3e
No. 18.
14 MAART 1896.
Jaargang.
DE Y R O I W Veertlenüaasscli Mui, pril! aan ie klaip der arMfleie vronwen Wij vrouwen van den nieuwen tijd zijn verplicht elkander bij te staan. Vereenigd konden wij de wereld overwinnen.
Hoofdagente
voor België :
Bedaetie en Administratie:
Emilie Claeys, Van Eyekstraat 6, Gent.
N.
VAN KOL,
W. H. Vliegen, te Maastricht.
Aywaille bij Luik.
Kan vrij de man zijn waar de vrouw In slavenkeetnen zucht ? 11VIIOUD :
Moederangst. - Ons kleine Goedje. - De B-ijl aan den Wortel. — Vrouwenbeweging. — Aan Tafel. — Nog meer soldaten. — Ingezonden. — Fonds van der Voo. — Correspondentie. — Strijdpenning.
Moederangst. Ei, knaapken, waarom straalt zoo helder uw oog— Waarom speelt die lach zoo gestaag rond uw lippen— Zeg, is 't om die vogelkens, ginder omhoog, Dat kreetjes van blijschap uw mondjen ontglippen ? O neen, ' t i s 't gewemel dier krijgeren-schaar, Wier wapens het zonlicht weerkaatsend doet gloeien, Dat gansch zoo uw aandacht, uw blik schijnt te boeien, En u als betoovert, mijn zoontje, niet waar ? Ach, kind, met hun lot waart ge spoedig begaan, Indien ge begreept hoe de jongens daar haken Om vrij, zooals wij, hier te wandlen of staan — O zeker, heel ras zoudt ge uw glimlachen staken! De wet riep hen op, en . . . voor immer misschien! Thans moeten gedwee zij de krijgstucht verdragen, En ver van hunne ouders, van vrienden en magen, Durft geen van hen allen ten gronde te zien ! Die W e t , zoo gevoelloos voor wanhoop en smart, E n daarom, met reden, de Bloedwet geheeten, Zal wellicht ook mij eens verbrijzlen het hart, Wanneer ze n zal prangen met ijzeren keten ! O, vraag eens een moeder w a t zieleverdriet Heur trof,toen die wet haar een zoon kwam ontrooven, Wis zoudt ge dan smeeken met vochtige oogen : „Beproef toch de mijne zoo schrikkelijk niet!" Nog morgen, mijn kind, kan om 't minste geschil Er oorlog ontstaan door den wilkeur der vorsten — Bij steden die branden en jamrend gegil, Men broeders naar 't leven van broeders zien dorsten!— Dan moeten die jongens naar 't slagveld als vleesch Voor 't moordend kanon dat hen aangrijnzend dondert; Het zwaard en 't geweer, welker glans gij be wondert, Die kunnen niets maken dan weduw en wees! Eilaas ! mijn lief zoontje! niet lang nog geleën, Ontrukte men wreed aan mijn liefde zoo teeder, Uw dierbaren Vader ; ten strijd moest hij heen. . . Hij vocht er wel dapper; maar nooit zag 'k hem weder! — O, diep staat die ramp in mijn ziele geboekt! Blijf gij mij steeds bij en breng troost in mijn harte!... Moest 'k u nog verliezen, 'k bestierf het van smarte!...
O, oorlog enBloedwct, weest eeuwig gevloekt!— Almanak „Vooruit".
Drukker en Hoofdagent voor Holland:
Abonnementsprijs per jaar f 1,50 = fr. 3,09, bij vooruitbetaling. — Losse nummers 3 ct.
Ons
kleine Goedje. I)
Er zijn genoeg goede menschen in de wereld om deze te m a k e n tot een veel aangenamer plaats dan zij t h a n s is, indien zij slechts samen werkten aan datgene w a a r o m t r e n t zij het eens zijn, in plaats van te kibbelen over onbewijsbare stellin gen.
W . P. STEAB.
Ja, als wij menschen allen eens zoo goed waren d a t wij elkander lief hadden om en bijstonden in het streven naar het goede; en zoo wijs, dat wij onbewijsbare stellingen lieten voor hetgeen ze zijn in plaats van ze te maken tot scheidsmuren en twistappels! Wel is het streven naar deze hoogste humaniteit hier en daar te bespeuren bij het t h a n s levend ge slacht; doch het te bereiken zal h e t voorrecht zijn van h e t toekomstige, en te spoediger, naarmate wij onze kinderen m e t meer wijs heid daartoe opleiden. Doch hoe ? W a t is de beste wijze om onze kinderen te maken tot ware wijzen en tot apostelen der liefdevolle verdraagzaamheid ? Moeten wij daartoe zwijgen of spreken over de „onbewijsbare stellingen" en alles w a t daarmede in' verband s t a a t ? Spreken! spreken m e t alle goedheid, wijsheid en kalmte die in ons is. W a n t ook dit deel der opvoeding onzer kleinen m a g niet worden overgelaten aan het toeval der gesprekken met anderen, der invloeden van buitenaf, der lec t u u r van den dag. Gesteld, dit toeval is vrij gunstig en voert onze kinderen veilig tusschen de klippen van blind geloof en geloofshaat h e e n : het is toch niet waarschijnlijk dat h e t hen den helderen blik, h e t sympathieke in zicht geven zal, dat er noodig is om zonder vóór- of tegeningenomenheid -te oordeelen in eene zoo kiesche zaak als het geloofsleven deions omringende menschen. Onverschilligheid zal nog het beste resultaat zijn dat de opvoeding van het toeval geeft; m a a r een mensch die zijn tijd en zijn medemenschen wil verstaan mag niet onverschillig zijn voor eene zaak van zoo veel gewicht als geloof en godsdienst! Verdraagzaam moet hij zijn. Maar de ware verdraagzaamheid is niet de vrucht van het 1) Geschreven in antwoord op een brief van Me vrouw S. te A.
138
GEEN SLAAP IS ZOO TEN VOLLE SLAAF ALS DE VROUW.
