VEILIGHEIDS- EN GEZONDHEIDSPLAN VAN PROXIMUS
Owner: Proximus/GIS/CPP Versie 02/05/2014 Page: 1/33
Laswerken Lasputten en het herbestraten Grondwerken en leggen van leidingen Plaatsen van en werken aan luchtlijnen Gestuurde, mechanische en manuele boringen Trekken en blazen van optische vezelkabels Binneninstallatie bij klanten
1. ALGEMEENHEDEN Dit veiligheids- en gezondheidsplan is opgemaakt op basis van de standaard risico-analysetechnieken en in uitvoering van het K.B. op de tijdelijke of mobiele bouwplaatsen (Temporary or Mobile Construction sites –TMC). De inschrijver / aannemer is verplicht de naleving van dit veiligheids- en gezondheidsplan als een integraal deel van het contract te beschouwen. De aannemer vermeldt bij zijn inschrijving in de tabel onder punt 11 van onderhavige bijlage de concrete preventiemaatregels, die hij plant ter uitvoering van dit veiligheids- en gezondheidsplan. In het bijzonder voegt hij achter het punt 6. ‘Administratie’ de namen toe van zijn werknemers voor wie hij bevestigt dat ze voldoende kennis en ervaring hebben om hefwerktuigen, graafmachines, werfvoertuigen en machines voor grondverzet op een veilige manier te besturen. De kostprijs voor de maatregelen die de aannemer treft, ter uitvoering van dit veiligheids- en gezondheidsplan, wordt gegeven onder punt 11 van deze bijlage. Deze kostprijs wordt gegeven als percentage van de totaalprijs der uitgevoerde werken. De som van alle onder punt 11 opgegeven percentages komt overeen met het totaal-percentage opgegeven in de meetstaat onder het punt: “Naleving van het veiligheids- en gezondheidsplan”. De aannemer maakt vóór de aanvang van de werf een specifieke risicoanalyse voor de werf. Elke vraag met betrekking tot de inhoud van dit veiligheids- en gezondheidsplan, of de introductie van een risico dat niet gedekt zou zijn door de voorwaarden in dit plan, moeten onverwijld en voorafgaandelijk aan de uitvoering van de werken, worden gemeld aan de opdrachtgever en de coördinator tijdelijke of mobiele bouwplaatsen, met vermelding van contract nr. en naam aannemer. De lijst met namen en adressen van de coördinatoren van Proximus (TMC-managers) is opgenomen in punt 9 achteraan. De algemene risicoanalyse van de aannemer en de voor de werf specifieke risicoanalyse zijn steeds beschikbaar op de werf, net als de werkinstructies. De aannemer is er tevens toe gehouden alle veiligheids-, gezondheids- en milieuvoorschriften opgelegd door dit bestek op te leggen aan al zijn onderaannemers en tevens controle uit te oefenen op de naleving der voorschriften door zijn onderaannemers. Het stilleggen van de werken, door ontoereikende veiligheidsmaatregelen, opgelegd door dit veiligheids- en gezondheidsplan, kan door de aannemer niet ingeroepen worden tot het bekomen van termijn verlenging. Algemeen zijn na te leven:
VEILIGHEIDS- EN GEZONDHEIDSPLAN VAN PROXIMUS
Owner: Proximus/GIS/CPP Versie 02/05/2014 Page: 2/33
1. Het ARAB - Algemeen Reglement op de Arbeidsbescherming, de Codex over het Welzijn op het Werk (met inzonderheid het K.B. van 25 januari 2001 betreffende de tijdelijke of mobiele bouwplaatsen) en het AREI (Algemeen Reglement op de Elektrische installaties). 2. De respectievelijke milieuwetgevingen, afhankelijk van het gewest. 3. De Praktische leidraad ter voorkoming van schade aan ondergrondse installaties tijdens werken 4. In het algemeen, alle wettelijke en regelgevende bepalingen betreffende de veiligheid en de organisatie van werven. Inbegrepen, het Besluit van de Regering van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest betreffende de uitvoering van bouwplaatsen op de openbare weg, van 11 July 2013. Controle op de naleving van het veiligheids- en gezondheidsplan: De dienst TMC verantwoordelijk voor de area (zie adressen in punt 9) zal de nodige controles uitoefenen. Tevens zullen de huidige werftoezichters controle uitoefenen op de naleving van dit veiligheids- en gezondheidsplan. Als hulpmiddel voor het uitvoeren van deze controle, werd er een checklist toegevoegd aan het dagboek der werken, dewelke op regelmatige basis door de werftoezichter zal ingevuld worden. Model hiervan bevindt zich onder punt 10 van onderhavige bijlage. Bij vaststelling van een ernstige inbreuk (escalatie 3) zullen de werken worden stilgelegd. Zij mogen pas worden hervat nadat werd vastgesteld dat de inbreuk geregulariseerd is.
2. BESCHRIJVING VAN HET TE REALISEREN BOUWWERK Alle werken omvatten één of meerdere van de hieronder opgesomde werkzaamheden: - het plaatsen van signalisatie, afbakenen van de werf - het opbreken van de bestrating en fundering - het graafwerk voor gleuven (inbegrepen de dwarsingen van allerlei wegen) of lasputten - het leggen van leidingen op verschillende dieptes, trekken en blazen van optische vezelkabels - het plaatsen van luchtlijnen op eigen palen, elektriciteitspalen, verlichtingspalen of gevels - het werken in mangaten - het maken van manuele, mechanische of gestuurde boringen - de tussenkomsten op deze leidingen, o.a laswerk, onderhoud, aansluitingen… - plaatsen van verdeelkasten en ROPs. - het plaatsen van een binneninstallatie bij de klanten: kabels, kabelbanen, kasten - het aanvullen van putten en sleuven - het (voorlopig of definitief) herbestraten met of zonder fundering - het wegnemen van de signalisatie Voor een gedetailleerde omschrijving van de uit te voeren werken kan men het type-bestek RN11, aangevuld met de Technische Specificaties opgenomen in bijlage IV van dit bestek, raadplegen.
3. RESULTATEN VAN DE RISICOANALYSE Als basis voor dit overzicht gelden volgende reeds uitgevoerde risico-analyses: - risicoanalyse Lasser/Helper; - risicoanalyse voor werken uit te voeren bij de klanten van Proximus; - risicoanalyse bij het werken op optische vezels en laser; - risicoanalyse blazen optische vezel; - risicoanalyse manuele, mechanische en gestuurde boring; - risicoanalyse ROP. Hieronder vindt u een opsomming met in de eerste kolom de gedetecteerde gevaren en in de derde kolom in ‘t kort de voorgestelde preventiemaatregelen. Voor een meer uitgebreide beschrijving van de preventiemaatregelen wordt verwezen naar punt 4 van dit veiligheids- en gezondheidsplan: “De te nemen preventiemaatregelen bij de uitvoering van de werken”.
VEILIGHEIDS- EN GEZONDHEIDSPLAN VAN PROXIMUS
Owner: Proximus/GIS/CPP Versie 02/05/2014 Page: 3/33
Alle aangehaalde preventiemaatregelen moeten nageleefd worden, ongeacht of ze in de analysetabel, de gedetailleerde preventiemaatregelen of de specifieke preventiemaatregelen vermeld worden.
VEILIGHEIDS- EN GEZONDHEIDSPLAN VAN PROXIMUS Gevaren 1. Verplaatsingen Slechte staat van het voertuig (remmen, wegligging, schokdempers,….) Algemeen de verplaatsingen met voertuigen, vooral bij slecht weer (ijzel..) Aanrijding van werknemers langsheen de openbare weg. 2. Opstellen en wegnemen signalisatie Gebrekkige, onvoldoende signalisatie van de werf. Het opzetten en wegnemen van signalisatie. 3. Goederenbehandeling Algemeen: manipulatie van zware lasten (putdeksels, kabels, zakken cement,….)
Owner: Proximus/GIS/CPP Versie 02/05/2014 Page: 4/33
Gevolg
Preventiemaatregel
Verkeersongeval
Regelmatig onderhoud van voertuig in garage
Verkeersongeval
Behoedzaam rijden, cursus defensief rijden
Ongeval
Behoedzaamheid, signalisatiekledij dragen, correcte werfsignalisatie
Ongeval Ongeval
Signalisatie conform M.B. 07.05.1999 en SB250 Behoedzaamheid, signalisatie kledij dragen
Rugletsel
Gebruik hulpmiddelen, niet alleen tillen, cursus hanteren van lasten, beperking van de te dragen lasten tot 25 kg/persoon Goede voorzieningen maken voor bevestiging op laadrek Keuring van hefwerktuigen en hun accessoires, opleiding van de bestuurders (gemotiveerd certificaat van de werkgever), PBM’s (veiligheidsschoenen, handschoenen, helm, enz.), verbod zich onder de last te bevinden. Afgesloten en beveiligd tegen wegrollen
Onzorgvuldig vastmaken van materieel op laadrek, voertuig…
Projectiel voor derden
Behandelen van lasten met hefwerktuigen (bobijnen, putten, kasten, ROP’s…)
Ongeval
Veilige opslag materieel en goederen 4. Omgaan met gevaarlijke stoffen en preparaten Behandeling van KWS (asfalt, benzine, ..) Spatten batterijzuur bij onderhoud van batterijen van machines. Gebruik van ontvetters tijdens laswerken. Werken met lood (bij laswerken)
Ongeval
Het gebruik van harsen bij laswerken. Blootstelling aan cement Veilige opslag ontvlambare producten
Irritatie Irritatie, allergie Brand
Irritatie Irritatie, Oogletsel Irritatie Loodvergiftiging
Dragen geschikte handschoenen Dragen veiligheidshandschoenen en -bril Dragen handschoenen Medische opvolging (jaarlijks bloedonderzoek), handen wassen alvorens te eten, drinken of roken Dragen handschoenen Dragen handschoenen Goed verlucht en verwijderd van warmtebronnen, correcte etikettering (vermelding inhoud, gevaar, preventiemaatregelen), opslag in een stevige vuur- en warmtebestendige recipiënt die voldoet aan de normen voor opslag van het product in kwestie.
VEILIGHEIDS- EN GEZONDHEIDSPLAN VAN PROXIMUS 5. Graafwerken (sleuven en lasputten) Biologische risico’s bij grondwerken. Algemeen valgevaar, in sleuven, putten, mangaten, oneffen terrein e.d. Repetitieve bewegingen. Beschadiging nutsleiding (gas, elektriciteit…)
6. Laswerken Afdalen en werken in besloten ruimtes zoals laskelders mangaten
Owner: Proximus/GIS/CPP Versie 02/05/2014 Page: 5/33
Tetanus, Verzwikking, breuk… Spierletsel
Ontploffing, elektrocutie, elektrisering, verdrinking, overstroming
Verstikking, ontploffing, ernstige valpartijen
Werken met gasflessen en brander (propaangas)
Ontploffing, brand
Krimpen, wegbranden isolatie, e.d. bij laswerken.
Wegspringende glasvezeldeeltjes Laserstraling bij glasvezels
Irriterende gassen, diepe brandwonden door vloeibare en hete stoffen Verwonding oog Beschadiging zicht
Identificatie en uittesten van de paren met proefpost (citofoon)
Gehoorbeschadiging
Ontmantelen van kabels, het gebruik van messen, e.d…..
Snijwonden, prikwonden
Werken met open vlam (tijdens lassen en krimpen)
Brandwonden
Werken met open vlam in tent, brandgevaar tent Werken met open vlam in de nabijheid van gasleidingen in lasput Ongewild openen elektrische kabels (hoogspanning)
Brandwonden Ontploffingsgevaar Elektrocutie, elektrisering, vlamboog, brandwonden
Medische opvolging (inentingen) Behoedzaamheid, stutten, afbakening Te vermijden, regelmatig de beweging en/of houding afwisselen, toezien op toepassing basisregels ergonomie Opvragen liggingsplans, proefgravingen maken, bewaren veiligheidsafstand 0,5m bij machinaal graven. Begeleider houdt steeds toezicht bij werken met graafmachine. Gebruik van kabeldetector 50 Hz voor hoog- en laagspanning Ventileren, detectie met gasdetector, een man toezicht laten houden buiten mangat met permanent visueel en auditief contact tussen beiden. Veilige en gekeurde ladders gebruiken om af te dalen. De werkplek goed verluchten of ventileren. Goede staat van de installatie, flessen steeds buiten de putten of mangaten houden, bruikbare brandblusser aanwezig op de werf zelf Behoedzaamheid, dragen filtermasker, aan de taak aangepaste beschermingshandschoenen (die hand en voorarm beschermen) Dragen veiligheidsbril Buiten dienst stellen laser, voorzien van wederinschakelingsbeveiliging. Gebruik toestellen met geschikte filter. Proefpost verwijderd van het oor houden bij aankoppelen op lijn Gebruik geschikt mes en aangepaste veiligheidshandschoenen Behoedzaamheid, brandvertragende kledij, aangepaste PBM’s, bruikbare brandblusser Behoedzaamheid, brandvertragende kledij, blusser Gebruik van brandvrij beschermingsdeken Gebruik van liggingsplannen, kabelzoeker, detectie 50 Hz, gebruik van elektrisch geïsoleerd materieel
VEILIGHEIDS- EN GEZONDHEIDSPLAN VAN PROXIMUS
Owner: Proximus/GIS/CPP Versie 02/05/2014 Page: 6/33
(hamer en mes), 7. Plaatsen binneninstallatie bij klanten (kabelbanen – kabels kasten) 7.1 Plaatsen kabelbanen Doorboren elektrische kabels bij boorwerkzaamheden.
Elektrocutie / brandwonden
Doorboren van een gasleiding tijdens boorwerkzaamheden.
