Verborgen agency Verhandelde vrouwen gerepresenteerd in de Nederlandse media
Stageonderzoek Marije van Stempvoort Studente ´ Comparative Women's Studies in Culture and Politics ` Eén jarige Master, Faculteit der Letteren, Universiteit Utrecht Stage instelling: Programma Bonded Labour in Nederland (BlinN) Humanitas/ Oxfam Novib, Amsterdam Stage begeleidster Universiteit Utrecht: Drs. Iris van der Tuin Stage begeleidster BlinN: Drs. Eline Willemsen, Drs. Romaike Zuidema Stage periode: september 2006 – mei 2007
Inhoudsopgave
Deel 1. Onderzoeksplan Introductie H 1. Vrouwenhandel en het project BlinN: Migratie versus dwang H 2. De aanleiding tot mijn onderzoeksvraag H 3. Theoretisch kader en methodologie
blz. 3 blz. 8 blz. 9 blz. 11
Deel 2. Onderzoeksverslag Inleiding H 4. Analyse Dagbladen H 5. Analyse Tijdschriften
blz. 22 blz. 22 blz. 28
H 6. Conclusie H 7. Beleidsaanbeveling Nawoord Bibliografie Bijlagen
blz. 34 blz. 38 blz. 41 blz. 40 blz. 48
2
Onderzoeksplan H1. Introductie Tussen september 2006 en maart 2007 heb ik voor mijn masteropleiding ´Comperative Women’s Studies in Culture and Politics´ een onderzoeksstage gedaan bij BlinN (Bonded Labour in Nederland). Dit programma heeft als doelstelling slachtoffers van mensenhandel op verschillende terreinen te ondersteunen. Tijdens mijn stage heb ik mij voornamelijk gericht op het onderzoek dat ik u in dit verslag zal presenteren. Het eerste deel van dit werkstuk bestaat uit een onderzoeksplan. In de eerste pagina´s hiervan zal ik informatie geven over vrouwenhandel. Vervolgens zal ik gedetailleerder ingaan op de vraag welke hulp BlinN de doelgroep van het programma precies biedt. Daarna zal ik uitleggen welke hoofdvraag ik binnen dit onderzoek zal stellen en wat de aanleiding is geweest tot deze vraag. Hierbij zal ik ook ingaan op de theoretische achtergrond waaruit ik deze kwestie wil benaderen. Ten slotte zal ik uiteenzetten met welke methode ik een antwoord op mijn hoofdvraag zal proberen te vinden. Het tweede deel van dit document bestaat uit een onderzoeksverslag. Hierin zal ik beschrijven hoe mijn onderzoek is verlopen. Aan het einde van dit deel zal ik eindigen met een eindconclusie. Ik zal dit verslag afsluiten met een bibliografie en een dankbetuiging.
3
Stel je eens voor… jij bent mij. Een paar jaar geleden kwam je naar Nederland. Vage kennissen hadden je verteld over goedbetaald werk in Amsterdam. Maar daar aangekomen moet je werken onder omstandigheden die je afschuwelijk vindt. Je werkt onder dwang, je rug tegen de muur, je kan geen kant op. 1
1
Anoniem ´Stel je eens voor…´ In: Terecht. Tijdschrift voor de liga voor de rechten van de mens. Juni 2006, p. 28 – 29. Illustratie: http://www.europarl.europa.eu/news/expert/infopress_page/014-6111-074-03-11-902-20060309IPR06017-15-03-2006-2006true/default_nl.htm
4
H 1. Vrouwenhandel: Migratie versus dwang De Nationaal Rapporteur mensenhandel geeft aan dat ondanks dat de slavernij is afgeschaft, vrouwenhandel veel voorkomt in Nederland. 2 Deze ernstige schending van de mensenrechten laat diepe sporen achter op de verhandelde vrouwen. Alvorens ik uitgebreider op het thema vrouwenhandel in ga, zet ik eerst de juridische definitie van deze term uiteen. De huidige juridische definitie van vrouwenhandel is in verschillende stappen tot stand gekomen. In 1910 hanteerde de Hoge Raad de volgende omschrijving: ´elke handeling, ondernomen met het oogmerk om een vrouw aan de prostitutie over te leveren´. 3 Onder prostitutie verstond men: ´het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een derde tegen betaling´. 4 Kort hierna begon de Hoge Raad over de term ´vrouwenhandel´ te spreken. In de jaren ´80 specificeerde men dat er sprake moest zijn van enige mate van dwang. Dit kon zowel geweld als misleiding of misbruik van een bepaalde machtsverhouding zijn. 5 Wanneer er sprake was van werving vanuit het buitenland of van minderjarige meisjes, dan was er altijd sprake van vrouwenhandel, dwang was dan géén vereiste om onder de definitie te vallen. 6 Onderzoekster Lianne Otten geeft aan dat deze wet, die nu nog steeds van kracht is, in strijd is met Nederlandse prostitutiebeleid. 7 Het uitgangspunt van de opheffing van het bordeelverbod was namelijk het bestrijden van prostitutie van minderjarigen en van uitbuiting. Het gegeven dat een vrouw via derden vanuit het buitenland naar Nederland is gekomen voor werk in de seksindustrie impliceert niet automatisch dat er sprake is van een dergelijke uitbuiting. Jacqueline Berman schrijft in het tijdschrift Terecht dan ook dat vrouwenhandel vaak wordt verward met de diversiteit aan complexe migratiestromen van vrouwen. 8 De bovenstaande tegenstrijdigheid in de wetgeving bevestigt dit gegeven. Een migratie doel kán werk in de seksindustrie zijn. Wanneer een vrouw verhandeld was maar nog niet werkelijk tot prostitutie werd gedwongen, konden de handelaren al aangepakt worden. Wat vrouwen betreft die al eerder in de prostitutie hadden gewerkt erkende de Hoge Raad dat zij toch slachtoffer van vrouwenhandel zouden kunnen zijn, bijvoorbeeld wanneer hen belemmerd werd hier mee te stoppen wanneer zij dit zouden willen. Ook gold dit wanneer ze in de prostitutie werkten onder omstandigheden waar ze niet zelf voor kozen. 9 In 2002 besloot de Hoge Raad dat werk in nachtclubs of in de porno-industrie ook toegevoegd moest worden aan de definitie van vrouwenhandel. 10 Drie jaar later, in 2005 erkende men tevens dat mensenhandel ook buiten de seksindustrie plaats kon vinden. Het ging nu om ´álle ´vormen van “uitbuiting”´. 11 Ook kon het handel in organen betreffen. 12 Het tegenwoordig veel in de media
2
Korvinus A. G., ´Trafficking in Human Beings: Third report of the Dutch National Rapporteur´. Den Haag: Bureau NRM, 2005. 3 Otten, L. ´Mensenhandel, de strafrechtelijke grens van exploitatie van prostitutie´ Utrecht: Wetenschapswinkel Rechten, 2006 p. 14. 4 Ibid. p. 24. Artikel WvS 250a Sr (oud). 5 Ibid. p. 17. 6 Ibid. p. 24. 7 Ibid. p 29 – 37. 8 Jacqueline Berman ´Grensoverschrijdingen: van Vrouwenhandel naar Migratiebeheer´ In: Terecht. Tijdschrift voor de liga voor de rechten van de mens. Juni 2006, p. 4 – 10. 9 Ibid. 18. 10 Ibid. 24 Artikel WvS 250 Sr (oud). 11 Ibid. 27. Artikel WvS 273a Sr. 12 Ibid.
5
besproken fenomeen ´loverboys´ werd ook aan de definitie van mensenhandel toegevoegd. 13 Dit zijn jonge criminele mannen die meisjes en jonge vrouwen verleiden en hen vervolgens emotioneel en sociaal van hen afhankelijk maken. Tijdens dit proces proberen ze de vrouwen klaar te stomen voor de prostitutie. Het hiermee verdiende geld gaat naar de jonge mannen. Volgens de huidige wetgeving zijn loverboys ook mensenhandelaars. Een verschil is dat ze meestal alleen binnen Nederland en soms in België opereren. De Nationaal Rapporteur Mensenhandel vermeldt echter dat loverboy-praktijken soms ook een rol spelen bij internationale vrouwenhandel. 14 De Nationaal Rapporteur schat dat in er in Nederland in het jaar 2002 ongeveer 3500 mensen verhandeld zijn. 15 Het gaat hier voornamelijk om vrouwen. 16 De helft van de slachtoffers is afkomstig uit Centraal en Oost-Europa. 31% Komt uit Afrika, 4% uit Azië, 3% uit Zuid Amerika en de Cariben en 1% uit West-Europa. Wanneer men per land kijkt, valt het op dat Bulgaarse en Nigeriaanse vrouwen in Nederland overheersen. De meeste verhandelde vrouwen zijn tussen de 18 en de 23 jaar oud. Twaalf procent is minderjarig. Sommige verhandelde vrouwen worden ontvoerd in het land van herkomst en komen zodoende in Nederland in de gedwongen prostitutie terecht. Andere vrouwen worden verliefd op een loverboy die hen overhaalt of dwingt in Nederland in de seksindustrie te gaan werken. 17 Ook zijn er vrouwen die er zelf voor kiezen om over de grens een bepaald migratiedoel te realiseren. 18 Armoede, de inferieure positie van de vrouw, familieproblemen en gewapende conflicten kunnen redenen zijn voor vrouwen en meisjes om een betere toekomst te zoeken in het buitenland. 19 Ook politieke instabiliteit, beperkte arbeidkansen en huiselijk geweld kunnen hiertoe aanleiding geven. Discriminatie tegen vrouwen uit etnische minderheidsgroepen binnen een bepaalde cultuur kan ook meespelen. 20 Sommige vrouwen zoeken hierbij hulp van bemiddelaars die hen kunnen helpen bij hun oversteek of bij het vinden van werk. Nog vaker wordt hen een lucratieve baan aangeboden als serveerster, danser, artiest of bijvoorbeeld schoonmaakster. Bepaalde vrouwen kiezen daarnaast bewust voor werk in de seksindustrie. De vrouwen die oorspronkelijk migreerden voor een andersoortige baan, merken pas dat ze als prostituee aan de slag moeten wanneer ze hiertoe worden gedwongen. 21 In geen van de gevallen zijn ze vooraf op de hoogte van het gegeven dat ze uitgebuit zullen worden en (bijna) niets van het
13
Ibid. 42. Artikel WvS 250a en 273a Sr. Het gegeven dat de loverboys de laatste jaren vaak in het nieuws komen wekt de indruk op dat het hier om nieuwe uitbuitingspraktijken gaat. Dit is echter niet het geval. Uit verschillende historische bronnen is gebleken dat er in het begin van de 20e eeuw al sprake was van vergelijkbare praktijken. De daders werden indertijd ´voosbinkies´ of ´pooiers´ genoemd. bron: Bovenkerk, Frank (e.a.) ´´Loverboys´ of modern pooierschap in Amsterdam´ Utrecht: Willem Pompe Instituut voor Strafrechtswetenschappen, 2004. p 12 – 16. 14 Korvinus A. G., ´Trafficking in Human Beings: Third report of the Dutch National Rapporteur´. Den Haag: Bureau NRM, 2005. p. 50. 15 Korvinus A. G., ´Trafficking in Human Beings: Second report of the Dutch National Rapporteur´. Den Haag: Bureau NRM, 2003, p. 82 16 Voornamelijk vrouwen worden slachtoffer van mensenhandel. De Nationale Rapporteur, geeft aan dat slechts 8% van de slachtoffers is mannelijk is. Om deze reden zal ik in dit onderzoeksverslag steeds refereren naar vrouwen. 17 Eimeren, Esther ´Een weg terug. Slachtoffers van vrouwenhandel over terugkeer naar het land van herkomst´. Amsterdam: BlinN, 2004. p 12. 18 Gender Street Project ´Gender Street. A transnational Initiative on social and labour inclusion for trafficked women and migrant sex workers´. Pisa, Turijn: Gender Street Project, 2004. p. 11. 19 Ibid. blz. 47. 20 Eimeren, Esther ´Een weg terug. Slachtoffers van vrouwenhandel over terugkeer naar het land van herkomst´. Amsterdam: BlinN, 2004. 21 Volgens het Wetboek van Strafrecht kan er ook in andere sectoren dan de prostitutie sprake van mensenhandel zijn. Omdat de cliënten die aanspraak maken op hulp van BlinN bijna altijd gedwongen in de prostitutie gewerkt hebben, refereer ik binnen dit onderzoek alleen naar deze vorm van gedwongen arbeid.
6
verdiende geld terug zullen zien. De vrouwen zijn in een ´val´ getrapt en merken vroeg of laat dat ze geen kant op kunnen. Veel verhandelde vrouwen reizen via Duitsland en komen vervolgens in Nederland terecht. 22 Vaak doen ze dit onder hun eigen paspoort, hoewel er ook veel gebruik wordt gemaakt van valse paspoorten. Een aantal meisjes komt Nederland binnen als asielzoeker en wordt vervolgens bij het AZC geronseld voor de prostitutie. 23 Deze ronselaars zijn vaak loverboys. Met de kennis in het achterhoofd dat een verblijfstatus in Nederland moeilijk te bemachtigen is, zijn deze meisjes makkelijker over te halen om mee te gaan. De meeste vrouwen werden in 2002 achter de ramen en in clubs en bordelen tot prostitutie gedwongen. Ook werden ze uitgebuit via een escortservice, als straatwerker, in massagesalons en in Turkse koffiehuizen. 24 Op verschillende manieren werden ze tot prostitutie gedwongen. In de helft van alle gevallen werd hun paspoort afgenomen. Bijna altijd dreigden de handelaars met geweld. In 64% van alle gevallen werd werkelijk geweld toegepast. In 42% van alle gevallen werd geweld gepleegd tegen familieleden van de vrouw. In 66% van alle gevallen werden de vrouwen opgesloten of bleef er constant iemand bij hen in de buurt om hen in de gaten te houden. Wanneer ze zouden weg proberen te lopen, dreigde in 42% van alle gevallen de handelaar met het gegeven dat ze de omgeving van het meisje in zouden lichten over haar werk in de prostitutie. Bij 69 % van de slachtoffers was er sprake van een loverboy situatie; de handelaar hield de vrouw bij zich omdat ze verliefd op hem was. Bij Afrikaanse vrouwen wordt ook melding gemaakt van voodoo praktijken. 25 De vrouwen ondergaan rituelen alvorens ze naar Nederland komen. Tijdens deze rituelen, die vaak plaatsvinden met een priester erbij, beloven de vrouwen de schuld die hun reis oplevert af te betalen. Doen ze dat niet, dan overkomt hen veel ellende. Veel vrouwen geloven hierin en doen daarom wat hen gevraagd word. Ondanks de verschillende vormen van bedreiging ontsnappen sommige vrouwen. Ook worden ze gevonden door de politie, wanneer er bijvoorbeeld bordelen gecontroleerd worden. De politie is verplicht de vrouwen drie maanden bedenktijd te geven, waarbinnen ze moeten beslissen of ze wel of niet aangifte willen doen van vrouwenhandel. 26 Kiezen ze hiervoor, dan komen ze in de B-9 terecht. 27 De B-9 is een hoofdstuk in de Vreemdelingencirculaire. Volgens deze wetgeving hebben de vrouwen het recht om tijdens de duur van het proces in Nederland te verblijven. Tijdens deze periode krijgen ze opvang, medische zorg en een uitkering. Verder mogen ze arbeid verrichten. Zodra het proces ten einde komt of wanneer de zaak geseponeerd wordt, moeten de vrouwen binnen een aantal weken terugkeren naar hun land van herkomst. Ook kunnen ze in dit geval proberen in aanmerking te komen voor een voortgezet verblijf. Helaas wordt dit slechts zelden toegekend.
22 Korvinus A. G., ´Trafficking in Human Beings: Third report of the Dutch National Rapporteur´. Den Haag: Bureau NRM, 2005. p. 111. 23 Ibid. p. 51. 24 Ibid. p. 112. 25 Ibid. p. 54. 26 Ibid. p 60. 27 http://www.b9-regeling.info, laatst geraadpleegd op 13 mei 2007.
