Leugens en wensen
Het Nai, IJmere en de gemeente Amsterdam hebben een prijsvraag uitgeschreven voor een gebouw op de Noord-Oever van het Ij, te bouwen op een prachtige braakliggende strook aan het eind van de fameuze Grasweg. De opdracht was een gebouw te ontwerpen dat een voortvarende bijdrage levert aan het al lang lopende en ingewikkelde project om de Noordelijke IJ-oever te ontwikkelen en bij de stad te betrekken. Daartoe werden twee elementen aan de prijsvraag toegevoegd. Het eerste element was de keuze van een inspiratie-beeld. Gekozen werd voor het fort Nieuw Amsterdam dat in 1624 werd gebouwd door de West Indische Compagnie, op de zuidelijke punt van het eiland Manhattan in de baai van de Hudson rivier, toen nog de Noord Rivier genoemd. De reden daarvoor was dat het fort ondanks zijn krijgshaftige naam toch vooral diende als een bruggenhoofd van waaruit geleidelijk de kleine, maar eigenaardige en bruisende stad zou ontstaan die een slordige veertig jaar later zou worden overgedragen aan de Engelsman Nicholls, de aanvoerder van de troepen van de Engelse kroon. Net zoals er buiten de poorten van een Romeins legerkamp, een castrum een nederzetting ontstond waar de inheemse en de Romeinse cultuur zich vermengden, zo vernieuwde zich de Nederlandse manier van leven en handelen in die onbekende omstandigheden in de Nieuwe Wereld, rondom het fort. In het fort waren niet alleen wapenkamers, een cachot, pakhuizen en onderkomens voor de soldaten van de WIC, maar daar waren ook de kantoren gevestigd waar de ingezetenen van Nieuw Amsterdam moesten zijn voor hun officiele papieren, hun vrachtbrieven, de betaling voor hun havengelden en andere heffingen. De eerste kerk in de kolonie was gevestigd in het fort en het was op de open vlakte voor de poorten van het fort, aan het begin van de Brede Weg, daar waar nu het plantsoen van Bowling Green ligt, dat de feestelijke optochten, bijeenkomsten, vieringen en de ontvangst van belangrijke gasten plaats vond en met muziek, wapen en vlagvertoon werd opgeluisterd. Het ontwerp concept voor het gebouw aan de Grasweg moest zijn: een open fort, een ontmoetingsplek tussen een oude wereld en snel te veranderen nieuwe omstandigheden. Het tweede element was dat de ontwerpers zelf mochten bedenken hoe het gebouw zijn culturele functie zou waarmaken. Want zo gaat dat aan een echte frontier, geen roestvrij
vastgelegde eisen en richtlijnen; geen dictatoriale masterplannen; maar van onderop bedachte, ter plekke geldige oplossingen. Toen ik ervan hoorde moest ik, eerlijk is eerlijk, een beetje lachen. Als je wel eens in Noord geweest bent is het grappig eraan te denken als een heuvelachtig, zwaar bebost eiland, waar een aantal Indianen-nederzettingen bestaan en waar we nu, na maanden op zee, (denk even aan de pont van het Centraal) gaan landbouwen, molens en bakkerijen en een herberg gaan neerzetten en handelen met de inboorlingen in de pelzen van otters en bevers. Ze zien me aankomen in Floradorp. Ik geef meteen toe dat die lach ook een sardonische bijklank heeft. Het idee van koloniseren, het brengen van ontwikkeling en economische ontwikkelingsmogelijkheden gaat altijd hand in hand met het verstoren van een bestaande situatie, het op z’n kop zetten en vernietigen van bestaande gemeenschappen en culturen. Het bewerkstelligen van een nieuwe verhouding ook tussen leefgemeenschap en omgeving. En liefst een profijtelijke In het verleden is Noord wel als een gedoemd deel van de stad Amsterdam behandeld. Als een wildernis. Op prenten uit de zestiende en zeventiende eeuw zie je de galgenvelden staan, gezochte outlaws doken onder in de dorpen aan de Noord-oever. Je zou Asterdorp, de streng gesuperviseerde woonomgevingen, speciaal ontworpen om de uit de stad