Ik ben geen feministe, maar... waarom vrouwen zo boos zijn
De Standaard - woensdag 06 februari 2013 Auteur: Veerle Beel
Hé, het was maar om te lachen. Maar vrouwen – en zeker feministes – kunnen dat niet. Die zijn altijd boos. Toch? Alle clichés op een stokje, waarom heeft het feminisme zo'n slecht imago? En zijn er dan geen redenen meer voor vrouwen om verontwaardigd te zijn? Veerle Beel Er is een soort backlash tegen het feminisme aan de gang', meent Eveline Cortier (31), voorzitster van het feministische Vrouwen Overleg Komitee (VOK). ‘Dezelfde foute ideeën en beelden over het feminisme worden steeds maar herhaald en kritiekloos herkauwd. Men stelt ons voor als zeurderige, klagerige, tuinbroekdragende, antiseksuele vrouwen die op de barricades springen en die tegen mannen zijn.' ‘Houd toch eens op met die strakke denkkaders, die iedereen in een vakje steken! Dat is nu net waar het feminisme zich boos om maakt: dat je a priori afgerekend wordt op stereotiepe beelden.' ‘Geen wonder dat veel jonge vrouwen zeggen: ik ben geen feministe, maar ik vind... En dan volgt iets wat in wezen heel feministisch is. Vergelijk het met de mensen die zeggen dat ze geen racist zijn, en dan toch verkondigen dat alle Turken en Marokkanen criminelen zijn. Veel vrouwen distantiëren zich van het feminisme, maar komen toch op voor meer gelijkheid tussen mannen en vrouwen.'
Niet gezellig Zo iemand is Sofie Peeters (26), de documentairemaakster die afgelopen zomer ophef maakte met haar film (ook haar eindwerk) Femme de la rue . Daarin liet ze zien hoe ze in de Brusselse Anneessenswijk voortdurend seksistische opmerkingen en grofheden naar het hoofd geslingerd kreeg, omdat ze een jonge vrouw is die er goed uitziet. ‘Ik wilde een situatie aankaarten die ik onrechtvaardig vond. Daarom ben ik nog geen feministe. Als ik een volgende keer een documentaire maak over asielzoekers, ben ik dan een mensenrechtenactiviste? Ik breng mezelf liever niet in een vakje onder. Zeker niet wanneer feminisme gelinkt wordt aan “wildkrijsende wijven die zwaaien met hun beha”. Maar ik vond wel dat ik het recht had om boos te zijn over wat mij in die wijk overkwam.' Eva Brems (43), feministe en hoogleraar in de mensenrechten, vindt het niet meer dan normaal dat feministen als boos of verontwaardigd overkomen. ‘Dat is niet anders dan andere bewegingen. Waarom zijn mensen die tegen armoede strijden zo boos? Of de klimaatactivisten? Het is een kwestie van strijd. Je put je motivatie uit verontwaardiging, die je probeert om te zetten in verandering. Dat is het mechanisme van een beweging. Natuurlijk is dat niet gezellig.' ‘Bij andere bewegingen zijn we misschien sneller blij dat zij die rol op zich willen nemen. Je wilt misschien zelf niet opkomen voor het klimaat, maar je bent blij dat anderen het in jouw plaats doen. Ik denk dat het uiteindelijk ook zo werkt met feminisme: de vrouwen die zich daarop willen profileren, zijn niet met velen. De vrouwen die klacht indienden tegen intimidatie bij het Instituut voor de Gelijkheid van Vrouwen en Mannen waren tussen 2005 en 2010 met 55, of 9 per jaar – nee, dat is niks !' ‘Maar ik denk wel dat het bewustzijn daarover almaar toeneemt. Kijk naar de discussies over quota in raden van bestuur, seksueel geweld en de aanpak ervan, intimidatie op het werk of op straat: er zijn het afgelopen jaar veel getuigenissen boven water gekomen, van jonge en al iets oudere vrouwen.' Studenten Brems denkt dat het besef gewekt wordt door persoonlijke ervaringen: ‘Bij mij is het zeker zo gelopen. Als studente heb ik een jaar doorgebracht in de Verenigde Staten. Ik volgde er het vak “Women and the Law”, maar ik voelde me totaal niet thuis tussen de andere studentes, die bijna allemaal feministes waren. Ik hield niet van hun discours en niet van de prioriteiten die ze stelden. Het paste niet in die fase van mijn leven. Ik was studente, ik had nog geen kinderen.' Pascal Smet (SP.A), Vlaams minister van Gelijke Kansen, kreeg het vorig jaar nog aan de stok met studentenvertegenwoordigers in Gent, toen hij daar quota voor een vertegenwoordiging van meisjes in studentenraden oplegde. Net zoals hij voor de raad van bestuur van de Gentse Universiteit deed, omdat dat een overheidsinstelling is. ‘Ik ben enorm geschrokken van het feit dat ik nog studentenraden aantrof die uitsluitend uit jongens bestonden. En dat die jongens mij zeiden dat ze “geen meisjes vonden” om in die raden te zetelen. Jongens van twintig jaar die zoiets vandaag nog zeggen! Terwijl er tegenwoordig meer meisjes aan de universiteit studeren dan jongens. Ze ergerden zich omdat ik mij met hun zaken bemoeide.'