Ontploffing
Doorboringen algemeen
Stofproductie, waterinsijpeling
Doorboringen algemeen (verticaal)
Val van materialen
Werken op hoogte (ladders en stellingen)
Valrisico
Werken met hoogtewerker
Valgevaar, ongeval
Doorsnijden kabelbanen
Brand door wegspringende vonken
7.2 Plaatsen van kabels in kabelbanen, in vals plafond of onder verhoogde vloer, monteren kasten Werken in valse plafonds waar er andere leidingen zijn, kabels voor elektrische verlichtingsarmaturen Werken in valse plafonds. Werken in besloten ruimtes.
Elektrisering, elektrocutie
Valgevaar Verstikking, ontploffing
Vooraf 50 Hz-detectie doen, bij de klant vragen naar de ligging der kabels en andere elektrische installaties.Steeds boren van binnen naar buiten toe. Vooraf metaaldetectie doen, bij de klant vragen naar de ligging der gasleidingen en gasinstallaties. Steeds boren van binnen naar buiten Directe afzuiging voorzien op de boormachines, steeds boren van binnen naar buiten toe onder een schuine hoek Stutten van uit te boren gedeelten. Zones onder de boringen afbakenen en signaleren. Gebruik maken van geschikte stellingen, ladders mogen in principe alleen gebruikt worden voor korte lichte werkzaamheden die met één hand kunnen verricht worden. Regelmatig de ladders en stelling keuren. Trapladders gebruiken tot op een werkhoogte van 2 meter. Vanaf 2 meter en hoger steeds (rol)stelling gebruiken. Gebruiksinstructies hoogtewerker opvolgen. Verplicht gebruik valharnas bevestigd aan de kooi van de hoogtewerker. Manueel zagen of zagen met traagdraaiende zaagmachine. Doorslijpen binnen is verboden. Bruikbare brandblusser aanwezig op de werf.
Geen andere leidingen doorknippen. In de mate van het mogelijke de elektrische kringen op voorhand uitschakelen tijdens de werken Gebruik van rolstelling in de mate van het mogelijke Doorlopend ventileren, detectie met explosiemeter, zuurstofdetector, één man buiten mangat toezicht
VEILIGHEIDS- EN GEZONDHEIDSPLAN VAN PROXIMUS
Owner: Proximus/GIS/CPP Versie 02/05/2014 Page: 7/33
Oncomfortabele werkhouding, werken in beperkte ruimte. Openliggende verhoogde vloer Werken in verticale kabelschachten Werken in verticale kabelschachten Doorsnijden van kabels (hydraulische kabelschaar)
Lichaamsletsels Valgevaar Valgevaar Val van voorwerpen Snijwonden, amputatie
Doorsnijden van kabels (kabelschaar)
Elektrocutie/ brandwonden
Beperkte draagkracht van de kabelbanen 7.3 Plaatsen van connectoren Gebruik verwarmingstoestel voor het plaatsen van krimpkousen.
Valgevaar
Oogletsels t.g.v wegspringende glasvezeldeeltjes
Oogverwonding
Ontmantelen van kabels, het gebruik van messen, e.d…
Snijwonden, prikwonden, gevaar voor elektrocutie en/of elektrisering Elektrisering, verbranding, oogletsels
Plaatsen en aankoppelen van allerlei elektrische kasten
Brand, brandwonden
laten houden, die visueel/ auditief contact heeft met de persoon binnen. Aangepaste training en gereedschap Openingen signaleren / afbakenen of afdekken Werkplateaus monteren, valbeveiliging gebruiken Plinten monteren rond werkplateaus. Veiligheidsonderrichtingen van fabrikant kabelschaar opvolgen, steeds voorzien van afschermkap messen Een kabelschaar op batterij gebruiken of gevoed door geïsoleerde transformator. Verbod om te lopen of te steunen op de kabelbanen Dragen van aangepaste veiligheidshandschoenen; instructies volgen op vuurvergunning (VV) Dragen van veiligheidsbril, wegnemen vezelresten met kleefband Gebruik speciaal mes voor ontmanteling en veiligheidshandschoenen, geïsoleerd materiaal gebruiken om kabels te openen Steeds voorafgaand de installaties spanningsloos stellen. Ingeval van werken onder spanning (alleen 48V): PBM (isolatie) gebruiken en afschermen van onder spanning staande delen. Geïsoleerd gereedschap. Minimum IP44. Snoeren op te hangen buiten de doorgangswegen.
Gebruik kabelhaspels en verlengsnoeren
Elektrisering, struikelrisico
7.4 Aanwezigheid asbest bij klanten Boor- of slijpwerken in asbest, asbest isolatie aanwezig in schachten e.d.
Inademen asbestvezels
Steeds navragen bij de klant of er mogelijk asbest aanwezig is op de plaatsen waar gewerkt moet worden. Opvragenasbestinventaris indien beschikbaar. Verbod tussen te komen in geval er asbest aanwezig is.
Musculoskeletale letsels, gehoorbeschadigen, stof in de ogen en luchtwegen (irritatie), enz.
Gebruik toestellen met demper, taken alterneren, toezien op basisregels ergonomie, wettelijke normen rond lawaai en trillingen respecteren, aan het werk en de blootstelling aangepaste
8. Herbestraten en aanvullen sleuf Gebruik breekhamer, boormachine, dammer …
VEILIGHEIDS- EN GEZONDHEIDSPLAN VAN PROXIMUS
Owner: Proximus/GIS/CPP Versie 02/05/2014 Page: 8/33
PBM’s verstrekken en gebruiken 9. Klimaat en werkplaatsomgeving Slechte weersomstandigheden, regen, overmatige zonneschijn
Nat worden, verbranding.
Geluidshinder bij werken met machines (trilplaat, dammer e.d…) Werken op een onbekend terrein, nabij chemische producten.
Gehoorbeschadiging Irritatie, ontploffing, brand e.d...
Oncomfortabele werkhouding, werken in beperkte ruimte (lasput e.d.)
Rugletsel,
Slechte verlichting van de werkplek (s’nachts werken).
Val, ongeval (aanrijding)
Verbale of fysische agressie klant Gevaarlijke huisdieren (honden)
Psychisch of fysisch letsel Verwonding door beten
10. Arbeidsmiddelen Gebruik van arbeidsmiddelen, machines
Geschikte werkkledij en schoeisel voorzien, paraplu of tent voorzien, zonnecrème gebruiken enz. Dragen oordoppen of kap (aangepaste PBM’s) Behoedzaamheid, kennis van pictogrammen, strikt opvolgen van de veiligheidsregels van de betreffende firma, LMRA uitvoeren ( cf. VCA) Medische opvolging, toepassing basisregels ergonomie Voorzien van degelijke verlichting die de signalisatie niet nadelig beïnvloedt. Aanpassing categorie van gebruikte signalisatiekledij (cat3) Training “Omgaan met klant-agressie” Aan de klant vragen om voorafgaand de hond te isoleren
Verwonding, amputatie, verplettering Verwonding
Gepaste PBM’s dragen, correct gebruik, opleiding personeel, machinerichtlijn (EU) volgen Machines goed onderhouden en gebruiken
Ontbreken van afscherming rond bewegende onderdelen van machines.
Verwonding
Slechte staat van gebruikt elektrisch materieel (machines, snoeren)
Elektrocutie, elektrisering
Gebruik van perslucht (compressor) Verkeerd gebruik van gereedschap (o.a. bobcat) Wegspringende delen bij gebruik van gereedschap (boorhamer…) Verbranding ledematen aan uitlaten van toestellen Gebruik van de ladders. Gebruik wisselstroom generator
Verwonding, gehoorbeschadiging Verwonding Verwonding, oogletsel Brandwonden Valgevaar, fysisch letsel Elektrisering, Elektrocutie
Afscherming terugplaatsen, machine herstellen of vervangen door veilig model: onveilige of defecte machines mogen niet gebruikt worden! Onderhoud, vervangen defecte toestellen, snoeren en stekkers Behoedzaamheid, veiligheidskoppelingen gebruiken, aangepaste PBM’s (helm, oordoppen, enz.) dragen Opleiding gebruik van arbeidsmiddelen (certificaat) Dragen veiligheidsbril Afscherming voorzien, behoedzaamheid Behoedzaamheid, regelmatige keuring van ladders CE markering, goed onderhoud. (5 jaarlijkse keuring )door erkend organisme
11. Kalibreren HDPE-buizen, subducts en vezelkabel blazen na kalibrering Buizen onder druk
Verwonding door loskomende
Onderdelenbreuk bij het gebruik van machines
Verbod om zich in de put te bevinden terwijl buizen
VEILIGHEIDS- EN GEZONDHEIDSPLAN VAN PROXIMUS
Owner: Proximus/GIS/CPP Versie 02/05/2014 Page: 9/33
slang of koppelstuk Gebruik van de “shuttle” bij het kalibreren
12. Alle types boringen Beschadiging ondergrondse nutsleidingen
Ernstige verwonding door krachtig contact met het projectiel zelf
onder druk staan. Verbod manipulaties aan buizen onder druk. Toegestane maximumdruk niet overschrijden Verbod zich in de put te bevinden bij kalibreren met shuttle of zolang de druk niet terug op nul gevallen is, opvangstuk plaatsen op einde van buis om shuttle af te remmen en op te vangen zoals voorzien in RN11, blaasrichting nooit omkeren noch de toegestane maximumdruk overschrijden.
Elektrocutie,elektrisering gasexplosie, overstroming, verdrinking, …
Werkwijze vermeld in RN11 strikt opvolgen Aarding van de boormachine in de grond steken alvorens het werk aan te vatten Bij manuele boring werken met geïsoleerd materiaal.
Instortingsgevaar ingangs- of uitgangsput
Bedelving, verstikking
Stutten en schoren van de wanden, geen grond of andere zaken aan rand laten liggen, put niet te dicht bij de rijbaan (trillingen verkeer)
13. Cableren ROP kasten Elektrische risico’s, nabijheid 400V
Elektrisering, elektrocutie
BA4 gewaarschuwd. Niet werken aan installaties onder spanning.
14. Plaatsen luchtlijnen op eigen palen, verlichtingspalen, elektriciteitspalen of gevels Werken op hoogte
Valgevaar
Werken op hoogte Werken in nabijheid van blanke elektrische leidingen
Val van materialen Elektrisering, elektrocutie
15. Gasinfiltratie in gebouwen via ondergrondse invoeren van kabels, HDPE buizen, subducts en kanalisaties
Explosiegevaar in telefooncentrales en gebouwen
Bij voorkeur werken met hoogte werker, voorzien van valbeveiliging Afbakenen werkzone, gebruik helmen Gebruik geïsoleerde ladders, buiten de nabijheidszone blijven van elektrische lijnen, In geval van werken binnen de nabijheidszone, voorafgaand de machtiging vragen van de netbeheerder en zijn onderrichtingen opvolgen, eventueel tijdelijk buiten dienst laten schakelen van de elektrische lijnen. Plaatsen gasafdichtingen op alle leidingen die binnenkomen in gebouwen.
