Rapport
Verbreding en verdieping competentiegericht opleiden van docenten binnen de NHL Hogeschool Leeuwarden
Miriam Goes Marion Beeksma Peter Delea Janneke Hooijer
Behoudens uitzonderingen door de Wet gesteld, mag zonder schriftelijke toestemming van de rechthebbende(n) op het auteursrecht niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, kopie, microfilm of anderszins, hetgeen ook van toepassing is op de gehele of gedeeltelijke bewerking.
5510101
All rights reserved. Apart from the exceptions posed by Law, no part of this publication may be reproduced, changed, stored in a retrieval system or transmitted in any form or by any means, electronic, mechanical or photocopying, recording, or otherwise without the prior, written permission of those holding the copyrights.
Ruud de Moor Centrum Ruud de Moor Centrum
Open Universiteit Open Universiteit rdmc.ou.nl rdmc.ou.nl
RAPPORT
Miriam Goes Marion Beeksma Peter Delea Janneke Hooijer
Verbreding en verdieping competentiegericht opleiden van docenten binnen de NHL Hogeschool Leeuwarden Eindverslag van de samenwerking tussen de NHL Hogeschool Leeuwarden en het Ruud de Moor Centrum, de activiteiten en de resultaten in de periode 2005-2009
Deze publicatie is mede mogelijk gemaakt door de financiële ondersteuning van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap aan het programma Zij-instroom van de Open Universiteit Nederland.
© Copyright Ruud de Moor Centrum, 2010 All right reserved. No part of this publication may be reproduced, stored, in a retrieval system, or transmitted, in any form or by any means, electronic, mechanical, photocopying, recording or otherwise, without the prior permission of the publishers. ISBN: 978 90 358 1649 7 Printed in The Netherlands.
2
Woord vooraf De Open Universiteit ontwikkelt en verzorgt open hoger afstandsonderwijs en is tevens een partner voor lerarenopleidingen en scholen voor de professionalisering van leraren. Binnen de Open Universiteit is de expertise met betrekking tot deze professionalisering samengebracht in het Ruud de Moor Centrum (RdMC). Dit centrum vervult taken in het kader van ontwikkeling, vernieuwing en verspreiding van digitale professionaliseringsinstrumenten. Daarnaast wordt praktijkgericht wetenschappelijk onderzoek en evaluatie van de professionaliseringsactiviteiten ten behoeve van leraren verricht. Deze taken worden uitgevoerd in nauwe samenwerking met scholen voor primair en voortgezet onderwijs, lerarenopleidingen, sectororganisaties, en andere afdelingen en organisatieonderdelen van de Open Universiteit. De werkzaamheden van het RdMC leiden tot kennis, producten en diensten, die ondersteunend zijn voor bijvoorbeeld flexibilisering of leren op de werkplek. Naast bijdragen op het internet bestaan belangrijke producten uit publicaties en kennisdeling in de vorm van ‘Ruud de Moor Centrum-rapporten’. In deze reeks van rapporten worden bijvoorbeeld resultaten van professionalisering op de werkplek, die een geformaliseerd of afgerond karakter hebben, schriftelijk vastgelegd. Het kan daarbij gaan om dissertaties, oraties, achtergrondinformatie of ‘stand-van-zaken’ overzichten maar ook om praktisch gerichte publicaties voor het gehele onderwijs. De inhoud van de rapporten kan betrekking hebben op een breed scala van onderwerpen of activiteiten. Gedacht kan worden aan: onderzoeksplannen en eerste ontwerpen van onderzoeksopzetten, eerste ervaringen in pilots, interessante best practices, beschrijvingen van innovaties, ontwerpen en schetsen van implementaties, kwantitatieve en kwalitatieve gegevens over evaluaties en implementaties, bruikbare praktische instrumenten, exploitatiebevindingen, weergaven van discussies en overwegingen, voorlopige stellingnames, rapportages van voorstudies, prototypen en voorlopige ontwerpen, haalbaarheidsstudies, analyses, praktische documenten en dergelijke. De ‘RdMC-rapporten’ zijn bruikbaar voor (beginnende) leraren, opleiders en begeleiders in lerarenopleidingen en in scholen maar ook voor beleidsmakers, media en alle anderen die op basis van belangstelling en/of professionele activiteiten betrokken zijn bij de innovatie van trajecten die bijdragen aan de professionalisering van leraren. Het rapport is een evaluatieverslag. Het rapport behandelt de samenwerking tussen de NHL en het RdMC in het kader van de inzet van communities in het onderwijs. In het rapport wordt benadrukt dat Student Communities of Practice een goede en effectieve methode zijn om een onderwijsomgeving vorm te geven. Deze vorm van leren wordt gezien als een goede voorbereiding op de beroepspraktijk. J.J.M. (Jos) Kusters Msm Directeur Ruud de Moor Centrum Open Universiteit
Verbreding en verdieping competentiegericht opleiden van docenten binnen de NHL Hogeschool Leeuwarden
3
4
Inhoudsopgave Voorwoord
3
Samenvatting
7
1
8
Inleiding
Deel 1
9
2
Competentiegericht onderwijs bij de NHL
9
3
Inzet communities binnen de NHL
9
3.1 Inleiding
9
3.2 Context CoP’s binnen de NHL
9
3.3 Invulling van het gebruik van communities binnen faculteiten en opleidingen 2005-2008
10
3.3.1 Beeldende vakken
10
3.3.2 Sociale vakken
10
3.3.3 Pabo
10
3.3.4 Exacte vakken
11
3.3.5 Communicatie en MultiMedia Design (CMD)
11
Deel 2 4
13
Onderzoek naar de inzet van Communities of Practice (COP’s) bij de opleiding Communication and Multimedia Design (CMD) van de NHL Hogeschool.
