Veiligheidsbeleidsplan Casa Tweetalige Montessorischool
Veiligheidsprotocol Casa 2015 ALGEMEEN ........................................................................................................................................................ 4 1 VEILIGHEID EN GEZONDHEID ............................................................................................................. 4 2 HUISREGELS .............................................................................................................................................. 5 VOOR DE KINDEREN ............................................................................................................................................................. 5 3 GEDRAGSPROTOCOL .............................................................................................................................. 7 DE VOORWAARDEN VOOR EEN VEILIG SCHOOLKLIMAAT .............................................................................................. 7 4 BINNENMILIEU ...................................................................................................................................... 10 5 REGELS VOOR HYGIËNE ..................................................................................................................... 13 6 REGELS VOOR VOEDING VEILIGHEID EN HYGIËNE ................................................................... 14 7 VEILIGHEIDSMAATREGELEN M.B.T. HALEN EN BRENGEN VAN KINDEREN ...................... 16 8 BUITENMILIEU ...................................................................................................................................... 17 9 BUITENSPEELREGELS ......................................................................................................................... 18 VOOR DE KINDEREN .......................................................................................................................................................... 18 VOOR DE VOLWASSENEN .................................................................................................................................................. 18 10
PROTOCOL BIJ UITSTAPJES EN VERKEER ................................................................................. 19
11 VEILIG VERVOEREN VAN KINDEREN .......................................................................................... 20 VEILIG VERVOEREN VAN KINDEREN OP DE FIETS ........................................................................................................ 20 12 PROTOCOL KINDERVERMISSING ................................................................................................. 21 OUDERS DIE ONRECHTMATIG EEN KIND OPEISEN ....................................................................................................... 21 INDIEN HET EEN ALLEENSTAANDE OUDERS BETREFT ................................................................................................ 21 13
KIND NIET OPGEHAALD ................................................................................................................. 22
14 ZIEKTE, ONGEVALLEN EN MEDICIJNGEBRUIK ........................................................................ 23 ZIEK MELDEN ..................................................................................................................................................................... 23 HET KIND WORDT ZIEK OP CASA .................................................................................................................................... 23 ONGEVALLEN ..................................................................................................................................................................... 23 MEDICIJNGEBRUIK ............................................................................................................................................................. 24 15
HOOFDLUIS PROTOCOL .................................................................................................................. 25
16 MELDCODE HUISELIJK GEWELD EN KINDERMISHANDELING ............................................ 27 MELDCODE ......................................................................................................................................................................... 27 17 ONTRUIMINGSPLAN CASA ............................................................................................................. 30 1. INLEIDING EN TOELICHTING ................................................................................................................................ 30 2. SITUATIETEKENING (LIGGING VAN HET BOUWWERK) ................................................................................... 31 3. GEBOUW-‐, INSTALLATIE-‐ EN ORGANISATIEGEGEVENS ................................................................................... 32 4. ALARMERINGSPROCEDURE INTERN EN EXTERN .............................................................................................. 34 5. STROOMSCHEMA ALARMERING ........................................................................................................................... 35 6. WIJZE VAN ONTRUIMING EN ONTRUIMINGSORGANISATIE ............................................................................. 36 2
7. 9. 18
WAT TE DOEN BIJ BRAND-‐ OF ONTRUIMINGSALARM ...................................................................................... 36 LOGBOEK ONTRUIMINGPLAN ............................................................................................................................... 40 SOCIALE KAART ................................................................................................................................ 41
3
Algemeen Voor u ligt het veiligheidsprotocol van Casa tweetalige Montessorischool. Casa wil • • • •
een veilige school zijn. Dit bereiken wij door: Respectvol met elkaar om te gaan; Verantwoordelijk te zijn voor elkaar; Interesse in elkaar te tonen; Te zorgen voor een opgeruimde, schone en veilige omgeving.
In dit beleidsstuk beschrijven wij hoe we omgaan met ‘Fysieke veiligheid’ en ‘Sociale veiligheid’, in de praktijk is dit vaak niet te scheiden.
1 Veiligheid en gezondheid Op beide locaties wordt er ieder jaar een risico analyse gemaakt voor; • Veiligheid; • Gezondheid; • Brandveiligheid. Deze worden jaarlijks door de GGD en brandweer gecontroleerd. Naar aanleiding van deze analyses wordt jaarlijks een actieplan en stappenplan opgesteld voor de punten die als risico aangemerkt staan. Dit actieplan wordt uitgevoerd. Dit resulteert in het maken en/of aanpassen van regels en protocollen en in het uitvoeren van onderhoud en uitvoeringswerkzaamheden. Het in stand houden, uitvoeren en naleven van deze regels en protocollen is een regelmatig terugkomend agendapunt op de bijeenkomsten van de medewerkers. Daarnaast is er voor het personeel op Casa één maal per jaar een BHV nascholingsdag. Karin, Wouter en Sabrina zijn verantwoordelijk voor het beleid en de uitvoering ten aanzien van deze veiligheidsaspecten. De risico-inventarisaties, actieplannen, huisregels en protocollen zijn in te zien op het directiekantoor.
4
2 Huisregels Voor de kinderen • • • • • • • • • • • • • • • • •
• • • • • • •
Ik help andere kinderen wanneer ze om hulp vragen; Ik vraag een kind of ik hem of haar mag helpen wanneer ik zie dat ze hulp nodig hebben; Ik geef het goede voorbeeld aan andere kinderen; Ik geef het meteen door aan de leerkracht wanneer ik merk dat een klasgenootje gepest wordt. Dit is geen klikken, dit is een klasgenootje in bescherming nemen; Ik accepteer en respecteer iedereen zoals hij/zij is; Ik los mijn problemen op met behulp van praten, wij komen voor onszelf op door middel van woorden; Ik spreek de leerkracht en andere volwassenen op een beleefde manier aan; Ik vloek niet en gebruik geen scheldwoorden; Ik houd rekening met anderen; Ik gebruik mijn binnenstem; Ik help de omgeving opgeruimd en schoon te houden; Ik gebruik spullen waarvoor ze bedoeld zijn en ga er zuinig mee om; Ik werk op een kleedje of aan tafel; Ik deel de materialen met andere kinderen; Ik ben bezig met één werkje/stuk speelgoed tegelijkertijd; Ik ruim materialen op en zet ze, nadat ik ze gebruikt heb, terug waar ze horen; Als ik Casa binnenkom trek ik mijn schoenen/laarzen bij de deur uit, loop ik rustig naar de gang en zet mijn laarzen in de laarzenkast, hang mijn jas op en zet mijn schoenen in de garderobekast en ik loop daarna meteen door naar de klas; Wij geven de begeleiders een hand en wensen elkaar een goede morgen; Wij lopen rustig in Casa; Wij komen naar Casa om onszelf gedurende de dag zowel mentaal als sociaal als emotioneel te ontwikkelen; Wij leren om verantwoordelijk te zijn voor de keuzes die wij maken en ervaren de consequenties. Deze consequenties zijn logische en natuurlijke gevolgen van wat wij doen of niet doen; Wij vermijden negatief fysiek contact; Wij gaan respectvol met onze omgeving om, zowel de levende als de niet levende omgeving; Wij zijn er voor elkaar, leren van elkaar, geven het goede voorbeeld, vragen elkaar zo nodig om hulp, helpen elkaar, zorgen voor elkaar bijv. door elkaar niet te storen, steunen elkaar, etc.
Deze regels gelden gedurende de hele dag voor iedereen op Casa en komen regelmatig aan bod in gesprekken met kinderen.
Voor de volwassenen • •
•
• •
• • •
Ieder kind (mens) is het waard dat er van hem gehouden wordt, medewerkers tonen dit en laten dit voelen aan het kind. Wij weten en houden er rekening mee dat kinderen (mensen) deel willen uit maken van onze gemeenschap (menselijk contact/samenleving) en dat zij daarom contact zoeken (dit doen zij zowel positief als negatief), dit is de motor van sociale interactie. Wij als volwassenen zetten met ons gedrag en communicatie ‘de norm’ neer op Casa (wij zijn het voorbeeld voor kinderen, snauwen, schreeuwen of niet luisteren maar verdedigen is ook negatief voorbeeld gedrag voor kinderen, collega’s en ouders). Wij weten dat kinderen innerlijke vrede vinden door bezig te zijn met zinvol werk en succes ervaringen. Het is nodig dat wij kinderen tools (handvatten) geven. Wij assisteren hen in hun sociale ontwikkeling, helpen hen inzichten te krijgen in sociale situaties en leren hen woorden en gedragingen die zij kunnen inzetten. Wij leren jonge kinderen acceptabel gedrag d.m.v. rollenspel, in wellevendheidslessen. In de midden en bovenbouw leren we kinderen te reflecteren op hun eigen gedrag en dat van anderen door middel van dagelijkse groepsdiscussies. Wij weten dat kinderen leren van logische gevolgen en natuurlijke consequenties van hun gedrag en keuzes. Wij straffen slecht gedrag niet.
5
• • • • • • • • • • • • • • •
Wij stemmen de grenzen die een kind nodig heeft af op het kind (vrijheid in gebondenheid). We zetten de voorbereide omgeving adequaat in, om routine, vertrouwdheid en grenzen af te bakenen. Onze focus is gericht op de zelf discipline van het individuele kind en niet op de groepsdiscipline. Wij zorgen voor een veilige prettige sfeer; Wij houden toezicht; Wij gaan op een consequente manier om met de leerlingen; Wij spreken de leerlingen op een positieve manier aan; Wij leren de kinderen om te gaan met onze regels en geef hierbij zelf steeds het goede voorbeeld; Wij dragen binnenschoenen of sloffen; Wij sluiten een vervelende situatie altijd positief af; Wij zorgen dat er voldoende personeel is en vragen om hulp als dat nodig is; Wij controleren het materiaal op defecten en melden dit bij Victoria; Wij zorgen voor een opgeruimde en gestructureerde werk- en speelomgeving voor de leerlingen; Wij ruimen materialen op en zetten ze, nadat ze gebruikt zijn, terug waar ze horen; Wij gaan op een verantwoorde en zuinige manier om met materialen.
6
3 Gedragsprotocol Inleiding Uit onderzoek is gebleken dat heel weinig pestprojecten iets opleveren en dat soms zelfs het aantal incidenten vermeerdert (Smith, Cousins en Stewart,2005, p.744: Smith, Schneider, Smith en Ananiadou, 2004) Vanuit de gedachte dat datgene waar aandacht aan gegeven wordt, groeit, valt er naar ons idee de grootste winst te behalen door te investeren in preventief beleid ten aanzien van pesten. Aangezien wij pesten zien als misvorming van de omgangsvormen hebben wij het op Casa liever over een “gedragsprotocol”, waarin wij omschrijven hoe wij op Casa met elkaar omgaan. Het “gedragsprotocol” ligt voor een ieder ter inzage in het directiekantoor.
De voorwaarden voor een veilig schoolklimaat Een veilig schoolklimaat is de basis voor elk kind om zich naar eigen behoefte en kunnen te ontwikkelen. Om dit te creëren vinden wij het van belang dat onze school aan een aantal voorwaarden werkt, die gesteund en onderbouwd worden door alle geledingen binnen de organisatie.
Montessori opvoeding is opvoeden voor vrede Respectvol omgaan met en zorgen voor zichzelf, de ander en de omgeving, vormen de kern van het pedagogisch klimaat binnen Casa. Het feit dat ieder op zijn eigen niveau en eigen manier mag leren, dat van ieder verwacht wordt hard aan het werk te zijn en het appèl op de eigen verantwoordelijkheid, helpt de kinderen te focussen op zichzelf en hun eigen werk. Daarnaast geeft de mogelijkheid en de vrijheid om samen te werken de kinderen de kans elkaar goed te leren kennen. Bekendheid en vertrouwdheid met elkaar reduceert de kans op het ontstaan van pestgedrag.