VEILIGHEIDS- EN GEZONDHEIDSPLAN VAN PROXIMUS
Owner: Proximus/GIS/CPP Versie 02/05/2014 Page: 10/33
16. Manoeuvres van voertuigen om de werf te bereiken of te verlaten
van klanten Aanrijding met derden of werfpersoneel met als gevolg: verplettering personen of verkeersongeval
17. Laden en lossen van de vrachtwagen
Vallen van materiaal
Aanrijding met derden of werfpersoneel met als gevolg: verplettering personen of verkeersongeval
Garanderen dat de manoeuvreerzone van het voertuig vrij is teneinde de veiligheid van derden en eigen werknemers te garanderen, onder meer door volgende maatregelen: - de vrachtwagens moeten uitgerust zijn met dodehoekspiegels (ref.) - bijstand door extra personeel - elke andere maatregel bepaald door de LMRA Werfsignalisatie aangepast aan de fase van het laden of lossen, en dit in overeenstemming met de KB’s betreffende stilstaan en parkeren, de werfsignalisatie en de obstakels op de weg*. Elke aanwezigheid van personen binnen de laad- of loszone vermijden door de toegang ertoe te verbieden aan derden en ander werfpersoneel door een aangepaste signalisatie. Een veilige zone afbakenen/creëren voor de doorgang van zwakke weggebruikers d.m.v. aangepast signalisatiemateriaal. Alle andere bijkomende maatregelen nemen die uit de LMRA naar voren komen, bijvoorbeeld: De aanwezigheid van extra personeel om het lossen te begeleiden. Deze persoon moet echter wel buiten de actieradius van het hefwerktuig blijven. In elk geval moeten de aanwezige werknemers de vereiste PBM’s dragen. Bij het bewegen van het voertuig tijdens het laden/lossen moeten de preventiemaatregelen betreffende de deeltaak ‘manoeuvres’ toegepast worden. * KB van 01/12/1975: stilstaan en parkeren + verbod om stil te staan en te parkeren *KB van 01/12/1975 Signalisatie van werven en obstakels
4. DE TE NEMEN PREVENTIEMAATREGELEN BIJ DE UITVOERING VAN WERKEN 4.1
Veiligheid Coördinatie
4.1.1 Veiligheids- en gezondheidsplan (SHP) Elke nieuw beginnende aannemer, of zijn gemandateerde, moet voorafgaand aan de eerste interventie voor rekening van Proximus, een omstandige briefing volgen over de na te leven onderrichtingen opgenomen in het veiligheids- en gezondheidsplan. De deelname aan deze briefing zal geregistreerd worden door Proximus. Voorafgaandelijk aan de verlenging, of het afsluiten van een raamcontract, zal er een infovergadering belegd worden waarop alle betrokken partijen uitgenodigd zullen worden (aannemers, opdrachtgever, coördinator enz.). Tijdens deze vergaderingen zullen de wijzigingen van het veiligheids- en gezondheidsplan toegelicht worden. Deze vergadering heeft een verplichtend karakter. Alle aannemers moeten voor de aanvang van de werken, ten minste hun planning aan Proximus doorgeven. Dit schema zal bepalen welke onderaannemer dient in te grijpen en op welk moment. Periodiek zal Proximus een coördinatievergadering met de aannemers organiseren. Bij deze, dienen de aannemers in samenwerking met de veiligheidscoördinators de specifieke risico’s op de werf in de kijker te zetten en dit afhankelijk van de manier waarop ze de toevertrouwde werven/projecten implementeren. Aannemers dienen hun veiligheidsplan en dat van al hun onderaannemers, aan de veiligheidscoördinator voor te leggen. Indien nodig, zal de coördinator een coördinatievergadering bijeenroepen tijdens het uitvoeren van de werken. De tussenkomende partijen verbinden zich ertoe, aanwezig te zijn op de coördinatie-vergaderingen, gehouden door de coördinator verwezenlijking. Voorafgaande melding van het begin van een tijdelijke of mobiele werf bij de Technische Inspectie De eerste aannemer of bouwheer belast met de uitvoering die de werken aanvat, dient de aanvang van de tijdelijke of mobiele werkplaats vooraf te melden conform het KB van 4 oktober 2011 ter bekrachtiging van de cao van 10 februari 2011 die overeengekomen is binnen het Paritair Comité voor het bouwbedrijf en betrekking heeft op de meldingsplicht bij de NAVB-CNAC Constructiv. Deze melding moet voortaan gebeuren via de portaalsite van de sociale zekerheid: www.socialsecurity.be (unieke werfmelding voor alle verplichte aangiftes). Enkel de werken met verhoogd risico (KB 25/01/2001- art. 26) en waarvan de voorziene uitvoeringstermijn meer dan vijf werkdagen bedraagt, moeten worden gemeld. Bijvoorbeeld: - Graven van sleuven of putten met een diepte van meer dan 1,2 m (bv. putten voor boringen) - Werken met een valrisico van een hoogte van meer dan vijf meter - Werken in de nabijheid van hoogspanningslijnen of -kabels - Werven die langer dan 30 werkdagen duren en meer dan 20 werknemers tegelijk tewerkstellen - Werven met een volume van meer dan 500 mandagen Toevoegen aan deze lijst, vastgoedprojecten onder de artikelen 30bis en 30TER van de wet van 27 juni 1969 betreffende de sociale zekerheid van de werknemers Als bewijs van melding van de werf dient de aannemer die het begin van de werf gemeld heeft een kopie van de melding op de werf aan te plakken op een plaats die gemakkelijk toegankelijk is voor de personeelsleden en de belanghebbenden, en dat gedurende de hele duur van de werf.
Sinds 1 April 2014 is de wet van 8 December 2013 van toepassing. Deze wet verplicht de registratie van mensen die werken in onroerende staat uitvoeren op de werkplaats. De aanwezigheidsregistratie is verplicht voor werkplaatsen waar werken worden uitgevoerd waarvan het totale bedrag exclusief BTW gelijk is aan of hoger dan 800.000 €. Het gaat hem over contracten afgesloten door aannemers met één en dezelfde opdrachtgever. Voor werken die lager gebudgetteerd zijn dan 800.000 €, is de registratie niet verplicht. De registratie moet gebeuren via de applicatie Checkinatwork beschikbaar op de site van de Sociale Zekerheid https://www.socialsecurity.be/site_nl/employer/infos/checkinatwork/what.htm
4.1.2 Coördinatiedagboek (indien van toepassing) Het huidige dagboek der werken voedt het coördinatiedagboek. Volgende elementen dienen hierin opgenomen te worden: - De namen en adressen van alle tussenkomende partijen, het ogenblik van hun tussenkomst op de bouwplaats en voor ieder van hen, het voorziene aantal op de bouwplaats tewerk te stellen werknemers evenals de voorziene duur van de werken. - De opmerkingen gemaakt aan en door de tussenkomende partijen, en de gevolgen die ze eraan gegeven hebben. - De naam van de veiligheidsverantwoordelijke van de aannemer en de naam van diens vervanger. - De arbeidsongevallen. 4.1.3 Veiligheidsverantwoordelijke van de aannemer: Elke aannemer aan wie een werk wordt toegewezen, is verplicht een veiligheidsverantwoordelijke aan te duiden, die als contact persoon op de werf zal fungeren voor de coördinator verwezenlijking. 4.1.4 Maatregelen om herhaling van ernstige arbeidsongevallen te voorkomen. Melding Elk ongeval en technisch incident, overkomen aan een werknemer van een mede-contractant, tijdens werken ter uitvoering van het contract, dient zo snel mogelijk en uiterlijk de dag na het ongeval, gemeld te worden aan de preventiedienst van Proximus bij voorkeur op email adres:
[email protected], anders op fax nummer 02/202 63 16. Tevens dient elk ongeval en technisch incident gemeld te worden aan de toezichter der werken, de coach of de manager van Proximus. Bovendien dient men hiervan melding te maken in het dagboek der werken (indien van toepassing). Onderzoek van ernstige arbeidsongevallen en omstandig verslag Bij een ernstig ongeval, zal steeds de preventiedienst van de mede-contractant een onderzoek doen naar de omstandigheden van het ongeval. Hierbij zal steeds de preventiedienst van de opdrachtgever betrokken worden. De mede-contractant zal, na samenspraak met de bevoegde preventiedienst van de opdrachtgever binnen de tien dagen volgend op het ongeval, een omstandig verslag, of desgevallend een voorlopig verslag, aan alle betrokken werkgevers, aan alle andere betrokken personen en aan de bevoegde ambtenaren bezorgen. Het behoort tot de verantwoordelijkheid van de mede-contractant, met uitsluiting van alle anderen, de hierboven bedoelde termijn strikt te respecteren. Voorafgaand de verzending zal het omstandig of voorlopig verslag voor akkoord ter ondertekening voorgelegd worden aan het hoofd van de preventiedienst van Proximus. Het omstandig- of voorlopig verslag moet voldoen aan de bepalingen van het K.B. van 27 maart 1998 betreffende het beleid inzake het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk; art.26 §2 en §3, gewijzigd door artikel 1 van het K.B. van 24 februari 2005 (Belgisch Staatsblad van 28 maart 2005).
Elke partij draagt zijn eigen kosten verbonden aan bovenvermelde onderzoeken en rapporten. Deskundige Indien door de nalatigheid van de mede-contractant, er een deskundige aangesteld wordt door de Technische Inspectie (Algemene Directie Toezicht op het Welzijn op het Werk van de FOD Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg), zullen de hieruit vloeiende onkosten volledig ten laste vallen van de mede-contractant.
Jaarverslag Elk jaar vóór het einde van april, ondernemers communiceren hun jaarlijkse veiligheidsrapport Proximus op het volgende adres: @ sae.hotline Proximus.be
Bewarende maatregelen Ten einde een onmiddellijke herhaling van eenzelfde of gelijkaardig ongeval te voorkomen, zal de medecontractant zo snel mogelijk de noodzakelijke bewarende maatregelen treffen.
4.1.5 Samenwerking tussen aannemers onderling Zo er meerdere aannemers tegelijkertijd op de werf aanwezig zijn (bijvoorbeeld leggen van leidingen en laswerken), dienen zij onderling samen te werken ter voorkoming van risico’s. Zo dient men rekening te houden met de wederzijdse inwerkingen op exploitatie- of andere activiteiten ter plaatse op, of in de nabijheid van, de bouwplaats. Indien er een gevaar (risico) bestaat voor aannemers die elkaar opvolgen, moet de voorgaande aannemer de opvolgende aannemer en de coördinator hiervan in kennis stellen.
4.1.6 Werken voor andere opdrachtgevers dan Proximus: Indien er werken uitgevoerd dienen te worden voor een andere opdrachtgever valt de coördinatieplicht ten laste van deze laatste. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn voor het uitvoeren van kabelverplaatsingen ten gevolge van rioleringswerken in opdracht van een andere opdrachtgever. De aannemer dient dan de richtlijnen te volgen van de coördinator van deze opdrachtgever. 4.1.7 Werken uit te voeren binnen de eigendom van de klanten De contractor wordt gewezen op zijn verplichting om voorafgaand aan de uitvoering van de werken, te overleggen met de klant, zodanig dat de werken in alle veiligheid kunnen uitgevoerd worden. De contractor moet de klant inlichten aangaande de risico’s die de uitvoering van zijn werk met zich meebrengt enerzijds, en de klant moet de contractor inlichten over mogelijke risico’s verbonden aan de plaats van uitvoering anderzijds.
4..1.8 Beschadiging aan installaties van derden tijdens de uitvoering van de werken De beschadiging van installaties van derden, zoals water-, gas-, riool en elektriciteitsleidingen wordt direct gemeld aan de betrokken maatschappij. De aannemer moet alle noodzakelijke veiligheidsmaatregelen treffen teneinde ongevallen te vermijden (bv. veiligheidsperimeter). De aannemer zal de veiligheidsrichtlijnen van deze maatschappij opvolgen en hiermee samenwerken, zodat de herstelling veilig kan uitgevoerd worden.
4.1.9 Signalisatie Een belangrijk gegeven waarbij de coördinatie tussen de aannemers onderling zeer belangrijk is, is de afbakening en signalisatie van de werf. Elk werk moet beginnen met de opstelling van de noodzakelijke afbakening en signalisatie. Gedurende de uitvoering van de werken moet deze signalisatie blijven staan en in orde gehouden worden ongeacht de aannemer die op dat moment aan het werken is en ongeacht de aannemer al dan niet eigenaar is van het signalisatiemateriaal. Pas indien een werk volledig beëindigd is (voorlopige of definitieve herbestrating inbegrepen) mag de signalisatie weggenomen worden. Voor werken in volle grond kan het zijn dat de borden “Opgepast zachte berm” nog een tijdje behouden moeten blijven. Indien bestaande verkeersborden of palen de werken zouden hinderen, mogen deze uitsluitend na een schriftelijk akkoord van de politie verplaatst worden. In alle gevallen moeten ze onmiddellijk na het einde van de werken teruggeplaatst worden, hetzij tijdelijk of definitief. 4.1.10 Het eventuele verplaatsen van nutsleidingen zal uitsluitend door de eigenaar ervan uitgevoerd worden.
4.2 Algemene Preventiemaatregelen 4.2.1 Medische geschiktheid Het personeel moet in goede medische gezondheid zijn voor de uitvoering van de taken. De noodzakelijke inentingen moeten toegediend zijn (o.a. tetanus). Indien nodig moeten specifieke Persoonlijke BeschermingsMiddelen (PBM) ter beschikking worden gesteld door de aannemer (vb. correctieve veiligheidsglazen). 4.2.2. Persoonlijke Beschermingsmiddelen (PBM) Het dragen van persoonlijke beschermingsmiddelen is verplicht en moet aangepast worden aan de taak in uitvoering. Het personeel moet steeds geschikte werkkleding dragen, rekening houdend met ongunstige weersomstandigheden (zon, regen). Tevens moeten er steeds aangepaste veiligheidsschoenen gedragen worden. Signalisatie kledij Voor werkzaamheden overdag en bij voldoende zichtbaarheid (meer dan 200 m) moet steeds minimum kledij met zichtbaarheidsklasse 2 gedragen worden. Voor werkzaamheden 's nachts of bij onvoldoende zichtbaarheid overdag (minder dan 200 m) moet steeds kledij met zichtbaarheidsklasse 3 gedragen worden. Lawaai De aannemer stelt gehoorbescherming ter beschikking van zijn werknemers, in overeenstemming met het KB van 16/01/2006 betreffende de bescherming van de gezondheid en de veiligheid van de werknemers tegen de risico's van lawaai op het werk. Het bijgewerkte KB definiëert de volgende waarden waarvoor specifieke preventiemaatregelen moeten worden genomen: Onderste actiewaarden: Lex,8u = 80 dB(A) en Ppiek = 112 Pa, respectievelijk 135 dB (C) met betrekking tot 20µ Pa Bovenste actiewaarden: Lex,8u = 85 dB (A) en Ppiek = 140 Pa, respectievelijk 137dB (C) met betrekking tot 20µ Pa Grenswaarde: Lex,8u = 87 dB (A) en Ppiek = 200 Pa, respectievelijk 140dB (C) met betrekking tot 20µ Pa Opmerking: het blootstellingsniveau omvat de geluidsimpact van een permanente blootstelling gedurende 8 uur per dag, vijf dagen per week en dit gedurende één jaar.
4.2.3. Arbeidsmiddelen Al het gereedschap gebruikt door de aannemer moet voldoen aan de geldende reglementering inzake veiligheid en milieu o.a. KB. van 5.05.95 (machinerichtlijn), KB. van 23.08.93 (arbeidsmiddelenrichtlijn) en KB. van 10.01.97 (laagspanningsrichtlijn). De machines moeten voorzien zijn van een CE markering. De handleiding (gebruiksinstructies) en veiligheidsonderrichtingen moeten zich steeds bij de machine bevinden en gerespecteerd worden door de gebruikers. Indien de aannemer niet over het gepast gereedschap beschikt bij de aanvang van de werken waarvoor hij dit materieel dient te gebruiken, zullen deze werken worden stilgelegd, zonder opschorting van de uitvoeringstermijn, tot op de dag dat het gereedschap werkelijk op de werf ter beschikking is. Afscherming bewegende onderdelen: er dient nagegaan te worden dat alle bewegende onderdelen van machines doelmatig afgeschermd zijn om te vermijden dat men hierdoor gegrepen, geklemd of geplet wordt. Deze afscherming mag niet verwijderd worden tenzij voor onderhoudswerkzaamheden. Compressoren: bij het gebruik van een compressor moeten alle persluchtaansluitingen van een speciaal type veiligheidssluiting zijn waardoor ontijdig loskomen van de persluchtslangen te allen tijde wordt vermeden.
