VEILIG WERKEN: EEN KWESTIE VAN WETEN EN UITKIJKEN
LABORATORIUM VOOR FYSISCHE CHEMIE EN KOLLOIDKUNDE WAGENINGEN UNIVERSITEIT Geheel herziene versie februari 2001 Laatst gewijzigd mei 2007 A.J. Korteweg
Inhoud: Voorwoord Wat te doen als er toch wat gebeurt •
Melden (centrale alarmnummer)
Wat kunt u zelf doen • • •
Bij een ongeval Bij brand EHBO
Literatuur Hoofdstuk 1 •
De werksituatie in het laboratorium
Hoofdstuk 2 •
Veilig werken met chemicaliën
Hoofdstuk 3 •
Gebruik van apparatuur en glaswerk
Hoofdstuk 4 •
Voorkomen van milieuschade door chemicaliën
Hoofdstuk 5 •
Het inrichten van de beeldschermwerkplek
Hoofdstuk 6 •
Werken buiten kantooruren en de afsluitprocedure
Bijlage 1 •
R & S-zinnen
Bijlage 2 •
Lijst van gevaarlijke stoffen volgens BAGA
Bijlage 3 •
Overzicht van zwarte lijst stoffen
VOORWOORD
Werken in een laboratorium betekent dat u bloot staat aan gevaren. Het grootste gevaar dat u als laboratoriumwerker bedreigt, is het gedachteloos omgaan met chemicaliën en apparatuur. Dit boekje geeft u een overzicht van de gevarenbronnen die in een laboratorium aanwezig zijn en wil u leren hoe u een experiment veilig kunt uitvoeren. We beperken ons hierbij tot de laboratoriumpraktijk, zoals u die bij onze leerstoelgroep aantreft. U zult dus niets tegenkomen over b.v. het omgaan met radioactieve stoffen. Met opzet is de inhoud beknopt gehouden. Meer informatie kunt u vinden in de handboeken en naslagwerken zoals die welke in onderstaande literatuurlijst zijn opgenomen. Ook kunt u de internetpagina's van de Arbo & Milieudienst (AMD) van de WUR raadplegen voor informatie over diverse onderwerpen. In de tekst vindt u regelmatig verwijzingen naar deze pagina's. Als u twijfelt over de juiste werkwijze, aarzel dan niet u nader te informeren bij de practicumleiding of uw begeleider.
Wat te doen als er toch wat gebeurt: MELDEN Waarschuw direct de bedrijfshulpverlening (BHV) door het centrale alarmnummer van de leerstoelgroep te bellen (85636) of één van de BHV-ers (zie appendix van de groene kaarten). Meld dan rustig en duidelijk: • • • •
uw naam waar iets is gebeurd wat er is gebeurd hoeveel slachtoffers er zijn en wat ze mankeren.
Op de afdelingen hangen z.g. GROENE KAARTEN. Hierop staan o.a. de alarmeringssignalen en wat u moet doen als er een alarmsignaal klinkt. Volg de instructies van de BHV'ers op.
WAT KUNT U ZELF DOEN Let altijd op uw eigen veiligheid, zorg ervoor dat de situatie niet verergert. Bij een ongeval: • • • •
schakel elektrische apparaten uit indien iemand een ongeval heeft waarbij hij nog contact heeft met een elektrische leiding, probeer dan met een niet geleidend voorwerp dit contact te verbreken stop een slagaderlijke bloeding door de slagader dicht te drukken of door desnoods in de wond te drukken indien u hiervoor deskundig bent, pas dan bij ademstilstand mond-op-mondbeademing of bij hartstilstand reanimatie toe.
Bij brand: • • • •
zorg ervoor dat u niet ingesloten wordt door de brand draai gaskranen dicht sluit ramen en deuren (niet op slot!) en zet ventilatoren uit probeer zelf te blussen met de aanwezige blusmiddelen of water; gebruik geen water bij elektrische apparatuur en bij vloeistofbranden.
EHBO
BRAND
Gebruik, als iemands kleding in brand staat, de douche of doof de vlammen met een branddeken. Houd de branddeken rond de hals stevig aangesloten, anders gaat de deken als schoorsteen werken. Leg de patiënt zo snel mogelijk op de grond en rol hem over de grond.
BRANDWONDEN
Overvloedig koelen of spoelen met water (kraan of douche) gedurende 20 minuten. Brandwonden losjes steriel afdekken met (metaline-) gaas. Vastzittende kleding NIET verwijderen, blaren NIET doorprikken.
INSLIKKEN van schadelijke stoffen
Bijtende stof (loog, reinigers, NH3 enz.): Spoel de mond van de patiënt en laat hem twee glazen water drinken (verdunningseffect). Doe dit echter nooit als iemand bewusteloos is of dit dreigt te worden. NIET laten braken. NIET bijtende stof (bestrijdingsmiddelen, geneesmiddelen enz.): WEL laten braken (indien bij bewustzijn), maar NIET laten drinken. Petroleum producten (olie, terpetine enz.): NIET laten braken en NIET laten drinken. Breng het slachtoffer naar een arts of ziekenhuis.
INADEMEN van schadelijke gassen of dampen
Breng de patiënt in de frisse lucht. Een halfzittende houding is meestal het prettigst (indien bij bewustzijn). Slachtoffer zo min mogelijk laten bewegen en niet laten roken. Maak bij ademnood knellende kleding los. Indien u hiertoe deskundig bent, pas dan bij ademstilstand mond-op-mondbeademing toe. Let op uw eigen bescherming. Breng het slachtoffer naar een arts of ziekenhuis.
schadelijke stoffen op de HUID
Overvloedig spoelen met water (douche) gedurende 30 minuten. Als de kleding verontreinigd is, moet u deze tijdens het spoelen verwijderen. Let op uw eigen bescherming (handschoenen aan). . Chemische brandwonden losjes steriel afdekken met (metaline-) gaas. Breng het slachtoffer naar een arts of ziekenhuis.
schadelijke stoffen in de OGEN
Spoel de ogen 30 minuten met water (oogdouche). Bij bijtende, irriterende of anderszins schadelijke stoffen, dient u daarna een arts te raadplegen.
Arts waarschuwen
Raadpleeg in geval van twijfel altijd een arts. Bij het bezoek aan een arts dient u de patiënt altijd te begeleiden.
Als elke seconde telt: 0-112
Literatuur
Basishandboek ARBO en Milieu WU (V 13): www.wau.nl/amd/handboek/inleiding/handboek_inleiding_frame.htm/ Chemiekaarten, gegevens voor veilig werken met chemicaliën. (V 6, ook op practicumzaal) Internetsite van de AMD: www.wau.nl/amd/home/ H. Kramer - Pals, C.J.G. Altmann, Veiligheid in het laboratorium (V 12) N. Irving Sax, Dangerous properties of industrial materials (V 1) A.J. Scholten, Veiligheid (V 9) M.E. Green, A. Turk, Safety in working with chemicals (V 10) De verwijzing achter een titel geeft aan waar u het boek in de bibliotheek van de leerstoelgroep kunt vinden.