Het leren van omgangsvormen Binnen de dagelijkse onderwijspraktijk wordt veel geïnvesteerd in het leren van goede omgangsvormen, waarbij rekening wordt gehouden met de ontwikkelingsfase waarin de kinderen zich bevinden. Dit begint al bij de jongste kinderen. Er worden wellevendsheidslesjes gegeven waarin de kinderen wordt voorgedaan wat goede omgangsvormen zijn en die zij verwacht worden te oefenen. De omgang met elkaar is een belangrijk aandachtspunt in het lesprogramma. Op een Montessorischool draagt de structuur van het onderwijs bij aan het leren van omgangsvormen: • Drie leeftijdsgroepen in een klas: de ‘heterogene groepen’; • Ieder kind wordt aangemoedigd zelf werk te kiezen en in vrijheid te ontdekken en exploreren; • Van alle materialen is maar één exemplaar aanwezig zodat kinderen leren te delen en op hun beurt te wachten; • Door voorbeeldgedrag leren de kinderen respectvol met zichzelf, elkaar en de omgeving om te gaan. Ook leren zij al hun werkjes zelf weer op te ruimen; • Om te kunnen werken en leren is een rustige werksfeer van belang; • ‘Wellevendsheidslesjes’ vormen een belangrijk onderdeel van het lesprogramma. In deze lesjes krijgen de kinderen omgangsvormen aangeboden. Een paar voorbeelden; hoe vraag je om hulp? hoe vraag je iemand om met je samen te werken? wat zeg je als je liever alleen werkt? hoe doe je de deur zachtjes open en dicht zodat je de anderen niet stoort? hoe werk je zodat je anderen niet stoort? Respect voor elkaar, voor de omgeving en voor het materiaal is een kernwaarde voor genormaliseerd gedrag en voor hoe wij ons gedragen op Casa. Wanneer er gedrag wordt getoond dat hiermee niet in overeenstemming is, wordt dit besproken. Voor de een is het aanleren van omgangsvormen moeilijker dan voor de ander.
Aanvullende aanpak op Casa Naast de Montessori benadering met de wellevendsheidslesjes, wordt onze preventieve en oplossingsgerichte aanpak ondersteund door de ‘circulaire methode’. Deze methode is gericht op het creëren van verbondenheid tussen mensen. De circulaire methode is een methode waarin onderwerpen en problemen in een veilige cirkel besproken worden. In deze kring, waar iedereen door een vaste volgorde aan de beurt komt, worden vaste regels gehanteerd. Hierdoor waarborgen we dat iedereen zijn zegje kan doen en dat iedereen gehoord wordt.
7
De vier regels in deze kring zijn; • Je spreekt vanuit het hart • Kort en bondig • Je luistert naar de ander • Je vult alleen aan (ja, en..) Als team hebben we met deze methode leren omgaan tijdens ons teamstudieweekend en we zijn ons hierin verder aan het bekwamen. Binnen de circulaire methode wordt er ook veel aandacht aan samenwerkingsspelletjes besteed.
Conflicten Het is van belang dat ieder zich realiseert dat een kind niet gezond kan opgroeien zonder te maken te krijgen met conflicten. Van conflicten valt veel te leren over omgaan met elkaar, zolang niet één partij de dupe wordt en ernaar gestreefd wordt uiteindelijk het conflict op te lossen.
Voorkomen is beter dan genezen Daarom werken we met zijn allen aan preventief beleid, waarbij kinderen, het team en ouders op de hoogte zijn van de omgangsregels en die ook respecteren. Ondanks het investeren in preventie en gedragsafspraken komt pesten helaas toch ook op Casa voor. Begeleiders hebben de kennis en de mogelijkheden om te signaleren, helaas zien ze nooit alles. Het is een probleem dat wij onder ogen zien en op Casa serieus aanpakken. Ouders verwachten dat ook van ons, want elk kind moet zich veilig kunnen voelen op Casa. Gelukkig geldt dat voor de meeste kinderen, maar er zijn dus helaas uitzonderingen. Allereerst is het van belang onderscheid te maken tussen plagen en pesten. Plagen en pesten worden vaak door elkaar gehaald. Plagen is echter onschuldig, pesten is gemeen. Het is plagen als kinderen aan elkaar gewaagd zijn: de ene keer doet de een iets onaardigs, een volgende keer is het de ander. De geplaagde kan zichzelf verdedigen. Het is een spelletje, niet leuk, maar nooit echt bedreigend. Soms kan het moeilijk zijn om aan te geven of plagen ook opgevat moet worden als pesten. Plagen wordt “pesten” als het gemeen of steeds herhaald wordt en als de betrokkene duidelijk aangeeft dat hij/zij hier niet van gediend is. Een belangrijk gegeven bij pesten is dat er tussen dader en slachtoffer een ongelijke machtsverhouding bestaat. De dader is vaak fysiek en verbaal sterker dan het slachtoffer of opereert in groepsverband waardoor het slachtoffer zich in zijn eentje niet kan verdedigen. Vier typen van orde verstorend gedrag zijn; 1. Agressie 2. Breken van regels 3. Confrontatie 4. Desinteresse
Pesten kent verschillende vormen Een directe vorm van pesten is een openlijke, zichtbare aanval op een ander. Uitschelden, schelden en beschuldigen zijn voorbeelden van directe en verbale agressie. Bij indirect pesten wordt iemand bijvoorbeeld op een niet zichtbare en onduidelijke manier buitengesloten door een groep. Een ander onderscheid is dat tussen pesten in het dagelijks leven en pesten via nieuwe communicatiemiddelen. Bij digitaal pesten of cyberpesten gebruiken kinderen het internet of hun mobiele telefoon. Voorbeelden zijn een anoniem mailtje sturen, iemand uitschelden via MSN of een beledigende sms sturen.
Uitgangspunten voor een veilig klimaat 1. 2. 3. 4. 5. 6.
Voorkomen is beter dan genezen: we werken met zijn allen aan preventief beleid, waarbij kinderen en team en ouders op de hoogte zijn van de omgangsregels en die ook respecteren; Leidsters hebben de kennis en de mogelijkheden om te signaleren; Als pesten zich voordoet ziet iedereen het als een probleem van alle betrokken partijen; Iedereen neemt duidelijk stelling tegen pesten: het wordt niet getolereerd; Bij pestgedrag kiest de school voor een directe aanpak; De leerkrachten houden het gedrag van de kinderen nauwgezet in de gaten en spreken de kinderen hier ook op aan.
8
Drie pijlers: 1. (H)erkenning; probleem wordt herkend en de leerling erkent; 2. Samen oplossen; de leerling wordt actief betrokken bij de oplossing en het zoeken naar een alternatief; 3. Verantwoordelijkheid leren. We proberen conflicten altijd op een structurele manier op te lossen. Eerst geven we het ene kind de kans om zijn verhaal te vertellen, dan het andere kind en uit beide verhalen maakt de begeleider een samenvatting. Als beide partijen aangeven dat het inderdaad zo is gegaan, kunnen zij vervolgens samen een oplossing bedenken of de begeleider nodigt de kinderen uit te verwoorden wat ze beter hadden kunnen doen in deze situatie.
Hoe te handelen als een kind thuis vertelt dat het gepest wordt? Vraag het kind te vertellen wat er in zijn/haar ogen precies is gebeurd, wat deed het kind en wat deed de ander? • Stimuleer het kind het zelf te vertellen aan de leerkracht en vertel als ouder achter hem of haar te staan en te zullen doen wat nodig is om deze situatie te veranderen. • Het is ook altijd goed om met het kind acceptabele manieren om voor zichzelf op te komen te oefenen. • Als het kind het moeilijk vindt zelf het probleem te melden, dan moet de ouder de medewerkers van Casa direct op de hoogte stellen. Het is beter dat de ouder van het gepeste kind niet als eerste contact opneemt met de ouder van de pester, want ook deze ouder heeft zijn/haar kind achtergelaten in de zorg van Casa en verwacht dat Casa zijn/haar kind begeleid tijdens schooltijd. •
De snelste en beste weg is altijd: Direct melden aan de ‘eigen’ begeleiders van het kind; zij zijn degenen die het snelst en effectiefst kunnen en willen ingrijpen. Zij spreken de kinderen aan op hun gedrag en bespreken omgangsvormen met hen. Als een ouder zich niet gehoord of begrepen voelt is hij/zij altijd welkom bij de directie met het verhaal.
Hoe handelt de school als pestgedrag gesignaleerd wordt? • •
Een leerling geeft aan dat er een probleem is of een volwassene heeft een probleem gesignaleerd. De begeleider die nu op de hoogte is, observeert en signaleert om zich een beeld te vormen van het probleem en heeft een gesprekje met het gepeste kind. Tijdens dit gesprek geeft de begeleider duidelijk aan het kind aan, dat hij of zij het probleem (h)erkent en dat hij of zij vervolgstappen zal ondernemen. Hij of zij geeft ook aan welke stappen dat zijn. Het is belangrijk dat er wederzijds vertrouwen ontstaat en in stand gehouden wordt.
1. Gesprek betrokken kinderen • •
•
•
Wie zijn er bij betrokken? Wanneer is het gesignaleerd? Wat is er precies gesignaleerd? Was er sprake van pesten of plagen? (bij plagen, stop bij 1) Is er eerder al iets opgevallen? Welke afspraken zijn gemaakt?
Er volgen gesprekken met de ‘pesters’. Afhankelijk van de situatie individueel, groepsgewijs of met de hele groep De groepsbegeleider vult zo nodig de twee ‘bots vragenlijsten’ van de interactiewijzer in om een beeld te krijgen van de begeleider-kind relatie en de relatie van de kinderen onderling. Dit kan nog aangevuld worden met een sociogram; De ouders van het gepeste kind worden op gesprek gevraagd door de groepsbegeleider. Afhankelijk van de situatie en de leeftijd van het kind kan ervoor gekozen worden om het gesprek in aanwezigheid van het kind te voeren; Indien het om (een) vaste pester(s) gaat volgen er ook gesprekken met de ouders van de ‘pesters’ (eventueel in aanwezigheid van het kind).
2. contact ouder(s) -
Leerkracht geeft korte beschrijving van gebeurde
9
•
•
Leerkracht meldt gemaakte afspraken met de kinderen Leerkracht vraagt ouder(s) expliciet om medewerking Wat is de reactie van ouder? (mail of kort verslagje bijvoegen)
Als de problemen terugkeren of aanhouden kan de groepsbegeleider het kind bespreken met een collega of hij/zij kan het kind inbrengen in de bouwvergadering (incidentmethode). De ouders worden hiervan op de hoogte gesteld. Als de problemen aanhouden wordt het kind aangemeld bij de IB-er (Intern Begeleider). De IB-er kan dan nog een extra observatie doen in de groep of in een vrije situatie. Het kind wordt dan ook besproken op het IB-directie overleg. De ouders worden hiervan op de hoogte gesteld.
3. het gedrag wordt wederom gesignaleerd a. b.
korte beschrijving (zie 1) de IB-er wordt ingelicht en betrokken bij het proces
4. contact ouder(s) c. d. e. f.
leerkracht heeft een gesprek met ouder(s) gepeste leerkracht heeft een gesprek met ouder(s) pester(s) concrete afspraken op papier ondertekenen door leerkracht, ouder en kind
5. evaluatie g. h. i.
na twee weken wordt de balans opgemaakt met ouders en kinderen zo nodig worden er nieuwe stappen ondernomen of afspraken gemaakt de directeur wordt ingelicht en betrokken bij het proces
6. pestlogboek j. •
•
het logboek wordt ingevuld
Als de problematiek niet vermindert kan een aanmelding bij schoolmaatschappelijk werk, de wijkagent of bij het Samenwerkingsverband overwogen worden. Dit gebeurt alleen met toestemming van de ouders. De schoolmaatschappelijk werkster, wijkagent of de ambulant begeleider of LOA van het samenwerkingsverband kunnen een adviesrol vervullen. Vanuit dit advies kan besloten worden tot vervolgstappen, zoals het contact opnemen met de GGZ of een andere organisatie voor het doen van onderzoek of het volgen van een sociale vaardigheidstraining.
4 Binnenmilieu
10
Kinderen In het Montessorionderwijs is het belangrijk dat kinderen zorg en verantwoording leren dragen voor hun omgeving. De kinderen krijgen dan ook van jongs af aan, al vanaf driejarige leeftijd, lesjes hoe zij hieraan een bijdrage kunnen leveren. Een lesje binnen ‘de oefeningen van het dagelijks leven’ is bijvoorbeeld: hoe verzorg je een plant? De oudere kinderen op Casa krijgen lessen die bij hun leeftijd aansluiten, bijvoorbeeld hoe zij de dieren moeten verzorgen. Kinderen worden ook aangesproken op het nemen van hun verantwoordelijkheid. Dus om hun la op te ruimen, vuilnis in de bak te gooien, de afwas te doen enz.
Medewerkers Begeleiders zijn verantwoordelijk voor het toezicht op de kinderen, zij zorgen ervoor dat de kinderen zich veilig door het gebouw kunnen bewegen. Daarnaast helpen de begeleiders de kinderen de omgeving netjes en schoon te houden. Ook de begeleiders hebben de verantwoording om te zorgen dat Casa schoon en opgeruimd blijft. Zij zorgen er bijvoorbeeld voor dat de wc’s gedurende de dag schoon blijven, dat er wc papier en zeep en handdoekjes zijn enz. Begeleiders kennen de protocollen en hun taken en spreken ook elkaar op hun verantwoordelijkheid aan. De consequente schoonmaak wordt gewaarborgd door een schoonmaakschema en door middel van afvinklijsten. Hierdoor wordt het zichtbaar of de voorgenomen werkzaamheden daadwerkelijk uitgevoerd zijn.