4.2.4 Gevaarlijke stoffen en preparaten Alle veiligheidsinstructies betreffende het gebruik van gevaarlijke stoffen en preparaten, opgelegd door de Belgische wetgeving, moeten nagevolgd worden. Een kopie van de productveiligheidsfiche (chemische fiche of MSDS-fiche) van andere gebruikte producten, dan deze die door Proximus voorgeschreven of gebruikt worden, moet aan de coördinator-verwezenlijking overhandigd worden. Ontvlambare producten moeten verwijderd van warmtebronnen opgeslagen worden op een goed verluchte plaats. Alle verpakkingen dienen voorzien te zijn van een etiket, met vermelding van de inhoud, de mogelijke risico’s, preventiemaatregelen en gevaarssymbolen conform de wetgeving. Asbest: Van de meeste gebouwen binnen Proximus bestaat er een asbestinventaris. Wanneer er doorgangen gemaakt moeten worden doorheen wanden of bij twijfel over mogelijke aanwezigheid van asbest (bijvoorbeeld in kabelschachten), moet men steeds vóór aanvang der werken, de dienst gebouwen van Proximus raadplegen (asbestinventaris). Klantwerken: steeds navragen bij de klant of er mogelijk asbest aanwezig is op de plaatsen waar gewerkt moet worden. Asbestinventaris op te vragen indien beschikbaar. Bij boorwerken tegen gevels, steeds de voorafgaand de aanwezigheid van asbesttegels (gevelbekleding) controleren!
4.2.5 Behandeling van goederen Om rugletsel te voorkomen mogen de te versjouwen lasten niet hoger zijn dan 25 kg / persoon (één persoon kan dus slechts een zak cement van 25 kg versjouwen). Alle gebruikte kettingen, haken en kabels (aanslagmateriaal) moet conform art. 269.2 en 280 (ARAB) zijn, ondermeer op het gebied van identificatie, aanduidingen en maximale last. De kettingen en de kabels mogen niet door knopen, bouten of andere hulpmiddelen ingekort worden en de nodige voorzieningen moeten worden genomen om te beletten dat zij door wrijving tegen scherpe kanten beschadigd worden. De ogen en splitsen van staalkabels zijn tenminste driemaal doorgestoken met elke streng van de kabel in haar geheel en tweemaal met de helft van de draden in elke streng afgesneden. Een gelijkwaardige oplossing is ook toegelaten. De verschillende elementen van elke ketting zijn van dezelfde kwaliteit. (De wegneembare verbindingselementen moeten tenminste van dezelfde sterkte zijn). De kettingen hebben een hoge weerstand (breukbelasting 400 N/mm²). Niet goedgekeurd materieel kan onder geen enkele voorwaarde toegelaten worden. Alle hijswerktuigen (of gecombineerde hijs- en graafwerktuigen) moeten voldoen aan art. 268, 269, 280 en 281 (ARAB). Op elk hefwerktuig en elk hulpstuk moet het maximum laadvermogen duidelijk zichtbaar zijn aangegeven. Geen last, behalve deze die tot ballast van de haak dient, mag aan een hijswerktuig blijven hangen wanneer dit toestel niet onder daadwerkelijk toezicht staat van een bevoegd persoon. Slechts personen, die voldoende opgeleid zijn, mogen hijswerktuigen bedienen of signalen geven voor de bediening van deze tuigen. Bestuurders van kranen en graafmachines beschikken daarom op de werf over een certificaat waarin hun werkgever bevestigt dat zijn betreffende werknemers voldoende kennis en ervaring hebben om die kranen en graafmachines op een veilige manier te besturen, die hun toegewezen zijn. De nodige keuringscertificaten van de heftoestellen, moeten ter plaatse kunnen voorgelegd worden. Een keuringsattest moet niet beschikbaar zijn voor graafmachines, tenzij ze tevens gebruikt worden als hefwerktuigen. Tijdens het lossen of laden is het verboden om binnen de draaicirkel van deze hefwerktuigen te vertoeven of te werken. Het dragen van een veiligheidshelm is verplicht.
4.2.6 EHBO en brand De aannemer zorgt ervoor dat de volgende maatregelen m.b.t. eerste hulp bij ongevallen steeds toegepast worden: - Ter beschikking stellen en permanent op de werf aanwezig hebben van een verbanddoos; de inhoud ervan moet aangepast zijn aan de risico’s en regelmatig worden bijgevuld. - De mogelijkheid bieden aan zijn personeel om te allen tijde de nodige maatregelen te treffen om de eerste zorgen te kunnen toedienen aan de werknemers die het slachtoffer van een ongeval zijn of onwel worden, en desgevallend onmiddellijk de hulpdiensten (112) te kunnen verwittigen (bv. werken met twee of steeds een degelijk communicatiemiddel ter beschikking)
-
De aannemer moet over voldoende blusmiddelen beschikken om onmiddellijk een brand te kunnen blussen. Deze blusmiddelen moeten bestaan uit minstens één bluseenheid voor branden van type ABC. De blusmiddelen moeten steeds binnen handbereik zijn.
NOODPROCEDURE Bij ongeval, incident met zware schade, overstroming, beschadiging van elektriciteitsnet, een gekwetste, een dode. Breng gewonde in veiligheid, verleen eerste hulp indien mogelijk. De hulpdiensten verwittingen in volgorde: • de 112 • de eigenaar van de installatie • de toezichter of de dispatch coach van Proximus • bel het nummer 0800 91 777 (Proximus Security Hotline)
In geval van gasgeur, gaslek, gasbrand 1. Wegkomen uit de sleuf. 2. De hulpdiensten verwittigen: 112 • Gasmaatschappij verwittigen 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9.
VERBOD de gasvlam te doven in geval van een brandende gaslek Elke vlam in de buurt doven om gasontbranding te voorkomen ROOKVERBOD VERBOD een gaslek te dichten door ze te bedekken met aarde, het gas in de vrije lucht laten ontsnappen (aardgas is lichter dan lucht) De omgeving afbakenen, nieuwsgierigen, onbevoegden en het verkeer verwijderd houden. De Proximus verantwoordelijke waarschuwen. Bel het nummer 0800 91 777 (Proximus Security Hotline)
4.2.7 Signalisatie van de werf Het verlichten, de signalisatie en het bewaken van de werf zijn ten laste van de aannemer. De aannemer wordt verzocht de reglementaire wegsignalisatie aan te brengen conform M.B. 07.05.1999 “ betreffende het signaleren van werken en verkeersbelemmeringen op de openbare weg”. Voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest moeten men tevens de Ordonnantie van 16/07/1998 “betreffende de coördinatie en de organisatie van de werken op de openbare weg in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest” naleven. Deze betreft de zijdelingse afbakening van de werven: panelen met vertikale geelblauwe banden voor werven die langer dan een week duren (type A); signalisatiekegels onderling verbonden door signalisatieplanken voor werven, die minder dan een week duren (type B). Op het grondgebied van de stad Luik moet men het “Reglement betreffende de uitvoering van werken op het openbaar domein van de stad Luik” naleven. Dit betreft de zijdelingse afbakening van werven die langer dan een week duren (panelen met geelrode vertikale banden). De aanduidingen op de verkeersborden die worden gebruikt dienen in overeenstemming te zijn met de bepalingen van de taalwetgeving.
Signalisatiemateriaal: Het signalisatiemateriaal is conform met het standaardbestek SB250, de RW99 of het standaardbestek 2000, dit volgens de regio. Het gebruik van niet conforme staanders, zoals bijvoorbeeld wapeningsijzer als staander voor bevestiging van signalisatie (afbakeningsnetten,…) is formeel verboden. De aannemer ziet er op toe, dat de afbakeningsnetten op elk moment goed vastgehecht en opgespannen zijn, zodanig dat zij geen gevaar vormen voor voetgangers, fietsers en het verkeer op de rijweg. Proximus verplicht een systeem van het type sokkels van gerecycleerde kunststof (“big foot”) of soortgelijk, waarin staanders bevestigd worden. Voor alle geplande werken aan het PXS–netwerk op openbaar domein dient een wegsignalisatieplan opgemaakt te worden conform het verkeersreglement en de bepalingen van het MB van 07/05/1999 Vòòr de aanvang der werken zal de aannemer aan de desbetreffende overheid toestemming vragen voor het afbakenen en signaleren van de werf op basis van het signalisatieplan dat hij voorbereid heeft. De goedkeuring van de werfsignalisatie door de lokale autoriteiten moet steeds beschikbaar zijn op de werf. Het wegsignalisatieplan moet steeds aanwezig zijn op de werf opdat het op elk moment zou kunnen gecontroleerd worden. De werfsignalisatie moet minstens conform het door de bevoegde instanties goedgekeurde signalisatieplan zijn. De signalisatie moet eveneens worden aangepast in functie van de LMRA (zie ook 4.2.16). De aannemer dient de nodige controles uit te voeren om de staat van de signalisatie, geplaatst aan delen van de werf waar tijdelijk niet wordt gewerkt, na te gaan. Indien tijdens de werken blijkt dat de aangebrachte signalisatie niet conform het goedgekeurde signalisatieplan is, kan Proximus, zonder voorafgaandelijke ingebrekestelling, op plaatsen waar enig gevaar voor de weggebruikers mogelijk is, de nodige signalisatie zelf of door een gespecialiseerde firma laten aanbrengen. De kosten welke uit deze interventie voortvloeien, zijn ten laste van de aannemer en een boete conform de raamovereenkomst is eveneens van toepassing. Het stilleggen van de werken, door ontoereikende signalisatie, kan door de aannemer niet ingeroepen worden tot het bekomen van eventuele verlenging van de uitvoeringstermijn. Zo de diensten van hulpverlening of openbaar vervoer ( o.a. autobussen) het risico lopen door de werken gehinderd te worden, moeten zij acht dagen voor aanvang van de werken door de aannemer verwittigd worden. Een kopij van dit schrijven moet bezorgd worden aan de werktoezichter van Proximus bij zijn eerstvolgend werfbezoek. Een bord met vermelding van de naam en het telefoonnummer van de verantwoordelijke voor de signalisatie, dient bij het einde van de werf op een duidelijk zichtbare plaats aangebracht. Een werfinfobord met vermelding van het correcte job identity nummer, begin- en einddatum van de tijdelijke of mobiele bouwplaats én het telefoonnummer van de Proximus dispatching dienst wordt opgesteld vóór het begin van de bouwplaats. Wanneer het tracé een openbare weg volgt en het door onvoorziene omstandigheden (bv. wegens plaatsgebrek in de ondergrond) noodzakelijk is een ander tracé te volgen, moet voor de daaruit volgende tracéwijzigingen een nieuw signalisatieplan, opgesteld en goedgekeurd worden en op de werf bewaard worden. Verkeersborden: die het maken van de sleuven, lasputten e.d. zouden hinderen moeten op kosten van de aannemer worden weggenomen en dienen onmiddellijk voorlopig terug opgesteld te worden op een zodanige wijze dat zij hun oorspronkelijke functie behouden. Op het einde van de dag worden zij onbesmeurd, hetzij voorlopig hetzij definitief, op hun oorspronkelijke plaats teruggeplaatst. Alle machines (kranen, vrachtwagens, graafmachines e.d…) die op de werf gebruikt worden moeten voorzien zijn van de nodige signalisatie o.a. zwaailicht, reflectoren, … De machines moeten tijdens het achteruit rijden een akoestisch signaal produceren.
4.2.8 Verlichting van de werf De werven waar ook s’nachts of in het donker gewerkt wordt, dienen op passende en voldoende wijze met kunstlicht te worden verlicht. De gebruikte kleur mag de waarneming van de signalisatie niet wijzigen of beïnvloeden.
4.2.9 Mangaten Rond alle openingen moet aangepaste signalisatie worden aangebracht om te vermijden dat derden of voertuigen terechtkomen in de kamer of in een bak in beton waarvan het deksel open is. Deksels: de deksels van mangaten, rioolputten e.d. moeten steeds opgetild worden met daartoe geëigend materieel. Dit materieel is voorzien van speciale haken die zich vastklemmen in de daartoe voorziene ogen van het deksel, en alzo vermijden dat het deksel onverwacht loskomt tijdens het tillen. Alvorens mangaten te betreden moet: a) verse lucht geblazen worden in het mangat met behulp van een ventilator voorzien van een darm die tot bij de bodem komt, zodanig dat er verse lucht is en tevens dat er een lichte overdruk gecreëerd wordt die mogelijke gasinfiltratie via de pijpenblokken tegengaat. b) na een tijdje geblazen te hebben, moet het mangat met behulp van een explosiemeter onderzocht worden op de aanwezigheid van gas en zuurstof. Men dient minstens 3 minuten te wachten na het uitschakelen van de ventilator, vooraleer de meting te doen. Het meetapparaat dient ingeschakeld te worden buiten het mangat. Enkel wanneer het toestel uitgerust is met een afzonderlijke meetkop, wordt alleen deze meetkop in de laskamer neergelaten. In geval van aanwezigheid van gas is het verboden in het mangat af te dalen en moet de gasdistributiemaatschappij verwittigd worden. De meting moet vooral gebeuren in de hoogste (tegen het plafond – aardgas is lichter dan lucht) en laagste (bodem) punten van de laskamer. Het is aan te raden een gasdetectiemeting uit te voeren aan de pijpenblokken bij het betreden van het mangat. Het is formeel verboden de aanwezigheid van brandbare gassen na te gaan door een brandend voorwerp in de laskamer (het mangat) te gooien. Buiten het mangat moet er steeds een persoon toezicht houden. Hiervoor zal hij steeds visueel of auditief contact houden met de werknemers in het mangat. Gedurende de volledige werken moet : 1. de ventilator blijven blazen. 2. de explosiemeter in de kamer blijven en continu meten 3. een rookverbod gerespecteerd worden 4. een persoon de wacht houden buiten het mangat en visueel of auditief contact houden met de persoon in het mangat. Het is ten strengste verboden gasflessen of ontvlambare producten neer te laten in het mangat. Licht ontvlambaar materiaal mag slechts in minimale en voor het werk strikt noodzakelijke hoeveelheden binnen gebracht worden. Indien de pijpen die uitmonden in het mangat niet afgesloten zijn, moeten deze eerst met een aangepast product gedicht worden. De verlichting van de mangaten geschiedt door middel van veiligheidsverlichting met slagvaste armaturen met minimale beschermingsgraad IP55. Na het beëindigen van het werk dient alle afval verwijderd te worden uit het mangat.
