Vaste benoemingen in 2010 en 2011
Vlaams Ministerie van Onderwijs & Vorming Agentschap voor Onderwijsdiensten (AgODi) Koning Albert II-laan 15, 1210 Brussel
Eindredactie Pascal Elet AgODi, Afdeling Personeel Secundair Onderwijs en Deeltijds Kunstonderwijs Jos Van Laer AgODi, Afdeling Personeel Basisonderwijs en Centra Leerlingenbegeleiding Met medewerking van Jeroen Depoortere AgODi, Afdeling ICT Bruno Lamelyn AgODi, Afdeling Advies en Ondersteuning Onderwijspersoneel Verantwoordelijke uitgever Guy Janssens Administrateur-generaal, Agentschap voor Onderwijsdiensten (AgODi) Koning Albert II-laan 15 1210 Brussel Druk Departement Onderwijs en Vorming Managementondersteunende Diensten Drukkerij Wettelijk depot D/2010/3241/056
2
INHOUDSOPGAVE
INHOUDSOPGAVE ............................................................................................................................................. 1 INLEIDING ........................................................................................................................................................... 2 VERKLARING VAN GEBRUIKTE CODES EN AFKORTINGEN .............................................................. 3 AFKORTINGEN ..................................................................................................................................................... 3 CODES HOOFDSTRUCTUREN ................................................................................................................................. 3 HOOFDSTUK 1: GLOBALE AANTALLEN .................................................................................................... 4 1.
AANTAL VASTE BENOEMINGEN T.O.V. TOTAAL PERSONEELSBESTAND.............................. 4
2.
AANTAL VASTE BENOEMINGEN PER ONDERWIJSNET ................................................................ 5
3.
AANTALLEN PER AMBT EN PER NIVEAU .......................................................................................... 7 3.1. 3.2. 3.3. 3.4. 3.5. 3.6.
4.
BASISONDERWIJS ..................................................................................................................................... 7 SECUNDAIR ONDERWIJS ........................................................................................................................... 8 DKO ........................................................................................................................................................ 9 VOLWASSENENONDERWIJS .................................................................................................................... 10 CLB ....................................................................................................................................................... 10 INTERNATEN .......................................................................................................................................... 11
AANTALLEN EERSTE VASTE BENOEMING EN UITBREIDING VASTE BENOEMING.......... 12
HOOFDSTUK 2: GEDETAILLEERDE AANTALLEN................................................................................. 13 1.
DETAIL VAN EERSTE VASTE BENOEMING ..................................................................................... 13 1.1. 1.2. 1.3.
2.
DETAIL VAN UITBREIDING VAN BENOEMING .............................................................................. 15 2.1. 2.2. 2.3.
3.
BASISONDERWIJS ................................................................................................................................... 18 SECUNDAIR ONDERWIJS ......................................................................................................................... 19
DETAIL VAN BENOEMINGEN OP BASIS VAN EEN VE OF VO .................................................... 20 4.1. 4.1.
5.
VOLUME VASTE BENOEMING PER NET .................................................................................................... 15 LEEFTIJD VASTE BENOEMING PER NET.................................................................................................... 16 GESLACHT VAN DE BENOEMDEN PER NET .............................................................................................. 17
BENOEMINGEN IN AANVULLENDE LESTIJDEN EN UREN ......................................................... 18 3.1. 3.2.
4.
VOLUME VASTE BENOEMING PER NET .................................................................................................... 13 LEEFTIJD VASTE BENOEMING PER NET.................................................................................................... 14 GESLACHT VAN DE BENOEMDEN PER NET .............................................................................................. 15
SECUNDAIR ONDERWIJS ......................................................................................................................... 20 DKO ...................................................................................................................................................... 21
DETAIL VAN GEWEIGERDE BENOEMINGEN ................................................................................. 23 5.1. 5.2.
BASISONDERWIJS EN CLB ..................................................................................................................... 23 SECUNDAIR ONDERWIJS EN DKO ........................................................................................................... 24
HOOFDSTUK 3: CONCLUSIES ...................................................................................................................... 26
1
INLEIDING
In 2008 werd na een onderbreking van enkele jaren opnieuw gestart met de rapportering over de vaste benoemingen. Bedoeling was om deze inspanning vol te houden, zodat evoluties over de jaren heen in kaart gebracht konden worden. Dit rapport over de benoemingen van het jaar 2010 en 2011 volgt dan ook bewust hetzelfde stramien als het rapport van 2008. Achtereenvolgens komen aan bod: - Globale aantallen per net en hoofdstructuur; - Aantallen per ambt; - Detail van eerste benoemingen en van uitbreidingen van benoeming; - Benoemingen in aanvullende lestijden, uren-leraar of lesuren; - Detail van benoemingen in vakken op basis van respectievelijk een vereist of voldoend geacht bekwaamheidsbewijs; - Detail van geweigerde benoemingen; - Conclusies. Zoals vorig jaar slaat de rapportering alleen op de vaste benoemingen in wervingsambten, niet op die in bevorderingsambten. Binnen de wervingsambten wordt ook abstractie gemaakt van de benoemingen die ingaan op de afwijkende ingangsdatum van 1 juni (d.i. de ingangsdatum voor laattijdig gemelde benoemingen die nog binnen de zogenaamde gedoogperiode vallen). De gegevens werden ontsloten vanuit het Elektronisch Personeelsdossier (EPD). Omdat de centra voor volwassenenonderwijs op dat ogenblik nog niet volledig elektronisch communiceerden, ontbraken in het rapport van 2008 de cijfers voor het volwassenenonderwijs. Inmiddels melden alle cvo’s de opdrachten van hun personeelsleden elektronisch, waardoor in het huidige rapport ook cijfers beschikbaar zijn voor het volwassenenonderwijs. Veel personeelsleden staan in verscheidene instellingen en hoofdstructuren en worden er ook vastbenoemd. We hebben ervoor gekozen om de vaste benoemingen te tellen per instelling en hoofdstructuur. Voor een goed begrip van deze keuze, enkele voorbeelden ter verduidelijking: - als een personeelslid benoemd wordt in twee verschillende opdrachten in één instelling, wordt dit geteld als één vaste benoeming; - als dezelfde opdrachten zich situeren in twee instellingen, telt dit voor twee benoemingen; - als de opdrachten zich situeren in één instelling maar binnen die instelling in twee verschillende hoofdstructuren, dan telt dit eveneens voor twee benoemingen. Deze telwijze sluit aan bij de wijze waarop de instellingen hun opdrachtenpakketten – en dus ook hun vaste benoemingen - communiceren aan het ministerie: stamboeknummer per combinatie instelling - hoofdstructuur. Wanneer in het rapport het aantal benoemingen wordt afgezet tegen het totale personeelsbestand binnen een net of een niveau, wordt dit totale bestand logischerwijze op dezelfde manier weergegeven: aantal stamboeknummers per combinatie instelling – hoofdstructuur. Dat verklaart het hoge cijfer van respectievelijk 428513 (in 2010) en 440136 (in 2011) ‘personeelsleden’ in de globale overzichtstabel van hoofdstuk 1.