Schoonmaakdienst Voor de grotere schoonmaakwerkzaamheden, zoals voor het dweilen van de vloeren en het grondig reinigen van het sanitair, komt er iedere dag na sluitingstijd een schoonmaakbedrijf. Bij constatering van het onvoldoende schoonmaken door het schoonmaakbedrijf, neemt het management van Casa contact op met de contactpersoon van het schoonmaakbedrijf dat de schoonmaak intensiever moet gebeuren. Bij aanhoudende klachten wordt er op zoek gegaan naar een ander schoonmaakbedrijf. Afspraken veiligheidsmaatregelen m.b.t. giftige stoffen • Alcohol, schoonmaakmiddelen etc. worden na gebruik altijd opgeborgen in een kast of bergruimte; • De plaats van de gifwijzer is bekend bij het personeel; • Alle tassen van begeleiders zijn opgeborgen in een personeelskast, kantoor of in de personeelsruimte. Vuil en stof • De vloer wordt dagelijks geveegd en een aantal keer per week wordt er gestofzuigd en gedweild; • Het meubilair; de tafels worden dagelijks gewassen en de stoelen en kasten regelmatig. Planten • Potten en schotels worden maandelijks gereinigd met water en borstel om schimmelvorming te voorkomen; • We kiezen planten/bloemen die allergeen arm zijn (dus het liefst met grote, gladde bladeren); • We kiezen planten die niet giftig zijn; • We wassen wekelijks de bladeren van de planten. Textiel • Textiel (handdoeken en theedoeken) wordt dagelijks op 60 graden gewassen; • Maandelijks worden de verkleedkleren gewassen. Ventilatie • Begeleiders zorgen ervoor dat er sprake is van een goede ventilatie; • De ruimte wordt regelmatig gelucht door ramen en deuren open te zetten; • Bij tocht en kou worden de ramen bij aanwezigheid van kinderen dicht gedaan; • Ventilatieroosters staan de gehele dag open en worden iedere maand gecontroleerd of ze schoon zijn; • Bij te hoge luchtvochtigheid wordt extra geventileerd (m.n. in stookseizoen).
Temperatuur • Kinderen verblijven binnen in een ruimte die rond de 20 graden is en minimaal 17 graden is; • In elke groepsruimte hangt een thermometer;
11
•
Rook • • • •
Bij warm weer (boven 22 graden) wordt ’s ochtend de zonwering naar beneden gelaten en de ramen open gezet.
Het is verboden om binnen te roken door begeleiders of ouders; Bij rookontwikkeling door stroomstoring van elektrische apparaten zorgen de begeleiders ervoor dat alle kinderen direct uit de ruimte verwijderd worden; Aanwezige BHV-er onderneemt actie bij ernstige rookontwikkeling. Een BHV-er geeft instructies aan de andere begeleiders tot ontruiming van het gehele gebouw en de brandweer wordt ingeschakeld; Bij rookvorming in de longen van kind of begeleiders wordt 112 gebeld.
Afspraken ter voorkoming van uitglijden • Geen losse voorwerpen op de vloer (om struikelen te voorkomen), werk ligt op een kleedje; • Rustig lopen. De vloer drogen nadat de kinderen bij nat weer binnengekomen zijn; • Bij water knoeien of ernaast plassen wordt er direct gedweild; • In het speellokaal of de gymzaal lopen kinderen op blote voeten of gymschoenen. Kinderen gymmen alleen onder begeleiding van een volwassene Afspraken t.a.v. het gebruik van gereedschappen • • •
Solderen mag alleen onder begeleiding in het atelier; Zagen mag alleen onder begeleiding; Kinderen leren voorzichtig met gereedschappen om te gaan, bij oneigenlijk gebruik zullen zij met de activiteit moeten stoppen.
12
5 Regels voor Hygiëne Regels t.a.v. handen wassen • Was de handen op cruciale momenten; • Gebruik stromend water; • Maak handen nat en neem vloeibare zeep; • Wrijf de handen over elkaar en zorg dat het water en zeep over de gehele handen wordt verdeeld. • Spoel de handen schoon en maak ze droog met een schone of papieren handdoek. Voor: • Het aanraken en bereiden van voedsel; • Het eten of het helpen bij het eten; • Wondverzorging. Na: • Hoesten, niezen, en snuiten; • Toiletgebruik; • Contact met lichaamsvochten zoals speeksel, snot en braaksel; • Buiten spelen; • Contact met vuile was of afvalbak; • Schoonmaakwerkzaamheden. Draag zorg voor een goede hoesthygiëne • Hoest of nies niet in de richting van een ander; • Houdt tijdens het niesen altijd een hand of elleboog voor de mond; • Was na het hoezen, niesen of snuiten direct de handen. Toiletbezoek Kinderen leren en passen toe: • Plaats te nemen op het toilet zonder de handen op de pot/w.c bril te zetten; • Door te trekken en de deur te sluiten; • Na toiletgebruik de handen met vloeibare zeep te wassen en handen af te drogen; • Te melden aan een begeleider wanneer zij een ongelukje (bijv. plassen naast de wc) gehad hebben op de wc of wanneer het closetpapier, zeep of handdoekjes op zijn, zodat de begeleider de toiletruimte weer in orde kan maken. Begeleiders zorgen ervoor dat: • Er voor het schoonmaken van de wastafel, vloer en toiletpot aparte emmers en doekjes (aparte kleuren) gebruikt worden; • Emmers na gebruik goed schoongespoeld worden met heet water en daarna goed gedroogd en dat de gebruikte doekjes naar het wasmachinehok worden gebracht; • Alle schoonmaakmiddelen opgeruimd worden in een hoge afgesloten kast; • De toiletborstel na gebruik goed nagespoeld wordt in het spoelwater van het toilet en regelmatig vernieuwd.
13
6 Regels voor voeding veiligheid en hygiëne Om de gezondheid van kinderen te kunnen waarborgen, is het van belang dat een aantal maatregelen rondom voedingsverzorging worden nageleefd die ertoe leiden dat de veiligheid van kinderen op Casa middels de verstrekte voeding gegarandeerd is. Voor de kinderen in de onderbouw wordt er gekookt. De kinderen in de middenbouw koken zelf met hulp van een begeleider en de kinderen van de bovenbouw koken zelf aan de hand van recepten. Het is belangrijk dat de kinderen al van jongs af aan leren de hygiëneregels rond voedsel toe te passen. Er zijn drie medewerkers dagelijks aan het werk met deze voedselverstrekking. Claire draagt de eindverantwoordelijkheid voor de uitvoering van het voedselbeleid. Waar wordt op gelet bij het bewaren van het eten? • Dat de houdbaarheidsdatum van producten niet (bijna) verstreken is; • Dat de verpakking schoon en niet kapot is; • Dat de temperatuur van het product goed is; • Dat verse producten regelmatig geleverd worden zodat ze niet te lang bewaard hoeven te blijven; • Dat de temperatuur van koude producten, zoals vlees en melk, niet hoger dan 7ºC is; • Dat de boodschappen direct na binnenkomst of na het boodschappen doen opgeruimd worden; Richtlijnen voor het opruimen en bewaren van eten (magazijn/koeling/vriezer): • Zelf gemaakt eten dat bewaard wordt of een verpakking die open is, daar moet een bereidingsdatum of openingsdatum op gezet worden. Verpakkingen zijn na opening maximaal twee dagen houdbaar. Zelf ingevroren producten mogen niet langer dan drie maanden bewaard worden; • Producten met de kortste houdbaarheidsdatum staan vooraan, zodat ze het eerste worden gebruikt (first in-first out); • De koelkast/vriezer, kasten en het voorraadhok mogen niet te vol staan. Bestel niet te veel. Houd het overzichtelijk; • Alle verpakkingen moeten goed gesloten zijn. Eten in de koelkast wordt goed afgedekt met huishoudfolie of overgedaan in koelkastdozen. Laat geen eten in conservenblikjes staan; • Let op een goede scheiding tussen rauwe en bereide producten: rauwe producten onder in de koelkast en bereide producten boven in de koelkast zetten om te voorkomen dat bacteriën uit rauwe producten op bereide producten kunnen druppelen; • Koelkast eenmaal per twee weken schoonmaken. Vriezer eenmaal per drie maanden ontdooien en schoonmaken. Voorraadkast viermaal per jaar schoonmaken. Waar moet je op letten bij het klaarmaken van de maaltijd? Afspraken veiligheid en hygiëne, maatregelen m.b.t. het koken in de keuken: • Was voor het eten klaarmaken goed je handen met water en (vloeibare) zeep; • Zorg voor schone materialen. Zorg dat de etenstafel goed schoon is; • Voorkom over en weer besmetting van bacteriën (kruisbesmetting); • Kinderen koken onder begeleiding in kleine groepjes. Alleen de bovenbouw kinderen mogen ook onder begeleiding op afstand koken; • Onderbouw kinderen mogen de oven niet bedienen; • Kinderen mogen niet in de buurt van de oven spelen; • Kinderen mogen niet zelf de pannen afgieten; • Op de inductie fornuizen die kinderen mogen gebruiken staan veiligheidsrekjes; • Stelen naar achteren plaatsen en zoveel mogelijk de achterste pitten gebruiken. Kinderen leren hoe ze een mes moeten gebruiken. Temperatuur • Haal de producten zo kort mogelijk van tevoren uit de koeling; • Zet alle producten op tafel. Maak de porties niet te groot; • Gebruik voor het pakken van kaas of vlees een schone vork die alleen daarvoor gebruikt wordt; • Bewaar geen restjes vleeswaren/kaas die op tafel hebben gestaan; • Melkproducten niet te lang op tafel laten staan (maximaal een half uur buiten de koeling).
14
Waar letten we op als we gaan eten? • Voor we gaan eten wast eerst iedereen zijn handen; • We blijven tijdens het eten netjes aan tafel zitten; • We wachten met eten totdat we het versje hebben opgezegd en iedereen eten opgeschept heeft; • We eten netjes en gebruiken een mes en vork, tenzij we toestemming van de volwassene hebben om met onze handen te eten (bijvoorbeeld met wraps); • We praten met een binnenstem; • We praten niet met een volle mond; • We gaan alleen tijdens de maaltijd naar de wc wanneer we toestemming van een volwassene hebben; • In de onderbouw zit aan iedere tafel een volwassene aan tafel. Waar letten we op bij het opruimen en afwassen? • Kinderen zetten de afwas op de afgesproken plaats neer; • Kinderen gaan pas van tafel wanneer ze daar toestemming voor hebben van de volwassene en gaan daarna zachtjes terug naar hun groepsruimte of werkplek; • Eten en drinken dat koel bewaard moet worden gaat meteen de koelkast in; • Eventuele restjes laten we eerst uitdampen buiten de koelkast (maximaal een half uur), daarna afdekken met huishoudfolie of overdoen in een koelkastdoos, voorzien van een bereidingsdatum en in de koeling zetten. Maak de porties niet te groot, anders duurt het te lang voordat het is afgekoeld. Restjes maximaal één dag bewaren, anders weggooien; • Verwijder etensrestjes van de borden, eventueel voorspoelen met handwarm water; • In de onderbouw gaan alle gebruikte materialen (pannen, borden, messen, etc.) direct na het eten in de afwasmachine (minimaal 60 graden) en anders worden ze aan een zijde van het aanrecht neergezet; • Wanneer alle afwas schoon is, meteen in de kasten opruimen; • Afwasmachine iedere dag schoonmaken; • In de midden- en bovenbouw: afwas met de hand. Afwassen in een heet sopje met een afwasborstel (geen sponsje!) en naspoelen met warm water; • Afdrogen met een schone theedoek, schone vaat opruimen en afwasborstel na gebruik schoonmaken en drogen. Theedoeken en vaatdoekje na gebruik in de was gooien. Heet water • Thee en koffie moet worden bewaard in thermoskannen; • Op de warmwaterkranen in de onder- en middenbouw zitten temperatuurbegrenzers. Waar letten we op bij het schoonmaken van de keuken? • Begin pas met schoonmaken na het eten koken; • Eettafels met een sopje schoon maken; • Voedselresten van de vloer verwijderen; • Dagelijks afvalbakken legen en wekelijks nat schoonmaken; • Maak de keuken schoon volgens het schoonmaakschema (zie schoonmaakschema). Bereiden en bewaren van fruit • Dek het geschilde, gesneden fruit goed af; • Bewaar het in een afgesloten fruitschaal in de koelkast; • Haal de benodigde hoeveelheid er ongeveer 15 min. voor gebruik uit en zet de rest terug in de koelkast; • Zet gedeeltelijk opgegeten fruit niet terug in de koelkast maar gooi de rest weg; • Gooi het geschilde, gesneden fruit aan het einde van de dag weg.