Ongevallen moeten altijd gemeld worden bij A.J. Korteweg, die zonodig aan de AMD van de WU rapporteert.
HOOFDSTUK 1 De werksituatie in het laboratorium De kans op ongelukken voor uzelf en voor uw collega's wordt verkleind als u de volgende veiligheidsregels opvolgt: •
Houd werktafels opgeruimd, spoel glaswerk na gebruik meteen schoon en berg het op.
•
Maak, waar nodig, gebruik van algemene beschermingsmiddelen (zuurkast) en van persoonlijke beschermingsmiddelen (labjas, pipetteerballon, veiligheidsbril, handschoenen enz.).
•
Voor u aan een experiment begint, behoort u te weten welke gevaren er verbonden zijn aan de chemicaliën waarmee u gaat werken (Hoofdstuk 2) en hoe u deze chemicaliën na afloop van het experiment moet afvoeren. (Hoofstuk 4)
•
Ruim gemorste chemicaliën en vloeistoffen direct op, ook op de vloer (uitglijden!)
•
Gebroken glaswerk dient u direct in speciaal hiervoor bestemde afvalbakken te doen.
•
Blokkeer geen vluchtwegen, branddekens, blussers, en douches.
•
Eet, drink en rook niet tijdens het werken.
•
Was regelmatig uw handen.
•
Ga pas met apparatuur aan de slag als u weet hoe deze werkt en waar u uit veiligheidsoogpunt op moet letten.
•
Laat luxaflex naar beneden: glazen kolven fungeren gemakkelijk als brandglas en het voorkomt verhitting van vloeistoffen door directe straling.
•
Houd u aan de (per practicum verschillende) aanvullende gedragsregels.
HOOFDSTUK 2 Veilig werken met chemicaliën De risico's van het werken met chemicaliën kunt u beperken door met kennis van zaken om te gaan met deze stoffen. Er zijn verschillende informatiebronnen om deze kennis op te doen. Naarmate u een langere laboratoriumervaring hebt, zult u steeds minder hoeven op te zoeken. De eenvoudigste manier om informatie te krijgen, is via het etiket op de verpakking van de stof:
De etiketten geven voor gevaarlijke stoffen de volgende nuttige informatie: • • •
gevarenaanduiding en z.g. R-zinnen veiligheidsadviezen en z.g. S-zinnen gevarensymbolen.
R- en S-zinnen De R-zinnen ( R van Risk) waarschuwen de gebruiker voor gevaarlijke of schadelijke eigenschappen van een stof. De S-zinnen (S van Safety) geven aanwijzingen voor het veilig werken met een stof. De zinnen zijn genummerd. Zo staat b.v. R4 voor: "vormt met metalen zeer gemakkelijk ontplofbare verbindingen" en S8 betekent: "verpakking droog houden". Ook zult u combinaties van R- of S-zinnen aantreffen zoals R23/24. De volledige verzameling van R- en S-zinnen staat o.a. in bijlage 1, op internet http://www.xs4all.nl/~ulenbelt/rszinnen.html en in het chemiekaartenboek.
Gevarensymbolen Er volgt nu een beschrijving van de gevarensymbolen. Deze zijn uitgevoerd als een pictogram met een oranje ondergrond en zwarte opdruk: Licht ontvlambare (F) en zeer licht ontvlambare (F+) stoffen Maatregel: houd deze verwijderd van open vuur, vonken en warmtebronnen.
Oxiderende stoffen Deze stoffen kunnen o.a. brandbare stoffen doen ontvlammen. Maatregel: vermijd ieder contact met brandbare stoffen. Bijtende stoffen Levende weefsels, maar ook bedrijfsmiddelen, worden bij contact met deze stoffen aangetast. Maatregel: adem de dampen niet in en vermijd aanraking met huid, ogen en kleding. Ontplofbare stoffen Dit zijn stoffen die onder bepaalde omstandigheden kunnen exploderen. Maatregel: vermijd slag, schok, wrijving, vonkontwikkeling en hitte. Zeer vergiftige (T+) en vergiftige (T) stoffen Deze stoffen zijn schadelijk voor de gezondheid of dodelijk bij inademing, bij opname door de mond of bij contact met de huid. Maatregel: vermijd elk contact met het menselijk lichaam. Indien u zich onwel voelt, raadpleeg dan direct een arts. Irriterende stoffen (Xi) of schadelijke stoffen (Xn) Dit zijn stoffen die huid,ogen of ademhalingsorganen prikkelen (Xi), of die schadelijk zijn voor de gezondheid (Xn). Maatregel: adem de dampen niet in en vermijd contact met de huid en de ogen. Milieugevaarlijke stoffen Dit zijn stoffen die ernstige schade toebrengen aan het milieu. Maatregel: voer deze stoffen op een speciale manier af.
Carcinogene stoffen Voor de categorie kankerverwekkende stoffen bestaat geen apart gevarensymbool. Deze stoffen zijn als zodanig te herkennen aan de R-zinnen R45 en R49. De invloeden van deze stoffen worden pas na langere tijd merkbaar. Tijdens het werken ermee zult u niet merken dat er iets mis is. Let daarom extra goed op de te nemen beschermingsmaatregelen zoals die b.v. op het etiket en/of op de Chemiekaart staan. Enkele voorbeelden van stoffen die bewezen carcinogeen zijn of die sterk verdacht worden carcinogeen te zijn: benzeen, asbest, arseen en arseenverbindingen, chroom(VI)verbindingen, nikkel en nikkelverbindingen, cadmium en cadmiumverbindingen, tetrachloorkoolstof, chloroform, styreen, 1,4-dioxaan, lood en anorganische loodverbindingen, hydrazine. Chemiekaarten Een uitgebreidere beschrijving van de eigenschappen en gevaren van chemicaliën vindt u in het boek Chemiekaarten; per pagina (zie voorbeeld op de volgende bladzijde) wordt hierin een bepaalde stof besproken. Op deze kaarten komt u onder andere de MAC-waarde tegen; dit is een maat voor de concentratie van een stof in de lucht die nog geen gevaar oplevert voor de gezondheid. De officiële definitie is: De Maximaal Aanvaarde Concentratie van een gas, damp, nevel of van een stof, is die concentratie in de lucht op de werkplek die, voor zover de huidige kennis reikt, bij herhaalde blootstelling ook gedurende een langere tot zelfs een arbeidsleven omvattende periode, in het algemeen de gezondheid van zowel de werknemers alsook hun nageslacht niet benadeelt. Voorwaarde is wel dat het gaat om gezonde, volwassen personen die maximaal acht uur per dag, onderbroken door rustperioden in een niet-verontreinigde atmosfeer, werken. De werkweek is niet langer dan 40 uur en de arbeid is lichamelijk niet te zwaar. Ook moeten er voor stoffen die gemakkelijk via de huid worden opgenomen, extra beschermingsmaatregelen genomen worden en andere giftige stoffen mogen niet in de ruimte aanwezig zijn. MAC-waarden worden regelmatig, door nieuwe inzichten, aangepast. Hoewel u niet de concentratie van een bepaalde stof op de werkplek kunt bepalen, geeft de MAC-waarde wel een indicatie hoe voorzichtig je met een bepaalde stof om moet gaan. Op internet zijn diverse andere informatiebronnen te vinden; zie hiervoor b.v.: www.wau.nl/amd/handboek/gevaarlijke%20stoffen/handboek_gevaarlijkestoffen_frame.htm www.wau.nl/amd/arbo/chemicalien/arbo_chemicalien_frame.htm
Voorbeeld van een Chemiekaart
Verdunnen van geconcentreerde zuren Hoewel we in dit hoofdstuk geen individuele stoffen behandelen, willen we een uitzondering maken voor het verdunnen van geconcentreerde zuren en in het bijzonder voor zwavelzuur. Hierbij komt heel veel warmte vrij, waardoor bij het toevoegen van water aan het geconcentreerde zuur het water gaat koken en spetteren. Dus altijd het zuur in kleine stapjes onder goed roeren toevoegen aan het water.
