-/c^'a&i^/k^
^-^?Wlc.
S;L^3.
SCHOOL EN DOOR
H.
OOLGAARDT, Ie Luitenant der VeldaitiUene
Uitgegeven vanwege de Gewestelijke vereeniging „Gelderland" van het Nederlandsch Onderwijzers-Genootschap).
ARNHEM, J. E I N K E S 1883.
JE.
-. ' ^ ^ • ^ % x \
SCHOOL EN LEGER. DOOR
H.
OOLGAARDT, Ie LxiitPnant der Veldartillerie.
U i t g e g e v e n v a n w e g e de Gewestelijke vereeniging „Gelderland" v a n het Nederlandsch Onderwijzers-Genootschap).
ARNHEM, J. E I N K E S 1883.
JE.
I
•
SCHOOL EN LEGER
School en leger zijn in eiken staat twee onderwerpen, waaraan -elk inwoner, die nevens zijn eigen belangen ook die van zijn land ter harte neemt, gelijk verdeelde aandacht dient te wijden.
Want
is 't de school, die onze jongelingschap opleidt, om in den staat als ontwikkelde burgers te kunnen oftreden, het leger is die andere .school, waar de mannen dienen te worden voorbereid tot de vervulling van een hunner eerste burgerplichten: »het dragen der wapenen tot handhaving der onafhankelijkheid van den staat en tot beveiliging van zijn grondgebied."
Samenhang tusschen die
twee gewichtige instellingen is niet alleen gewenscht, maar noodzakelijk, om aan den staat de voordeden en den steun te doen toekomen, die beide hem kunnen verschaffen, en duidelijker zal ons dat verband nog worden, wanneer wij in dezen het woord leger in zeer ruime beteekenis opvatten, zoodat het ons synoniem klinkt met de «weerbaarheid van Neêrlands bevolking." Nu is de vraag door U aan de orde gesteld, hoe die samenhang "bestaan kan, m. a. w., wat de school voor het leger en het leger voor de school kan doen, ter bevordering van beider belangen.
;'{v-xV-'
-v' Ut.'*' ,
V i• " '
.
-
•
*
'
'
•
\.l'\
• •
;
"
•
'
'
•
;
"
.
'
'V -. ':' '^\ .;') ':.i'-: ' j\, ' * ..-' ^ ' "" ^ ' • ,i-'
':':^{
.'. K [ • -
/^^;A
.'i-/
^I'' , : : ^
t-^s
:
*';tf,
;;^>;',.•>•;>£,> \
: ?1 S
''"•"':.-'
^" '\. ">
:•'•. V t ' - ' r i X '
'"' ' / ' ' A !-''V' '..l'-V- "• •.-.'
.::,v.• , V < ••''•• ^•-•ï. • . . ; ^ ' " „ ; - - ^ '
fV-;
, ,,^
.'• f "
;• • ',•' •' > - • ' '
' ;
•VA:.;\.C
r~,-ï*,-.^
:.:(-K
.••', . 1 - - ' . . '• • i-t'
...-fv"
>. j - . V
6 Overtuigd, dat voorlichting in deze gewichtige aangelegenheid door bekwamer mannen van meer ondervinding had kunnen gegeven worden, heb ik aarzelend de taak aanvaard, ü mijne meening meê te deelen; gaarne echter zal ik U bij te verwachten beschouwingen over de zaak door andere leden dezer vergadering zoo noodig over de militaire zijde ervan inlichten. Gaan wij nu tot de beantwoording der bovengestelde vragen over en nemen daartoe de laatste 't eerst, »wat het leger voor de school doen kan," dan kunnen wij dadelijk als onze meening uitspreken, dat de tijd door den milicien onder de wapens door te brengen wel de gelegenheid tot herhaling van het vroeger ontvangen onderwijs zal aanbieden, maar, zonder een veel langer diensttijd te vorderen dan nu 't geval is, nimmer zal kunnen strekken, om 't geen de man in zijne jeugd verzuimde te leeren nu goed te maken ; en voor den staat, die den man voeden moet, zoowel als voor den dienstplichtige zelf, die wel altijd naar 't terugkeeren in de burgermaatschappij verlangen :M, zal 't steeds zaak wezen, den diensttijd zoo kort mogelijk te doen zijn. Onderscheid te maken in den duur daarvan tusschen hen, die al of niet voldoend onderwijs genoten in hunne jeugd, en de laatsten bij voorkeur voor de langstdienenden te bestemmen, zooals Mars in het Handelsblad voorstelt, lijkt mij niet billijk toe. In de jeugd kan de wet het onderwijs verplicht stellen en daardoor tegelijk de jonge individuen beschermen tegen ^t hun opleggen van voor hun' leeftijd ongeschikte werkzaamheden, maar op den leeftijd van den milicien is dat anders gesteld; want de jonge man, die niet leerde lezen, kan door zijn' arbeid op 't veld het geld verdienen, waarvan, zooals meermalen voorkomt, een gezin leven moet. En belangrijk zou die diensttijd tevens verlengd moeten worden; want lezen, schrijven, rekenen, 't wordt op dien leeftijd niet gemakkelijk aangeleerd, terwijl juist bij dezelfde
7 individuen de vereischte militaire opvoeding toch reeds den meesten tijd en de grootste moeite kosten zal. 't Zou dus naar mijne bescheiden meening verkeerd wezen, ons voor te stellen, dat in den diensttijd het verzuimen der school kan worden goedgemaakt.