2
VERKLARING VAN GEBRUIKTE CODES EN AFKORTINGEN
Afkortingen HS CLB DKO DRP FTE GO GOK GON NCZ TBSOB TBS58+ VE VO
hoofdstructuur centrum voor leerlingenbegeleiding deeltijds kunstonderwijs decreet Rechtspositie van 27 maart 1991 fulltime equivalenten gemeenschapsonderwijs gelijke onderwijskansen geïntegreerd onderwijs niet-confessionele zedenleer terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking terbeschikkingstelling persoonlijke aangelegenheden voorafgaand aan het rustpensioen vereist bekwaamheidsbewijs voldoend geacht bekwaamheidsbewijs
Codes hoofdstructuren 111 121 211 221 311 312 316 317 321 417 C00 IB0 IC0 ID0 IEO IF0 IH0 II0
kleuteronderwijs buitengewoon kleuteronderwijs basisonderwijs buitengewoon basisonderwijs secundair onderwijs deeltijds beroepsonderwijs deeltijds kunstonderwijs secundair onderwijs voor sociale promotie buitengewoon secundair onderwijs hoger beroepsonderwijs CLB internaat buitengewoon basisonderwijs permanent opvangcentrum semi-internaat schipperstehuis internaat voor geplaatste kinderen internaat buitengewoon secundair onderwijs internaat gewoon secundair onderwijs
3
HOOFDSTUK
1: GLOBALE AANTALLEN
1. Aantal vaste benoemingen t.o.v. totaal personeelsbestand 2010 Niveau
HS
111 211 121 221 311 Secundair onderwijs 312 321 316 DKO Volwassenen- 317 onderwijs 417 C00 CLB IB0 Internaten IC0 ID0 IE0 IF0 IH0 II0 TOTAAL Basisonderwijs
Totaal personeel 31563 68768 827 12778 237204 2356 23969 24304 16862 3102 4670 530 297 316 93 31 45 798 428513
Aantal benoemd op 01/01/2010 1913 2988 38 609 7455 118 633 697 511 126 153 19 6 11 1 1 0 36 15316
%
% totaal aantal benoemd
6,06 4,35 4,59 4,77 3,14 5,01 2,64 2,87 3,03 4,06 3,28 3,58 2,02 3,48 1,08 3,23 0,00 4,51 3,57% gemiddeld
72,28 69,72 73,52 68,73 74,50 61,53 55,15 66,65
Binnen de verschillende hoofdstructuren lopen de percentages van de vaste benoemingen uiteen van 0% (internaten buitengewoon secundair onderwijs) tot 6,06% (kleuteronderwijs). Over de hoofdstructuren heen krijgt gemiddeld 3,57% van het totaal aantal personeelsleden op 1 januari 2010 een vaste benoeming (3,74 % in 2009). Tegenover 2009 daalt het aantal vaste benoemingen vooral in het basisonderwijs en in de sector van de (vrije) internaten (HS II0). Dat zijn niet toevallig de sectoren waarin de benoemingen in 2009 het sterkst gestegen waren. Die stijging was toen het gevolg van beleidsmaatregelen voor het schooljaar 2008-2009 (de integratie van de zorgenveloppen in het basisonderwijs en het subsidiëren van de studiemeesters-opvoeders in de gesubsidieerde internaten) die het aantal benoemingen in de betrokken ambten éénmalig deed pieken. De daling in 2010 is dus relatief. Om deze percentages in perspectief te zetten, geeft de laatste kolom het percentage van het totale aantal vastbenoemden weer binnen de verschillende hoofdstructuren (cijfers statistisch jaarboek januari 2010). Daar zien we dat het percentage het hoogste is in het deeltijds kunstonderwijs.
2011 Niveau
HS
Basisonderwijs
111 211 121 221
Totaal personeel 32358 69543 849 12912
Aantal benoemd op 01/01/2011 1787 2896 49 694
% 5,52 4,16 5,77 5,37
% totaal aantal benoemd 72,60 70,46
4
311 312 321 316 DKO Volwassenen- 317 onderwijs 417 C00 CLB IB0 Internaten IC0 ID0 IE0 IF0 IH0 II0 TOTAAL Secundair onderwijs
229678 2455 24844 24884 16403 3198 4584 518 296 329 94 22 37 755 440136
7029 112 699 794 595 141 271 28 14 11 3 4 6 76 15165
3,06 4,56 2,81 3,01 3,62 4,41 5,91 5,41 4,73 3,34 3,19 18,18 16,22 10,07 3,44% gemiddeld
74,57 68,85 75,12 63,85 59,00 67,21
Binnen de verschillende hoofdstructuren lopen de percentages van de vaste benoemingen uiteen van 2,81% (buitengewoon secundair onderwijs) tot 18,18% (IFO – internaat voor geplaatste kinderen). Over de hoofdstructuren heen krijgt gemiddeld 3,44% van het totale aantal personeelsleden op 1 januari 2011 een vaste benoeming (3,57% in 2010). Het totaal van 271 benoemingen in de CLB-sector voor het jaar 2011 ligt een heel stuk hoger dan de 153 benoemingen van het jaar ervoor (5,91% van het totale personeelsbestand tegen 3,28% vorig jaar). Deze trend laat zich verklaren door de systematiek van de driejaarlijkse personeelsformatie die deze sector kenmerkt. Afgezien van spontane uitstap (TBS58+) en pensioneringen zijn vacante betrekkingen het resultaat van een stijging van de personeelsformatie. Die betrekkingen moeten eerst vacant verklaard worden tijdens het eerste schooljaar van de cyclische personeelformatie vooraleer er benoeming mogelijk is tijdens het tweede schooljaar. Tijdens het derde schooljaar van de cyclus valt het aantal benoemingen dan logischerwijze terug en resteren er ook weinig betrekkingen die vacant verklaard kunnen worden voor benoeming tijdens het eerste schooljaar van de volgende cyclus. Welnu, de schooljaren 2009-2010 en 2010-2011 waren respectievelijk het eerste en het tweede schooljaar van een dergelijke cyclus.
2. Aantal vaste benoemingen per onderwijsnet De aantallen op onderstaande tabellen weerspiegelen de verhoudingen tussen de verschillende netten in het onderwijsveld, met het vrij onderwijs als het net met het grootste aantal benoemingen. ‘Andere’ slaat op de scholen georganiseerd door de Vlaamse Gemeenschapscommissie.
2010 Niveau Basisonderwijs
Secundair onderwijs DKO Volwassenenonderwijs
HS 111 121 211 221 311 312 321 316 317 417
GO
Vrij 197 3 407 150 1209 25 119 47 130 37
Provincie 1268 28 1835 343 5649 56 428 3 246 66
4 0 1 16 267 15 10 0 67 8
Gemeente 444 3 745 90 328 22 55 647 62 13
Andere 0 4 0 10 2 0 21 0 6 2 5
CLB Internaten
C00 IB0 IC0 ID0 IE0 IF0 IH0 II0 Totaal
33 19 6 11 1 1 0 15 2410
100 0 0 0 0 0 0 20 10042
4 0 0 0 0 0 0 0 392
7 0 0 0 0 0 0 1 2417
9 0 0 0 0 0 0 0 54
2011 Niveau Basisonderwijs
Secundair onderwijs DKO Volwassenenonderwijs CLB Internaten
HS 111 121 211 221 311 312 321 316 317 417 C00 IB0 IC0 ID0 IE0 IF0 IH0 II0 Totaal
GO
Vrij 220 14 438 158 1265 26 136 69 172 43 63 28 14 11 3 4 6 17 2687
Provincie 1135 26 1682 390 5178 51 487 6 266 63 188 0 0 0 0 0 0 56 9528
2 0 0 11 253 16 15 0 80 18 5 0 0 0 0 0 0 2 402
Gemeente 430 5 776 123 328 19 48 674 71 15 8 0 0 0 0 0 0 0 2497
Andere 0 4 0 12 5 0 13 0 6 2 7 0 0 0 0 0 0 1 50
Ten opzichte van 2010 merken we in 2011 een stijging van het aantal benoemingen in het gemeenschapsonderwijs en een daling in het gesubsidieerd onderwijs. Als we het aantal benoemingen per net afzetten tegen het totale aantal personeelsleden binnen dat net, krijgen we onderstaande tabellen. Het aantal benoemingen wordt hier uitgedrukt in voltijdse equivalenten zodat we ze kunnen vergelijken met de cijfers van de statistische jaarboeken 20092010 en 2010-2011, die de verdeling over de onderwijsnetten heen alleen in FTE weergeven. Om dezelfde reden worden de cijfers voor het gesubsidieerd officieel onderwijs niet opgesplitst in gemeentelijk, provinciaal en ‘ander’ onderwijs.