15
7 veiligheidsmaatregelen m.b.t. halen en brengen van kinderen • •
• • • •
• • • •
Bij het in- en uitchecken van de kinderen, 8.00/9.00 en 17.00/18.00, is er altijd een medewerker bij de deur of het hek aanwezig om toezicht te houden; Als het kind door andere personen wordt opgehaald en het team is hiervan niet op de hoogte, wordt dit even gecontroleerd bij de familie van het desbetreffende kind. Als het in orde is geven we het kind pas mee, anders niet; Bij binnenkomst worden onbekende mensen direct aangesproken, wie ze komen ophalen of wat ze komen doen; Bij een dreigende situatie wordt direct 112 gebeld; Alert zijn op het dagelijks dichttrekken van de voordeur; Wanneer er iemand aanbelt die het personeel niet kent, wordt hem (of haar) naar zijn naam gevraagd en waar hij voor komt en wordt deze persoon begeleid naar de medewerker waarmee hij of zij een afspraak heeft; Onderbouwkinderen mogen niet zonder begeleiding van een volwassenen naar buiten of de voordeur openen wanneer er aangebeld wordt; Middenbouwkinderen mogen alleen met toestemming van de begeleider op het Casa buitenterrein; Bovenbouwkinderen mogen alleen met schriftelijke toestemming van ouders alleen naar buiten (bijvoorbeeld op de fiets naar de andere locatie gaan); Kinderen gaan rustig naar binnen en buiten.
16
8 Buitenmilieu Iedere dag zijn er kinderen op Casa in de gelegenheid om buiten te werken. Dit doen ze onder begeleiding van een medewerker. Kinderen gebruiken bij het buiten werken gereedschappen, deze worden gebruikt voor groot motorisch werk (zoals bijvoorbeeld zagen), techniekopdrachten of tuinwerkzaamheden. De medewerker zorgt ervoor dat de kinderen op verantwoorde wijze met deze gereedschappen omgaan. Deze begeleider ziet er ook op toe dat de kinderen respectvol met de dieren en planten omgaan. Steken of beten door bijen, wespen en teken Wanneer kinderen buiten spelen bestaat de kans dat ze door een bij of wesp gestoken worden. De steken zijn pijnlijk en kunnen een allergische reactie tot gevolg hebben. Begeleiders dragen er zorg voor dat: • in de buitenruimte zoet eten en drinken zoveel mogelijk beperkt wordt; • plakkerige handen/monden zoveel mogelijk vermeden worden; • Kinderen in de zomer gecontroleerd worden op teken wanneer zij gespeeld hebben in het park, bos, speeleiland of weiland. Vooral als de kinderen korte broek of rok, korte mouwen en open schoenen aan hebben gehad. Spelen in het zand • • • • •
Vóór gebruik wordt het zand door begeleiders gecontroleerd worden op evt. verontreinigingen; Uitwerpselen van honden en katten worden met ruim zand eromheen weg geschept; Het verschonen van de zandbak is jaarlijks noodzakelijk als het zand zichtbaar vuil is; Kinderen mogen niet eten en drinken in het zand; Kinderen wassen na het spelen in het zand de handen.
Bij warm weer • • • • •
De kinderen mogen niet te lang in de zon spelen. De duur van het buitenspelen wordt bij hitte beperkt; Er wordt gestimuleerd dat kinderen een pet en T-shirt dragen; Kinderen worden ingesmeerd; Kinderen laten we ‘s zomers zo veel mogelijk in de schaduw spelen; Kinderen laten we veel water drinken om uitdroging te voorkomen, ‘s zomers zorgen we dat kinderen ook buiten water kunnen drinken.
Bij koud weer • • •
De duur van het buiten spelen wordt bij extreem lage temperaturen beperkt; We zorgen ervoor dat de kinderen warm gekleed zijn met bijv. wanten, sjaals en mutsen; Wij vragen ouders er voor te zorgen dat wanten, sjaals en mutsen van jonge kinderen van een label zijn voorzien zodat we kwijtgeraakte spullen snel kunnen terug vinden.
Tuinieren •
Na het tuinieren worden de gereedschappen opgeruimd en de handen gewassen.
Verzorgen van dieren • • •
Na het verzorgen van de dieren worden de handen gewassen; Afval van dieren wordt in de groencontainer gegooid; Vanwege mogelijke allergie problemen blijven behalve de vissen alle dieren buiten of in een afgesloten halletje, schuur of kantoor waar kinderen zonder toestemming niet mogen komen.
Bij oneffenheden op de speelplaats • • •
Kapotte speeltoestellen worden vervangen of gerepareerd; Bij sneeuw of ijs wordt geveegd en/of pekel gestrooid; Het buitenterrein wordt gecontroleerd op zwerfvuil en sigarettenpeuken voordat de kinderen naar buiten gaan.
17
9 Buitenspeelregels Voor de • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • •
Voor de • • • • • • • • • • • • •
kinderen Ik help andere kinderen wanneer ze om hulp vragen; Ik help andere kinderen wanneer ik zie dat ze hulp nodig hebben; Ik geef het goede voorbeeld aan andere kinderen; Ik geef het meteen door aan de leerkracht wanneer ik merk dat een klasgenootje gepest wordt. Dit is geen klikken, dit is een klasgenootje in bescherming nemen; Ik accepteer en respecteer iedereen zoals hij/zij is; Ik los mijn problemen op met behulp van praten; Ik spreek de leerkracht en andere volwassenen op een beleefde manier aan; Ik vloek niet en gebruik geen scheldwoorden; Ik houd rekening met anderen; Ik ga respectvol om met materiaal; Ik help de omgeving opgeruimd en schoon te houden; Ik hang en klim niet in de bomen; Ik trap de planten niet kapot; Ik gebruik spullen waarvoor ze bedoeld zijn en ga er zuinig mee om; Ik gebruik de tafeltennistafel om te tafeltennissen en niet om op te zitten of te staan; Ik deel de materialen met andere kinderen; Ik speel met één stuk speelgoed; Ik fiets alleen op de stenen en rijd niet met de fiets/ kar van de trap; Ik fiets op het plein alleen op de fietsen van Casa niet op mijn eigen fiets; Ik speel met het zand en gooi het niet in de lucht of tegen andere kinderen aan; Ik ruim materialen op en zet ze, nadat ik ze gebruikt heb, terug waar ze horen; Als de leerkracht het teken geeft ga ik naar binnen. Ik trek mijn laarzen bij de deur uit en ik ga rustig naar de hal en zet mijn laarzen in de laarzenkast. Ik hang mijn jas in de kast en ik ga naar de klas. volwassenen Ik zorg voor een veilige prettige sfeer; Ik houd toezicht; Ik ga op een consequente manier om met de leerlingen; Ik spreek de leerlingen op een positieve manier aan; Ik leer de kinderen om te gaan met onze regels en geef hierbij zelf steeds het goede voorbeeld; Ik sluit een vervelende situatie altijd positief af; Wij zorgen dat er voldoende personeel buiten is en vragen om hulp als dat nodig is; Wij verspreiden ons over het plein; Ik controleer het speelmateriaal op defecten en meld dit bij de administratie; Ik zorg ervoor dat er geen fietsen voor de nooduitgang staan; Ik zorg voor een opgeruimde en gestructureerde werk- en speelomgeving voor de leerlingen; Ik ruim materialen op en zet ze, nadat ik ze gebruikt heb, terug waar ze horen; Ik ga op een verantwoorde en zuinige manier om met materialen.
18
10 Protocol bij uitstapjes en verkeer Er worden op Casa regelmatig uitstapjes gemaakt. Dit is leuk voor de kinderen en hun begeleiders. Om deze uitstapjes prettig en veilig te laten verlopen hebben we binnen Casa een aantal afspraken en richtlijnen opgesteld. • Het allerbelangrijkste uitgangspunt is: gebruik altijd je gezonde verstand. Soms is het beter de aantallen aan te passen aan de omstandigheden als blind de richtlijnen te volgen; • Goed blijven nadenken en overleggen met collega’s als je een uitstapje wilt plannen/maken; • Ouders worden ruim van te voren (minimaal 1 maand van tevoren) op de hoogte gesteld van de geplande uitjes via een mail en nieuwsbrief of bijvoorbeeld poster op de deur; • Bij spontane uitjes die met een klein groepje onderbouw- of middenbouwkinderen op de dag zelf ondernomen worden, wordt met de ouders telefonisch contact opgenomen; • Bij uitstapjes na 14.00 uur met 4,5,6- jarigen neemt 1 begeleider maximaal 6 kinderen mee. Er gaat altijd een tweede begeleider (met ook een groep kinderen) of stagiaire mee; • Bij uitstapjes na 14.00 uur met kinderen boven de 6 jaar neemt 1 leid(st)er maximaal 8 kinderen mee. Ook hier gaat met of zonder kinderen een tweede begeleider mee; • Met uitstapjes neemt een begeleider altijd een mobiele telefoon mee, waarvan het nummer bekend is op Casa. Casa is op de hoogte gesteld (in ieder geval de andere groepsleerkracht en na 14.00 uur de ‘floater’) waar de kinderen en begeleider naar toe gegaan zijn. Er is een lijstje op de groep achtergelaten welke kinderen een uitstapje aan het maken zijn; • Iedere begeleider heeft de verantwoording voor een eigen groepje; • De begeleider heeft een lijstje bij zich met namen van de kinderen die zij mee hebben; • Bij uitstapjes naar drukke plaatsen of bij uitstapjes waarbij drie- en vierjarigen mee gaan, krijgen kinderen een gekleurd polsbandje om met naam en mobiel nummer. Als er een kind kwijtgeraakt is, kan er direct contact opgenomen worden met de andere begeleiders die het uitstapje aan het maken zijn en wordt Casa meteen gebeld. Het protocol kindvermissing treedt dan in werking; • Voordat er naar Casa teruggekeerd wordt, controleert de begeleider zorgvuldig aan de hand van zijn lijstje of alle kinderen present zijn.
19
11 Veilig vervoeren van kinderen Veilig vervoeren van kinderen in de auto • Kinderen onder de 12 jaar en kleiner dan 1 meter 50 mogen alleen voorin als ze zitten in een voor hen geschikt en goedgekeurd kinderbeveiligingsmiddel; • Kinderen onder de 12 jaar van 1 meter 50 of langer mogen gewoon voorin, ze moeten dan natuurlijk wel de gordel dragen; • Kinderen vanaf 3 jaar moeten achterin, in een voor hen geschikt en goedgekeurd kinderbeveiligingsmiddel zitten en moeten de aanwezige gordels gebruiken; • Laat kinderen bij voorkeur achterin zitten; • Op de plaats waar een airbag zit, mogen geen kinderen vervoerd worden in een autostoeltje dat tegen de rijrichting in moet worden geplaatst, tenzij de airbag is uitgeschakeld; • Een driepuntsgordel als heupgordel gebruiken mag niet meer. Ook gordelgeleiders mogen niet meer gebruikt worden, behalve voor kinderen die kleiner zijn dan 1.50 meter voor wie geen zittingverhoger te krijgen is omdat ze te zwaar (< 36 kilo) zijn. De gordelgeleider moet goed door het oog van de naald kunnen bewegen; • Er mogen niet méér passagiers vervoerd worden dan er verzekerd zijn en gordels beschikbaar zijn; • Als er twee kinderbeveiligingsmiddelen op de achterbank in gebruik zijn en een derde past niet meer, dan mag een derde kind wel mee op de achterbank mits het minimaal 3 jaar is en in de gordels zit. De veiligheid • Leer kinderen aan de kant van de stoep uit de auto te stappen; • Leer kinderen dat zien niet hetzelfde is als gezien worden. Dat het kind de auto ziet, betekent niet dat de bestuurder van de auto het kind kan zien; • Volwassenen die de kinderen met de auto naar school brengen of halen, moeten goed letten op de veiligheid van de kinderen die lopend of fietsend komen, dus niet op de stoep parkeren en fietsende en lopende kinderen voldoende ruimte geven. Parkeer liever op enige afstand en begeleid de kinderen lopend van en naar school; Veilig vervoeren van kinderen op de fiets • De fietser moet gebruik maken van het fietspad of fiets-/bromfietspad indien dit aanwezig is en anders moet aan de meest rechterzijde van de weg gefietst worden. Natuurlijk moet de fiets aan de veiligheidseisen voldoen. Fietsers mogen met zijn tweeën naast elkaar fietsen, mits zij het overige verkeer niet in gevaar brengen; • Fietsen moeten voorzien zijn van een niet-driehoekige rode reflector aan de achterkant, witte of gele retroreflectoren aan de wielen en vier ambergele of gele retroreflectoren aan de trappers. Bij slecht weer waarbij het zicht wordt belemmerd en als het donker is, moeten fietsers voor- en achterlicht voeren; • Onderbouwkinderen mogen alleen met de bakfiets of achterop de fiets vervoerd worden als ze zitten op een doelmatige en veilige zitplaats met voldoende steun voor de rug, handen en voeten; • Kinderen uit de middenbouw mogen alleen onder begeleiding van volwassenen fietsen en dienen een reflecterend hesje aan te hebben; • Bij groepen groter dan 20 kinderen (max. 45) fietsen er minimaal 3 volwassenen mee (reguliere korte fietstochtjes bijv. naar gym of zwemles).