De enkele voorbeelden, die misschien kun-
nen worden aangehaald van miliciens, die door bij het leger ontvangen onderwijs lezen en schrijven leerden, mogen als bewijs van de mogelijkheid hiervan niet gelden, en, wie dus zonder die elementaire kennis in het leger trad, zal zich ook wel zonder deze verder een' weg door 't leven moeten banen. Maar daarmede is de vraag, of het leger aan de school de hand reiken kan voor het doel, dat de laatste beoogt, niet ontkennend beantwoord. Integendeel, de diensttijd zal zeker aan de miliciens, het leger aan de school ten goede komen, door alhier het in de jeugd ontvangen onderwijs door allen, die het noodig hebben, onder behoorlijke leiding te doen herhalen. In dien geest moeten de scholen bij de korpsen werkzaam zijn, en aan 't daar te geven onderwijs zou meer zorg kunnen worden besteed dan nu geschiedt. Het bijwonen der lessen zou door de wet verplicht gesteld kunnen worden, terwijl vrijstelling ervan zou kunnen worden verleend ter beoordeeling van den korpscommandant. Een oppervlakkig onderzoek naar den staat van ontwikkeling der manschappen, in hoeverre 't vroeger geleerde door hen is onderhouden, zal den chef reeds doen zien, wie het bezoeken der herhalingschool noodig hebben, en zal 't gemakkelijk maken, de manschappen aan te wijzen, voor wie het bezoeken dier school verplichtend moet worden gesteld, terwijl vrijwillige deelnemmg voor allen kan worden toegestaan. Ging dit gepaard met eene doelmatige indeeling in klassen, en
8 werd het onderwijs gegeven in behoorlijk verlichte en verwarmde, maar vooral behoorlijk frissche lokalen, en werden voor onderwijzers mannen met den noodigen tact gekozen, die ernaar streefden, zooveel mogelijk het nuttige met het aangename te vereenigen, dan zou door die korpsscholen het tweeledig doel kunnen worden bereikt, dat de kennis der miliciens door herhaling, en zoo mogelijk door uitbreiding, van het geleerde op de school zou worden vermeerderd, en dat die aan de leiding van het legerbestuur toevertrouwde zonen van het land nuttig zouden worden bezig gehouden in de uren, die niet aan de militaire opleiding worden besteed. De diensttijd is wel kort, en veel moet er reeds van den milicien gevorderd worden, om hem in dien tijd zich de noodige militaire wetenschap te doen eigen maken, maar menig uur zal toch beschikbaar blijven.