toeval, wèl van de opvoeding die men van ons, bescheiden te zijn en een rustig afwachtende, schoon niet werkelooze houding aan te zijn ouders ontvangt of aan zich zelf geeft. Mijns inziens is het de plicht der ouders om, nemen. Voor mij zijn zij een vaste, betrouwbare zoodra de horizon van het kind zich begint te verbreeden, zoodra het uit boeken en gesprek- bazis. Doch natuurlijk kan men ze in dien ken m e t kameraadjes bewustzijn krijgt van stelligen, beknopten vorm niet geven aan een een andere, vagere wereld dan die waarin hij kind. De beste wijze om de zaak m e t een kind zich onder moeders vleugelen bewoog, hem te behandelen is, dunkt mij, zich te laten eenig begrip van die wereld te geven. De tijd leiden door de vragen van het kind zelf, door is dan gekomen om onze eigene godsdienstige onwillekeurige zinspelingen in les- en leesboeovertuiging over te dragen op onze kinderen. ken, enz ; nu en dan moet de gelegenheid geNiet als dwangbuis: — ook in onze kinderen zocht of gemaakt worden. Een bezoek aan een moeten wij de vrijheid van geweten eerbiedi- Museum van Schilderkunst biedt dikwijls gen ; doch als standpunt waarvan zij den toe- heerlijke leerstof. En de geschiedenis dan, m e t stand overzien, als uitgangspunt voor eigen, haar bladzijden vol duister fanatisme en haar lichtende trekken van vromen geloofsijver en vrije onderzoekingen op geestelijk gebied. Deze opvoedkundige kwestie is zeer gemak- psalmzingenden martelaarsmoed! Ziehier, voor degenen die over dit onderwerp kelijk op te lossen voor geloovigen en atheisteri ; de eersten hebben hun heilige overtui- nadenken en er wellicht nog den weg niet in ging of h u n nageprate formules; de laatsten weten, den korten inhoud, niet van één gesprek, hun stoute en eerlijke, of laffe en gemakzuchtige maar van den cursus, om zoo te zeggen, dien ontkenning. Moeilijker schijnt zij voor degenen ik bezig ben mijn oudste kind in deze wetendie bevestigen noch ontkennen, omdat zij niet schap te geven : De menschen, kind, zijn niet altoos geweest weten. Doch dat moeilijke is slechts schijn en feitelijk staan de niet-weters op veel vasteren zooals nu : vrij ver gevorderd in allerlei wetenbodem dan de geloovers en de ontkenners. schap, steeds zoekende naar meer, en steeds W a n t de geloovers hebben evenmin weten- meer oplossingen vindend voor datgene w a t schappelijke bewijzen voor hun geloof als de h u n vroeger onbegrijpelijk en raadselachtig atheïsten voor hun o n t k e n n i n g ; terwijl wij, scheen. Zij waren niet eens altoos menschen. niet-weters, ons bepalen tot zoeken en wachten, Vondsten die men deed in diepe steenkoolmijen intusschen, zonder haat of blinde voorin- nen, op hooge bergtoppen, in verborgen berggenomenheid, trachten te verstaan wat er kloven, hebben het bijna tot zekerheid geomgaat in de hoofden en harten van deze maakt, dat de menschen zich eerst geleidelijk hebben ontwikkeld uit eene aapachtige dierbeiden. Doch, om min of meer stellig te kunnen soort. In ieder geval waren de allereerste menspreken met onze kinderen, moet ons niet- schen niet veel meer dan dieren; alleen m a a k t e n weten meer gelijken op de lichtende zon dan i zekere eigenaardigheden in h u n lichaamsbouw, op een verduisterenden nevel. Daartoe is het ' o. a. de rechtopgaande houding, waarmede de goed dat wij, in plaats van de „onbewijsbare" ontwikkeling van het spraakvermogen in n a u w stellingen der geloovers en atheisten, tot grond- verband staat, het hen mogelijk zich langzaam slag van ons denken en redeneeren een paar doch zeker zóódanig te ontwikkelen, dat er een „onwederlegbare" stellingen nemen. Ik voor enorm verschil begon te ontstaan tusschen dieren en menschen. De mensch leerde vuur mij heb er vier, te w e t e n : l e . De wetenschap ontkent God niet, m a a r maken, werktuigen vervaardigen en gebruiken, hutten bouwen, zich schikken naar klimaten n e e m t hem ook niet aan. 2e. Een godheid die het heelal schiep, het in en omstandigheden ; iedere nieuwe uitvinding beweging zette volgens zekere wetten en die hij deed, hóe klein en onbeduidend ook, zich zelve, door diezelfde wetten, tot in iedere nieuwe overwinning die hij behaalde alle eeuwigheid aan banden legde, is niet op de natuur, m a a k t e hem niet alleen het onbestaanbaar met de wetenschap. (Stuart leven aangenamer, maar deed ook zijn verstand, zijn denkvermogen rijpen. En, evenals kleine Mill.) 3e. Evenmin strijdig met de wetenschap is kinderen die zich allengs rekenschap beginnen een goede geest, die de wereldheerschappij te geven van hetgeen hen omringt en h u n deelt met een even machtigen boozen ouders en huisgenooten onophoudelijk vragen: geest, met dezen in eeuwigdurenden strijd waarom dit en waarom dat ? begon ook de is, en daarin overwinnen zal; te eerder en mensch te vorschen naar de oorzaken der volkomener, naar m a t e de goeden onder dingen. Doch hij had geen ouderen en wijzeren de menschen h u n zedelijken steun schen- boven zich die h e m dat alles naar waarheid, ken aan dien goeden geest. (Stuart Mill) 1) of althans naar h u n beste weten, verklaarden. 4e. Het geloof aan vele goden en later aan Als de rollende donder hem angstig maakte één God, met al de goede en kwade ge- en de neerslaande bliksem een boom of dier volgen daarvan, m e t alle ideeën en be- of een makker in zijne nabijheid velde, dan grippen die er uit voortvloeiden, m e t alle was er geen moeder of leeraar die hem de vormen en vormelijkheden die er aan oorzaken van den bliksem verklaarde en h e m verbonden waren, moest bij de menschheid aan 't verstand bracht dat het n u t van een ontstaan en zich ontwikkelen, als een onweder ruimschoots opweegt tegen de schade logisch gevolg van de gesteldheid der aan voorwerpen, dieren en menschen, die het menschelijke vermogens, in verband m e t soms teweeg brengt. Het verstand deed hem vragen: „wat is dat ?" maar hij had nog geene we's menschen onkunde. No 1 en 4 dezer stellingen zijn absoluut; tenschap die hem naar waarheid kon antwoorden. No 2 en 3 zijn wel niet bewijsbaar, maar ook En een antwoord eischte hij toch ! Toen herinniet weerlegbaar ; en allen te samen leeren zij nerde hij zich, hoe het oog fonkelt van den toornigen mensch, hoe r u w en luid diens stem klinkt, en hoe hij, zich zeiven geen meester, 1) Essays on Religion. -
GEEN SLAAF IS ZOO TEN VOLLE SLAAF ALS DE VBO UW.