HOOFDSTUK 3 Gebruik van apparatuur en glaswerk Bouw opstellingen altijd veilig op. Belangrijk is dat u of uw collega's er niet per ongeluk tegenaan kunnen lopen of de opstelling niet van een tafel af kunnen stoten. Apparatuur dient u 's nachts uit te schakelen tenzij het noodzakelijk is dat met een experiment 's nachts doorgegaan wordt. In dat geval moet de opstelling worden voorzien van een kaartje met de tekst "blijft vannacht aan" + datum + naam. Voor studenten moet de practicumleiding of begeleider hiervoor toestemming verlenen. Elektrische apparatuur Aandachtspunten zijn: • • • • • • •
Zorg ervoor dat de apparatuur in goede staat verkeert en van deugdelijke snoeren en stekkers is voorzien. Zorg ervoor dat de apparatuur op de juiste wijze geaard is. let op dat snoeren niet met vloeistoffen en/of verwarmingsapparatuur in aanraking (kunnen) komen. Houd de werkplaats droog. Overbelast een elektriciteitsgroep niet, dus niet te veel apparatuur op een zelfde groep aansluiten. Voorzie een opstelling waarbij met hoge spanning wordt gewerkt, van een waarschuwing. Werk niet met elektrische apparatuur in de buurt van ontvlambare en ontplofbare chemicaliën.
Verwarmen en koelen Aandachtspunten zijn: • • • • •
Gebruik geen verwarmingsapparatuur of open vlam in de omgeving van brandbare stoffen. Controleer regelmatig gas- en waterslangen op hun kwaliteit. Beveilig gas- en waterslangen tegen losschieten. Sluit gaskranen op de tafel na gebruik; laat branders niet aanstaan, ook niet als u ze na korte tijd weer nodig hebt. Zet de waterkoeling uit als een experiment klaar is.
Glaswerk Aandachtspunten zijn: • • • • • •
Gebruik geen glaswerk in slechte staat; dit glaswerk en gebroken glaswerk dient u in speciale glascontainer weg te gooien. Stel glazen opstellingen altijd spanningsvrij op. Ga steeds na wat er kan gebeuren als het glaswerk zou breken; neem passende maatregelen om eventueel gevaar te beteugelen. Zorg bij verhitting van glazen apparatuur altijd voor een gelijkmatige warmteverdeling, b.v. door een vlamverspreider te gebruiken. Denk eraan dat glaswerk uit de koelkast of koude kamer door beslaan glad kan worden en uit de hand kan glijden. Houd grotere flessen en kolven met chemicaliën niet alleen bij de hals vast, maar ondersteun ook de bodem.
Werken bij lage en hoge druk Lage druk (vacuüm) wordt verkregen met een waterstraalpomp of een vacuümpomp. Aandachtspunten zijn: • • • • •
Schakel een terugslagfles tussen pomp en opstelling. Draag een veiligheidsbril. Alleen dikwandig glas of rondbodemkolven mogen onder vacuüm gezet worden. Verhit onder verminderde druk staande opstellingen altijd gelijkmatig (Isomantel) en stoot niet tegen dergelijke opstellingen; dit vermindert de kans op implosie. Bescherm opstellingen onder verminderde druk met een doek of gazen mantel.
Verhoogde druk wordt meestal verkregen d.m.v. gas (b.v. N2). Aandachtspunten zijn: • • • •
Draag een veiligheidsbril. Bescherm de opstellingen tegen de gevolgen van een explosie. Zet gascilinders altijd vast, b.v. door een klemband aan de tafel. Plaats gascilinders nooit in de buurt van warmtebronnen (denk ook aan het zonlicht).
De gasdruk wordt geregeld met behulp van een z.g. reduceerventiel. Voor u dit gebruikt moet u zich goed op de hoogte stellen van de werking ervan:
• • • • •
Controleer eerst of de grote stelschroef geheel uitgedraaid is. Draai dan de hoofdafsluiter open; de inhoudsmanometer geeft nu de gasdruk in de cilinder aan. Draai nu de grote stelschroef in tot de gewenste werkdruk is bereikt, b.v. 1 atm. (zie werkdruk-manometer). De gasstroomsnelheid wordt nu geregeld met de fijndrukregelaar. Bij het uitzetten draait u eerst de hoofdafsluiter dicht en als de druk op beide manometers 0 is, draait u de fijndrukregelaar dicht en de grote stelschroef uit.
Lasers Als in een ruimte een laser aanwezig is, is de toegangsdeur voorzien van een gele sticker met zwarte opdruk zoals hiernaast is weergegeven. Aandachtspunten zijn: • • •
Zorg ervoor dat er geen brandbare voorwerpen of chemicaliën in de laserstraal komen. Kijk nooit in laserlicht, ook niet in gereflecteerd licht. Pas op voor het reflecteren van de laserstraal door sieraden, horloges e.d.