Letten wij er bijv. op, hoevele dagen de troep
in de wintermaanden niet kan uitrukken. Theoriën en andere nuttige oefeningen houden dan de manschappen binnensmuurs bezig, maar we gelooven, dat er bovendien bij doelmatige verdeeling van den dag tijd en gelegenheid te over bestaan kan, om ook schoolonderwijs op het tableau van werkzaamheden bij ongunstig weder te brengen. Voorts komen die lange winteravonden, welke door hen, die niet 't voorrecht hebben in hunne garnizoensplaats kennissen of familie te bezitten, op de straten, in herbergen of in de cantine moeten worden doorgebracht, onder gezelligen kout voorzeker, maar, waar maar zelden onderwerpen zullen Avorden behandeld, die eenigen blij venden indruk achterlaten. Met goeden wil is, naar onze meening, de tijd dus wel te vinden; eene andere, moeilijker kwestie is 't, aan wie het onderwijs en de leiding daarvan zal moeten worden toevertrouwd. Ons kader, sergeanten en wachtmeesters, zij mogen goede instructeurs wezen in de rekruten- of ruiterschool, wie hen kent en
9 zich een denkbeeld vormt van de vereischten om dit schoolonderwys zeker nuttig en zoo mogeliji?: ook aangenaam te doen zijn, zal wel erkennen, dat men bij hen de hier noodige onderwijzers niet zoeken moet. Er schuilen er wel onder, die aan de te stellen eischen zouden voldoen, maar deze zullen wij steeds geëmploieerd vinden op de andere scholen, waar het vaste kader zijne opleiding ontvangt, en moeilijk kan van hen gevorderd worden, dat zij des avonds met ijver de taak, die de dag hen oplegde, hervatten zuUen. Zoekende naar het voor ons doel benoodigde personeel, komen wij als van zelf tot de vraag: »zijn er onder de miliciens, die jaarlijks •de hun door het lot aangewezen diensten komen verrichten, geen onderwijzers, die zich tegen behoorlijke geldehjke belooning voor die scholen beschikbaar willen stellen."' Bij het indeelen der militie zou er dan op moeten worden gelet, -dat ell?; korps, en elk onderdeel daarvan, zulke onderwijzers in zijne gelederen kreeg, om daar hunne eigenaardige diensten te bewijzen. Eene ruime, vastgestelde, niet door eiken korpscommandant willekeurig te bepalen, geldelijke vergoeding zal krachtig moeten meewerken, om hun' ijver voor die niet gemakkelijke taak gaande te houden niet alleen, maar zal tevens menig jeugdig onderwijzer, •die zich nu ten koste van duizend opofferingen doet vervangen in den door zijn vaderland gevorderden dienst, er toe kunnen brengen om zelf in de gelederen te treden, ten einde daar op de door ons geschetste wijze aan den staat gewichtige diensten te bewijzen. De vraag kan worden gesteld, of die jeugdige onderwijzers in staat zullen zijn, om op die school van mannen, die niet allen misschien vrijwillig aan het onderwijs deelnemen, de orde te bewaren ? Maar ik vermeen, dat er veel geschieden kan, om liun die taak te vergemakkelijken. Zooals door mij nader zal worden uiteengezet, zou ik wenschen, dit de onderwijzer-milicien na
••
10 korten tijd, door hem onder de wapens doorgebracht, in staat moet zijn, om tot korporaal te worden bevorderd.
Reeds van zijn in
dienst treden af echter kan hem den toegang tot de uitspanningslokalen der onderofficieren worden verleend en hem worden toegestaan, aan hunne menage deel te nemen. Die voorrechten zullen niet nalaten, hem te verheffen in 't oog der tegelijk opkomende miliciens; de militaire oefeningen worden door hen afzonderlijk gehouden, en in 't algemeen zal de wijze van behandeling, die hun van hunne chefs te wachten staat, ieder kunnen doen zien, dat 't erkend wordt, dat zij een grooten dienst komen bewijzen aan leger en maatschappij.
Yoorts, de lessen kunnen tot 't houden
van toezicht door een' onderofficier worden bijgewoond, terwijl een officier met de leiding van 't geheel wordt belast en trachten moet, bij allen ijver voor de goede zaak op te wekken en gaande te houden.
Geldelijke uitgaven voor 't onderwijzend personeel, voor
de benoodigde schoolbehoeften en voor het beschikbaar krijgen der noodige localiteit, zou eene dergelijke regeling van den staat vorderen; maar groot zouden zij niet zijn, en zeker zal ieder mij toestemmen, dat met 't oog op de hooge jaarHjksche budgetten zoo voor oorlog als onderwijs, ook deze som goed zou zijn besteed. Hetgeen ik u heb willen zeggen is in 't kort: Dat het leger de school van dienst zijn kan door van de gelegenheid gebruik te maken, dat al die mannen, waaraan gij vroeger uw krachten wijddet, weder worden bijeengebracht, om hen eene herhalingschool te doen bijwonen, waar het vroeger geleerde weder verfrischt in herinnering kan gebracht worden ; voorts, dat dit dient te geschieden door de onderwijzers, die persoonlijk hun' dienstplicht komen vervullen.