zijn woede koelt aan voorwerpen of dieren, j a zelfs menschen d o o d s l a a t . . . Zouden er in de geheimzinnige ruimte die hem omgeeft wellicht wezens wonen, onzichtbaar voor 's menschen oog, m a a r zéér machtig, zéér grillig en dus zéér te vreezen ? Zou niet de donder de stem, en de bliksem de pijl van zulk een wezen zijn ? Ja, zóó zou 't wel w e z e n ! En zie, het verstand van den mensch had de vraag gesteld en zijn verbeelding had er op geantwoord ! Het antwoord bevredigde hem en hij deelde het als een onbetwistbare waarheid mede aan verwanten en kinderen, die, geen reden hebbende er aan te twijfelen, het voortplantten van geslacht op geslacht. En ziedaar nu een dwaalbegrip geschapen waarvan de menschen zich niet zoo spoedig los zouden maken, m a a r waarvoor zij niet verantwoordelijk w a r e n : zij konden niet anders redeneeren dan zij deden. Zooals de donder, verklaarden zij zich natuurlijk alle andere verschijnselen: ziekte, verdriet, leven, dood. dag, nacht, zon, regen, kortom alle, de aangename zoowel als de onaangename. En al spoedig brachten vrees en eigenbelang hen op het denkbeeld, de booze machten gunstig te s t e m m e n door geschenken: boom- en veldvruchten, geslachte dieren, j a menschen zelfs ; . . . ziedaar het offer geschapen, dat in de godsdienstige gebruiken van zoovele volkeren tot op den 'huidigen dag zulk een groote rol speelt. Ik hoop, dat het niet enkel uit eigenbelang, maar ook uit een gevoel van dankbaarheid, liefde, erkentelijkheid was, dat de menschen óók offers brachten aan de goede machten die h u n leven beheerschten : de zon, de zachte wind, de malsche r e g e n ; ik hoop het niet alleen, m a a r ben er zelfs van overtuigd, daar ook dieren deze zachte aandoeningen kennen, en reeds zeer jonge kinderen gehechtheid voelen jegens degenen die hen vriendelijk verzorgen. Zoo bevolkte zich de hen omringende wereld m e t een groot aantal onzichtbare wezens, die de menschen „goede geesten, booze geesten," enz. noemden, en die door hen gediend werden ; en zoo ontstond dan, geheel onwillekeurig en onvermijdelijk, datgene wat men godendienst noemt en wat later godsdienst werd. Alle menschen waren echter niet even knap en niet even goed. De een merkte eens w a t meer op, dacht eens wat meer na dan de rest en zei of deed dus wel eens dingen waarover de anderen versteld stonden. Die bekwameren werden dan beschouwd als bijzondere gunstelingen van de goden, als door dezen ingelicht omtrent zaken die voor alle andere menschen verborgen moesten blijven. Men vertrouwde die menschen, raadpleegde hen en bracht hen geschenken, hetzij om hen te danken voor een wijzen raad, hetzij om hen gunstig te stemmen; w a n t m e n twijfelde er niet aan 01 het stond in h u n n e macht, de goden te bepraten . . . Waren nu deze knappe menschen tevens goed, d. w. z. waren zij echte wijzen, dan gebruikten zij hun invloed om de menschen goed te maken, om twist te voorkomen, om deugd en wijsheid onder hen te bevorderen; doch waren zij alléén m a a r slim, dan werden zij heel licht bedriegers, die tot hun eigen voordeel invloed trachtten te krijgen op de goedgeloovige menschen m e t minder verstand dan zij. En onwillekeurig, zonder berekening of opzet, werden de wijzen zoowel als de slimmen door de anderen aangesteld tot bemiddelaars tusschen
139
goden en menschen ; totpriesters. Niemand zei: wij zullen priesters aanstellen, evenmin als iemand ooit gezegd had : wij zullen goden verzinnen ; dat k w a m van zelf zoo en moest zoo komen, omdat de menschen eigenlijk nog m a a r kinderen waren, véél onwetender dan tegenwoordig een kind van tien jaar dat op school goed leert en alles tracht te begrijpen. Langzamerhand werden de priesters de bewaarders van al de wetenschap die de menschheid in den loop der tijden had opgedaan. Zij vestigden zich in de nabijheid der tempels die men allengskens begon te bouwen ter eere der goden en tot het geven van feesten en brengen van offers; en naast die tempels verrezen eerlang scholen, waarin de priesters een gedeelte van hun wijsheid meedeelden aan h u n leerlingen, die óók priesters wilden worden of die eenvoudig gaarne wat leerden. Zonder den priesterstand had menig volk nooit eene wetenschap bezeten, want terwijl) in de alleroudste tijden, de koningen en soldaten uit vechten gingen en de armen en slaven arbeidden in het zweet h u n s aangezichts, bleven de priesters in hunne tempels, lazen en schreven boeken en namen de natuurverschijnselen waar. Later zult gij inzien hoeveel de wetenschap van heden heeft te danken aan de priesters der oudheid. Er zijn menschen, kind, vooral in onzen tijd, die opvliegen als zij een priester zien "of er over hooren praten. Al het kwaad dat in de wereld gebeurd is en nog gebeurt, schrijven zij aan de priesters toe; om het even of er sprake is van de pastoors der Katholieken, de dominees der Gereformeerden, de rabbis der Joden, de bonzen der Buddhisten of de hadjis der Mohamedanen, — al wat priester is vloeken zij. Dat is onbillijk en dom. Zeker hebben de priesters veel kwaad gesticht in de wereld, doch niet omdat zij priesters, maar omdat zij menschen waren. Gedurende tal van eeuwen waren de priesters de knapste, dus. ook de invloedrijkste menschen van hun l a n d ; en men behoeft waarlijk geen priester te zijn om misbruik te maken v a n e e n bijzonder gunstige positie! De geschiedenis zal u leeren dat alle menschen in alle eeuwen elkandei oneindig veel kwaad hebben berokkend, en dat de groote massa, die altoos het slachtoffer is èn van haar eigen hartstochten èn van de begeerlijkheden der machtigen, in landen waar geen priesterstand is er niet veel beter aan toe is dan elders. Ik ken priesters, kind, wier hand te kussen ik mij niet schamen zou, en priesterhaters wien ik mijne deur voor den neus zou toewerpen. Wees in dit opzicht vroeg wijs, mijn kind, en veroordeel niet in eens een geheelen stand van menschen, zonder eerst uit de geschiedenis te hebben geleerd hoe deze moest ontstaan, hoeveel goeds hij deed en tot welke misbruiken hij onwillekeurig moest komen. . . Met de priesters te vloeken wordt men zelf nog niet goed en edel; doch door te streven naar volmaakte liefde en rechtvaardigheid wordt men een Priester in den Tempel der Menschheid, — en dat is een hooge eeretitel, kind ! (Wordt vervolgd.)
140
GEEN SLAAP IS ZOO TEN VOLLE SLAAP ALS D E VROUW.