4.2.10 Werken in nabijheid van installaties voor vervoer van gasachtige en andere producten (pijpleidingen) Indien er werken in de nabijheid (beschermende zone: 15 m aan weerskanten van de leiding) van dergelijke leidingen moeten uitgevoerd worden zal de aannemer : a) minstens 8 werkdagen vóór de aanvang van de werken de vervoerders van gevaarlijke producten (Fluxys, NATO/OTAN, Air Liquide,... alle ondernemingen die op de KLIM-site staan) per aangetekende brief verwittigen van de begindatum van de werkzaamheden. Hiervan zal hij notitie maken in het dagboek der werken. b) vooraf door peilingen de ligging van de vervoersinstallatie (pijpleiding) op de eigenlijke plaats van de uit te voeren werken bevestigen . Hij neemt bovendien alle passende maatregelen ter beveiliging en de instandhouding van die installaties, en respecteert alle aanbevelingen die de vervoermaatschappijen opleggen. C) indien bij hoogdringende werken, pas ter plaatse kan worden vastgesteld dat er binnen de beschermzone moet gewerkt (gegraven) worden, dan mogen deze werken pas aanvangen na telefonische verwittiging van de vervoersmaatschappij en uitgevoerd worden volgens de aanbevelingen van deze laatste (eventueel wachten op hun aanwezigheid).
4.2.11 Elektriciteit
Alle gebruikte elektrisch materieel moet minstens de beschermingsgraad IP44 bieden (gebruik in vochtige omstandigheden). Verdeelkasten moeten steeds gesloten gehouden worden. Vaste verlengkabels moeten steeds opgehangen en /of afgeschermd worden tegen mogelijke beschadiging.
4.2.12 Sanitaire voorzieningen op de werf Volgende minimum sanitaire voorzieningen moeten ter beschikking staan van de werknemers op de werven zoals vereist in bijlage III deel A van het K.B. 03-05-1999 betreffende tijdelijke of mobiele bouwplaatsen: - Een kastje waarin de werknemer zijn persoonlijk materiaal en kleding kan bewaren achter slot en grendel. - Een kleine wasgelegenheid moet er beschikbaar zijn op de werf (koud water voor wassen handen en aangezicht). Er kan bovendien aanbevolen worden om voor het wassen van de handen gebruik te maken van een waspasta. - Ongeacht het aantal werknemers en ongeacht de duur van de werf, moet iedere werknemer kunnen beschikken over een toilet. - Er moet een verpozingsruimte ter beschikking staan van de werknemers ( voldoende groot om alle werknemers onder te brengen). Dit moet hen schuilgelegenheid bieden voor gure weersomstandigheden. Tevens kan deze ruimte dienen om de maaltijden te nuttigen. 4.2.13 Blootstelling van arbeiders aan de risico’s van mechanische trillingen - Betreft de arbeiders die gebruik maken van compressors (Cobra, enz.), boor- en slijpmachines, stampmachines, de bestuurders van gemotoriseerde werktuigen (Clarck, vorkheftrucks, enz.), van grondwerktuigen (Bobcat, mechanische schop) en van vrachtwagens. - Het koninklijk besluit van 7 juli 2005 betreffende de bescherming van de gezondheid en de veiligheid der arbeiders tegen de risico’s verbonden aan mechanische trillingen op de werkplaats (B.S. 14/7/2008) bepaalt: de waarden voor de dagelijkse blootstelling die tot een preventieve actie verplicht vanwege de werkgever: o voor trillingen gedurende een periode van 8 uur op het systeem hand-arm bedraagt deze waarde 2,5 m/s² o voor trillingen gedurende een periode van 8 uur op het ganse lichaam bedraagt deze waarde 0,5 m/s² de limietwaarden voor dagelijkse blootstelling: o voor trillingen gedurende een periode van 8 uur op het systeem hand-arm bedraagt deze waarde 5 m/s² o voor trillingen gedurende een periode van 8 uur op het ganse lichaam bedraagt deze waarde 1,15 m/s² - Meting der mechanische trillingen door een expert met behulp van gespecialiseerde toestellen, d.m.v. een dosimeter (EVEC,…) - Preventieve acties voor de risico’s verbonden met blootstelling aan mechanische trillingen situeren zich op het niveau van: de keuze van de werkmethode de keuze van de werkuitrusting en van geëigende onderhoudsprogramma’s de levering der hulpuitrusting de opvatting der werkposten een afdoende informatieverstrekking aan de betrokken arbeiders het begrenzen van de duur en de intensiteit van de blootstelling aangepaste werktijden aangepaste beschermingskledij 4.2.14 Vereiste attesten, certificaten of opleidingen voor het uitvoeren van risicovolle taken - VCA certificaat: door elke aannemer steeds voor te leggen bij vernieuwing of verlenging van contracten. - Minimum 1 door Proximus IDO gecertificeerd persoon moet steeds aanwezig zijn op de werf. - Opleiding BA4 (geïnformeerd over elektrische risico’s): vereist voor werkzaamheden aan ROP kasten (IMR) - Bestuurder mobiele werktuigen (graafmachine, hefwerktuigen, drillrigs etc..): certificaat op naam beschikbaar bij de respectievelijke bestuurders.
- Driemaandelijkse controleverslagen hefwerktuigen: moeten beschikbaar zijn bij het hefwerktuig. - Werkzaamheden op installaties van het elektrisch net (palen, overspanningen etc..): certificaat uitgereikt door beheerder van het elektrisch net beschikbaar. - Klimwerkzaamheden op masten en pylonen: attesten GOV1, GOV2, GOV3, GOV4 beschikbaar volgens vereiste. 4.2.15 Vermijden van ondergrondse gasinfiltratie in gebouwen Door gaslekken in straten, kan mogelijk het gas getransporteerd worden via onze leidingen, tot binnenin gebouwen. Op de plaatsen waar leidingen (kabels, HDPE buizen, subducts, etc..) een gebouw binnenkomen, voert de aannemer de nodige werken uit om het binnendringen van gas te beletten. Deze afdichting dient zowel geplaatst te worden tussen de leidingen en de gaten in de muren, als tussen de buizen en de zich erin bevindende kabels. Daartoe worden op de voorgenoemde plaatsen de ruimten rondom de leidingen gevuld met een product waarvan het gebruik door Proximus goedgekeurd werd. 4.2.16 Manoeuvres, laden en lossen van materiaal De signalisatie moet volgens de noden aangepast worden aan de fasen van laden en lossen. De aannemer moet preventiemaatregelen nemen om de veiligheid van zijn eigen personeel en van derden te garanderen, en dat zowel op de werf als op de openbare weg tijdens het laden en lossen en de manoeuvres. Er moet speciale aandacht geschonken worden aan de zwakke weggebruikers.
4.3 Uitvoering der werken: graafwerken en plaatsen van leidingen of lasputten 4.3.1 Ligging van installaties van openbaar nut en privé-installaties Vóór het begin van de grondverzetwerkzaamheden moeten maatregelen worden getroffen om zowel op openbaar als privédomein ondergrondse nutsleidingen op te sporen. Indien nodig worden deze leidingen gesignaleerd. In de nabijheid van leidingen wordt de grond manueel uitgegraven. De uitgegraven aarde, het materiaal (bestrating) en de voertuigen die in gebruik zijn moeten op veilige afstand van de uitgravingen worden gehouden. Indien nodig moet passend veiligheidshekwerk worden geplaatst. Bij graven met een graafmachine, moet er steeds een begeleider toezicht houden in de put of sleuf, om te vermijden dat er nutsleidingen beschadigd worden. Maatregelen bij geplande werken (Construction en provisioning laswerken, trenching werken): - Steeds de recentste liggingsplannen van de mogelijks aanwezige leidingen en kabels in ondergrond, ter beschikking hebben op de werf en raadplegen. - Steeds lokalisatie van de risico-leidingen aan de hand van peilingen (proefgravingen). - Verbod gebruik machines (graafmachines, autonome boorhamer – cobra) binnen de zone tussen twee vertikale vlakken op een afstand van 50 cm aan weerszijden van de elektrische kabels zonder het nemen van afdoende preventiemaatregelen. Maatregelen bij dringende werken (repair): - Ligging van risico-leidingen bepalen aan de hand van peilingen. - Verbod gebruik machines (graafmachines, autonome boorhamer – cobra) binnen de zone tussen twee verticale vlakken op een afstand van 50 cm aan weerszijden van de elektrische kabels zonder het nemen van afdoende preventiemaatregelen. Uitvoeren van peilingen: Moeten steeds met manueel gereedschappen uitgevoerd worden Als het niet mogelijk is om de bekleding / mantel met de hand te verwijderen, een risico-analyse dient uitgevoerd te worden op het terrein door de aannemer die zal bepalen welke middelen het meest geschikt zijn o De aannemer zal onder andere de KLIP en of KLIM sites consulteren om zo de aanwezige nutsleidingen te identificeren o De aannemer zal de zichtbare elementen identificeren, alleen de aanwezigheid van leidingen en kabels
Een Montaber of een andere kraansysteem met drilboor is verboden voor het uitvoeren van sonderingen of grondboringen. Systematisch, voor het graven aan te vangen met een machine, als er gevaarlijke leidingen aanwezig zijn, stelt de aannemer de dealer (s) op de hoogte en volgt hun instructies tijdens het uitvoeren van de werken Op privédomein moet de aannemer bovendien inlichtingen inwinnen bij de eigenaar om te weten waar alle ondergrondse uitrustingen zich bevinden en ze niet te beschadigen.
4.3.2 Sleuven en putten Indien er gevaar voor instorting van sleuven en/of putten bestaat, dient de aannemer het nodige stutwerk te voorzien om ongevallen te vermijden (conform art. 435 ARAB). Zodra een boordsteen losgemaakt wordt bij het uitvoeren van graafwerken moet deze gestabiliseerd worden om te vermijden dat hij op een installatie of op personen valt. Ondergravingen van het wegdek zijn uit veiligheidsoverwegingen (uitvoeringsrisico, wegdekverzakking…) in principe niet toegelaten. Indien nodig worden de grond en de materialen die het werk of het verkeer zouden hinderen tijdelijk weggehaald door de aannemer en naar een geschikte plaats gebracht. Er moeten eveneens maatregelen genomen worden om de verplaatsing van gas en/of water tussen de kabels en de kabeldeksels te vermijden door er een laag aarde of opvulgrond tussen aan te brengen. Wanneer sleuven open liggen dient de toegang voor de aangelanden tot hun woning veilig verzekerd te worden (mogelijk door het plaatsen van stevige loopbruggen). Voor sleuven en putten waar een vergroot risico bestaat op valgevaar, moet men een stevige leuning plaatsen. De bestuurders en bedieners van voertuigen en machines voor grondverzet werkzaamheden moeten voldoende kennis en ervaring hebben om voormelde werfvoertuigen op een veilige wijze te besturen. Het personeel mag niet vertoeven of werken binnen de draaicirkel van werkende graafmachines, uitgezonderd de begeleider van de graafmachine. De tijdelijke herbestrating zal gedaan worden op een dusdanige manier dat voertuigen en voetgangers weer toegelaten kunnen worden op de plaats van de graafwerken. Bij een tijdelijke herbestrating zal de aannemer erop toezien dat de oppervlakte hiervan normaal verkeer toelaat in alle veiligheid: er mogen geen barsten of oneffenheden zijn.
4.3.3 Behandeling haspels De haspels worden steeds met de flenzen in verticale stand gemanipuleerd en gestockeerd. Het lossen van de kabelhaspels geschiedt in principe met een kraan. Tijdens het lossen of laden moeten de werknemers de nodige persoonlijke beschermingsmiddelen dragen (PBM) (helm, handschoenen,…). De haspels moeten steeds vastgezet worden, zodat zij niet kunnen wegrollen. 4.3.4 Kabeltrekken Het trekken van kabel kan zowel handmatig als machinaal gebeuren. Teneinde het voor het trekken ingezette personeel te verminderen mag er eventueel gebruik gemaakt worden van mechanische werktuigen. In dit geval is de aannemer er toe gehouden alle toestellen, inbegrepen de kabelrollen, trekkousen,enz... welke hij gebruikt, aan de goedkeuring van Proximus te onderwerpen. Deze werktuigen moeten conform de KB’s van 12/08/1993 en 05/05/1995 zijn. Het is te allen tijde verboden tijdens het mechanisch trekken van de kabel personeelsleden in de desbetreffende sleuf toe te laten. Eventuele geleidingshandelingen van de kabel moeten gebeuren van buiten de sleuf met daarvoor geschikte hulpmiddelen. De koppeling tussen de trekkous en de trekkabel moet dermate uitgevoerd worden dat ze weerstaat aan een kracht hoger dan de maximale trekkracht toegelaten op de trekkabel. De aannemer moet de subducts en kabels trekken met een systeem dat de sterkte van de trekkracht kan meten. Dit systeem moet regelbaar zijn en uitvallen zodra de geprogrammeerde kracht wordt overschreden.