20
12 Protocol kindervermissing Preventief • Voor het buitenspelen controleert leidster de hekken; • In Flexkids staan alle kinderen ingecheckt die aanwezig zijn, voor het naar buiten gaan telt de begeleider de kinderen; • Met kinderen wordt de regel besproken dat ze niet alleen het hek uit mogen; • Bij het naar binnengaan, verzamelen de kinderen zich voor de deur en gaan zij per groep naar binnen, de begeleider telt alle kinderen die naar binnen gaan. Handelen medewerkers bij vermissing kind • Indien door welke oorzaak dan ook een van de medewerkers constateert dat een kind dat wel gebracht is ’s morgens er niet meer is, informeert deze zijn collega’s dat een kind vermist wordt en vraag na of zij iets weten; • Eén van de begeleiders doorzoekt het pand en de buitenruimte en indien het kind zich hier niet bevindt wordt iemand van het management gewaarschuwd; • Voorkom hierbij paniek onder de kinderen; • Meld de vermissing bij het management zodat die het zoeken kan coördineren; • Controleer het hek/deur, als die open staan; • Het management beslist hoeveel begeleiders kunnen gaan zoeken en wie dat zijn; • Het management licht de ouders telefonisch in en informeert deze over de vermissing van het kind en zoekactie bij Casa en overlegt met hen of de politie gewaarschuwd moet worden; • Alle begeleiders die naar buiten gaan om te zoeken nemen hun mobiel mee en hebben deze aan; • Begeleiders zoeken buiten in verschillende richtingen: ze spreken af wie welke kant opgaat, eventueel met de fiets; • Andere begeleiders zoeken binnen; • Na 10 minuten zoeken wordt als het kind niet gevonden is de politie ingeschakeld. Ouders die onrechtmatig een kind opeisen • Afspraak bij Casa is zonder meer dat een kind nooit meegegeven mag worden aan niet bekende mensen, behalve indien de eigen ouders/verzorgers hebben aangegeven op Flexkids dat hun kind opgehaald wordt door iemand anders. Zij moeten dan tevens aangeven door wie het kind opgehaald wordt. Indien het een alleenstaande ouders betreft • Als een ouder waarvan de kinderen Casa bezoeken aangeeft dat de andere ouder de kinderen niet mag meenemen, wordt dit gerespecteerd door Casa; • Indien de ouder waarbij de kinderen niet wonen zich bij Casa meldt om de kinderen te halen, wordt deze ouder verteld dat er geen toestemming is om de kinderen mee te geven en wordt de andere ouder direct gewaarschuwd; • Indien de ouders beide voogd, zijn kan Casa uiteindelijk niet weigeren om de kinderen mee te geven; • Indien één van beide ouders de voogdij heeft en de ouder die dit niet heeft de kinderen opeist, kan er wel geweigerd worden om de kinderen mee te geven. Hierover worden afspraken gemaakt met de ouder die de voogdij heeft. Dit kan o.a. zijn of de politie gewaarschuwd mag worden.
21
13 Kind niet opgehaald Indien een kind bij sluitingstijd van Casa nog niet opgehaald is en de betreffende ouders geen bericht hebben gegeven dat zij later komen, worden na sluitingstijd de ouders gebeld. Indien zij niet bereikbaar zijn wordt het noodadres gebeld. Indien dit niet bereikbaar is, neemt een half uur na sluitingstijd één van de nog aanwezige teamleden het kind mee naar huis. (Dit is de meest dichtbij wonende medewerker die op dat moment dienst heeft). De ouders worden via een mededeling op de deur ingelicht of diegene die het kind meegenomen heeft belt ouders en het noodadres net zolang tot er iemand bereikt wordt. Deze wordt dan verteld waar het betreffende kind opgehaald kan worden. Wanneer hetzelfde kind vaker niet opgehaald wordt, maakt het management een afspraak met de ouders om sancties te bespreken.
22
14 Ziekte, Ongevallen en Medicijngebruik Ziek melden Ouders melden hun kind ziek of afwezig via het digitale systeem Flexkids. Zij dienen dit zo vroeg mogelijk te doen. Indien dit om welke reden dan ook niet lukt, dienen zij contact op te nemen met Casa om het kind ziek te melden. Het kind wordt ziek op Casa Het kan voorkomen dat een kind ‘s morgens gezond op Casa wordt gebracht en later op de dag ziek wordt. anneer een kind koorts blijkt te hebben of wanneer de begeleider ziet dat het kind niet op de gebruikelijke manier kan functioneren en aangeeft dat het zich ziek voelt, dan zal de begeleider contact op nemen met de ouders om te overleggen wat er moet gebeuren (is er iemand om het kind op te halen en te verzorgen?). Als er sprake is van een mogelijke infectieziekte wordt de GGD-website geraadpleegd. In deze landelijke richtlijnen staan adviezen ten aanzien van infectieziekten. Om de overdracht van ziektekiemen te beperken is het belangrijk dat door iedereen de hygiëneregels in acht worden genomen. Ongevallen Ongelukken waarbij kinderen betrokken zijn, zijn emotioneel voor zowel de begeleid(st)er als het gewonde kind. Alle kinderen hebben wel eens builen en blauwe plekken maar veel daarvan kunnen, net zoals de meer ernstige verwondingen, worden voorkomen. Naast het treffen van de preventieve maatregelen, is het voor de begeleid(st)er van belang te weten wat te doen bij ongevallen waarbij een kind betrokken is. In sommige situaties zoals verstikking, verbranding of ernstige bloeding, kan de hulp van de begeleid(st)er van levensbelang zijn. Bijna alle medewerkers van Casa volgen daarom ieder jaar een BHV cursus. Bovendien is voor alle medewerkers in een protocol vastgelegd hoe zij moeten handelen in het geval van een calamiteit of ongeval. Ouders van het kind dat een ongeval heeft gehad worden zo snel als mogelijk is op de hoogte gesteld hoe het met hun kind is, waar het is en wat er gebeurd is. Wanneer er geen levensbedreigende situatie is maar het wel wenselijk is dat het kind naar een huisarts of EHBO-dienst gaat, zal aan de ouder gevraagd worden of hij of zij met het kind mee wil gaan. Dossier; • Wanneer er op Casa een ongeval plaats vindt zal de medewerker die bij het ongeval betrokken is een ongevallenregistratieformulier bij de administratie invullen; • In MRX wordt bij het kind het ongeval, de gevolgen daarvan en communicatie met de ouder over het ongeval geregistreerd om zodoende de andere medewerkers van het incident op de hoogte te stellen. Natuurlijk hoeft een kind gelukkig niet na ieder ongeval naar de huisarts of EHBO-post. Voor ouders is het echter wel prettig om te weten wat er op Casa is voorgevallen wanneer een kind bijvoorbeeld met een blauwe plek thuiskomt of wanneer een kind vertelt dat hij door een ander kind geslagen is. Medewerkers doen hun best om een veilig klimaat te scheppen om voorvallen en ongelukjes tot een minimum te beperken, ongevallen en voorvallen echter volkomen uitsluiten is helaas onmogelijk. Wanneer er een ongeval of voorval heeft plaatsgevonden waarvan een begeleider vindt dat de ouders hiervan op de hoogte gebracht moeten worden, gebeurt dit op de volgende wijze; • Als er na het voorval of ongeval twijfel is of het kind nog op de gebruikelijke wijze aan de activiteiten op Casa kan deelnemen, wordt de ouder gebeld; • Wanneer er na het voorval of ongeval geen opmerkelijke zaken aan het gedrag van het kind opvallen wordt het ongeval bij het ophalen van het kind aan de ouder gemeld. Wanneer de dienst van de begeleider die bij het ongeval of voorval aanwezig was erop zit, wordt het voorval schriftelijk aan een andere begeleider overgedragen (die de groep overneemt), zodat deze begeleider aan het einde van de dag verslag naar ouders kan uitbrengen. In iedere groep zijn hier overdrachtformulieren voor aanwezig.
23
Medicijngebruik Kinderen krijgen soms geneesmiddelen of andere middelen (bijvoorbeeld zelfzorgmiddelen) voorgeschreven, die zij een aantal malen per dag moeten gebruiken, dus ook gedurende de tijd dat zij op Casa zijn. Hierbij kan gedacht worden aan bijvoorbeeld pufjes bij astma, antibiotica of zetpillen bij bijvoorbeeld toevallen. Ouders vragen Casa deze middelen aan hun kind te geven. In deze situatie hebben de ouders vooraf toestemming gegeven. Meestal gaat het namelijk niet alleen om eenvoudige middelen, maar ook om middelen die - bij onjuist gebruik - tot schade van de gezondheid van het kind kunnen leiden. Daarom moeten ouders dit schriftelijk vast leggen: • Wanneer een ouder wil dat het kind een medicijn krijgt toegediend door een medewerker, moet de ouder eerst hier een formulier voor ondertekenen. U kunt dit doen bij de leerkracht van uw kind.
24
15 Hoofdluis protocol Wat is hoofdluis? De hoofdluis behoort tot de groep van insecten die als parasiet op zoogdieren leeft. Luizen leven uitsluitend van het bloed van de gastheer. De luis prikt een minuscuul gaatje in de hoofdhuid en zuigt daaruit bloed op. De hoofdluis komt alleen bij de mens voor en leeft uitsluitend in de haren op de hoofdhuid waaronder soms ook baard, snor en wenkbrauwen. Een volwassen luis leeft ongeveer een maand en legt zo’n 6-8 eieren per dag: dit zijn de neten. Luizen leggen hun eieren aan de basis van de haren, bij voorkeur op de donkere, warme plaatsen op het hoofd, zoals onder de pony, achter de oren en in de nek. De eieren (neten) komen na 7-9 dagen uit. De nieuwe luizen beginnen dan na 7-9 dagen ook met het leggen van eieren. Het is dus niet verwonderlijk dat het aantal luizen op het hoofd in korte tijd sterk kan toenemen. De neten zijn meestal vuilwit tot geelbruin van kleur, een enkele keer ook zwart. Neten zijn moeilijk los te krijgen. Het verschil met roos is overduidelijk: roos zit altijd los. Hoofdluis is vooral een probleem voor de omgeving vanwege het besmettingsrisico. Met name op scholen, waar veel mensen/kinderen bij elkaar komen kan deze besmetting gemakkelijk van de één naar de ander worden overgebracht. Stappenplan Het controleren: Jaime is coördinator ‘Hoofdluis’ en vormt samen met een groep ouders een luizen(controle) team. • Na elke vakantie van de basispakket leerlingen worden alle kinderen op luizen gecontroleerd! Ouders worden via de nieuwsbrief of de website van te voren hierop geattendeerd; • De coördinator belt de ouder(s)/verzorger(s) van het kind, waarbij hoofdluis is geconstateerd. Het kind dient zo snel mogelijk (na schooltijd) thuis te worden behandeld met een luizendodend middel; • Het kind kan, nadat het haar is behandeld, weer op school komen. De ouders wordt tevens verzocht de overige gezinsleden te controleren op hoofdluis en zo nodig te behandelen; • Na het aantreffen van hoofdluis, wordt de betreffende klas na enkele weken opnieuw gecontroleerd. De coördinator informeert tijdig de ouders, het controleteam en de leerkrachten; • De coördinator dient ervoor te zorgen dat er in de klas uitleg wordt gegeven over hoofdluis. Dit moet voorkomen dat getroffen kinderen worden geplaagd/gepest; • Controleer thuis regelmatig uw kind op hoofdluis. Thuis een besmetting constateren is prettiger voor het kind, de ouders en de school.