7
Veel vrouwen willen echter niet getuigen tegen hun handelaars. 28 Ten eerste zijn ze vaak bang voor de bedreigingen van de handelaars of voor de gevolgen van de voodoo rituelen die ze moesten ondergaan. Angst voor de politie of voor een eventuele uitzetting speelt hierbij vaak ook mee. Ook is het doen van aangifte en het getuigen tegen de handelaars emotioneel heel erg zwaar voor de vrouwen. In 2002 hebben slechts 160 vrouwen de B-9 aangevraagd. Bij 127 is deze werkelijk toegewezen. Ook komt het voor dat vrouwen in bijvoorbeeld een asielprocedure terecht komen. Andere vrouwen verblijven illegaal in Nederland en sommigen keren terug naar hun thuisland. Naast hun problematische verblijfsstatus moeten de vrouwen nadat ze vrij zijn gekomen leven met ernstig traumatische herinneringen. Het project BlinN In 1999 hebben Humanitas en Oxfam Novib BlinN op gericht, een programma ter ondersteuning van slachtoffers van mensenhandel. 29 De doelstelling van de organisatie is het versterken van de positie in onze samenleving van de vrouwen uit de doelgroep en hen zo goed mogelijk voor te bereiden op de toekomst, hier of in het land van herkomst. De organisatie is op diverse terreinen actief. Ze voorzien de vrouwen van informatie; ze koppelen hen aan een maatje om zodoende afleiding te hebben en sociale contacten op te kunnen bouwen; ze trainen hen in hun sociale weerbaarheid; ondersteunen hen wanneer ze in vreemdelingenbewaring terecht komen; ze lobbyen voor betere regelingen; ze houden zich bezig met het internationale beleid betreffende vrouwenhandel; beheren een noodfonds en adviseren de cliënten in scholing. Daarnaast bemiddelen ze bij het vinden van werk. Betaalde arbeid geeft de vrouwen een bezigheid, ze kunnen nieuwe sociale contacten opdoen en verbeteren daarnaast hun kansen op de arbeidsmarkt als ze later terug moeten keren naar hun land van herkomst. 30 Binnen de hulp die BlinN aanbiedt staan de wensen, interesses en capaciteiten van de vrouwen voorop. Op dit moment ondersteunt BlinN zo´n 200 cliënten per jaar. De tien betaalde krachten en ongeveer 100 vrijwilligers maken dit mogelijk. 31 Financieel wordt het project ondersteund door Oxfam Novib, Humanitas en andere subsidieregelingen en fondsen. 32 Verder beschikt BlinN over een uitgebreid netwerk van relevante organisaties om expertise mee uit te wisselen. Het gaat hierbij bijvoorbeeld om regionale zorgcoördinatoren of vrouwenopvangcentra. Mijn onderzoeksstage In overleg met mijn stagebegeleidster vanuit de Universiteit Utrecht, Iris van der Tuin, heb ik contact opgenomen met een medewerker van BlinN, omdat ik graag een actieve bijdrage wil leveren aan de belangrijke taak die deze organisatie op zich neemt. Omdat de vrouwen veel ellende hebben moeten doorstaan verwacht ik dat het me veel voldoening zal geven om iets voor hen te kunnen betekenen. Naast het verrichten van het onderzoek wat ik u nu presenteer, zal ik mij inzetten als mentor voor een cliënte. Ik zal haar ondersteunen en begeleiden in haar werk en opleiding in de zorgsector. Ook zal ik 28
Training ´Mensenhandel en de B-9 regeling´, BlinN, Amsterdam 21 november 2006. www.blinn.nl, laatst geraadpleegd op 13 mei 2007. 30 Slechts weinig vrouwen krijgen een permanente verblijfsvergunning nadat het proces tegen hun handelaren is beëindigd. In 2005 kwamen 6% van de cliënten van BlinN hier voor in aanmerking. Bonded Labour in Nederland ´Jaarverslag 2005´ Amsterdam: BlinN – Humanitas/ Oxfam Novib, 2006. p 9. 31 www.blinn.nl, laatst geraadpleegd op 13 mei 2007. 32 Bonded Labour in Nederland ´Jaarverslag 2005´ Amsterdam: BlinN – Humanitas/ Oxfam Novib, 2006. 29
8
mij tijdens een door BlinN georganiseerde midweek een dag nuttig maken als oppas voor de kinderen van verschillende cliënten. Eline Willemsen zal mijn stage vanuit BlinN begeleiden. De werkbelasting van mijn onderzoek zal ongeveer 400 uur omvatten, en zal gewaardeerd worden met 15 ECTS. . H 2. De aanleiding tot mijn onderzoeksvraag Tijdens mijn Master ´Comparative Women´s Studies in Culture and Politics´ aan de Universiteit Utrecht heb ik veel aandacht besteed aan representatie. Het lijkt me daarom interessant om vanuit deze expertise de beeldvorming omtrent verhandelde vrouwen te onderzoeken. Ik veronderstel dat ik, wanneer ik een goed overzicht van het beeld dat de media doorgaans over hen creëert zou hebben, ik kan concluderen in hoeverre dit bijdraagt dan wel belemmeringen creëert bij het vinden van betaalde arbeid. Het gegeven dat de vrouwen betaalde arbeid mogen verrichten is het gevolg van een wetswijziging die slechts twee jaar geleden van kracht ging. Mijn onderzoek is daarom actueel. Om deze reden ´is het van belang om de vrouwen intensief te begeleiden en te volgen. Op die manier is het mogelijk om een beeld te vormen van de kansen, mogelijkheden, belemmeringen en beperkingen´ 33 en kunnen hier oplossingen voor worden gevonden. In het jaarverslag van BlinN van 2005 wordt duidelijk dat via taallessen, opleidingen, stages en uiteraard de inzet van de vrouwen zelf er inmiddels een aantal vrouwen aan de slag zijn. 34 Echter blijkt ook dat er nog steeds ´knelpunten en obstakels (…) uit de weg geruimd moeten worden voordat slachtoffers van mensenhandel als volwaardig lid kunnen deelnemen aan de Nederlandse arbeidsmarkt´. 35 De traumatische herinneringen van de vrouwen zelf of onbekendheid met de regelgeving bij de gemeente kunnen, zoals het jaarverslag aangeeft, belemmeringen zijn. Daarnaast speelt beeldvorming wellicht een grote rol. De boodschappen die verschillende media uitdragen over etniciteit, gender, seksualiteit en andere categorieën van maatschappelijke betekenisgeving beïnvloeden bewust en onbewust hoe we over mensen en hun situatie denken. 36 Naast actualiteitswaarde is er ook een persoonlijke reden voor het willen uitvoeren van dit project. Mijn zus’ echtgenoot uit Sierra-Leone bracht een aantal jaar geleden een bezoek aan het CWI in Middelburg, omdat hij zich wilde voorbereiden op de periode waarin hij betaalde arbeid zou mogen verrichten. Ook al heeft hij in Sierra-Leone een academische opleiding gevolgd, adviseerden de medewerkers hem bij een Nederlandse Mbo-opleiding in te stromen. Het niveauverschil tussen de studie die hij in Afrika heeft gedaan en wat hem hier werd aangeboden kan mogelijk verklaard worden uit de werking van gender, etniciteit en verondersteld opleidingsniveau: vaak wordt immers verondersteld dat men in veel Afrikaanse landen een laag ontwikkelingsniveau heeft. Ik veronderstel dat dit zelfde mechanisme invloed zou hebben op de positie van de slachtoffers van vrouwenhandel. In Gender Street, een publicatie in opdracht van de Europese Unie, wordt duidelijk dat de vrouwen geassocieerd worden met criminaliteit. 37 Een paragraaf gewijd aan de invloed van media eindigt met de conclusie dat de slachtoffers voornamelijk op grond van drie punten worden
33
http://www.blinn.nl/ Bonded Labour in Nederland ´Jaarverslag 2005´ Amsterdam: BlinN – Humanitas/ Oxfam Novib, 2006. 35 Ibid. p 19. 36 Wekker et al. ´Caleidoscopische visies. De zwarte, migranten- en vluchtelingenvrouwenbeweging in Nederland´. Amsterdam: Koninklijk 34
instituut voor de Tropen, 2001, 153-187 37 Gender Street Project ´Gender Street. A transnational Initiative on social and labour inclusion for trafficked women and migrant sex workers´. (Pisa en Turijn): Gender Street Project, 2004.
9
gediscrimineerd: ´(…) als vrouwen, als migranten en als (voormalig) prostituee´. 38 E. de Waard beschrijft in de Fabel van de Illegaal de vermeende ´(…) seksuele beschikbaarheid en andere vrouwelijke eigenschappen (…)´ 39 van slachtoffers van vrouwenhandel. Gezien het feit dat de vrouwen uit diverse landen afkomstig zijn, is de beeldvorming omtrent hun etnische achtergrond divers. Wat Afrikaanse slachtoffers betreft benoemt ze bijvoorbeeld het gegeven dat ´Iedereen in Afrika (…) naar Europa [zou] willen (…)´. 40 In de meeste publicaties over vrouwenhandel wordt aandacht besteed aan strafprocessen tegen handelaren, aan nieuwe methoden om vrouwenhandel tegen te gaan en aan politici die hun mening hebben geuit over het thema. Studies naar de beeldvorming omtrent deze vrouwen lijken nog niet uitgebreid verricht te zijn, terwijl verondersteld mag worden dat beelden van invloed zijn als de vrouwen op zoek gaan naar werk. In de citaten die ik hierboven heb aangehaald refereerde ik aan negatieve beeldvorming. Veel vrouwen hebben echter ooit de keuze gemaakt om hun land te verlaten voor het onbekende. Ook al pakte deze keuze zeer nadelig uit, spreekt hier wel een bepaalde mate van agency uit. Andere vrouwen zijn door een ontvoering of via een verkeerd vriendje in Nederland terecht gekomen en maakte niet zelf deze keuze. Echter betekent dit niet dat zij per sé alleen maar slachtoffer zijn. Zij kunnen net als de vrouwen die meer eigen inbreng hadden bij hun vertrek, al hun moed bij elkaar schrapen en ondanks de dreigementen proberen te ontsnappen. Nog meer lef vergt het, wanneer ze in ruil voor slechts een zeer geringe bescherming vanuit de Nederlandse overheid, aangifte doen tegen de handelaars. Juist om deze reden wil ik onderzoeken in welke mate er ook affirmatieve/ empowering beelden over de vrouwen beschikbaar zijn, en wat dat dan voor beelden zijn (te denken valt aan artikelen door de vrouwen zelf geschreven of korte interviews die met de vrouwen gehouden zijn). Ik wil weten welke beelden er ontstaan wanneer de vrouwen als handelend worden gerepresenteerd. Daarnaast wil ik onderzoeken wat de invloed van deze beelden zou zijn op het traject van de toeleiding naar de arbeidsmarkt. Om deze reden wil ik de volgende hoofdvraag onderzoeken: Welke empowering beelden zijn er voorhanden van verhandelde vrouwen? Vanuit mijn ervaringen bij BlinN weet ik dat veel verhandelde vrouwen heel moedig zijn en van hun (vaak tijdelijke) verblijf in Nederland het beste proberen te maken. Daarnaast geeft Ruth Hopkins, een journaliste die uitgebreid onderzoek heeft verricht naar de geschiedenis van twee vrouwen, aan dat veel vrouwen het heft in eigen handen nemen en zelf keuzes maken. 41 Ook leggen ze zich meestal niet neer bij de situatie nadat ze verhandeld zijn. Rutvica Andrijasevic brengt in haar proefschrift ´Trafficking in Women and the Politics of Mobility in Europe´ een vergelijkbaar beeld naar voren. 42 Om deze reden acht ik het aannemelijk dat er in de media representaties voor komen waarin verhandelde vrouwen als empowered worden afgebeeld.
38 39
Ibid. 42. Waard, Ellen ´Vrouwen zonder papieren. Uitbuiting en geweld in de illegaliteit´ Gebladerte- reeks nr. 24, Leiden, Oktober 2003. p. 11.
40
Ibid. Hopkins, Ruth ´Ik laat je nooit meer gaan – Het meisje, de vrouw, de handelaar en de agent´ Breda: De Geus 2005. 42 Proefschrift verdedigd aan de Universiteit van Utrecht op 17 november 2004. 41
10
Over het algemeen worden verhandelde vrouwen ´slachtoffers van vrouwenhandel´ genoemd. Omdat de term ´slachtoffer´ naar mijn idee niet past bij het empowerment van veel vrouwen, refereer ik binnen dit onderzoek naar ´verhandelde vrouwen´. In het volgende hoofdstuk zal ik uitgebreider op deze kwestie in gaan. H 3. Theoretisch kader en methodologie In dit hoofdstuk zal ik de academische achtergrond van mijn onderzoek verduidelijken. Als eerste zal ik uiteenzetten vanuit welke theoretisch achtergrond ik naar mijn onderzoeksvraag heb gekeken. Vervolgens zal ik mijn methodologie kenbaar maken. Beeldvorming De beeldvorming omtrent verhandelde vrouwen staat centraal binnen mijn onderzoek. Daarom zal ik hier als eerste uitleggen wat ik precies versta onder deze term. Daarbij zal ik vooral in gaan op de vraag hoe beeldvorming ontstaat. Vervolgens zal ik verduidelijken wat dit betekent voor mijn onderzoek. Wanneer onderzoekers vanuit een feministische optiek onderzoek doen naar representatie, refereert men vaak naar de Franse filosoof Michel Foucault, voormalig professor Geschiedenis van Denksystemen aan het Collège de France. 43 Foucault benadert beeldvorming vanuit het idee dat alle representaties in een discours ontstaan. Hier wil ik mij bij aansluiten. Als eerste zal ik uiteenzetten wat Foucault onder de term ´discours´ verstaat: ´By ´discourse´, Foucault meant ´a group of statements which provide a language for talking – a way of representing the knowledge about – a particular topic at a particular historical moment´. 44 Er ontstaat in het discours dus een bepaalde taal waarmee op een bepaald moment over een onderwerp gesproken kan worden. Echter is niet iedere willekeurige uitspraak legitiem binnen het discours: ´Just as discourse ´rules in´ certain ways of talking about a topic, defining an acceptable and intelligible way tot talk, write, or conduct oneself, so also, by definition, it ´rules out´, limits and restricts other ways of talking, of conducting ourselves in relation to the topic or constructing knowledge about it.´ 45 Bepaalde beelden hebben in het discours dus voorrang op andere beelden. Op deze manier ontstaan ideeën over wat de gangbare opvatting is over een bepaald thema op een bepaald moment. Dit noemt Foucault een discursieve formatie. 46 Binnen dit proces speelt volgens Foucault macht een grote rol. Bepaalde personen verkeren op een bepaald moment en in een bepaalde context in de positie om meer invloed op het discours uit te oefenen dan andere mensen. De kennis die door het discours tegengewerkt
43 Anoniem, Voorwoord in de Penguin uitgave In: Foucault, Michel. ´The will to knowledge. The history of sexuality :1´ , pagina niet genummerd. 44 Hall, Stuart ´Representation. Cultural Representations and Signifying Practices´ London, Sage Publications: 1997. p 44. 45 Ibid. 46 Ibid. p 6.
11
of stilgehouden wordt noemt Foucault ´subjugated-knowledge´, kennis die niet in brede kring geaccepteerd wordt. 47 De meest machtige discoursen hebben vaak een institutionele achtergrond. Andermahr refereert hierbij bijvoorbeeld naar de discussies waarbinnen geneeskundige kennis ontstaat of waarbij wetten gevormd worden. 48 Ook de media is een invloedrijke institutie. Hier wordt bepaald wat er op de nieuwsagenda komt, dat wil zeggen wiens onderwerpen er als belangrijker worden gezien dan andere en hoe deze onderwerpen gerepresenteerd moeten worden. 49 Lilie Chouliaraki, professor Media en Discours studies in Denemarken geeft aan de hand van een door haar verricht onderzoek naar de vraag hoe televisiekijkers reageren op ernstige rampen, aan dat dit mechanisme bijzonder machtig is: ´the spectators do not possess ´pure´ emotions vis-à-vis the sufferers, but their emotions are, in fact, shaped by the values embedded in news narratives about who the ´others´ are and how whe should relate to them´. 50 ´De Ander´ is een binnen het feministische en postkoloniale gedachtegoed veel gebruikte term waarmee aangeduid wordt dat een persoon afwijkt van de Westerse heteroseksuele norm en daarom geen individualiteit mag hebben. 51 Het ´anders´ zijn lijkt de onderdrukking van de persoon te legitimeren. Wie deze rol in moet vullen, wordt volgens het bovenstaande citaat door de media bepaald. Het verband tussen het media discours en de normen in de maatschappij is daarom volgens Chouliaraki cruciaal. 52 Aan de andere kant is het net zo dat ´de Ander´ over ´subjugated knowledge´ beschikt. Intersectionaliteit In het nieuws- of media discours wordt grotendeels bepaald wie de maatschappelijke normen belichaamt en wie hiervan afwijkt. Vaak spelen gender, etniciteit en klasse hierbij mee. De media zendt waardeoordelen uit met betrekking tot deze categorieën van maatschappelijke betekenisgeving. 53 Witheid heeft de hoogste status net als bijvoorbeeld mannelijkheid en heteroseksualiteit. Een leidraad om kritisch naar dit gegeven te kijken is volgens Gloria Wekker, professor in de Gender en Etniciteit aan de Universiteit Utrecht, de intersectionele theorie. Ik zal eerst kort de ontstaansgeschiedenis van dit gedachtegoed uiteen te zetten, om vervolgens uit te kunnen leggen wat een intersectionele benadering is. Ten slotte zal ik aan de hand van een voorbeeld aangeven hoe ik deze theorie binnen mijn onderzoek heb toegepast. Sojourner Truth, een zwarte Amerikaanse vrouw uit de 19e eeuw was net vrij gekomen uit de slavernij en kwam in aanraking met het protest van witte vrouwen over hun gebrek aan rechten. Relatief gezien, oordeelde Truth, bevonden de witte vrouwen zich in een geprivilegieerde situatie. Tijdens een in 1854 georganiseerde toespraak over stemrecht voor witte vrouwen riep ze daarom herhaaldelijk: ´Ain´t I a 47
Foucault, Michel Two lectures. In: Collin Gordon, ´Power and knowledge: Selected interviews and other writings 19721977´. Pantheon, New York: 1976. p. 81. 48 Andermahr, Sonya e.a. ´Discourse ´ In: A Glossary of Feminist Theory , p. 65-66. Arnold, London: 2000. 49 Chouliaraki, Lilie ´The spectatorship of suffering´ London: Sage Publications, 2006. p 3. 50 Ibid. p 11. 51 Andermahr, Sonya e.a. ´Other ´ In: A Glossary of Feminist Theory , p. 191. Arnold, London: 2000. 52 Chouliaraki, Lilie ´The spectatorship of suffering´ London: Sage Publications, 2006. p 3. 53 Wekker ´Een hoogvlakte met koude winden. De geschiedenis van het gender- en etniciteitsdenken in Nederland´ In: Caleidoscopische visies. De zwarte, migranten- en vluchtelingenvrouwenbeweging in Nederland. Amsterdam: Koninklijk instituut voor de Tropen, 2001, p 25-45.
12
woman?´. 54 Ze benadrukte de vanzelfsprekendheid van witheid als men over ´vrouwen´ spreekt. Gezien het feit dat zij zich in een hele andere positie bevond dan witte vrouwen heeft vrouw zijn voor haar andere consequenties. Met deze kritische gedachtegang maakte ze al in de 19e eeuw de weg vrij om gender in samenhang met etniciteit en klasse te benaderen. Kimberlé Crenshaw, een Afro-Amerikaanse juriste uit de 21e eeuw ontwikkelde deze manier van denken verder en ging de term ´intersectionaliteit´ gebruiken. 55 Crenshaw legt uit: ´Intersectionality is a conceptualization of the problem that attempts to capture both the structural and the dynamic consequences of the interaction between two or more axes of subordination.´. 56 Bij een intersectionele benadering kijkt men naar verschillende kruispunten van betekenis. Crenshaw en Truth richtten zich voornamelijk op gender en etniciteit, maar afhankelijk van de context spelen er vaak meerdere identiteiten mee. Volgens Wekker bestaat het intersectioneel denken, door haar ook wel het kruispuntdenken genoemd, uit een ´en – en´ benadering in plaats van een ´of – of´ benadering. 57 Binnen deze gedachtegang gaat men er vanuit dat een bepaalde persoon bijvoorbeeld én vrouw én zwart én lesbisch of én man én wit én hetero is op het zelfde moment. Hierbij is het belangrijk dat een onderzoeker zicht realiseert dat identiteiten die mensen voorsprong geven (als bijvoorbeeld wit, mannelijk en hoog opgeleid zijn), net als identiteiten die kansen beperken (als bijvoorbeeld vrouw, zwart, en laag opgeleid zijn), tegelijkertijd werkzaam zijn. Er komen dus diverse combinaties tussen meer en minder geprivilegieerde identiteiten voor. Om uitsluitsel te krijgen over de vraag of men wel kritisch genoeg naar zo veel mogelijk identiteiten kijkt, adviseert Wekker, ´de andere vraag te stellen´. 58 Dit houdt in dat een onderzoeker in een situatie waarin er sprake is van discriminatie op grond van één identiteit (bijvoorbeeld de etnische achtergrond van iemand) zich af vraagt of er tegelijkertijd misschien ook sprake is van discriminatie op grond van een andere identiteit (bijvoorbeeld de sociale achtergrond van een persoon). Ik zal gebruikmakend van drie representaties uit mijn corpus laten zien hoe ik deze methode heb toegepast binnen mijn onderzoek. Tom Kreling omschrijft verhandelde vrouwen in NRC Handelsblad als ´illegale prostituees´. 59 Natasja de Groot en Fred Pruim refereren in De Telegraaf naar ´OostEuropese hoertjes´. 60 Paul Smits in het Algemeen Dagblad naar ´Afrikaanse hoertjes´.