De bijl aan den wortel. De vloek der beschaving is de drank en de onzedelijkheid. Mijn voornemen is niet om over het eerste onderwerp te spreken, ofschoon velen beweren, dat die beide zaken onafscheidelijk zijn; want tegen de onmatigheid wordt dage lijks gevochten door eene groote en steeds aan groeiende menigte, die bij elke gelegenheid gesteund wordt door de Pers en den Kansel, en door vele leiders in de maatschappij. De onzedelijkheid wordt bestreden door een betrekkelijk klein deel, terwijl de Pers, de Kansel en de Maatschappij als bij onderlinge overeen komst daarover zwijgen. Bovendien vallen te velen van hen, die ernstig en te goeder trouw krijg voeren, de gevolgen eerder aan dan de oorzaak en zijn verdiept in het afsnijden van de takken van dezen gif boom, die zich in ons midden verheft, in plaats van zijn wortel aan te grijpen. Reddingswerk alléén, al moge het moedig en edel zijn, staat gelijk m e t het oprapen van de verdorde bladeren, die in menigte aan onze voeten liggen; en de boom blijft onaangeroerd staan m e t zijne millioenen bladeren die nog moeten afvallen. De waarheid is, dat eene zeer groote meer derheid van meisjes een leven van schande leidt, vrijwillig en met voorbedachten rade. Dit komt voort uit verschillende oorzaken; één daarvan is het lage loon. In Londen alleen, zijn van de 40,000 vrouwen-werksters, verreweg het grootste deel op het land geboren en be neden de twintig jaren oud. Uit verschillende beweegredenen, voornamelijk in de hoop hoogere loonen te bekomen, trekken zij op naar Londen, helaas, m e t het eenige gevolg, dat zij zich eenzaam en zonder vrienden zien, gedwongen zich te onderhouden van een ellendig klein weekgeld dat nauwelijks toereikend is (in vele gevallen ontoereikend) om den hongerdood af te wenden. De kosten van een fatsoenlijke woning te bestrijden is eenvoudig onmogelijk, en velen zijn dus genoodzaakt hare toevlucht te nemen tot slechte verblijven, die den meest verlagenden invloed uitoefenen; en hare avon den door te brengen m e t slenteren op straat, of in een muziekzaal of herberg van minder allooi. Ik spreek nu van de velen die ver van haar werk verwijderd wonen. De loonen die betaald worden aan meisjes en jonge vrouwen in onze groote steden zijn een schande voor de menschheid. De werkge vers dragen daarvan niet alléén de schuld; het groote publiek is daar ook verantwoordelijk voor, m a a r de meisjes zijn de dupe van dien strijd en trachten haar te kort te dekken op welke wijze zij maar kunnen. Ik heb meisjes gekend die haar nachten doorbrachten in slaap verblijven voor vrouwen-werksters, en die er ondanks alles niet in slaagden om een wekelijksch loon van meer dan f 2,50 bijeen te bren gen ; en het is onnoodig te zeggen hoe, zonder tijdige hulp, hare toekomst zal wezen. Het is onmogelijk voor hen, die, in het bezit van alle gemakken en weelde van het leven, zich voor te stellen wat het zegt, te staan voor de vreeselijke keus tusschen gebrek of schande; zij kun nen dus gemakkelijk beweren dat ieder meisje deugdzaam en achtenswaardig kan zijn indien zij dat wil, dat zij door hard werken een eerlijk bestaan kan verdienen; maar wie die onze groote steden en hare afschuwelijke afgronden van
ondeugd en ellende kent, kan zich verwonderen, dat in zulk een omgeving en onder zulke in vloeden als waaronder duizenden van onzejonge meisjes op dit oogenblik dagelijks leven, die jonge meisjes — waarvan velen bijna nog kinderen zijn — één voor één uitvallen uit de rijen der deugdzamen, en het machtige heirleger der verlorenen grooter doen worden. Een andere oorzaak is het onteeren van kin deren, hetgeen vreeselijke verwoestingen aan richt onder de kinderen onzer armen. Van vele meisjes kan men niet zeggen, dat zij „gevallen" zijn, want zij hebben nooit onschuld gekend. Indien onze eigene, teeder opgevoede kleinen, die bewaakt worden door de beschermende zorg van liefhebbende ouders, verplaatst werden uit h u n n e heerlijke woningen naar de donkerste holen der ellende waarin de hulpelooze kinderen der armen leven en sterven, dan zouden ook zij de slachtoffers worden h u n n e r noodlottige omgeving. Kinderen van beide geslachten worden bijeen geworpen in gehuurde huizen, waar zij bij dag en bij nacht getuigen zijn van ergelijke tooneelen van dronkenschap, losbandigheid en onze delijkheid. Aldus komen zij er toe om deze ondeugden als natuurlijk te beschouwen; zij kennen geen ander leven. W a t wonder dat, in h u n n e volkomene onkunde omtrent het verschil tusschen goed en kwaad, zij besmet worden van h u n n e kindsheid afaan? Het is bedroevend om te zien, op hoe jeugdigen leeftijd de kinderen der armen van beiderlei geslacht tot onzedelijke handelingen verleid worden, zonder het minste begrip van de gevolgen. Den eersten keer is het bij vrouwelijke kinderen dikwijls het gevolg van geweld en, — hoe afschuwelijk het ook zij om het neder te schrijven, — velen van de verleiders zijn de vaders, de verachtelijke, dronken vaders, en bijna altijd ontkomen deze aan de straf. Beroofd van alle besef van schaamte en welvoeglijkheid van den a a n v a n g van h u n droevig leven af, k u n n e n deze kleinen helaas slechts tot één einde komen. Tot rijpheid gekomen, betreden zij m e t ontzettende snelheid het pad dat ten verderve voert. Het is bijna onmogelijk, haar de reinheid, die ieder jong meisje ingeschapen is, terug te geven, wanneer het kwaad haar een maal bezoedeld heeft. , Een andere vruchtbare oorzaak van den on dergang van kinderen, is de hebzucht der ouders, die door de kinderen op de een of andere wijze aan geld trachten te komen. Jonge meisjes van 5 tot 16 jaren worden o p ' de straat gezonden op alle uren van den avond, om bloemen of couranten te verkoopen aan de bezoekers van schouwburgen en andere plaat sen van vermaak. Kleine meisjes die op de havens rondloopen, en des avonds op straat spelen zonder iemand om haar te bewaken of te beschermen, en jonge dienstmeisjes die op late uren worden uitgezonden om bier te halen, zullen spoedig tot de klasse der „verlorenen" behooren. Om deze kinderen voor het kwaad te beschermen, zijn goede, zedelijke invloeden volstrekt nood zakelijk. Het ontbreekt den onderwijzers van onze Zondagsscholen en dagscholen aan geest kracht; en helaas! niet alleen weten zij weinig omtrent het onderwerp, m a a r vinden het waar schijnlijk verdienstelijk om daarvan onkundig te blijven. De scholen zijn vruchtbare bronnen van zedelijke besmetting. De rein en en de on-