Om niet te uitvoerig te worden heb ik niet gesproken over de korpsscholen, zooals die tegenwoordig bestaan.
Hier meer, daar
minder bestaat het streven, om ze te doen beantwoorden aan
11 't geen ze kunnen zijn; slechts wil ik als voornaamste belemmeringen daartoe aanstippen, dat het volgen der school niet verplicht is volgens de wet, dat veelal het onderwijzend personeel in krachten en geschiktheid te kort schiet, en dat de in onze kazernen beschikbare localiteit over 't algemeen van dien aard is, dat het met opgewektheid bezoeken der school moeilijk bestaan kan. Alvorens van dit gedeelte van ons' onderwerp af te stappen, moeten wij er op wijzen, dat de school, die wij bespraken, aan nog eene belangrijke aangelegenheid dienstbaar gemaakt kan worden.
Algemeen en terecht wordt er geklaagd over de weinige
belangstelling, die bij Neêrlands bevolking bestaat voor 's lands zaken. "Welke man uit het volk weet, hoe zijn rijk wordt bestuurd, wie hunner heeft eenig denkbeeld van de plichten van den burger tegenover den staat, en van de rechten, die hij als burger mag doen gelden.
Als 't nu waar is, dat 't bezit van inzicht in die
zaken voor den staat waarde hoeft, dat gezonde denkbeelden daarover, eenerzijds op rechten zullen doen aandringen, maar van den anderen kant 't oor doen sluiten voor woorden, die, tot 't volk gericht, aansporen tot verzet tegen de gestelde machten ; kan dan deze school ook in die richting niet nuttig werkzaam zijn? En dat zal zij wezen, als 't streven bestaat, om dien mannen denkbeelden te geven over 't verleden en 't heden van ons vaderland. De glorierijke tijdperken moeten hun worden geschetst, waardoor het nationaal gevoel zal worden verhoogd, en, worden hun dan verder onze hedendaagsche toestanden
en instellingen duidelijk
voorgesteld, de belangstelling, die -wij Avenschen, zal dan worden opgewekt en door hen in den kring, waarin zij terugkeeren, worden overgebracht. Niet allen zullen zich in dit opzicht dankbare leerlingen betoonen, maar het zal een streven wezen naar een goed doel, en voorts,
12 we zeiden 't reeds, onze school zou op doelmatige wijze in klassen moeten zijn ingedeeld en van den leider van het onderwijs zou over het geheel veel tact en toewijding gevorderd moeten worden.
De tweede door U ter bespreking aan de orde gestelde vraag luidt: Wat kan de school voor het leger doen? We zullen ook daarover onze meening trachten kenbaar te maken, en beginnen met haar eenigszins nader te omschrijven door de woorden »wat kan de school doen, om Neêrlands jongelingschap tot flinke mannen op te leiden, die, afgescheiden van stand en fortuin, zich bewust zijn, dat de j)licht op hen rust, om goed en bloed voor de onafhankelijkheid van het land over te hebben, en dat 't noodzakelijk is, zich aan de voorbereiding tot die gewichtige taak te onderwerpen. Vooraf een enkel woord.