Vragen van ouders Regelmatig krijgen scholen vragen van ouders over hoofdluis, hoe dit te behandelen en wat er verder moet gebeuren om verspreiding te voorkomen. Hoofdluis kan op twee manieren worden behandeld: 1. Door grondig elke dag te kammen gedurende twee weken 2. Door een antihoofdluismiddel te gebruiken (in combinatie met kammen). Voor het behandelen en kaminstructies kunnen we u verwijzen naar www.landelijksteunpunthoofdluis.nl voor uitgebreide informatie over het behandelen van hoofdluis. Hieronder vindt u een aantal feiten over hoofdluis: • Hoofdluizen kunnen niet springen, vliegen of zwemmen, alleen lopen. Direct haar-op-haar contact is de enige manier om het op te lopen; • De luis maakt geen onderscheid tussen schoon of vies haar, met een slechte lichamelijke hygiëne heeft het dus niets te maken; • Alle mensen en diersoorten hebben een eigen luizensoort. Dierenluizen kunnen dus niet overleven op mensen en andersom; • Immuniteit tegen hoofdluis bestaat niet. Er kan voortdurend een (her)besmetting plaats vinden. Er is onvoldoende bewijs dat preventieve middelen/producten effectief zijn; • Wetenschappelijk onderzoek heeft aangetoond dat luizencapes/luizenzakken niet bijdragen aan het voorkomen van hoofdluis. Wanneer luizen gescheiden zijn van het menselijk lichaam kunnen ze maar kort overleven en worden de luizen dusdanig zwak dat een besmetting onwaarschijnlijk is; • Hoewel hoofdluizen niet kunnen zwemmen, verdrinken ze niet tijdens het zwemmen of tijdens het wassen van de haren. Ze kunnen zo’n 2 uur overleven onder water; • Hoofdluizenbesmetting via zwemmen is niet mogelijk. Hoofdluizen houden zich heel goed vast aan het haar. Als ze het haar eenmaal los hebben gelaten, zijn ze dusdanig verzwakt, dat ze niet in staat zijn
25
•
om nieuwe besmettingen te veroorzaken als ze al drijvend per toeval een ander kinderhoofd weten te bereiken; Er is geen wetenschappelijk bewijs voor de effectiviteit van aanvullende maatregelen zoals het wassen van beddengoed, knuffels en kleding. Het advies voor een grondige schoonmaak is niet langer van toepassing. Voor een hygiënisch gevoel en een gevoel van rust, kunt u dit wel doen.
26
16 Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling Meldcode 1. In kaart brengen van signalen 2. Overleggen met collega en eventueel raadplegen Advies- en Meldpunt Kindermishandeling, Steunpunt Huiselijk geweld of letselduidingdeskundige 3. Gesprek met cliënt 4. Wegen van het geweld of de kindermishandeling, bij twijfel altijd AMK of SHG raadplegen 5. Beslissen: hulp organiseren of melden Kijk voor de toolkit en meer informatie op www.meldcode.nl Steunpunt Huiselijk Geweld: 0900 - 1 26 26 26 Advies- en Meldpunt Kindermishandeling: 0900 - 123 123 0
Stichting Casa School en Casa Kinderopvang zijn verantwoordelijk voor een goede kwaliteit van de dienstverlening aan de kinderen en medewerkers op Casa. Deze verantwoordelijkheid en vorm van dienstverlening is ook zeker aan de orde wanneer kinderen of medewerkers (vermoedelijk) te maken hebben met huiselijk geweld of kindermishandeling. Van de medewerkers op Casa wordt op basis van deze verantwoordelijkheid verwacht dat zij in alle contacten met kinderen en collega’s attent zijn op signalen die kunnen duiden op huiselijk geweld of kindermishandeling en dat zij effectief reageren op deze signalen. Casa stelt deze code vast, zodat de beroepskrachten die binnen Casa werkzaam zijn weten welke stappen van hen worden verwacht bij signalen van huiselijk geweld of kindermishandeling; Casa stelt in deze code ook vast op welke wijze de beroepskrachten bij deze stappen ondersteund worden; Onder huiselijk geweld wordt verstaan: Lichamelijk, geestelijk of seksueel geweld of bedreiging daarmee door iemand uit de huiselijke kring, waarbij onder geweld wordt verstaan: de fysieke, seksuele of psychische aantasting van de persoonlijke integriteit van het slachtoffer, daaronder ook begrepen ouderenmishandeling, vrouwelijke genitale verminking, huwelijksdwang en eer gerelateerd geweld. Tot de huiselijke kring van het slachtoffer behoren: (ex-) partners, gezinsleden, familieleden en huisvrienden. Onder kindermishandeling wordt verstaan: Iedere vorm van een voor een minderjarige bedreigende of gewelddadige interactie van fysieke, psychische of seksuele aard, die de ouders of andere personen ten opzichte van wie de minderjarige in een relatie van afhankelijkheid of van onvrijheid staat, actief of passief opdringen, waardoor ernstige schade wordt berokkend, of dreigt te worden berokkend, aan de minderjarige in de vorm van fysiek of psychisch letsel, daaronder ook begrepen eer gerelateerd geweld, huwelijksdwang, vrouwelijke genitale verminking en het als minderjarige getuige zijn van huiselijk geweld tussen ouders en/of andere huisgenoten. De twee wettelijke meldrechten voor huiselijk geweld en voor kindermishandeling bieden alle beroepskrachten met een beroepsgeheim of een andere zwijgplicht, het recht om een vermoeden van kindermishandeling of huiselijk geweld te melden, ook als zij daarvoor geen toestemming hebben van de ouder van het kind of medewerker. De stappen van de meldcode beschrijven hoe een beroepskracht met een geheimhoudingsplicht op een zorgvuldige wijze omgaat met deze meldrechten.
Stap 1: In kaart brengen van signalen • • • •
Een medewerker brengt de signalen die een vermoeden van huiselijk geweld of kindermishandeling bevestigen of ontkrachten in kaart en leg deze vast; De contacten over de signalen evenals de stappen die worden gezet en de besluiten die worden genomen worden vastgelegd; Bij het signaleren wordt duidelijk vastgelegd dat het om huiselijk geweld of om kindermishandeling gaat; De medewerker beschrijft de signalen zo feitelijk mogelijk. Indien ook hypothesen en veronderstellingen worden vastgelegd, wordt er vermeld dat het gaat om een hypothese of
27
• •
veronderstelling. Er wordt een vervolgaantekening gemaakt als een hypothese of veronderstelling later wordt bevestigd of ontkracht; Wanneer er informatie van derden wordt vastgelegd wordt de bron vermeld; Een diagnose wordt alleen vastgelegd als ze is gesteld door een bevoegde beroepskracht.
Signalen van geweld door een beroepskracht op Casa Gaan de signalen over mogelijk geweld gepleegd door een beroepskracht ten opzichte van een een leerling, meld de signalen dan bij de directie, conform de interne richtlijnen. In dat geval is dit stappenplan niet van toepassing. Signalen van geweld tussen kinderen Signalen over mogelijk geweld gepleegd tussen kinderen op Casa vallen niet onder het stappenplan van de meldcode.
Stap 2: Collegiale consultatie en zo nodig raadplegen van het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling, het Steunpunt Huiselijk Geweld of een deskundige op het gebied van Letselduiding Voor de medewerker; Bespreek de signalen met een deskundige collega. Vraag zo nodig ook advies aan het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling, aan het Steunpunt Huiselijk Geweld of aan een deskundige op het gebied van letselduiding, als er behoefte is aan meer duidelijkheid over (aard en oorzaak van) letsel.
Stap 3: Gesprek met het kind en ouder Bespreek de signalen met de betrokkenen; het kind en de ouders. Voor ondersteuning bij het voorbereiden of het voeren van het gesprek met het kind en ouders raadpleeg de IB’er en/of directie en/of het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling of het Steunpunt Huiselijk Geweld. • Leg de cliënt het doel uit van het gesprek; • Beschrijf de feiten die u hebt vastgesteld en de waarnemingen die u hebt gedaan; • Nodig de ouder uit om een reactie hierop te geven; • Kom pas na deze reactie zo nodig met een interpretatie van hetgeen u hebt gezien, gehoord en waargenomen.
Stap 4: Weeg de aard en de ernst van het huiselijk geweld of de kindermishandeling en vraag in geval van twijfel altijd (opnieuw) advies aan het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling of het Steunpunt Huiselijk Geweld. • • • •
Weeg op basis van de signalen, van het ingewonnen advies en van het gesprek met het kind en ouders het risico op huiselijk geweld of kindermishandeling; Weeg eveneens de aard en de ernst van het huiselijk geweld of de kindermishandeling; Maak bij het inschatten van het risico op huiselijk geweld of op kindermishandeling gebruik van een risicotaxatie-instrument; Raadpleeg in geval van twijfel altijd (opnieuw) het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling of het Steunpunt Huiselijk Geweld. Zij bieden ondersteuning bij het wegen van het geweld en van de risico’s op schade en zij kunnen adviseren over vervolgstappen.
Stap 5: Beslissen: zelf hulp organiseren of melden Hulp organiseren en effecten volgen Meent u, op basis van uw afweging in stap 4, dat u het kind en zijn gezin redelijkerwijs voldoende tegen het risico op huiselijk geweld of op kindermishandeling kunt beschermen: • Organiseer dan de noodzakelijke hulp; • Volg de effecten van deze hulp; • Doe alsnog een melding als er signalen zijn dat het huiselijk geweld of de kindermishandeling niet stopt of opnieuw begint. Melden en bespreken met de betrokken ouder Kunt u het kind niet voldoende tegen het risico op huiselijk geweld of op kindermishandeling beschermen of twijfelt u er aan of u voldoende bescherming hiertegen kunt bieden? • Meld uw vermoeden bij het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling of bij het Steunpunt Huiselijk Geweld;
28
• •
• • • •
•
Sluit bij uw melding zoveel mogelijk aan bij feiten en gebeurtenissen en geef duidelijk aan indien de informatie die u meldt (ook) van anderen afkomstig is; Overleg bij uw melding met het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling of het Steunpunt Huiselijk Geweld wat u na de melding, binnen de grenzen van uw gebruikelijke werkzaamheden, zelf nog kunt doen om het kind en zijn gezinsleden tegen het risico op huiselijk geweld of op mishandeling te beschermen; Bespreek uw melding vooraf met het kind (vanaf 12 jaar) en/of met de ouder. Leg uit waarom u van plan bent een melding te gaan doen en wat het doel daarvan is; Vraag de ouder uitdrukkelijk om een reactie; In geval van bezwaren van de ouder, overleg op welke wijze u tegemoet kunt komen aan deze bezwaren; Is dat niet mogelijk, weeg de bezwaren dan af tegen de noodzaak om het kind of zijn gezinslid te beschermen tegen het geweld of de kindermishandeling. Betrek in uw afweging de aard en de ernst van het geweld en de noodzaak om het kind of zijn gezinslid door het doen van een melding daartegen te beschermen; Doe een melding indien naar uw oordeel de bescherming van het kind of zijn gezinslid de doorslag moet geven.
Van contacten met de ouder over de melding kunt u afzien: • als er concrete aanwijzingen zijn dat de veiligheid van het kind, die van u zelf, of die van een ander in het geding is, of zou kunnen zijn; • als u goede redenen hebt om te veronderstellen dat de ouder daardoor het contact met u zal verbreken. Het zetten van de stappen van de Meldcode is een verantwoordelijkheid van het management 1. Alle vaste medewerkers van Casa moeten stap 1 zetten; 2. Bij Stap 2 en de vervolgstappen schakelen zij de IB’er en de directie in; 3. De IB’er zal ook de schoolmaatschappelijk werker inschakelen.
Gelet op de Wet verplichte Meldcode draagt het bevoegd gezag van de stichting Casa School en de stichting Casa kinderopvang er zorg voor dat: • Er binnen de organisatie bekendheid wordt gegeven aan het doel en de inhoud van de Meldcode; • De werking van de Meldcode regelmatig wordt geëvalueerd en dat zonodig acties in gang worden gezet om de kennis en het gebruik van de Meldcode te bevorderen.