GEEN SLAAP IS ZOO TEN VOLLE SLAAF ALS DE VROUW. reinen worden bij elkander geworpen. Een meer nauwkeurig, een teederder, oplettender toezicht moet over kinderen worden uitgeoefend, zelfs in h u n n e huwbare jaren. Verleden zomer zat ik eens aan mijn venster, en nam een groepje schooljongens en meisjes waar die buiten aan het babbelen waren, op weg n a a r huis. Watik vernam was overweldigend, ontmoedigend e n bedroevend in de hoogste m a t e ; het bleek zonneklaar dat het leven dezer jonge schepselen in gedachte en handeling bedorven werd van h u n n e kindsheid af aan. Maar niet de dagscho len alléén zijn te veroordeelen. Op" verscheidene van onze eerste jongensscholen hebben schan dalen plaats gehad, zoo ergelijk, dat zij geheim gehouden moesten worden, om den goeden n a a m te redden van allen die er bij betrokken waren. Menige jongen verlaat onze openbare scholen, bedorven naar lichaam en ziel. Natuurlijk zijn er vele eerbiedwaardige uit zonderingen. Maar waarom moet het kwaad ergens bestaan ? Hoe lang zullen ouders de voorkeur geven aan deftige kameraden en wereldsche voordcelen boven de lichamelijke en zedelijke gezondheid hunner zonen? De meisjes scholen zijn ook niet geheel vrij van zulke in vloeden. Zeer machtige oorzaken van ons maatschap pelijk bederf zijn de verkeerde denkbeelden, die de meeste m a n n e n en vrouwen koesteren omtrent het huwelijks- en geslachtsleven. Een meisje trouwt geheel of gedeeltelijk onkundig o m t r e n t alles w a t het huwelijk beteekent, en als regel ontvangt zij hare denkbeelden van een echtgenoot met een niet altijd vlekkeloos verleden. Ik behoor niet tot diegenen die de m a n n e n veroordeelen voor alles wat verkeerd gaat, w a n t zij zijn evenzeer de slaven der ge woonte als de vrouwen. Zij zijn slachtoffers van de verkeerde begrippen en van den onwaren standaard van zedelijkheid die in het dagelijksch leven regel zijn. Het denkbeeld dat onreinheid alleen de vrouw bezoedelt en dat een misstap, die den goeden naam bevlekt en de maatschap pelijke positie verwoest van de vrouw, de eer en de positie van den man niet aantast, is niet alleen de vloek van den ongehuwden staat, maar de smet van het huwelijk. Menige jonge vrouw en moeder offert hare gezondheid, j a zelfs haar leven op het echtelijk altaar van valsche zede lijkheid, en gelooft dat het h a a r plicht is zoo te doen. De geneesheeren hebben ook veel te verant woorden. In plaats van de wet der reinheid te prediken als een gezondheids-voorschrift en als eene zedelijke verplichting en weldaad, wat zij werkelijk is, prediken de doctoren, soms aan de jonge mannen zelvon, dat toegeven aan de zonde een lichamelijke noodzakelijkheid is. Inderdaad, verkwikkend is het ons te wenden tot den veteraan, sir J a m e s Paget, en zijn edel standpunt gade te slaan, tegenover deze duivels-leer van de noodzakelijkheid der zonde. Maar misschien ligt de grootste, ofschoon m i n s t in het oog vallende oorzaak van het kwaad in de blijkbare onverschilligheid der vrouwen, voornamelijk uit de hoogste en middel-klassen. Deze soort vrouwen is onverschillig omtrent ernstige maatschappelijke vraagstukken, of „brandende vragen," omtrent de middelen ter behandeling van de ondeugd en de ellende deiwereld, of liever, „wenscht niets te weten", er de voorkeur aan gevende, haar talenten diep
141
in zich zeiven te begraven, om zich te over laden met „huiselijke plichten", zich te hullen in een „vrouwelijke spheer", en zich te ver beelden, dat die verkeerde opvatting van vrou welijkheid in eeuwigheid zal duren. „O, maar ik kan niet nalaten te denken dat hij een aangenaam mensch moet zijn", riep eene dame uit, sprekende over een man, zoo laag, dat zelfs slechte m a n n e n hem niet vriendelijk konden ontvangen. „Maar gij weet", zeide ik, „dat het bekend is, dat hij van zijne vrouw gescheiden is. ver bannen uit de voornaamste clubs, ontslagen uit zijn ambt." „Ja, ik weet het", viel zij i n ; „maar ik kan niet nalaten te denken dat hij in weerwil van dit alles toch een aangenaam mensch moet zijn. Hij componeert zulke heer lijke muziek!" Hoe zal de wereld beter worden indien vrouwen, rein en goed in zich zeiven, zelfs nadat,zij den middelbaren leeftijd bereikt hebben, zulk eene schuldige onwetendheid blij ven bewaren, en weigeren te gelooven aan de zonde van eenigen man, die aantrekkelijk of rijk is, of een fraaien titel bezit. „De zonde is verschoonbaar in een m a n " m a a r „het is reeds schande een afgedwaalde vrouw te kennen," ofschoon dit niet altijd een schande is wanneer zij maatschappejijk aanzien bezit. Er zijn helaas talrijke reine vrouwen, die u openlijk zullen zeggen dat zij de voorkeur geven aan een lichtzinnigen man, die zullen beweren dat aan de m a n n e n eene vrijheid moet worden toegestaan die aan de vrouwen is ontzegd. Toch zijn zulke vrouwen, die staande houden dat het verschoonbaar, j a noodzakelijk is voor den m a n om te zondigen, trouwe kerkgang, sters, steunen achtenswaardige liefdadigheids instellingen, zijn nauwgezet in het nakomen van alle maatschappelijke eischen! Gelooft gij dat de n a t u u r de zonde noodza kelijk m a a k t e ? Want dat is het waar het op neer komt. De helft van de ondeugd onzer bedorven maat schappij wordt tot overvloedigen wasdom ge koesterd door de deugdzame vrouwen die niet willen zien, wordt gevoed door hare glimlach jes en leeft weelderig gelukkig in hare huizen. Zoo lang de mannen niet maatschappelijk ge boycot worden voor hun slecht gedrag, zoo lang er een tweeledig zeden-wetboek wordt in stand gehouden en goedgekeurd door vrouwen, zoo lang zal de meerderheid der m a n n e n ver dorven zijn, en door voorbeeld en voorschrift anderen bederven. „Ben ik mijn broeders hoeder?" Die woorden k w a m e n op Kain's bevende lippen, toen hij in laffen, ellendigen, lagen schrik zich trachtte af te wenden van de vreeselijke uiting der goddelijke gramschap. Vrouwen der beschaafde wereld! Hebt gij er ooit over gedacht dat die stem tot u s p r e e k t ? W a t baten de ellendige drogredenen, w4armede gij uw toegefelijk geweten stilt? Er bestaan andere moordenaars dan die van het lichaam, er zijn moordenaars der ziel, en gij, vrouwen der beschaafde klasse, geeft acht op u zeiven, opdat gij niet tot de laatsten be hoort! Eene te groote hoeveelheid slaapdrank doodt even zeker als het mes van een moordenaar, en u w leven is slaapdrank voor de maatschappij. Ik heb eenige van de oorzaken nagegaan, die de wortels van onzen maatschappelijken Oepas-boora vormen ; maar zij vereenigen zich
142
G E E N S L A A P IS ZOO T E N V O L L E S L A A F A L S D E V R O U W .