We wezen reeds boven op de bekla-
genswaardige onverschilligheid, die bij ons volk voor de zaken den staat betreffende valt op te merken; in 't bijzonder geldt dit voor het leger en de verdedigbaarheid van 't land. De mannen echter, die hunne aandacht aan de belangen van volk en vaderland wijden, zijn 't er over eens, dat met de richting van den tijd rekening gehouden moet worden, dat men in 't algemeen niet achter moet blijven bij 't wijzigen der toestanden naar de eischen van 't heden, wil men krachtig en steeds in staat zijn, om den strijd om 't bestaan met goed gevolg te voeren. Als zich dan alom in de beschaafde wereld het streven openbaart, om de onschendbaarheid der staten te zoeken in het weerbaar maken van het volk; als wij bij alle volken van Europa, België en Nederland slechts uitgezonderd, dat stelsel zien ingevoerd en alle krachten meer of minder streng zien georganiseerd
13 en dienstbaar gemaakt tot 't grootsche doel: krachtig te kunnen optreden bij de verdediging van den vaderlandschen bodem en bij 't opkomen voor de rechten van zijne bewoners, dan staat voor ons het achterblijven in dezen met een doodvonnis vrij wel gelijk. Want zulk een staat mag blijven bestaan door de goede gezindheid of door den ouderlingen naijver zijner buren, zijne onafhankelijkheid handhaven, als die mocht worden aangerand, kan hij niet. En op vreemde hulp mag niet worden gerekend ; want, wie zal die bieden aan 't volk, dat wel 't verdedigen van zijn' bodemeen eersten plicht van lederen ingezetene noemt, maar feitelijk die gewichtige zaak toevertrouwt aan die zonen van 't land, die door minder gunstige omstandigheden op finantiëel gebied zich daarvoor niet door anderen kunnen doen vervangen, in hoofdzaak dus aan de minst ontwikkelde klassen der maatschappij. Dit alles wordt sinds lang door velen in den lande ingezien en door hen werd meermalen en op verschillende wijzen getracht, de aandacht van het volk op dit groote staatsbelang te vestigen. Hun streven werd tot nu toe slecht beloond, maar hen allen zal 't zeker vervullen met nieuwen moed en gegronde hoop op den goeden uitslag van de zaak, als zij die door TT, M. H., die den grootsten invloed op de vorming der denkbeelden en inzichten van het volk der toekomst uitoefent, mogen ter hand genomen zien. Daarom is 't een verblijdend verschijnsel, dat in uwe vergadering dit onderwerp ter behandeling gesteld werd; want er blijkt duidelijk uit, dat meer en meer- uw streven zijn zal, onze jongens tot flinke en ontwikkelde mannen te doen opgroeien niet alleen, maar bovendien tot ingezetenen, die in de ure des gevaars krachtig kunnen optreden voor de belangen van het land, en die gevoelen, dat zij allen zonder onderscheid tot het vervullen van dien dienst zijn verplicht.
16 toe komen, 't niet langer te schuwen, dat hunne zonen persoonHjk de aan hun land verschuldigde diensten gaan bewijzen, en zóó voorbereid zal eens de toestand kunnen geboren worden, dien wij wenschelijk achten en die gevorderd wordt door den geest des tijds^ dat het leger is »het weerbaar gemaakte volk." Er blijft ons ter beschouwing over de 2*^ vraag, die ik u nog eens in herinnering brengen wil: »Hoe doen wij onze jongens opgroeien tot lichamelijk flink ontwikkelde mannen, en hoe kunnert de daartoe aan te wenden middelen tevens dienstbaar zijn om hun' diensttijd in het leger voor te bereiden en om de taak, die hun daar wacht, zooveel mogelijk te verlichten ?" "Veel werd daarover in den laatsten tijd geschreven, dat uwe aandacht niet zal zijn ontgaan, en eene vereeniging werd opgericht met 't loffelijke doel, om evenwicht te brengen tusschen de geest- en lichaamsoefeningen bij de opvoeding der jeugd in Nederland. De woorden, waarin die jeugdige vereeniging haar programma omschrijft, vonden wij in de 3*^ aflevering van het tijdschrift, dat voor haar belangen strijdt. Wij lezen daar: cc. Vermeerdering en verbetering van gelegenheid tot gymnastische oefening, tot kracht en vlugheid bevorderende spelen en wedstrijden, oog- en handoefenenden arbeid, leerzame wandeltochten en andere soortgelijke spierkracht ontwikkelende en zintuig scherpende oefeningen; b. verbetering van onderwijsmethoden, gepaard met besnoeiing van onderwijsprogramma's en leerstof; e.