HOOFDSTUK 4 Voorkomen van milieuschade door chemicaliën Chemicaliën die in het riool terechtkomen vormen een belasting voor het milieu, de één meer de ander wat minder. Bij de WU is een verzamelsysteem opgezet waarbij schadelijke stoffen naar een verwerkingsbedrijf gaan om teruggewonnen of vernietigd te worden. Met behulp van onderstaand schema kunt u bepalen of iets geloosd mag worden op het riool. [zie www.wau.nl/amd/handboek/afval/handboek_afval_frame.htm ;hoofdstuk Afvalwater en vervolgens hoofdstuk Wat mag geloosd worden; hier vindt u ook de links naar de BAGA-lijst van stoffen en de zwarte lijst ] Deze lijsten staan ook in bijlage 2 resp. bijlage 3. Als lozing niet is toegestaan moet de oplossing als gevaarlijk afval worden afgevoerd. De af te voeren chemicaliën zijn ingedeeld in verschillende categorieën zoals anorganische zuren of halogeen-arme organische stoffen. Per categorie worden ze verzameld. Hiervoor zijn speciale vaatjes verkrijgbaar bij de amanuensis. Op de labs hangt een overzicht van de diverse categorieën. Twijfelt u over hoe af te voeren: vraag het de amanuensis.
In BAGA-lijst van stoffen zijn voor enkele veel op laboratoria toegepaste stoffen geen concentratiegrenswaarden opgenomen. Het gaat hier bijvoorbeeld om goed biologisch afbreekbare stoffen als azijnzuur. Voor enkele minder milieugevaarlijke stoffen zoals anorganische zuren (klasse D2) zijn erg lage concentratiegrenswaarden aangegeven (waterige oplossing van klasse D2 mag tot 0,05 g/l geloosd worden). Daarom is voor onderstaande stoffen een andere maximaal te lozen concentratie gegeven. Hierbij is gelet op de milieubezwaarlijkheid en de explosiegrenzen. Organische en anorganische zuren, basen, bufferoplossingen, EDTA-oplossingen: 0,5 mol/ L Zouten van o.a. Na, K, NH4, Ca, Mg, chloriden, fosfaten en sulfaten: 0,5 mol/ L
Spaar het milieu door niet meer van een stof te gebruiken dan voor een experiment noodzakelijk is. Maak dus b.v. niet te grote hoeveelheden van een oplossing aan.
HOOFDSTUK 5 Het inrichten van de beeldschermwerkplek Een goed ingerichte beeldschermwerkplaats vermindert het risico van RSI (Repetitive Strain Injury). Daarnaast is het gewenst het beeldschermwerk regelmatig af te wisselen met ander werk en/of regelmatig (10 min per uur) te pauzeren. Uitgebreide informatie vindt u op de website: www.wau.nl/amd/arbo/rsi/arbo_rsi_frame.htm Zo stelt u de beeldschermwerkplaats goed in:
Lichaamslengte Tafelbladhoogte *
160 165 170 175 180 185 190 195 200
64 66 68 70 72 74 76 78 80
of voetsteun
* Deze maat geldt voor het tafelblad waarop het toetsenbord ligt, en alleen voor beeldschermwerk. Indien u echter beeldschermwerk combineert met schrijf- en leestaken aan hetzelfde bureau, dient u bij genoemde hoogte 4 cm op te tellen voor de juiste hoogte van het bureaublad.
Hoogte van de zitting • • •
Zet de voeten plat op de grond of op een voetensteun. Zorg ervoor dat de onderbenen verticaal zijn, zodat de hoek tussen boven- en onderbeen ca. 90 graden is. Zorg dat de bovenbenen en knieën niet afgekneld worden, bij een hoek van 90 graden is dit nooit het geval.
De rugleuning • •
Het onderste deel van de rug moet gesteund worden door de rugleuning. Stel de hoogte van de leuning hierop in.
Armlegger • • •
Bij ontspannen neerhangende bovenarmen en een horizontale houding van de onderarm dienen de ellebogen nog net de armleggers raken. Onderarm en bovenarm maken een hoek van 90 graden. Ontspan uw schouders, voorkom dat u met opgetrokken schouders achter het toetsenbord zit.
Werktafel of bureau
• • •
De hoogte van de armleuning van de stoel moet gelijk zijn aan de hoogte van de werktafel.Pas zonodig de stoelhoogte aan. Gebruik een voetenbank wanneer u de voeten niet plat op de grond kunt zetten. Bij een te laag werkblad zijn blokjes of uitschuifpoten soms een oplossing, zorg voor voldoende beenruimte.
Opstelling van het beeldscherm • • • •
Ga recht voor het beeldscherm zitten. Het beeldscherm moet 50 à 70 cm van uw ogen afstaan. Zorg dat de bovenzijde van het beeldscherm op ooghoogte staat. De kijkhoek moet ongeveer 30 graden zijn; een grotere hoek kan leiden tot nekklachten. Gebruik eventueel een monitorverhoging om de hoek goed in te stellen.
Toetsenbord • • •
Ga recht voor het toetsenbord zitten en plaats het toetsenbord 8 à 10 cm van de rand van het werkblad. Het toetsenbord mag niet te hoog zijn, want anders geeft het werkblad geen steun meer. Probeer tijdens het typen uw polsen recht te houden. Voorkom dat de pols te ver naar achteren buigt, waardoor klachten kunnen ontstaan. Het gebruik van een polssteun tijdens het typen wordt afgeraden.
Concepthouders • • •
Gebruik een concepthouder om tekst op papier op dezelfde hoogte te plaatsen als het beeldscherm. Dat is minder belastend voor nek en schouders. Deze houder wordt alleen aangeraden als u lang achtereen gegevens moet invoeren van één document. Indien u niet blind typt, wordt aangeraden de tekst(houder) tussen het toetsenbord en het beeldscherm te plaatsen.
HOOFDSTUK 6 Werken buiten kantooruren en de afsluitprocedure Onderstaande regels gelden voor de locatie Dreijenplein 6. Voor het Transitorium gelden andere regels. Cursorische practica hebben eigen regels. Tussen 18.00 uur en 8.15 uur worden de toegangsdeuren automatisch op slot gedaan. U kunt dan een verdieping nog wel verlaten, maar niet meer binnenkomen tenzij u in het bezit bent van een sleutel. Medewerkers en studenten die een afstudeervak doen, kunnen, tegen betaling van een waarborgsom, een sleutel krijgen. Tussen 23.00 uur en 06.45 uur is het gebouw beveiligd d.m.v. sensoren. Het is verboden zich tijdens deze spertijd in het gebouw te bevinden. Bij werken buiten normale kantooruren dient de aanwezigheidslijst bij binnenkomen en bij vertrek ingevuld te worden. Let er ook op dat u de buitendeur steeds op slot doet. Het werken buiten de normale kantooruren dient u te beperken tot handelingen waaraan geen risico verbonden is. In de praktijk betekent dit: eenvoudige waarnemingen, controlewerkzaamheden of computerwerk. Iedere medewerker draagt de verantwoordelijkheid voor het afsluiten van zijn eigen werkkamer en labruimte: ramen dicht, verlichting uit, kranen dicht, luxaflex dicht indien zonlicht in de kamer kan schijnen (denk ook aan ‘s morgens vroeg of ‘s avonds laat), apparatuur controleren enz.