2010 Net GO Vrij gesubsidieerd Officieel gesubsidieerd Totaal
Aantal benoemd FTE 1644,99 5735,56 1657,67 9038,22
Totaal personeel FTE 28889 89785 25990 144664
% 5,69 6,38 6,37 6,24
6
2011 Net GO Vrij gesubsidieerd Officieel gesubsidieerd Totaal
Aantal benoemd FTE 1825,73 5373,43 1691,56 8890,71
Totaal personeel FTE 29013 90069 26175 145257
% 6,29 5,96 6,46 6,12
3. Aantallen per ambt en per niveau 3.1.
Basisonderwijs
2010 HS
Ambt
111
KINDERVERZORGER KLEUTERONDERWIJZER LEERMEESTER LO ADMIN. MEDEWERKER HSO ADMIN. MEDEWERKER HOKT
186
HS
Ambt
121
LOGOPEDIST
1513
KLEUTERONDERWIJZER ASV
136
KINESITHERAPEUT
15 7
ICT-COORDINATOR (85 PTN) 221
ONDERWIJZER ASV
Aantal 1 35 2 0 313
ZORGCOORDINATOR HOKT
41
LEERMEESTER ASV L.O.
30
ZORGCOORDINATOR HOLT
0
LEERMEESTER GODSDIENST
17
ICT-COORDINATOR HSO
1
LEERMEESTER NCZ
9
ICT-COORDINATOR HOKT (82 PTN)
1
KINDERVERZORGER
10
ICT-COORDINATOR HOKT (85 PTN)
13
ICT-COORDINATOR HOLT (126 PTN) 211
Aantal
ONDERWIJZER LEERMEESTER GODSDIENST LEERMEESTER NCZ
3
VERPLEGER
6
KINESITHERAPEUT
33
LOGOPEDIST
73
130
ERGOTHERAPEUT
14
55
1781
ORTHOPEDAGOOG
28
LEERMEESTER LO
228
PSYCHOLOOG
15
ADMIN. MEDEWERKER HSO
245
MAATSCHAPPELIJK WERKER
ADMIN. MEDEWERKER HOKT
85
ADMIN. MEDEWERKER HOLT
4
ARTS
1 1
ADMIN. MEDEWERKER HSO
35
ADMIN. MEDEWERKER HOKT
15
ZORGCOORDINATOR HOKT
219
ZORGCOORDINATOR HOLT
12
ICT-COORDINATOR HSO
1
ICT-COORDINATOR HSO
31
ICT-COORDINATOR HOKT (82 PTN)
2
ICT-COORDINATOR HOKT (82 PTN)
21
ICT-COORDINATOR HOKT (85 PTN)
5
ICT-COORDINATOR HOKT (85 PTN)
157
ICT-COORDINATOR HOLT (120 PTN)
1
ICT-COORDINATOR HOLT (120 PTN)
10
ICT-COORDINATOR HOLT (126 PTN)
1
ICT-COORDINATOR HOLT (126 PTN)
9
In het gewoon basisonderwijs valt de daling op van het aantal benoemingen in het ambt van zorgcoördinator: 41 tegen 99 het jaar daarvoor in het kleuteronderwijs (HS 111) en 231 tegen 621 het jaar daarvoor in het lager onderwijs (HS 211). Daarmee zitten de aantallen opnieuw op het niveau van 2008 na de éénmalige piek in 2009. Die piek was het gevolg van de integratie van de verschillende zorgenveloppen.
7
2011 HS
Ambt
111
KINDERVERZORGER KLEUTERONDERWIJZER LEERMEESTER LO ADMIN. MEDEWERKER HSO ADMIN. MEDEWERKER HOKT
211
Aantal 152
HS
Ambt
121
LOGOPEDIST
1407
KLEUTERONDERWIJZER ASV
124 23 9
ZORGCOORDINATOR HOKT
58
ZORGCOORDINATOR HOLT
221
Aantal 1 44
KINESITHERAPEUT
2
KINDERVERZORGER
2
ONDERWIJZER ASV
340
LEERMEESTER ASV L.O.
29
1
LEERMEESTER GODSDIENST
15
ICT-COORDINATOR HSO
4
LEERMEESTER NCZ
6
ICT-COORDINATOR HOKT (82 PTN)
2
KINDERVERZORGER
16
ICT-COORDINATOR HOKT (85 PTN)
7
VERPLEGER
ICT-COORDINATOR HOLT (126 PTN)
0
KINESITHERAPEUT
56
LOGOPEDIST
99
138
ERGOTHERAPEUT
21
64
ORTHOPEDAGOOG
27 16
ONDERWIJZER LEERMEESTER GODSDIENST LEERMEESTER NCZ
1667
7
LEERMEESTER LO
211
PSYCHOLOOG
ADMIN. MEDEWERKER HSO
258
MAATSCHAPPELIJK WERKER
4
ARTS
0
ADMIN. MEDEWERKER HOKT ADMIN. MEDEWERKER HOLT
92
ADMIN. MEDEWERKER HSO
29
ZORGCOORDINATOR HOKT
287
7
ADMIN. MEDEWERKER HOKT
19
ZORGCOORDINATOR HOLT
10
ADMIN. MEDEWERKER HOlT
2
ICT-COORDINATOR HSO
38
ICT-COORDINATOR HSO
9
ICT-COORDINATOR HOKT (82 PTN)
27
ICT-COORDINATOR HOKT (82 PTN)
3
ICT-COORDINATOR HOKT (85 PTN)
189
ICT-COORDINATOR HOKT (85 PTN)
6
ICT-COORDINATOR HOLT (120 PTN)
7
ICT-COORDINATOR HOLT (126 PTN)
1
De cijfers voor de verschillende ambten liggen volledig in de lijn van die voor 2010. Het aantal benoemingen in het ambt van zorgcoördinator stijgt opnieuw lichtjes, wat kan toegeschreven worden aan de aanpassing van de zorgenveloppe op 1 september en 1 december 2010 in uitvoering van CAO VIII.
3.2.