13
4.1 Rol communities en praktische ervaringen van docenten en studenten in de periode 2005-2008
13
4.1.1. Doelstellingen en doelgroep
13
4.1.2 Methode
13
4.1.3 Resultaten
13
4.1.4 Voortgang onderzoek CMD
14
4.2 Samenvatting Onderzoek naar Communities of Practice bij de opleiding CMD van de NHL Hogeschool (Hooijer e.a., 2009)
15
4.2.1 Inleiding
15
4.2.2 Onderzoek
16
4.2.3 Onderzoeksvraag
16
4.2.4 Methode
16
4.2.5 Resultaten
17
4.2.6 Resultaten per deelvraag
17
4.2.7 Conclusies
19
Verbreding en verdieping competentiegericht opleiden van docenten binnen de NHL Hogeschool Leeuwarden
5
Deel 3 5
21
Aanbevelingen voor de inbedding van Communities of Practice (COP’s) in en buiten de NHL Hogeschool: andere afdelingen
21
5.1 Inleiding
21
5.2 Conclusies
21
5.3 Aanbevelingen
21
5.4 Voortgang
22
Literatuurlijst
23
Colofon
25
6
Samenvatting Het Ruud de Moor Centrum (RdMC) van de Open Universiteit is een expertisecentrum voor de professionalisering van docenten. Eén van de aandachtsgebieden van het RdMC is onderzoek naar de mogelijkheden die netwerkleren biedt aan onderwijsgevenden zich te professionaliseren en de mate waarin dit leidt tot verbeteringen in de dagelijkse praktijk. Netwerkleren is een vorm van (informeel) leren van en met elkaar. Netwerkleren kent vele definities. Bij dit onderzoek hanteren we de volgende definitie: Netwerkleren is een activiteit waarbij men zich openstelt om kennis met anderen te delen en waarbij door middel van netwerken van mensen die met hetzelfde bezig zijn of dezelfde vragen hebben kennis wordt verzameld (Wiki Professionaliseren via leren op de werkplek, RdMC 2009, http://CoP.rdmc.ou.nl/WikiRdMC ). Plaatsen, waar kennis delen en uitwisselen gewenst is, zijn voor het RdMC interessant en nuttig om te onderzoeken. Via congrescontacten en persoonlijke netwerken tussen docenten, coördinatoren en afdelingsmanagers van de NHL Hogeschool (afgekort NHL) en medewerkers van het Ruud de Moorcentrum (RdMC) is er sinds het schooljaar 2005-2006 intensief overleg over ontwikkelingen en ontwikkeltaken bij tijd- en plaatsonafhankelijk onderwijs en begeleiding. Deze contacten hebben tot verschillende vormen van samenwerking geleid. Facilitering en ondersteuning door het RdMC vond afzonderlijk en strikt naar behoefte en in het tempo van de betrokken NHL-docenten plaats. Het persoonlijke netwerk van enkele medewerkers van het RdMC bij de NHL zorgde voor intensievere samenwerking. In dit rapport wordt in drie delen verslag gedaan van deze samenwerking tussen RdMC en NHL. Het eerste deel behandelt de invoering van competentiegericht onderwijs bij de NHL en de inzet van communities binnen de verschillende afdelingen van de NHL. Het tweede deel behandelt het onderzoek naar de inzet van Communities of Practice (COP’s) bij de opleiding Communication and Multimedia Design (CMD) van de NHL Hogeschool, gesplitst naar de periode 2005-2008 en de daadwerkelijke gegevensverzameling en rapportage die in 2009 plaatsvond. In het derde deel komen de conclusies en aanbevelingen voor de inbedding van communities bij de andere opleidingen van de NHL en daarbuiten aan bod.
Verbreding en verdieping competentiegericht opleiden van docenten binnen de NHL Hogeschool Leeuwarden
7
1
Inleiding
Het aanmerken door het RdMC van de NHL als kansrijke ‘broedplaats’ voor het stimuleren en versterken van werkplekleren en competentiegerichte onderwijsontwikkeling (RdMC, 2008) vraagt om een analyse van de huidige stand van zaken betreffende contacten en samenwerking tussen beide instellingen. Gezien de focus die het RdMC legt op samen leren in leergemeenschappen, netwerkleren, en leven lang leren door de zich professionaliserende leraar, is inbedding van onderwijsvernieuwende instrumenten in het concrete onderwijs en onderwijsconcept van de school een belangrijke voorwaarde voor samenwerking. Dit rapport geeft een beeld hoe de NHL Competentiegericht Onderwijs (CGO) beleidsmatig invult. Het laat zien hoe daarbinnen communities ingezet kunnen en dienen te worden en als laatste hoe de faculteiten en opleidingen praktisch invulling aan het gebruik van communities binnen het CGO hebben gegeven. Daarbij is gebruik gemaakt van een onderzoek dat door twee medewerkers van het RdMC gedaan is naar de rol van communities binnen de opleiding Communication & Multimedia Design (CMD) die op dit gebied een koploperspositie heeft binnen de NHL (CMD, 2007). De hier volgende interpretatie en samenvatting van voornoemde gegevens zijn gebaseerd op een beschouwingswijze die speciaal voor Communities of Practice is ontworpen (Wenger, 1998; Bood & Coenders, 2004).
8
Deel 1 2
Competentiegericht onderwijs bij de NHL
Vanuit de vraag ‘wat voor type afgestudeerden wil de hogeschool afleveren?’ werkt de NHL volgens het concept ‘competentieleren’. Studenten zullen door de combinatie van majors, minors en keuzeprogramma’s binnen zekere grenzen zelf hun opleiding kunnen vormgeven. De ‘typische NHL-afgestudeerde’ kenmerkt zich – verschillen daargelaten – door initiatief, ondernemingszin en kritisch zelfbewustzijn, alles ondersteund door een degelijke beroepsopleiding (NHL, 2004). Er zijn succesvolle nieuwe opleidingen gestart (zoals Communication & Multimedia Design, Pedagogiek, Integrale Veiligheid) en het onderwijsconcept heeft geleid tot invoeren van competentieleren in grote delen van de hogeschool. De vernieuwing van binnenuit van het opleidingsaanbod wordt gerealiseerd in de major/minorstructuur, geflankeerd door keuzeprogramma’s. Een toename aan nieuwe activiteiten is gewenst: deels kan dit bevorderd worden door intensievere contacten met de maatschappelijke omgeving. Zo kan worden geanticipeerd op ontwikkelingen in het werkveld.
3
Inzet communities binnen de NHL
3.1
Inleiding
Het (informele) leren in netwerken, al dan niet met online ondersteuning, is als oplossing geïntroduceerd voor praktisch alle communicatie- en informatieproblemen binnen het onderwijs. Leren in communities, leergemeenschappen op de werkplek, de Community of Practice (CoP) als instrument voor de leven lang lerende leraar hebben binnen de NHL tot intensief overleg met RdMC-medewerkers geleid. De gesprekpartners van beide instellingen gaan er van uit dat een CoP een middel of instrument kan zijn, maar geen doel op zich. 3.2
Context CoP’s binnen de NHL
Er bestaan op dit moment verschillende CoP’s binnen de NHL, waarin het RdMC hetzij een uiterst minimale, hetzij een uitgesproken rol speelt. Deze CoP’s zijn volkomen los van elkaar opgezet, hebben van elkaar verschillende doelgroepen en variëren in looptijd en levensvatbaarheid. Vijf secties deden een beroep op het RdMC om minimaal informatie uit te wisselen over het thema werkplekleren in community-verband. In chronologische volgorde: 1.
NHL Beeldende Vakken, schooljaar 2005-2006 en schooljaar 2006-2007;
2.
NHL Sociale Vakken, schooljaar 2005-2006;
3.
NHL Pabo, schooljaar 2005-2006 t/m 2007-2008;
4.
Exacte Vakken, schooljaar 2007-2008;
5.
Communicatie en Multimedia Design, schooljaar 2007-2008.