Bijlage 1: R & S-zinnen Naast symbolen staan, indien van toepassing, ook (gecombineerde) "R" en/ of "S" nummers afgedrukt op het etiket waarmee de (vloei)stof geëtiketteerd is. R-ZINNEN (AANDUIDING GEVAREN) R1 R2 R3 R4 R5 R6 R7 R8 R9 R10 R11 R12 R13 R14 R15 R16 R17 R18 R19 R20 R21 R22 R23 R24 R25 R26 R27 R28 R29 R30 R31 R32 R33 R34 R35 R36 R37 R38 R39 R40 R42 R43 R44 R45 R46 R47 R48
In droge toestand ontplofbaar Ontploffingsgevaar door schok, wrijving, vuur of andere ontstekingsoorzaken Ernstig ontploffingsgevaar door schok, wrijving, vuur of andere ontstekingsbronnen Vormt met metalen zeer gemakkelijk ontplofbare verbindingen Ontploffingsgevaar door verwarming Ontplofbaar met en zonder lucht Kan brand veroorzaken Bevordert de verbranding van brandbare stoffen Ontploffingsgevaar bij menging met brandbare stoffen Ontvlambaar Licht ontvlambaar Zeer licht ontvlambaar Ontvlambaar samengeperst gas Reageert heftig met water Vormt licht ontvlambaar gas in contact met water Ontploffingsgevaar bij menging met oxyderende stoffen Spontaan ontvlambaar in lucht Kan bij gebruik een ontvlambaar/ontplofbaar damp-luchtmengsel vormen Kan ontplofbare peroxyde vormen Schadelijk bij inademing Schadelijk bij aanraking met de huid Schadelijk bij opname door de mond Vergiftig bij inademing Vergiftig bij aanraking met de huid Vergiftig bij opname door de mond Zeer vergiftig bij inademing Zeer vergiftig bij aanraking met de huid Zeer vergiftig bij opname door de mond Vormt vergiftig gas in contact met water Kan bij gebruik licht ontvlambaar worden Vormt vergiftigde gassen in contact met zuren Vormt zeer vergiftigde gassen in contact met zuren Gevaar voor cumulatieve effecten Veroorzaakt brandwonden Veroorzaakt ernstige brandwonden Irriterend voor de ogen Irriterend voor de ademhalingswegen Irriterend voor de huid Gevaar voor ernstige onherstelbare effecten Onherstelbare effecten zijn niet uitgesloten Kan overgevoeligheid veroorzaken bij inademing Kan overgevoeligheid veroorzaken bij contact met de huid Ontploffingsgevaar bij verwarming in afgesloten toestand Kan kanker veroorzaken Kan erfelijke genetische schade veroorzaken Kan geboorteafwijkingen veroorzaken Gevaar voor ernstige schade aan gezondheid bij langdurige blootstelling
R49 R50 R51 R52 R53 R54 R55 R56 R57 R58 R59 R60 R61 R62 R63 R64
Kan kanker veroorzaken bij inademing Zeer vergiftig voor in het water levende organismen Vergiftig voor in het water levende organismen Schadelijk voor in het water levende organismen Kan in het aquatisch milieu op lange termijn schadelijke effecten veroorzaken Vergiftig voor planten Vergiftig voor dieren Vergiftig voor bodemorganismen Vergiftig voor bijen Kan in het milieu op lange termijn schadelijke effecten veroorzaken Gevaarlijk voor de ozonlaag Kan de vruchtbaarheid schaden Kan het ongeboren kind schaden Mogelijk gevaar voor verminderde vruchtbaarheid Mogelijk gevaar voor beschadiging van het ongeboren kind Kan schadelijk zijn via de borstvoeding
GECOMBINEERDE R-ZINNEN. R14/15 R15/29 R20/21 R21/22 R20/22 R20/21/22 R23/24 R24/25 R23/25 R23/24/25 R26/27 R27/28 R26/28 R26/27/28 R36/37 R37/38 R36/38 R36/37/38 R39/23 R39/24 R39/25 R39/23/24
Reageert heftig met water en vormt daarbij licht ontvlambaar gas Vormt vergiftig en licht ontvlambaar gas in contact met water Schadelijk bij inademing en bij aanraking met de huid Schadelijk bij aanraking met de huid en bij opname door de mond Schadelijk bij inademing en opname door de mond Schadelijk bij inademing, opname door de mond en aanraking met de huid Vergiftig bij inademing en bij aanraking met de huid Vergiftig bij aanraking met de huid en bij opname door de mond Vergiftig bij inademing en bij opname door de mond Vergiftig bij inademing, opname door de mond en aanraking met de huid Zeer vergiftig bij inademing en bij aanraking met de huid Zeer vergiftig bij aanraking met de huid en bij opname door de mond Zeer vergiftig bij inademing en opname door de mond Zeer vergiftig bij inademing, opname door de mond, aanraking met de huid Irriterend voor de ogen en de ademhalingswegen Irriterend voor de ademhalingswegen en de huid Irriterend voor de ogen en de huid Irriterend voor de ogen, de ademhalingswegen en de huid Vergiftig: gevaar voor ernstige onherstelbare effecten bij inademing Vergiftig: gevaar voor ernstige onherstelbare effecten bij aanraking met de huid Vergiftig: gevaar voor ernstige onherstelbare effecten bij opname door de mond Vergiftig: gevaar voor ernstige onherstelbare effecten bij inademing en aanraking met de huid R39/23/25 Vergiftig: gevaar voor ernstige onherstelbare effecten bij inademing en opname door de mond R39/24/25 Vergiftig: gevaar voor ernstige onherstelbare effecten bij aanraking met de huid en opname door de mond R39/23/24/25 Vergiftig gevaar voor ernstige onherstelbare effecten bij inademing, aanraking met de huid en opname door de mond R39/26 Zeer vergiftig: gevaar voor ernstige onherstelbare effecten bij inademing R39/27 Zeer vergiftig: gevaar voor ernstige onherstelbare effecten bij aanraking met de huid R39/28 Zeer vergiftig gevaar voor ernstige onherstelbare effecten bij opname door de mond R39/26/27 Zeer vergiftig: gevaar voor ernstige onherstelbare effecten bij inademing en aanraking met de huid R39/26/28 Zeer vergiftig: gevaar voor ernstige onherstelbare effecten bij inademing en opname door de mond R39/27/28 Zeer vergiftig: gevaar voor ernstige onherstelbare effecten bij aanraking met de huid en opname door de mond