allen in ééne oorzaak, het diep ingeworteld I deel te nemen aan vergaderingen waar openalgemeen geloof in de minderheid der vrouw. | bare aangelegenheden worden besproken", w a t Dit is het w a t het diepst van alles ligt, deze in de praktijk neerkomt op het ontnemen van oorzaak voedt en onderhoudt iedere andere. liet vereenigingsrecht aan alle vrouwen van dat Laat ons de oorzaken uitroeien! land. Uit het Engelsen van Ondanks de vele moeilijkheden door de Mrs W A R N E R SNOAD, Duitsche wet de organisatie der vrouwen in den door X. weg gelegd, telden de tabak-arbeiders in begin 1894 toch = 2560 en de boekdrukkers = 1100 vrouwelijke leden. In België hebben de vrou wen der patroon-fabrieken bij Brussel (500), de Vrouwenbeweging. weefsters te* Gent en de corsetnaaisters t e Stap voor stap wint der vrouwen beweging Brussel zich in de laatste weken aaneenge veld, veroveren zij een deel harer r e c h t e n ; sloten; van de 345 mannel. en 190 vrouwel. geen maand gaat voorbij of kleine voordeelen sigarenmakers te Geeraartsbergen waren 300 worden behaald, en nog zal de XlXe eeuw mannen en 100 vrouwen lid h u n n e r vakverniet ten einde zijn of de invloed der vrouw eeniging, doch was noch daar, noch in Brussel zal merkbaar worden zoowel op politiek terrein (150) van de sigaretten-maaksters een enkele als in het economische leven. aangesloten; de vele huisarbeid die daarbij In Engeland werd in Rose Squire de vijfde voortkomt verklaart dit verschijnsel. Terwijl vrouwelijke fabrieksinspectrice aangesteld, ter in Engeland slechts 5.000 leden waren van af wijl London onder de Inspecteurs van gezond zonderlijke vrouwen-vakvereenigingingen, tel heid eveneens vijf vrouwen a a n n a m . De ge- den de gemengde in 1893 er 85.362.'Ook in meentetaad van Parijs benoemde de twee Zweden zijn de proletarische mannen- en vrou eerste armen-verpleegsters; ook in Grieken wen-beweging nauw verbonden, en zijn beiden land, waar reeds Universiteit en Polytech slechts een onderdeel der socialistische arbei nische school voor het zwakke geslacht open ders-beweging ; de vrouwen-bonden te Stock staan, zullen dezulken benoemt! worden. België holm nemen ijverig deel aan de bespreking ging er reeds toe over voor het onderwijs in der politieke vragen en steunen de m a n n e n vrouwelijke handwerken vrouwen te nemen, in hun energieken strijd om algemeen en gelijk w a t „Liefdadigheid naar Vermogen.' in hare kiesrecht. Steeds meer geraakt men in alle commissien van huisbezoek reeds lange jaren landen er van overtuigd, dat de vrouwen niet deed. „Zelden", zegt het verslag dezer Vereeni als eene afzonderlijke klasse moeten optreden, ging, „is door ons een besluit genomen, dat doch als een deel der gemeenschap, als gelijk zooveel heeft bijgedragen tot de verhooging berechtigd lid van het menschdom, zoowel in van het gehalte, en de duurzaamheid der ver fabriek en werkplaats als op de tribune en in kregen resultaten. Niet genoeg kunnen wij de de wetgevende lichamen. Haar aantal n e e m t waarde in het licht stellen van dezen vrouwe daarin overal snel toe. lijken bijstand, wij kunnen ons nu zelfs niet Terwijl men in Engeland in 1871 nog 3000 begrijpen, hoe het mogelijk was, dat wij zoo vrouwen in staatsdienst telde, was dat getal lang hebben kunnen wachten m e t deze in in 1891 tot 8.546 gestegen; ook in gemeente werkelijkheid onmisbare hulp in te roepen". dienst was dat sterk toegenomen. Van 1871 Mevr. Charbonelle werd gekozen als gemeente tot 1891 steeg h e t aantal vrouwen die haar ontvanger in Ecaussines (Henegouwen), en zelfs eigen brood verdienden in de Vereen. Staten in Ned. Indië, waar vrouwen van het klein van Noord-Amerika in de volgende verhoudin ambtenaars-examen zijn uitgesloten, werd bij gen : bij den landbouw m e t 7 1 % ; de liberale de Solo-werken eene vrouwelijke klerk be beroepen met 2 3 8 % , den handel en het ver noemd, terwijl in het donkere Afrika Miss keer met 1051%, en de fabrieks-industrie met Kingsley zich als eene moedige reizigster onder 190%; terwijl het aantal m a n n e n in diezelfde scheidde. jaren slechts steeg resp. met 4 5 % — 127% — Het. wets-ontwerp dat in Frankrijk in behan 156% en 94%, dus veel langzamer. In datzelfde deling is, zal eerlang in België worden voor land waren werkzaam in de industrien van gesteld, en door der vrouw de vrije beschikking tetoew-fabrikage = 98.000; tapijten = 10.700; te laten over hare spaarpenningen, zal er aan wol = 36.000; tabak = 27.900; hemden = 15.000 een schandelijk onrecht een einde worden en syeMabrieken = 20.500 vrouwen. Volgens gemaakt. Eene wet, die den arbeid van meisjes' de mededeelingen van Mr. A. Kerdijk n a m e n beneden 14 jaar verbiedt en den arbeidsduur in Nederland in 1889 een werkzaam aandeel benevens den rusttijd regelt, is in Solothum aan handel en nijverheid = 70.000 gehuwde (Zwitserland) aangenomen. Terwijl in Zweden en 105.000 ongehuwde vrouwen; aan de vrije de vrouwen gelijk kiesrecht bezitten voor de beroepen = 19000 en 158.000; aan huiselijke gemeente- en de gewestelijke raden als de diensten = 14000 gehuwde en 142000 onge m a n n e n , en het kiesrecht voor het Parlement huwde. Verder arbeidden bij den landbouw = steeds minder tegenstand vindt, heeft men in 73.000, in den warenhandel = 3 0 . 0 0 0 , in tap Benemarken het gemeente-kiesrecht voor onge perijen = 3.000 vrouwen, terwijl er in ons land h u w d e vrouwen nog slechts in tweede lezing nog geteld worden 2.200 vroedvrouwen, en aangenomen. Het nieuw opgerichte „ Vrouwen- bakers, 8.800 onderwijzeressen, 53.000 waschPaleis" te Kopenhagen, waaraan ambachts-scho vrouwen, 11.000 spinsters en 7 doctoressen of len, arbeids-beurzen en gelegenheid tot huisves in het geheel = 685.000 vrouwen; dus h van ting van meisjes verbonden zijn, zal door de pro de geheele bevolking, groot en klein dooréén paganda der vergaderingen deze beweging veel gerekend. steun verleenen; terwijl de reactie in Beieren RIENZI. deze niet vertragen zal. Door de partij van het 23 Februari 1896. Centrum (katholieken) is aldaar voorgesteld om „vrouwen en minderjarigen te verbieden, 1
GEEN SLAAF IS ZOO TEN VOLLE SLAAF ALS DE VROUW
Aan
tafel.