En het ergst van al: ‘Er waren ook meisjes die zeiden dat ik mij die moeite mocht besparen. Zij vonden het niet nodig om in die raden te zitten. Vandaag, in de 21ste eeuw. Ik vond dat hallucinant.' Brems countert: ‘Ik ben het voorbije jaar aangesproken door jonge studentes die de Hollabackbeweging vertegenwoordigen. Zij gaan in verzet tegen seksisme en intimidatie op straat. Er zijn ook nog jonge vrouwen die wel opkomen tegen ongelijkheid.' Levensstijl Eveline Cortier wijst op de kloof tussen de vele jonge meisjes aan de universiteit, waar ze de jongens in aantal overtreffen, en de situatie tien jaar later, waar de vrouwen massaal deeltijds werken en minder verdienen. ‘Dat is onrechtvaardig. Wat gebeurt er in die tien jaar?' Federaal minister van Werk Monica De Coninck (SP.A) maande vrouwen vorig jaar aan om zoveel mogelijk voltijds te blijven werken, want als ze thuisblijven voor de kinderen betalen ze het gelag wanneer ze gaan scheiden of als ze later als alleenstaande of weduwe een klein pensioen trekken. Cortier en het Vrouwen Overleg Komitee (VOK) willen zich echter niet enkel in de economische logica inschrijven: ‘Wij, vanuit het VOK, zien samen met nog andere organisaties zoals Flora vier soorten arbeid die mensen moeten kunnen verrichten: productieve arbeid, reproductieve arbeid (kinderen grootbrengen), sociale arbeid (vrijwilligerswerk en engagement) en zorg, ook voor jezelf. We streven een levensstijl na waarin niet alles moet worden uitbesteed, maar waarin iedereen die vier vormen van arbeid kan combineren. Ik wil werken én zorgen voor mijn moeder als ze ziek is. Er komt een enorme vergrijzingsbom op ons af, en ondertussen wordt zorg schandalig ondergewaardeerd.' Correct, zegt Michel Pasteel, directeur van het Instituut voor de Gelijkheid van Vrouwen en Mannen: ‘De loonkloof is een van de grote onrechtvaardigheden tussen de twee geslachten. Ze bedraagt liefst 22 procent, in het nadeel van de vrouwen. Omdat veel vrouwen in minder goed betalende sectoren werken, zoals de zorg. Het heeft geen zin om van al die vrouwen ingenieurs te maken, want de zorg is maatschappelijk ook erg belangrijk. Wellicht moeten we gaan naar een beter evenwicht tussen de sectoren, naar een herverdeling van het geld. Dat is niet gemakkelijk, maar gemakkelijk is het nooit.' Mannen Pasteel is de enige man van ons panel die zich zonder gêne als feminist uit: ‘Ik verzet mij tegen elke vorm van discriminatie, en dus ook tegen de ongelijkheid tussen vrouwen en mannen. Die is op juridisch vlak bijna onbestaande maar in de feiten nog springlevend. Een voorbeeld: vrouwen mogen niet gediscrimineerd worden op het werk omdat ze zwanger zijn. Een grote enquête die we onlangs hielden, heeft aangetoond dat vrouwen nog heel vaak kwetsende opmerkingen krijgen wanneer ze zwanger zijn. Er is nog veel sensibilisering nodig om de geesten te veranderen, en het gedrag.'