Verbreding en verdieping competentiegericht opleiden van docenten binnen de NHL Hogeschool Leeuwarden
9
3.3
Invulling van het gebruik van communities binnen faculteiten en opleidingen 2005-2008
3.3.1
Beeldende vakken
Beeldende vakken (BV) verkeerde in 2005 in een fase van identiteitsverandering: de opleidingen kunstzinnige en beeldende vorming werken aan een synthese van de vroegere gedeelde BV-opleidingen. Men dient te komen tot een ongedeelde opleiding én een bijbehorend beroepsprofiel te scheppen. Daarnaast biedt de NHL vanaf 2008 strikt competentiegestuurd en studentverantwoordelijk onderwijs aan. Met name bij het voorbereiden, uitvoeren en tot portfolio verwerken van de stages is het een vruchtbare aanpak om gebruik te maken van de werk- en leervorm CoP. Samen met het Stagebureau Educatie van de NHL is door medewerkers van het RdMC in 2006 uitvoerig gebrainstormd over een realistische opzet en planning, opdat de coaches en docenten voldoende beslagen ten ijs zouden komen als ze daadwerkelijk met hun studenten een online CoP wilden starten. Bij BV stonden management, mentoren, stagebegeleiders en ict-ondersteuners allen in de startblokken, maar was men uiteindelijk niet in staat de coaches en lio’s tijdig bij het project te betrekken. Het traject is voorlopig stilgezet, totdat dit probleem opgelost is. 3.3.2
Sociale vakken
De faculteit Sociale vakken (SV) structureert sinds schooljaar 2006-2007 haar onderwijs rond studieloopbaanbegeleidingsgroepen. In dat kader is het gebruik van CoP’s een voor de hand liggende gedachte. Er is een voorbeeld-CoP ontwikkeld – door RdMC in SharePoint opgezet – die als model kon dienen voor de Blackboard-leeromgeving van de NHL. Het enthousiasme van de faculteitsmanager leidde er niet toe dat dit verder vorm kreeg. Het is gebleven bij een eenmalig ontworpen prototype. 3.3.3
Pabo
De Pabo NHL en CMD hebben binnen de NHL een voortrekkersrol in het concretiseren van competentiegericht en studentverantwoordelijk onderwijs. De coördinatoren van deze innovatie in het onderwijs zijn in hun streven naar vernieuwing op zoek naar instrumenten en diensten die bij hun faculteit geïntroduceerd en uitgewerkt kunnen worden. De coördinatoren onderwijsvernieuwing van de Pabo houden de vinger aan de pols, zodat RdMC-instrumenten naar behoefte kunnen worden geïntegreerd in het onderwijsaanbod van zowel de voltijd als de flexopleiding, afhankelijk van de competentieontwikkeling van docenten en studenten. Een flexibele en op maat geleverde ondersteuning op basis van de principes ‘train the trainer’ en ‘begeleid de begeleider’ lijkt onmisbaar om zeker te kunnen zijn van de continuering en verankering van dit proces. In de flexopleiding van de Pabo zijn studenten weinig samen op school: zij waaieren uit naar praktijkscholen. In schooljaar 2006-2007 is een experimentele CoP gestart om studenten in staat te stellen met elkaar van gedachten te wisselen over aangereikte onderwerpen en thema’s. De initiërende docent hoopte zo tot een vorm van gemeenschappelijk leren te komen, aangezien een vanzelfsprekende gezamenlijke leer- en werkplek ontbrak.
10
Bij een tweedejaars voltijdgroep poogt een andere docent het zelfverantwoordelijk en informeel leren te stimuleren, door een spontaan ontstane groep die al online communiceerde over studie-onderwerpen om te vormen tot CoP. Beide docenten ontwikkelden naar analogie van een RdMC-CoP (in SharePoint) een eigen versie in Blackboard. Samen met RdMC-medewerkers is intensief over het fenomeen CoP, de vrije toepassingsmogelijkheden, moderatorschap en de noodzaak van heldere structuur, doelen en spelregels, overlegd. In schooljaar 2007-2008 zijn beide groepen opnieuw gestart, nu ook met het doel om een kweekvijver te zijn voor anderen binnen de Pabo. De bedoeling is de ervaringsgegevens van deze CoP’s verder te analyseren en zo tot ruimere toepassing te komen binnen de gehele Pabo-NHL. 3.3.4
Exacte vakken
Aan het einde van het schooljaar 2006-2007 zochten docenten van de lerarenopleiding Exacte vakken contact met RdMC-medewerkers om tot uitwerking te komen van hun intentie de vierdejaars lio’s biologie, scheikunde, natuur- en wiskunde kennis te laten maken met het instrument Community of Practice. Het docententeam heeft zich uitgebreid ingelezen in de CoP-materie en heeft een vijftiental studenten bereid gevonden aan de pilot mee te doen. Voorop stonden drie uitgangspunten: -
kennis aanbieden over de CoP door er mee te werken, als innovatief online ondersteund onderwijsmiddel;
-
uitwerken van een onderdeel van het curriculum met aandacht voor competentiegericht en studentverantwoordelijk onderwijs;
-
professionalisering van de lio’s en de begeleidende docenten op het terrein van tijd- en plaatsonafhankelijke begeleiding.
De pilot (2007-2008) is uiterst zorgvuldig voorbereid en in principe gepland voor een half jaar, waarna gezamenlijk onderzocht wordt wat de faal- en succesfactoren van de CoP zijn geweest en of de CoP zich leent als bruikbaar instrument voor het onderwijs in Exacte vakken. 3.3.5
Communication & MultiMedia Design (CMD)
De afdeling Multimedia valt formeel onder de NHL-sector Techniek, al voelt men daar zelf niet de meeste affiniteit mee. In 2005 stelde de sectie vast dat er te weinig cohesie en onderlinge betrokkenheid bestond tussen de studenten met hun opleiding en opleiders. Het competentiegerichte en studentverantwoordelijke onderwijsconcept vergrootte het risico van fragmentering en versnippering. Aandacht voor ondernemen en ondernemerschap, en het goed afstemmen met de beroepspraktijk vroeg ook om herziening van de opleiding. De docenten besloten rigoureus in te grijpen en de gehele opleiding te herstructureren. Centraal staat nu een leernetwerk of Community of Practice, waarin studenten steeds een half jaar samenwerken aan opdrachten afkomstig van opdrachtgevers buiten de school, hierbij ondersteund door mentoren, tutors en elkaar. Na het eerste propedeusejaar, waarin nog voornamelijk op geografische gronden in community-achtige groepen en in blokken van 4 thema’s wordt gewerkt, kiezen de studenten een minor, waar ze in CoP-vorm aan werken.
Verbreding en verdieping competentiegericht opleiden van docenten binnen de NHL Hogeschool Leeuwarden
11
De individuele student werkt aan zijn portfolio, heeft 2 tot 3 keer in de week face to face contact met zijn medecommunityleden en op verzoek met zijn andere ondersteuners. De mentoren hebben regelmatig, maar minimaal 12 x per jaar een gesprek met de student en monitoren en coachen de studieloopbaan van betrokkene voor de korte, de middellange en lange termijn. In feite is er door gelijktijdige aanwezigheid van docenten en studenten sprake van een soort organische begeleiding. Na een jaar proefdraaien is ook het fysieke studielandschap op school ingericht voor de verschillende minorrichtingen en hebben de communities een proactieve werkhouding gevonden, waardoor effectief op school gestudeerd en gewerkt wordt. De verschillende CoP’s (waaronder educatie, concepting, 3D design, game design, ondernemen, crossmedia) hebben hun eigen plaats, werkwijze en spelregels. De online communicatie binnen de communities vindt spontaan en niet aangestuurd plaats. Docenten en studenten kunnen dankzij de duidelijke werkafspraken op school onderling contact onderhouden. De student zelf bepaalt in hoge mate hoe de online communicatie er uit ziet. De vraag is hoe dit structureel moet worden ingevuld op de momenten waarop het contact niet meer vanzelfsprekend op school plaatsvindt, door bijvoorbeeld langere stages. Docenten en mentoren hebben de handen vol aan het ontwikkelen, begeleiden, ondersteunen, monitoren, coachen en zien van studenten. Verder onderzoek – met name naar uitbreiding en structurele voeding en ontwikkeling binnen en buiten de faculteit – vraagt om een passende en flexibele ondersteuning door een daartoe gekwalificeerde partner, bijvoorbeeld het RdMC.