gedeporteerde onhandelbare asocialenher op te voeden tot gehoorzame, rendabele arbeidskrachten en fatsoenlijke armen, kunnen zien als het Amsterdamse equivalent van de Indianen reservaten. De keuze voor OpenFort als thema is zo sympathiek omdat het zo eerlijk is. Het laat duidelijk zien dat het rijke, machtige, ontwikkelde, internationaal georïenteerde Amsterdam een armer, minder ontwikkeld, dorps of kleinsteeds gebied bezig is te koloniseren. Met de beste bedoelingen, in wederzijds belang, en vooralsnog zonder over te gaan tot volkerenmoord en de invoering van slavernij, maar toch. De vooruitgang is niet voor watjes en sentimentele types. Ontwikkeling, ontsluiting, vitalisering, het klinkt allemaal verre van wreed en oorlogszuchtig, maar juist de vrede op volle toeren is verre van lief, veilig, prettig, eerlijk en geruststellend. Er is geen oorlog nodig om mee te maken hoe je leefwereld ondersteboven wordt gekeerd en gesloopt. En om gedwongen te worden je leven te veranderen. Denk even aan de wantoestanden in de steden, de volksverhuizingen en de vernietiging van de landelijke gemeenschappen tijdens de eerste fase van de industriele revolutie. Vrede is een iets vertraagde vorm van oorlog. Of oorlog een versneld afgespeelde vrede.
Bij de kolonisering van Noord, en ik gebruik het woord nu weer met alle ironische onder en boventonen, helemaal in samenklank met de opdrachtgevers van OpenFort400, speelt nog iets anders mee. Iets dat in architectuur en stedenbouw in laatste decennia van de 20e eeuw een slechte naam had gekregen. DE TOEKOMST. De opdracht, het thema, maar ook de sfeer die spreekt uit de ontwerpen van de genomineerden en de prijswinnaars roept iets op dat ik ken uit mijn kindertijd. Toen bestond de toekomst nog. Dat kon je zien aan de vormgeving van de TEE treinen, aan de foto’s van het TransWorld Airline gebouw op Kennedy Airport. Je zag het op de televisie of in de bioscoop als er een Wereldtentoonstelling werd georganiseerd en de paviljoens kruisingen leken tussen uitvergrote amoebes en ruimtevaarttuigen. Er ontstond een gloed in mijn buik als ik de woonhuizen, vliegvelden, kantoren en hotels zag in de decors van de Thunderbirds serie. In die tijd bezondigde ik me ook aan geo-fictie. Samen met een vriendje en mijn broer verzonnen we een hele planeet. Dat wil zeggen, vanuit een soort steentijd, waarin wilde dieren en holenmensen het beeld bepaalden, via een razendsnelle oudheid en renaissance bereikten we een bijna-heden, met auto’s, prachtige villa’s en vliegtuigen. En alles op die planeet bestond uitsluitend en alleen als wij het getekend en beschreven hadden. Dieren, planten, verzonken beschavingen, woestijnen, kanalen, kaarten, huizen, auto’s, kranten, maar ook tempels, wetboeken, parlementen, politieke leidersfiguren en hun ideeen, heilige boeken, sporten, muziekinstrumenten. Ik studeerde me suf in de Winkler Prins van mijn vader en sampelde en mixte dat het een aard had. Multi-mediaal en interdisciplinair, aan de ene kant aangestoken door een utopisch virus, maar ook in een worsteling met wat werkelijk en onvermijdelijk was. De tweede wereldoorlog, gruwelen van het totalitarisme, de moord op Kennedy, de jaren zestig, in een kinderlijke en vertaalde vorm maakten ze deel uit van onze planeet en verzonnen we strategieen ze te boven te komen. De toekomst dus, die bestond toen nog en die is ergens in de tweede helft van de jaren zeventig een heel verdacht begrip geworden. Iets dat alleen bestond in reclame praatjes of de onheilspellende beloften van onbetrouwbare politici. Ik denk wel eens dat we weer toekomst nodig hebben. Niet van het technocratische of zoetelijke wensdroom-achtige soort, maar als een denkhulp. Om ons uit de greep van de vorige eeuw te bevrijden.