vermindering van den tijd, die thans onafgebroken zittend
in de school Avordt doorgebracht; d. beperking der examens tot het onvermijdelijk noodzakelijke. Ieder uwer juicht voorzeker zulk een programma toe en wenscht voor de Olympia-vereeniging eene bloeiende toekomst, die ons eene
17 krachtvolle jongelingschap belooft. En de uitvoering van dat programma lost ook onze vraag voor een gedeelte op; maar niet genoemd, niet aangeroerd zelfs vinden wij daarin die andere kwestie, hoe dat alles dienstbaar zijn kan, om den diensttijd in het leger voor te bereiden en om de taak, die daar onzen jongelingen wacht, te verlichten. •
Toch kon een en ander wel samengaan. Waar Bientjes kracht en vlugheid bevorderende spelen wil, ver-
meen ik, dat die kunnen bestaan in de eerste opleiding, die den jongen man later als soldaat in de rekrutenschool wacht; ook door deze toch wordt beoogd, de gebreken in de houding van het lichaam en in den gang te verbeteren, terwijl de aan 't doorloopen dier school voorafgaande oefeningen dienstig zijn, om de verschillende spieren van het lichaam tot de werking te brengen, waartoe zij in staat zijn. Wil Bientjes leerzame wandeltochten, dan stel ik mij voor, dat die in militaire Avandelingen kunnen bestaan, waarbij niet altijd in rij en gelid gemarcheerd behoeft te worden, maar toch zoodra en zoolang de onderwijzer dit noodig oordeelen zal. Spreekt Bientjes van oog- en handoefenenden arbeid, dan denk ik aan de exercitiën met het geweer en aan schijfschieten voor de meest ontwikkelde klassen. Er bestaat dus groote overeenstemming; slechts wenschte ik hetzelfde programma te mogen wijzigen voor het door ons gestelde doel. En gelooft niet, dat ik daarmee nu alle persoonHjke vrijheid in de spelen der jeugd wil ophefPen; integendeel, buiten de oefeningen bovenbedoeld staat de eigenlijke gymnastiek; laat de knaap turnen naar hartelust en stelt ook in zijn vrijen tijd in gymnastieklokalen en speeltuinen de gelegenheid daartoe steeds voor hem open. 2
is Welke nu de voordeelen zullen zijn van die voorbereidende militaire opleiding, ik wil er U slechts enkele noemen. 1". de jonge man gewent zich op jeugdigen leeftijd aan gehoorzamen op commando, aan orde, stiptheid en discipline,'t geen voor onze jeugd zeker niet overbodig is; 2". hij zal de naderhand zoo vervelende en geestdoodende oefeningen in de handgrepen met het geweer leeren op een' leeftijd, dat deze zonder twijfel veel aantrekkelijks bevatten ; en 3". een voordeel, dat niet als 't geringste klinken zal, Art. 2 van het Koninklijk besluit van 11 Januari 1883 luidt: »De tijd voor eerste oefening wordt tot negen maanden verminderd voor de lotelingen, die, bij de regimenten Infanterie ingedeeld, vódr hunne inhjvmg zoodanigen graad van geoefendheid in den wapenhandel hebben verkregen, dat zij, na eene maand onderricht bij het korps genoten te hebben, aan de exercitiën in de bataljonsschool kunnen deelnemen; zij zullen bovendien, alvorens met verlof te vertrekken, in het schijfschieten zoodanigen graad van geoefendheid moeten hebben verkregen, als door den M. v. O. zal worden bepaald." En voor de vesting-artillerie en genietroepen bestaan dergelijke, gunstige bepalingen. Bij het legerbestuur bestaat dus het streven om het persoonlijk vervuUen van den diengtplicht zoo gemakkelijk mogelijk te maken; en de opleiding onzer jongelingeu, zooals door ons Averd voorgesteld, zal voor dat doel niet minder krachtig werkzaam kunnen zijn. Er moeten geweren wezen; deze zullen uit onze overvulde wapenmagazijnen kunnen worden verstrekt; en Avillen de gemeenten voor het beoogde doel exemplaren van kleiner en lichter model doen aanmaken, dan zullen die, in massa besteld, geen groote uitgaaf vorderen.
19 Maar eindelijk, er moeten onderwijzers wezen, en iu de groote steden mogen die gevonden kunnen worden; wie treedt in de kleinere plaatsen, waar geen garnizoen ligt, en op 't platte land als zoodanig op. Bij 't streven naar oplossing dezer laatste vraag dringt zich een denkbeeld op, dat mij zeer toelacht en voor verwezenHjking wel vatbaar zijn zal. Toen Avij ons afvroegen, wat het leger voor de school doen kan, kwamen Avij neer op de hulp, die de tijdelijk in de gelederen getreden onderwijzer daar kan verleenen; voor de opleiding onzer jongelingschap in den boven omschreven zin vestig ik weder het oog op hem, maar nu in zijne liocdanigheid als gewezen militair. Yoor den onderwijzer zou zoodoende de dubbel schoone taak kunuen zijn weggelegd, om door 't meededen zijner kennis iu het leger groote diensten te bewijzen aan de maatschappij, en de militaire kundigheden, aldaar verworven, zou hij dienstbaar kunnen maken aan de vorming onzer jongelieden, aan hunue voorbereiding tot de vervulling der diensten, die zij later aan het vaderland zullen moeten bewijzen. Het persoonlijk vervullen hunner dienstplichten door onze onderwijzers moet daarom door het staatsbestuur zooveel mogelijk bevorderd worden; de geldsommen voor dit doel benoodigd zullen zeker rentegevend worden geplaatst. Deelen wij nu onze meening mede en onderwerpen haar aan uwe beschouwingen, hoe die persoonlijke dienstvervulling van onze onderwijzers op de beste wijze zal kunnen worden bevorderd. Door den bekwamen ijveraar voor betere reeling van het militair onderwijs en van 't beginsel tevens om natie en leger tot elkaar te brengen, den kapitein van Dam van Ysselt, is indertijd voorgesteld, om onderwijzers voor den tijd van drie jaar in het leger te doen treden.