61
Ook al
kiezen veel vrouwen niet zelf voor sekswerk alvorens ze verhandeld werden, toch worden ze in deze representatie als eerste als prostituee gezien. Wanneer de vrouwen op deze manier afgebeeld worden, lijken ze in eerste instantie vooral laag op de sociale ladder te staan. Omdat werk in de prostitutie 54
Wekker, Gloria, ´Conferentie Caleidoscopia, ´Ontmoeting over grenzen´, 4 maart 2005: Amsterdam. Hermans, Mariëte, ´Een uitnodiging tot inclusief denken over gender, etniciteit, discriminatie en beeldvorming´ E-Quality, Utrecht: 2002. 56 Crenshaw, Kimberlé ´Background Paper for the Expert Meeting on the Gender-Related Aspects of Race Discrimination´ Zagreb, Kroatia, 21-24 November, 2000. 57 Wekker, Gloria, ´Conferentie Caleidoscopia, ´Ontmoeting over grenzen´, 4 maart 2005: Amsterdam. 58 Ibid. 59 Kreling, Tom ´Afschaffen Wallen is niet reëel´. In: NRC Handelsblad. 18 februari 2006. 60 Groot, Natasja en Fred Pruim ´Seks- en gokimperium van Jan D. ontmanteld´ In: De telegraaf. 23 maart 2006. 61 Smits, Paul ´Kelderboxen in Rotterdam-Zuid blijken door Afrikaanse. prostitutuees te worden gebruikt als afwerkplek´ In: Het Algemeen Dagblad. 31 december 2005. 55
13
volgens de meeste Nederlanders immers een heel lage status heeft, ondervinden ze hinder van klassisme. 62 Als een onderzoeker met betrekking tot deze representatie ´de andere vraag´ stelt, zou hij of zij bijvoorbeeld kunnen bekijken in hoeverre de vrouwen niet alleen gediscrimineerd worden op grond van hun vermeende sociale klasse, maar mogelijk ook op grond van hun etnische achtergrond. Niet-westerse migranten worden vaak in de media afgebeeld als ´de Ander´, als een illegale binnendringer die illegale activiteiten wil ontplooien. 63 Ze zouden er alles voor over hebben om Europa binnen te komen om van de welvaart te profiteren. Deze beeldvorming ´zingt mee´ wanneer de media niet schrijft over een ´hoertje´ maar over een ´Afrikaans hoertje´. Omdat een Nederlandse prostituee op grond van haar sociale status al de positie van ´de Ander´ inneemt, ervaart een vrouw met een nietNederlandse achtergrond dubbele discriminatie. Als prostituee en als migrante. Er is dus sprake van de én – én situatie waar Wekker naar refereert. Wanneer men voor de tweede keer ´de andere vraag stelt´ en naast klasse en etniciteit bijvoorbeeld naar gender kijkt, blijkt dat dit ook een rol speelt. De term gender refereert naar de gesocialiseerde verschillen tussen mannen en vrouwen die gebaseerd zijn op biologische sekseverschillen tussen man en vrouw. 64 Naast de beeldvorming waarin niet-westerse migranten vaak als profiteurs worden afgeschilderd, is er meestal sprake van een genderspecifieke beeldvorming over de vrouwen binnen deze groep. Andrijasevic geeft aan dat migrantenvrouwen afkomstig uit Oost-Europa, in het westen soms vanzelf al als prostituee worden gezien. 65 Ellen de Waard verklaart dit gegeven met het idee dat seksistische en racistische beeldvorming er voor zorgt dat migranten vrouwen seksueel beschikbaar zouden zijn. 66 De vanzelfsprekendheid waarmee de journalisten de termen ´Afrikaanse en OostEuropese hoertjes´ gebruiken wanneer ze eigenlijk naar verhandelde vrouwen refereren, lijkt beïnvloed te zijn door de beeldvorming die Andrijasevic en De Waard beschrijven. Empowerment en agency In mijn uitleg van de manier waarop ik de intersectionele theorie toe pas binnen mijn corpus, is duidelijk geworden dat de beeldvorming en daarmee ook de positie van verhandelde vrouwen beïnvloed wordt door hun etnische en sociale positie (klasse) en hun gender. De mensen die in het westen de meeste macht hebben zijn over het algemeen westers, behoren tot een hogere sociale klasse en zijn bijna altijd mannelijk. De verhandelde vrouwen bevinden zich op grond van deze identiteiten in een tegenovergestelde positie. Andermahr geeft aan dat deze positie de zelfbeschikking van de vrouwen bemoeilijkt. 67 Echter hoeft dit niet meteen te betekenen dat ze helemaal geen agency hebben of empowerment kunnen vertonen. In deze paragraaf zal ik uiteenzetten wat ik binnen dit onderzoek precies versta onder deze termen. Daarna zal ik uitleggen waarom verhandelde vrouwen agency kunnen hebben.
62
Pheterson, Gail ´Vrouweneer en Mannenadel over het stigma Hoer´ Den Haag: Het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, 1985. p. 1. 63 Gender Street Project ´Gender Street. A transnational Initiative on social and labour inclusion for trafficked women and migrant sex workers´. Pisa, Turijn, Amsterdam: Gender Street Project, 2004. p. 41. 64 Andermahr, Sonya e.a. ´Gender ´ In: A Glossary of Feminist Theory , p. 102. Arnold, London: 2000. 65 Andrijasevic, Rutvica ´Trafficking in women and the politics op moblilty in Europe. Proefschrift voor de Universtiteit van Utrecht: Utrecht, 2004. p. 118. 66 Waard, Ellen ´Vrouwen zonder papieren. Uitbuiting en geweld in de illegaliteit´ Gebladerte- reeks nr. 24, Leiden, Oktober 2003. p. 17 67 Andermahr, Sonya e.a. ´Agency´ In: A Glossary of Feminist Theory , p. 14. Arnold, London: 2000.
14
‘Agency’ is een woord dat moeilijk in het Nederlands is te vertalen. Het beschikken over agency kan uitgelegd worden als ‘het innemen van een subjectpositie.’ Eerder heb ik aangegeven dat handelingsbekwaamheid en zelfbeschikking mogelijke vertalingen zijn, maar dat zijn termen met een zeer juridische en wellicht ´ouderwetse´ connotatie. Er kan vanuit gegaan worden dat agency een component is van empowerment. 68 Empowerment is de mogelijkheid of het recht om te handelen. 69 Om te kunnen handelen of om het recht daartoe op te eisen is een subjectpositie vereist: een positie van waaruit men zich kan uitspreken. Verwant hieraan is het recht van vrouwen op zelfbeschikking oftewel het recht om in de wereld op te treden volgens de eigen normen en uitgangspunten. 70 Bepaalde verhandelde vrouwen kozen er aanvankelijk zelf voor om een onzeker migratieproject naar het buitenland op te zetten om bepaalde doelstellingen te bereiken. Ze zochten een toekomst in een maatschappij waarin vrouwen (minder) barrières ondervinden in hun persoonlijke vrijheid of hoopten in een zo kort mogelijke tijd een oplossing voor hun armoede te kunnen vinden. Andere vrouwen hadden het lef om in te gaan in op een aantrekkelijk aanbod voor werk of studie in het buitenland. Dergelijke keuzes geven aan dat deze vrouwen agency hebben en empowered zijn. Ze positioneren zichzelf als subject, maken eigen keuzes en handelen hiernaar. Worden de vrouwen uiteindelijk verhandeld, dan kunnen ze meestal geen kant op. Andere vrouwen hebben zelf nooit gekozen om naar het buitenland te vertrekken. Tegen hun wil worden ze meegenomen en komen in de zelfde situatie terecht als de vrouwen die wel uit eigen initiatief op reis gingen. Ook onder deze omstandigheden is het niet het geval dat de vrouwen a priori geen agency kunnen hebben of niet empowered kunnen zijn of worden. Volgens Lata Mani, professor Women´s Studies aan de Universiteit van Californië kunnen onderdrukte vrouwen (hier in algemene zin) net zo goed een subjectpositie innemen wanneer zij op hevige wijze onderdrukt worden. 71 ´[It is important] tot engage simultaneously with women’s systematic subordination and the ways in which they negotiate oppressive, even determining, social conditions… [and to begin] from the conviction that structures of domination are best understood if we can grasp how we remain agents even in the moments in which we are being intimately, viciously oppressed´ 72 Chouliaraki omschrijft mensen die, net als in het bovenstaande citaat onderdrukt worden maar tegelijkertijd agency hebben als ´humane sufferers´. Een vrouw kan een ´humane sufferer´ zijn, wanneer zij iets kan zeggen over of probeert te doen tegen de situatie waarin ze zich bevindt. Ook wanneer dit slechts inhoudt dat ze er in slaagt hulp te vragen en te krijgen van derden. Ze is volgens de professor ´humane´ wanneer ze actief is in het verbeteren van haar positie. Professor in de geesteswetenschappen en postkoloniaal feministisch theoretica, Gayatri Chakravorty Spivak hanteert een vergelijkbaar uitgangspunt. Binnen haar theorie heeft een vrouw ´agency´ wanneer ze in ieder geval een stem heeft om anderen op de hoogte te brengen van haar ellende. Zijn ze stemloos, dan blijven ze een ´Other´, een buitenstaander. 73 68
Ibid. O´Meil, Eileen ´(Re) Representations of Eros: Exploring female sexual agency´ In: Jaggar, Ailison e.a. Gender/Body/Knowledge: Feminist Reconstructions of Being and Knowing. New Brunswick, Rutgers University Press: 1986. 70 Andermahr, Sonya e.a. ´Agency´ In: A Glossary of Feminist Theor , Arnold, London: 2000. p. 13. 71 Ibid. p. 14. 72 Lata Mani geciteerd in ´ Andermahr, Sonya e.a. ´Agency´ In: A Glossary of Feminist Theory , p. 14. Arnold, London: 2000 73 Chouliaraki, Lilie ´The spectatorship of suffering´ London: Sage Publications, 2006 p. 89. 69
15
Samenvattend kunnen verhandelde vrouwen volgens mijn theoretische invalshoek hun agency laten zien door zelf een bepaald migratieproject op te zetten of door in te gaan op potentiële kansen op een beter leven in Nederland. Daarnaast kunnen verhandelde vrouwen empowered zijn waneer ze binnen hun mogelijkheden protesteren tegen de dwang die ze ondervinden en wanneer ze stem hebben of in ieder geval op een bepaalde manier in staat zijn om om hulp te vragen. Slachtofferschap In het politieke en het mediadiscours over vrouwenhandel is het gebruik van de term ´slachtoffer´ algemeen goed. 74 Deze omschrijving past echter niet bij de hierboven uiteengezette theoretische achtergrond waarbij de mate van agency die verhandelde vrouwen wél aan het licht brengen een grote rol speelt. Andermahr schrijft in dit verband: ´(…) the designation of Women as victims serves to compound women’s oppression under patriarchy and threatens to erase what agency they do manage to exercise´ 75 Lata Mani heeft een vergelijkbaar uitgangspunt en betoogt dat wanneer men de agency van de vrouwen negeert dit zal resulteren in ´(…) reductive representations of Women as primarily beings who are passive and acted upon´. 76 Andrijasevic geeft aan dat een dergelijke passieve beeldvorming geenszins overeen komt met de ´realiteit´ van het leven van verhandelde vrouwen: ´To consign the complexity of women’s desires and projects to the category of the ´victim´, would mean to conceal women’s resistance against the structural inequalities and their struggle for transforming their lives. The multiple ways in which migrant women resist, counter, negotiate, or fail to negotiate the economic, social, and political structural forces that constrain them is impossible to grasp though the category of the ´victim´. 77 Ook al bevestigen de ervaringen die ik met cliënten van BlinN heb gehad het beeld dat Andrijasevic hier oproept, waren er twee vrouwen die aangaven dat zij zichzelf in bepaalde situaties juist opzettelijk als slachtoffer positioneren. Het woord benadrukt naar hun idee wat hen is overkomen. Hier hopen ze vervolgens meer rechten aan te ontlenen. Andrijasevic en Hopkins bevestigen dan ook dat veel hulp aan verhandelde vrouwen georiënteerd is op hun slachtofferschap. Volgens de auteurs van Gender Street wordt de vrouwen dan ook zelden gevraagd wat zij nou eigenlijk zelf willen in hun leven. 78 De auteurs adviseren de hulpverlening daarom de vrouwen niet als slachtoffer te zien, maar als een subject met eigen ideeën, wensen en behoeftes. ´Trafficked Women and migrant sex workers must be considered as active subjects and not merely as passive objects of intervention´. 79 Het gegeven dat ik achter deze empowerment- benadering sta is een extra reden om de term ´slachtoffer´ niet te herhalen. 74
Andrijasevic, Rutvica ´Academic considerations In: ´Trafficking in women and the politics op moblilty in Europe. Proefschrift voor de Universtiteit van Utrecht: Utrecht, 2004. p. 217 – 218. 75 Andermahr, Sonya e.a. ´Agency´ In: A Glossary of Feminist Theory , p. 14. Arnold, London: 2000 76 Ibid. 77 Andrijasevic, Rutvica ´Trafficking in women and the politics op moblilty in Europe´ Proefschrift voor de Universtiteit van Utrecht: Utrecht, 2004. p 217- 218. 78 Gender Street Project ´Gender Street. A transnational Initiative on social and labour inclusion for trafficked women and migrant sex workers´. (Pisa, Turijn): Gender Street Project, 2004. p 35. 79 Ibid. p 45.
16
Als alternatief zou de Engelse term ´survivor of trafficking´ geschikt zijn. Deze term geeft enerzijds aan wat de vrouwen overkomen is en anderzijds benadrukt het het gegeven dat zij de agency hadden om weg te lopen, te ontsnappen of misschien zelfs aangifte te doen tegen de mensenhandelaars. Net als de medewerkers van BlinN ben ik er echter van overtuigd dat de term ´overlever van vrouwenhandel´ binnen het Nederlandse taalgebied vreemd klinkt. Wanneer twee medewerkers van BlinN samen een artikel schreven in ´Terecht´, hanteerde ze de term ´verhandelde vrouwen´. 80 Omdat het Nederlandse publiek kan begrijpen wie hiermee bedoeld worden en omdat deze term geen enkele slachtofferconnotatie heeft, zal ik deze omschrijving hanteren binnen mijn onderzoek. Operationalisatie en methodologie Alvorens uit te leggen hoe ik mijn hoofdvraag-, welke empowering beelden er voorhanden zijn van verhandelde vrouwen- wil beantwoorden, zal ik eerst uiteenzetten hoe ik in lijn met de theorie twee belangrijke begrippen wil operationaliseren. Onder verhandelde vrouwen versta ik binnen dit onderzoek alle vrouwen met een niet-Nederlandse etnische achtergrond die in Nederland gedwongen in de prostitutie hebben gewerkt. Nederlandse vrouwen die via de loverboy methode geronseld zijn voor de prostitutie vallen volgens de Nederlandse wetgeving ook onder mensenhandel. Ik richt mij binnen dit onderzoek echter niet op hen, omdat hun problematiek op bepaalde punten anders is. Deze groep verblijft gezien hun Nederlandse achtergrond legaal in ons land, waardoor zij niets te maken hebben met de B-9 regeling of een asielprocedure. Daarnaast komt deze groep om een andere reden in de gedwongen prostitutie terecht. Vaak zit er een emotionele kant achter de vraag waarom een loverboy nou juist voor deze vrouwen kiest. De daders zoeken hun slachtoffers voornamelijk onder meisjes die een problematische jeugd hebben gehad, onder vrouwen met een laag zelfbeeld en onder vrouwen met een beperkt netwerk. Bij de verhandelde vrouwen waarop ik me binnen dit onderzoek richt, speelt armoede, werkeloosheid, de beperkte bewegingsvrijheid van vrouwen, huiselijk geweld en politieke instabiliteit eerder mee. Dit zijn redenen waarom de vrouwen er voor kozen om weg te gaan, al dan niet voor werk in de seksindustrie. Daarnaast zijn er ook vrouwen met een niet-Nederlandse achtergrond die ontvoerd zijn of net als de Nederlandse vrouwen een loverboy hadden. Deze vrouwen vallen gezien hun etnische achtergrond ook onder mijn onderzoek. Deze afbakening is tevens gebaseerd op het gegeven dat ik slechts een beperkte tijd beschikbaar heb om mijn onderzoek uit te voeren. In het vorige hoofdstuk heb ik uiteengezet vanuit welke theoretische achtergrond ik naar representatie kijk. Hier zal ik uitleggen op welke vorm van representatie ik me binnen dit onderzoek precies richt. Ik kijk alleen naar beeldvorming over verhandelde vrouwen in de geschreven media. Hierbij zal ik alle in Nederland gepubliceerde dagbladen en een reeks aan populaire Nederlandse tijdschriften betrekken. 81 Ik kies voor deze media typen omdat ze bijzonder veel invloed hebben op de maatschappij. Liesbeth van Zoonen, professor Media en Populaire Cultuur aan de Universiteit van Amsterdam, geeft aan dat informatie die binnen het nieuws discours ontstaat, als belangrijker wordt gezien dan informatie uit de 80
Anoniem ´Stel je eens voor…´ In: Terecht. Tijdschrift voor de liga voor de rechten van de mens. Juni 2006, p. 28 – 29. Wat de krantenartikelen betreft, refereer ik hierbij naar het NRC handelsblad, De Trouw, De Telegraaf, Het Parool, De Volkskrant, De Stem, Het Noord Hollands Dagblad, De Leeuwarder Courant, Het Dagblad van het Noorden, Dagblad de Limburger, het Nederland Dagblad, Het Algemeen Dagblad en De Metro. Om een zo divers mogelijk beeld te creëren heb ik geen onderscheid gemaakt tussen kwaliteitskranten, gratis verstrekte dagbladen en kranten met een religieuze inslag. De tijdschriften die ik bij mijn onderzoek heb betrokken zijn: Marie Claire, Viva, Yes, Niewue Revu, Aktueel, Linda, Opzij, Volzin, Elsevier en HP de Tijd. 81
17
rest van de media. Het nieuws neemt bij het publiek makkelijk de status van ´objectieve en feitelijke waarheid (…)´ aan. 82 De journalistieke beroepsethiek en de geldende professionaliteitnormen als bijvoorbeeld de plicht tot ´verhoor en wederhoor´, maakt het nieuws zeer geloofwaardig. Ook tijdschriften vormen een invloedrijk discours. Marjolein Rozendaal heeft als eindscriptie voor haar studie Cultuur en Wetenschapsstudies aan de Universiteit van Maastricht een kwalitatieve discoursanalyse gemaakt van twee damesbladen; Margriet en Cosmopolitan. Ze toonde aan dat deze tijdschriften bijzonder veel invloed hebben op de opvattingen van de lezers. 83 Naast de gedrukte media hebben televisieprogramma´s en andere media vormen als het Internet veel invloed op het publiek. Helaas moet ik in verband met de tijd die ik aan dit onderzoek kan besteden, een keuze maken. Andere onderzoekers zouden de diverse niet-geschreven bronnen verder kunnen onderzoeken. Ik streef er naar een gelijk aantal mannen- en vrouwen tijdschriften in mijn corpus op te nemen. Jeugdbladen zal ik niet bij mijn onderzoek betrekken; alle bronnen zijn bedoeld voor lezers vanaf 18 jaar. Ik verwachtte dat er in dergelijke tijdschriften nog niet over dit zware onderwerp geschreven zou worden. Vakbladen, zoals bijvoorbeeld ´De nieuwsbrief´ van de GGD en ´Zorg en Welzijn´ voor sociale professionals besteden ook aandacht aan het thema vrouwenhandel. Omdat deze bladen zich specifiek op professionals richten, zal ik deze publicaties ook niet bij mijn onderzoek betrekken. Naast krantenartikelen bestaat mijn corpus dus uit mannen- en vrouwentijdschriften voor lezers vanaf 18 jaar die gericht zijn op een algemeen publiek. Omdat beeldvorming in de loop van de tijd kan veranderen kies ik er voor mijn onderzoek te baseren op de jaren 2005 en 2006 om zodoende een zo recent mogelijk beeld te creëren. 84 Het samenstellen van mijn corpus kranten- en tijdschriftenartikelen zal ik op verschillende manieren realiseren. Wat de krantenartikelen betreft, wil ik als eerste gebruik maken van het archief van BlinN. Vervolgens zal ik, voor zover dit mogelijk is, kranten kopiëren in de openbare bibliotheek in Utrecht. Bij het IIAV, een internationaal archief voor de vrouwenbeweging, kan ik daarnaast gebruik maken van een knipselmap. Ook zal ik artikelen zoeken via de zoekmachines van de diverse dagbladen. Op een website over prostitutie, www.hookers.nl 85 , worden veel artikelen over vrouwenhandel besproken. Omdat de teksten bovenaan het discussieonderwerp worden afgebeeld met hun bronvermelding erbij, kan ik deze kopiëren en aan mijn corpus toevoegen. Wat het tijdschriftengedeelte van mijn corpus betreft, zal ik als eerste oude tijdschriften in privébezit door bladeren. In sommige tijdschriften refereren journalisten mogelijk naar een eerder verschenen of later te verschijnen artikelen over vrouwenhandel. Deze zal ik terug zoeken in de Openbare Bibliotheek. Ook zal ik zo veel mogelijk tijdschriften op de leesplank van deze instelling doorgenomen. Helaas bewaart men de bladen slechts één jaar. Oudere tijdschriften kan ik eventueel via Marktplaats.nl kopen en op laten sturen. Ten slotte bevat de knipselmap van het IIAV ook een aantal tijdschriftenartikelen die ik zou kunnen gebruiken. 82 Zoonen, Liesbeth, ´Moeten strijdende vrouwen zo grof zijn?´ De vrouwenbeweging en de media. Amsterdam, Uitgeverij Sua: 1991. p. 18. 83 Rozendaal, Marjolein ´Van object naar subject? Het vrouwelijk lichaam in Margriet en Cosmopolitan´ Maastricht. 27 augustus 2001, pagina 18, 23-24. 84 Met betrekking tot de dagbladen uit het jaar 2006 richtte ik me alleen op de uitgaven die verschenen zijn tussen januari en september, omdat ik na deze maand ben gestart met de analyse fase van het onderzoek. 85 Laatst geraadpleegd op 13 mei 2007.