Secundair onderwijs
2010 HS
Ambt
311
LERAAR
6703
HS
Ambt
321
LERAAR ASV
GODSDIENSTLERAAR
400
LERAAR ASV-SPEC. LO
OPVOEDER
277
LERAAR NCZ
BEGELEIDER ADMINISTRATIEF MEDEWERKER 312
Aantal
LERAAR OPVOEDER
1 74 116 2
LERAAR BEROEPSGER VORMING
Aantal 214 20 4 171
GODSDIENSTLERAAR
35
LERAAR (OV-4)
63
KINDERVERZORGER
6
VERPLEGER
10
KINESITHERAPEUT
15
LOGOPEDIST
23
ERGOTHERAPEUT
5
ORTHOPEDAGOOG
16
PSYCHOLOOG
9
MAATSCHAPPELIJK WERKER
7
ARTS
0
8
OPVOEDER
31
ADMINISTRATIEF MEDEWERKER
4
2011 HS
Ambt
311
LERAAR
Aantal
HS
Ambt
321
LERAAR ASV
GODSDIENSTLERAAR
396
LERAAR ASV-SPEC. LO
OPVOEDER
311
LERAAR NCZ
BEGELEIDER ADMINISTRATIEF MEDEWERKER ADMINISTRATIEF MEDEW SSC 106 312
6228
LERAAR OPVOEDER ADMINISTRATIEF MEDEWERKER
1 66 5 106
Aantal 231 24 4
LERAAR BEROEPSGER VORMING
156
GODSDIENSTLERAAR
39
LERAAR (OV-4)
101
KINDERVERZORGER
4
5
VERPLEGER
1
KINESITHERAPEUT
23
6
LOGOPEDIST
25
ERGOTHERAPEUT
3
ORTHOPEDAGOOG
18
PSYCHOLOOG
9
MAATSCHAPPELIJK WERKER
7
ARTS
0
OPVOEDER
34
OPVOEDER SSC 106
1
ADMINISTRATIEF MEDEWERKER
14
De cijfers voor 2010 liggen in de lijn van die voor 2009. Het hogere aantal benoemingen in 2010 is hoofdzakelijk toe te schrijven aan toenames in het buitengewoon secundair onderwijs in het ambt van opvoeder (+24%). In het gewoon secundair onderwijs gaat het om een toename in het ambt van leraar (+1,7%) en administratief medewerker (+23,3%). In 2011 noteren we echter een significante daling van het totale aantal vaste benoemingen (-4,5%). Die daling situeert zich hoofdzakelijk in het gewoon secundair onderwijs met uitzondering van de vaste benoemingen in het ambt van opvoeder.
3.3.
DKO
2010 HS
Ambt
316
LERAAR
Aantal 640
BEGELEIDER
20
STUDIEMEESTER-OPVOEDER
0
OPSTELLER
37
2011 HS
Ambt
316
LERAAR BEGELEIDER STUDIEMEESTER-OPVOEDER OPSTELLER
Aantal 685 21 0 43
In het DKO is het aantal benoemingen op 1 januari 2010 met 7,4% gedaald t.o.v. 2009 en dit meer specifiek door een daling van het aantal benoemingen in het ambt van opsteller. Dat verschil is 9
eigenlijk een gevolg van het uitzonderlijk hoge aantal benoemingen voor opsteller in 2009. De verklaring daarvoor gaat terug naar CAO VIII, waar een uitbreiding van de administratieve omkadering in het DKO voorzien werd. Daarbij werd ook de omvang van de opdrachten in het uitdovende ambt van studiemeester-opvoeder bevroren. Alle uitbreidingen van administratieve omkadering werden alleen in het ambt van opsteller toegekend. Die uitbreiding werd toegekend vanaf het schooljaar 2007-2008. Na vacantverklaring op 15 april 2008 konden de eerste benoemingen in deze bijkomende uren opsteller uitgesproken worden op 1 januari 2009. In 2011 zien we opnieuw een stijging van het aantal vaste benoemingen in het DKO met 10,4%, vooral in het ambt van leraar.
3.4.
Volwassenenonderwijs
2010 HS
Ambt
317
LERAAR SOSP
Aantal 469
HS
Ambt
417
LERAAR OSP
Aantal 122
ADMINISTRATIEF MEDEW 120 PNT
2
ADMINISTRATIEF MEDEW 82 PNT
2
ADMINISTRATIEF MEDEW 82 PNT
23
ADMINISTRATIEF MEDEW 63 PNT
2
ADMINISTRATIEF MEDEW 63 PNT
17
2011 HS
Ambt
317
LERAAR SOSP
Aantal 480
HS
Ambt
417
LERAAR HBO/SLO
Aantal 134
ADMINISTRATIEF MEDEW 120 PNT
1
ADMINISTRATIEF MEDEW 82 PNT
5
ADMINISTRATIEF MEDEW 82 PNT
59
ADMINISTRATIEF MEDEW 63 PNT
2
ADMINISTRATIEF MEDEW 63 PNT
55
In het hoger beroepsonderwijs (HS 417) is het aantal benoemingen in het ambt van leraar in 2011 (134) gestegen tegenover die van 2010 (122) en 2009 (99).
3.5.
CLB
2010 HS
Ambt
COO
PSYCHOPEDAGOGISCH CONSULENT
Aantal 54
PSYCHOPEDAGOGISCH WERKER
14
PARAMEDISCH WERKER
25
ARTS
8
CONSULENT
0
ADMINISTRATIEF WERKER
9
MAATSCHAPPELIJK WERKER
33
INTERCULTUREEL BEMIDDELAAR
0
MEDEWERKER
10
2011 HS
Ambt
COO
PSYCHOPEDAGOGISCH CONSULENT
Aantal 76
PSYCHOPEDAGOGISCH WERKER
31
PARAMEDISCH WERKER
54
ARTS
36
10
CONSULENT
0
ADMINISTRATIEF WERKER
7
MAATSCHAPPELIJK WERKER
55
INTERCULTUREEL BEMIDDELAAR
0
MEDEWERKER
12
De top drie wordt telkens gevormd door de ambten van psychopedagogisch consulent, maatschappelijk werker en paramedisch werker. In de verplichte basisformatie zijn dat niet toevallig de ambten waarin een CLB steeds twee volledige betrekkingen moet inrichten, tegenover maar één volledige betrekking in de andere ambten. Opvallend is de stijging in 2011 van het aantal benoemingen in het ambt van arts.
3.6.
Internaten
2010 HS
Ambt
IB0
KINDERVERZORGER
4
VERPLEGER
IC0
Aantal
HS
Ambt
ID0
OPVOEDER
Aantal 3
3
ERGOTHERAPEUT
5
KINESITHERAPEUT
3
ORTHOPEDAGOOG
3
LOGOPEDIST
1
OPSTELLER
0
STUDIEMEESTER-OPV INTERNAAT
7
IE0
STUDIEMEESTER-OPV INTERNAAT
1
REKENPLICHTIG CORRESPONDENT
1
IF0
STUDIEMEESTER-OPV INTERNAAT
1
KINDERVERZORGER
2
IH0
STUDIEMEESTER-OPV INTERNAAT
0
KINESITHERAPEUT
0
II0
STUDIEMEESTER-OPV INTERNAAT
36
MAATSCHAPPELIJK WERKER
0
STUDIEMEESTER-OPV INTERNAAT
4
Het aantal benoemingen in het ambt van studiemeester-opvoeder in de internaten van het gewoon secundair onderwijs (HS II0) daalt van 183 in 2009 naar 36 in 2010. Het hoge aantal in 2009 was toe te schrijven aan het feit dat dit ambt tijdens het schooljaar 2008-2009 voor het eerst in de bezoldigingsregeling werd opgenomen en alle betrekkingen toen tijdens hetzelfde schooljaar (personeelsformatie 15 september 2008) meteen ook vacant verklaard konden worden met het oog op benoeming op 1 januari 2009. Dat leidde onvermijdelijk tot een éénmalige piek op 1 januari 2009 en impliceerde ook dat er op 15 april 2009 minder betrekkingen overbleven met het oog op benoeming op 1 januari 2010. De vacantverklaring op 15 september 2008 met het oog op benoeming op 1 januari 2009 gold voor alle betrekkingen van studiemeester-opvoeder, ook voor die van de internaten van het buitengewoon basisonderwijs in het gemeenschapsonderwijs (HS IB0). Dat gaf ook hier aanleiding tot een eenmalige stijging in 2009 en een daling in 2010 (van 16 in 2009 naar 7 in 2011).