Een schoon stelsel, dat eene prachtige toekomst
20 beloofde, werd door ZEd. ontworpen, maar van zeer bevoegde zijde werd twijfel aan de practische uitvoerbaarheid ervan geopperd, en erop gewezen, hoe wij voorloopig onze eischen minder hoog stellen moeten, om ze tot werkelijkheid te kunnen maken. een driejarige dienst schijnt mij ook geen vereischte.
Maar
Ik wil eene
andere vraag aan uwe meening onderwerpen: »Als de gelegenheid werd opengesteld aan jeugdige onderwijzers, om op hun 20" jaar uit vrijen wil in 't leger te treden; daar anderhalf jaar (den langsten tijd, dien ook de loting van hen vorderen kan) te verblijven; en als zij gedurende dien tijd voor hunne diensten werden beloond door eenigszins ruimer inkomen dan zij in hunne burgerbetrekking in denzelfden tijd zich verwerven kunnen, zouden dan vele onderwijzers, die zich daardoor vrij zouden gevoelen van de kansen der loting, zich daartoe aanmelden ?" Een bevestigend antwoord zou de oplossing gemakkelijk maken; want dan zouden die onderwijzers een jaar vóór hunne intreding hun verzoek tot plaatsing, vergezeld door eene verklaring van bevoegdheid, door het hoofd van onderwijs waaronder zij werkten af te geven, kunnen indienen, en door het legerbestuur zouden zij tegelijk met de opkomende militie kunnen worden ingedeeld. Twijfelt gij aan die vrijwillige opkomst, dan blijft altijd de loting over, en moet door vast te stellen voorrechten gezorgd worden, dat de onderwijzers, wien 't lot niet gunstig blijken zal, zich althans niet doen remplaceeren, maar persoonlijk in het leger treden. Hoewel langs eenigszins moeilijker en onzekerder weg zou dan hetzelfde doel toch kunnen fjorden bereikt. Een enkel woord ter toelichting en de regeling der zaak betreffende moge hier nog volgen. Voor de aspiranten naar de betrekking van onderwijzer-milicien zou de bepaling kunnen worden gemaakt, dat zij in de termen
21 |{
moeten vallen der personen, waarop het art. 2, dat ik u meedeelde,
j
doelt; zoodoende zullen zij reeds kort na hunne indiensttreding in
'*
voldoende mate als militair gevormd zijn, om zich geheel aan hunnen eigenaardigen werkkring te kunnen wijden. Bezwaren daartegen kunnen, dunkt mij, niet bestaan. De onderwijzers, die aan kweekscholen hunne opleiding ontvangen, zullen daar gemakkelijk de gelegenheid vinden tot hunne voorbereidende militaire opleiding. Verder zou kunnen worden bepaald, dat deze , jonge mannen, die dus na eene maand in de bataljonsschool moeten kunnen exerceeren, na vier maanden voldoende kennis van reglementen en militaire voorschriften moeten bezitten om den graad van korporaal te kunnen bekleeden, waartoe zij dan zoo spoedig mogelijk zullen worden bevorderd; terwijl 't aan hun' wil kon worden overgelaten, of zij zich verder tot onderofficier willen be-
j I j
kwamen. Ook dit lijkt mij geen te zware taak, vooral als hun •
voor die opleiding de noodige steun en hulp worden verschaft, welk een en ander door de korpscommandanten op de doelmatigste en zeker welwillende wijze zal worden geregeld. Tegenover die verplichtingen konden de volgende voordeden
/
gesteld worden: het vrijwillig intreden in het leger heft de kansen der loting op, en daarmede de drukkende onzekerheid, of de uitgaven voor het stellen van een' rempla9ant noodig zullen zijn; in 't leger zullen de onderwijzers-miliciens eene eervolle plaats innemen, en door de behandeling die hun van hunne meerderen wacht, zullen zij gevoelen, dat het erkend Avordt, dat zij een grooten dienst bewijzen aan leger en maatschappij ; eene geldelijke belooning wacht hun, die niet, als hun inkomen in gewone omstandigheden, zal besteed behoeven te worden voor hun dagelijksch onderhoud.