R39/26/27/28 Zeer vergiftig: gevaar voor ernstige onherstelbare effecten bij inademing, aanraking met de huid en opname door de mond R40/20 Schadelijk: bij inademing zijn onherstelbare effecten niet uitgesloten R40/21 Schadelijk: bij aanraking met de huid zijn onherstelbare effecten niet uitgesloten R40/22 Schadelijk: bij opname door de mond zijn onherstelbare effecten niet uitgesloten R40/20/21 Schadelijk: bij inademing en aanraking met de huid zijn onherstelbare effecten niet uitgesloten R40/20/22 Schadelijk: bij inademing en opname door de mond zijn onherstelbare effecten niet uitgesloten R40/21/22 Schadelijk: bij aanraking door de huid en opname door de monde zijn onherstelbare effecten niet uitgesloten R40/20/21/22 Schadelijk: bij inademing, aanraking door de huid en opname door de mond zijn onherstelbare effecten niet uitgesloten R42/43 Kan overgevoeligheid veroorzaken bij inademing of bij contact met de huid R48/20 Schadelijk: gevaar voor ernstige schade aan de gezondheid bij langdurige blootstelling bij inademing R48/21 Schadelijk: gevaar voor ernstige schade aan de gezondheid bij langdurige blootstelling bij aanraking met de huid R48/22 Schadelijk: gevaar voor ernstige schade aan de gezondheid bij langdurige blootstelling bij opname door de mond R48/20/21 Schadelijk: gevaar voor ernstige schade aan de gezondheid bij langdurige blootstelling bij inademing en aanraking met de huid R48/20/22 Schadelijk: gevaar voor ernstige schade aan de gezondheid bij langdurige blootstelling bij inademing en opname door de mond R48/21/22 Schadelijk: gevaar voor ernstige schade aan de gezondheid bij langdurige blootstelling bij aanraking met de huid en opname door de mond R48/20/21/22 Schadelijk: gevaar voor ernstige schade aan de gezondheid bij langdurige blootstelling bij inademing, aanraking met de huid en opname door de mond R48/23 Vergiftiging: gevaar voor ernstige schade aan de gezondheid bij langdurige blootstelling bij inademing R48/24 Vergiftiging: gevaar voor ernstige schade aan de gezondheid bij langdurige blootstelling bij aanraking met de huid R48/25 Vergiftiging: gevaar voor ernstige schade aan de gezondheid bij langdurige blootstelling bij opname door de mond R48/23/24 Vergiftiging: gevaar voor ernstige schade aan de gezondheid bij langdurige blootstelling bij inademing en aanraking met de huid R48/23/25 Vergiftiging: gevaar voor ernstige schade aan de gezondheid bij langdurige blootstelling bij inademing en opname door de mond R48/24/25 Vergiftiging: gevaar voor ernstige schade aan de gezondheid bij langdurige blootstelling bij aanraking met de huid en opname door de mond R48/23/24/25 Vergiftiging: gevaar voor ernstige schade aan de gezondheid bij langdurige blootstelling bij inademing, aanraking met de huid en opname door de mond R50/53 Zeer vergiftig voor in het water levende organismen; kan in het aquatisch milieu op lange termijn schadelijke effecten veroorzaken R51/53 Vergiftig voor in het water levende organismen; kan in het aquatisch milieu op lange termijn schadelijke effecten veroorzaken R52/53 Schadelijk voor in het water levende organismen; kan in het aquatisch milieu op lange termijn schadelijke effecten veroorzaken
S-ZINNEN (AANDUIDING VEILIGHEIDSMAATREGELEN). S1 S2 S3 S4 S5 S6 S7 S8 S9 S12 S13 S14 S15 S16 S17 S18 S20 S21 S22 S23 S24 S25 S26 S27 S28 S29 S30 S33 S34 S35 S36 S37 S38 S39 S40 S41 S42 S43 S44 S45 S46 S47 S48 S49 S50 S51 S52 S53 S56
Achter slot bewaren Buiten bereik van kinderen bewaren Op een koele plaats bewaren Verwijderd van woonruimten opbergen Onder.....houden (geschikte vloeistof opgegeven door fabrikant) Onder.....houden (inert gas door fabrikant op te geven) In goed gesloten verpakking bewaren Verpakking droog houden Op een goed geventileerde plaats bewaren De verpakking niet hermetisch sluiten Verwijderd houden van eet- en drinkwaren en van dierenvoeder Verwijderd houden van ..... (in te vullen door de fabrikant) Verwijderd houden van warmte Verwijderd houden van ontstekingsbronnen -niet rokenVerwijderd houden van brandbare stoffen Verpakking voorzichtig behandelen en openen Niet eten of drinken tijdens gebruik Niet roken tijdens gebruik Stof niet inademen Gas/ rook/ damp/ spuitnevel* niet inademen Aanraking met de huid vermijden Aanraking met de ogen vermijden Bij aanraking met de ogen onmiddellijk met overvloedig water afspoelen en deskundig medisch advies inwinnen Verontreinigde kleding onmiddellijk uittrekken Na aanraking met de huid onmiddellijk wassen met veel ..... (aan te geven door de fabrikant) Afval niet in de gootsteen werpen Nooit water op deze stof gieten Maatregelen treffen tegen ontladingen van statische elektriciteit Schok en wrijving vermijden Deze stof en de verpakking op veilige wijze afvoeren Draag geschikte beschermende kleding Draag geschikte handschoenen Bij ontoereikende ventilatie een geschikt ademhalingsbeschuttingsmiddel dragen Een beschermingsmiddel voor de ogen/ voor het gezicht dragen Voor de reiniging van de vloer en alle voorwerpen verontreinigd met dit materiaal .... gebruiken (aan te geven door fabrikant) In geval van brand en/ of explosie inademen van rook vermijden Tijdens de ontsmetting/ bespuiting een geschikt ademhalingstoestel dragen In geval van brand .... gebruiken (blusmiddelen aan te duiden door de fabrikant. Indien water het risico vergroot toevoegen: Nooit water gebruiken Indien men zich onwel voelt een arts raadplegen (indien mogelijk hem dit etiket tonen) Ingeval van ongeval of indien men zich onwel voelt, onmiddellijk een arts raadplegen (indien mogelijk hem dit etiket tonen) In geval van inslikken onmiddellijk een arts raadplegen en verpakking of etiket tonen Bewaren bij een temperatuur ....° C (aan te geven door de fabrikant) Inhoud vochtig houden met .... (middel aan te geven door de fabrikant) Uitsluitend in de oorspronkelijke verpakking bewaren Niet vermengen met .... (aan te geven door de fabrikant) Uitsluitend op goed geventileerde plaatsen gebruiken Niet voor gebruik op grote oppervlakken in woon- en verblijfsruimten Blootstelling vermijden -vóór gebruik speciale aanwijzingen raadplegen Niet in het riool of het milieu lozen, naar een erkend afvalinzamelpunt brengen