2011 HS
Ambt
IB0
KINDERVERZORGER
7
VERPLEGER KINESITHERAPEUT LOGOPEDIST
IC0
Aantal
HS
Ambt
ID0
OPVOEDER
5
1
ERGOTHERAPEUT
3
2
ORTHOPEDAGOOG
1
0
Aantal
OPSTELLER
2
STUDIEMEESTER-OPV INTERNAAT
18
IE0
STUDIEMEESTER-OPV INTERNAAT
3
REKENPLICHTIG CORRESPONDENT
0
IF0
STUDIEMEESTER-OPV INTERNAAT
3
KINDERVERZORGER
2
MAATSCHAPPELIJK WERKER
1
ORTHOPEDAGOOG
1
IH0
STUDIEMEESTER-OPV INTERNAAT
6
REKENPLICHTIG CORRESPONDENT
2
II0
STUDIEMEESTER-OPV INTERNAAT
76
STUDIEMEESTER-OPV INTERNAAT
8
OPSTELLER
1
11
Na het dipje in 2010 stijgt het aantal benoemingen opnieuw in het ambt van studiemeesteropvoeder in de internaten van het gewoon secundair onderwijs (HS II0). Dezelfde vaststelling geldt voor het aantal benoemingen in het ambt van studiemeester-opvoeder in de internaten van het buitengewoon basisonderwijs.
4. Aantallen eerste vaste benoeming en uitbreiding vaste benoeming 2010 GO Eerste benoeming Uitbreiding benoeming TOTAAL
Vrij 1494 916 2410
5450 4593 10043
Provincie 199 193 392
Gemeente 1321 1096 2417
Andere 38 16 54
Totaal 8502 6814 15316
Provincie 214 188 402
Gemeente 1453 1044 2497
Andere 24 26 50
Totaal 8664 6501 15165
2011 GO Eerste benoeming Uitbreiding benoeming TOTAAL
Vrij 1708 980 2688
5265 4263 9528
Terwijl in de andere netten er ongeveer evenveel uitbreidingen van vaste benoeming zijn als eerste benoemingen, bedraagt dat aantal in het gemeenschapsonderwijs weinig meer dan de helft. Dat heeft allicht te maken met het gegeven dat door de andere politiek op het gebied van vacantverklaring in het gemeenschapsonderwijs het volume van de eerste vaste benoeming meteen een stuk hoger ligt. Zie verder bij hoofdstuk 2, punt 1.1. Over de netten heen slaat 56% van de benoemingen in 2010 op personeelsleden die een eerste keer vastbenoemd worden. Bij de overige 44% gaat het om een uitbreiding van vaste benoeming. Voor 2011 bedragen de percentages respectievelijk 57% en 43%.
12
HOOFDSTUK
2: GEDETAILLEERDE AANTALLEN
1. Detail van eerste vaste benoeming 1.1.
Volume vaste benoeming per net
1 januari 2010
2000 GO
1500
Vrij
1000
Provincie Gemeente
500
Andere
0 <0,1
0,1-0,2 0,2-0,3 0,3-0,5 0,5-<1
1
>1
1 januari 2011
1600 1400 1200 1000 800 600 400 200 0
GO Vrij Provincie Gemeente Andere
<0,1
0,1-0,2 0,2-0,3 0,3-0,5 0,5-<1
1
>1
De vaststellingen voor 2010 en 2011 lopen volledig gelijk en liggen in de lijn van de jaren ervoor. Het grootst aantal vaste benoemingen situeert zich in alle netten in de groep halftijds tot voltijds (0,5 – <1). In het vrij en officieel gesubsidieerd onderwijs zijn er opvallend meer vaste benoemingen voor minder dan 10% van een voltijdse opdracht (minder dan 2/20, 2/24, 3/36 enz.) dan in het gemeenschapsonderwijs. In het gesubsidieerd onderwijs moet elk uur en elke lestijd die vacant is, ook effectief vacant verklaard worden. In het gemeenschapsonderwijs hanteren de scholengroepen meestal een minimumvolume bij de vacantverklaring. Ze steunen daarbij op een ruime interpretatie van de bepaling dat bij de opstelling van de lijst rekening wordt gehouden “met de stabiliteit van de betrekking na 1 september volgend op de oproep rekening houdend met de geldende rationalisatieen omkaderingsnormen” (DRP art. 28, § 2, 2°).
13
Vanaf 1 januari 2012 zal daar allicht verandering inkomen door het decreet van 26 mei 2011 betreffende het onderwijs XXI, dat uitdrukkelijk de verplichting oplegt om ook in het gemeenschapsonderwijs voortaan álle betrekkingen vacant te verklaren. Resultaat van de huidige politiek op het gebied van vacantverklaringen is wel dat in het gemeenschapsonderwijs één op vier van de personeelsleden meteen een volledige vaste benoeming krijgen (365 op 1483 in 2010, 430 op 1708 in 2011). In het gesubsidieerd vrij onderwijs is dat gemiddeld maar één op negen (573 op 5450 in 2010, 612 op 5265 in 2011). In het gesubsidieerd officieel onderwijs is die verhouding één op zeven (216 op 1520 in 2010, 254 op 1667 in 2011).
1.2.
Leeftijd vaste benoeming per net
Onderstaande tabellen geven de spreiding van de leeftijd van de benoemde personeelsleden per net.
1 januari 2010
2600 2400 2200 2000 1800 1600 1400 1200 1000 800 600 400 200 0
GO Vrij Provincie Gemeente Andere
<25
25-30 30-35 35-40 40-45 45-50 50-55
>55
1 januari 2011
2600 2400 2200 2000 1800 1600 1400 1200 1000 800 600 400 200 0
GO Vrij Provincie Gemeente Andere
<25
25-30 30-35 35-40 40-45 45-50 50-55
>55
De bevindingen voor 2010 en 2011 zijn gelijklopend en liggen in de lijn van de jaren ervoor. Gelet op de benoemingsvoorwaarde “aangesteld zijn voor doorlopende duur” en de anciënniteit die daarbij geldt (720 dagen dienstanciënniteit gespreid over ten minste 3 schooljaren) kan een personeelslid ten vroegste tijdens zijn vierde schooljaar benoemd worden. Dat verklaart het geringe aantal benoemingen vóór de leeftijd van 25 jaar. Zoals de vorige jaren situeert de absolute piek (41% van het totale aantal eerste benoemingen in 2010, 40% in 2011) zich in de categorie 25-30 jaar en dit in alle netten, ook in het gemeenschapsonderwijs. Dat betekent wel dat respectievelijk 59% en 60% van de personeelsleden nog steeds tot na hun 30e moeten wachten voor hun eerste vaste benoeming.
14
Opvallend is het vrij hoge aantal personeelsleden (194 in 2010, 167 in 2011) dat op de leeftijd van 56 jaar en ouder voor het eerst benoemd wordt. Voor 55-jarigen zijn in het DRP soepelere voorwaarden tot vaste benoeming ingeschreven. Zij hoeven niet te wachten tot een vacante betrekking ook effectief vacant wordt verklaard om in aanmerking te komen voor vaste benoeming en als zij kandideren genieten ze meteen ook voorrangsrecht. Uiteraard moet er wel een vacante betrekking beschikbaar zijn en het wachten daarop verklaart waarom veel personeelsleden toch na hun 55e (i.p.v. op hun 55e) benoemd worden. Mogelijk is de gunstprocedure van het DRP ook niet overal bekend.
1.3.
Geslacht van de benoemden per net
1 januari 2010 5000 4000
man
3000 2000 vrouw
1000 0 GO
Vrij
Provincie Gemeente
Andere
1 januari 2011 4000 3500 3000 2500 2000 1500 1000 500 0
man
vrouw
GO
Vrij
Provincie Gemeente
Andere
De cijfers van de vaste benoemingen volgen de trend van de vervrouwelijking in het onderwijs (73,5% van de benoemingen ging in 2010 naar vrouwen, 75% in 2011).