4.3.5 Blazen van glasvezelkabels – kalibreren buizen Vooraleer druk op de buizen te zetten om deze te kalibreren, te reinigen of om glasvezel te blazen, moeten begin- en eindput geopend worden, om te vermijden dat deze onder druk komen te staan. Het is tevens verboden om te blazen in kanalisaties die uitmonden in de Proximus-gebouwen (ATMK of LDC), gebouwen van derden of in een externe bak. Bij het kalibreren van HDPE-buizen moeten de hiernavolgende veiligheidsconsignes steeds nageleefd worden: - Nooit de buizen onder druk zetten, de shuttle lanceren, wijzigingen aan de shuttle of andere wijzigingen aanbrengen zonder de bevestiging te hebben ontvangen van de andere kijkkamer dat alles in orde is! - Hebt u een onduidelijk (of geen) bericht ontvangen, vraag dan opnieuw bevestiging. - Hoort u een fluitend geluid bij het openen van de aansluiting, stop dan onmiddellijk met de sluitstukken van elkaar te halen en wacht tot al de lucht uit de buis is ontsnapt. - Bij het kalibreren is het verboden zich voor de opening van de buizen te bevinden! - VERBOD om zich in de put te bevinden zodra de buis onder druk gezet wordt. - Er is permanente communicatie tussen de verschillende betrokkenen noodzakelijk. - NOOIT een actie ondernemen (onder drukzetting, lanceren van de shuttle, de aansluitingen wijzigen,...) zonder het andere team te verwittigen én zonder de bevestiging van hunnentwege dat alles in orde is. - Erover waken dat, vóór elke tussenkomst, de druk van de buis afgelaten is. - Blijft de shuttle geblokkeerd in de buis: strikt VERBOD de druk in de buis om te keren om de shuttle te deblokkeren. verplichte opsporing van de plaats waar de shuttle vast zit, uitgraving van de grond én herstelling. - Bij onder drukzetting of lancering van de spons, bedraagt de maximale druk 3.5 bar. - Bij lancering van de shuttle, bedraagt de maximale druk 1.5 bar. - een voldoende stevige bevestiging van het uiteinde van de buis om plots wegslingeren te vermijden. - Bevestiging van een afdoend opvangmechanisme aan het uiteinde van de buis om de shuttle te onderscheppen. - Het gebruikte materieel moet minimum uitgerust zijn met de volgende veiligheidselementen: een overdrukklep (max 3.8 bar) een ontspanner een uitlaatfilter 2 drukmeters een noodstop - Het materieel is dusdanig opgevat dat het niet nodig is af te dalen in de put om de druk van de buis af te laten. Bij de kalibrering der subducts moet er een afdoend opvangmechanisme bevestigd worden op het uiteinde van elke subduct vóór lancering van de shuttle
4.3.6 Boringen en gestuurde boringen Hiervoor zijn de bepalingen opgenomen in het typebestek RN11 van toepassing. Bij alle boringen moet de aannemer de nodige maatregelen treffen om ongevallen te vermijden door contact met andere leidingen. Boringen met een “racket” (pneumatische hamer) zijn verboden. Voor elke boring zal de aannemer voorafgaand een risicoanalyse uitvoeren zoals beschreven in de RN11 Volgende punten zullen gecontroleerd zijn: 1. Staat het boorplatform op een stabiele ondergrond en op voldoende afstand van de gaten, sleuven of grachten, zodat het wegzakken of omkantelen ervan vermeden wordt? 2. Indien het boorplatform door middel van verankeringsschroeven (of klemmen) in de grond wordt vastgemaakt: werd er nagekeken of er geen nutsleidingen aanwezig zijn op de plaatsen waar de schroeven in de grond worden geplaatst?
3. Tijdens de boorwerkzaamheden en de verankering van het boorplatform moet de bestuurder permanent blijven zitten op de bestuurdersstoel van het boorplatform. Alle andere mensen moeten op voldoende afstand van het boorplatform blijven om te vermijden dat er een gevaar van elektrocutie zou zijn, ingeval het boorplatform onder spanning zou komen te staan wegens beschadiging van een elektrische kabel, en om te vermijden dat men zou kunnen worden gegrepen door de draaiende en bewegende delen van het boorplatform. 4. Is er een veiligheidswaarschuwing aangebracht (via stickers) op zichtbare plaatsen van het boorplatform om de aandacht te vestigen op de elektrische en mechanische risico’s? 5. De bestuurder draagt steeds de voorziene veiligheidsklediij. Deze kledij moet steeds nauwsluitend zijn. Lange, loshangende haren en/of juwelen (ring, halsketting) zijn verboden. 6. Indien het apparaat is uitgerust met een alarmsysteem voor de preventie van elektrische schokken, moet dit systeem altijd vooraf worden geactiveerd (een spanningssonde plaatsen) en getest. 7. De zender die in de boorkop aanwezig is, moet worden gekalibreerd met de ontvanger voordat met het boren wordt gestart. 8. Tijdens het boren moet de positie van de boorkop altijd nauwkeurig kunnen worden bepaald en gemarkeerd op de grond (markering met spuitbus + diepte) tenminste één keer per meter. 9. Bij grote afstanden moet er een goede radioverbinding zijn tussen de persoon die de boorkop lokaliseert en de bestuurder van het boorplatform. 10. Manuele lokalisatie van de boorkop via de zender- en ontvangersonde: De persoon die de lokalisatie doet draagt steeds zijn signalerende kledij. - Onder kanalen: indien er boten worden gebruikt, moeten deze mensen altijd een reddingsvest dragen. Indien er een kabel wordt getrokken over een kanaal, moet die worden verzwaard met lood, zodat de kabel kan zinken tot op de bodem van het kanaal telkens als er een boot voorbijkomt. - Onder autosnelwegen: het is strikt verboden over te gaan tot een lokalisatie op de rijstroken van een autosnelweg zonder dat deze werd gesloten voor het verkeer. Voor dit type werken raden wij andere lokalisatie technieken aan zoals bijvoorbeeld de triangulaire techniek. - Onder de wegen: de persoon die tot de lokalisatie overgaat, moet altijd signalisatiekleding dragen; de rijstrook waarop de detectie wordt uitgevoerd wordt tijdelijk gesloten voor het verkeer, conform het ministerieel besluit van 7mei 1999 met betrekking tot de signalisatie van werven en van obstakels op de openbare weg. Afval De bentoniet in de boorput dient tijdig weggepompt te worden, om te vermijden dat de boorput overloopt. De boorvloeistof (bentoniet) dient verwijderd te worden overeenkomstig het afvalstoffendecreet van 17/12/1997 (BS 16/04/1998). Post Interventie Dossier Na de boring, wordt het boorprofiel (diepte profiel en langsprofiel) as build bezorgd aan de verantwoordelijke van Proximus, die het zal opnemen in het PID.
4.3.7 Plaatsen van ondergrondse geprefabriceerde lasputten en sokkels Bij het plaatsen van de putten en het inbrengen van de HDPE-buis in de putten moet men alle openingen gasdicht afstoppen. Om de bakken op te heffen is het absoluut noodzakelijk dat hijsogen, die voldoende gedimensioneerd zijn, in de vier schroefhuizen aan de binnenzijde van de lasputten worden bevestigd. Dezelfde hijsogen zijn eveneens te gebruiken voor het verplaatsen van de deksels. De aannemer moet over de nodige hijswerktuigen beschikken om het laden, lossen en plaatsen van putten, deksels en sokkels op een veilige manier te laten gebeuren. Proximus bepaalt de plaats waar de lasput en de sokkel geplaatst moeten worden. Het kan echter gebeuren dat deze niet op de voorziene plaats kunnen gezet worden, bijvoorbeeld bij het ontbreken van vrije ruimte in de ondergrond. De keuze van de definitieve plaats zal steeds geleid worden door beschouwingen inzake de veiligheid van de installatie. Elke wijziging van de installatie moet dus steeds eerst ter goedkeuring worden voorgelegd aan de afgevaardigde van Proximus.
4.4 Uitvoering der werken: laswerken 4.4.1 Tenten Indien zij de gewone doorgang verhinderen, moet er een veilige vrije doorgang voor de voetgangers en fietsers en alle openbare weggebruikers gecreëerd worden. De tenten moeten minstens uit brandvertragend materiaal gemaakt zijn, en bij voorkeur voorzien van fluorescente kleuren.
4.4.2 Identificatie van de kabel Men dient steeds zeker te zijn omtrent de juiste ligging en de aard van de kabel. De technische specificaties van de Proximus kabels, zowel papier- als plastiekkabels, zijn beschikbaar op het supplier portal. Bij twijfel moet men gebruik maken van een kabelzoeker om een onderscheid te kunnen maken tussen een energiekabel of een Proximus kabel. Met name de oude telefoonkabels van het type 8.24 met een jute-pek buitenbekleding (APP) hebben juist hetzelfde uiterlijk als de oude energie kabels gebruikt voor zowel hoogspanning als laagspanning. Indien men dan nog geen uitsluitsel kan maken moet men de energie-maatschappij raadplegen. Het gebruikte materieel om kabels te openen (mes en hamer) moet elektrisch geïsoleerd zijn tot minimum 1000V.
4.4.3 Laswerken in de buurt van (gas)leidingen Het gebruik van een beschermingsdeken (vuurvaste en thermisch isolerende mat) is STEEDS verplicht voor werken met open vlam, ook als er geen leidingen of kabels zichtbaar zijn, of zouden aanwezig zijn. De beschermingsdekens moeten zeer goede brandbestendige en isolerende eigenschappen hebben: - Weerstaan aan rechtstreeks contact met open vlam ( temperaturen tot 900°C ). Tevens mag er bij rechtstreeks contact met de vlam aan de beide zijden van het deken en na 90 seconden geen zichtbare schade zijn. - Indien tijdens het krimpen, de gasleiding hier vlakbij ligt, dan mag de temperatuur van de PE-mantel van de gasleiding na 90 seconden niet hoger worden dan 60°C.
4.4.4 Gasflessen De gasflessen, darmen, ventielen, ontspanners verkeren in goede staat. Er worden steeds branders gebruikt met waakvlam of piëzo-ontsteking. De gasflessen blijven steeds buiten de lasput of het mangat staan. De ventielen moeten mechanisch beschermd zijn door een veiligheidskraag op de fles. 4.4.5 Werken aan optische vezel Bij het uitvoeren van laswerken en verbinden van connectoren aan optische vezels, bestaat het gevaar dat, bij het niet naleven van de veiligheidsmaatregelen, de eventueel aanwezige laserbundel ernstige oogschade en zelfs blindheid kan veroorzaken wanneer men loodrecht op het snijvlak van de vezel of in de connector kijkt. Hierna enkele actiepunten die in acht dienen te worden genomen bij het uitvoeren van OV-werken. Actiepunt 1: documentatie raadplegen Om te vermijden dat bij de start van de werken een verkeerde kabel of vezel zou opengesneden worden, moet men de juiste gegevens, betreffende de ligging en de identificatie van de vezel, nagaan door een correcte raadpleging van de beschikbare documentatie: - Lasdossier - Lasschema - Werkopdracht - Kableringsschema voor optische vezel: FOW (fibre optical wiring) . - ITR Actiepunt 2: metingen uitvoeren
Is er een lasersignaal op de vezel aanwezig? Bij een open verbinding schakelt de ALS ("Automatic laser shutdown") stroomloop, het lasersignaal uit. Toch dient, uit veiligheidsoverweging, in eerste instantie de aanwezigheid van het lasersignaal te worden nagegaan d.m.v.: - Fibre Identifier - OPM (optical power meter) Het forceren van ALS is uitzonderlijk toegelaten bij nazicht van de kwaliteit van het door de laser uitgezonden signaal. Actiepunt 3: ontkoppelen van de vezel aan OMDF. Alvorens werkzaamheden aan de optische vezel uit te voeren moet de vezel langs beide uiteinden van de laser worden ontkoppeld van de optische verdeler OMDF. Hierbij dient, met de bedoeling de andere personeelsleden in te lichten dat er aan de vezel gewerkt wordt, het veiligheidslabel, volledig ingevuld, te worden opgehangen aan de ontkoppelde vezel. Het is bovendien aangewezen dat deze ontkoppeling uitsluitend door transmissiepersoneel gebeurt. Actiepunt 4: gebruik veilig materiaal Gebruik steeds een microscoop met ingebouwd infrarood filter. Maak steeds gebruik van de Fibre-Identifier om de aanwezigheid van het lasersignaal vast te stellen. Actiepunt 5: werkomgeving aanpassen Opletten met weerkaatsende voorwerpen, verwijder al het spiegelend materiaal. Onbevoegden zijn niet toegelaten op de werkplaats, enkel het personeel dat een opleiding gevolgd heeft voor te werken met optische vezel mag op de werkplek aanwezig zijn. Een gebroken glasvezel kan uitermate scherp zijn: Let op voor verwonding door glasdeeltjes bij het aanbrengen van connectoren en bij het lassen. Laat geen stukjes afgesneden glasvezel rondslingeren, gebruik een strook kleefband om de stukjes vezel op te bevestigen of om kleine stukjes op te rapen. Bij werken met glasvezelkabels of -patches moet op de uiteinden een beschermkapje worden aangebracht om te vermijden dat er vezels breken of in de huid of kledij dringen. Al het vezelafval moet onmiddellijk in de speciale container gestoken worden. Het afval nooit in een fles of beker steken. Nooit blazen of tocht veroorzaken op de werkplaats. Niet eten of drinken op de werkplaats. De glasvezelkabels voorzichtig met de hand ontbloten en op voldoende afstand van het lichaam houden.