12
Deel 2 4
Onderzoek naar de inzet van Communities of Practice (COP’s) bij de opleiding Communication and Multimedia Design (CMD) van de NHL Hogeschool
4.1
De rol van communities en praktische ervaringen van docenten en studenten in de periode 20052008
4.1.1
Doelstellingen en doelgroep
De doelstelling van het onderzoek is de verbetering van professionele kwaliteiten van onderwijsgevenden door -
expertise te verzamelen over concepten en modellen voor leren op de werkplek;
-
expertise te verzamelen over werken in leernetwerken;
-
een bijdrage te leveren aan professionalisering op het gebied van werkplekleren en leernetwerken.
De doelgroep van de beoogde samenwerking wordt gevormd door de leraren van de NHL, inclusief de leraren in opleiding. Primair zijn de resultaten bedoeld voor gebruik door de NHL en het NHL-netwerk van praktijkscholen. 4.1.2
Methode
De gebruikte methode richt zich op het onderzoeken van de factoren die bijdragen aan de verspreiding van de werkwijze van CMD, door middel van een viertal interviews, observaties en gesprekken. 4.1.3
Resultaten
In gecompileerde vorm geven de interviews van de begeleiders minor communities CMD het volgende resultaat: -
Gemeenschappelijke toon en sfeer
De vier ondervraagde docenten waren open en reflectief over het concept communities in minor en de eigen rol daarin. Ze waren bereid kritisch de community-aanpak en het eigen functioneren daarin onder ogen te zien, en gretig om te discussiëren op metaniveau en over de consequenties van deze reflectie in de dagelijkse praktijk. -
Belangrijkste gemeenschappelijke items
Alle ondervraagden spraken met grote overtuiging over het bevorderen van informeel onderwijs in de minorfase en het verder ontwikkelen van communities in de minors. Zij zagen zichzelf als rolmodel en cultuurdrager van de communities. Ze voelden loyaliteit en waardering voor collega’s en hun expertise en zagen de positieve effecten van communities op de studieloopbaan van de studenten. -
Specifieke accenten
Natuurlijk zijn er ook accentverschillen tussen de ondervraagden. Deze betroffen dan vooral: •
zorg voor drop-outs
•
afbreukrisico docenten
Verbreding en verdieping competentiegericht opleiden van docenten binnen de NHL Hogeschool Leeuwarden
13
•
spanning tussen informeel (community-eigen) en formeel (curriculum-eigen) leren
•
vrijheid van docent en student in het community-leerproces
•
impact van externe opdrachten op het community-model.
-
Algemene trends
De ondervraagde docenten zijn al jaren bekend met de CMD-opleiding, in de context van studenten opleiden zonder, en mèt het fenomeen ‘community’. Ze zijn op een na betrokken geweest bij de omvorming van CMD naar community-intrinsieke minors. Zij hebben allen goed inzicht in de impact van het aanbieden van onderwijs in community-vorm. De meerwaarde van informeel leren, sociaal leren, kennisuitwisseling, van en met elkaar leren in netwerken, waar vroeger geen of te weinig ruimte was, zijn vertrouwde uitgangspunten die ze onderschrijven. Daarbij is er sprake van persoonlijke invalshoeken. Zo wordt gesignaleerd dat de keuze voor een CMD-minor voor student en docent onvermijdelijk betekent een keuze voor werken in communities. Daar laat de opleiding zich op voorstaan. Er is geen sprake van expliciete spontane community-vorming, geheel op eigen initiatief. Dat is voor de docenten een gegeven en tevens een opdracht, die ze overigens bewust en met plezier op zich nemen. Om deelnemers van de community toch zoveel mogelijk eigen ruimte en vrijheid te geven gaan de docenten elk schooljaar en semester deels intuïtief, deels ervaringsgericht en gebruikmakend van de dan aanwezige expertise, maar vooral creatief te werk. -
Verschil in aanpak
Er is een gevarieerde aanpak in de minors, die samenhangt met factoren als beroepsrichting, voorkeuren van de begeleiders, beschikbare fte’s per minor, de omvang van de community bij de start en de vage kaders die het management stelt. De verschillen zijn terug te voeren op bestaande en blijvende verschillen in leerstijlen, denkgewoonten en leervoorkeuren per minor en community-participanten. -
Leer- , speer- en aandachtspunten
Opvallend is dat de ondervraagde docenten duidelijk zijn over hun niet aflatende zoektocht naar manieren om hun community-begeleiding te verbeteren. Er bestaat geen eenduidige aanpak, er zijn voortdurend verrassingen. Er worden verschillende aandachtspunten (of zorgpunten) genoemd, zoals het gevoel voortdurend beschikbaar te moeten zijn. 4.1.4
Voortgang onderzoek CMD
Uit de interviews, observaties en gesprekken zijn categorieën en sleutelwoorden afgeleid, die richtinggevend zijn voor de vragenlijsten die studenten en docenten gaan beantwoorden. Deze zijn enerzijds gelinkt aan de componenten die Wenger hanteert voor sociaal leren in communities, anderzijds hangen ze samen met de specifiek aan CMD gekoppelde waarden zoals die waarmee de opleiding zich profileert binnen de NHL. Categorieën voor de vragenlijsten: I.
relatie met binding en sociaal weefsel (‘learning as belonging’);
II.
relatie met werkplekleren en praktisch handelen (‘learning as doing’);
III. relatie met ervaringsleren en betekenis geven (‘learning as experience’); IV. relatie met persoonlijke ontwikkeling en identiteit (‘learning as becoming’); V.
14
relatie met professionalisering en vraagsturing studenten;
VI. relatie met management en personeelsbeleid. De uit deze sleutelwoorden en categorieën samengestelde vragenlijsten voor studenten en docenten zijn in april 2009 afgenomen. De resultaten en analyses hiervan zijn in een onderzoeksrapport bijeengebracht waarvan in de volgende paragraaf de samenvatting wordt gepresenteerd. 4.2
Samenvatting Onderzoek naar Communities of Practice bij de opleiding CMD van de NHL Hogeschool (Hooijer e.a., 2009)
4.2.1
Inleiding
De Noordelijke Hogeschool Leeuwarden (NHL) hanteert competentiegericht onderwijs als onderwijsconcept. De beroepspraktijk staat in het onderwijs centraal. Kennisuitwisseling met bedrijven en instellingen en de verrijking van het onderwijs met praktijkinput worden dan ook beschouwd als cruciale factoren. Onderdeel van deze onderwijsvisie is dat studenten van alle opleidingen van de NHL een aantal minors moeten volgen. Een minor is een losstaande onderwijseenheid van een half jaar waarin studenten zich in een bepaald onderwerp verdiepen. De theorie van het sociaal constructivisme stelt dat het verwerven van kennis een proces is van kennisconstructie. Sociale interacties met medestudenten, docenten en anderen dragen bij aan het construeren van die kennis (Loyens & Gijbels, 2008). Centraal in diverse definities van CoP’s staat het ‘leren van en met elkaar’. Dit is ook de notie die door Kimble, Hildreth & Bourdon (2008) als kernwaarde wordt voorgesteld. Gedeelde praktijkervaringen en het samen ‘kennis’ maken horen bij een leervisie die gebaseerd is op het competentiegerichte opleiden. Het doel van een CoP is om met en van elkaar te leren en gemeenschappelijk kennis te delen en op te bouwen. Deze manier van samenwerkend leren is effectief gebleken voor onderwijssettings (Kimble et al., 2008). Community en practice zijn niet noodzakelijkerwijs met elkaar verbonden (Wenger, 1998). Er kan sprake zijn van een community zonder practice en van practice zonder community. Practice is de bron van de samenhang van een community. Wenger (1998) stelt dat practice drie dimensies kent: -
wederzijdse betrokkenheid
-
gezamenlijk ondernemen/werken/leren
-
gedeeld handelingsrepertoire.