2. Detail van uitbreiding van benoeming De cijfers hieronder slaan niet alleen op de personeelsleden die in een bepaald ambt of vak het volume van hun benoeming uitbreiden, maar omvat ook een (beperkt) aantal personeelsleden die ervoor al volledig benoemd waren en die nu herbenoemd worden in een ander ambt of vak.
2.1.
Volume vaste benoeming per net
15
1 januari 2010
2400 2200 2000 1800 1600 1400 1200 1000 800 600 400 200 0
GO Vrij Provincie Gemeente Andere
<0,1
0,1-0,2 0,2-0,3 0,3-0,5 0,5-<1
1
>1
1 januari 2011
2200 2000 1800 1600 1400 1200 1000 800 600 400 200 0
GO Vrij Provincie Gemeente Andere
<0,1
0,1-0,2 0,2-0,3 0,3-0,5 0,5-<1
1
>1
De vaststellingen voor 2010 en 2011 lopen volledig gelijk en liggen in de lijn van de jaren ervoor. In alle netten scoort de groep 0,5 - <1 het hoogst. Dat betekent dat het merendeel van de deeltijds vastbenoemden door hun bijkomende benoeming nog steeds geen voltijdse benoeming verwerven. De indruk bestaat dat veel inrichtende machten hun kandidaten, die als deeltijds benoemden een gelijke voorrang kunnen doen gelden naar uitbreiding van hun vaste benoeming, ook een gelijk stuk van de koek gunnen. Dat leidt onvermijdelijk tot een fractionering van de benoemingsuren. Een aanzienlijk aantal personeelsleden, vooral in het vrij onderwijs (353 in 2010, 289 in 2011), is boven een voltijdse opdracht benoemd. Dat slaat op personeelsleden die benoemd zijn met verschillende opdrachtbreuken, die samen niet exact de eenheid bereiken. In dat geval wordt een overschrijding van een voltijdse benoeming aanvaard voor zover die beneden het gepondereerd volume van het kleinste gehele getal binnen hun opdracht blijft.
2.2.
Leeftijd vaste benoeming per net
1 januari 2010
16
1600 1400 1200 1000 800 600 400 200 0
GO Vrij Provincie Gemeente Andere
<25 25-30 30-35 35-40 40-45 45-50 50-55 >55 1 januari 2011
1400 1200
GO
1000
Vrij
800
Provincie
600 400
Gemeente
200
Andere
0 <25 25-30 30-35 35-40 40-45 45-50 50-55 >55 De bevindingen voor 2010 en 2011 zijn gelijklopend en liggen in de lijn van de jaren ervoor. Behalve voor het vrij onderwijs situeert de piek bij de uitbreiding van benoeming zich in de categorie 30-35 jaar. Het opschuiven van de piek t.o.v. de eerste benoeming (25-30) is logisch. Opvallend is ook hier het vrij hoge aantal personeelsleden (190 in 210, 246 in 2011) boven de leeftijd van 55 jaar. Dat wijst erop dat de gunstprocedure die de decreten Rechtspositie voorzien voor 55-jarigen, niet overal gekend is of dat er toch nog moet worden gewacht op een vacante betrekking.
2.3.
Geslacht van de benoemden per net
1 januari 2010 3500 3000
man
2500 2000 1500 1000
vrouw
500 0 GO
Vrij
Provincie Gemeente
Andere
17
1 januari 2011 3500 3000 2500 2000 1500 1000 500 0
man
vrouw
GO
Vrij
Provincie Gemeente
Andere
3. Benoemingen in aanvullende lestijden en uren De voorbije jaren werden boven op het uren- en lestijdenpakket volgens de schalen ook tal van aanvullende lestijden en uren toegekend, meestal in het kader van een beleid voor doelgroepleerlingen: GOK, GOK+, anderstalige nieuwkomers, GON, rand- en taalgrensgemeenten. Die uren en lestijden werden na een aanvangsfase ook opengesteld voor vaste benoeming, ondanks het feit dat ze door de koppeling aan doelgroepleerlingen niet echt stabiel zijn. Onderstaande tabellen geven het aantal benoemingen in de aanvullende uren of lestijden op 1 januari 2010 en 2011 weer. Voor een goed begrip van de cijfers moet rekening gehouden worden met het feit dat de vacante aanvullende lestijden of uren op 1 september voorafgaand toegewezen kunnen worden aan personeelsleden die al vastbenoemd zijn. Daardoor worden ‘organieke’ uren of lestijden vrijgemaakt waarin op 1 januari vervolgens iemand anders benoemd kan worden. De aanvullende uren of lestijden zijn dan wel aanleiding voor een vaste benoeming, maar verschijnen als zodanig niet in onderstaande cijfers. M.a.w. het reële aantal benoemingen in aanvullende uren en lestijden ligt een stukje hoger dan de cijfers hieronder aangeven.
3.1.
Basisonderwijs
De cijfers in de tabellen hieronder geven het aantal personeelsleden weer dat op 1 januari 2010 en 1 januari 2011 werd benoemd in de verschillende aanvullende uren en lestijden in het basisonderwijs. Die personeelsleden zijn steeds vastbenoemd in een onderliggend ambt van het bestuurs- en onderwijzend personeel of eventueel – bij GON - van het paramedisch personeel.
2010 HS
Aanvullende lestijd
111
GOK Mentor Rand- en taalgrensgemeenten Anderstalige nieuwkomers
211
GOK
Aantal
HS
Aanvullende lestijd
161
121
Geïntegreerd onderwijs GON
2
14 4
221
Geïntegreerd onderwijs GON GOK
43
4
Rand- en taalgrensgemeenten
Aantal
1 2
182
Mentor Rand- en taalgrensgemeenten
22 8
Anderstalige nieuwkomers
11
Ten opzichte van 2009 is er in het lager onderwijs (HS 211) significant meer benoemd in aanvullende lestijden GOK (van 153 naar 182). Die stijging is het gevolg van de toekenning van 200 extra FTE voor het gelijke onderwijskansenbeleid met ingang het schooljaar 2008-2009. Volgens de gewone 18
procedure konden die lestijden vacant verklaard worden op basis van de personeelsformatie van 15 april 2009 met het oog op benoeming het jaar daarna. Op 1 januari 2010 werd in de aanvullende lestijden GOK ook één benoeming genoteerd in het buitengewoon lager onderwijs (HS 221). Die lestijden werden in het buitengewoon onderwijs voor het eerst toegekend vanaf 1 september 2009 en kwamen in de plaats van de lestijden OVB (onderwijsvoorrangsbeleid) waarin geen benoeming mogelijk was. Volgens de normale procedure (vacantverklaring op basis van de personeelsformatie van 15 april 2010) kon er voor het eerst in die lestijden benoemd worden op 1 januari 2011. Dat er op 1 januari 2010 al één benoeming genoteerd kon worden laat zich verklaren doordat de benoeming – en dus ook de vacantverklaring - steeds gebeurt in het onderliggend ambt. Bij die ene benoeming is de vacantverklaring op 15 april 2009 gebeurd op basis van organieke i.p.v. aanvullende lestijden van dat onderliggende ambt.