Om geschiedenis te maken moet je geschiedenis kapot maken. Dat is een gekke vaststelling en het lijkt niet meer genoeg om met een beroep op wat je kunt uitrekenen en voorspellen, aleen denkend aan wat er nodig en onvermijdelijk is, de omgevingen te bouwen waarin mensen vol overtuiging en energiek aan hun eigen overleven en samenleven knutselend wonen en werken. De futuristische, space age architectuur van Californische coffeshops, bowling allies, en de Space Needle in Seattle geldt als een hysterische en van slechte smaak getuigende vorm van architectuur, die terecht vergeten is. Hij wordt ook wel populuxe of Googie architectuur genoemd en er zijn weer jonge architecten die er serieus naar willen kijken. Ik vermoed om het toekomstverlangen dat erin te zien is. Natuurlijk zijn het leugens. Maar zoals de songtext van Wilco (uit Ashes of American Flags) luidt:
All my lies are always wishes. De waarheid bouwen, kan alleen in een ideale wereld. En een ideale wereld wordt, hebben we door schade en schande ondervonden, bewonen we niet; welke architecten we ook carte blanche geven. En misschien zijn leugens wel niet zo erg als we dachten. Misschien ligt er onder de doorzichtige leugens wel een oprecht verlangen. Een behoefte zelfs, een nog ongearticuleerde wens, die in een rommelige staat van wording verkeert. Een sterke maar nog vage wens die erop wacht te worden gerealiseerd. En dat snuif ik wel op bij veel van de ingezonden ontwerpen. Ik ruik toekomst. De onmiskenbare geur van wishful thinking en dat bedoel ik niet neerbuigend of als kritiek. Integendeel, ik ben er van overtuigd dat de architectuur bij utstek de discipline van de wishful
thinking en de selffulfilling prophecy kan zijn. Het ontwikkelen van Noord, de kolonisatie van Noord via gebouwen als het OpenFort betekent allereerst een influx van jonge, hoogopgeleide en dus steeds kapitaalkrachtiger mensen, met misschien internationale, maar overwegend westers georienteerde cultuur. En wat gebeurt er dan in al die oude kleine arbeidershuisjes als die prachtige forten, bedrijven en musea verrijzen? Dynamiek, en wat is dat anders dan verwarring, onrust, beweging, die veroorzaakt wordt met de smaak van toekomst. De versukkeling en de bijbehorende onverschilligheid zijn de culturele spoken die het moeilijkst te bestrijden zijn. En uitgerekend die zien hun heerschappij aangetast worden als er veel verandert en er jong en wereldser, rijker volk gaat rondlopen. Natuurlijk wekt
dat ook agressie en afgunst. Maar het toont ook aan dat niet alles bij hetzelfde hoeft te blijven, sterker, dat het misschien tijd wordt je af te vragen of er niet ergens kansen zijn om je leven te verbeteren in het kielzog van al die verandering, turbulentie, dynamiek. De prijswinnaars zijn er volgens mij op uitgekozen om de geur van toekomst in Noord te verspreiden. En je weet, de goede geur is de belangrijkste factor bij het bepalen van de partnerkeuze, de sterkste startmotor voor verliefdheid. Laten we met z’n allen heel diep inademen en de de ogen sluiten. Snuif de geur van de toekomst. Eindelijk. Heerlijk!
1 2 3 Snuif
dirk van weelden 2009