18
Analyse Chouliaraki en Stuart Hall, Professor in de Sociologie uit Groot Brittannië, geven aan dat de studie naar representatie of beeldvorming op twee manieren benaderd kan worden: met een semiotische of met een discursieve analyse. 86 Chouliaraki geeft aan dat het bij de semiotiek gaat om de vraag hoe betekenis wordt gecreëerd in de tekst. 87 Hall geeft aan dat deze ´sciense of signs´ minder omvattend is dan de studie naar de bredere rol van het discours. 88 Zoals ik in mijn theoretisch kader heb uiteengezet, ziet men machtsasymmetriën uit de maatschappij terugkomen in representatie. Op dit aspect let de onderzoeker wanneer hij of zij beelden discursief analyseert vanuit een feministisch of postkoloniaal kader. 89 Stuart Hall geeft aan dat onderzoekers bij een discursieve analyse óók kijken naar de vraag hoe taal en representatie betekenis genereren, net als bij de semiotische invalshoek. 90 Daarom omvat een discursieve analyse deels ook een semiotische analyse. Echter ligt de focus hierbij voornamelijk op het discursieve machtsaspect. Omdat een discursieve analyse daarom breder is, zal ik deze benadering binnen mijn onderzoek hanteren. Chouliaraki geeft aan dat een discursieve analyse het beste op een inductieve manier benaderd kan worden. 91 Ze geeft hierin twee stappen weer. De eerste stap is: ´(…) the study of news discourse to a mode of inductive reasoning that uses the example in order to demonstrate its properties in detail and reach a new conclusion as to why this example possesses these properties and which effects of power these properties might have on people´ 92 Chouliaraki benadert discursieve praktijken dus aan de hand van particuliere voorbeelden. Binnen het onderzoek aan de hand waarvan ze deze onderzoeksmethode uiteenzet, zijn dit losse nieuwsuitzendingen waarin menselijke ellende wordt verwoord. Deze beelden geven een aantal kenmerken weer die ze tot in detail bestudeert. Hier trekt ze vervolgens conclusies uit. Aan de hand van losse beelden beantwoordt ze de vraag waarom ze deze kenmerken hebben. Ook kijkt ze naar de consequenties van de beeldvorming voor verschillende mensen in de maatschappij. Als tweede stap analyseert Chouliaraki op deze manier een aantal verschillende nieuwsuitzendingen die geen onderlinge relatie tot elkaar lijken te hebben. 93 De televisiejournaals worden bijvoorbeeld door verschillende nieuwskanalen uitgezonden en berichten over verschillende gebeurtenissen. Vervolgens vergelijkt ze deze verschillende uitzendingen met elkaar. In deze fase bleek in haar onderzoek naar nieuwsberichten over rampen, dat beelden die officieel geen onderlinge relatie tot elkaar leken te hebben, toch een gelijk patroon leken te hebben. Binnen de uitzendingen werden de mensen afkomstig uit het westen met veel meer agency afgebeeld dan de mensen afkomstig uit de Derde Wereld. ´The September 11th sufferers speak; the Bangladeshi sufferers do not.´. 94 De verschillende nieuwsberichten creëren volgens de professor allen een verschil tussen mensen uit het Westen en mensen uit de rest van de wereld. 86
Chouliaraki, Lilie ´The spectatorship of suffering´ London: Sage Publications, 2006 en Hall, Stuart ´Representation. Cultural Representations and Signifying Practices´ London, Sage Publications: 1997. 87 Chouliaraki, Lilie ´The spectatorship of suffering´ London: Sage Publications, 2006 p. 72-83. 88 Hall, Stuart ´Representation. Cultural Representations and Signifying Practices´ London, Sage Publications: 1997. p 51 89 Chouliaraki, Lilie ´The spectatorship of suffering´ London: Sage Publications, 2006 p. 83 – 93. 90 Hall, Stuart ´Representation. Cultural Representations and Signifying Practices´ London, Sage Publications: 1997. p 51 91 Chouliaraki, Lilie ´The spectatorship of suffering´ London: Sage Publications, 2006. p. 6. 92 Ibid. p 7. 93 Ibid. p. 62. 94 Ibid. p 88.
19
Op een vergelijkbare manier zal ik mijn corpus benaderen. Ik wil net als Chouliaraki mijn artikelen eerst individueel analyseren. In mijn onderzoek staat de vraag centraal in hoeverre verhandelde vrouwen als empowered worden gerepresenteerd in de geschreven media. Daarom zal ik hier eerst de voorwaarden bepalen waaronder ik meen dat de vrouwen als zodanig worden afgebeeld. De agency van de vrouwen kan in de beeldvorming tot uiting kan komen wanneer journalisten aandacht besteden aan het gegeven dat zij zelf keuzes maken die een belangrijke invloed hebben op hun leven. Dit is bijvoorbeeld het geval wanneer ze aangeven dat bepaalde vrouwen er zelf voor kiezen om een (tijdelijk) migratieproject op te zetten op zoek naar een beter leven. Soms kiezen vrouwen er hierbij bewust voor om in de prostitutie te gaan werken. Andere vrouwen gaan bijvoorbeeld op zoek naar heel ander werk in het buitenland, zoal bijvoorbeeld een horecabaan. Of de vrouwen nu vooraf bekend zijn met het gegeven dat ze in de prostitutie zullen gaan werken of niet, ze weten op dat moment nog niet dat ze later verhandeld zullen worden. Komen ze uiteindelijk in deze situatie terecht, dan kunnen ze hier afhankelijk van de situatie op verschillende manieren tegen in verzet gaan: bijvoorbeeld door bepaalde diensten te weigeren 95 , door te proberen te onderhandelen over de situatie, door weg te lopen of door aangifte te doen. Het beschrijven van het mogelijke verzet van de vrouwen is een tweede manier waarop journalisten de agency van de vrouwen kunnen representeren. Wanneer ze daarnaast bepaalde achtergrondinformatie geven, zoals een uiteenzetting van de risico´s die de vrouw loopt als gevolg van haar verzet, zal de lezer´s perceptie van de mate waarin de vrouwen agency hebben, nog eens versterkt worden. Tevens kunnen de journalisten de agency van de vrouwen nog sterker naar buiten brengen wanneer ze hen zelf de kans geven om deel te nemen aan de beeldvorming. Hier is bijvoorbeeld sprake van wanneer ze geciteerd worden, maar ook wanneer ze zelf zouden schrijven. Wanneer de journalisten de vrouwen juist niet aan het woord laten komen, maken zij hen monddood. De beeldvorming óver hen in plaats van dóór hen, zal dan overheersen. Een dergelijke beeldvorming geeft geen blijk van hun agency. Wanneer ik ieder individueel artikel op deze punten geanalyseerd heb, kan ik verder gaan met de tweede fase van mijn analyse. In deze fase ga ik, net als Chouliaraki de verschillende beelden met elkaar vergelijken. Omdat mijn corpus nogal omvangrijk is, zal ik formulieren maken die deze vergelijking eenvoudiger kunnen maken. Ik zal deze formulieren zo maken dat ik later alle belangrijkste aspecten van mijn analyse aan kan kruizen. 96 Het gaat hierbij steeds om de gegevens op grond waarvan ik kan vaststellen in hoeverre de verhandelde vrouwen met agency worden afgebeeld. Ik zal hier bijvoorbeeld op aan geven in hoeverre de vrouwen in het artikel zelf op zoek zijn gegaan naar bemiddelaars die hen aan werk in het Westen konden helpen of dat zij juist op een passieve manier met vrouwenhandel in aanraking zijn gekomen, door bijvoorbeeld ontvoerd, misleid, gelokt of geronseld te zijn.
95
Waarschijnlijk komt het weinig voor dat vrouwen in staat zijn om bepaalde diensten te weigeren. Echter citeert journaliste Galiëne Gerritsen in Het Nederlands Dagblad een vrouw die aangeeft dat zij dit ondanks de consequenties wel deed. Gerritsen, G. (2005, 7 mei) Mijn neef bracht me hier, mijn man werd mijn klant. Het Nederlands Dagblad. Tevens verwoordt Ruth Hopkins in ´Ik laat je nooit meer gaan´ 2005, p. 89 het gegeven dat Yulia de eerste dag weigert met klanten naar bed te gaan. 96 Een voorbeeld van de formulieren is terug te zien in de bijlage. Een aantal aspecten op dit formulier is niet terug te vinden in mijn analyse. Deze gegevens diende achteraf gezien slechts als achtergrondinformatie.
20
Aan ieder deel van mijn corpus zal ik een dergelijk overzicht vast nieten. Na de formulieren ingevuld te hebben, kan ik door deze te vergelijken een duidelijker beeld krijgen van de mate waarin de vrouwen met agency worden afgebeeld. Vervolgens zal ik in staat zijn om gegeneraliseerde conclusies te trekken over de mate waarin verhandelde vrouwen met agency/ als empowered worden afgebeeld.
21
Onderzoeksverslag Inleiding Op 11 september 2006 ben ik gestart met mijn onderzoek zoals ik dit in mijn onderzoeksplan heb beschreven. In dit onderzoeksverslag zal ik laten zien hoe ik mijn corpus kranten- en tijdschriftenartikelen heb beoordeeld. In hoofdstuk 4 zal ik als eerste een intersectionele analyse geven van de manier waarop verhandelde vrouwen in de Nederlandse dagbladen worden gerepresenteerd. In hoofdstuk 5 zal ik volgen met een vergelijkbare analyse waarin ik me richt op een aantal Nederlandse tijdschriften. In hoofdstuk 6 zal ik tot een algemene conclusie komen. In hoofdstuk 7 zal ik een beleidsaanbeveling doen. Ten slotte sluit ik mijn onderzoek af met een nawoord, de bibliografische verantwoording en een bijlage. H 4. Intersectionele analyse dagbladen Op de in mijn onderzoeksplan beschreven manier heb ik in totaal een corpus kunnen vormen van 91 krantenartikelen. 97 Hoewel ik veel energie heb gestoken in het opsporen van zo veel mogelijk artikelen, heb ik mogelijk niet alle relevante bronnen kunnen vinden. Echter kan er vanuit gegaan worden dat mijn corpus gezien de omvang representatief is voor wat er in de geschreven media over verhandelde vrouwen in 2005 en 2006 is gepubliceerd. Agency In mijn corpus krantenartikelen creëerde de journalisten in totaal slechts vijf keer het beeld dat een verhandelde vrouw een bepaalde actieve houding had alvorens ze naar het buitenland vertrok. Op 19 november 2005 geeft Dorien van Pels in Trouw een introductie op Ruth Hopkins ´Ik laat je nooit meer gaan´ (2005). De journalist citeert: ´Hoe meer het rijke Europa de migranten probeert tegen te houden, des te wanhopiger de pogingen om toch de armoede te ontvluchten, desnoods als prostituee, met een vals paspoort of met behulp van wrede mensensmokkelaars´ 98 . Uit de onderzoeksroman blijkt volgens van Pels dat de vrouwen niet worden gehaald, ze komen zelf: ´Sinds halverwege de jaren negentig komen vrouwen uit het voormalige Oostblok naar Nederland om het tekort aan prostituees aan te vullen. Soms weten ze dat ze de prostitutie in gaan (…)´. 99 In De Telegraaf wordt Hopkins nog een keer geciteerd, nu door Daphne van Dijk ´(…) het stereotype verhaal van onschuldige en misleide vrouwen die weerloze slachtoffers zijn van roekeloze mannelijke mensenhandelaard klopt niet: de werkelijkheid is veel genuanceerder´. 100 Net als in de vorige artikelen wordt hier duidelijk dat sommige vrouwen vooraf weten dat ze in de prostitutie gaan werken en kiezen voor wat hen naar omstandigheden het beste lijkt: ´Velen zien prostitutiewerk als een strategie om hun toekomstperspectief te verbeteren´. 101 ´Silda is na haar ontvoering nog een stuk of vier keer naar Europa vertrokken om te werken als prostituee, met alle risico´s van dien´. 102 Deze vier bronnen, waarin voornamelijk citaten en parafrases uit Hopkins´ boek naar voren komen, geven aan dat verhandelde vrouwen een redelijke mate van agency tonen omdat ze zelf keuzes maken die een grote invloed hebben op hun leven. Omdat Hopkins zich voornamelijk richt op Oost-Europese vrouwen, ontstaat het beeld dat vrouwenhandel voornamelijk 97
Mijn corpus krantenartikelen uit 2005 bestond uit 40 bronnen, en mijn corpus uit 2006 uit 51. Trouw, 19 november 2006 99 Ibid. 100 De Telegraaf, 5 november 2005 98
101 102
Ibid. Ibid.
22
onder deze groep voorkomt en dat zij tevens binnen de totale groep verhandelde vrouwen de meeste agency vertonen. Incidenteel wordt vanuit andere hoek het beeld gevormd dat vrouwen zelf de keuze maken om te migreren. In Trouw van 12 december zet een journaliste de visie van Karina Schaapman (een Amsterdams gemeenteraadslid voor de PvdA) op vrouwenhandel uiteen. Ze vertelt dat ´Vrouwen uit arme landen – veelal Oost- Europa en Afrika [hier] komen (…) om te werken´. 103 Na 2005 lijkt de beeldvorming te veranderen. In 2006 refereert nog maar één journalist naar het gegeven dat de intentie om te migreren in eerste instantie uit de vrouwen zelf komt. In de Leeuwarder Courant zet een journalist kort de inhoud van het Wereldbevolkingrapport van de Verenigde Naties uiteen. De samenvatting verduidelijkt het gegeven dat vrouwen allerlei redenen hebben om te willen migreren. Omdat dit vaak legaal lastig is, zijn ze helaas ´(…) goede prooien voor mensenhandelaren om hen over de grens te krijgen´. 104 Hoewel er in dit laatste citaat naar ´prooien´ wordt gerefereerd, komt toch de agency van de vrouwen naar voren. In het merendeel van mijn corpus geeft de journalist niet aan in hoeverre de vrouwen zelf een bepaalde actieve houding vertoonden alvorens ze met mensenhandel in aanraking kwamen. Het gaat hier voornamelijk om bronnen waarin de journalist niet uitwijdt over de achtergrond van de vrouwen. In bijna één derde deel van mijn corpus wordt het beeld gecreëerd dat de vrouwen op een manier in Nederland terecht zijn gekomen, waarbij ze een haast ´passieve´ rol speelden. Een Telegraaf journalist refereert bijvoorbeeld naar ´(…) Afrikaanse tienermeisjes die beïnvloed door voodoorituelen hun land worden uitgesmokkeld (…)´. 105 Tevens ´(…) smokkelen zelfs familieleden hun zusje of nichtje zonder pardon het land uit´. 106 Op een ander moment schrijft een journalist in dezelfde krant dat men rond het WK voetbal in Duitsland verwachtte dat ´(…) vrouwen als het ware geïmporteerd [zouden] worden om te voldoen aan de vraag van mannen die seks willen kopen´. 107 Het Reformatorisch Dagblad vermeldt in relatie tot het zelfde voetbalfestijn dat ´(…) bordeelhouders en pooiers volop vrouwen aan het ronselen zijn´. 108 Bas Kock schrijft in BN de Stem dat de vrouwen ´(…) door mensenhandelaren naar Nederland zijn gelokt´. 109 Verderop verwoordt hij tevens dat ze ´(…) onder valse voorwendselen door mensenhandelaars naar Nederland zijn gehaald´. In de Telegraaf schrijft E. de Brouwer dat ze indien ze niet onder valse voorwendselen worden gelokt, ze ´(…) zelfs met geweld hierheen [worden] gehaald´. 110 Wanneer Maarten Visser in het Noord Hollands Dagblad refereert naar Chinese meisjes hanteert ook hij deze passieve term: ´Het vermoeden bestaat dat zij door mensensmokkelaars hierheen worden gehaald en vervolgens bij de hulpverleners vandaan worden gehaald om bijvoorbeeld in de prostitutie (…) terecht te komen´. 111 De journalisten geven kortom de indruk dat de vrouwen weinig inbreng hebben gehad in zowel hun keuze om te migreren als in hun migratieproject zelf. Ze zijn gelokt, geronseld, en gesmokkeld of ze worden opgehaald of ontvoerd.
103
Trouw, 12 december 2005 6 september 2005 105 Telegraaf, 1 maart 2005, de naam van de journalist wordt in het artikel niet vermeld. 106 Ibid. 107 3 april 2006, de naam van de journalist wordt in het artikel niet vermeld. 108 21 april 2006 109 BN de Stem, 5 maart 2005 110 Telegraaf, 18 mei 2005 111 Noord Hollands Dagblad, 23 mei 2005 104
23
Wanneer de vrouwen uiteindelijk verhandeld worden kunnen ze hier op verschillende manieren mee om gaan. In achttien bronnen blijkt dat ze op verschillende manieren protesteren tegen de uitbuiting door mensenhandelaren. Ze proberen te ontsnappen en/of doen aangifte. Een correspondent van de Leeuwarder Courant schrijft bijvoorbeeld dat een Bulgaars slachtoffer getuigde tegen haar handelaars. 112 Een journalist van het Algemeen Dagblad geeft aan dat twee Roemeense meisjes van 16 en 18 na een aantal gesprekken met zedenrechercheurs ook besloten aangifte te doen. 113 Omdat deze journalisten het beeld creëren dat de vrouwen zich niet bij de situatie neerleggen, kan de lezer de conclusie trekken dat zij agency hebben. Negen journalisten versterken dit beeld nog eens extra door te vermelden hoe moeilijk en/of gevaarlijk dit voor hen kan zijn. In Trouw zet een verslaggever uiteen dat een Nigeriaanse nadat haar proces is beëindigd, uitgezet wordt. 114 Thuis wachten haar handelaars haar op. Vooraf weten de slachtoffers dat ze alleen tijdens de duur van het proces in Nederland mogen blijven. Ondanks dat gegeven, had de vrouw toch de moed aangifte te doen. Omdat de journalist dit aangeeft, benadrukt ze haar agency extra. Galiëne Gerritse verwoordt in Nederlands Dagblad dat er in 2004 een stijging in het aantal aangiften tegen vrouwenhandel zichtbaar was. 115 De journalist citeert hoe verbaast een kenner op dit gebied, Pinky Ntoane, is over deze toename: ´Vrouwen in de prostitutie worden continu bedreigd. Bijna dagelijks horen ze de opmerking: Als je je mond opendoet, zoeken we ook je familie op´ 116 . Deze achtergrondinformatie benadrukt de agency van de vrouwen die ondanks de bedreigingen toch aangifte willen doen nogmaals. In slechts 3 van de 91 bronnen binnen mijn corpus krijgt een verhandelde vrouw de kans om haar opinie in de media te uiten. 117 Drie journalisten verwerken een aantal uitspraken van deze vrouwen in hun artikel. Omdat deze vrouwen zodoende stem krijgen in de media bevestigt dit hun agency. In de rest van de artikelen wordt alleen feitelijke informatie verstrekt over het gegeven dat er slachtoffers ontsnapt of gevonden zijn, over straf processen en over manieren om vrouwenhandel aan te pakken. In deze artikelen komen voornamelijk politici, justitie medewerkers en mensen van de (zeden) politie aan het woord. Ook komen verschillende omstanders op bepaalde momenten aan het woord. De vrouwen zelf wordt meestal niet om een reactie gevraagd. De invloed van Hopkins Twee keer verschijnt er in oktober 2005 een artikel over Hopkins´ ´Ik laat je nooit meer gaan´. 118 In deze bronnen staat het gegeven dat verhandelde vrouwen zelf bepaalde keuzen maken over hun eigen leven, op de voorgrond. Helaas is dit niet een blijvende trend. In de maand na de publicatie van het boek (oktober 2005) schrijven geen enkele journalist meer over het onderzoek. Ook het idee dat slachtoffers van vrouwenhandel vaak een bepaalde mate van agency bezitten, - naar mijn idee één van de belangrijkste conclusies binnen haar verhaal-, wordt daarmee niet in stand gehouden. Slechts in een samenvatting van het Wereldbevolkingrapport van de Verenigde Naties, verwoord in de Leeuwarder 112
10 maart 2006 Algemeen Dagblad, 7 februari 2006 114 Trouw, 26 januari 2006 115 Nederlands Dagblad, 7 mei 2005. p 21. 116 Ibid. 117 ´Mijn neef bracht me hier, mijn man werd mijn klant´ In: Nederlands Dagblad, 7 mei 2005. ´Als ze mij vinden, zullen ze me vermoorden´. In: Volkskrant 17 augustus 2006. ´Yulia werd op haar dertiende verkocht´ In: Trouw, 19 november 2005. 118 ´Daphne van Dijk ´Onderzoek vrouwenhandel legt waarheid bloot´ in: De Telegraaf, 5 november 2005 en Dorien Pels ´Yulia werd op haar dertiende verkocht´ In: Trouw, 19 november 2005. 113
24
Courant, komt een vergelijkbaar beeld in 2006 nog één keer tot uiting. Omdat het hier gaat om een internationaal rapport en Hopkins´ boek nog niet in andere talen is vertaald, lijkt het niet waarschijnlijk dat het rapport door Hopkins is beïnvloed. 119 Naast het gegeven dat de journalisten in hun verwoording van Hopkins onderzoek haar bevindingen over de agency van de vrouwen doorgeven, ligt de nadruk bij één van deze artikelen voor een groot deel op de onderzoekster en veel minder op de vrouwen zelf. Daphne van Dijk besteedt in De Telegraaf vooral veel aandacht aan de vraag hoe Hopkins haar onderzoek ervoer. 120 Een foto van Hopkins ondersteund dit beeld. De vrouwen raken hierdoor iets meer op de achtergrond. Wanneer Hopkins in NRC Handelsblad zelf een uitgebreid artikel schrijft blijven de vrouwen ook op de achtergrond. Ze verklaart hoe het mogelijk is dat er een slavenhandel op de Wallen aan de gang is en richt zich hierbij voornamelijk op het falen van instanties. Af en toe citeert ze wel bepaalde uitspraken van vrouwen maar deze zijn erg minimaal. Hierdoor worden de vrouwen ´de Ander´. Etnische achtergrond slachtoffers In deze paragraaf zal ik beschrijven in hoeverre er per etnische groep verschillen zichtbaar zijn in de mate waarin de journalisten de vrouwen agency toeschrijven. In het totale aantal krantenartikelen is elf keer over Afrikaanse vrouwen geschreven. Drie keer refereerden de verslaggevers daarbij expliciet naar Nigeriaanse vrouwen. In de overige bronnen specificeerden de journalisten niet uit welk Afrikaans land de vrouwen de vrouwen waar ze over schreven afkomstig waren. In de acht bronnen waaruit bleek dat sommige vrouwen een alvorens ze verhandeld werden een eigen migratieplan in hun hoofd hadden wordt slechts één keer naar Afrikaanse vrouwen gerefereerd. Dorien Pels schrijft in Trouw dat ´Vrouwen uit arme landen – veelal Oost- Europa en Afrika [hier] komen (...) om te werken´ In de rest van de berichten verwoorden de journalisten een passievere houding. Zo maakt een Telegraaf journalist bijvoorbeeld duidelijk dat Afrikaanse vrouwen soms: ´(…) voor slechts enkele dollars van hun zeer arme ouders´ worden gekocht´. 121 De vrouwen hebben dus geen enkele invloed op hun vertrek naar het buitenland gehad. Onder de vrouwen die volgens de berichtgeving protesteerde tegen de uitbuiting komen de Afrikaanse vrouwen iets prominenter in beeld. Twee journalisten geven aan dat sommige Afrikaanse vrouwen zich ondanks de zware gevolgen niet bij hun werkzaamheden onder dwang neerleggen. Hiermee wordt juist wel weer het beeld gecreëerd dat deze vrouwen agency hebben. In beide gevallen refereren de journalisten naar slachtoffers uit Nigeria die de moed hebben gehad aangifte te doen. ´In de rechtbank heeft Jasmine tegen de smokkelaars getuigd´. 122 Hoe gevaarlijk dit voor haar was is duidelijk. De journalist citeert de vrouw: ´Ze bedreigen mij en mijn familie met voodoo´. 123 Hier voegt ze aan toe: ´Die mannen vermoorden mij als ze me vinden´. 124 Nu de daders weer vrij zijn en de IND haar wil uitzetten, overleeft ze illegaal in Nederland. Het proces van een landgenote van Jasmine resulteerde in een fiasco: ´Haar proces is in de soep gelopen. Ze wordt uitgezet´. 125 Omdat de journalisten enerzijds 119
Tijdens een discussieavond ´De Mythes rondom vrouwenhandel´, gaf Ruth Hopkins aan dat haar boek in de toekomst vertaald zal worden. De avond werd op 31 oktober 2006 gehouden in De Balie in Amsterdam. 120 5 november 2005. 121 1 maart 2006 122 de Volkskrant, 17 augustus 2006 123 Ibid. 124 Ibid. 125 Trouw, 26 januari 2006
25
aangeven dat het gevaarlijk is om aangifte te doen, maar anderzijds vertellen dat de vrouwen ondanks dit gegeven toch de moed hebben om dit te doen, creëren ze duidelijk het beeld dat de vrouwen agency bezitten. Dit maakt de Volkskrant- journalist daarnaast nog eens extra duidelijk door de Nigeriaanse vrouw zelf haar commentaar te laten uiten. Ze heeft daarmee zelf stem in haar verhaal. Wat verder opvalt aan de berichtgeving over de Afrikaanse vrouwen is dat er vaak verwezen wordt naar voodoo. Via dergelijke rituelen beloven de vrouwen hun schuld af te betalen alvorens ze in Nederland aankomen. Het Parool citeert pastor Marfo: ´De vrouwen geloven werkelijk dat zij zullen sterven als zij stoppen met werken.´ 126 Het beeld ontstaat dat de voodoo vrouwen belemmert om in opstand te komen. Geen enkele journalist geeft overigens aan bij wèlke Afrikaanse vrouwen voodoo een rol speelt. Het meest frequent refereren de journalisten naar Oost-Europese slachtoffers van vrouwenhandel. Bepaalde Oost-Europese landen worden echter duidelijk vaker genoemd dan anderen. Volgens NRC Handelsblad is er in Bulgarije en Roemenië ´(…) sprake van een levendige illegale vrouwenhandel´. 127 Twaalf journalisten refereren naar Bulgaarse en vier naar Roemeense slachtoffers. Daarnaast komt in mijn corpus een verwijzing naar vrouwen uit Albanië, de Russische Federatie, Slowakije, Litouwen, Letland, Hongarije, Oekraïne, Slowakije, Tsjechië, Oezbekistan, Polen en Turkije voor. Eerder heb ik verwoord dat de berichtgevingen het beeld creëerden dat de groep vrouwen die een bepaalde mate van agency toonden bij het maken van de keuze om het geboorteland te verlaten grotendeels uit Oost-Europa afkomstig was. Omdat deze berichten voor een groot deel van Hopkins afkomstig zijn, is zij met name verantwoordelijk voor dit beeld. Het gegeven dat de Oost-Europese vrouwen numeriek overheersen binnen de beeldvorming over vrouwenhandel speelt natuurlijk ook een rol bij het feit dat zij in absolute aantallen vaker met agency worden beschreven. Binnen mijn corpus krantenartikelen geven zeven journalisten aan dat sommige vrouwen vooraf kennis hadden van het gegeven dat ze later in de prostitutie zouden gaan werken. In al deze artikelen refereren de journalisten naar Oost-Europese vrouwen. Slechts in één bericht maakt een journalist duidelijk dat dit ook bij Afrikaanse vrouwen het geval kan zijn. Incidenteel komen Oost-Europese vrouwen zelf in de media aan het woord. Hier is in mijn corpus twee keer sprake van. Yvonne vertelt in Nederlands Dagblad onder pseudoniem dat ze ondanks de dwang anale seks weigerde: ´beesten doen dat met elkaar, ik ben geen dier´. 128 In Trouw herhaalt Dorien van Pels een van Hopkins´ citaten van een slachtoffer: ´Hij sloeg me zo hard met een riem dat ik flauwviel´. 129 Ze wilde zich wel verzetten maar begreep dat dat geen zin had. Beide uitspraken creëren het beeld dat de vrouwen agency bezitten. Ten eerste omdat de vrouwen aangeven dat ze in verzet (zouden willen) treden en ten tweede omdat ze hun opinie uiten in de media. Daarnaast maken journalisten in een reeks andere gevallen duidelijk dat de Oost-Europese vrouwen zich verzetten tegen de situatie waarin ze zich bevinden, alleen komen de vrouwen hier zelf niet aan het woord. In veertien artikelen geven de schrijvers aan dat vrouwen ontsnappen en of aangifte doen bij de 126
19 februari 2005 9 maart 2006 128 Nederlands Dagblad, 7 mei 2005. 129 Trouw, 19 november 2005 127
26
politie. De hierboven geciteerde Yvonne liep weg. 130 Dorien Pels vertelt dat Hopkins dapper op diverse Oost- Europese ´ontsnapte meisjes´ af stapte. 131 Eén van hen was Yulia. ´Ze slaat met haar handen een ruit stuk, ontsnapt en doet aangifte (..)´. 132 Een Letse vrouw was volgens de Leeuwarder Courant weggevlucht voor haar pooier. 133 De Telegraaf vertelt dat de Albanese Silda ´(…) ontsnapt aan haar pooiers, [aangifte] doet´. 134 Volgens het Dagblad van het Noorden hebben ´Veertien vrouwen uit OostEuropese landen (…) aangifte tegen hem [een vrouwenhandelaar] gedaan´. 135 Ook vermeldt Trouw dat een meisje contact op nam met de politie voor een vriendin. Ze ´(…) moest in Amsterdam zo veel uren draaien dat ze totaal uitgeput raakte´. 136 Een Tsjechisch meisje ontsnapte en had ´(…) op straat de politie over haar situatie (…) verteld´. 137 Zes journalisten versterken het beeld dat de Oost-Europese vrouwen die op een bepaalde manier protesteerden agency hebben door te benadrukken hoe moeilijk en gevaarlijk dit voor hen moet zijn geweest. Dorien Pels geeft weer hoe dapper ze Hopkins vond: Ze durfde met iedereen in contact te treden, zelfs met ´(...) op wraak beluste familieleden van de ontsnapte meisjes in door armoede geteisterde dorpjes´. 138 De lezer veronderstelt met deze uitspraak dat de familie van het meisje niet geheel ongevaarlijk zal zijn; ook Hopkins heeft als buitenstaander lef nodig om contact met hen op te nemen. Het beeld ontstaat hierdoor dat het weglopen van het meisje een risicovolle onderneming moet zijn geweest. In De Telegraaf geeft Daphne van Dijk aan wat de consequentie van een ontsnappingspoging zou kunnen zijn: ´Met seksuele intimidatie, grof fysiek geweld en chantage wordt de vrouw gedreigd om vooral niet te vluchten. Doet ze dat wel, dan weet men haar of haar familie te vinden´. 139 De journalist geeft aan dat de vrouw wel heel veel lef moet hebben om er toch vandoor te durven gaan. In twee uitgaven van Trouw worden de Oost-Europese vrouwen op een manier afgebeeld die juist geen blijk geeft van hun agency. Deze bronnen wijken erg af van erg af van de rest van mijn corpus waarin er aandacht aan deze groep wordt besteedt. Ariane Kleijwegt citeert de uitspraak van een bestuurslid van de VER. 140 Oost- Europese vrouwen ´(…) hebben een andere mentaliteit, ze zijn onderdanig. Daar valt makkelijk misbruik van te maken´. 141 Daarnaast hebben de ´(…) vrouwen geen benul van hun rechten´. 142 Hier vergelijkt deze vrouw de Oost-Europese vrouwen waarschijnlijk met Nederlandse vrijwillig werkzame sekswerkers. Roel van Duijn heeft het in Trouw over ´(…) gemakkelijk te misleiden en uit te buiten prooien (…)´ 143 wanneer hij naar Oost-Europese slachtoffers van vrouwenhandel refereert. Een verhoor loopt tijdens aangifte bij de politie naar zijn idee ´(…) op niets uit, omdat zij de namen niet kennen, de taal niet spreken en het misdadige karakter van het systeem waarbinnen zij moe(s)ten werken niet goed doorzien. Veel van deze vrouwen geloven ook wat hun
130
Nederlands Dagblad, 7 mei 2005. Trouw, 19 november 2005 132 Ibid. 133 3 december 2005 134 5 november 2005 135 30 maart 2006 136 1 maart 2006 137 Brabants Dagblad, 6 september 2006 138 Trouw, 19 november 2005 139 De Telegraaf, 5 november 2005 140 Vereniging Exploitanten Relaxhuizen 141 Trouw, 7 november 2005 142 Ibid. 143 14 december 2005 131
27
bazen hen vertellen: dat de politie achter hun bazen staat en dat zij die beter mijden kunnen´. 144 De twee artikelen creëren een zeer monddood beeld van de Oost-Europese slachtoffers. Drie keer schrijven journalisten over Aziatische slachtoffers van mensenhandel. Twee keer refereert een journalist naar Chinese en één keer naar Thaise slachtoffers. In het Algemeen Dagblad citeert een journalist een projectleider van de Politie Rotterdam-Rijnmond die onder andere Chinese kapsalons bezoekt: ´(…) Bij enig vermoeden van slachtofferschap gaan we in gesprek met prostituees. 145 In NRC Handelsblad wordt uitgelegd wat mensenhandel is. Een foto laat zien dat tien meisjes bij de Chinese grens tegen zijn gehouden. ´Gesmokkelde Chinezen eindigen er vaak in de prostitutie´ staat er onder. In het Noordhollands Dagblad wordt het proces tegen een vrouwenhandelaar die Thaise masseuses bodyto-body massages laat geven beschreven. 146 Over de vrouwen zelf geven de journalisten bijna geen informatie. In geen van de artikelen komen ze daarnaast zelf aan het woord. Ook creëren ze nergens het beeld dat ze proberen te ontsnappen aan hun situatie en/ of aangifte zouden willen doen van vrouwenhandel. De vrouwen worden dus gerepresenteerd alsof zij zeer weinig agency zouden hebben. Vijf keer wordt in mijn corpus gerefereerd naar vrouwen uit Zuid-Amerika. Een van hen vermeldt dat ze ´(…) veelal plaats [lijken] te hebben gemaakt voor vrouwen uit Oost-Europa´. 147 Volgens andere journalisten worden ze nog wel gesignaleerd in het Noorden. Ze ´(…) worden gedwongen tot prostitutie in sekshuizen in Friesland, Groningen en Drenthe´. 148 NRC Handelsblad en het Nederlands Dagblad refereren specifiek naar Brazilië wanneer het WK er aan komt. Dit betekent dat ze volgens de twee artikelen ook in Duitsland waar in 2006 dit voetbalfestijn plaats vond, te werk zouden worden gesteld. Net als vanuit Roemenië en Bulgarije zou er vanuit Brazilië ´(…) sprake [zijn] van een levendige illegale vrouwenhandel´. 149 Het Nederlands Dagblad legt uit dat de Europese Commissie Duitsland heeft gevraagd een ´(…) tijdelijke visumplicht in te voeren voor bezoekers´ uit de drie genoemde landen om de vrouwen beter te beschermen. 150 Wanneer Zuid-Amerikaanse slachtoffers van vrouwenhandel worden genoemd, refereren journalisten vaak, net als in dit geval in hetzelfde artikel naar Oost-Europese vrouwen. Of er sprake is van een bepaalde hiërarchie tussen de twee groepen en of beide partijen op dezelfde manier worden behandeld wordt niet duidelijk in mijn corpus. In mijn gehele corpus wordt nergens naar het mogelijke verzet van de vrouwen gerefereerd. Ook komen zij zelf niet aan het woord. Latijns-Amerikaanse vrouwen worden daarom net als de Aziatische vrouwen gerepresenteerd zonder agency. H 5. Intersectionele analyse tijdschriften In dit hoofdstuk zal ik een intersectionele analyse geven van de beeldvorming over vrouwenhandel in een aantal Nederlandse tijdschriften en opiniebladen verschenen tussen 2005 en 2006. 151 Omdat het ondoenlijk is om álle Nederlandse bladen te beoordelen, richt ik mij op een aantal veel gelezen
144
Ibid 7 februari 2006 146 12 juli 2006 147 27 september 2005 148 Trouw, 7 november 2005 149 9 maart 2006 150 7 april 2006 151 Met betrekking tot de dagbladen uit het jaar 2006 richt ik me alleen op de uitgaven die verschenen zijn tussen januari en september. 145
28
uitgaven. 152 Ik heb getracht hierbij zowel opiniebladen als specifieke dames en herenbladen te betrekken. Omdat er in mannentijdschriften slechts zeer zelden over het thema vrouwenhandel wordt geschreven komen deze bladen minder vaak voor in mijn corpus. In totaal bestaat mijn corpus uit 13 bronnen; 6 artikelen uit 2005 en 7 artikelen uit 2006. Bij het analyseren van mijn corpus tijdschriftenartikelen, richtte ik me op de zelfde aspecten waar ik binnen mijn analyse krantenartikelen naar heb gekeken. Agency In negen documenten binnen mijn corpus wordt meer informatie gegeven over de verhandelde vrouwen zelf. Het gaat hier steeds om uitgebreide artikelen van meerdere pagina´s. Deze pagina´s heb ik gebruiken om uit te weiden over de agency waarmee de vrouwen worden beschreven. De overige vier artikelen geven te weinig informatie over de slachtoffers om hier meer over te kunnen zeggen. Een van de manieren waarop de journalisten aan kunnen geven dat de vrouwen een bepaalde mate van agency bezitten is door in hun omschrijving duidelijk te maken dat ze alvorens ze verhandeld werden zelf de keuze maakte te migreren. Zes van de journalisten gaven aan dat de vrouwen op wiens verhaal ze zich richtten, uit eigen initiatief een migratieproject opzetten. Twee keer geeft de journalist hierbij aan dat de desbetreffende vrouw vooraf koos voor werk in de prostitutie. Het gaat hier om een Opzij en een Viva artikel waarin Hopkins ´Ik laat je nooit meer gaan´ wordt uiteengezet. 153 In beide gevallen beschrijven de journalisten het verhaal van Silda uit Albanië, die nadat ze ontvoerd en verhandeld is op een bepaald moment zelf de keuze maakt om weer in het buitenland in de prostitutie te gaan werken. Omdat de journalisten duidelijk maken dat Silda kiest voor wat binnen haar mogelijkheden naar haar inzicht het beste zou zijn, omschrijven ze haar met veel agency. Twee keer geeft een journalist binnen mijn corpus aan dat verhandelde vrouwen alvorens ze het initiatief namen om naar het buitenland te vertrekken veronderstelden dat ze een heel andere baan zouden krijgen. In Nieuw Revu schrijft een journalist dat de Nigeriaanse Patience ´Nauwelijks 22 jaar oud (…) de sprong [waagt] naar Fort Europa´. 154 Van haar toekomstige baan had ze een te rooskleurig beeld. De smokkelaars vertelde haar `(…) je kunt dit doen en dat worden´. 155 Uiteindelijk kon ze alleen de prostitutie in. Omdat de journalist de stap die de vrouw nam om te migreren als moedig omschrijft, creëert hij net als in de hierboven beschreven gevallen het beeld dat ze veel agency heeft. De term ´Fort Europa´ geeft aan dat de kans op een geslaagd migratieproject naar Europa klein is. Hiermee versterkt de journalist dit beeld nog eens. In Viva zet Rianne Marijs uiteen dat Anna besloot op zoek te gaan naar een au-pair bureau. Ze overwoog haar keuze kritisch: ´(…) het feit dat het bureau midden in het centrum van de hoofdstad stond, naast ministeries en een politiebureau, gaf Anna en Solvita [toevoeging van mij: een vriendin van Anna] de indruk dat het wel oké was´. 156 Marijs maakt eerst duidelijk dat Anna zelf op het idee is gekomen om als au pair naar het buitenland te gaan en vervolgens geeft ze aan dat ze kritisch kijkt naar waar ze mogelijk terecht zal komen. Daarom geeft ze blijkt van Anna´s agency. 152 Ik richt mij wat tijdschriften betreft op Viva, Esta, Marie Claire, Linda, Aktueel en Nieuwe Revu. Wat opiniebladen zal ik aandacht besteden aan Volzin, Elsevier, HP de Tijd, Vrij Nederland en Ode. 153 Pruim, Frieda ´Slavernij in Nieuwegein. Ruth Hopkins toont mensen achter de vrouwenhandel´ Opzij november 2005, p. 22. en ´Ontvoerd, Gedwongen tot prostitutie. En dan nu..´ In: Viva, (nummer 45) p. 46-49 154 ´Illegaal in Nederland. Van sexslavin (sic) tot paria´ In: Nieuwe Revu nr. 1. 4 – 10 januari 1006. Paginanummer onbekend. 155 Ibid. 156 Marijs, Rianne, ´Ik lachte. Werken in een sexclub (sic)? Nooit! Maar toen zag ik zijn pistool..´ In: Viva 15, p. 33.
29
Twee keer maakte een journalist niet geheel duidelijk of verhandelde vrouwen voor ze naar het buitenland vertrekken op de hoogte zouden zijn van de aard van de toekomstige werkzaamheden. Wel creëert de journalist duidelijk het beeld dat de vrouwen zich vooraf actief inzetten om de grens over te gaan: ´Handelaren spelen in op de wens van mensen elders een betere toekomst op te bouwen (…)´. 157 Omdat dit citaat duidelijk maakt dat een belangrijk aspect van de hele situatie het gegeven dat de vrouw zelf weg wil is, creëert de journalist hier ook het beeld dat de vrouwen agency hebben. In Ode verwoordt een journalist eenzelfde idee waarmee een vergelijkbaar beeld ontstaat. 158 In drie van de acht artikelen wordt het beeld gecreëerd dat verhandelde vrouwen zonder enig eigen initiatief om naar het buitenland te gaan in de handen van internationale vrouwenhandelaren terecht komen. In Vrij Nederland wordt duidelijk dat vrouwen ´(…) vanuit het Oostblok, Afrika en LatijnsAmerika naar Nederland gebracht [worden] om in de prostitutie te werken (…)´. 159 De passieve term ´gebracht worden´ wekt de indruk dat zij niet op een bepaald moment een eigen migratieproject uit hebben gedacht. Dit artikel creëert daarom het beeld dat de vrouwen wat minder agency hebben. In Marie Claire schrijft een journalist dat Yulia door haar familie verkocht werd aan mensenhandelaren. 160 Ook deze omschrijving geeft weinig blijk van agency. Echter maakt de journalist later duidelijk dat het meisje wél agency heeft wanneer ze in verzet treedt en ontsnapt. In vijf bronnen binnen mijn corpus omschrijft de journalist bepaalde ´push factoren´ die er toe bij kunnen dragen dat vrouwen er zelf voor kiezen om hun land (eventueel als sekswerker en/of met de hulp van mensenhandelaars) te verlaten. Ode geeft bijvoorbeeld aan dat wat Oost-Europa betreft ´(…) de politieke onrust en de economische recessie die na de val van het communisme zijn ontstaan´ hier aanleiding toe kunnen zijn. 161 In Viva citeert een journalist Hopkins wanneer ze haar observaties over Bulgarije uiteenzet: ´(…) Albanië laat me in verwarring achter. De corruptie, de armoede, de criminaliteit, de positie van de vrouw die hier maar weinig voorstelt…´. 162 Aan de ellendige situatie in hun land kunnen de vrouwen niets veranderen. Ze doen daarom wat ze wél kunnen: weg gaan op zoek naar een beter leven. Dit is een manier waarop de journalisten de agency van de vrouwen nog eens extra onderstrepen. In deze vijf bronnen worde de vrouwen niet ontvoerd, gelokt en naar Nederland gehaald zoals veel dagbladjournalisten schreven, ze gaan zelf. Wanneer de vrouwen uiteindelijk verhandeld worden kunnen ze hier op verschillende manieren mee om gaan. In zes van de negen bronnen waarin meer informatie over de vrouwen wordt gegeven, blijkt dat ze op verschillende manieren protesteren tegen de uitbuiting door de mensenhandelaren. In Viva geeft Rianne Marijs aan dat Anna wanneer ze merkt dat ze niet als au pair maar als prostituee aan de slag moet, meteen roept dat ze dit niet gaat doen. 163 Marijs citeert: ´Ik schoot in de lach. “Ik? In een sexclub(sic)? Nooit!” (…) ik begon te schreeuwen uit angst en onmacht. “Ik doe wat ik wil. Niemand kan me vasthouden en als jullie dat wel doen, stap ik naar de politie.”´. 164 Ondanks haar protest had de vrouw weinig in te brengen. Er werd gedreigd met een pistool. Omdat de journalist duidelijk maakt dat 157
Veltman, Cees ´Moderne Slavernij is dichtbij huis´ In: Volzin, 27 januari 2006. Pagina 11. ´Moderne Slavernij´ In: Ode, september 2006. Paginanummer onbekend. 159 Botje, Harm Ede en Ruth Hopkins, ´De prostitutiecyclus´ In: Vrij Nederland, 14 januari 2006. p. 28. 160 Groezen, van Annemarie, ´Yulia (16): “ik wil wraak”´, In: Marie Claire. Oktober 2005, p. 64 – 68. 161 ´Moderne Slavernij´ In: Ode, september 2006. Paginanummer onbekend. 162 ´Ontvoerd, gedwongen tot prostitutie en nu..´ In: Viva 45, 2005. P. 49. 163 Marijs, Rianne, ´Ik lachte. Werken in een sexclub (sic)? Nooit! Maar toen zag ik zijn pistool..´ In: Viva 15, p. 32- 35. 164 Ibid. p. 33. 158
30
de vrouw zich niet zomaar neerlegt bij de situatie waarin ze is terechtgekomen, geeft ze aan dat ze agency heeft. De journalist schrijft vervolgens dat Anna op een bepaald moment kan stoppen met het werk omdat ze door een klant is vrijgekocht. Wanneer deze man haar een vals paspoort aanbiedt om naar haar thuisland, Letland, terug te gaan, weigert ze dit volgens het artikel. Ze kiest er voor om naar de politie te gaan om daar officiële documenten aan te vragen. Met deze informatie maakt de journalist voor de tweede keer duidelijk dat de vrouw agency heeft omdat ze zich geen dingen op laat leggen: ze kiest voor wat haar de beste oplossing lijkt. In een andere uitgave van Viva uit hetzelfde jaar geeft een journalist aan dat de Albanese Silda drie jaar lang pogingen deed er vandoor te gaan. `Pas in 2001 lukt het haar om te ontsnappen aan de mannen die haar vast hielden en een jaar later durfde ze het aan om aangifte te doen´. 165 Omdat de journalist aangeeft dat Silda zich, ondanks de gevaren, niet bij de situatie neer legt en ze ook nog de moed heeft om aangifte te doen omschrijft ze de vrouw met veel agency. Wanneer de journalist uitgebreid uiteenzet hoe moeilijk het voor de vrouw geweest moest zijn om te protesteren tegen de uitbuiting of hoe gevaarlijk het voor haar was om te ontsnappen, benadrukt dit in de beeldvorming de agency van de vrouw extra sterk. Hier is in zes bronnen binnen mijn corpus sprake van. In Opzij maakt Frieda Pruim bijvoorbeeld duidelijk hoe erg de Bulgaarse Yulia door het stel dat haar vast hield mishandeld werd. 166 Ze had tekens van ´(…) op haar lijf uitgedrukte peuken en (…) verspreid door de woning [lagen er] plukken van Yulia´s haar´. 167 De lezer zal zich bij een dergelijke omschrijving realiseren dat een meisje niet zomaar zou durven te ontsnappen uit de handen van zulke gewelddadige personen. Pruim vertelt echter dat Yulia naar de politie ging. Toen ze op het bureau aangifte probeerde te doen vreesde ze volgens de journaliste dat dit niet alleen problemen op zou leveren met de mensen die haar vast hielden maar ook met haar familie die haar verhandeld had. Dat haar familie niet bepaald ongevaarlijk was omschrijft Pruim duidelijk. Hopkins ging volgens het artikel op zoek naar deze mensen en gaf toe dat zij hen ook heel eng vond. Pruim citeert Hopkins ´Gelukkig werden we vergezeld door de vader van onze tolk, een invloedrijke man binnen de Romagemeenschap waartoe Yulia´s familie behoort. Dat was waarschijnlijk onze redding´. 168 Deze achtergrondinformatie benadrukt hoeveel agency Yulia had omdat ze ondanks alles toch naar de politie ging. Harm Ede Botje en Ruth Hopkins geven in Vrij Nederland vergelijkbare informatie zodat ook hier het beeld dat bepaalde slachtoffers van vrouwenhandel veel agency hebben wordt versterkt. 169 Als eerste geven de journalisten aan dat 60 naar Nederland verhandelde vrouwen in 2004 de moed hadden om aangifte te doen. Hoeveel lef dit vergt omschrijven ze duidelijk: ´Als de daders achter slot en grendel verdwijnen, moeten de vrouwen terug naar hun land van herkomst. Dit is niet zonder risico´s. Bendeleden wachten ze vaak op en er zijn verschillende meldingen van vrouwen die worden mishandeld en soms zelfs vermoord´. 170 Ondanks deze consequenties, durven sommige vrouwen het toch aan om aangifte te doen.
165
´Ontvoert, Gedwongen tot prostitutie. En dan nu..´ In: Viva, nummer 45, p. 46-49 Pruim, Frieda ´Slavernij in Nieuwegein. Ruth Hopkins toont mensen achter de vrouwenhandel´ In: Opzij, november 2005, p. 22-25. 167 Ibid. 168 Ibid. p. 25. 169 Botje, Harm Ede en Ruth Hopkins, ´De prostitutiecyclus´ In: Vrij Nederland, 14 januari 2006. p. 22- 28. 170 Ibid. p.28. 166
31
In Nieuwe Revu beschrijft een journalist het verhaal van de Nigeriaanse Patience. 171 In contrast met het verzet van de vrouwen uit de hierboven beschreven bronnen, geeft de journalist uit dit tijdschrift aan dat Patience helemaal niet protesteert. Ze betaalt volgens de journalist haar pooier af tot een bedrag van 13.778 euro. Daarna wordt ze uitgezet. Uit het verhaal blijkt dat de vrouw in principe kon gaan en staan waar ze zelf wilde. Echter maakt de journalist daarnaast duidelijk dat echt ontsnappen geen optie was voor Sandra: ´De overeenkomst tussen beiden was bezegeld met voodoo, een West-Afrikaanse religie. Delen van haar nagels, kleding heeft ze moeten afstaan. Weglopen zou haar en haar familie in het ongeluk storten´. De journalist omschrijft Voodoo als een serieuze dreiging voor de vrouw. Zoals ik hierboven heb beschreven creëerde de journalist in het begin van het artikel het beeld dat de vrouw veel agency had omdat ze de gewaagde sprong naar ´Fort Europa´ maakte. Het gegeven dat de vrouw niet in verzet trad tegen haar souteneur doet hier niet aan af. De journalist maakt immers duidelijk dat Patience als gevolg van de dreiging die voor haar uit gaat van de voodoo geen kant op kon. Wat echter wel het beeld dat Patience veel agency heeft een beetje afbreekt is haar reactie op het Nederlandse politieke beleid. De journalist geeft weer dat ze in haar agenda schreef dat straatprostituees gearresteerd en uitgezet werden. Commentaar op dit gegeven levert ze volgens het artikel niet: ´Lijdzaam ondergaat ze haar positie als rechteloze. Kritiek op minister Verdonk van Vreemdelingenzaken die meer illegalen de grens over wil zetten, kwam niet over haar lippen, zegt vriend Cor´. 172 Uiteraard maakt het voor de positie van een illegale vrouw niet uit of ze nu wel of niet commentaar op Verdonk levert, het zal haar niet redden. Echter creëert de journalist door dit citaat aan te halen het beeld dat de vrouw naast de moed die ze toont door te migreren een beetje over zich heen laat lopen. Wanneer verhandelde vrouwen direct in de beeldvorming aan het woord komen door bijvoorbeeld geciteerd te worden, benadrukt dit hun agency. Slechts twee keer is hier in de tijdschriften sprake van. 173 Een van deze artikelen is gebaseerd op Hopkins ´Ik laat je nooit meer gaan´. 174 De journalist neemt een aantal uitspraken van Yulia en Silda over die Hopkins in haar boek heeft verwerkt. Het tweede artikel is gebaseerd op Anna Zilverte´s ´Valse belofte´. 175 Ook hier neemt de journalist een aantal uitspraken van de auteur, een vrouw die zelf verhandeld is, over. Helaas is geen van de artikelen door een verhandelde vrouw zelf geschreven. Etnische achtergrond slachtoffers In deze paragraaf zal ik analyseren in hoeverre er per etnische groep verschillen zichtbaar zijn in de mate waarin de journalisten de vrouwen met agency beschrijven. Binnen mijn corpus tijdschriftenartikelen werd er slechts twee keer naar Afrikaanse vrouwen gerefereerd. In één artikel richt de journalist zich specifiek op een Nigeriaanse vrouw. In het andere artikel refereerde de auteurs naar verschillende slachtoffers tegelijkertijd, waaronder ook Afrikaanse vrouwen. 176 Omdat de informatie die in deze tekst gegeven wordt ook betrekking heeft op OostEuropese en Zuid-Amerikaanse vrouwen, is deze bron niet bruikbaar binnen dit gedeelte van mijn analyse.