2011 HS
Aanvullende lestijd
111
GOK Mentor Rand- en taalgrensgemeenten Anderstalige nieuwkomers
211
GOK Mentor Rand- en taalgrensgemeenten Anderstalige nieuwkomers
Aantal 116 0
HS
Aanvullende lestijd
121 221
Geïntegreerd onderwijs GON Geïntegreerd onderwijs GON
13 4
Aantal 6 42
GOK
4
Mentor
0
155 0 9 33
In het buitengewoon lager onderwijs (HS 221) werden 4 onderwijzers benoemd in aanvullende lestijden GOK die, zoals hierboven toegelicht, in dit niveau voor het eerst werden toegekend vanaf het schooljaar 2009-2010. Volgens de gewone procedure konden deze lestijden vacant verklaard worden op basis van de personeelsformatie van 15 april 2010. In 2011 werden geen benoemingen meer uitgesproken in aanvullende lestijden mentor. Dat is het logische gevolg van het niet meer toekennen van mentoruren vanaf het schooljaar 2010-2011. Opvallend in het gewoon lager onderwijs (HS 211) is de stijging van het aantal benoemingen in de aanvullende lestijden voor anderstalige nieuwkomers (33 tegen 11 in 2010).
3.2.
Secundair onderwijs
2010 HS
Aanvullend uur
311
GOK Mentor Anderstalige nieuwkomers OKAN vervolgtraject Pedagogische coördinatie Taak- en functiedifferentiatie
Aantal 298
HS
Aanvullend uur
321
Geïntegreerd onderwijs
22 7 4
Aantal 49
Mentor GOK
1
Taak- en functiedifferentiatie
2
8
247 46
2011 HS
Aanvullend uur
311
GOK Mentor Anderstalige nieuwkomers OKAN vervolgtraject
Aantal 179 0 25 7
HS
Aanvullend uur
321
Geïntegreerd onderwijs
Aantal 72
Mentor GOK
0
Taak- en functiedifferentiatie
4
3
19
Pedagogische coördinatie Taak- en functiedifferentiatie
0 60
De cijfers hierboven geeft het aantal personeelsleden weer dat op 1 januari 2010 en 1 januari 2011 werd benoemd in de verschillende soorten aanvullende uren in het secundair onderwijs. Met in totaal 685 benoemingen in dit soort uren stellen we in 2010 opnieuw een significante stijging vast tegenover 2009 (580 benoemingen). Het aantal benoemingen in uren GOK is meer dan verdubbeld (105 in 2009). In de rapportering van de vorig jaren signaleerden we voor deze uren al een hoog aantal benoemingen. Vanaf 1 september 2010 kunnen mentoruren en uren pedagogische coördinatie niet langer worden ingericht en bijgevolg zijn er geen benoemingen meer uitgesproken in die uren op 1 januari 2011. Het totale aantal aanvullende uren daalt dan ook drastisch naar 350 ondanks het stijgende aantal benoemingen in uren anderstalige nieuwkomers, OKAN, taak- en functiedifferentiatie en GON (geïntegreerd onderwijs).
4. Detail van benoemingen op basis van een VE of VO 4.1.
Secundair onderwijs
Onderstaande overzichten bevatten de 10 vakken waarin in 2010 en 2011 het grootste aantal benoemingen werd geteld, met hetzij een vereist bekwaamheidsbewijs (VE), hetzij een voldoend geacht bekwaamheidsbewijs (VO) in het secundair onderwijs. Voor die vakken wordt het percentage weergegeven van het aantal benoemingen met een vereist bekwaamheidsbewijs. De vakken waarvoor minstens 90% van de vaste benoemingen met een vereist bekwaamheidsbewijs gebeurt zijn Lichamelijke Opvoeding, Katholieke Godsdienst en Geschiedenis. Dat rijtje zag er in 2009 identiek uit, aangevuld met Natuurwetenschappen dat toen ook 90% benoemingen met VE telde. De vakken in deze top 10 met minder dan de helft benoemingen met een vereist bekwaamheidsbewijs zijn in 2010, net zoals in de vorige jaren, Toegepaste Informatica, Hout en Project Algemene Vakken. In 2011 zijn dat alleen nog Hout en Project Algemene Vakken. Bij het laatstgenoemde vak ligt dat heel duidelijk aan het feit dat amper één bachelor-diploma een vereist bekwaamheidsbewijs genereert. Voor het merendeel van deze vakken is het aandeel benoemingen in 2010 en 2011 met een vereist bekwaamheidsbewijs ongeveer hetzelfde gebleven t.o.v. 2009. Een significante daling stellen we in 2010 vast bij Nederlands (76% t.o.v. 81%), Wiskunde (62% t.o.v. 66%) maar wel gevolgd door een stijging in 2011 (68%), Informatica (51% t.o.v. 55%) maar ook gevolgd door een stijging in 2011 (58%) en Natuurwetenschappen (82% t.o.v. 90% en zelfs maar 79% in 2011). Vakken of specialiteiten die in 2010 stijgen zijn Lichamelijke Opvoeding (naar zelfs 100%), Mechanica (68% t.o.v. 59%), Hout (46% t.o.v. 40% maar terug 37% in 2011), Toegepaste Economie (74% t.o.v. 67% en zelfs 84% in 2011) en Techniek (65% t.o.v. 58% en zelfs 78% in 2011).
2010 Vak
Aantal met VE
Aantal met VO
% VB met VE
NEDERLANDS
279
85
ENGELS
202
30
87%
GESCHIEDENIS
145
90%
WISKUNDE
147
17 87
AARDRIJKSKUNDE FRANS
81 154
30 45
72% 78%
LICHAMELIJKE OPVOEDING KATHOLIEKE GODSDIENST
168 119
0 5
100% 96%
BIOLOGIE
109
12
90%
76%
62%
20
NATUURWETENSCHAPPEN
114
24
82%
PROJECT ALGEMENE VAKKEN INFORMATICA
25 55
140 53
15% 51%
TOEGEPASTE INFORMATICA TECHNIEK
44 67
52 36
46% 65%
MECHANICA TOEGEPASTE ECONOMIE
54 71
25 25
58% 74%
HOUT
24
28
46%
2011 Vak
Aantal met VE
Aantal met VO
% VB met VE
NEDERLANDS
268
76
ENGELS GESCHIEDENIS
174 125
39 14
81% 89%
WISKUNDE
142
66
68%
AARDRIJKSKUNDE FRANS
91 153
27 39
77% 79%
LICHAMELIJKE OPVOEDING KATHOLIEKE GODSDIENST
161 134
2 4
98% 97%
BIOLOGIE NATUURWETENSCHAPPEN
86 119
15 30
85% 79%
PROJECT ALGEMENE VAKKEN INFORMATICA
23 52
144 36
14% 58%
TOEGEPASTE INFORMATICA TECHNIEK
46 71
33 24
57% 78%
58 105
30 20
66% 84%
21
36
37%
MECHANICA TOEGEPASTE ECONOMIE HOUT
4.2.
77%
DKO
De overzichten hieronder bevatten de 10 vakken waarin in 2010 en 2011 het meest werd benoemd in absolute cijfers, hetzij met een vereist bekwaamheidsbewijs (VE), hetzij met een voldoend geacht bekwaamheidsbewijs (VO). Voor die vakken wordt het percentage weergegeven van het aantal benoemingen met een vereist bekwaamheidsbewijs. Vakken met het hoogste percentage vaste benoemingen (100%) met een VE zowel in 2010 als in 2011 zijn Algemeen Beeldende Vorming, Waarnemingstekenen en Vormstudie (net zoals in 2009). Dat is ook het geval voor Kleurstudie in 2010 en voor Instrument piano in 2011. De lijst van vereiste bekwaamheidsbewijzen voor het vak Algemeen Beeldende Vorming is zeer uitgebreid, waardoor er nooit een tekort is aan kandidaten met een VE. Dat verklaart dan ook dat er voor dit vak geen benoemingen zijn met een voldoend geacht bekwaamheidsbewijs. Dezelfde verklaring geldt voor de vakken Waarnemingstekenen, Kleurstudie en Vormstudie. Minder dan de helft van de benoemingen met een vereist bekwaamheidsbewijs in 2010 en 2011 ligt in de vakken Voordracht, Algemene Muziekcultuur, Instrumentaal Ensemble en Koor. De grootste verschillen t.o.v. 2009 in het aandeel benoemingen met een vereist bekwaamheidsbewijs zien we bij de volgende vakken: Voordracht (0% en 24% t.o.v. 42%), Instrumentaal Ensemble (0% t.o.v. 23%) en Ensemble/Jazz & Lichte muziek (54% en 77% t.o.v. 94%), die telkens dalen. Een stijging noteren we bij het vak Instrument gitaar (92% en 83% t.o.v. 80%).
