Orde van Vlaamse Balies www.advocaat.be
NOTA
Staatsbladsstraat 8 B – 1000 Brussel T +32 (0)2 227 54 70 F +32 (0)2 227 54 79
[email protected] ondernemingsnummer 0267.393.267
Verantwoording bij het ontwerp van reglement van orde van de Orde van Vlaamse Balies (artikel 491 Ger. W.) Eindrapport van de Werkgroep hervorming Koninklijk Besluit en Besluit werking algemene vergadering, deel II. Brussel, 14 oktober 2015.
VERSIE 7 – ONTWERP VOORGELEGD AAN DE ALGEMENE VERGADERING
De Werkgroep hervorming Koninklijk Besluit en besluit werking algemene vergadering (hierna: de werkgroep) licht in voorliggend document de inhoudelijke keuzes toe die hij heeft gemaakt bij de amendering van het bestaande reglement van orde van de Orde van Vlaamse balies. De werkgroep is negen maal bijeengekomen in het gerechtelijk jaar 2014-2015, met name op 3 februari, 11 maart, 23 maart, 20 april, 18 mei, 8 juni, 24 augustus, 30 september en 14 oktober 2015. De vergadering van 24 augustus vond plaats in aanwezigheid van de leden van de Werkgroep hertekening balielandschap met het oog op de onderlinge afstemming van de werkzaamheden van beide werkgroepen. De tekstredactie werd afgerond in de eerste helft van oktober 2015. De werkgroep wenst op te merken dat het voorliggende ontwerp van reglement van orde de resultante is van vele, inhoudelijk boeiende vergaderingen, waarbij steeds opnieuw in de mate van het mogelijke een maximale consensus werd betracht. Dit belet echter niet dat er bepaalde standpunten ingenomen zijn die niet algemeen gedragen zijn. De werkgroep heeft er in voorkomend geval aan gehouden in deze verantwoording niet alleen de meerderheidskeuze te verduidelijken, maar ook het afwijkende minderheidsstandpunt minstens te vermelden en doorgaans ook toe te lichten. INHOUDSOPGAVE 1. Doelstellingen van de hervorming 2. Samenvatting uitgangspunten 3. Artikelsgewijze commentaar
1. Doelstellingen van de hervorming Met het nieuw reglement van orde beoogt de werkgroep bovenal een grotere efficiëntiewinst, professionalisering en democratisering te kunnen realiseren. In concreto situeren zich tien doelstellingen op drie terreinen:
Doelstellingen inzake het reglement van orde: 1. In plaats van een reglement van orde en een besluit werking algemene vergadering blijft er voortaan nog één reglement van orde over. 2. Het reglement van orde is een werkzame en toepasbare tekst.
Doelstellingen inzake de bespreking en amendering van (ontwerp)reglementen: 3. Amendering verloopt vlotter en binnen een kortere tijdsspanne. 4. Een ontwerp van reglement kan bij spoedeisendheid onmiddellijk worden behandeld op dezelfde algemene vergadering van de eerste bespreking.
Doelstellingen inzake de verkiezing en samenstelling van de organen van de OVB: 5. De ondervoorzitter wordt ingelicht zoals de raad van bestuur en is bij verkiezing tot voorzitter beter voorbereid op zijn taak en kan de nodige organisatorische maatregelen treffen op zijn kantoor. 6. Verkozenen opereren op het niveau waarbinnen ze verkozen worden. 7. Jongere kandidaten worden zoveel als mogelijk aangemoedigd. 8. De omvang van de algemene vergadering wordt gereduceerd. 9. De duur van de mandaten wordt gelijkgeschakeld, watzal leiden tot een hogere continuïteit. 10. De verkiezingsdynamiek wordt gerespecteerd: de nieuwe algemene vergadering kiest de raad van bestuur waarmee ze zal moeten werken.
Pagina|2 Verantwoording_V7_2015 10 14
2. Samenvatting uitgangspunten * De werkgroep heeft ervoor geopteerd geen wijzigingen voor te stellen die impact hebben op de bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek. Wat dit laatste betreft, wordt verwezen naar het eindrapport van de Werkgroep hertekening balielandschap. Er weze opgemerkt dat laatstgenoemde werkgroep volledig onafhankelijk heeft gewerkt van de werkgroep, met uitzondering van één vergadering waar kennis werd genomen van elkaars invalshoek. Hieruit volgt dat naar het oordeel van de meerderheid van zijn leden de conclusies van de werkgroep, die gepaard gaan met een ontwerp van reglement van orde, kunnen besproken worden los van de behandeling van het eindrapport van de Werkgroep hertekening balielandschap. Eén lid van de werkgroep formuleerde terzake een dissenting opinion en drong er op aan om de hervorming van de OVB te bevriezen tot er duidelijkheid is over de hertekening van het balielandschap. * De duur van het mandaat van een lid van de algemene vergadering wordt verhoogd van 2 naar 3 jaar. * Het aantal leden van de algemene vergadering wordt verminderd tot maximum 54 leden, zijnde: - de stafhouders van de Vlaamse balies (momenteel 14), die ambtshalve lid zijn, - 40 leden-advocaten, die rechtstreeks worden verkozen via een geïnformatiseerd systeem binnen een Vlaamse kieskring door alle advocaten * De stafhouder van de Orde van advocaten bij het Hof van Cassatie en de Nederlandstalige leden van de Belgische delegatie bij de CCBE wonen de vergaderingen bij met raadgevende stem. * De raad van bestuur blijft verkozen voor een termijn van drie jaar; maar op het einde van het tweede bestuursjaar wordt een ondervoorzitter verkozen, die op deze wijze een inlooptijd krijgt en ook de mogelijkheid om potentiële bestuurders aan te spreken die zich het jaar erop verkiesbaar kunnen stellen. * Het aantal opeenvolgende mandaten wordt beperkt. * In het verlengde daarvan stelt de werkgroep voor om ook de duur van het mandaat van stafhouder voor alle balies op 3 jaar te brengen. * Vermeden moet worden dat verkiezing van algemene vergadering en raad van bestuur samenvallen; het is de nieuw verkozen algemene vergadering die de raad van bestuur dient te verkiezen. Zo vinden cyclisch de volgende verkiezingen plaats: - Jaar 1 algemene vergadering + verkiezing ondervoorzitter in juni - Jaar 2 algemene vergadering + verkiezing voorzitter en bestuur in juni - Jaar 3 algemene vergadering + verkiezing algemene vergadering in juni
Pagina|3 Verantwoording_V7_2015 10 14
* De werking van de commissies wordt grondig hervormd. * De werkgroep stelt voor om het nieuwe reglement van orde te laten ingaan op 1 september 2016. Er is voorzien in een aantal overgangsmaatregelen.
Pagina|4 Verantwoording_V7_2015 10 14
3. Artikelsgewijze commentaar
Ad artikel 1: definities De werkgroep houdt grotendeels vast aan de bestaande definities van het reglement van orde, maar heeft deze waar nodig aangepast aan nieuwe ontwikkelingen en/of gewenste evoluties. De werkgroep heeft het concept van de Orde van Vlaamse Advocaten (nog) niet verwerkt in het ontwerp van reglement van orde en voorliggende verantwoording. NIEUWE DEFINITIES - De definitie van de voorzitter wordt toegevoegd, zijnde de advocaat die de Orde van Vlaamse balies voorzit. - De definitie van ressort wordt toegevoegd, zijnde het rechtsgebied van een hof van beroep. AANGEPASTE DEFINITIE - De definitie van advocaat is aangepast. Er wordt verduidelijkt het moet gaan om advocaten van Ordes van advocaten, die de Orde van Vlaamse balies vormen. Zonder deze toevoeging is het reglement van orde in principe van toepassing op alle advocaten en dus ook op die van de Ordre des Barreaux francophones et germanophone, wat uiteraard niet de bedoeling is.