4.5 Uitvoering der werken: werken aan ROP’s ROP-kasten worden direct gevoed vanuit het laagspannings net (400V-230V). Controleer steeds voorafgaand de ROP-kast op uitwendige beschadigingen (aanrijding door auto of dergelijke), gezien hierdoor het elektrische voedingsgedeelte ook beschadigd kan zijn, waardoor de kast of andere metalen delen onder spanning kunnen staan. Vraag via NOC 0800/91486 de tussenkomst van de netbeheerder bij de minste twijfel over de elektrische veiligheid van de installatie. . In geval van risico’s voor derden (voorbijgangers, …) moet je de omgeving beveiligen d.m.v. een afbakening om elk mogelijk contact met de elektrische voedingskabel en de ROP uit te sluiten. Raak nooit een beschadigde ROP aan zolang elektrische risico’s blijven bestaan.
U mag nooit werken aan het voedingsgedeelte, in en vóór de verzegelde kast, die eigendom is van de distributie netbeheerder. Geen enkele uitzondering is toegestaan, zelfs niet als je denkt dat er geen spanning is. Basisprincipe: werken aan een elektrische kring onder spanning is verboden. Indien u moet werken aan de Repowering Unit of aan de gelijkrichter, dan moet u: - houder zijn van een certificaat BA4 (gewaarschuwd persoon over het elektrisch risico). - de automatische zekeringen afschakelen in de aansluitdoos. - controleren of de installatie effectief spanningsloos is. - gebruik maken van de noodzakelijke individuele en collectieve beschermingsmiddelen zoals veiligheidsschoenen, isolerend gereedschap en handschoenen.
4.6 Werken aan luchtlijnen en werken op hoogte 4.6.1 Werken op hoogte Val van personen: de nodige maatregelen dienen steeds genomen te worden om de val van personen te vermijden. Het voorzien van aangepaste valbeveiliging is steeds verplicht. Ladders: in principe worden ladders niet gebruikt als werkpost. Ingeval de risicoanalyse uitwijst dat er geen geschikter middel voorhanden is, kan men ladders gebruiken mits het naleven van volgende maatregelen. - Een stabiele opstelling van de ladder is mogelijk. - Het werkgabarit is beperkt zodat reiken uitgesloten is, - De te behandelen materialen en gereedschappen zijn beperkt in omvang en gewicht. - Slechts toegestaan voor korte werkzaamheden. - Handelingen, waarbij geen grote krachten uitgeoefend moeten worden. - De persoon dient zich steeds te verankeren op de werkpost d.m.v. een harnas met positioneringslijn. Hoogtewerkers: - Bij voorkeur wordt er steeds gewerkt met hoogtewerkers - De persoon in de hoogtewerker draagt steeds een harnasgordel voorzien van vallijn met demper. - Het voertuig van de hoogtewerker is steeds voorzien van een signalisatie als mobiele werf (klasse 6), zonodig voorzien van voorsignalisatie. - De hoogtewerker wordt steeds oordeelkundig opgesteld, hierbij ook rekening houdend met de staat van de ondergrond (stabiliteit van steunvoeten) en de toegelaten windbelasting. In geen geval mag de bedrijfslast overschreden worden of mag men zijwaartse krachten erop uit oefenen (gebruiken als hefwerktuig). Tevens moet de opstelling zodanig zijn, dat men steeds het genaakbaarheidsvolume respecteert van luchtlijnen met blanke geleiders of voedingslijnen van trein, tram of bus. - Bij voorkeur wordt er gewerkt met 2 personen, één in de gondel en de andere op de grond. Deze tweede persoon kan de nodige assistentie verlenen ingeval van panne of ongeval, de signalisatie continu aanpassen etc.. Val van materialen: - De werkzone onder de ladder of hoogtewerker wordt steeds voldoende afgebakend en gesignaleerd. - Men brengt steeds de bewoners op de hoogte van de werken en van de mogelijke risico’s voor vallende materialen (aandacht voor toegangsdeuren, open ramen etc..) - Het dragen van veiligheidsschoenen en helm is verplicht. 4.6.2 Elektrische risico’s Voorafgaande risicoanalyse. De aannemer wordt beschouwd als de ‘werfverantwoordelijke’ zoals bepaald in het AREI.
De taak van de werkverantwoordelijke is om voor ieder werk voorafgaand een risicobeoordeling te maken, waarbij nagegaan wordt in hoeverre de werkzaamheden in alle veiligheid kunnen uitgevoerd worden en welke maatregelen er dienen getroffen te worden, afhankelijk van de aard van de elektriciteitsnetten (hoog- of laagspanning, blanke geleiders of bundelkabels, betonpalen of houten palen etc..), en aan de hand van de bepalingen die hieronder opgenomen werden. Luchtlijnen met geïsoleerde geleiders (bundelnetten) Werkzaamheden in de nabijheid van deze installaties, waarbij niet ingegrepen wordt op de bundelnetten zelf, kunnen uitgevoerd worden zonder specifieke machtiging vanwege de netbeheerder. Hierbij dient evenwel aangestipt dat het af te raden is om de geïsoleerde geleiders onbeschermd vast te nemen. De isolatie kan immers plaatselijk beschadigd zijn door externe invloeden. Bij de voorafgaande beoordeling van de situatie dient men zowel rekening te houden met het aanwezige net, als met de eventueel aanwezige aftakkingen of huisaansluitingen. Deze kunnen, ondanks het feit dat het gaat om een geïsoleerd luchtnet, mogelijks uitgevoerd zijn in blanke of daarmee gelijkgestelde geleiders. In dergelijk geval dienen de werken uitgevoerd onder dezelfde voorwaarden voor werken op steunen met blanke of daarmee gelijkgestelde netten. Luchtlijnen met blanke geleiders Genaakbaarheidsvolume De minimale afstand van het werkplateau tot de laagst hangende blanke geleider, bedraagt steeds 2,5 meter. Hierbij dient dus rekening gehouden te worden bij de opstelling van ladders, hoogwerkers of andere werkplateaus. Nabijheidszone Men mag nooit de nabijheidszone van de luchtlijn met blanke geleiders binnendringen zonder voorafgaande toelating / machtiging van de netbeheerder. De instructies en richtlijnen in deze machtiging dienen opgevolgd te worden door de aannemer. De nabijheidszone kan binnengedrongen worden bij opstelling van kranen of hefwerktuigen, bij het werken met ladders of hoogwerkers, bij het oprichten van palen etc.. AREI art. 192 - Te nemen voorzorgsmaatregelen bij werken in de nabijheidszone van luchtlijnen: Werkzaamheden uitgevoerd in de nabijheidszone van een luchtlijn met «blanke of daarmee gelijkgestelde geleiders» zijn onderworpen aan de voorschriften van artikel 266 en aan het verkrijgen van voorafgaandelijke schriftelijke machtiging van de beheerder van de lijn die de aanvrager inlicht omtrent de specifieke risico's en eventueel te nemen veiligheidsmaatregelen. Daarenboven dient rekening gehouden te worden met de meest ongunstige stand van de lijn bij de bepaling van de nabijheidszone. Bijvoorbeeld, voor lijnen tot 1 KV is de "nabijheidszone" gedefinieerd als zijnde een omtrek van 0,5m omschreven rond de elektrisch lijn (in de meest ongunstige stand). Voor meer details in verband hiermee verwijzen wij naar het AREI art. 266, of naar de instructies gegeven in de machtiging van de netbeheerder. Bevoegdheid uitvoerend personeel De aannemer dient aan te tonen dat: - zijn personeel ofwel BA4 geïnformeerd is voor het uitvoeren van deze werken. - ofwel een certificaat kan voorleggen, uitgereikt door de netbeheerder voor het uitvoeren van werkzaamheden aan haar installaties. Ladders: het gebruik van elektrisch geïsoleerde ladders is verplicht (houten of polyesterladders). 4.6.3 Andere toelatingen netbeheerders Bepaalde werkzaamheden (o.a. de steunname op palen en steunen van lokale netbeheerders) zijn onderworpen aan een toelating van de lokale netbeheerder. De hierbij horende instructies dienen te allen tijde gerespecteerd te worden.
4.7 Plaatsen installatie bij klanten 4.7.1 Behandeling haspels
Het verplaatsen van de kabelhaspels naar een hoger of lager gelegen verdieping in het gebouw geschiedt met een daartoe geschikt hefwerktuig. De haspels mogen niet verplaatst worden via de trappen van het gebouw. Voor het afrollen van de haspels dient men de haspel te plaatsen op hiertoe geschikte rollen. In de mate van het mogelijke de gewenste kabellengtes afsnijden, zodat haspel niet verplaatst moet worden.
4.7.2 Leggen van kabels op en in de gebouwen Op de plaatsen waar de kabel een gebouw of lasput verlaat, voert de aannemer de nodige werken uit om na het leggen van de kabels / leidingen het binnendringen van vocht of gas te beletten. Daartoe worden op de voorgenoemde plaatsen de ruimten rondom de leidingen gevuld met een product waarvan het gebruik door Proximus goedgekeurd werd. Gemaakte openingen in wanden die deel uitmaken van de brandcompartimentering, dienen dermate terug afgedicht te worden, dat de oorspronkelijke brandwerendheid ervan behouden blijft (Rf certificaat). Gevels: bij het plaatsen van kabels op gevels dient men de nodige aandacht te besteden aan de bestaande installaties en nutsleidingen die zich hierop mogelijks bevinden: - Ingeval er zich NEON verlichting bevindt tegen de gevels, dient men deze voorafgaand buiten dienst te stellen. - Speciale aandacht voor elektriciteitskabels, straatverlichting, camera’s etc.. - Speciale aandacht voor gasleidingen, gastellers tegen gevels Kabelstukken (optische vezel) op rol (voorraad) dienen steeds tijdelijk opgehangen te worden tegen de gevels, en mogen nooit op de stoep tegen de gevel geplaatst te worden (= valgevaar voor voetgangers). Kabelbanen: De kabelbanen worden zodanig aangebracht, dat ze geen obstakel (belemmering) vormen in de doorgangen van het personeel. Het is verboden op de kabelbanen te lopen of hierop te steunen, gezien deze niet ontworpen zijn voor deze extra belasting. 4.7.3 Doorboringen Bij doorboringen door muren of bij andere werkzaamheden die het gebruik van een (klop-) boormachine vereisen, controleert de aannemer steeds eerst de plaats van uitvoering (beide zijden van de muur !!). De aannemer zal een voorafgaandelijke controle uitvoeren op de aanwezigheid van verborgen kabels, leidingen of gevaarlijke elementen. Hiervoor zal men steeds de eigenaar raadplegen. Hulpmiddelen mogen gebruikt worden zoals detectoren voor 50Hz of voor ferro-metalen. 4.7.4 Gebruik van ladders of stellingen Bij voorkeur worden ladders en stellingen gebruikt met een veiligheidscertificaat. Gebruik van ladders als werkpost is niet meer toegelaten. De ladders of stellingen moeten geplaatst worden volgens de goede regels van het vak en zijn aangepast aan de situatie waarin men ze plaatst (aangepaste antislipzolen). Zij worden steeds vastgemaakt wanneer zij dienst doen als toegangsladder of wanneer de ladder 25 of meer sporten telt. Elke stelling vanaf 2 m hoog moet voorzien zijn van stevige leuningen, tussenleuningen en plinten. De vloer moet aaneensluitend zijn en voldoende stevig, rekening houdend met de belasting. 4.7.5 Verhoogde vloer Er dient over gewaakt te worden dat er geen personen kunnen vallen in een opengelegde verhoogde vloer. Wanneer een gedeelte van een vloer moet opengelegd worden vlak achter een toegangsdeur, dient dit op een afdoende wijze gesignaleerd te worden. Na het leggen van de kabels moet de verhoogde vloer zo snel mogelijk terug dichtgelegd te worden. Maximum 4 opeenvolgende tegels op een rij mag men tegelijk openleggen, de 5-de tegel moet telkens blijven liggen. Dit is noodzakelijk om de stabiliteit van de verhoogde vloer te behouden. 4.7.6 Bestaande installaties in de lokalen De uitvoerder moet steeds aandacht besteden aan de bestaande installaties in de lokalen waar hij werken moet uitvoeren (bijvoorbeeld trekken van kabels), deze installaties moeten onaangeroerd blijven. Vooral dient men aandacht te besteden aan (hefboom)schakelaars, opdat deze niet ongewenst zouden bediend worden, doordat er een kabel tijdens het leggen achter blijft haken.
5. RAMING VAN DE UITVOERINGSTERMIJN Per project is de geraamde uitvoeringstermijn steeds vermeld op het order tot uitvoering van de werken, dat naar de aannemer gefaxt wordt.