S57 S59 S60 S61 S62
Neem passende maatregelen om verspreiding in het milieu te voorkomen Raadpleeg de fabrikant/ leverancier voor informatie over terugwinning/ recycling Deze stof en/ of verpakking als gevaarlijk afval afvoeren Voorkom lozing in het milieu. Vraag om speciale instructies/ veiligheidskaart Bij inslikken niet het braken opwekken; direct een arts raadplegen en de verpakking of het etiket tonen
GECOMBINEERDE S-ZINNEN. S1/2 S3/9 S3/7/9 S7/9 S7/8 S20/21 S24/25 S36/37 S36/39
Achter slot en buiten bereik van kinderen bewaren Op een koele en goed geventileerde plaats bewaren Gesloten verpakking op een koele en goed geventileerde plaats bewaren Gesloten verpakking op een goed geventileerde plaats bewaren Droog houden en in een goed gesloten verpakking bewaren Niet eten, drinken of roken tijdens gebruik Aanraking met de ogen en de huid vermijden Draag geschikte handschoenen en beschermende kleding Draag geschikte beschermende kleding en een beschermingsmiddel voor de ogen/ voor het gezicht S37/39 Draag geschikte handschoenen en een beschermingsmiddel voor de ogen/voor het gezicht S36/37/39 Draag geschikte beschermende kleding, handschoenen en een beschermingsmiddel voor de ogen/voor het gezicht S3/14 Bewaren op een koele plaats verwijderd van ...(stoffen, waarmee contact vermeden dient te worden, aan te geven door de fabrikant) S3/9/14 Bewaren op een koele, goed geventileerde plaats verwijderd van ...(stoffen, waarmee contact vermeden dient te worden, aan te geven door de fabrikant) S3/9/49 Uitsluitend in de oorspronkelijke verpakking bewaren op een koele goed geventileerde plaats S3/9/14/49 Uitsluitend in de oorspronkelijke verpakking bewaren op een koele goed geventileerde plaats verwijderd van ...(stoffen, waarmee contact vermeden dient te worden, aan te geven door de fabrikant) S47/49 Uitsluitend in de oorspronkelijke verpakking bewaren bij een temperatuur beneden ...° C (aan te geven door de fabrikant)
Bijlage 2: Lijst van gevaarlijke stoffen volgens BAGA In de lijst van gevaarlijke stoffen volgens BAGA zijn de concentratiegrenswaarden opgenomen van stoffen die als milieugevaarlijk worden beschouwd. Als deze grenswaarden worden overschreden is het afval gevaarlijk. De lijst omschrijft verschillende gevarenklassen. Bij de klasse-indeling wordt uitgegaan van de eigenschappen van de (groepen van) stoffen mede in relatie tot de concentratie waarin zij van nature voorkomen. Bij gebruik van de lijst van stoffen volgens BAGA moet met de volgende 7 punten rekening gehouden worden om het gevaarlijk afval te kunnen benoemen:
1. Als een component van het afval voorkomt in één van de vijf gevarenklassen A, B, C, D of E en de 2. 3. 4. 5. 6. 7.
concentratie van de stof is gelijk of hoger dan de grenswaarde van de betreffende gevarenklasse, dan is het afval gevaarlijk (voor overzicht gevarenklassen zie hieronder). Als er een verbinding van de gevaarlijke stof in het afval aanwezig is geldt de concentratiegrenswaarde niet voor de verbinding, maar voor het schadelijke element. Afval mag niet worden verdund, vermengd, uitgeloogd of verdampt om beneden de concentratiegrenswaarde te blijven. Als er meerdere schadelijke componenten uit dezelfde klasse in het afval aanwezig zijn, worden de concentraties bij elkaar opgeteld. Als er meerdere schadelijke componenten uit verschillende klassen in het afval aanwezig zijn, geldt de laagste concentratiegrenswaarde. Voor stoffen in waterige oplossing gelden de concentratiegrenswaarden voor de droge stof (DS). Als het DS gehalte kleiner is dan 0,1 gewichtsprocent gelden de concentratiegrenswaarden, verkleind met een factor duizend, voor de oplossing. Onder organische verbindingen wordt niet verstaan: volledige uitgepolymeriseerde verbindingen of organische verbindingen in celmateriaal van organismen of de afbraakproducten hiervan.
Klasse A (grenswaarde: 50 mg/kg) A1 A2
Antimoon en antimoonverbindingen Arseen en arseenverbindingen
A3
Beryllium en berylliumverbindingen
A4
Cadmium en cadmiumverbindingen
A5 A6 A7
Chroom(VI)verbindingen Kwik en kwikverbindingen Seleen en seleenverbindingen
A8
Telluur en telluurverbindingen
A9 Thallium en thalliumverbindingen A10 Anorganische cyaanverbindingen (cyaniden) A11 Metaalcarbonylen A12 Naftaleen A13 Anthraceen A14 Fenanthreen A15 Chryseen, benzo(a)anthraceen, fluorantheen, benzo(a)pyreen, benzo(k)fluorantheen, indeno(1,2,3 cd)pyreen en benzo(ghi)peryleen A16 Gehalogeerde koppels van aromatische ringen, zoals polychloorbifenylen, polychloorterfenylen en derivaten daarvan A17 Gehalogeneerde aromatische verbindingen A18 Benzeen A19 Dieldrin, aldrin en endrin A20 Organotinverbindingen
Klasse B (grenswaarde: 5.000 mg/kg)
Klasse C (grenswaarde: 20.000 mg/kg)
B1
Chroom(III)verbindingen
B2 B3
Cobaltverbindingen Koperverbindingen
C1 C2 C3
B4
Lood en loodverbindingen
B5
Molybdeenverbindingen
B6
Nikkelverbindingen
B7 B8
Tinverbindingen Vanadiumverbindingen
B9
Wolfraamverbindingen
B10
Zilververbindingen
B11
Organische halogeenverbindingen
B12 B13
Organische fosforverbindingen Organische peroxiden
B14
Organische nitro- en nitrosoverbindingen
C4 C5 C6 C7 C8 C9 C10 C11 C12 C13 C14 C15 C16 C17
Ammoniak en ammoniumverbindingen Anorganische peroxiden Bariumverbindingen met uitzondering van bariumsulfaat Fluorverbindingen Fosforverbindingen met uitzondering van de fosfaten van aluminium, calcium en ijzer Bromaten, (hypo-)bromieten Chloraten, (hypo-)chlorieten Aromatische verbindingen Organische siliciumverbindingen Organische zwavelverbindingen Jodaten Nitraten, nitrieten Sulfiden Zinkverbindingen Zouten van perzuren Zuurhalogeniden, zuuramiden Zuuranhydriden
B15
Organische azo- en azoxyverbindingen
B16
Nitrillen
B17 B18
Aminen (iso- en thio-)cyanaten
B19
Fenol en fenolische verbindingen
B20
Mercaptanen
B21
Asbest
B22 B23
Halogeensilanen Hydrazine(n)
Klasse D (grenswaarde: 50.000 mg/kg)
B24
Fluor
B25
Chloor
B26
Broom
B27 B28
Witte en rode fosfor Ferrosilicium en -legeringen
D1 D2 D3 D4
B29
Mangaansilicium
B30
Halogeenbevattende stoffen die bij aanraking met vochtige lucht of water zure dampen afgeven, zoals siliciumtetrachloride, aluminiumchloride, titaantetrachloride
D5 D6 D7 D8 D9
Zwavel Anorganische zuren Metaalwaterstofsulfaten Oxyden en hydroxiden met uitzondering van die van: Waterstof, koolstof, silicium, ijzer, aluminium, titaan, mangaan, magnesium, calcium Alifatische en naftenische koolwaterstoffen Organische zuurstofverbindingen Organische stikstofverbindingen Nitriden Hydriden
Klasse E (geen concentratiegrenswaarde => dus is bij elke concentratie gevaarlijk afval) E1 E2
Licht ontvlambare stoffen Stoffen die bij aanraking met water of vochtige lucht, licht ontvlambare gassen ontwikkelen in een gevaarlijke hoeveelheid
Bijlage 3: Overzicht van zwarte lijst stoffen Hieronder volgt het overzicht van zwarte lijst stoffen zoals gehanteerd door het Waterschap ‘Vallei en Eem’. De stoffen zijn gekozen op basis van hun toxiciteit, persistentie of bio-accumulatie. De lijst bestaat uit 132 stoffen die genoemd staan in annex 1 van EG-richtlijn 76/464/EEG en die in beginsel als zwart worden behandeld bij de vergunningverlening. Deze lijst geldt alleen voor afvalwater. Er zijn andere zwarte lijsten voor lucht en bodem, maar de lijsten vertonen veel overlap. De maximale te lozen concentratie in waterige oplossing is 100 µ g per liter, behalve voor zwarte lijst stoffen die in klasse A van BAGA staan (max. te lozen conc. 50 µ g per liter). 1. 1,1,1-trichloorethaan 2. 1,1,2,2-tetrachloorethaan 3. 1,1,2-trichloorethaan 4. 1,1,2-trichloortrifluorethaan 5. 1,1-dichloorethaan 6. 1,1-dichlooretheen (vinylideenchloride) 7. 1,2,4,5-tetrachloorbenzeen 8. 1,2,4-trichloorbenzeen 9. 1,2-dibroomethaan (ethyleendibromide) 10. 1,2-dichloorbenzeen 11. 1,2-dichloorethaan 12. 1,2-dichlooretheen 13. 1,2-dichloorpropaan 14. 1,3-dichloor-2-propanol 15. 1,3-dichloorbenzeen 16. 1,3-dichloorpropeen 17. 1,4-dichloorbenzeen 18. 1-chloor-2-4-dinitrobenzeen 19. 1-chloor-2-nitrobenzeen 20. 1-chloor-3-nitrobenzeen 21. 1-chloor-4-nitrobenzeen 22. 1-chloornaftaleen 23. 2,3-dichloorpropeen 24. 2,4,5-trichloorfenoxazijnzuur (2,4,5-t) 25. 2,4,6-trichloor-1,3,5-triazine (cyanuurchloride) 26. 2,4-dichloorfenol 27. 2,4-dichloorfenoxazijnzuur (zouten, esters) 28. 2,4-dichoorfenoxypropaanzuur (dichloorprop) 29. 2-amino-4-chloorfenol 30. 2-chloor-butadieen-1,3 (chloropreen) 31. 2-chloor-p-toludine 32. 2-chlooraniline 33. 2-chloorethanol 34. 2-chloorfenol 35. 2-chloortolueen 36. 3-chlooraniline 37. 3-chloorfenol 38. 3-chloorpropeen (allychloride) 39. 3-chloortolueen 40. 4,4-diaminodifenyl (benzidine) 41. 4-chloor-2-nitoaniline 42. 4-chloor-2-nitrotolueen 43. 4-chloor-2-methylfenol (....-3-cresol) 44. 4-chlooraniline 45. 4-chloorfenol 46. 4-chloortolueen 47. aldrin 48. antraceen 49. arseen en arseenverbindingen 50. atrazine 51. azinfos-ethyl 52. azinfos-methyl 53. bentazon 54. benzeen 55. bifenyl 56. cadmium en cadmiumverbindingen 57. chloorazijnzuur 58. chloorbenzeen (monochloorbenzeen) 59. chloordaan 60. chlooretheen (vinylchloride) 61. chloornaftalalene (alle isomeren) 62. chloornitroluenen 63. chloortoludinen 64. chloortolueeen 65. chloralhydraat 66. cumafos 67. DDT (en metabolieten DDD en DDE)
68. demeton (0,-s,-s-methyl en s-methyl-sulfon) 69. dibutyltindichloride (dibutyltindichloride) 70. dibutyltinoxide 71. dibutyltinzouten (alle) 72. dichlooranilinen (alle isomeren) 73. dichloorbenzidinen (dichloordiaminodifenyl) 74. dichloordiisopropyl-ether 75. dichloormethaan (methyleenchloride) 76. dichloornitrobenzeen (alle isomeren) 77. dichloortolueen (benzylideenchloride) 78. dichloorvos 79. dieldrin (1,2,3,4,10, 10-hexa-2-chloor-etc.) 80. diethylamine 81. dimethoaat (cygon) 82. dimethylamine 83. disulfoton 84. endosulfan 85. endrin 86. epichloorhydrine (isobutylacrylaat) 87. ethylbenzeen 88. fenitrothion 89. fenthion 90. foxim 91. heptachloor include. Heptachloorepoxide 92. hexachloorbenzeen 93. hexachloorbutadieen 94. hexachloorcyclhexaan 95. hexachloorethaan 96. isodrin 97. isoprophylbenzeen 98. kwik en kwikverbindingen 99. linuron 100. malathion 101. MCPA (2-methyl-4chloor-fenoxy-azijnzuur) 102. mecoprop-p (2-mehyl-4-chloor-fenoxy-propionzuur/MCPP) 103. methamidofos 104. mevinfos 105. monolinuron 106. naftaleen 107. omethoaat 108. oxydemoton-methyl 109. PAK (6 van Borneff) 110. parathion en parathionmethyl 111. pentachloorfenol (pcp) 112. polychloorbifneylen en –trifenylen (pcb) 113. propanil (3,4-dichloorpropanilide) 114. pyrazon (cloridazon) 115. simazine 116. tertrabutyltin 117. tetrachlooretheen (perchloorethyleen) 118. tetrachloorkoolstof (tetrachloormethaan) 119. tolueen (methylbenzeen) 120. triazofos 121. tributylfosfaat 122. tributyltinoxide 123. trichloorbenzeen (alle isomeren) 124. trichooretheen 125. trichloorfenolen (alle isomeren) 126. trichloorfon 127. trichloormethaan (chloroform) 128. trifenyltinacetaat 129. trifenyltinchloride 130. tirfenyltinhydroxide 131. trifluralin (trifluoralin) 132. xylenen (alle isomeren)