29
17 Ontruimingsplan Casa 1.
Inleiding en toelichting
Er kunnen zich overal onverhoopt noodsituaties (calamiteiten) voordoen. Helaas is niet te voorspellen waar en op welk moment zich een situatie zal voordoen die noodzaak geeft tot ontruiming. Een gedegen ontruimingsplan is daarom van groot belang. In een ontruimingsplan worden de acties beschreven die ondernomen moeten worden als er sprake is van een calamiteit die ontruiming van een gebouw noodzakelijk maakt. Ook een calamiteit in de onmiddellijke nabijheid van een gebouw kan aanleiding geven tot ontruiming. In de volgende gevallen spreekt men van een calamiteit: bommelding; brand; gaslekkage; stormschade; wateroverlast; terreur; in opdracht van bevoegd gezag; in andere voorkomende gevallen van nood. Dit ontruimingsplan is specifiek opgesteld voor de Casa School. Bij de samenstelling van dit document is de leidraad voor een ontruimingsplan (NEN 8112) van het Nederlands Normalisatie-Instituut (NEN) gevolgd. Dit ontruimingsplan is alleen van kracht indien de handtekening van een bevoegd lid van de schooldirectie van de Casa School op het voorblad terug te vinden is. Door middel van instructie en minimaal één jaarlijkse oefening zal dit ontruimingsplan aan de praktijk worden getoetst en zo nodig worden bijgesteld. De onderstaande personen moeten kennis nemen van dit ontruimingsplan: Het bedrijfshulpverleningsteam van de locatie dient de inhoud van het gehele ontruimingsplan te kennen; Al het personeel kent hoofdstuk 8 van het ontruimingsplan “Wat te doen bij brand of ontruimingsalarm”; Al het personeel moet opdrachten en aanwijzingen van de Ploegleider BHV en het bedrijfshulpverleningsteam opvolgen; In situaties waarin niet is voorzien, zal naar bevinding van zaken moeten worden gehandeld. Het bestuur (directie) is volgens de Arbo-wet (artikel 15) verantwoordelijk voor de organisatie van de bedrijfshulpverlening op de locatie. Een ontruimingsplan is slechts een onderdeel van de bedrijfshulpverleningsorganisatie. Hiernaast moeten andere preventie- en preparatiemaatregelen genomen worden om goed voorbereid te zijn op een calamiteit. De eindverantwoordelijkheid ligt te allen tijde bij het bestuur.
30
2.
Situatietekening (ligging van het bouwwerk)
Casa School
Fig. 1
Situatietekening
Locatie:
Casa School
Adres:
Goudenregensingel 25a
Postcode / Gemeente:
2641 AV Pijnacker
31
3.
Gebouw-, installatie- en organisatiegegevens
Algemene gegevens van de organisatie Wij bieden onderwijs aan volgens de richtlijnen van de International Montessori Association; richtlijnen die het Montessori onderwijs precies zo neerzetten zoals Maria Montessori het bedoelde. Dit combineren wij met maatoplossingen voor werkende ouders, meertalige gezinnen en expats, wat flexibele schooltijden en het integreren van school en opvang betreft. Wij willen kinderen een tweede thuis bieden en 'education for life' meegeven. Naam: Adres:
Casa School Goudenregensingel 25a 2641 AV Pijnacker Telefoonnummer: (015) 201 03 76 Dit ontruimingsplan beslaat de complete locatie. Het gebouw bestaat uit leslokalen, kantoren, personeelskamer, mediatheek, aula, keuken, berging(en), technische ruimte en toiletgroepen. De exacte indeling van de locatie is te vinden op de overzichtsplattegronden in hoofdstuk 8 van dit document. De aanwezigheid van personen in de locatie is als volgt: Medewerkers Kinderen Bezoekers
werkdagen 08:00 – 18:00 werkdagen 08:00 – 18:00 werkdagen 09:00 – 12:00
25 270 6
Er kunnen behalve kinderen ook bezoekers / ouders aanwezig zijn in het gebouw. Hier zijn geen aantallen en tijdstippen voor te noemen. Het gebouw is alleen tijdens kantooruren bezet en is ’s nachts gesloten. Buiten de reguliere tijden zijn er ’s avonds incidenteel activiteiten. Hierbij moet gedacht worden aan: ouderavonden, personeelsvergaderingen, feesten en/of voorstellingen. Alarmeringsvoorzieningen Op de locatie wordt les gegeven aan kinderen met een leeftijd vanaf 3 jaar. Hierom is de locatie uitgerust met een brandmeldinstallatie (BMI) met volledige bewaking. Dit houdt in dat alle ruimten in het gebouw voorzien zijn van een automatische brandmelder. Daarnaast zijn deze automatische brandmelders uitgebreid met handbrandmelders nabij de slanghaspels en op andere strategische plaatsen. Voor het alarmeren van de aanwezige personen is het gebouw uitgerust met een ontruimingsalarminstallatie (OAI). Deze beslaat het gehele gebouw. Overige (technische) voorzieningen Het gebouw bestaat uit één bouwlaag en is opgebouwd uit steen en een staalconstructie, en voorzien van een gas-, elektra- en wateraansluiting. De verschillende bouwdelen zijn met een brandwerendheid (WBDBO) van minimaal 30 minuten van elkaar gescheiden. Op de juiste plaatsen is voorzien in de aanwezigheid van vluchtrouteaanduiding en nooduitgangen. De locatie van de hoofdafsluiters van deze voorzieningen en bijbehorende zaken zoals hoofdverdeelinrichting zijn terug te vinden op de overzichtsplattegronden in het gebouw. Bedrijfshulpverleningsorganisatie Volgens de Arbeidsomstandighedenwet (artikel 3) moeten werkgevers zorgen voor goede arbeidsomstandigheden en zijn op grond van dit artikel ook verplicht te zorgen voor deskundige bijstand op het gebied van de BHV (artikel 15). De werkgever moet zich laten bijstaan door aangewezen BHV’ers. Het optreden van de BHV’ers richt zich niet alleen op de medewerkers, maar op alle aanwezige personen in het gebouw. Voor het adequaat uitvoeren van de aangewezen taken zijn de BHV’ers voldoende opgeleid en geoefend. In het gehele gebouw zijn opgeleide BHV’ers werkzaam. Verder is een medewerker opgeleid en benoemd tot Ploegleider BHV. Indien een Ploegleider BHV tijdens een calamiteit niet aanwezig is worden zijn taken waargenomen door een BHV’er.
32
Bijna alle Casa teamleden zijn opgeleid tot ontruimer, en zijn daarom ook belast met het ontruimen en controleren van zijn of haar klas. Communicatiemiddelen In geval van een calamiteit worden de medewerkers, waaronder de BHV-‘ers, door middel van de Slow – Whoop gealarmeerd. De communicatie van de onderlinge ontruimers verloopt mondeling. De BHV’ers beschikken over een viertal portofoons voor de communicatie.
Het originele ontruimingsplan ligt bij de administratie, een kopie is aanwezig nabij de Brandmeldcentrale.
33
4.
Alarmeringsprocedure intern en extern
De alarmeringsprocedure wordt onderverdeeld in twee gedeelten; de interne en de externe alarmering. Wanneer een calamiteit gemeld wordt is de medewerker die de melding aanneemt verantwoordelijk voor de interne en externe alarmering. Bij het overheidsalarm wordt niet ontruimd, maar behoren ramen en deuren te worden gesloten en de radio aangezet (Radio Excellent 105,2FM). Interne alarmering Het doel van interne alarmering is het waarschuwen van alle aanwezigen in het gebouw. Interne alarmering is voor de medewerkers het startsein voor de ingangzetting van de ontruimingsprocedure (zie hoofdstuk 6). De interne alarmering dient als volgt te verlopen: •
• •
De brandmeld- / ontruimingsalarminstallatie alarmeert automatisch in geval van brand. Indien dit niet gebeurt, moet handmatige alarmering plaatsvinden met een handbrandmelder. Het alarmeren met een handbrandmelder doet men door het inslaan van het breekruitje; De aanwezigen worden alleen indien nodig gewaarschuwd door het personeel. Het personeel kent de betekenis van een melding doordat er regelmatig ontruimingsoefeningen plaatsvinden. De medewerkers weten welke acties moeten volgen op een melding, omdat zij voldoende opgeleid en geoefend zijn. Als er noodzaak is tot ontruimen, voeren de medewerkers in eerste instantie de taken als ontruimer uit. Hierna volgen de eventuele taken als BHV’er.
Externe alarmering Het doel van externe alarmering is de hulpdiensten (politie, brandweer, ambulance) ter plaatse krijgen. In geval van een calamiteit dient de externe alarmering als volgt te verlopen: Een brand wordt handmatig gemeld via de brandmeld- / ontruimingsalarminstallatie. Na afgaan van het ontruimingsalarm moet men via alarmnummer 112 telefonisch de brandweer alarmeren. • Bij een andere calamiteit dan brand belt men het alarmnummer 112 of zorgt dat een andere medewerker dit doet. De melder vraagt aan de telefonist om de politie, brandweer of ambulance; • De melder geeft aan de centralist de volgende gegevens door: naam van de melder; naam, adres en plaats van het gebouw; aard van de calamiteit en eventuele bijzonderheden; locatie waar de calamiteit zich voordoet of voor heeft gedaan; of er slachtoffers zijn, waar zij zich bevinden en om hoeveel slachtoffers het gaat. De melder volgt verdere instructies van de centralist op.
34
5.
Stroomschema alarmering
In onderstaand stroomschema is schematisch weergegeven hoe een alarmmelding op deze locatie dient te verlopen. Naast de taken van de betrokken partijen, zijn ook de vereiste contactmomenten tussen deze partijen opgenomen.
Automatische- of Handmelder
(B ra nd )me ld in g
Alarmering BHV (Via Slow-Whoop)
Ontruiming en controle melding
Resultaat doorgeven Ploegleider BHV
Loos alarm
Brand
Verdere ontruiming / bluspoging
Be lle n 11 2
Resultaat melden aan Ploegleider BHV
Opvang Brandweer
Fig. 2
Brandweer ter plaatse
Stroomschema alarmering
35
6.
Wijze van ontruiming en ontruimingsorganisatie
Iedereen die een handbrandmelding maakt, geeft in principe opdracht tot ontruiming. Bij een ontruimingssignaal als gevolg van een brandmelding wordt altijd het gehele gebouw ontruimd. Ook kan het gebouw in zijn geheel worden ontruimd als gevolg van de eerder aangegeven oorzaken. Er kan tevens opdracht tot ontruiming gegeven worden door: De Raad van Bestuur; De directie; De Ploegleider BHV; Het bevoegde gezag. Ontruimingswijze Op deze locatie ontruimd men bij het afgaan direct de gehele locatie. In eerste instantie zorgen de ontruimers (leerkrachten) dat hun klas wordt ontruimd. Vrije medewerkers (welke op dat moment geen eigen klas hebben) die opgeleid zijn als BHV’er hebben in geval van een calamiteit een bijzondere rol. De specifieke taken van deze medewerkers staan beschreven in de hierna volgende hoofdstukken. Begeleiding ontruiming De ontruiming van het gebouw wordt begeleid door alle medewerkers. Elke medewerker is verantwoordelijk voor het ontruimen van zijn / haar klas. Hiervoor kan gebruik gemaakt worden van het evacuatietouw. De medewerkers brengen de kinderen in veiligheid via de primaire (dichtstbijzijnde) vluchtweg die aangegeven is op de aanwezige ontruimingsplattegronden. Als de primaire vluchtweg door de locatie van de calamiteit onbruikbaar is geworden, maken de medewerkers gebruik van de secundaire (eerstvolgende) vluchtweg. De BHV’ers verzamelen in de hal. Coördinatie ontruiming De coördinatie van de ontruiming vindt plaats vanuit de aula nabij de brandmeldcentrale en hoofdentree. Dit is de meest geschikte plaats hiervoor, omdat de hulpdiensten het gebouw hier als eerst zullen betreden. De Ploegleider BHV heeft de coördinatie van de ontruiming in handen. Het is mogelijk dat, vanwege de aard van de calamiteit, de coördinatie van de ontruiming niet bij de hoofdingang kan plaatsvinden. Indien noodzakelijk wordt de coördinatie gevoerd vanaf de afgesproken verzamelplaats. Verzamelplaats en controle Bij ontruiming is het schoolplein van de Josephschool school aan de overzijde van de Goudenregensingel de verzamelplaats. Hierdoor staat men niet in de aanrijdroute van de hulpverleningsdiensten. Zodra de medewerkers met hun klas hier verzamelen dient de leerkracht de klas op compleetheid te controleren. Het resultaat van deze controle wordt doorgegeven aan de BHV’er welke herkenbaar aan het BHV-hesje, centraal op de verzamelplaats staat. Deze kan door middel van directe communicatie aan de ploegleider BHV doorgeven indien er kinderen missen. Geëvacueerde personen mogen de verzamelplaats niet zonder toestemming van de BHV verlaten. Als het geen gevaar oplevert kunnen de BHV’ers gaan zoeken naar vermisten. Hierbij wordt in geen geval onnodig risico genomen. Het aantal vermiste personen wordt door de ploegleider, al dan niet telefonisch, zo snel mogelijk doorgegeven aan de hulpdiensten.
7.
Wat te doen bij brand- of ontruimingsalarm
7.1 Taken alle medewerkers (ONTRUIMERS) Een medewerker kan op de hoogte gebracht worden van een brand door deze zelf te ontdekken, door persoonlijke attendering of doordat deze gealarmeerd wordt door het ontruimingsalarm, via de Slow-Whoop. Bij een brandalarm wordt altijd uitgegaan van de noodzaak tot ontruiming en controle van de melding. Bij aanvang van het dienstverband ontvangt iedere medewerker een kopie van dit ontruimingsplan en is zodoende op de hoogte van de afspraken op dit gebied. Bij het ontdekken van een brand Een medewerker die brand ontdekt, dient de navolgende acties te ondernemen: • Blijf kalm; • Meld de brand door het activeren van een handbrandmelder; • Sluit indien mogelijk ramen en deuren;
36
• • • • • • • •
Ontruim uw klas via de aangegeven primaire vluchtweg, indien deze geblokkeerd is gebruikt u de secundaire vluchtweg; Blijf bij rookontwikkeling laag bij de grond; Instrueer kinderen en eventuele bezoekers, u bent verantwoordelijk voor hen. Zij zijn immers niet altijd op de hoogte van de te nemen acties; Volg de instructies van de BHV-organisatie of het bevoegd gezag op; Begeef u naar de verzamelplaats; Controleer uw klas op missende kinderen of andere volwassenen; Geef eventueel vermiste kinderen door aan de BHV’er op de verzamelplaats; Verlaat nooit zonder toestemming van de Ploegleider BHV de verzamelplaats.
Hoe te handelen bij brandalarm- of ontruimingsalarm Een medewerker die gealarmeerd wordt door het brand- of ontruimingsalarm, dient de navolgende acties te ondernemen: • Sluit indien mogelijk ramen en deuren; • Ontruim uw klas via de aangegeven primaire vluchtweg, indien deze geblokkeerd is gebruikt u de secundaire vluchtweg; • Blijf bij rookontwikkeling laag bij de grond; • Instrueer kinderen en eventuele bezoekers, u bent verantwoordelijk voor hen. Zij zijn immers niet altijd op de hoogte van de te nemen acties; • Volg de instructies van de BHV-organisatie of het bevoegd gezag op; • Begeef u naar de verzamelplaats; • Controleer uw klas op missende kinderen; • Geef eventueel vermiste kinderen door aan de BHV’er op de verzamelplaats; • Verlaat nooit zonder toestemming van de Ploegleider BHV de verzamelplaats. Belangrijke aandachtspunten brand Naast de beschreven acties die iedere medewerker dient te ondernemen bij brand of een ontruimingsalarm, zijn er belangrijke aandachtspunten waarmee rekening gehouden moet worden: • Als een deur warm is of er rook onder vandaan komt, moet de deur dicht blijven; • Stel je er zeker van dat er na het passeren van een brandende ruimte een vluchtweg is.
37
7.3 Taken Ploegleider BHV De Ploegleider BHV vervult op de locatie ten tijde van een incident de rol van ontruimingsleider. De beslissingen op het gebied van bedrijfshulpverlening liggen in geval van een calamiteit te allen tijde bij de Ploegleider BHV. Zijn of haar mening is in deze doorslaggevend. De locatie beschikt over een opgeleide Ploegleider BHV. Bij afwezigheid worden zijn taken waargenomen door een van de BHV’ers. Wat te doen bij een melding van brand via een handbrandmelder De Ploegleider BHV dient na het ontvangen van een alarm via de Slow – Whoop de navolgende acties te ondernemen: • Blijf kalm; • Zorg dat u herkenbaar bent als Ploegleider BHV (middels een BHV-hesje Ploegleider BHV); • Begeef u zodra het mogelijk is naar de brandmeldcentrale en stel u op de hoogte van de aard en de plaats van de melding; • Coördineer de ontruiming; • Laat u via de BHV’ers op de hoogte stellen van de aard en de plaats van de melding; • Indien nodig: alarmeer de hulpdiensten via alarmnummer 112; • Verplaats de coördinatieplaats indien noodzakelijk naar de verzamelplaats; • Zie erop toe dat onbevoegde personen het gebouw niet betreden; • Coördineer de opvang en begeleiding van de hulpdiensten (stel sleutels en plattegronden ter beschikking); • Houd contact met de BHV’ers en coördineer de nacontrole; • Verwijs eventuele pers altijd naar de directie. Checklist Ploegleider BHV • Zijn brandweer of andere hulpverleningsdiensten al gewaarschuwd? • Is de bedrijfshulpverlening ingezet? • Verloopt de ontruiming goed (krijg ik terugkoppeling)? • Worden de hulpverleningsdiensten opgevangen? • Krijgen de hulpverleningsdiensten informatie, sleutels en plattegronden? • Worden de hulpverleningsdiensten voldoende begeleid? • Worden de hulpverleningsdiensten in hun optreden gehinderd door aanwezigen?
38
7.4 Taken Bedrijfshulpverlener Een bedrijfshulpverlener (BHV’er) is een door een werkgever met bedrijfshulpverleningstaken belaste werknemer (op grond van artikel 15, eerste lid, Arbobesluit). Een BHV’er werkt nauw samen met de Ploegleider BHV en met andere aanwezige BHV’ers. De beslissingen op het gebied van bedrijfshulpverlening liggen in geval van een calamiteit te allen tijde bij de Ploegleider BHV. Zijn of haar mening is in deze doorslaggevend. De omschreven taken betreffen alleen de inzetacties. Wat een BHV’er ter plaatse moet doen is hem of haar bekend. Deze kennis heeft hij of zij opgedaan tijdens de cursus tot BHV’er en tijdens de oefeningen die op deze locatie gehouden worden. Taken BHV-er bij een brandmelding De BHV’er dient na het ontvangen van een alarm via de Slow-Whoop de navolgende acties te ondernemen. • Blijf kalm; • Zorg direct dat u herkenbaar bent als BHV’er (middels een BHV-hesje); • Draag uw klas over aan een collega; • Begeef u naar de hoofdentree (coördinatieplaats); • Voer in opdracht van de Ploegleider BHV de nacontrole van het pand uit; • Breng de Ploegleider BHV op de hoogte van de resultaten van de nacontrole; • Stel de Ploegleider BHV op de hoogte van de aard van de calamiteit; • Tracht een beginnende brand te blussen mits dit verantwoord is; • Zie er samen met de Ploegleider BHV op toe dat onbevoegde personen het gebouw niet betreden; • Realiseer een veilige oversteekplaats van de Goudenregensingel voor alle kinderen en leerkrachten; • Zorg in opdracht van de Ploegleider BHV eventueel voor opvang en begeleiding van de hulpverleningsdiensten (stel zo mogelijk sleutels en plattegronden ter beschikking); • Volg verder de aanwijzingen van de hulpverleningsdiensten; • Indien de brandweer ter plaatse is, neemt deze de leiding van de werkzaamheden over; • Verwijs eventuele pers altijd naar de directie.
7.5 Taken directie ( Bestuur) De Raad van Bestuur (directie) is belast met de verantwoordelijkheid voor de organisatie van bedrijfshulpverlening. Zij draagt zorg voor de naleving van de instructies en voorschriften met betrekking tot de veiligheid, voorgeschreven door onder meer de brandweer en de Arbo-wet. De Raad van Bestuur (directie) is tevens verantwoordelijk voor de geoefendheid van de medewerkers op dit gebied. In het verlengde hiervan is de Raad van Bestuur (directie) verantwoordelijk voor regelmatige controle van de blusmiddelen en de bereikbaarheid van het gebouw. In gevallen die buiten de bedrijfshulpverlening vallen, beslist de Raad van Bestuur (directie). Indien de Raad van Bestuur (directie) bij een calamiteit niet direct aanwezig is, neemt de Ploegleider BHV in de aanvangsfase van een incident de leiding waar en is bevoegd om beslissingen te nemen. De Raad van Bestuur (directie) wordt in opdracht van de Ploegleider BHV zo spoedig mogelijk telefonisch opgeroepen. De Raad van Bestuur (directie) dient na het ontvangen van melding van een calamiteit de navolgende acties te ondernemen: • Blijf kalm; • Sta de Ploegleider bij tijdens de ontruiming en steun hem of haar bij het nemen van beslissingen; • Treed niet in discussie met de Ploegleider; • Sta de aanwezige pers te woord (in overleg met de externe hulpverleningsdiensten). Omgaan met de media Een calamiteit betekent ook publiciteit. De pers zal, al naar gelang de grootte of gevoeligheid van de calamiteit, vertegenwoordigd zijn. Het is van groot belang de berichtenstroom goed te coördineren. Dit om negatieve publiciteit te voorkomen. Dit betekent dat alle communicatie met de pers uitsluitend door de directie zal geschieden. De Directie doet dit altijd in overleg met de brandweer. De Directie zal zich intensief met de pers bezighouden en hen voortdurend op een juiste wijze informeren over de stand van zaken. Hierdoor kan worden voorkomen dat de pers zelf op onderzoek uitgaat met alle mogelijke consequenties van dien.
39
9. Logboek ontruimingplan Iedere ontruiming wordt met de deelnemers geëvalueerd en van deze evaluatie wordt een verslag gemaakt. De evaluatieverslagen worden bewaard in het Logboek Veiligheid wat zich op de locatie bevindt. In het kader van de van de Arbo-wet organiseert de locatieverantwoordelijke namens de Raad van Bestuur (directie), in samenwerking met de BHV’ers minimaal jaarlijks een ontruimingsoefening. De planning hiervan vindt plaats volgens de veiligheidskalender. Dit ontruimingsplan kan aan wijzigingen onderhevig zijn. Wanneer het gaat om kleine wijzigingen dan worden deze in onderstaand schema ingevuld. Wanneer het gaat om grote wijzingen, zoals bijvoorbeeld een verbouwing, dan zal een nieuwe versie van dit plan geschreven worden.
Datum
Wijzigingen Ontruimingsplan Reden wijziging Omschrijving wijziging
40
Bastiaansen-Rompelm…, 1-4-2015 16:32 Opmerking [1]: Hier gaat het dus van 7 naar 9
Bastiaansen-Rompelm…, 1-4-2015 16:40 Opmerking [2]: Als er bepaalde gegevens niet bekend/ingevuld waren heb ik deze weggelaten, anders krijg je veel ‘lege velden’
18 Sociale kaart Sociale kaart van Stichting Casa Kinderopvang en Stichting Casa School (Casa Tweetalige Montessorischool) Organisatie: Politie alarmnummer (bij noodsituaties) Telefoonnummer: 112 Organisatie: Veilig Thuis Haaglanden (voorheen Steunpunt Huiselijk Geweld en Algemeen Meldpunt Kindermishandeling). Bij Veilig Thuis Haaglanden kunt u terecht voor een luisterend oor, advies en informatie, gesprekken of iemand die u of uw gezin begeleidt naar hulpverlening. Veilig Thuis Haaglanden (vóór 01-01-15 Het Steunpunt Huiselijk Geweld) is er voor iedereen in Delft, PijnackerNootdorp, Westland en Midden-Delfland, die te maken heeft met huiselijk geweld: Slachtoffers, plegers en degenen uit hun omgeving die zich zorgen maken, zoals familieleden, buren en instanties. Adres:
Waldeck Pyrmontkade 872 2518 JS Den Haag Telefoonnummer: 0800-2000, 070-3469717 E-mailadres:
[email protected] Organisatie: Algemeen (school) Maatschappelijk Werk (in regio) Contactpersoon : Mandy de Keijzer Adres: Hooikade 30 2627 AB Delft Telefoonnummer: 015-2 131 151 mobiel: 06-51 50 98 63 E-mailadres:
[email protected] Organisatie: Jeugdbescherming West, regio Haaglanden Adres: Neherkade 3000-3054 2521 VX Den Haag Telefoonnummer: 070-3082999 Website: www.jeugdbeschermingwest.nl Crisisdienst Jeugdbescherming West (bij noodsituaties) Telefoonnummer: 070-3450506 na vijven Organisatie: GGD Haaglanden Telefoonnummer: 088 3550100 Organisatie: Jeugdgezondheidszorg Zuid Holland West Contactpersoon: schoolarts; Gisela Parisi, assistente; Ellen Adriaanse, verpleegkundige; Elisa Verleg Adres JGZ centrum Ru Parésingel 5 Pijnacker Telefoonnummer: 088-054 99 00 Organisatie: Politie (ook sociale jeugd- zedenzaken) (in regio) Plaats: Leiderdorp Telefoonnummer: 0900-8844 E-mailadres:
[email protected]
41
Organisatie: Samenwerkingsverband PPO Delflanden Adres: Dock van Delft/Steunpunt Jeugd Ezelsveldlaan 2d (naast apotheek in steeg aan linkerkant) 2611 RV Delft Postadres: Postbus 698 2600 AR Delft Telefoonnummer: 015-2568710 E-mailadres:
[email protected] of
[email protected] Organisatie: Kernteams gemeente Pijnacker-Nootdorp Telefoonnummer: 14015 Organisatie: Vertrouwensinspecteur van de Inspectie van het Onderwijs Telefoonnummer: 0900–11 13 111 Organisatie Adres:
: MEE Hooikade 30 2627 AB DELFT Telefoonnummer: 015-213 11 51
42