Als men, nu en dan, aan tafel er zich eens toe zet om te zien, om werkelijk te ziereen na t e denken, dan gevoelt men een eigenaardig afgrijzen, haast tot onpasselijk wordens toe. Het is het schouwspel van sommige vleeschspijzen, dat ons zoo aandoet. Biefstuk, cöteletten, lamsbouten, ham, — dat alles kan er nog mêe door. Dat zijn als 't ware nieuwe lichamen geworden, m e t een eigen vorm, die ons niet meer doen denken aan den os, het kalf, het schaap, het varken, waarvan ze afkomstig zijn. Maar als wij een dier in zijn geheel op schotel zien verschijnen, dan grijpt ons een gevoel van weerzin en verzet aan. Vogels met kop en pooten, ja zelfs soms met h u n veeren, in waaiervorm uitgespreid; geheele kalfskoppen, zooals men ze op het land wel eens voordient, met de hersenen open en bloot; on aan gesneden hazen en konijnen; — waarlijk, het zien van al deze schepselen die geleefd hebben, is m staat om den meest uitgehongerden tafelgenoot melankoliek te maken. Als men die dieren van lageren rang, opgeofferd aan onze levensbehoeften, zoo ziet stuk snijden, lid voor lid; als men hongerige menschen ziet aanvallen op dat bleeke, lijkkleurige of soms nog bloederige vleesch, dan voelt m e n zich soms beklemd en is geneigd, m a a r gauw m e t eten gedaan te m a k e n en heen te gaan. Onder de tegenwoordig levende menschen zijn er veel eters van rauw vleesch door de overgeërfde barbaarschheid van lang vervlogen tijden; anderen zijn het uit opgedrongen gewoonte, om gezondheidsredenen, of w a t dan ook, - ondanks hen zelf. De laatsten zien in de eersten soms grove en onverdragelijke vraten en de welgeordende maaltijd schijnt hen een feestmaal toe van verscheurende dieren, zich gemeenschappelijk te goed doende aan lijken. Ja, lijken zijn het, die wij daar zien te midd e n van licht en bloemen. Zoo zag ik gisteren nog een paar jonge haasjes op een schotel; hun kopjes hadden een weemoedige uitdrukking, h u n pootjes staken in de hoogte, als smeekten zij om genade; het deed denken aan twee kleine kinderen, gevild en gebraden ten gerieve van feestvierende Wildemannen. En bij vele dischgenooten zag ik, — of meende te zien, — het verlangen naar onschuldiger spijzen: erwtjes, salade, aardbeien, of een beschuitje gedoopt in een glas krachtigen wijn. Uit Le Soir (de Paris) Ziezoo, als vleescheters. reeds beginnen protest aan te teekenen tegen sommige barbaarsche vormen van vleescheten, dan zit de drang naar een meer natuurlijke leefwijze toch wel in de lucht!
143
In een lezing te Amsterdam betoogde Dr. Graanboom, (Kinderarts), die zelf geen onthouder en dus geheel onbevooroordeeld is, het schadelijke van alkoholgebruik voor kinderen, zelfs in den vorm van verdund bier en wijn m e t water. In plaats van het kind goed te doen, belemmeren deze dranken den groei, verdooven zij den geest en bevorderen de vatbaarheid voor zenuwziekten. De spijsverteering wordt er slechter door. Moeders, doet uw voordeel m e t deze w e t e n s c h a p ! . . . *
*
Ik voor mij ben er van overtuigd, dat de zoo veelvuldig voorkomende zelfbevlekking d e r kinderen iets, héél veel zelfs, heeft uittestaan m e t het drinken van bier en wijn. En dit is een opvoedkundig onderwerp dat m a a r al te zeer, uit valsche schaamte, wordt verzwegen!
Ingezonden. Een
vrouwenbond
tegen den alcohol.
Dezer dagen las ik m e t klimmende belangstelling de j u i s t verschenen 3e druk van Uit de achterbuurt, meedeelingen van mevr. I. B. W i g h t m a n (bij T. J. Kousbroek te Gouda), dat ik ieder meisje, dat belangstelt in het rijke leven, m e t allen nadruk ter lezing aanbeveel. Met beschaming vroeg ik mij af: waar is de Nederlandsche vrouw, die zooveel gewrocht heeft als deze haar engelsche zuster'? En ik dacht aan enkelen, die getracht hebben en nog trachten hare voetstappen te drukken. Maar voor mijn verbeelding rees daar nevens op het spook, dat in Nederland elke beweging tracht te onderdrukken, n. 1. de zucht tot het vormen van bonden en bondjes, omdat de bestaanden (natuurlijk) niet volkomen bevredigen ieder individueel wenschen en streven. Tegen den alcohol hebben we de oude Ned. Ver. t. Afsch. v. St. Dr; de Nat. Chr. Geh. Onth. Ver.; de Ned. Chr. Geh. Ont. Bond; de Ned. Onderw. Prop.Club; de Christen-Vrouwen Unie;- de goede Tempelieren; het Kruisverbond; de afd. van de Internationale vereeniging; de Volksbond, en tal van locale vereenigingen, allen m e t besturen, (hoofdbesturen en afd. besturen) veelal m e t eigen orgaan, enz. enz. En die allen kunnen hun ledental niet becijferen ? Integendeel, slechts 'n enkele geeft blijk van een krachtig leven. En daarom m a a r weer een bond er n e v e n s ! Och, toone men, vóór m e n enkelen samen voegt tot een nieuwe organisatie, wel eens in eigen kleinen kring, zooals de Leeuwarden," de kracht der persoonlijke propaganda en toewijding. Dan ontstaat, indien noodig, de organisatie van zelf. En anders heeft zij m. i. geen recht van bestaan. P. VAN DER MEULEN.
Nog m e e r soldaten in 't leger tegen den d r a n k ! Te Enschedé is een Katholieke Onthoudersbond voor m a n n e n opgericht, onder den n a a m van Kruisverbond, en daarnaast een voor vrouwen, de Mariavereeniging. Van den eersten werd de bekende Dr. Schaepman voor 1/2 j a a r lid. — Ik noem het een verblijdend teeken dat ook de godsdienst, die nog altijd voor velen het wetboek bij uitnemendheid is, zich werkdadig begint te verzetten tegen den alkohol.
Amsterdam, 3 Febr. 1896. Geachte Redactrice, In Uw vorig n u m m e r vermeldt u het ontstaan van een geh-onth-vrouwenvereeniging en wekt de belangstellenden onder uwe lezeressen er toe op zich daarbij aan te sluiten. Mag ik hiertegen een paar bezwaren opperen? lo. Vindt u het geschikt dat vrouwen zich in dien strijd afscheiden van den man ? Het is toch een zaak die hun beider belang even veel raakt. Men vermijdt eenzijdigheid in de samen-
144
GEEN SLAAF IS ZOO TEN VOLLE SLAAF ALS DE VROUW.
werking, en voorkomt verbrokkeling van krachten. 2o. U weet toch dat de Ver. tot Afschaff. van st. Dranken in haar reglement het beginsel van geh-onthouding heeft opgenomen ? De ver eeniging is d u s op den weg naar afschaffing van alle bedwelmende dranken. Haar hoofd bestuurders zijn op éen na, meen ik, geh. onthouders. Is het nu niet zaak dat allen die belangstellen in den strijd, die vereeniging, op neutraal gebied werkend, steunen, zoowel m a n n e n als vrouwen'? De meeste harer jongere leden zijn geheel onthouders. Ware dit niet 't geval, dan zou er in ons land, n a a s t het tiental reeds bestaande vereenigingen voor deze nog wel plaats wezen. Zal m e n nu niet onnoodig krachten ver snip peren ? Mag ik omtrent een en ander u w e opinie eens vernemen ? U dankzeggende van de plaatsruimte. Hoogachtend Sch. C. K.
jaar) f 400.— per j a a r zou genieten. Hij is een nog zeer krasse grijsaard, die zelf de overtui ging heeft, dathij gemakkelijk lOOjaarkan halen. Wanneer die f 1750.— gewoon belegd wor den, tegen 4 pCt, zou hij per j a a r niet m e e r dan f 70.— krijgen, terwijl zulks bij een lijf rente enorm verschilt. Vrijdenkers in Nederland! Laat ons trachten dat bedrag bijeen te krijgen, om dien baan breker der vrije gedachte, die reeds voor 60 jaren s m a a d ' e n verachting moest lijden voor zijn opinie, een rustig levenseinde te bezorgen. Laat ons niet doen, als zoovele vereerders van Multatuli deden, die het aan h e t opvolgend geslacht overlieten, hem n a zijn dood te ver eeren, terwijl m e n h e m bij zijn leven m e t armoede liet worstelen. Bijdragen gelieve m e n te zenden aan ondergeteekende, die daarvan geregeld in „De Vrij denker" verantwoording zal doen. Namens de Commissie, P . A . STOLK, Zwart J a n s t r a a t 112. ROTTERDAM, 2 6 Febr. 1 8 9 6 .
Zeker. Voor zoover ik weet ben ik geen mann e n h a a t s t e r ; maar als medestrijdster voor de rechten van mijn geslacht juich ik alles toe w a t getuigt van leven en solidariteit onder de v r o u w e n ; dus óók een anti-alkohol bond van enkel vrouwen. Na het lezen van de „Buurtvereeniging" 1) ben ik wel is waar gaan inzien, dat tegen al w a t bond is, in beginsel iets is in te brengen; m a a r zoolang wij ons, in afwachting van iets beters, m e t bonden behelpen moeten, zie ik niet in wat voor kwaad een onthoudstersbond zou stichten; ik althans zie er slechts een demonstratie in en geen sequestratie. Wat nu de versnippering der krachten be treft door het oprichten van een nieuwen bond, — zóó ver dacht ik niet. Ik meende dat een nieuwe bond een bewijs en bron w a s van nieuwe kracht. Indien dit een dwaling is, ver geet dan niet dat ik, in mijn stille bergen, zóó ver van de menschen zit, d a t ik van hen niets zie dan den mensch; en zóóver van alle bonden, dat ik van dezon niet de scheidsmuren zie, m a a r wel hun gemeenschappelijk doel en hun gemeenschappelijke drijfkracht. N. 1) Waarover in No. 19 gesproken zal worden.
Fonds van der Voo. De Commissie van bovengenoemd fonds, zegt allen donateurs over h e t bijna afgeloopen jaar (April 9 5 - A p r i l '93), hartelijk dank voor hun bijdragen, waardoor wij het genoegen hadden, onzen vriend elke week een bedrag te kunnen ter hand stellen, ongeveer evenredig aan zijn noodzakelijkste behoeften. Wij vreezen echter, dit j a a r genoodzaakt te zullen zijn, dat bedrag aanmerkelijk te ver minderen, aangezien door verschillende om standigheden eenigen zich terugtrokken. Dat zou voor den grijsaard (G. W . v. D. VOO, Hugo de Grootstraat 2), die den zesden April a. s. zijn negentigsten verjaardag hoopt te vie ren, een verschrikkelijke teleurstelling zijn. Met het oog hierop meenen wij een andere inrichting van dit fonds voor te stellen. Indien wij, als giften in eens f 1750.— konden bijeen krijgen, zouden wij hem een lijfrente koopen, waardoor hij levenslang (al werd hij ook 120
{Overgenomen op verzoek.) CORRESPONDENTIE. Mej. v. tl. M. te M. Als ik mijzelf verdubbelen kon, dan kwam ik gaarne. Nu mag ik niet. Als ik ook maar ééne spreekbeurt aanneem, dan kan ik er geen enkele meer weigeren en dan ben ik in den stroom eer ik het zelf weet. En dat ware roof plegen aan mijn beile kindereu die in de jaren der beslis sende indrukken zijn en hun winteravondlessen niet gaarne zouden willen missen! Daarom zeg ik, hoe ongaarne ook, beslist neen op a l l e uitnoodigingen tot het vervullen van spreekbeurten. Vriendelijk gegroet!
Mevr. v. A. v. d. V. te Sein. De Redactrice van S h a f t s dankt u hartelijk voor de moeite die u zich geeft voor haar blad, en ik voor hetgeen U doet voor De V r o uw. Mevr. T. te Pass. Brief en postwissel in dank ont vangen. Beste groeten van huis tot huis. Mevr. v. B. t e Malang. Ik meen toch dat de eerste 12 Nos van den 3en jaarg. u gezonden werden. W e zenden ze u nogmaals. Mevr. H. te Solo. Postwissel in dank ontvangen. Wij zullen u nos van 1 Maart afzenden.
Mevr. d. J. te Kraksaiin. Behalve briefkaart nog niets ontvangeu. Waarschijnlijk tusschen hartelijk t a b é !
volgende mail. In-
Lezers te Dordrecht. Uw gewaardeerde bezending kon in No. 17 niet meer verantwoord worden. Dank namens de staaksters! BERICHT. Aan verschillende ons verschafte adres sen worden proefnos. gezonden van de Nos 18,19 en 20. Vriendelijk verzoek aan degenen die zich n i e t wenschen te abonneeren, de derde bezending als „ge weigerd" terug te zenden. VOOR DE GENTSCHE SPINSTERS. Overdracht fr. 101.74. Van eene lezeres te Dordrecht fr. 20.82. Totaal fr. 122.56.
STRIJÖPENNING. Overdracht, fr. 542.42 Brussel. Marie 0.30.
Lali Djiwo. Van ons drietjes 2.00. Veendam. Van Mevr. K. L. 1.00.
Java, Passaroean, Mevr. P. 3.00. Solo. Mevr. H. 2.00. Den Haag. Mevr. G. B. „aan eene die haar Ideaal liefheeft en hoog houdt boven alle kleinere wereldsche dingen." 10.00. Gent. Eene onderw. 0.40. — Idem 0.10. — Jeannette 0.10. — E. d. W . 0,10. — C. d. E. 0.05. — M. d. Br. 0.10. - J . K. 0.10. — Elvire en Clara 0.10. — Emilie 0.15. Totaal fr. 19.50.