Ad artikel 2: zetel De werkgroep wenst tot nader order de zetel van de Orde van Vlaamse balies te Brussel te behouden en heeft het nieuwe adres geïntegreerd. De werkgroep laat wel de mogelijkheid open voor de algemene vergadering om de zetel te verplaatsen naar een andere plaats te Brussel of elders.
Ad artikel 3 en 4: samenstelling en verkiezing van de algemene vergadering VOORSTEL VANUIT DE LOGICA VAN EEN EFFICIËNTERE WERKING De werkgroep stelt voor de samenstelling van de algemene vergadering gevoelig te wijzigen door het aantal rechtstreeks verkozen leden-advocaten te beperken tot 40. Daarbij wil hij afstappen van de huidige gecorrigeerde proportionele verdeling op basis van het aantal advocaten per Orde van advocaten door enkel nog een beperking op te leggen van het aantal leden per ressort en bij overschrijding daarvan het overtal aan zetels toe te wijzen aan kandidaten van andere ressorten in volgorde
van
het
aantal
behaalde
stemmen.
Er
wordt
doelbewust
geen
minimumvertegenwoordiging gegarandeerd per balie, per geslacht of per leeftijd. Aan het ambtshalve lidmaatschap van de stafhouders en de raadgevende stem van de stafhouder van de Orde van advocaten bij het Hof van Cassatie en de Nederlandstalige vertegenwoordigers bij de CCBE wenst de werkgroep niets te veranderen.
Pagina|5 Verantwoording_V7_2015 10 14
De werkgroep beseft terdege dat elk van de voorgestelde wijzigingen als out of the box kan worden aangemerkt, maar wil opmerken dat elke wijziging bijzonder weloverwogen werd genomen en beklemtoont dat de wijzigingen tevens in onderlinge samenhang met elkaar te bezien zijn. RATIO LEGIS: NOODZAAK BEPERKING KWANTITEIT Vooreerst primeerde binnen de werkgroep het algemene aanvoelen dat de algemene vergadering in zijn huidige samenstelling, waarbij het aantal leden in een context van een structureel groeiend aantal advocaten op basis van het huidige reglement van orde parallel toeneemt, stilaan te groot en te log wordt om nog efficiënt te kunnen werken. Hij wenst daarbij wel expliciet te vermelden dat een groot aantal leden in beginsel niet problematisch hoeft te zijn, maar wijst er op dat dit in de praktijk bij de algemene vergadering wel zo is. Hij merkt nog op dat er evenmin een correlatie is tussen een grotere kwantiteit van de afvaardiging en de kwaliteit van de bespreking, daar tal van leden nooit deelnemen aan de debatten noch zich laten opmerken door een andere inhoudelijke bijdrage – wat niet verhindert dat ze geïnteresseerd zijn en weloverwogen hun stem uitbrengen -, waar andere leden dan weer telkens tussenkomen en bovenmatig wegen op de besprekingen – wat niet betekent dat ze altijd een even nuttige bijdrage leveren tot het debat – of nog, sommige leden zich bijna structureel laten verontschuldigen en volmacht geven. RATIO LEGIS: NOODZAAK OVERSTIJGING LOKAAL BELANG Tevens stelde de werkgroep vast dat de positie van de afgevaardigden door de wijze van verkiezing binnen de lokale balies per definitie diffuus is. De founding fathers van de Orde van Vlaamse balies beoogden dat de afgevaardigden bovenal zouden optreden als vertegenwoordigers van de Vlaamse advocatuur. In de praktijk bleek evenwel reeds vanaf het begin dat de lokaal verkozen afgevaardigden ervoor opteerden om zich per balie te organiseren en fracties vormden binnen de algemene vergadering, die bijgevolg ook ruimtelijk verkozen samen te zitten en er helaas soms niet in slaagden om het algemeen belang van de advocatuur te laten primeren op het belang van de eigen balie. De werkgroep wijst er op dat dit uiteraard bovenal problematisch is wanneer het algemeen belang van de advocatuur niet samenvalt met de belangen van de eigen balie, maar erkent dat beide in de meeste gevallen gelukkig overlappen. De werkgroep merkt nog op dat het fractiegewijs innemen van standpunten per balie op zich de onafhankelijkheid van het lid van de algemene vergadering aantast, omdat hij door interne “fractietucht” niet altijd in de praktische mogelijkheid verkeert om een afwijkende mening kenbaar te maken. BEGRENZING AANTAL De werkgroep meent dat beide evoluties kunnen gepareerd worden door de begrenzing van de algemene vergadering tot 54 leden (zijnde 40 rechtstreeks verkozen leden en op basis van de huidige situatie 14 stafhouders) en 3 leden met raadgevende stem (zijnde de stafhouder van de Orde van advocaten bij het Hof van Cassatie en de 2 Nederlandstalige vertegenwoordigers bij de CCBE). De werkgroep beschouwt een dergelijke grootte als optimaal en herinnert eraan dat de oorspronkelijke algemene vergadering ten tijde van de Vereniging van Vlaamse balies bestond uit 52 leden, zodat de door hem voorgestelde reductie ongeveer aansluit bij het aantal dat de founding fathers destijds voor ogen hadden. Hij merkt daarbij op dat het aantal leden mogelijks nog kan dalen als balies in de toekomst zouden fuseren, vermits er dan logischerwijze ook minder stafhouders ambtshalve zouden zetelen. Dergelijke begrenzing maakt sowieso een continue aangroei zoals in het verleden definitief onmogelijk.
Pagina|6 Verantwoording_V7_2015 10 14
VERDUIDELIJKING STATUUT LEDEN Aangaande het statuut van de leden van de algemene vergadering heeft de werkgroep verduidelijkt dat het moet gaan om advocaten. Daaruit volgt dat de leden na hun verkiezing advocaat moeten blijven en dat niet-advocaten geen lid kunnen worden van de algemene vergadering. AANWEZIGHEID STAFHOUDERS De werkgroep beschouwt de aanwezigheid van de stafhouders in de algemene vergadering als vanzelfsprekend, omdat zij bij uitstek de spreekbuis moeten zijn van de lokale balie die zij vertegenwoordigen. Binnen een kleinere algemene vergadering zal hun soortelijk gewicht groter zijn dan thans het geval is. De werkgroep beseft dit terdege, maar wijst er op dat deze evolutie uiteraard samen moet worden gezien met de nieuwe verkiezing van de verkozen leden, die niet meer binnen de lokale balies zal gebeuren, en met de evolutie van het balielandschap. VERKIEZING LEDEN BINNEN WERKGEBIED ORDE VAN VLAAMSE BALIES Na rijp beraad heeft de werkgroep uiteindelijk geopteerd om de verkiezing van de rechtstreeks verkozen leden te laten plaatsvinden binnen het volledige werkgebied van de Orde van Vlaamse balies. Naar zijn oordeel correspondeert dit immers het best met de bevoegdheid van de algemene vergadering, omdat die reglementerend optreedt voor de hele kieskring en bij uitstek moet opkomen voor het algemeen belang van de advocatuur, wat zich veruitwendigt in debatten over de rol van de advocaat, de verkiezing van de bestuurders, ondervoorzitter en voorzitter en de goedkeuring van het beleidsplan en het budget. In die optiek moeten rechtstreeks verkozen leden naar het oordeel van de werkgroep zetelen als daadwerkelijke vertegenwoordigers van een Vlaamse advocatuur. Het is juist dat tijdens de bespreking ook andere opties op tafel lagen, zoals bijvoorbeeld een verkiezing per nieuw gerechtelijk arrondissement of nog per ressort. De werkgroep vreesde evenwel dat die op grotere schaal hetzelfde symptoom zouden uitlokken dat hij net wilde vermijden, doordat de aldus verkozen afgevaardigden toch vooral de belangen van dat arrondissement of ressort zouden behartigen. De werkgroep herhaalt dat een verkiezing binnen een “Vlaamse kieskring” de daadwerkelijke weerspiegeling is van het toegenomen belang en de groter wordende impact van de Orde van Vlaamse balies op elke individuele Vlaamse advocaat. Bovendien wordt het op die manier mogelijk voor alle advocaten om op kandidaten te stemmen, ongeacht tot welke balie die kandidaat behoort, en parallel om niet op kandidaten te stemmen, wat tot een veel bewustere stemming zou moeten leiden. De voorgestelde kieskring laat bij uitstek toe dat valabele kandidaten – ook uit kleinere balies – verkozen kunnen worden en vermijdt dat grotere balies nog moeten zoeken naar (Chinese) vrijwilligers om aan het nodige aantal kandidaten te geraken. Enkele leden van de werkgroep gaven toch de voorkeur aan een verkiezing per arrondissement of ressort. Sommigen vreesden dat de afstand te groot zou worden tussen kiezer en verkozene en dat kandidaten van kleinere balies minder kans zouden maken om nog verkozen te worden als afgevaardigde. Anderen wierpen op dat de stafhouders in het voorgestelde scenario uiteindelijk als enigen nog de lokale stem zouden kunnen verwoorden bij een mogelijke hertekening van het balielandschap. Bij de praktische uitwerking van de verkiezing heeft de werkgroep getracht rekening te houden met die potentieel aanwezige bezorgdheden door een beperking volgens ressort in te voeren. De werkgroep wijst er tot slot nog op dat door de gekozen optie niet meer verder moest ingegaan worden op een aanpassing van de huidige evenwichtsregels tussen balies over het aantal afgevaardigden.
Pagina|7 Verantwoording_V7_2015 10 14
AANTAL RECHTSTREEKS VERKOZEN LEDEN Over het aantal rechtstreeks verkozen leden is erg lang gediscussieerd, maar finaal is de werkgroep op 40 uitgekomen. Het is juist dat 45 eveneens een mogelijkheid was geweest. In dat geval zouden per ressort 15 zetels gegarandeerd geweest zijn. De meerderheid van de werkgroep vond dat een dergelijk kiessysteem in de praktijk nagenoeg op hetzelfde zou neerkomen als een verkiezing per ressort en heeft daarom uitdrukkelijk gekozen voor 40 rechtstreeks verkozen leden om de verkiezing een gewilde Vlaamse dynamiek te geven. BEPERKING VOLGENS RESSORT EN TOEWIJZING BIJ OVERSCHRIJDING MAXIMUMAANTAL Binnen het uitgangspunt van 40 rechtstreeks verkozen leden heeft de werkgroep gemeend dat het niet opging om de volledige vrijheid te laten bestaan, omdat dat scenario er hypothetisch zou kunnen leiden dat alle afgevaardigden uit één en hetzelfde ressort afkomstig zouden zijn, wat vanzelfsprekend niet wenselijk is. Daarom stelt de werkgroep een bovengrens in, die inhoudt dat maximum 15 advocaten tot hetzelfde ressort mogen behoren en dat bij overschrijding daarvan het overtal aan zetels verdeeld wordt over de kandidaten van de twee andere ressorten in volgorde van het aantal behaalde stemmen. In casu zou dat hypothetisch kunnen leiden tot een verkiezing, met 15 afgevaardigden voor ressort 1, 15 afgevaardigden voor ressort 2 en 10 afgevaardigden voor ressort 3. Evenzeer is echter een scenario denkbaar waarbij ressort 1 14 afgevaardigden telt en ressort 2 en 3 elk 13 afgevaardigden. De werkgroep meent derhalve dat één en ander in de praktijk zal moeten blijken. BEHOUD RAADGEVENDE STEM STAFHOUDER CASSATIEBALIE EN NEDERLANDSTALIGE CCBE-VERTEGENWOORDIGERS Een minderheid van de werkgroep was voorstander om de stafhouder bij de Orde van advocaten bij het Hof van Cassatie en de 2 Nederlandstalige CCBE-vertegenwoordigers een volwaardig lidmaatschap van de algemene vergadering toe te kennen en dus een effectief stemrecht in plaats van de huidige raadgevende stem. De argumentatie daarvoor was dat de drie betrokkenen uiteindelijk de vergaderingen volledig bijwonen en in de praktijk vaak een gezaghebbende stem in het debat hebben vanuit hun eigen invalshoek. De meerderheid van de werkgroep beaamde weliswaar die argumentatie, maar wees erop dat er een fundamenteel verschil in statuut blijft bestaan, dat niet verantwoordt hen een effectief stemrecht te geven, vermits de Orde van advocaten bij het Hof van Cassatie volgens het Gerechtelijk Wetboek geen deel uitmaakt van de Orde van Vlaamse balies en de twee Nederlandstalige CCBE-vertegenwoordigers door de algemene vergadering worden verkozen en niet door de ganse Vlaamse kieskring. GEEN QUORUM VOOR VROUWELIJKE ADVOCATEN De werkgroep stelt vast dat het aantal vrouwelijke afgevaardigden dat deel uitmaakt van de algemene vergadering thans niet in verhouding staat tot het aantal vrouwelijke advocaten aan Vlaamse balies. De werkgroep heeft eraan gedacht om een quorum op te leggen van een minimumpercentage vrouwen. Finaal is de meerderheid van de werkgroep daarvan evenwel afgestapt, omdat hij van oordeel was dat geslacht geen onderscheidend criterium mag zijn, dergelijke positieve discriminatie mogelijk contraproductief zou zijn en goede kandidaten van het andere geslacht zou kunnen benadelen. De werkgroep vermoedt dat de komende jaren ook zonder quorum meer vrouwelijke advocaten zich zullen kandidaat stellen als afgevaardigde, vermits hun aantal op heden reeds dat van hun mannelijke confraters overtreft. GEEN QUORUM VOOR JONGE ADVOCATEN De werkgroep stelt daarnaast vast dat weinig jonge advocaten (zijnde jonger dan 35 jaar) zich engageren voor de algemene vergadering, waardoor hun stem helaas ook nauwelijks of niet wordt
Pagina|8 Verantwoording_V7_2015 10 14
gehoord, alhoewel zij de toekomst van de advocatuur uitmaken. De werkgroep heeft uitvoerig gedebatteerd over de vraag of een quorum voor jonge advocaten al dan niet wenselijk is en speelde even met de idee om de voorzitters van de jonge balies ambtshalve af te vaardigen, maar heeft er uiteindelijk van afgezien om beide in het ontwerp van reglement van orde op te nemen. De werkgroep beseft dat jonge advocaten afhaken op de tijdsinvestering die lidmaatschap van de algemene vergadering onvermijdelijk inhoudt en prioriteit geven aan de uitbouw van hun loopbaan en kantoor, maar drukt de hoop uit dat de hernieuwde dynamiek die het gevolg zou moeten zijn van de voorgestelde wijzigingen op termijn meer jonge advocaten zal overtuigen om de stap te zetten. In de volgende artikelen van het ontwerp van reglement van orde heeft de werkgroep wel getracht daar waar mogelijk steeds de jongste kandidaat naar leeftijd te begunstigen, zodat er indirect en op termijn sowieso een verjonging zal optreden. UITBREIDING EN BEGRENZING MANDAAT IN TIJDSDUUR De werkgroep heeft in zijn voorstel getracht een evenwicht te vinden tussen de noodzaak aan een zekere continuïteit en het belang van een regelmatige vernieuwing van de afgevaardigden, ten einde situaties te vermijden waarin afgevaardigden zonder onderbreking tot in lengte van dagen in de algemene vergadering zouden zetelen. Daartoe en rekening houdend met de nodige inlooptijd en de doorgaans lange duur van de werkzaamheden heeft de werkgroep de duur van het mandaat van twee naar drie jaar gebracht en tegelijkertijd bepaald dat afgevaardigden slechts twee mandaten na elkaar kunnen zetelen. In concreto blijft dit voorstel zeer liberaal en kan een afgevaardigde, die al twee mandaten achter de rug heeft, dus na een tussenperiode van drie jaar en mits hij opnieuw wordt verkozen, nogmaals in de algemene vergadering zetelen en daarop nog een bijkomend mandaat laten aansluiten. De tekst is daarenboven zo geformuleerd dat het moet gaan om verkozen opeenvolgende mandaten; een stafhouder die ambtshalve lid is geweest gedurende drie jaar kan met andere woorden volgens de voorgestelde formulering daarna twee verkozen opeenvolgende mandaten daarop laten aansluiten vooraleer hij zich verplicht drie jaar moet terugtrekken. UITWERKING PRINCIPIËLE KEUZES In artikel 4 van het ontwerp van reglement van orde heeft de werkgroep de gemaakte principiële keuzes consequent verder uitgewerkt. Als gevolg daarvan is de rechtstreekse verkiezing van de algemene vergadering naar een driejaarlijkse frequentie verlegd en is bepaald dat ze voortaan zal worden georganiseerd door de Orde van de Vlaamse balies en niet meer door de lokale Ordes van advocaten. In concreto wordt de voorzitter belast met de organisatie van de verkiezingen. Evenzeer is gepoogd waar mogelijk indirect verjonging te stimuleren, zoals bij de keuze om bij staking van stemmen de jongste kandidaat het mandaat toe te kennen. De werkgroep wijst er wel op dat deze regel moet worden gecombineerd met de bovenvermelde ressortregel. UITSLUITING BERISPTE EN GESCHORSTE ADVOCATEN DOOR TUCHTRAAD Onder de oude regels werden zowel het actief als passief kiesrecht niet verder bepaald in het reglement van orde; nergens werd gedefinieerd welke advocaten kiesgerechtigd dan wel verkiesbaar waren. Als gevolg zou men op het eerste gezicht hebben gemeend te moeten afleiden dat geschorste advocaten in het verleden zowel kiesgerechtigd als verkiesbaar waren. Quod non. In casu goldt en geldt onverkort art. 460 Gerechtelijk Wetboek, dat bepaalt dat de tuchtraad ter aanvulling van een berisping of een schorsing het verbod kan opleggen om gedurende drie of vijf jaar deel te nemen aan verkiezingen van de raad van de Orde evenals verbod kan opleggen om gedurende deze periode te worden verkozen tot stafhouder of tot lid van de raad van de Orde of tot lid van de
Pagina|9 Verantwoording_V7_2015 10 14
algemene vergadering of het bestuur van de Orde van Vlaamse balies. De werkgroep heeft gemeend dat het betaamt om deze restrictie expliciet in het reglement van orde op te nemen. De werkgroep merkt nog op dat geschrapte advocaten niet meer de hoedanigheid van advocaat bezitten en dus helemaal niet stemgerechtigd of verkiesbaar zijn. ALFABETISCHE VERMELDING KANDIDATENLIJST EN STEMBILJET De werkgroep wenst specifiek de aandacht te vestigen op haar expliciete keuze om de kandidaten alfabetisch weer te geven op de kandidatenlijst en het stembiljet en dus niet meer volgens rang of inschrijving op het tableau en evenmin volgens balie. Die keuze beoogt een zo neutraal mogelijke stemming, waarbij de focus ligt op de kandidaten zelf en hun inhoudelijke kwaliteiten en verdiensten eerder dan op hun jaren lidmaatschap van de balie of hun balieafkomst. WIJZIGING OPVOLGINGSREGELS De voorgestelde hervorming is door de werkgroep consequent doorgetrokken bij het vastleggen van de regels voor de opvolging van leden van de algemene vergadering. Daarbij primeert eerst en vooral het behaalde aantal stemmen, maar geldt vanzelfsprekend ook in tweede instantie de beperking per ressort. Als gevolg zal een ontslagnemend lid van de algemene vergadering niet automatisch worden opgevolgd door een opvolger van hetzelfde ressort. Rekening houdende met de ervaring van de voorbije jaren, waarbij zeer regelmatig opvolgers in de vergadering zijn getreden door bijvoorbeeld de verkiezing van een lid tot stafhouder of door een ontslag van een lid om persoonlijke redenen, drukt de werkgroep er op dat alle kandidaten, ook zij die in eerste instantie niet verkozen zijn, alsnog in de algemene vergadering kunnen terecht komen en dat er in elk geval zal moeten worden gezorgd dat er genoeg kandidaten zijn en dus genoeg beschikbare opvolgers. Voorbeeld: - Een verkozen lid van de algemene vergadering uit het ressort Brussel neemt ontslag. - De drie eerste opvolgers zijn meester A van het ressort Antwerpen met 214 stemmen, meester B van het ressort Gent met 200 stemmen en meester C van het ressort Brussel met 198 stemmen. - De 39 overblijvende verkozen leden van de algemene vergadering zijn als volgt verdeeld: 14 leden van het ressort Brussel, 12 leden van het ressort Gent en 13 leden van het ressort Antwerpen. - De eerste opvolger met het meeste aantal stemmen is meester A. - De nieuwe zetelverdeling is als volgt: 14 leden van het ressort Brussel, 12 leden van het ressort en 14 leden van het ressort Antwerpen. - Bij een volgende opvolging is de eerste in aanmerking komende kandidaat meester B van het ressort Gent.
Ad artikel 5: werking van de algemene vergadering INTEGRATIE BESLUIT WERKING ALGEMENE VERGADERING De werkgroep heeft artikel 5 grondig gewijzigd door er het voormalige besluit werking algemene vergadering in te integreren. Van de gelegenheid heeft de werkgroep gebruik gemaakt om dat besluit tot zijn essentie te herleiden en tot dusver in de praktijk niet nageleefde bepalingen te schrappen. Bij de tekstredactie zijn vanzelfsprekend overlappende bepalingen tussen beide teksten verwijderd. Eveneens speelde de overtuiging mee in hoofde van de werkgroep dat een besluit in tegenstelling tot een reglement van orde, dat bij koninklijk besluit wordt bekrachtigd, nauwelijks juridische waarde heeft en uiteindelijk slechts een gentlemen’s agreement is. De
Pagina|10 Verantwoording_V7_2015 10 14
werkgroep beoogt met de integratie bovenal te komen tot een bruikbare en gedragen tekst, die ook effectief zal worden toegepast. RATIO LEGIS: NOODZAAK MEER SLAGKRACHTIGE WERKING EN MEER BELEIDSAANSTURING De werkgroep heeft bij de aangebrachte wijzigingen steeds voor ogen gehad dat de algemene vergadering in de toekomst een veel actievere werking dan op heden zou moeten kunnen ontplooien en veel meer dan vroeger effectief het beleid zal moeten aansturen. De werkgroep wijst er op dat in dat verband een nieuw tijdperk aanbreekt, nu in de voorbije decennia de reglementerende bevoegdheid grotendeels is ingevuld en meer inhoudelijke lange termijn-keuzes over de toekomst van het beroep zullen moeten gemaakt worden waaraan niet meer te ontkomen valt. Op vandaag is die tendens in de algemene vergadering al uitdrukkelijk aanwezig. Meer en meer trekt de algemene vergadering de grote lijnen en debatteert ze grondig over wat leeft binnen de advocatuur. De werkgroep verlangt dat de algemene vergadering die politieke rol als hoogste orgaan van de Orde van Vlaamse balies in de nabije toekomst ten volle speelt. QUORUM LEDEN VOOR BIJEENROEPING ALGEMENE VERGADERING Als gevolg van de eerdere keuze voor een kleinere algemene vergadering heeft de werkgroep gemeend dat het niet opging om nog één tiende van de leden toe te laten een bijkomende algemene vergadering te laten bijeenroepen en heeft hij gemeend die drempel te moeten verhogen tot minstens twee tiende. De werkgroep merkt daarbij op dat “leden” moet worden begrepen als de leden met volwaardig stemrecht, zijnde de stafhouders en de rechtstreeks verkozen leden. In concreto zal dat evenwel op hetzelfde aantal afgevaardigden neerkomen als bij een grens van één tiende voor de huidige grotere algemene vergadering. VOORZITTERSCHAP De werkgroep heeft de idee ter sprake gebracht om ambtshalve een andere persoon dan de voorzitter van de raad van bestuur de algemene vergadering te laten voorzitten naar analogie met het federale parlement, waar evenmin de eerste minister de assemblee leidt. De werkgroep heeft daarvan evenwel afgezien, omdat er binnen zijn gelederen geen overeenstemming bestond over wie dan wel de algemene vergadering zou moeten voorzitten. De werkgroep wijst er ook op dat de voorzitter qualitate qua ook het best geïnformeerd is over de voorgelegde dossiers en ook in de algemene vergadering het beleidsplan van de door hem geleide raad van bestuur moet kunnen verdedigen en uitdragen, wat het beste kan als hij zelf de teugels in handen houdt. PLAATSVERVANGEND VOORZITTERSCHAP De werkgroep meent dat het aangewezen is om de raad van bestuur de vrije keuze te laten over het lid van de raad van bestuur dat hij belast met het voorzitterschap van de algemene vergadering bij afwezigheid of verhindering van de voorzitter en niet langer op te leggen dat dit ambtshalve het oudste lid van de raad van bestuur moet zijn. De werkgroep heeft even gedacht aan de persoon van de ondervoorzitter, maar heeft daarvan afgezien omdat die er uiteindelijk slechts één op de drie jaren zal zijn. De huidige formulering sluit uitdrukkelijk uit dat de ondervoorzitter de algemene vergadering voorzit, vermits alleen een bestuurder daartoe kan aangewezen worden en de ondervoorzitter formeel geen deel uitmaakt van de raad van bestuur, tenzij hij uiteraard tegelijk bestuurder is (cfr. infra). WIJZE STEMMING De werkgroep heeft verduidelijkt dat de stemming in de regel elektronisch verloopt en dat enkel het resultaat van de stemming zichtbaar mag zijn, zodat het geheim van de stemming wordt gegarandeerd.
Pagina|11 Verantwoording_V7_2015 10 14
VEREENVOUDIGING MEERDERHEIDSREGELS In het vroegere reglement was sprake van meerdere meerderheidsregimes, met name betrekkelijke meerderheid, volstrekte meerderheid, gewone meerderheid plus één van de stemmen, waarbij telkens gold dat de blanco of ongeldige stemmen en de onthoudingen niet meetelden. De werkgroep heeft ervoor geopteerd om consequent zoveel als mogelijk een meerderheid van stemmen te hanteren. Ze verduidelijkt dat dit moet worden begrepen als een meerderheid van de uitgebrachte positieve en negatieve stemmen en wijst er op dat daarbij zoals in het verleden geen rekening mag worden gehouden met onthoudingen en blanco of ongeldige stemmen.
Ad artikel 6: indienen en bespreken van reglementen INDIENEN ONTWERPREGLEMENT De werkgroep heeft niet willen raken aan de mogelijkheid voor één tiende van de leden van de algemene vergadering om ontwerpreglementen in te dienen, ook al wordt daardoor ten gevolge van de kleinere samenstelling van de algemene vergadering in de praktijk de grens naar beneden verlegd in vergelijking met de huidige situatie. EERSTE BESPREKING ONTWERPREGLEMENT EN EERSTE STEMMING De werkgroep stelt vast dat de bespreking van ontwerpreglementen thans niet ideaal verloopt. Niet alleen laat de lange tijdsspanne niet toe om kort op de bal te spelen, maar het verleden heeft tevens aangetoond dat het vaak ook niet efficiënt of nodig is om de bespreking nodeloos te spreiden over meerdere algemene vergaderingen als er eigenlijk een brede consensus bestaat. Om de bespreking in de toekomst vlotter te laten verlopen, stelt de werkgroep voor om al meteen na de eerste bespreking van het ontwerpreglement een eerste stemming te houden, waarbij de algemene vergadering zal moeten uitmaken of het wenselijk is de materie te reglementeren of niet. TWEEDE STEMMING OVER VERDERE BEHANDELING Indien de algemene vergadering bij de eerste stemming beslist dat het wenselijk is om de materie te reglementeren, moet de algemene vergadering in een tweede stemming kiezen uit drie scenario’s: - In het eerste scenario, dat een radicale vernieuwing uitmaakt, zal de algemene vergadering kunnen beslissen dat het ontwerpreglement voldoet en onmiddellijk ter vergadering kan worden besproken en gestemd. De werkgroep drukt de hoop uit dat deze spoedprocedure niet buitensporig zal worden gebruikt, maar acht ze absoluut noodzakelijk, omdat externe factoren soms nopen om korter op de bal te spelen. - In het tweede scenario acht de algemene vergadering het ingediende ontwerpreglement voldoende, maar wil ze toch de mogelijkheid openhouden voor amendering, die zoals voorheen desgevallend moet worden opgevolgd door de betrokken commissie. Indien het ontwerpreglement niet uitging van een commissie, volgt de algemene vergadering de amendering zelf op. Het betreft in dit scenario met andere woorden ongeveer de huidige gekende optie, die doorgaans in de meerderheid van de gevallen werd toegepast. De werkgroep rekent er op dat deze optie, die ze betitelt als de normale procedure ook in de toekomst doorgaans zal worden gekozen, voor zover het tijdsschema dat toelaat. - In het derde scenario oordeelt de algemene vergadering dat het ingediende ontwerpreglement weliswaar niet voldoet en verzendt ze het naar een commissie met als opdracht een aangepast ontwerp in te dienen rekening houdend met haar richtlijnen. Ook deze optie is niet nieuw en wenst de werkgroep te consolideren.
Pagina|12 Verantwoording_V7_2015 10 14
AMENDERING EN BESPREKING TEN GRONDE ONTWERPREGLEMENT Het deelartikel over de amendering van ingediende ontwerpreglementen is door de werkgroep grondig herschreven en vereenvoudigd, maar doelbewust niet al te gedetailleerd uitgewerkt, zodat de algemene vergadering de vrijheid behoudt om zelf de amenderingstermijn vast te leggen. Ook de bespreking ten gronde is zeer summier uitgewerkt. Het is de bedoeling van de werkgroep dat de artikelsgewijze bespreking niet opnieuw uitmondt in een algemene bespreking, maar de werkgroep heeft er de voorkeur aan gegeven dit niet expressis verbis in de tekst te vermelden. De werkgroep schuift als uitgangspunt naar voor dat amendementen die door een commissie worden verworpen in principe niet meer worden besproken door de algemene vergadering, wat de bespreking zou moeten bespoedigen en tegelijk meer waarde geeft aan de commissiewerking. Bijaldien laat de werkgroep wel de optie open dat verworpen amendementen op expliciete vraag van een lid van de algemene vergadering toch op de algemene vergadering worden behandeld. De werkgroep beseft terdege dat daarmee niet alle problemen zullen zijn opgelost en erkent dat de facto nog steeds de mogelijkheid zal blijven bestaan om een reglement “in overweging te nemen”, waarna alle richtingen wordt uitgegaan bij de amendering. Het is evenwel zijn overtuiging dat de democratie niet in die mate kan worden ingeperkt dat ze zich in een dwangbuis bevindt.
Ad artikel 7: bevoegdheden van de algemene vergadering HOOGSTE ORGAAN ORDE VAN VLAAMSE BALIES De werkgroep wil uitdrukkelijk de algemene vergadering behouden als hoogste orgaan van de Orde van Vlaamse balies. De werkgroep heeft tevens bepaald dat de beslissingen van de algemene vergadering naast alle Ordes van advocaten ook alle Vlaamse advocaten binden, wat in lijn ligt met de eerder gemaakte keuzes. BEVOEGDHEDEN ALGEMENE VERGADERING De werkgroep heeft alle bestaande bevoegdheden van de algemene vergadering behouden, maar enkel verduidelijkt dat ze de baliebijdrage per advocaat bepaalt in plaats van de baliebijdrage per orde. Hij meent dat een afzonderlijke bijdrage per advocaat een grote meerwaarde zal opleveren naar transparantie, vermits elke advocaat op die manier de besteding van de verschillende delen van zijn baliebijdrage beter zal uitgelicht zien.
Ad artikel 8: commissies van de algemene vergadering CATEGORISERING COMMISSIES Over de commissiewerking heeft de werkgroep uitvoerig gediscussieerd. Uitkomst daarvan was een gebalde tekstformulering die de algemene vergadering de mogelijkheid laat om commissies op te richten, maar afstapt van plichtplegingen die in de praktijk niet haalbaar blijken of een lege doos vormen. Zo heeft de werkgroep de verplichting geschrapt over het vereiste aantal leden van de algemene vergadering in de commissies of over de goedkeuring van de lijst van alle bestaande commissies door de algemene vergadering, maar heeft ze een algemene evaluatiebepaling ingelast die de nodige vrijheid biedt. Uiteraard moet de algemene vergadering zelf de opdracht, de duur en de samenstelling van de door haar opgerichte commissies blijven bepalen. De werkgroep heeft evenwel gemeend dat een aantal grenspalen moesten worden uitgezet. Naar samenstelling acht hij een maximumaantal van
Pagina|13 Verantwoording_V7_2015 10 14
twintig personen het hoogst werkbare, waarbij hij verduidelijkt dat het in zijn opvatting gaat om personen die als effectief lid zetelen. De werkgroep specifieert doelbewust niet verder dat de leden advocaten moeten zijn. Dit zal uiteraard meestal wel het geval zijn, zij het niet altijd. Ook baliemedewerkers of derden moeten naar het oordeel van de werkgroep deel kunnen uitmaken van een commissie indien ze een waardevolle expertise kunnen aanleveren. Om dezelfde reden is ook niet opgenomen dat de leden lid moeten zijn van de algemene vergadering. De werkgroep wijst er op dat het zijn expliciete bedoeling is dat de algemene vergadering alleen zeggenschap behoudt over de commissies die zij zelf samenstelt en die haar adviseren. Parallel daarmee moet het volgens de werkgroep met de huidige formulering van artikel 8 in samenhang gelezen met artikel 14 mogelijk zijn dat de raad van bestuur op zijn beurt specifieke commissies kan oprichten die haar alleen adviseren en waarover de algemene vergadering zich dus voortaan niet meer zal kunnen uitspreken. De werkgroep heeft gepoogd om een concrete dergelijke lijst op te stellen, met commissies die onder de algemene vergadering vallen en commissies die onder de raad van bestuur ressorteren, maar heeft moeten vaststellen dat de meningen daarover al te zeer verdeeld waren om tot een unaniem gedragen categorisering te kunnen te komen. De werkgroep stelt daarom voor om kort na de inwerkingtreding van dit reglement alle bestaande commissies af te schaffen en de algemene vergadering en de raad van bestuur te laten beslissen welke ze zelf nog willen oprichten. Daarbij zet de werkgroep voorop dat er logischerwijze geen overlappende commissies het levenslicht mogen zien.
Ad artikel 9, 10 en 11: samenstelling en verkiezing van de leden van de raad van bestuur RATIO LEGIS: NOODZAAK GROTERE CONTINUÏTEIT EN PLOEG De werkgroep heeft vrijuit de werking van de raad van bestuur besproken en vastgesteld dat er eigenlijk twee grote problemen bestaan. Aan de ene kant wordt ervaren dat het huidige systeem, waarbij de voorzitter apart wordt verkozen en onmiddellijk daarna de bestuurders, zonder dat die weten welke kandidaat-voorzitter het zal halen, met zich meebrengt dat de raad van bestuur kan worden geleid door een voorzitter die niet door alle bestuurders in gelijke mate wordt gedragen of dat een voorzitter moet samenwerken met bestuurders die niet op dezelfde lijn zitten. In beide gevallen is evenwel het resultaat dat daardoor vooral een verzameling individuen eerder dan een samenhangende beleidsploeg aan het roer van de Orde van Vlaamse balies staat, wat nefast is, vermits de raad van bestuur alleen maar als collegiaal orgaan kan optreden. Aan de andere kant blijkt dat de wisselvalligheden van het lot zo kunnen uitvallen dat op bepaalde momenten weinig bestuurders van de uittredende raad van bestuur zich opnieuw kandidaat stellen dan wel verkozen worden, waardoor een gebrek aan ervaring en continuïteit de nieuw beginnende raad van bestuur parten kan spelen. De werkgroep heeft uitvoerige gedachtewisselingen gewijd aan een mogelijke oplossing voor die twee ervaringen. Tal van pistes zijn daarbij de revue gepasseerd. Zo werd onder meer gedacht aan een verkiezing van de raad van bestuur als ploeg. Ook de mogelijkheid om bij dezelfde verkiezing tegelijk als kandidaat-voorzitter en kandidaat-bestuurder op te komen, werd geopperd, evenals het systeem waarbij kandidaat-bestuurders zouden worden verkozen als bestuurder van een bepaald departement. Finaal bleek alleen de figuur van de ondervoorzitter algemeen gedragen. Aan hem wordt in het ontwerp van reglement van orde een nieuw artikel 11 gewijd.
Pagina|14 Verantwoording_V7_2015 10 14
VERKIEZING ONDERVOORZITTER De werkgroep stelt voor om aan het einde van het tweede bestuursjaar een ondervoorzitter te laten verkiezen door de algemene vergadering. Dit kan zowel een zetelende bestuurder zijn als een advocaat die geen deel uitmaakt van de raad van bestuur. Het voorgestelde systeem is zowel nuttig voor de OVB zelf, omdat de ondervoorzitter, die in principe de volgende voorzitter wordt, kan inlopen in de functie, als praktisch voor de kandidaat zelf, omdat hij reeds zijn kantoororganisatie kan afstellen op het normaal toekomstig voorzitterschap. Daarenboven lijkt het de werkgroep dat een toekomstige voorzitter, die kan worden verkozen zonder dat hij voorheen lid van de raad van bestuur of van de algemene vergadering is, best een inloopperiode van een jaar kent om te verzekeren dat hij volledig mee is met de meest recente ontwikkelingen en bij aanvang van zijn mandaat geen leerperiode meer moet inlassen. Deze hervorming gelijkt op het eerste gezicht op het systeem van de dauphin en de vicestafhouder dat respectievelijk thans door de OBFG en door de meeste Ordes van advocaten wordt gebezigd, maar verschilt fundamenteel daarvan in die mate dat de werkgroep de ondervoorzitter niet automatisch de volgende voorzitter wil laten worden. De werkgroep meent namelijk dat het vanuit democratisch oogpunt noodzakelijk is dat de algemene vergadering de voorzitter blijft verkiezen en zich niet kan beperken tot een ambtshalve aanstelling zonder keuze. Derhalve zal de ondervoorzitter
als
hij
voorzitter
wil
worden
effectief
moeten
deelnemen
aan
de
voorzittersverkiezing en ook daadwerkelijk daarbij tot voorzitter moeten worden verkozen. De bijkomende reden is dat de werkgroep in een oplossing wil voorzien voor het geval dat zou blijken dat de ondervoorzitter niet voldoet; de werkgroep wil in dat geval de mogelijkheid niet uitsluiten dat er een tegenkandidaat kan opkomen die ook effectief kan verkozen worden zonder dat hij daarvoor al ondervoorzitter was. De werkgroep wenst nog op te merken dat het ondervoorzitterschap naar zijn mening als een onbezoldigd mandaat moet worden ingevuld dat los staat van het lidmaatschap van de raad van bestuur. Wie voorheen geen deel uitmaakte van de raad van bestuur, kan dus geen vergoeding ontvangen als ondervoorzitter en behoort als niet-bestuurder formeel ook niet tot de raad van bestuur. Een ondervoorzitter die reeds als bestuurder actief was, behoudt uiteraard wel zijn vergoeding, maar dan vanuit zijn hoedanigheid van bestuurder en niet die van ondervoorzitter, en is vanzelfsprekend als bestuurder qualitate qua volwaardig lid van de raad van bestuur. BEPERKING MANDAAT VOORZITTER EN BESTUURDERS De werkgroep stelt voor om de mandaten van voorzitter en bestuurders op drie jaar te houden, wat thans zal overeenstemmen met de mandaten van de leden van de algemene vergadering en idealiter ook met die van de stafhouders. Het volstaat voor die laatste om het bestaande gebruik om het éénjarige mandaat bijna altijd te verlengen met één jaar aan te passen naar een extra bijkomende verlenging na het tweede jaar. Tevens acht de werkgroep het cruciaal om in de toekomst het mandaat van voorzitter te beperken tot één dergelijk mandaat, dat niet hernieuwbaar is, ook niet na een rustpauze van drie jaar. De werkgroep vindt dit noodzakelijk omwille van de bijzondere positie van de voorzitter en wil vermijden de organisatie al te zeer afhankelijk te maken van één persoon. De werkgroep wijst er op dat een éénmalige termijn het voordeel van de duidelijkheid heeft, hoe waardevol en zelfs buitengewoon een voorzitter kan zijn. De voorzitter heeft één momentum om de leiding te nemen. Indien hij uitzonderlijk goed is, zullen zijn kandidaat-opvolgers zich daar onvermijdelijk rekenschap van moeten geven en zich niet kunnen veroorloven om niet op hetzelfde elan verder te gaan. De werkgroep verkiest aldus een complementariteit van opvolgende voorzitters boven een verlengde termijn van een zetelende voorzitter.
Pagina|15 Verantwoording_V7_2015 10 14
Ten aanzien van bestuursmandaten legt de werkgroep een beperking op van twee opeenvolgende bestuurstermijnen. Analoog met de afgevaardigden van de algemene vergadering moeten bestuurders nadien een rustpauze van minstens drie jaar in acht nemen, waarna ze zich opnieuw kandidaat kunnen stellen voor een bestuursmandaat. De werkgroep bevestigt wel dat het in voorkomend geval ook mogelijk is en moet blijven dat een bestuurder na twee bestuursmandaten zich kandidaat stelt bij de voorzittersverkiezing en desgevallend ook als ondervoorzitter. In dat uitzonderlijk scenario zou de betrokkene negen opeenvolgende jaren deel kunnen uitmaken van de raad van bestuur. In de praktijk zal de overgrote meerderheid van de bestuurders maximaal zes opeenvolgende jaren deel kunnen uitmaken van de raad van bestuur. De werkgroep acht de bestaande mogelijkheden daarmee voldoende en wil in elk geval vermijden dat een beperkte groep op langere termijn het bestuur uitmaakt, omdat dat vooral stagnatie in de hand werkt en in elk geval de kloof met de bestuurden vergroot. BEPERKTE WIJZIGINGEN Analoog met de verkiezing van de leden van de algemene vergadering heeft de werkgroep de verkiezing van de leden van de raad van bestuur enigszins aangepast. Daarbij primeerden dezelfde principes: elektronische verkiezing, alfabetische volgorde van de kandidaten. Voor de verkiezing van de voorzitter is de vroegere regeling van het reglement van orde behouden, maar heeft de werkgroep de jongste kandidaat bevoordeeld bij staking van stemmen om vast te stellen wie desgevallend als tweede kandidaat naar de tweede ronde gaat of bij staking van stemmen in de tweede ronde. De verkiezing van de ondervoorzitter is ingevoegd en naar analogie met de verkiezing van de voorzitter uitgewerkt. De werkgroep acht dit niet meer dan logisch; in de veronderstelling dat de ondervoorzitter in principe de volgende voorzitter zal worden heeft hij er alle belang bij om een zo groot mogelijk draagvlak te vinden binnen de algemene vergadering waarmee hij zal moeten werken.
Ad artikel 12: werking van de raad van bestuur VRIJHEID RAAD VAN BESTUUR BIJ VERVANGING VOORZITTER De werkgroep heeft de bepaling geschrapt dat het oudste lid van de raad van bestuur d’office de voorzitter moet vervangen bij diens afwezigheid of verhindering en wil de raad van bestuur toelaten om zelf binnen zijn rangen een plaatsvervanger aan te duiden. SCHRAPPING BEPERKING TWEE LEDEN VAN EENZELFDE ORDE VAN ADVOCATEN De werkgroep meent dat het nog weinig zin heeft om vast te houden aan de eerdere beperking dat binnen de raad van bestuur maximaal twee bestuurders tot eenzelfde Orde van advocaten mogen behoren en is van oordeel dat bekwaamheid moet primeren op balieafkomst. Hoe goed bedoeld ook, is de vroegere begrenzing de facto een rem gebleken op bekwame kandidaten of moest ze door een tekstinterpretatie worden opgelost bij overstap van een bestuurder naar een andere balie. Bovendien heeft het geen zin om vast te houden aan de balieafkomst als de rechtstreeks verkozen leden van de algemene vergadering niet meer per balie maar in een Vlaamse kieskring worden verkozen. De werkgroep is in die omstandigheden van oordeel dat de beperking zonder meer moet worden geschrapt. In theorie zou het dus mogelijk zijn dat alle bestuurders tot dezelfde balie behoren, maar in de praktijk kan dat eigenlijk nooit voorvallen.
Pagina|16 Verantwoording_V7_2015 10 14
MOGELIJKHEID VOLMACHTEN VOOR BESTUURDERS Naar analogie met wat geldt voor leden van de algemene vergadering heeft de werkgroep geoordeeld dat ook bestuurders in de toekomst de mogelijkheid moeten krijgen om aan elkaar een volmacht te geven. De werkgroep merkt daarbij op dat hij er zonder meer van uitgaat dat bestuurders in de regel allemaal alle vergaderingen van de raad van bestuur bijwonen. Evenwel wenst hij een oplossing te bieden voor situaties waarbij bestuurders om uitzonderlijke persoonlijke redenen verstek moeten geven en evenmin via videoconferentie kunnen deelnemen aan de vergadering. De werkgroep heeft de tekst zo opgesteld dat één bestuurder als volmachthouder slechts één volmacht mag bezitten. Op basis van het vigerend vennootschapsrecht, waar de volmachtgevers door hun volmacht als aanwezig worden beschouwd ter vergadering, zou het ultieme gevolg kunnen zijn van de samenlezing van artikelen 12.1 en 12.3 dat de raad van bestuur in hoogst uitzonderlijke omstandigheden rechtsgeldig kan vergaderen met drie ter plekke aanwezige personen, op voorwaarde dat er twee van hen een volmacht van een andere bestuurder bezitten. Naar de mening van de werkgroep moet de voorgestelde volmachtregeling ook van toepassing zijn op de voorzitter en moet die aldus eveneens aan een andere bestuurder volmacht kunnen geven. De werkgroep merkt daarbij op dat de voorzitter terzake alle vrijheid moet kunnen behouden en dus niet verplicht is om zijn volmacht te geven aan het lid van de raad van bestuur dat hem bij afwezigheid of verhindering vervangt. Bij staking van stemmen zal mutatis mutandis de volmacht van de voorzitter doorslaggevend zijn. De werkgroep wijst er tot slot op dat het niet mogelijk is voor bestuurders of de voorzitter om hun volmacht door te geven aan de ondervoorzitter, tenzij hij tevens bestuurder zou zijn. Een ondervoorzitter die evenwel geen bestuursmandaat bekleedt, maakt formeel geen deel uit van de raad van bestuur en heeft alleen een raadgevende stem.
Ad artikel 13: bevoegdheden van de raad van bestuur De werkgroep heeft dit artikel niet gewijzigd.
Ad artikel 14: commissies van de raad van bestuur OPRICHTING EIGEN COMMISSIES Zoals hierboven uiteengezet vloeit uit de gecombineerde lezing van het aangepaste artikel 8 en artikel 14 voort dat de raad van bestuur autonoom commissies kan oprichten die haar adviseren en die buiten de bevoegdheid van de algemene vergadering vallen. De werkgroep is hiertoe overgegaan, omdat hij heeft vastgesteld dat veel huidige commissies in de praktijk bijzonder ver van de algemene vergadering afstaan en/of er nauwelijks mee in contact komen, omdat ze zich vooral richten naar de raad van bestuur. De bepalingen onder artikel 14 zijn analoog aan die van de commissies van de algemene vergadering.
Ad artikel 15: wijzigingen De werkgroep geeft er de voorkeur aan wijzigingen aan het reglement van orde zoals in het verleden te laten gebeuren door twee derde van de algemene vergadering, zodat wijzigingen
Pagina|17 Verantwoording_V7_2015 10 14
voldoende gedragen zijn door de advocatuur. Daarbij heeft de werkgroep wel verduidelijkt dat minstens twee derde van de algemene vergadering moet aanwezig zijn.
Ad artikel 16: inwerkingtreding De werkgroep meent dat de voorgestelde hervormingen noodzakelijk zijn om de Orde van Vlaamse balies slagkrachtiger te maken in een tijdperk waarin de positie van de advocatuur van langsom meer wordt uitgedaagd. Daarom stelt de werkgroep voor om het nieuwe reglement van orde zo vlug mogelijk te laten ingaan, zodat de eerstvolgende verkiezing van de raad van bestuur al volgens de nieuwe bepalingen kan gebeuren. Dat betekent dat het reglement moet ingaan op 1 september 2016, onverminderd de overgangsbepalingen.
Ad artikel 17: overgangsbepalingen UITGANGSPUNT Onverminderd de datum van inwerkingtreding meent de werkgroep dat de uitvoering van een aantal kernpunten best gefaseerd gebeurt, omdat de praktische implementatie daarvan dermate ingrijpend zal zijn dat het onmogelijk is om ze in een korte tijdsspanne te realiseren. Daarbij zet de werkgroep voorop dat de verkiezingen van de raad van bestuur en de algemene vergadering niet meer mogen samenvallen: het moet voortaan altijd de nieuwe algemene vergadering zijn die aan het einde van het eerste jaar van haar legislatuur de ondervoorzitter verkiest, vervolgens aan het einde van het tweede jaar de voorzitter en de raad van bestuur en tenslotte aan het einde van het derde jaar zelf opnieuw wordt verkozen. TIJDSPAD De werkgroep heeft zich behoorlijk lang gebogen over de verschillende mogelijke tijdspaden en heeft uiteindelijk geopteerd voor een uitrol van de hervormingen over drie jaar. Voor de eerstvolgende verkiezing van de algemene vergadering in juni 2016 zal het de facto onmogelijk zijn om al de nieuwe regels toe te passen, omdat het reglement van orde pas in werking treedt op 1 september 2016. Een eerdere datum acht de werkgroep door de te vervullen procedure voor bespreking, stemming en bekrachtiging onmogelijk. Bijgevolg moet in juni 2016 de algemene vergadering voor de laatste maal worden verkozen binnen de lokale baliekieskring en zullen de verkozen leden nog één keer een mandaat van twee jaar moeten vervullen. De daaropvolgende verkiezing van de algemene vergadering in juni 2018 zal dan volgens de nieuwe regels plaatsvinden. Ook voor de ondervoorzitter stelt de werkgroep een overgangsregeling voor door hem uitzonderlijk door de algemene vergadering te laten verkiezen in november 2016. Het is immers onmogelijk om de ondervoorzitter te laten verkiezen op het in het ontwerp van reglement van orde voorziene tijdstip – zijnde aan het einde van het eerste jaar van de algemene vergadering, met name in juni 2017 -, omdat op hetzelfde tijdstip op basis van de huidige regels ook een nieuwe voorzitter en raad van bestuur moet worden verkozen. De werkgroep heeft getracht daar een compromis te vinden, door het mandaat van de eerste ondervoorzitter te reduceren tot acht maanden in plaats van de normale termijn van één jaar. Voor de verkiezingen van de voorzitter en de raad van bestuur ziet de werkgroep geen bezwaar om de nieuwe regels al meteen toe te passen. De commissies zullen in oktober 2016 door de aantredende algemene vergadering en de zetelende raad van bestuur opnieuw moeten worden samengesteld.
Pagina|18 Verantwoording_V7_2015 10 14
2015-2016
2016-2017
2017-2018
2018-2019
2019-2020
2020-2021
Jaar II AV
Jaar I AV
Jaar II AV
Jaar I AV
Jaar II AV
Jaar III AV
Jaar II RVB
Jaar III RVB
Jaar I RVB
Jaar II RVB
Jaar III RVB
Jaar I RVB
Juni 2016:
November
Juni 2018:
Juni 2019:
Juni 2020:
Juni 2021:
Verkiezing
2016:
Verkiezing AV
Verkiezing
Verkiezing VZ
Verkiezing AV
AV
Verkiezing
OVZ
+ RVB
OVZ Juni 2017: Verkiezing VZ + RVB Oktober 2016: samenstelling commissies
Ad artikel 18: opheffingsbepalingen Er moet worden bepaald dat het nieuwe reglement van orde het vroegere reglement van orde en het besluit werking algemene vergadering opheft.
Namens de werkgroep,
De voorzitter van de werkgroep, Stafhouder Philippe DECLERCQ, bestuurder van het departement toegang tot het recht Orde van Vlaamse balies De leden van de werkgroep, Stafhouder Bruno ALDERWEIRELDT Stafhouder Eddy BOYDENS Stafhouder Philippe DE JAEGERE Stafhouder Gérard DE LANGE Stafhouder Luc TRUYENS Mr. Johan VAN DRIESSCHE, bestuurder van het departement IT Orde van Vlaamse balies Mr. Stéphane VAN MOORLEGHEM Mr. Frank VAN VLAENDEREN Stafhouder Kathleen VERCRAEYE De verslaggever van de werkgroep, De heer dr. iur. Bart COPPEIN, stafmedewerker studiedienst Orde van Vlaamse balies.
Pagina|19 Verantwoording_V7_2015 10 14