CoP’s bij CMD De opleiding CMD heeft het leren georganiseerd in CoP’s. Iedere minor vormt een CoP. Binnen die CoP’s werken studenten in kleine groepen aan opdrachten, meestal vanuit het bedrijfsleven. De twee belangrijkste doelen die met deze CoP’s worden nagestreefd zijn het creëren van binding en het stimuleren van kennisuitwisseling. De communities hebben hun eigen ‘kantoor’. Studenten zijn daardoor meer aanwezig waardoor kennisuitwisseling op een organische wijze kan plaatsvinden. Die kennisuitwisseling verloopt niet alleen tussen docenten en studenten, maar ook tussen studenten onderling en met het werkveld. De docenten zijn in de eerste plaats coach in de rollen van tutor en mentor. Ook fungeert de docent als expert: de student kan terecht voor consults op het expertisegebied van de docent (studentenstatuut CMD, 2008-2009).
Verbreding en verdieping competentiegericht opleiden van docenten binnen de NHL Hogeschool Leeuwarden
15
Wederzijdse betrokkenheid komt tot uiting in de fysieke en online ruimte binnen de community. Ook de wekelijkse bijeenkomsten dragen hieraan bij. Studenten delen de inhoud en voortgang van hun specifieke projecten. Gezamenlijk ondernemen komt tot uitdrukking in het uitwisselen van informatie over de activiteiten die studenten ontwikkelen in het kader van de opdrachten waar ze aan werken. Zo ontstaat kennisontwikkeling en wordt er gebouwd aan expertise over een bepaald onderwerp. Het gedeeld handelingsrepertoire komt mede door dat gezamenlijk ondernemen tot stand. Het betreft zowel het formele als het informele handelen. Het gaat dan bijvoorbeeld om de software die men gebruikt, maar ook de stijl van live en online communiceren. 4.2.2
Onderzoek
Het onderzoek is een praktijkgestuurd onderzoeksproject waar organisatorische en sociale aspecten van student-CoP’s bestudeerd worden om inzicht te krijgen in de stimulerende en remmende factoren van dit onderwijskundig ontwerp, met een specifieke focus op de rol van de docent in deze onderwijsvorm. De resultaten van dit onderzoek geven ook het management van de opleiding richting voor het bepalen van het beleid voor de toekomst, en zijn informatief voor andere opleidingen die dit onderwijsconcept willen invoeren. 4.2.3
Onderzoeksvraag
De algemene onderzoeksvraag van deze studie is: ‘Wat zijn de succes- en faalfactoren bij de invoering van het CoP-concept in het hoger onderwijs?’ Hiertoe bevragen we studenten en docenten die binnen de minors van CMD leren in een CoP. Deelvragen zijn: •
Hoe ervaren docenten het werken in community-verband?
•
Hoe ervaren docenten hun eigen rol binnen de communities?
•
Hoe ervaren studenten het leren in een community en hoe verhoudt zich dat tot de ervaringen van docenten?
•
Welke knelpunten worden ervaren door docenten en studenten?
•
Hoe ervaren docenten en studenten dit concept in relatie tot ‘traditioneel’ onderwijs?
4.2.4
Methode
Het onderzoek is uitgevoerd bij de opleiding Communication & Multimedia Design van de Noordelijke Hogeschool Leeuwarden. Docenten en studenten die betrokken zijn bij het onderwijs in de minors, die zijn opgezet volgens het Community of Practice-principe, hebben aan het onderzoek meegedaan. Het onderzoek is in twee stadia uitgevoerd. In het eerste stadium zijn relevante documenten bestudeerd en zijn er interviews gehouden met vier docenten die bij verschillende minors betrokken zijn.
16
Uit de interviews is een lijst samengesteld met aspecten die van invloed zijn op hetzij succes, hetzij falen. De aspecten van die lijst zijn vervolgens geclusterd op basis van het theoretisch kader van Wenger met betrekking tot practice zoals hierboven is beschreven (wederzijdse betrokkenheid, gezamenlijk ondernemen en gedeeld handelingsrepertoire). De resultaten van de interviews en de documentenstudie vormden samen input voor het tweede stadium, waarin vragenlijsten zijn ontwikkeld voor docenten en studenten. De vragenlijsten zijn gedigitaliseerd en via e-mail verspreid onder de docenten en studenten die in een Community of Practice participeren of hebben geparticipeerd, met de uitnodiging aan het onderzoek deel te nemen. 4.2.5
Resultaten
Interviews Er zijn vier docenten geïnterviewd. Al deze docenten zijn al meerdere jaren betrokken bij de opleiding CMD. Drie van de vier docenten zijn ook betrokken geweest bij de invoering van communities in de minors. De resultaten van de interviews zijn vastgelegd in een verslag. Vragenlijst De vragenlijst voor docenten is naar alle 40 docenten gestuurd die betrokken zijn bij het onderwijs in de minors. Hiervan hebben 25 docenten de vragenlijst ingevuld (Respons 63%). De vragenlijst is naar 315 studenten gestuurd, waarvan er 84 deze hebben ingevuld (Respons 27%). 4.2.6
Resultaten per deelvraag
Hoe ervaren docenten het werken in community-verband? Docenten hebben andere ideeën over de optimale grootte van een community dan studenten. De grote meerderheid van docenten geeft aan dat een maximum van 40 optimaal is. Bij studenten is dit verdeeld, ruim een derde van de studenten ziet maximaal 20 als een optimaal aantal deelnemers, terwijl ook een derde van de studenten maximaal 40 deelnemers als werkbaar ziet. Er zijn voorts een aantal vragen gesteld over de ervaringen van de docenten met het werken in een community-verband. De docenten zijn het in meerderheid eens met de stellingen. Docenten ervaren het werken in community-verband als stimulerend en als bevorderend voor de sociale samenhang tussen studenten. Ook ervaart men spanning, enerzijds tussen de eisen van externe opdrachtgevers en communitycompetenties, anderzijds tussen het ontwikkelen van een onderzoekende houding bij studenten en cognitieve kennisoverdracht. Hoe ervaren docenten hun eigen rol binnen de communities? Op de meeste vragen op dit gebied geeft de meerderheid van de docenten aan dat ze het er mee eens zijn. Men beschouwt zichzelf als deelnemer en cultuurdrager van de community. De rol van docentbegeleider in een community is die van stimulator en motivator en aanbieder van keuzemogelijkheden. De docentbegeleider is tegelijkertijd ook afhankelijk van wat de student vraagt en is bezig met het mobiliseren van aanwezige kennis en vaardigheden. Docenten kunnen hun vakinhoudelijke kennis beter benutten en
Verbreding en verdieping competentiegericht opleiden van docenten binnen de NHL Hogeschool Leeuwarden
17
ervaren tegelijkertijd een spagaat tussen instructie en coaching. Toch wordt een sturende en corrigerende rol niet gemist. De ‘andere’ rol leidt er ook toe dat anderen het voortouw gaan nemen. Hoe ervaren studenten het leren in een community en hoe verhoudt zich dat tot de ervaringen van docenten? Met de antwoorden van de studenten is per dimensie een factoranalyse gedraaid om onderliggende factoren in de vragenlijst te identificeren. Voor de docenten was dit niet mogelijk vanwege een ontoereikende verhouding tussen aantal vragen en respondenten. Wederzijdse betrokkenheid is opgebouwd uit vier factoren: 1.
duidelijkheid, gedeeld doel, docenten als deelnemers;
2.
werkdruk, behoefte aan meer sturing en kennisoverdracht;
3.
samenwerken en groepsgevoel;
4.
stimulerende vorm van leren.
Voor Gezamenlijk ondernemen zijn er twee factoren te onderscheiden: 5.
kennisuitwisseling en duidelijkheid;
6.
kennisoverdracht en externe opdrachtgevers.
Bij de dimensie Gedeeld handelingsrepertoire kunnen drie factoren worden onderscheiden: 7.
sociale interactie en motivatie;
8.
behoefte aan sturing en structuur;
9.
ambassadeur van CoP’s.
Er zijn significante verschillen tussen studenten en docenten op een aantal dimensies (p<.05). Binnen de dimensie Wederzijdse betrokkenheid zijn er significante verschillen tussen studenten en docenten op de aspecten duidelijkheid, gedeeld doel en docenten als deelnemer, rol docenten en werkdruk en zelfstandig leren. Op beide factoren van de dimensie Gezamenlijk ondernemen scoren studenten en docenten significant verschillend. Op de dimensie Gedeeld handelingsrepertoire zijn geen statistisch significante verschillen gevonden tussen studenten en docenten. Voor bijna alle factoren scoren de studenten hoger dan de docenten. Alleen bij de factor zelfstandig leren liggen de verschillen andersom. Hier scoren de docenten hoger dan de studenten. Docenten hechten meer waarde aan en hebben hogere verwachtingen van het zelfstandig leren door studenten, dan de studenten zelf. Welke knelpunten worden ervaren door docenten en studenten? Voor studenten zijn de knelpunten vooral de duidelijke sturing en de omvang van sommige communities. Dit komt naar voren bij de open vraag aan het einde van de vragenlijst. Studenten wordt dan gevraagd een oordeel te geven over de minor die ze op dat moment volgen. 16 studenten geven aan meer structuur en colleges te willen. Studenten zijn op zoek naar meer verdieping of expertise in de vorm van colleges en (gast-)docenten. Ook wordt er gevraagd om meer duidelijkheid over assessment en de algemene planning van de minor. Zes studenten geven aan dat de minor wel erg vol is, zeker gezien de ruimte die beschikbaar is
18
om in te werken. Een aantal andere studenten geeft aan dat er te weinig docenten beschikbaar zijn voor de begeleiding van de studenten. Uit de interviews kwam naar voren dat de werkdruk die het begeleiden van communities met zich mee brengt te zwaar is. Hierover zijn daarom ook stellingen opgenomen in de vragenlijst. Hieruit blijkt een iets ander beeld. Docenten vinden de werkbelasting als docentbegeleider van een community over het algemeen niet te hoog, maar ze zijn verdeeld over de vraag of het begeleiden van communities te karakteriseren is als permanent woekeren met tijd. Hoe ervaren docenten en studenten dit concept in relatie tot ‘traditioneel’ onderwijs? De overgrote meerderheid van de docenten is het eens of helemaal eens met de stellingen dat leren in communities leidt tot een actievere werkhouding en beter van en met elkaar leren. Succes- en faalfactoren? Over het algemeen zijn de reacties van studenten op de open vraag ‘geef je oordeel over de minor die je op dit moment volgt’ positief. Men vindt de minor leerzaam, leuk en gezellig. Verbeterpunten zitten vooral in de structuur. Een ander knelpunt dat een paar keer naar voren komt is dat minors te vol zijn. Dit is ook terug te zien in de antwoorden op de vraag hoeveel deelnemers een werkbare minor zou moeten hebben. De meerderheid van de studenten geeft aan dat 40 een goed maximum is. In de praktijk zijn er op dit moment een aantal minors die veel meer deelnemers kennen, tot wel 90 studenten. Er is een groot verschil tussen studenten in de mate waarin ze de minor ook echt als community ervaren. 4.2.7
Conclusies
De algemene onderzoeksvraag van deze studie is: Wat zijn de succes- en faalfactoren bij de invoering van het CoP-concept in het hoger onderwijs? Succesfactoren zijn aspecten die door studenten en docenten als positief worden gezien. Het nut voor het toekomstige beroep, de sociale interactie binnen de community en het leren van en met elkaar, zijn succesfactoren. Faalfactoren zijn die zaken waar studenten en docenten negatief op antwoorden. Hiervan zijn maar weinig geïdentificeerd. De omvang van een community komt duidelijk naar voren in de open antwoorden van de studenten. Op dit moment zijn er een tweetal minors die ruim meer dan 40 studenten tellen. De werkdruk van docenten kwam met name in de interviews naar voren als een probleem. Uit de vragenlijst blijkt echter dat dit niet eenduidig als problematisch wordt ervaren door de docenten. Dan zijn er nog factoren die door studenten en docenten verschillend worden beoordeeld. Het gaat hier met name om de verwachting over zelfsturing van docenten en studenten. Docenten geven aan dat ze verwachten dat studenten zelf om hulp vragen als ze dreigen studievertraging op te lopen. Studenten geven aan dat ze dat niet zo snel doen. Ook geven de studenten aan dat ze graag iets meer sturing krijgen van de docenten, terwijl de docenten ervan uitgaan dat studenten dat zelf prima kunnen. CoP’s lijken een goede manier te zijn om het onderwijs voor studenten in het hbo vorm te geven, althans in een situatie waar studenten in groepjes aan opdrachten werken die onder een gezamenlijk thema vallen.
Verbreding en verdieping competentiegericht opleiden van docenten binnen de NHL Hogeschool Leeuwarden
19
Studenten hebben het gevoel dat ze in deze onderwijsvorm ook daadwerkelijk van elkaar kunnen leren. Wel is het belangrijk om structuur en (basis-)kennis vanuit de opleiding te organiseren. Bij de opleiding CMD is het werken met CoP’s grotendeels succesvol. Docenten en studenten geven aan dat er inderdaad met en van elkaar geleerd wordt. Deze vorm van leren wordt ook door iedereen gezien als een goede voorbereiding op de beroepspraktijk. Het zou interessant zijn om in een vervolgonderzoek ook de beroepspraktijk te bevragen op hun ervaringen met studenten die in CoP- verband opdrachten uitvoeren en leren. De resultaten van de vragenlijsten, met name die van de studenten, moeten wel met enige terughoudendheid geïnterpreteerd worden. Er zijn grote verschillen in responspercentages voor de verschillende minors. De groep studenten die de vragenlijst heeft ingevuld is waarschijnlijk niet een 100% representatieve groep voor alle studenten van CMD. In hoeverre deze resultaten generaliseerbaar zijn is lastig te beoordelen. We kunnen op basis van de resultaten niet beoordelen welke rol de cultuur van de opleiding speelt en in hoeverre het type studenten van invloed is op het succes.
20
Deel 3 5
Aanbevelingen voor de inbedding van Communities of Practice (COP’s) in en buiten de NHL Hogeschool: andere afdelingen
5.1
Inleiding
Uit de voorstudie blijkt de volgende tendens te bespeuren: buitengewoon goede en kansrijke ontwikkelingen worden door individuen opgepikt, aangevat, en vervolgens als losstaande projecten binnen een vaksectie al dan niet toevalligerwijs voortgezet. Voor de hand liggende verklaringen, zoals overbelasting van medewerkers, wisseling in de leiding, verhuizing, ziekte en weinig managementsteun zijn absoluut van invloed. Zoals bij alle grotere HBO-instellingen is er bij de NHL sprake van grote verschillen tussen afdelingen en tussen docententeams. De verschillende faculteiten en afdelingen verkeren elk in een heel verschillende ontwikkeling en hebben eigen docenten met bepaalde competenties. Ook de uitgewerkte onderwijsvisies verschillen. Toch willen de afdelingen zich allemaal verder professionaliseren in de didactiek en werkvormen van tijd- en plaatsonafhankelijk onderwijs en zoeken ze naar passende instrumenten en organisatievormen om het competentiegericht en studentgestuurd onderwijs vorm te geven. Opvallend is het verschil per faculteit in fasering van ontwikkeling als het gaat om de mate van communicatie en uitwisseling tussen studenten onderling en tussen studenten en docenten. 5.2
Conclusies
Student Communities of Practice zijn een goede en effectieve methode om een onderwijsomgeving op een sociaal-constructivistische manier vorm te geven. Het stelt studenten in staat om samen te leren in een natuurlijke setting. Deze onderwijsomgeving is geschikt als beroepsvoorbereiding. Studenten leren in teams te werken voor een opdrachtgever en hun kennis en vaardigheden te delen binnen een grotere community van studenten. Bij de opleiding CMD is het werken met CoP’s grotendeels succesvol. Docenten en studenten geven aan dat er inderdaad met en van elkaar geleerd wordt. Deze vorm van leren wordt ook door iedereen gezien als een goede voorbereiding op de beroepspraktijk. 5.3
Aanbevelingen
Uit de voorstudie en uit het onderzoek naar de communities bij CMD komen de volgende aanbevelingen naar voren: -
Bepaal als opleiding de omvang van een community. Voor populaire onderwerpen kan men overwegen om de community-activiteiten en eventueel de docenten aan subcommunities toe te wijzen.
Verbreding en verdieping competentiegericht opleiden van docenten binnen de NHL Hogeschool Leeuwarden
21
-
De werkdruk van docenten lijkt een aandachtspunt te zijn. De vraag is of dit een algemeen probleem is van het (hoger) onderwijs of een probleem dat specifiek samenhangt met het werken met studentcommunities.
-
Verder is het belangrijk om duidelijkheid te scheppen naar studenten over de criteria voor beoordeling en de verwachting dat studenten zelfsturend zijn. Dat betekent dat studenten dus ook zelf kenbaar maken dat er behoefte is aan meer sturing of dat een student problemen heeft met zijn studie.
-
De community moet een eigen identiteit hebben.
-
Er moet een ruimte zijn voor fysieke ontmoeting.
-
Om het ‘informeel leren’ te stimuleren is het van belang de leden van de communities het onderwijs mee te laten organiseren, dit verhoogt ook het gevoel van eigenaarschap. Daarbij moet het initiatief bij de studenten liggen en het moet binnen bepaalde kaders plaatsvinden.
5.4
Docenten moeten deel uitmaken van de community. Voortgang
Uit een evaluerend vraaggesprek met een van de coördinatoren en initiatiefnemers van de instelling van communities bij de opleiding CMD bleek dat men nadenkt over het lostrekken van de communities uit de minors. De communities blijven dan wel rondom bepaalde thema’s geconcentreerd, maar zijn dan niet meer gekoppeld aan de minors. Of dit werkt zou dan weer thema van een volgende onderzoek kunnen zijn. De minors waren wel een goede kapstok om de communities mee vorm te geven. Ook zou het interessant zijn om in een vervolgonderzoek de beroepspraktijk te bevragen op hun ervaringen met studenten die in CoP-verband opdrachten uitvoeren en leren.
22
Literatuurlijst Bood, R. & Coenders, M. (2004). Communities of Practice. Bronnen van inspiratie. Utrecht: Lemma. Hooijer, J., Goes, M., Delea, P. & Beeksma, M. (2009). Communities of Practice bij Communication & Multimedia Design (CMD). Een onderzoek naar Communities of Practice bij de opleiding CMD van de Noordelijke Hogeschool Leeuwarden. Heerlen: RdMC, november 2009. Kimble, C., Hildreth, P. & Bourdon, I. (2008). Communities of Practice. Creating learning environments for educators. Charlotte, North Carolina: Information Age Publishing. Kline, P. (1994). An easy guide to factoranalysis. London, Milton Park: Routledge. Loyens, S.M.M. & Gijbels, D. (2008). Understanding the effects of constructivist learning environments: introducing a multi-directional approach. Instructional Science, 36, 351-357. Ruud de Moor Centrum (2008). Programma 2008. Nederland: Open Universiteit, november 2007. Wenger, E. (1998). Communities of Practice. Learning, Meaning and Identity. New York: Cambridge University Press. Professionaliseren via leren op de werkplek, Wiki, http://CoP.rdmc.ou.nl/WikiRdMC
Verbreding en verdieping competentiegericht opleiden van docenten binnen de NHL Hogeschool Leeuwarden
23
24
Colofon Uitgave Open Universiteit Ruud de Moor Centrum voor professionalisering van onderwijsgevenden maart 2010 Bezoekadres Valkenburgerweg 177 6419 AT Heerlen telefoon 045- 576 22 22 Postadres Postbus 2960 6401 DL Heerlen Tekst Miriam Goes Marion Beeksma Peter Delea Janneke Hooijer Bureauredactie Roel Hoekstra Oplage 150 exemplaren Omslag Ontwerp Crasborn Grafische Ontwerpers i.s.m. team Visuele communicatie, Open Universiteit De rapporten staan onder redactie van prof. dr. R. Martens en prof. dr. P. Stijnen Meer informatie over de Open Universiteit vindt u op www.ou.nl.
Verbreding en verdieping competentiegericht opleiden van docenten binnen de NHL Hogeschool Leeuwarden
25
Exemplaren van deze publicatie kunnen worden besteld bij: Open Universiteit Secretariaat Ruud de Moor Centrum Postbus 2960 6401 DL Heerlen Tel. 045-576 29 61 Fax. 045-576 27 82 E-mail:
[email protected] Meer informatie over het RdMC vindt u op www.ou.nl/rdmc Delen uit de RdMC-reeks en de working papers kunnen worden besteld. Een beknopt overzicht vindt u achterin deze publicatie.