171
´Illegaal in Nederland. Van sexslavin (sic) tot paria´. In: Nieuwe Revu. nr. 1. 2006. Pagina onbekend. Ibid. 173 Marijs, Rianne, ´Ik lachte. Werken in een sexclub (sic)? Nooit! Maar toen zag ik zijn pistool..´ In: Viva 15, p. 33 en Groeze, Annemarie, ´Vrouwenhandel in Nederland. Yulia (16): ´ik wil wraak´´ In: Marie Claire, p. 64- 68. 174 Hopkins, Ruth ´Ik laat je nooit meer gaan – Het meisje, de vrouw, de handelaar en de agent´ Breda: De Geus 2005. 175 Zilverte, Anna ´Valse belofte. Een persoonlijk verhaal over vrouwenhandel´. Amsterdam: Pimento 2005. 176 Botje, Harm Ede en Ruth Hopkins, ´De prostitutiecyclus´ In: Vrij Nederland, 14 januari 2006. p. 22- 28. 172
32
De journalist die zich op de Nigeriaanse vrouw richt, omschrijft haar met veel empowerment omdat ze het risico neemt naar Europa te gaan. 177 Wanneer ze uiteindelijk verhandeld wordt protesteert ze echter niet. Ze is hier ook niet toe in staat als gevolg van het gegeven dat ze onder voodoo heeft beloofd haar schuld af te betalen. Het beeld dat ze als gevolg van haar migratie project agency zou hebben wordt echter wel een beetje teniet gedaan wanneer uit de tekst blijkt dat ze nooit tegen haar handelaar in verzet treedt en zelfs geen commentaar op het voor haar zeer nadelige Nederlandse migratiebeleid levert. De journalist omschrijft de Afrikaanse vrouw dus alsof ze op bepaalde momenten agency zou laten zien en op andere momenten juist niet. Omdat ik hier slechts één bron kan gebruiken is het moeilijk om deze conclusie als representatief te beschouwen. Het gegeven dat de Afrikaanse vrouwen zo weinig gerepresenteerd worden is echter erg opvallend. Veel vaker komen, net als in de krantenartikelen, de Oost-Europese vrouwen aan bod. Op één bron na wordt altijd naar hen gerefereerd. Ze komen zowel aan bod in persoonlijke verhalen als in artikelen waarin over slachtoffers van vrouwenhandel in algemene zin wordt geschreven. De meeste bronnen creëren het beeld dat de Oost-Europese vrouwen agency vertonen omdat ze zelf de keuze maken om te migreren. Bij twee bronnen waarin het verhaal van de Bulgaarse Yulia uit Hopkins ´Ik laat je nooit meer gaan´ 178 centraal staat is dat niet het geval omdat het meisje door haar familie wordt uitgehuwelijkt. Echter maken de journalisten later duidelijk dat ze in haar protest tegen de uitbuiting wel veel agency laat zien. Ook in de andere bronnen geven de journalisten aan dat de vrouwen op verschillende manieren in opstand komen. Hierbij ontstaat nog een keer het beeld dat de Oost-Europese vrouwen agency hebben. Slechts in Ode vermeldt de journalist niets over een mogelijk protest door vrouwen uit deze groep. Het artikel is echter ook te kort om over zulke dingen uit te weiden. De Oost-Europese vrouwen zijn daarnaast de enige vrouwen die zelf in de media aan het woord komen. Hier is twee keer sprake van; één keer in een artikel naar aanleiding van Hopkins ´Ik laat je nooit meer gaan´ en één keer in Zilverte´s ´Valse belofte´. 179 De vrouwen komen echter wel indirect aan het woord: Hun ervaringen zijn verwerkt in de boeken (in Zilvertes geval door de vrouw zelf geschreven) waaruit de journalist vervolgens citeert. Omdat de journalisten hiermee aangeven dat de vrouwen van zich laten horen ontstaat hier het beeld dat de vrouwen agency hebben. Ondanks het gegeven dat Hopkins´ in ´Ik laat je nooit meer gaan´ duidelijk maakt dat de slachtoffers op allerlei vlakken agency hebben, blijkt dit niet altijd uit de manier waarop de journalisten het boek presenteren. 180 Net als binnen mijn corpus krantenartikelen één keer het geval was, komen er onder de tijdschriftenbronnen twee artikelen voor waarbij de nadruk niet voornamelijk op de verhandelde vrouwen wordt gelegd, maar op Hopkins zelf. In deze bronnen wordt vooral duidelijk hoe de journalisten haar onderzoek ervoer. Frida Pruim geeft in Opzij de vrouwen bijvoorbeeld totaal geen stem 181 . Nergens worden de uitspraken van Silda of Yulia verwoordt. Wel blijkt duidelijk wat Hopkins van vrouwenhandel en de aanpak hiervan vindt en wat haar gevoelens zijn over wat de vrouwen hebben 177
´Illegaal in Nederland. Van sexslavin (sic) tot paria´. In: Nieuwe Revu. Nr. 1. 2006. Pagina onbekend. Hopkins, Ruth ´Ik laat je nooit meer gaan – Het meisje, de vrouw, de handelaar en de agent´ Breda: De Geus 2005. 179 Hopkins, Ruth ´Ik laat je nooit meer gaan – Het meisje, de vrouw, de handelaar en de agent´ Breda: De Geus 2005 en Zilverte, Anna ´Valse belofte.Een persoonlijk verhaal over vrouwenhandel´. Pimento: Amsterdam 2005. Verwoord in: Marijs, Rianne, ´Ik lachte. Werken in een sexclub (sic)? Nooit! Maar toen zag ik zijn pistool..´ In: Viva 15, p. 33., ´Ontvoert, Gedwongen tot prostitutie. En dan nu..´ In: Viva, (nummer 45) p. 46-49 en Groezen, van Annemarie, ´Yulia (16): “ik wil wraak”´, In: Marie Claire. Oktober 2005, p. 64 – 68. 180 Hopkins, Ruth ´Ik laat je nooit meer gaan – Het meisje, de vrouw, de handelaar en de agent´ Breda: De Geus 2005 181 Pruim, Frieda ´Slavernij in Nieuwegein. Ruth Hopkins toont mensen achter de vrouwenhandel´ In: Opzij, november 2005, p. 22-25. 178
33
meegemaakt. Ook in Viva wordt veel aandacht besteed aan Hopkins mening over alle informatie die ze tijdens haar onderzoek heeft verzameld. 182 Wel wordt er in dit artikel iets meer nadruk gelegd op het verleden Silda, een van de verhandelde vrouwen. Eén keer geeft het artikel ook een uitspraak van deze vrouw weer. Omdat beide artikelen meerdere pagina´s omvatten, zou er genoeg ruimte moeten zijn om de vrouwen (meer) stem te geven. Echter blijft Hopkins zelf op de voorgrond. De affiniteit van de lezer komt daarom bij haar te liggen. De vrouwen zelf blijven als gevolg hiervan ´de ander´. Slechts één keer refereert een journalist naar Zuid-Amerikaanse vrouwen. In Volzin worden ze genoemd naast de Oost-Europese vrouwen. 183 De journalist maakt duidelijk dat beide groepen vrouwen agency hebben omdat ze zelf besluiten om naar het buitenland te gaan. Ook creëert de journalist het beeld dat sommige van hen agency hebben omdat ze de moed hebben om ondanks de mogelijke consequenties aangifte te doen. Een persoonlijk verhaal over een Zuid-Amerikaans slachtoffer van vrouwenhandel ontbreekt in mijn corpus. Van een Zuid-Amerikaanse vrouw die zelf in de media aan het woord komt is evenmin sprake. Naar verhandelde vrouwen met een andere etnische achtergrond dan hierboven is genoemd is in geen van de artikelen sprake. H 6. Conclusie In het hoofdstuk operationalisatie en methodologie heb ik uiteengezet dat de media de agency van verhandelde vrouwen op verschillende manieren in de naar voren kan laten komen. Ten eerste kunnen journalisten duidelijk maken dat sommige vrouwen alvorens ze naar Nederland kwamen zelf een bepaalde migratie doelstelling in hun hoofd hadden. Uit dit gegeven blijkt dat de vrouwen zelf keuzes maken die een belangrijke invloed hebben op hun leven. Een tweede manier waarop journalisten de agency van verhandelde vrouwen naar voren kunnen brengen is door hun protest weer te geven tegen de dwang waar ze uiteindelijk in terecht komen. In de artikelen zou bijvoorbeeld aandacht besteed kunnen worden aan het gegeven dat sommige vrouwen ontsnappen en/of aangifte doen. Dit beeld wordt nog sterker wanneer zij daarnaast ook benadrukken hoe gevaarlijk dit is en welke risico´s hiermee gemoeid zijn. Een derde manier waarop journalisten de agency van verhandelde vrouwen kunnen verwoorden is door hen te interviewen of door hen zelf aan het woord te laten in de kranten. Binnen mijn corpus krantenartikelen creëerde slechts een heel klein gedeelte van de journalisten het beeld dat verhandelde vrouwen een bepaalde actieve houding/ zelfstandigheid toonden alvorens ze in Nederland terecht kwamen. Dit waren voornamelijk Oost-Europese vrouwen. In ongeveer één derde deel van de krantenartikelen werd het beeld gecreëerd dat de vrouwen op een manier naar Nederland zijn gekomen waarbij hun eigen inbreng vrijwel nihil was. Ze werden ontvoerd, gelokt, geronseld, naar Nederland gehaald enzovoort. De journalisten creëerden dus relatief vaak het beeld dat verhandelde vrouwen weinig agency lieten zien alvorens ze in Nederland aan arriveerden. In mijn corpus tijdschriftenartikelen ontstond een ander beeld. De journalisten gaven hier aan dat meer dan de helft van de vrouwen zelf een bepaalde actieve houding had alvorens ze migreerde. Ook hier ging het steeds om Oost-Europese vrouwen. In twee gevallen expliciteerde de journalist hierbij dat de vrouw vooraf wist dat ze in de prostitutie zou gaan werken. In de andere gevallen verwachtte de vrouw ander werk en ontdekte ze pas later in welke situatie ze werkelijk verkeerde.
182
´Ontvoert, gedwongen tot prostitutie en nu..´ In: Viva 45, 2005. p. 46-49. Veltman, Cees ´Moderne Slavernij is dichtbij huis´ In: Volzin, 27 januari 2006. p. 10-15.
183
34
Slechts af en toe beschreven de journalisten in mijn corpus krantenartikelen het gegeven dat verhandelde vrouwen op een bepaalde manier protesteerden tegen de uitbuiting die hen op een bepaald moment had getroffen. Hierdoor ontstaat in mijn corpus krantenartikelen het beeld dat verhandelde vrouwen wat dit betreft weinig agency hebben. De weinige vrouwen die wél protesteerden, hadden altijd een Afrikaanse of Oost-Europese achtergrond. Op geen enkel moment geven de journalisten aan dat een Zuid-Amerikaanse of Aziatische vrouw zich verzette tegen de uitbuiting. In mijn corpus tijdschriften ontstaat, in contrast met de krantenartikelen, juist het beeld dat veel vrouwen protesteerden. Dit benadrukt hun agency. Het meest frequent refereerden ze hierbij naar OostEuropese vrouwen. In de helft van alle tijdschriftenartikelen benadrukte journalisten de agency van de vrouwen nog eens extra door uiteen te zetten hoe moeilijk en gevaarlijk dit voor de vrouwen moest zijn geweest. Seksuele intimidatie, geweld en chantage zijn een aantal van de middelen die de handelaars in gezet zouden hebben om de vrouwen te onderdrukken. Een eigen stem ontbreekt Binnen mijn corpus krantenartikelen kwamen slechts drie vrouwen zelf aan het woord. 184 Bij mijn veel kleinere corpus tijdschriftenartikelen gebeurde dit naar verhouding veel vaker; ook hier krijgen drie vrouwen de kans hun ervaringen met de lezer te delen. 185 Deze artikelen zijn dan ook meestal een stuk uitgebreider. Tijdschriften lijken daarom in vergelijking met kranten een geschikter medium te zijn om de agency van de vrouwen te benadrukken. In alle gevallen ging het hier om Afrikaanse of Oost-Europese vrouwen. De Zuid-Amerikaanse en Aziatische vrouwen hadden dus helemaal geen stem binnen mijn corpus. Geen van de artikelen is door een verhandelde vrouw zelf geschreven. Wel komen in Viva de citaten van één Oost-Europese vrouw zo prominent naar voren dat ze hiermee bijna net zo veel informatie naar de lezer overbrengt als de journalist die haar verhaal vorm geeft. 186 Zowel wanneer de vrouwen geciteerd worden als wanneer ze zelf schrijven, benadrukt dit hun agency. Wanneer de vrouwen alleen beschreven worden, zoals binnen mijn corpus voornamelijk het geval is, krijgt de lezer het gevoel dat de vrouwen verder van hem/haar af staan. De verhandelde vrouwen worden daardoor, zoals Spivak dit noemt, ´the Other´. 187 Van de zes vrouwen die in mijn totale corpus zelf aan het woord komen, heeft één vrouw een Afrikaanse achtergrond en zijn vijf vrouwen Oost-Europees. In De Volkskrant krijgt een Nigeriaanse stem door zelf in de krant te vertellen over haar situatie. 188 Dit is een opvallend gegeven omdat Afrikaanse vrouwen in de media vaak monddood gemaakt werden. Het gegeven dat vijf Oost-Europese vrouwen in mijn corpus geciteerd werden creëert het beeld dat zij relatief gezien de meeste agency hebben. Dit beeld kwam al eerder naar voren wanneer de journalisten aangaven dat de vrouwen uit deze groep relatief gezien vaker zelf voor een migratieproject hebben gekozen en dat zij daarnaast vaker protesteerden tegen de uitbuiting die hier op volgde.
184
Gerritsen, Galieëne ´Mijn neef bracht me hier, mijn man werd mijn klant´ In: Nederlands Dagblad, 7 mei 2005, Dorien Pels, ´Yulia werd op haar dertiende verkocht´ In: Trouw, 19 november 2005 en ´Als ze mij vinden, zullen ze me vermoorden´ In: De Volkskrant, 17 augustus 2006. 185 Marijs, Rianne. ´Ik lachte. Werken in een seksclub? Nooit! Maar toen zag ik zijn pistool..´ In: Viva, nummer 15, 11 april 2005. p. 32 – 35, ´Ontvoerd, Gedwongen tot prostitutie. En dan nu..´ In: Viva, (nummer 45) p. 46-49 en Groezen, van Annemarie, ´Yulia (16): “ik wil wraak”´, In: Marie Claire. Oktober 2005, p. 64 – 68. 186 Marijs, Rianne. ´Ik lachte. Werken in een seksclub? Nooit! Maar toen zag ik zijn pistool..´ In: Viva, nummer 15, 11 april 2005. p. 32 – 35. 187 Chouliaraki, Lilie ´The spectatorship of suffering´ London: Sage Publications, 2006 p. 89. 188
´Als ze mij vinden, zullen ze me vermoorden´ In: De Volkskrant. 17 augustus 2006.
35
Hopkins en de agency van verhandelde vrouwen In Hopkins´ publicatie ´Ik laat je nooit meer gaan´, liet de onderzoeksjournaliste zien dat sommige Oost-Europese vrouwen, veel agency hebben omdat ze keuzes maken in hun leven en omdat ze protesteren wanneer hen onrecht wordt aangedaan. Drie keer kwam binnen mijn corpus krantenartikelen een dergelijk beeld naar voren, naar aanleiding van interviews met Ruth Hopkins. In mijn corpus tijdschriftenartikelen was hier nog eens drie keer sprake van. ´Ik laat je nooit meer gaan´ werd in november 2005 gepubliceerd. Naast het gegeven dat Hopkins er voor zorgde dat er in de media tijdelijk aandacht aan de agency van Oost-Europese vrouwen werd besteed, beïnvloedde ze na november 2005 geen andere journalisten met haar publicatie. In mijn corpus artikelen uit 2006 komt de agency van de Oost-Europese vrouwen nergens meer op deze manier in de beeldvorming terecht. Onderzoeker als subject – de vrouw als ´de Ander´ Naast het gegeven dat Hopkins de agency van de vrouwen duidelijk in de media naar buiten heeft gebracht, duiden de artikelen die verschillende journalisten aan de hand van interviews met haar hebben geschreven op een minder positief gegeven. In maar liefs vier van deze artikelen ligt de nadruk vooral op de journaliste en niet op de vrouwen. Frida Pruim geeft in Opzij bijvoorbeeld voornamelijk weer welke indruk de ervaringen van de vrouwen op Hopkins maakte en wat haar opinie is over het gegeven dat de overheid de vrouwen weinig hulp biedt. 189 De vrouwen krijgen daarnaast totaal geen stem. Ook Daphne van Dijk legt in haar artikel in De Telegraaf over Hopkins boek vooral de nadruk op Hopkins zelf. 190 Ook zij refereert vooral aan de manier waarop de journalist haar onderzoek en het verleden van de vrouwen ervoer. De vrouwen raken hierdoor op de achtergrond en worden ´de Ander´. De affiniteit ligt bij Hopkins. Chouliaraki stelt dat in de media nieuws dat cultureel en/of geografisch zo dicht mogelijk bij het Westen staat, de hoogste prioriteit krijgt. 191 Dit is volgens de wetenschapper het gevolg van de politieke en economische macht die het Westen heeft over wat er aan de wereld over de wereld wordt gecommuniceerd. Dit verklaart waarom de belangstelling voor Hopkins, Engels van origine, zo groot is. De culturele en geografische afstand van de Nederlandse lezer tot haar is zeer klein. Men kan zich makkelijk met haar identificeren. De verhandelde vrouwen, in dit geval met een Oost-Europese achtergrond, hebben een grotere culturele en geografische afstand tot de lezer. Relatief gezien hebben de Oost-Europese vrouwen ten opzichte van bijvoorbeeld Afrikaanse vrouwen weer een kortere afstand tot de belevingswereld van het Nederlandse publiek. Dit verklaart mogelijk het gegeven dat de Oost-Europese vrouwen veel prominenter in de media aan bod komen dan de Afrikaanse vrouwen. Het gegeven dat er relatief gezien minder verhandelde vrouwen met een Afrikaanse achtergrond gesignaleerd worden, speelt hierbij natuurlijk ook mee. Hall verwoordt dat er binnen de media vaak sprake is van intertekstualiteit. 192 Een bepaalde bron beïnvloedt wat er daarna geproduceerd zal worden. De manier waarop ´de Ander´ wordt gerepresenteerd past daarom vaak bij wat er gangbaar is in de media. Binnen mijn corpus nemen verhandelde vrouwen, zoals ik heb aangetoond, meestal de positie van ´de Ander´ in. De manier waarop zij gerepresenteerd worden is dan ook steeds vergelijkbaar; de vrouwen wordt steeds weinig agency
189
Slavernij in Nieuwegein. Ruth Hopkins toont mensen achter de vrouwenhandel. Opzij, 33, p. 22-25. De Telegraaf, 5 november 2005. 191 Chouliaraki, Lilie ´The spectatorship of suffering´ London: Sage Publications, 2006 p. 63. 192 Hall, Stuart ´Representation. Cultural Representations and Signifying Practices´ London, Sage Publications: 1997. blz. 232. 190
36
toegeschreven en komen daarnaast zelf bijna niet aan bod. Ze worden beschreven zonder stem te hebben. De ene bron past daarom binnen de conventie van de andere bron over dit thema. Ook uit de intertekstualiteit zich in het gegeven dat de media aandacht voor Hopkins roman een enorm stuk groter is dan de media aandacht voor Anna Zilverte´s levensverhaal. 193 Deze vrouw schreef net als Hopkins een waar gebeurd verhaal over vrouwenhandel. Echter is Hopkins publicatie op een bepaald moment opgepakt door de media, waarna dit door collega´s is overgenomen. Er volgde toen meer publicaties. Over Zilverte´s roman is slechts één keer een artikel geschreven in de Viva. 194 Dagbladen hebben haar verhaal helemaal niet opgepakt. Hier speelt ook bij mee dat Hopkins in een positie verkeert waarin zij makkelijk contact kan zoeken met de media. Dit doet ze dan ook regelmatig. Zilverte moet in verband met haar veiligheid haar anonimiteit bewaren. Ook zal meespelen dat Hopkins Engels is en Zilverte Lets waardoor de affiniteit, zoals Chouliaraki heeft aangegeven, eerder bij de eerst genoemde auteur ligt. 195
193
Hopkins, Ruth ´Ik laat je nooit meer gaan – Het meisje, de vrouw, de handelaar en de agent´ Breda: De Geus 2005 en Zilverte, Anna ´Valse belofte. Een persoonlijk verhaal over vrouwenhandel´ Amsterdam: Pimento, 2005. 194 Marijs, Rianne, ´Ik lachte. Werken in een seksclub? Nooit! Maar toen zag ik zijn pistool..´ In: Viva, 11 april 2005. p. 32 – 35. 195 Chouliaraki, Lilie ´The spectatorship of suffering´ London: Sage Publications, 2006. p. 189.
37
Beleidsaanbeveling In mijn theoretisch kader heb ik uiteengezet dat het media discours een grote invloed heeft op de vraag hoe wij over mensen denken. Uit mijn onderzoek is gebleken dat vooral in kranten maar soms ook in tijdschriften het beeld wordt gecreëerd dat verhandelde vrouwen passief zijn en weinig agency hebben. Omdat werkgevers deel uit maken van het publiek waar de media invloed op uitoefent, zal dit beeld hen ook beïnvloeden. Dit kan de arbeidskansen van verhandelde vrouwen benadelen. Een werkgever is meestal niet op zoek naar een werknemer waarvan hij of zij het beeld heeft dat de persoon passief is. Vaak maken verhandelde vrouwen hun achtergrond weliswaar niet bekend wanneer zij op zoek gaan naar werk. Echter worden vrouwen met een bepaalde etnische achtergrond, zoals dit bijvoorbeeld bij Nigeriaanse en Oost-Europese vrouwen het geval is, vaak vanzelf met vrouwenhandel geassocieerd. 196 Om deze reden is het belangrijk dat het beeld de media creëert over verhandelde vrouwen aan wordt gepast. De auteurs van Gender Street geven in hun best practice dan ook aan dat de media zou moeten proberen stigmatisering zo veel mogelijk te voorkomen. 197 Veel journalisten zijn wat dit betreft gelukkig welwillend en zoeken contact met BlinN om betrouwbare informatie over vrouwenhandel in te winnen. Vaak geven ze hierbij aan dat ze graag één van de cliënten van BlinN zouden willen interviewen. Wanneer de vrouwen hier toe bereid zouden zijn, zou dit de beeldvorming over de vrouwen kunnen verbeteren. Als de vrouwen in staat zijn om hun agency aan de journalisten te tonen, zal dit beeld mogelijk vaker in de media terecht komen. BlinN constateert echter dat er een aantal belemmeringen ontstaan wanneer journalisten verhandelde vrouwen willen interviewen. Ten eerste willen veel vrouwen dit om verschillende redenen niet. Wanneer een beperkte groep wél gehoor wil geven aan een dergelijk verzoek, is dit vaak slechts voor één keer. Daarnaast houdt BlinN de medewerking soms ook opzettelijk tegen. Vrouwen kunnen vooraf niet altijd inschatten wat emotioneel gezien de gevolgen hiervan kunnen zijn. Ook is het incidenteel voor gekomen dat journalisten en programmamakers zich niet aan gemaakte afspraken hielden. Vrouwen kwamen herkenbaar in beeld, ondanks de gevaren die dit met zich mee bracht voor de betrokkenen. Wat kan BlinN doen om de beeldvorming over verhandelde vrouwen op een positieve manier aan te passen, zonder hierbij de cliënten te benadelen? Als eerste kan BlinN de journalisten attenderen op Hopkins publicatie. 198 Dit boek biedt een genuanceerd beeld waarbinnen de agency van de vrouwen verduidelijkt wordt. Ook kunnen verhandelde vrouwen zelf over hun verleden schrijven. Omdat dagbladen journalisten in dienst hebben die normaalgesproken het nieuws verwoorden, zal het helaas moeilijk zijn om een dergelijk verhaal in een krant te laten publiceren. Journalilsten hebben hier voor gestudeerd, kennen de beroepscodes van de journalistiek en hebben de juiste netwerken om artikelen makkelijker geplaatst te krijgen. De vrouwen hebben meestal geen journalistieke achtergrond. Daarnaast schrijven ze slechts
196 Andrijasevic, Rutvica ´Trafficking in women and the politics op moblilty in Europe. Proefschrift voor de Universtiteit van Utrecht: Utrecht, 2004. p. 119. 197 Gender Street Project ´Gender Street. A transnational Initiative on social and labour inclusion for trafficked women and migrant sex workers´. Pisa, Turijn: Gender Street Project, 2004. p 114. 198
Hopkins, Ruth ´Ik laat je nooit meer gaan – Het meisje, de vrouw, de handelaar en de agent´ Breda: De Geus 2005.