Maar met de ‘boosheid' van de feministes – ‘les femmes en colère' – identificeert hij zich niet: ‘Ach, dat is ook maar een cliché uit de jaren zeventig.' En hij beklemtoont: ‘Ons Instituut is niet feministisch. Soms worden mannen gediscrimineerd. We kregen al klachten van mannen die geen kleuterleider mogen worden. Hen verdedigen we evengoed.' Zijn mannen welkom bij het VOK? Eveline Cortier: ‘We houden in februari net een planningsweekend om ons te beraden over de toekomst. Een deel van ons wil er mannen bij omdat zij menen dat mannen ook lijden onder genderstereotyperingen. Er zijn trouwens altijd mannelijke bondgenoten geweest, ook al uiten ze zich niet per se als feminist. Denk aan de eerste abortusdokters. Een ander deel vindt dat er nog plaatsen mogen zijn waar vrouwen onder elkaar kunnen samenkomen. Ik kan mij in beide argumenten vinden. Quota zijn belangrijk en noodzakelijk voor organisaties met macht, maar macht heeft het VOK niet.' Alexander Witpas, seksuoloog en relatietherapeut, begrijpt dat de vrouwenbeweging nog heel wat redenen voor boosheid of verontwaardiging heeft: ‘Ik word zelf ook heel boos als ik hoor dat er een heleboel DNA-stalen liggen te beschimmelen in het justitiepaleis, omdat het onderzoek naar daders van seksueel geweld geen prioriteit is.' Maar hij vindt dat de vrouwenbeweging best wat trotser mag zijn om wat ze allemaal al verwezenlijkt heeft. ‘Gelijkheid tussen mannen en vrouwen is er nog niet, maar we zijn nog nooit zo dichtbij geweest.' Spanning En daardoor hangt er ook zoveel spanning in de lucht. Witpas: ‘Veel vrouwen voelen frustratie over de zware combinatie van werk en gezin. Zeker omdat velen nog een groter stuk van het huishouden doen. Maar de mannen die hun deel daarin doen, voelen die frustraties ook. Ik herken het bij mezelf. En ik zie holebistellen in mijn praktijk die met net dezelfde thema's worstelen. We hebben geen rolpatronen en geen voorbeelden meer. Wie samenleeft in een relatie, moet meer dan ooit tevoren onderhandelen. Soms wringt dat, maar daarom is het nog geen kwestie van geslacht.' Ook de psycholoog Paul Verhaeghe denkt dat we ons van vijand vergissen. ‘Vroeger, in de jaren zeventig toen de tweede feministische golf opkwam, konden we ons verzetten tegen de moreelreligieuze onderdrukking door de Kerk die erg dwingend was, en tegen het patriarchaat. Mannen en vrouwen streden samen voor zelfontplooiing. Ik ging in die tijd – ik was toen student – ook mee betogen met de feministen.' ‘Van de Kerk hebben we ons bevrijd. Een van de pijnlijkste vaststellingen nu is dat we ons vrij voelen, maar dat die vrijheid slechts een illusie is. Er is een nieuwe morele dictatuur binnengeslopen, die zelfs ons lichaam vormgeeft. We moeten allemaal succesvol zijn en dus ook een mooi lijf hebben. Je moet het vandaag eens wagen om tien kilo overgewicht te hebben! Alleen is de Kerk van de Commercie minder zichtbaar, net als die van het Geld.' ‘Voorbeelden genoeg. Ford Genk zet honderden mensen op straat, maar keert ondertussen toch dubbele dividenden uit. Dat passeert zonder veel protest. We hebben de indruk dat we er toch niets aan kunnen doen. En daarom richten we onze onvrede op elkaar.'
Crisis Ook Pascal Smet vreest dat de economische crisis een crisis van de samenleving wordt: ‘We leven in bijzondere tijden. De macht verschuift naar de financiële wereld en de Aziatische landen. Als de echte macht onzichtbaar wordt, gaat men zondebokken zoeken. Dan belanden we in wijzij-discussies: hetero's tegen holebi's, mannen tegen vrouwen, vrouwen tegen mannen... Dat lokt felle reacties uit: ik sla, jij slaat harder terug. De Auwch Award die aan uw collega werd uitgereikt, was daar een voorbeeld van. Dat is volgens mij contraproductief.' Eveline Cortier deelt die bekommernis: ‘Je ziet het op allerlei domeinen gebeuren. Ik schrok er bijvoorbeeld ook van hoeveel racistische reacties een muziekwedstrijd op VTM kon uitlokken. Ongelooflijk! We moeten echt de clichés aan de kant schuiven en de dialoog tussen mensen opnieuw centraal stellen.'