6. VEILIGHEIDSREGELS VAN TOEPASSING VOOR WERKEN OP DE EIGENDOM VAN PROXIMUS (WET VAN 4/08/1996, ART. 8.2°) Veiligheidsregels van toepassing bij PROXIMUS ten aanzien van het personeel van de medecontractant
ALGEMEEN: betreffende de organisatie binnen Proximus aangaande het “Preventiebeleid”, zal de medewerker van de medecontractant de veiligheidsonderrichtingen, gegeven door competente personen (project manager, preventieadviseur), respecteren. BRANDPREVENTIE: veiligheids- en brandbestrijdingsmaterieel, uitgangen, doorgangen en branddeuren mogen nooit geblokkeerd of belemmerd worden. EVACUATIE: de medewerker van de medecontractant neemt kennis van de evacuatieplannen die uitgehangen zijn in de gebouwen, hij neemt deel aan de evacuatie en evacuatie-oefeningen waarbij hij de instructies opvolgt van de evacuatiebegeleiders. ROOKVERBOD: er heerst een algemeen rookverbod binnen de Proximus gebouwen. VUURVERGUNNINGEN: deze zijn verplicht voor laswerken (aan kabels); lassen, snijden en branden van metaal; openen van gas- en stookolieleidingen; onderbreken van de brandbeveiligings- of detectie-installaties (voor zover al deze werken plaatshebben in de schoot van PROXIMUS gebouwen of complexen). Deze vergunningen worden afgeleverd door de gemachtigde personen van PROXIMUS. LOKALEN VOORBEHOUDEN VOOR DE ELEKTRISCHE DIENST: het uitvoeren van werken in deze lokalen kan elektrocutierisico inhouden. Het is slechts toegelaten om werken uit te voeren in de lokalen voorbehouden voor de elektrische dienst onder volgende voorwaarden: - Voorafgaandelijk aan de betreding van deze lokalen moet de beheerder van de installaties (GIS/IFM/TECHNICAL) gewaarschuwd worden. - De personen die de werken uitvoeren moeten minimaal BA4 gewaarschuwd zijn, ofwel moeten deze het werk uitvoeren onder het toezicht van een BA5 persoon. Een naamlijst zal opgesteld worden van de BA4/BA5 personen en bezorgd worden aan de preventiedienst van Proximus. - Er mogen geen activiteiten plaatsvinden die onmiddellijk elektrocutierisico met zich meebrengen, behalve door gevormde personen, die op de hoogte zijn van betreffende elektrische installatie, en met respect voor de veiligheidsinstructies, die gecommuniceerd of uitgehangen zijn. Het betreft volgende lokalen: - Lokaal hoogspanningscabine - Lokaal laagspanningsborden - Lokaal krachtborden - Lokaal batterijen - Lokaal noodstroomaggregaat - Alle lokalen waar een technische interventie nodig is op de elektrische installaties en toestellen. PERSOONLIJKE BESCHERMINGSMIDDELEN (PBM): de voorgeschreven uitrusting moet gedragen worden op plaatsen en/of voor werkzaamheden die zulks vereisen (algemeen: helm, veiligheidsbril, veiligheidsschoenen,…). MATERIEEL: gereedschap en werktuigen, eigendom van PROXIMUS, mogen enkel gebruikt worden mits expliciete toestemming van de werkopzichter van PROXIMUS. GEVAARLIJKE PRODUCTEN: een kopie van de productveiligheidsfiche (chemische fiche of MSDS-fiche) van andere gebruikte producten, dan deze die door Proximus voorgeschreven of gebruikt worden, moet ter goedkeuring aan de preventieadviseur voorgelegd worden. Alle verpakkingen dienen voorzien te zijn van een etiket, met vermelding van de inhoud, de mogelijke risico’s, preventiemaatregelen en gevaarssymbolen conform de wetgeving. PARKEERVERBOD: enkel de wagens, ingericht als service- of werfwagen, mogen parkeren binnen het domein op de daarvoor voorziene parkings; ingeval van twijfel beslist het betrokken toezichtpersoneel, huismeester of aangestelde.
ALCOHOLISCHE DRANKEN: zijn strikt verboden op het werkterrein. TAALGEBRUIK: alle briefwisseling, plannen, nota’s en documenten, die door de aannemer moeten geleverd worden, zijn opgesteld in de taal van het contract, tenzij anders gespecificeerd. De aannemer zorgt ervoor dat de werfleider op de werf de taal of één der talen van de streek machtig is. ONDERAANNEMING: zodra een aannemer zijn werkopdracht laat uitvoeren door een onderaannemer moet hij alle veiligheids- en milieuvoorschriften opgelegd door dit document opleggen aan zijn onderaannemer en tevens controle uitoefenen op de naleving ervan door deze laatste.
7. TAAK VAN DE WERFLEIDER VAN DE AANNEMER De taak van de werfleider van de aannemer houdt onder meer in dat hij: Zich volledig op de hoogte stelt van de uit te voeren werken. De aannemer (de onderaannemer) dient vóór het aanvatten van de werken alle noodzakelijke informatie te verschaffen m.b.t.de aanwezige risico’s en de maatregelen inzake het welzijn die moeten worden getroffen teneinde de veiligheid van derden en eigen personeel te garanderen. Deze risicoanalyse is de verantwoordelijkheid van de aannemer. Ze moet specifiek zijn voor het uit te voeren werk en voor de specifieke plaats van uitvoering. Ze moet in overeenstemming zijn met het veiligheidsplan van Proximus. Minstens eenmaal per dag en vóór de aanvang van de werken of bij elke wijziging van de risico’s op de werf moet de aannemer (onderaannemer) een lastminuterisicoanalyse opmaken. De hieruit voortvloeiende extra veiligheidsmaatregelen moeten genomen worden vóór de aanvang van de werf. Daadwerkelijk toezicht uitoefent op de werken. Zich ervan vergewist dat al zijn werknemers en onderaannemers de veiligheidsinstructies van het veiligheids- en gezondheidsplan van Proximus (bijlage bij het contract) en de specifieke veiligheidsinstructies voor het werk kennen. De voorschriften van het A.R.A.B./ Codex over het Welzijn op het Werk en van het A.R.E.I. door zijn personeel laat naleven. De werkopzichter van Proximus verwittigt, telkens wanneer de werken de veiligheid van het personeel in het aangrenzend of omliggend gebied in gevaar zouden kunnen brengen. Zijn personeelsleden die voor de eerste maal op de werf komen, opvangt, uitvoerig informeert en naar de werf begeleidt. Zijn personeelsleden inlicht over de gevaren en de te nemen maatregelen bij het werken in nabijheid van andere leidingen (o.a. gas, elektriciteit.,....). De instructies toepast betreffende brandalarm en evacuatie van de plaats waar gewerkt wordt . De werken pas laat starten nadat de nodige vergunningen en toelatingen werden verkregen. De werkplaats in zuivere en ordelijke toestand houdt en afvalmateriaal laat opruimen naarmate het werk vordert. Zorgt voor aangepast gereedschap en persoonlijke beschermingsuitrustingen (PBM) die nodig zijn om het werk op een degelijke en veilige manier uit te voeren. Desgevallend de keuringsattesten van keuringsplichtige uitrustingen, die zich bevinden in één specifieke bundel, aan de werkopzichter van Proximus voorlegt. Bij eventuele herkeuring of periodieke keuringen moet de bundel spontaan voorgelegd worden aan de werkopzichter Proximus. De werfleider van de aannemer ziet er op toe dat: - Zijn personeel geen gereedschap of werktuigen van een andere aannemer gebruikt. - De werf duidelijk afgebakend wordt (zie o.a. werfsignalisatie). - Het gebruikte gereedschap en uitrustingen in goede staat zijn en geen gevaar kunnen opleveren voor zijn eigen personeel, of voor derden. - De regelgeving met betrekking tot de tijdelijke of mobiele werkplaatsen en de coördinatievergaderingen worden gerespecteerd.
8. MILIEU Zie bepalingen opgenomen in het algemeen contract.
9. ADRESLIJST VAN DE COÖRDINATOREN COÖRDINATOR ONTWERP EN VERWEZENLIJKING AREA 1 VLAANDEREN Naam firma: Proximus Contactpersoon: Rudy Van Geet Straat: Kortrijksesteenweg Tel.: + Fax.: +
Nr.: 542
Functie: TMC manager Postnr.: 9000 Gemeente: Gent GSM: +32 (471) 991665 E-mail:
[email protected]
COÖRDINATOR ONTWERP EN VERWEZENLIJKING AREA 2 BRUSSEL (ZONE 02) Naam firma: Proximus Contactpersoon: Hans Maerivoet Straat: Carlistraat Tel.: + Fax.: +
Nr.: 2
Functie: TMC – manager Postnr.: 1014 Gemeente: Brussel GSM: +32 (478) 254834 E-mail:
[email protected]
COÖRDINATOR ONTWERP EN VERWEZENLIJKING AREA 3 WALLONIË Naam firma: Proximus Contactpersoon: Benoit Mahieu Straat: RUE D’HARSCAMP Tel.: + Fax.: +
Nr.: 17
Functie: Adjunct TMC – manager Postnr.: 4020 Gemeente: Liege 2 GSM: +32 (473) 82 50 48 E-mail:
[email protected]
File: FLSxTMC_checklist_NL.doc
10. VEILIGHEIDS- EN GEZONDHEIDS CHECKLIST
Versie: 26/05/2008
1.Lichaamsbescherming (PBM): (STEEDS CEmarkering) 2. Brandbestrijding:
3. Signalisatie en werfinrichting:
4. Mangaten:
5. EHBO:
6. Administratie:
Datum: ……
Uur: .................
1.1 Steeds te dragen: signalisatie kledij. 1.2 Steeds te dragen: veiligheidsschoenen. 1.3 Andere individuele beschermingsuitrusting specifiek voor het type werk: 2.1 Poederblustoestellen ter beschikking (controle vervaldatum). 3.1 Toelating v/d bevoegde overheid voor plaatsing van signalisatie op de werf beschikbaar. 3.2 De werken zijn tijdig aangekondigd (signalisatie op afstand voor de werkzone). 3.3 De signalisatie ter plaatse aan het begin van het werk d.m.v. een hek. 3.4 De zijdelingse signalisatie van de werken / Afbakening van de werf. 3.5 De signalisatie op het einde (voorbij de werken). 3.6 Vrije doorgang voor fietsers en voetgangers, doorgaand verkeer. 3.7 Voor de aangelanden (open sleuf voor de deur, veilige toegang tot de woonst, loopbrug). 4.1 Gasdetector wordt gebruikt (gecombineerd met zuurstofdetectie). 4.2 Ventilatietoestel wordt gebruikt. 4.3 Werken met minstens 2 personen (steeds een toezichter buiten mangat). 5.1 EHBO kist aanwezig op de werf. 5.2 Melding binnen 5 minuten mogelijk: telefoon beschikbaar, nummers hulpdiensten e.d…. 6.1 Proximus-paneel met correcte jobidnr. opgesteld vóór het begin van de werf 6.2 Keuringsattesten aanwezig (o.a. voor hefwerktuigen en toebehoren,...).
BESTRAT .
Aannemer: ………………..
PUTTEN
Subarea: .........
OPT. VEZ.
Jobidnr.: ……
KOPER
Contractnr.: …………….. Werfgegevens:
LEGGEN
0K - NOK - NA
NA NA NA
NA NA NA
NA
NA
6.3 Certificaten voor operatoren aanwezig (o.a. van kranen, graafmachines, kalibrering,...). 7. Waarneembare gevaren: (Behandeling van materialenElektrische risico’sAfscherming bewegende onderdelen) 8. Opsporen andere nutsleidingen: 9. Laswerk: 10. Afval:
7.1 Afscherming van bewegende onderdelen van machines o.a. van stroomgeneratoren, persluchtgeneratoren (veiligheidskoppeling), boorinstallaties, slijpmachines… 7.2 Veilige behandeling van bobijnen. 7.3 Veilige plaats voor opslag materiaal (ontvlambare producten) en materieel. 7.4 Voorkoming grondinzakking door stutten en schoren. 7.5 Staat van het gebruikte elektrisch materieel (generatoren, machines, verlengsnoeren…) 8.1 Liggingsplannen beschikbaar op de werf. 8.2 Worden er proefgravingen gedaan (met handwerktuigen) ? 9.1 Staat van gasflessen, darmen, ventielen, ontspanners. 9.2 Gebruik van beschermingsdeken (vuurvaste mat) voor afscherming van gasleidingen e.d. 9.3 Elektrisch geïsoleerd materieel voor openen kabels (kabelmes, hamer). 10.1 Wordt het afval op een regelmatige manier verwijderd, ook op het einde van de werf.
NA
NA
NA
NA NA NA
NA NA NA NA
NA NA NA NA
NA NA NA NA NA
OPMERKINGEN
11.Glasvezelwerken
11.1 Is ‘Fibrescope II’ en ‘Fibre Identifier’ beschikbaar en is hun gebruiksaanwijzing gekend ? 11.2 Worden de lijmen en oplosmiddelen uit de standaardlijst gebruikt ? 11.3 Is tijdens de las- of kableringswerken de vezel afgeschakeld van de LASER-bron ? 11.4 TOEGANGSVERBOD tot de putten zolang de buizen onder druk staan 11.5 KALIBRERINGSMATERIAAL: opbouw en onderhoud (overdrukklep, ontspanner, filter,...)
NA
NA
NA
NA
NA NA
NA NA NA NA
NA NA NA NA
NA NA NA NA
Andere punten….
11. PREVENTIEMAATREGELS TER UITVOERING VAN HET VEILIGHEIDS- EN GEZONDHEIDSPLAN
PRIJS1
1. Lichaamsbescherming: (individuele beschermingsmiddelen moeten steeds een CElabel dragen) 2. Brandbestrijding: 3. Signalisatie en werfinrichting:
4. Mangaten:
5. EHBO: 6. Administratie: 7. Waarneembare gevaren: (Behandeling van materialenElektrische risico’sAfscherming bewegende onderdelen) 8. Opsporen andere nutsleidingen: 9. Laswerk:
1
Prijs gegeven als percentage van de totaalprijs der uitgevoerde werken. De som van alle hier opgegeven percentages komt overeen met het totaal-percentage opgegeven in de meetstaat onder het punt : “Naleving van het veiligheids- en gezondheidsplan”.
(%)
10. Afval: 11. Glasvezelwerken Andere punten….
Handtekening Aannemer:
Handtekening Proximus + PER-nummer:
Handtekening TMC: