eerste 100 kometen die SOHO ontdekte zijn er 92 verdampt in de zonne-atmosfeer. 300 jaar geleden suggereerde Isaac Newton dat de zon zijn brandstof kreeg van kometen die er op te pletter sloegen. Echter niemand heeft in die tijd ooit een komeet dit zien doen, wel nam men nauwe missers waar en 100 jaar realiseerde de Duitser Heinrich
Kreutz zich dat veel van die kometen een gemeenschappelijke oorsprong hebben omdat ze uit dezelfde richting komen. Dergelijke kometen worden nu de Kreutz-sungrazers genoemd: 82 van de SOHO-kometen behoren tot deze klasse. Leven voor een komeet die langs de zon scheert is moeilijk. De kern van een komeet bestaat uit ijs en stof en die kan de tocht langs de zon alleen maar overleven als de afstand groot genoeg blijft. Wat ook kan gebeuren is dat door de aantrekkingskracht van de zon er voor zorgt dat de toch al zwakke komeetkern uit elkaar scheurt. Vergelijkbaar is gebeurd met komeet Shoemaker-Levy 9 die door de aantrekkingskracht van Jupiter uit elkaar is getrokken en in stukken op de planeet te pletter is geslagen. Het is heel goed mogelijk dat SOHO nu komeetfragmenten waarneemt van een enorme komeet die in het verre verleden te dicht in de buurt van de zon is gekomen en in delen uit elkaar is gevallen. Berekeningen hebben aangetoond dat het heel wel mogelijk is dat er nu brokstukken worden waargenomen van een komeet die in 372 v.Chr. door de Griekse astronoom Ephorus is opgetekend. Ephorus nam waar dat de komeet in
albedo 14
tweeën brak en berekeningen laten zien dat de komeet gemakkelijk in nog meer fragmenten uit een is gevallen die nu nog steeds worden waargenomen. Met LASCO zijn veel meer kometen waargenomen dan men verwachtte en uitgaande hiervan komt men tot het bestaan van 20000 komeetfragmenten. De oerkomeet moet, vergeleken met de huidige standaarden dus enorm groot zijn geweest. De huidige SOHOkometen zijn te klein om hun reis langs de zon te overleven maar er zijn enkele grote fragmenten bekend zoals de Grote September Komeet van 1882 en komeet Ikeya-Seki van 1965. In 2003 zal de periodieke komeet Wirtanen bezocht worden door de Europese Rosetta-satelliet. Dan zal ver opnieuw belangrijke informatie worden verzameld over deze mys terieuze leden van ons zonnestelsel. Bron: persbericht ESA 8 februari 2000
albedo 15