26
Eerder verschenen delen in de RdMC-reeks: Stijnen, P.J.J. (2003), Leraar worden: ‘under construction’?, inaugurele rede. Heerlen: Open Universiteit, Ruud de Moor Centrum. Vermeulen, M. (2003), Een meer dan toevallige casus, inaugurele rede. Heerlen: Open Universiteit, Ruud de Moor Centrum. Broeksma, H.C.E. (2004), E-nabling E-learning, onderzoeksrapport. Heerlen: Open Universiteit, Ruud de Moor Centrum. Coonen, H.W.A.M. (2005), De leraar in de kennissamenleving, inaugurele rede. Heerlen: Open Universiteit, Ruud de Moor Centrum. Zwaneveld, G. (2005), Wiskunde en informatica: innovatie en consolidatie, inaugurele rede. Heerlen: Open Universiteit, Ruud de Moor Centrum. Van Veen, M.J.P. (red.) (2005), Door de bomen het bos: Informatievaardigheden in het onderwijs. Heerlen: Open Universiteit, Ruud de Moor Centrum. Van der Klink, M. & Schlusmans, K. (red.) (2006), EVC voor Velen. Heerlen: Open Universiteit, Ruud de Moor Centrum. Luchtman, L. (red.) (2006), E-coachen voor lerarenopleiders. Heerlen: Open Universiteit, Ruud de Moor Centrum. Van der Klink, M., Evers, A. & Walhout, J. (2006), De kwaliteit van EVC in de lerarenopleidingen. Heerlen: Open Universiteit, Ruud de Moor Centrum. Brouwer, N. (2007), Verbeelden van onderwijsbekwaamheid. Heerlen: Open Universiteit, Ruud de Moor Centrum. Gerrichhauzen, J.T.G. (2007), De lerende en onderzoekende docent, inaugurele rede. Heerlen: Open Universiteit, Ruud de Moor Centrum. Bastiaens, Th.J. (2007), Onderwijskundige innovatie: Down to earth, inaugurele rede. Heerlen: Open Universiteit, Ruud de Moor Centrum. Dekeyser, H.M., Nielissen, G., Kallenberg, A. & van der Veen, D.J. (2009), Kennis van kennisbanken, Maatwerk in de professionalisering van beginnende leraren. Heerlen: Open Universiteit, Ruud de Moor Centrum. Eerder verschenen working papers: Klap-van Strien, E. (2005), Recente trends in opleiden en leren in arbeidsorganisaties met aandacht voor zingeving en bezieling. Heerlen: Open Universiteit, Ruud de Moor Centrum. Poelmans, P. (2005), Community of practice ‘Nieuwe leraren’, Evaluatie pilot met VO docenten. Heerlen: Open Universiteit, Ruud de Moor Centrum. Dekeyser, H.M. & Schuwer, R. (2005), Ontwikkelen van kennisbanken en digitale leermaterialen. Enkele Handreikingen. Heerlen: Open Universiteit, Ruud de Moor Centrum. Jansen, D., Schuwer, R. & Dekeyser, H.M. (2005), RdMC-applicatieprofie. Een poldermodel voor omgaan met metadata. Heerlen: Open Universiteit, Ruud de Moor Centrum. Goes, M., Dresen, M. & van der Klink, M. (2005), Zonder leraren geen meesterlijke ontwikkeling. Het uitwerken van kenmerkende beroepssituaties. Heerlen: Open Universiteit, Ruud de Moor Centrum.
Verbreding en verdieping competentiegericht opleiden van docenten binnen de NHL Hogeschool Leeuwarden
27
Kluijtmans, F., Becker, B., Crijns, M. & Sewandono, I. (2005), Anders leren, anders organiseren!? Eindrapport van het project Leraar anders: herontwerp van schoolorganisaties. Heerlen: Open Universiteit, Ruud de Moor Centrum. Kolos-Mazuryk, L. (2005), META: Enhancing Presence by means of the social affordances. Heerlen: Open Universiteit, Ruud de Moor Centrum. Xu, W. (2005), Preliminary requirements of social navigation in a virtual community of practice. Heerlen: Open Universiteit, Ruud de Moor Centrum. Firssova, O., Jeninga, J., Lockhorst, D. & Stalmeier, M. (2006), Begeleiden van zij-instromers met een digitaal portfolio. Verslag van een pilot. Heerlen: Open Universiteit, Ruud de Moor Centrum. Staal, H. (2006), De Kennisbank Wiskunde en competentiegericht opleiden van leraren. Verslag van een samenwerking tussen de Educatieve Hogeschool van Amsterdam en het Ruud de Moor Centrum. Heerlen: Open Universiteit, Ruud de Moor Centrum. Hanraets, I., Potters, H. & Jansen, D. (2006), Communities in het Onderwijs. Adviezen en tips, een handreiking voor moderatoren. Heerlen: Open Universiteit, Ruud de Moor Centrum. Evers, A., Vermeulen, M. & van der Klink, M. (2007), The need to invest in teachers and teacher education. How to manage costs and achieve quality in teacher education? Heerlen: Open Universiteit, Ruud de Moor Centrum. Van Ingen, S., Joosten-ten Brinke, D., Schildwacht, R. & Knarren, J. (2007), Formatieve Assessments voor Docenten. Een evaluatierapport. Heerlen: Open Universiteit, Ruud de Moor Centrum. Kallenberg, A.J. (2007), Opleiden van leraren bij institutionele samenwerking: Een vierluik. Heerlen: Open Universiteit, Ruud de Moor Centrum. Schulte, F. (2007), E-coaching van docenten-in-opleiding in de opleidings- en schoolpraktijk. Bevindingen uit de E-coaching pilots van het project E-didactiek van het Ruud de Moor Centrum van de Open Universiteit. Heerlen: Open Universiteit, Ruud de Moor Centrum. Potters, H. & Poelmans, P. (2008), Virtuele Communities of Practice in het Onderwijs. Bevindingen van 7 pilots. Heerlen: Open Universiteit, Ruud de Moor Centrum. Evers, A., Reynders, L. & Janssen, S. (2008), Het karakter en de ambities van de Academische School Limburg. Professionaliseren van binnenuit. Heerlen: Open Universiteit, Ruud de Moor Centrum. Martens, R.L. (2009), RdMC onderzoeksprogramma 2009-2011, Succesvol leven lang leren op de werkplek: onderzoek naar de praktijk van docentprofessionalisering. Heerlen: Open Universiteit, Ruud de Moor Centrum. Someren, K. van, Doornebos-Klarenbeek, D. & Walhout, J. (2009), Een pakkend begin! Ruim 30 concrete voorbeelden voor het economieonderwijs om goed van start te gaan. Heerlen: Open Universiteit, Ruud de Moor Centrum. Goes, M., Delea, P. & Laat, M. de (2010), Onderzoek naar de succes- en faalfactoren bij het leernetwerk Consortium VMBO-MBO. Heerlen: Open Universiteit, Ruud de Moor Centrum.
28
Rapport
Verbreding en verdieping competentiegericht opleiden van docenten binnen de NHL Hogeschool Leeuwarden
Miriam Goes Marion Beeksma Peter Delea Janneke Hooijer
Behoudens uitzonderingen door de Wet gesteld, mag zonder schriftelijke toestemming van de rechthebbende(n) op het auteursrecht niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, kopie, microfilm of anderszins, hetgeen ook van toepassing is op de gehele of gedeeltelijke bewerking.
5510101
All rights reserved. Apart from the exceptions posed by Law, no part of this publication may be reproduced, changed, stored in a retrieval system or transmitted in any form or by any means, electronic, mechanical or photocopying, recording, or otherwise without the prior, written permission of those holding the copyrights.
Ruud de Moor Centrum Ruud de Moor Centrum
Open Universiteit Open Universiteit rdmc.ou.nl rdmc.ou.nl