38
vanuit hun eigen ervaring in plaats vanuit een overzichtspositie over meerdere gevallen. Dit past minder bij een nieuwsblad. Ik verwacht dat het voor een verhandelde vrouw een stuk eenvoudiger zal zijn om haar persoonlijke verhaal in een tijdschrift gepubliceerd te krijgen. Met name in damesbladen nemen artikelen met allerlei verschillende persoonlijke ervaringen van vrouwen vaak een prominente rol in. Meestal worden deze dan ook op de voorkant van het tijdschrift gepromoot om zodoende de verkoop van het tijdschrift te stimuleren. In mijn corpus tijdschriftenartikelen bleek dat dergelijke persoonlijke verhalen ook geschreven worden over het thema vrouwenhandel. Dit was bijvoorbeeld in twee uitgeven van Viva en één uitgave van Opzij het geval. Soms worden persoonlijke verhalen in tijdschriften door journalisten geschreven maar soms ook door de vrouwen zelf. Mocht een journalist uiteindelijk het verhaal van een verhandelde vrouw herschrijven aan de hand van haar eigen tekst, dan verwacht ik dat hiermee de agency van de vrouw, ook al wordt haar originele verhaal niet gepubliceerd, in het uiteindelijke artikel door blijft klinken. Stapje bij beetje kan op deze manier de beeldvorming over verhandelde vrouwen gecorrigeerd worden. Na een traumatisch verleden in Nederland aan het werk gaan zal niet makkelijk zijn. Wanneer de beeldvorming realistischere vormen aan gaat nemen, kan dit voor de vrouwen alvast een stap in de goede richting zijn.
39
Nawoord Voor ik mijn onderzoeksverslag beëindig wil ik als eerste Babs Boter, docente aan de Universiteit Utrecht bedanken voor haar advies contact op te nemen met BlinN om aldaar mijn onderzoeksstage uit te voeren. Daarnaast wil ik de twee medewerkers binnen deze organisatie, Eline Willemsen en Romaike Zuidema bedanken voor hun begeleiding en steun tijdens mijn onderzoek. Ten slotte een dankwoord aan mijn begeleidster vanuit de Universiteit Utrecht, Iris van der Tuin, die mij vanaf het schrijven van mijn onderzoeksvoorstel tot het afronden van mijn onderzoeksstage met haar positieve commentaar wist te stimuleren.
40
Bibliografie Literatuur: Andermahr, Sonya e.a. ´Agency´ In: A Glossary of Feminist Theory , p. 75. London: Arnold, 2000. Andermahr, Sonya e.a. ´Discourse ´ In: A Glossary of Feminist Theory , p. 65-66. London: Arnold, 2000. Andermahr, Sonya e.a. ´Gender ´ In: A Glossary of Feminist Theory , p. 102. London: Arnold, 2000. Andermahr, Sonya e.a. ´Other ´ In: A Glossary of Feminist Theory , p. 191. London: Arnold, 2000. Andrijasevic, Rutvica ´Trafficking in women and the politics op moblilty in Europe. Proefschrift voor de Universtiteit van Utrecht: Utrecht, 2004. Bonded Labour in Nederland ´Jaarverslag 2005´ Amsterdam: BlinN – Humanitas/ Oxfam Novib, 2006. Chouliaraki, Lilie ´The spectatorship of suffering´ London: Sage Publications, 2006. Crenshaw, Kimberlé ´Background Paper for the Expert Meeting on the Gender-Related Aspects of Race Discrimination´ Zagreb, Kroatia, 21-24 November, 2000. Eimeren, Esther ´Een weg terug - Slachtoffers van vrouwenhandel over terugkeer naar het land van herkomst´ Amsterdam: BlinN, 2004.
Foucault, Michel Two lectures. In: Collin Gordon, ´Power and knowledge: Selected interviews and other writings 1972-1977´. New York, Pantheon: 1976. p. 78-108. Gender Street Project ´Gender Street. A transnational Initiative on social and labour inclusion for trafficked women and migrant sex workers´. Milaan, Turijn: Gender Street Project, 2004. Hall, Stuart ´Representation. Cultural Representations and Signifying Practices´ London, Sage Publications: 1997. Hermans, Mariëte, ´Een uitnodiging tot inclusief denken over gender, etniciteit, discriminatie en beeldvorming´ E-Quality, Utrecht: 2002. Hopkins, Ruth ´Ik laat je nooit meer gaan – Het meisje, de vrouw, de handelaar en de agent´ Breda: De Geus 2005. Korvinus A. G., ´Trafficking in Human Beings: Third report of the Dutch National Rapporteur´. Den Haag: Bureau NRM, 2005. Kramer, L. ´Emotional Experiences of Performing Prostitution´ In: Prostitution, trafficking and traumatic stress. M. Fartey (ed) New York: Haworth Press 2003.
41
O´ Meil, Eileen ´(Re) Representations of Eros: Exploring female sexual agency´ In: Jaggar, Ailison e.a. Gender/Body/Knowledge: Feminist Reconstructions of Being and Knowing. New Brunswick, Rutgers University Press: 1986.
Pheterson, Gail ´Vrouweneer en Mannenadel over het stigma Hoer´ Den Haag: Het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, 1985. p. 1.
Veldkamp onderzoeksbureau, ´Het imago van de prostitutie´, Amsterdam: 2002. Visser, Jan ´Policies towards the sex industry in Europe: new models of control´ Hoofdstuk 15 In: Sex work, moblilty and healthe in Europe. S. Day and H. Ward (ed) London: Kegan Paul, 2004. Waard, Ellen ´Vrouwen zonder papieren. Uitbuiting en geweld in de illegaliteit´ Gebladerte- reeks nr. 24, Leiden, Oktober 2003. Wekker et al. ´Caleidoscopische visies. De zwarte, migranten- en vluchtelingenvrouwenbeweging in Nederland´. Amsterdam: Koninklijk instituut voor de Tropen, 2001, p. 153-187. Wekker, Gloria, ´Conferentie Caleidoscopia, ´Ontmoeting over grenzen´, 4 maart 2005: Amsterdam.
Zilverte, Anna ´Valse belofte. Een persoonlijk verhaal over vrouwenhandel´ Amsterdam: Pimento, 2005. Zoonen, Liesbeth, ´Moeten strijdende vrouwen zo grof zijn?´ De vrouwenbeweging en de media. Amsterdam, Uitgeverij Sua: 1991.
Internetbronnen: http://www.blinn.nl/ ´Geen doekjes voor het bloeden meer´ Verslag van de expertmeeting ‘Gender-aspecten van het beleid ten aanzien van ongedocumenteerde migranten’ gehouden op 27 juni 2002 bij E-Quality in Den Haag. Raad te plegen via: http://www.e-quality.nl/assets/e-quality/dossiers/Migratiebeleid/ Verslag%20van%20de%20 expertmeeting %20Gender-aspecten%20van%20het%20beleid%20ten%20aanzien %20van%20ongedocumenteerde %20 migranten.doc1
Illustraties: Illustratie pagina 4: http://www.europarl.europa.eu/news/expert/infopress_page/014-6111-07403-11-902-20060309IPR06017-15-03-2006-2006-true/default_nl.htm Illustratie voorpagina: ´Straffen voor mensensmokkel´ In: NRC Handelsblad, 14 oktober 2006. pagina onbekend en strip Kamagurka, In: NRC Handelsblad, datum en pagina onbekend.
42
Krantenartikelen: ´Als ze mij vinden, zullen ze me vermoorden´. In: de Volkskrant, 17 augustus 2006. pagina onbekend. ´Amsterdam neemt prostitutiebeleid onder de loep´. In: De Telegraaf, 24 november 2005. pagina onbekend. ´Arrestaties wegens mensenhandel´. In: Het Noord Hollands Dagblad, 1 juli 2005. pagina onbekend. ´Belang vrouwen in migratie wordt onderschat´. In: Leeuwarder Courant, 26 september 2006. pagina onbekend. Besters, Fleur. ´Prostituees zelf zijn de beste informanten´. In: Eindhovens Dagblad, 6 februari 2006. pagina onbekend. Beusekamp, W. ´Een vak apart´. In: de Volkskrant, 7 januari 2005. pagina onbekend. ´Bevlogen pastoor vecht tegen vrouwenhandel in Amsterdam´. In: De Telegraaf, 1 maart 2005. pagina onbekend. ´Bordeel geeft een kijkje achter de schermen´. In: Trouw , 7 november 2005. pagina onbekend. ´Bordelen Noorden broeinest slavernij´. In: Dagblad van het Noorden, 27 september 2005. pagina onbekend. Brouwer, E. ´Controleteam komt onmenselijke situaties tegen´. In: De Telegraaf, 18 mei 2005. pagina onbekend. ´Bulgaarse pooier moet betalen´ In: De Stentor, 28 april 2006. pagina onbekend. ´Bulgaarse pooier ontkent miljoenenwinst´ In: De Stentor, 15 maart 2006. pagina onbekend. ´Cel geëist tegen mensenhandelaar´ In: Dagblad van het Noorden, 26 januari 2006. pagina onbekend. ´Cohen wil onderzoek prostitutiebeleid´ In: Metro, 25 november 2005. pagina onbekend. Doggenaar, Alette van. ´Mensenhandel op de korrel´. NRC Handelsblad, 14 februari 2006. pagina onbekend. Dongen, Menno ´Een topattractie gebouwd op onderdrukking´. In: de Volkskrant, 3 december 2005. pagina onbekend. ´Donner in actie tegen handel in vrouwen bij WK´ In: Reformatorisch Dagblad, 21 april 2006. pagina onbekend.
43
Dijk, van D. ´Onderzoek vrouwenhandel legt waarheid bloot. Prostitutie als vlucht uit armoede´. In: De Telegraaf, 5 november 2005. pagina onbekend. Ditshuijzen, Olga ´Verrukking en verbijstering op de Wallen´. In: NRC Handelsblad, 3 december 2005. pagina onbekend. pagina onbekend. Duijn, R. ´Escortbranche´. In: De Trouw, 14 december 2005. pagina onbekend. ´Europees Commissaris: visumplicht voor prostituees´. In: De Telegraaf, 8 maart 2006. pagina onbekend. Geen titel In: De Telegraaf, 22 december 2005. pagina onbekend. Geen titel, auteur onbekend. In: Leeuwarder Courant, 10 maart 2006. pagina onbekend. ´Geesten prostituees in greep´. In: Het Parool, 19 februari 2005. pagina onbekend. Gerritsen, G. ´Mijn neef bracht me hier, mijn man werd mijn klant´. In: Het Nederlands Dagblad, 7 mei 2005. pagina onbekend. Gerritsen, W. ´Politie werpt zich op als escortklant´. In: Dagblad de Limburger, 15 september 2005. pagina onbekend. Groenendijk, Peter ´Klant moet seksslavernij aangeven´. In: Algemeen Dagblad, 11 januari 2006. pagina onbekend. Groot, Natascha en Fred Pruim. ´Seks- en gokimperium van Jan D. ontmanteld´. In: De Telegraaf, 23 maart 2006. pagina onbekend. Hagen, Piet ´Krant onthult slavernij en het blijft stil´. In: NRC Handelsblad, 9 december 2005. pagina onbekend. Hopkins, R. ´Slavenhandel op de Wallen´. In: Magazine M, NRC Handelsblad., 10 oktober 2005. p. 14 – 28. Kiene, A. ´Steeds meer jonge kinderen verhandeld´. In: de Volkskrant, 28 september 2005. pagina onbekend. Kock, B. ´Wantoestanden in escortservice´. In: BN de Stem, 5 maart 2005. pagina onbekend. Kreling, Tom ´Afschaffen Wallen is niet reëel´. In: NRC Handelsblad, 2006, 18 februari. pagina onbekend.
44
´Mensenhandelaar in Leeuwarden opgepakt´ In: onbekend.
Leeuwarder Courant, 3 december 2005. pagina
Monden, Marieke, ´Tippelzone met peeshotel´. In: Het Parool, 20 februari 2006. pagina onbekend. Naald, der, N. ´Het legale wippie dreigt uit te sterven´. In: Dagblad de Limburger, 17 september 2005. pagina onbekend. ´Nederlanders gepakt voor vrouwenhandel´.
In. Brabants Dagblad, 6 september 2006. pagina
onbekend. ´OM houdt kruid droog in strafzaak tegen seksbazen´. In: Dagblad van het Noorden, 30 maart 2006. pagina onbekend. ´Ombudsman: Zweden moet niet naar WK wegens seksslavernij´. In: De Telegraaf, 3 april 2006. pagina onbekend. Pels, Dorien. ´Yulia werd op haar dertiende verkocht´. In: Trouw, 19 november 2005. pagina onbekend. Pels, Dorien. ´Werken op de Wallen heeft niets romantisch´. In: Trouw, 12 december 2005. pagina onbekend. Pels, Dorien. ´Controle politie laks´. In: Trouw, 12 december 2005. pagina onbekend. Pels, Dorien. ´Amsterdam bestrijdt gedwongen prostitutie´. In: Trouw, 16 december 2005. pagina onbekend. Pels, Dorien. ´Niet de klant maar de wet is fout´. In: De Trouw, 4 januari 2006. pagina onbekend. Pels, Dorien. ´Het Prostitutieteam doet zich voor als klant´. In: Trouw, 16 augustus 2006. De verdieping pagina 1. Pinedo, Danielle ´Voetbal kijken met een prostituee´. In: NRC Handelsblad, 14 april 2006. ´Politie negeert´ In: NRC Handelsblad, 1 oktober 2005. pagina onbekend. Rijken, Ad ´Onderzoek naar vermoorde Russin in Reek gaat door´. In: Brabantsdagblad, 25 maart 2006. pagina onbekend. ´Rijke familie gijzelt en besteelt advocaat´ In: Noord Hollands Dagblad, 15 februari 2006. pagina onbekend. Smits, Paul (2005, 31 december) ´Kelderboxen in Rotterdam-Zuid blijken door Afrikaanse prostitutuees te worden gebruikt als afwerkplek´. In: Het Algemeen Dagblad. pagina onbekend.
45
´Van seks in Turkse bars tot Chinese kapsalons´ In: Het Algemeen Dagblad, 7 februari 2007. pagina onbekend. ´Van vrouwenhandel beslist geen sprake´ In: Noord Hollands Dagblad, 2 maart 2006. pagina onbekend. ´Veel illegale prostitutie in Leeuwarden´. In: Leeuwarder Courant, 27 september 2005. pagina onbekend. ´Verdachte illegale prostitutie en drugshandel opgepakt´. In: De Telegraaf, 22 maart 2006. pagina onbekend. ´Verkerk, Corrie ´Zedenpolitie bezoekt borrel hookers.nl´. In: Het Parool, 14 januari 2005. pagina onbekend. Wiegman, Marcel ´Koopman wil vrouwenhandel niet kwijt´. In: Het Parool, 17 december 2005. pagina onbekend. ´Zuidhorners aangehouden voor mensenhandel´. In: Dagblad van het Noorden, 22 maart 2006. pagina onbekend.
Tijdschriften artikelen: Achtergrond: Klant meldt anoniem gedwongen prostitutie. In: Aktueel, week 2. 12 januari 2006. pagina onbekend. Berman , Jacqueline ´Grensoverschrijdingen: van Vrouwenhandel naar Migratiebeheer´ In: Terecht. Tijdschrift voor de liga voor de rechten van de mens. Juni 2006, p. 4 – 10. Ede Botje, Harm en Ruth Hopkins ´De prostitutiecyclus´. In: Vrij Nederland, 14 januari 2006. p. 22- 28. Groeze, Annemarie ´Vrouwenhandel in Nederland. Yulia (16): ´ik wil wraak´´ In: Marie Claire, oktober 2005. p. 64- 68. Hopkins, Ruth ´Ontvoerd, Gedwongen tot prostitutie. En dan nu..´ In: Viva, 7 november 2005. nummer 45, p. 46-49. ´Illegaal in Nederland. Van sexslavin(sic) tot paria´. In: Nieuwe Revu. Januari 2006. pagina onbekend. Kraaijo, Loes ´Voetbalfans en seksslavinnen´. In: Opzij, juni 2006. nummer 34, 67. pagina onbekend. List, Gerry ´Hoe meer seksshops, hoe beschaafder het land´. In: Elsevier, 16 december 2005. pagina onbekend. Marijs, Rianne ´Ik lachte. Werken in een seksclub? Nooit! Maar toen zag ik zijn pistool..´ In: Viva, 11 april 2005. nummer 15, p. 32 – 35.
46
´Moderne slavernij´. In: Ode, september 2006. pagina onbekend. Mol, Linda ondervraagt Rob Oudkerk ´Het is gewoon een drift´ In: Linda, februari 2006. p. 21- 32. ´Slavernij in Nieuwegein. Ruth Hopkins toont mensen achter de vrouwenhandel´. In: Opzij, november 2005. nummer 33, p. 22-25.
´Stel je eens voor…´ In: Terecht. Tijdschrift voor de liga voor de rechten van de mens. Juni 2006, p. 28 – 29. Veltman, Cees ´Moderne slavernij is dicht bij huis´. In: Volzin, 27 januari. p. 10- 15. Vuijst, Freke ´Nederland super pooier´. In: Vrij Nederland, 30 april 2005. p. 23- 26.
Overige: Training ´Mensenhandel en de B-9 regeling´, BlinN, Amsterdam 21 november 2006.
47
Bijlagen Formulier gebruikt als hulpmiddel om de verschillende analyses die horen bij de verschillende bronnen te vergelijken. De laatste twee aspecten heb ik uiteindelijk niet meer opgenomen in mijn analyse omdat ze geen relatie hadden tot de agency/ het empowerment van de vrouwen. Bron: Datum: Etnische achtergrond verhandelde vrouw(en):
ja ( ) nee ( )
Actieve houding t.o.v. het migratieproject:
ja ( ) nee ( )
Zelf op zoek gegaan naar derden voor oversteek naar het Westen: Zelf op zoek gegaan naar bemiddelaars voor prostitutiewerk in het Westen: Zelf op zoek gegaan naar bemiddelaars voor ander werk in het Westen: Vrouw geworven voor prostitutie, (type werk vooraf bekend): Vrouw geworven voor ander werk in het Westen, (type werk vooraf onbekend): Eerdere migratieprojecten ondernomen?: Push factoren uitgelegd (bv vertrokken ivm armoede)?:
ja ( ) nee ( ) ja ( ) nee ( ) ja ( ) nee ( ) ja ( ) nee ( ) ja ( ) nee ( ) ja ( ) nee ( ) ja ( ) nee ( )
Passief met vrouwenhandel in aanraking gekomen?: Ontvoerd: Misleid: Valse voorwendselen: Gelokt: Overige:
ja ( ) nee ( ) ja ( ) nee ( ) ja ( ) nee ( ) ja ( ) nee ( ) ja ( ) nee ( ) ja ( ) nee ( )
Protest bij uitbuiting: Journalist geeft uitleg over de risico´s van dit protest:
ja ( ) nee ( ) ja ( ) nee ( )
Vrouwen worden geciteerd in artikel: Vrouwen schrijven zelf: Vrouwen monddood: Onderzoekers/journalisten over vrouwenhandel krijgen de meeste aandacht:
ja ( ) nee ( ) ja ( ) nee ( ) ja ( ) nee ( ) ja ( ) nee ( )
Overheid biedt voldoende bescherming: Opheffing bordeelverbod geslaagd:
ja ( ) nee ( ) ja ( ) nee ( )
48