En bleken deze voorwaarden nog onvol-
22 doende, om onze onderwijzers tot het aanvaarden der geschetste taak te bewegen, dan konden ze nog met de gunstige bepaling vermeerderd worden, dat hij, die als onderwijzer-milicien het land dient, van de lastige herhalingsoefeningen kan worden vrijgesteld, waarvan dan, 't zij terloops opgemerkt, weder het gevolg zijn zou, dat de onderwijzer later niet ter ongeschikter ure, zij 't ook voor korten tijd, uit zijn nieuwen werkkring zal worden weggeroepen. Gij zult mij wel wiUen toestemmen, dat door mij vele gunstige bepalingen werden voorgesteld, waarvan de voordeelen, naar ik N! meen, niet te breed werden uitgemeten. zich eenige rechten voorbehouden.
Maar ook de staat moet
Ik zeide reeds, dat het hoofd
van onderwijs, waaronder do aanstaande onderwijzer-milicien 't laatst werkzaam was, eene verklaring van bevoegdheid moet afgeven, maar de aspirant moet weten, dat dit document niet afdoende is, om hem al de geschetste voordeelen te waarborgen, dat hij ook in het leger de bewijzen geven moet van geschiktheid voor de taak, die hem wacht, en dat de tijd, die zijne aanstelling tot korporaal voorafgaat, zal worden bestemd tot proeftijd. Deze bepaling dient bij eene regeling van zaken, gelijk wij die wenschen, wel te worden opgenomen, maar behoeft naar mijne meening den aspirant volstrekt niet af te schrikken ; want slechts billijke eischen zullen worden gesteld, waaraan elke onderwijzer, met goeden wil bezield, zeker zal kunnen voldoen.
Zij dient slechts om, waar
noodig, de betrokken personen het gewicht der door hen aanvaarde taak te beter te doen gevoelen, en om waarborgen te hebben dat 's rijks gelden goed zullen worden besteed. Voor hem, die eventueel gedurende den eersten diensttijd door zijn gedrag voor de betrekking van onderwijzer-milicien niet geschikt bevonden werd, kon worden vastgesteld, dat hij de keuze heeft tusschen den gewonen tijd te blijven dienen als gewoon soldaat, of uit te treden en
28 een volgend jaar zich aan de kansen der loting te onderwerpen. Verkeert zoo iemand in ongunstige omstandigheden, liij zal 't slechts zich zelf te wijten hebben. Veel ware er nog te zeggen aangaande de bijzondere wijze, waarop die in de gelederen tredende onderwijzers zouden moeten worden opgeleid, om van hen gedurende hun verblijf aldaar de meeste diensten te verkrijgen, en hen tegelijk geschikt te maken voor de diensten, die wij bij hunnen terugkeer in de burgermaatschappij van hen verwachten.
Maar in bijzonderheden dienaan-
gaande zal ik niet treden, te lang reeds misschien vroeg ik uwe aandacht; ik eindig dus, hopende, dat 't gesprokene dienstig zal kunnen zijn aan eene zaak, die ons allen zoo nauw ter harte dient te gaan.
—=^i*<®:^>=—
!r
f'
%
G e d i u l t Ijii H C A THIEME t e Ni.imeg»ii
•:M':
^•^K:.:3't
i i-V''., -:•.
•J
:t>
\
<,/
\.' '.^^}-: '\'' '
, • -^Mv i<; • \ . ' ' ^.•••.",,Xt-'
Il
K , w . „.;^^/
••;••,.^.- -'-.•'•
.,>j,
• y\.:::Ai':-. K- ••
®y
':""'•••'•
^X[é^-'C''
'• :•>"