21
De vereiste bekwaamheidsbewijzen voor het vak Instrumentaal Ensemble zijn op advies van de inspectie heel strikt afgebakend: alleen de meesters instrument/zang met specialisatie kamermuziek, naast diploma's hoger kunstonderwijs met specialisatie orkestdirectie. De verschillende instrumentleraars staan opgelijst bij de VO. Uit de praktijk blijkt dat scholen er meestal voor kiezen om voor dit vak instrumentleraars aan te stellen en dat vertaalt zich dan ook in het volledige aantal benoemingen op basis van een VO. In de studierichting Woord zijn er verhoudingsgewijs meer benoemingen met een VO in vergelijking met de richtingen Beeldende Kunst en Muziek. Het is er namelijk moeilijker om kandidaten met een VE (afstudeerrichting dramatische kunst in het hoger kunstonderwijs) te vinden, waardoor men sneller terugvalt op aanstellingen op basis van een VO.
2010 Vak
Aantal met VE
Aantal met VO
% VB met VE
ALGEMEEN BEELDENDE VORMING
34
0
100%
WAARNEMINGSTEKENEN
19
100%
SAMENSPEL
25
0 3
VORMSTUDIE
17
0
100%
KLEURSTUDIE ENSEMBLE/JAZZ & LICHTE MUZIEK
15 14
0 4
100% 77%
INSTRUMENT GITAAR INSTRUMENT PIANO
12 14
1 1
92% 93%
ALGEMENE MUZIKALE VORMING INSTRUMENTAAL ENSEMBLE
10 0
17 13
37% 0%
VOORDRACHT ALGEMENE MUZIEKCULTUUR
0 8
10 19
0% 30%
KOOR SAMENZANG
0 9
3 19
0% 32%
TONEEL ZANG
13 8
5 1
72% 89%
DRAMA J.& L.M. PIANO/KEYBOARD
12 1
8 1
60% 50%
5
8
38%
ALGEMENE VERBALE VORMING
89%
2011 Vak
Aantal met VE
Aantal met VO
% VB met VE
ALGEMEEN BEELDENDE VORMING
32
0
WAARNEMINGSTEKENEN
16
100%
SAMENSPEL
28
0 2
VORMSTUDIE
10
0
100%
8 7
1 6
89% 54%
INSTRUMENT GITAAR INSTRUMENT PIANO
10 20
2 0
83% 100%
ALGEMENE MUZIKALE VORMING INSTRUMENTAAL ENSEMBLE
10 0
6 12
63% 0%
4 6
13 15
24% 29%
0 12
6 6
0% 67%
9
6
60%
KLEURSTUDIE ENSEMBLE/JAZZ & LICHTE MUZIEK
VOORDRACHT ALGEMENE MUZIEKCULTUUR KOOR SAMENZANG TONEEL
100% 93%
22
ZANG
11
1
92%
DRAMA J.& L.M. PIANO/KEYBOARD
8 3
3 5
73% 38%
ALGEMENE VERBALE VORMING
5
1
83%
5. Detail van geweigerde benoemingen Alle cijfers hierboven slaan op vaste benoemingen die door de werkstations werden goedgekeurd en die daardoor ‘tegenstelbaar’ zijn geworden. Elk jaar worden echter ook benoemingen geweigerd omdat blijkt dat ze niet voldoen aan één of meer benoemingsvoorwaarden. Onderstaande tabellen geven een overzicht van het aantal geweigerde benoemingen in 2010 en 2011 opgesplitst per weigeringsgrond. Daarbij gaat het steeds om formele weigeringen, d.w.z. weigeringen die per aangetekende brief werden meegedeeld aan de inrichtende machten. Door de verschuiving binnen de werkstations van louter dossierbeheer naar relatiebeheer en partnership met de schoolsecretariaten wordt er over de vaste benoemingen ook veel informeel gecommuniceerd. Dat leidt er soms toe dat benoemingen die niet aan bepaalde voorwaarden voldoen (er wordt bv. benoemd voor 12/20 en er zijn maar vacante uren voor 10/20) geweigerd worden zonder formele weigeringsbrief (het werkstation vraagt bv. om de benoeming te melden voor 10/20 i.p.v. 12/20). Die informele weigeringen, die in overleg en met het akkoord van de schoolsecretariaten gebeuren, zijn niet terug te vinden in onderstaande cijfers. Daarnaast kon in 2010 en 2011 door proactief optreden van de werkstations ook vermeden worden dat benoemingen moesten worden geweigerd. Door het actief opvragen van recente uittreksels uit het strafregister of van definitieve studiebewijzen konden benoemingen die in eerste instantie niet voldeden aan formele voorwaarden alsnog goedgekeurd worden.
5.1.
Basisonderwijs en CLB
2010 Weigeringsgrond
Aantal
de betrekking is niet vacant op 15 april voorafgaand aan de vaste benoeming de betrekking is niet vacant op de ingangsdatum van de vaste benoeming de betrekking situeert zich niet in benoembare uren de betrekking moet toegewezen worden aan een TBSOB-personeelslid de betrekking wordt niet uitgeoefend in hoofdambt het personeelslid beschikt niet over de vereiste 720/360 dagen dienstanciënniteit het personeelslid heeft op 31 december geen TADD-aanstelling in het ambt van benoeming het personeelslid beschikt niet over een vereist of voldoend geacht bekwaamheidsbewijs
TOTAAL
87 3 5 0 2 11 5 5 118
Met 118 formele weigeringen bedraagt het aantal geweigerde benoemingen 0,77% van het totale aantal benoemingen. In 2009 was die verhouding 0,92%. De redenen van de weigeringen zijn volledig vergelijkbaar met die van 2009 en de jaren ervoor. De voornaamste weigeringsgrond (87 van de 118) blijft het niet vacant zijn van een betrekking op 15 april voorafgaand aan de benoeming. Daarbij kan het gaan om lestijden of uren die wel beschikbaar zijn, maar waarin geen benoeming en dus ook geen vacantverklaring mogelijk is (zoals overgedragen lestijden of instaplestijden ingericht na 1 februari). Meestal gaat het echter om ontbrekende lestijden of uren. Heel vaak nog verwarren de schoolbesturen de leerlingentelling (en de uren of lestijden die deze het schooljaar daarna zullen 23
opleveren) met de effectieve personeelsformatie op het ogenblik van de vacantverklaring. Een andere reden is de praktijk waarbij de schoolbesturen niet uitgaan van de ‘foto’ van 15 april (welke betrekkingen zijn op die datum vacant?) maar de vacante uren proberen te ‘berekenen’ door de beschikbare omkadering van dat schooljaar af te zetten tegen het volume van de al benoemde personeelsleden. Bij een dergelijke berekening wordt al vlug een rekenfout gemaakt of wordt een tussentijdse personeelsbeweging (bv. een nieuwe affectatie) over het hoofd gezien.
2011 Weigeringsgrond
Aantal
de betrekking is niet vacant op 15 april voorafgaand aan de vaste benoeming de betrekking is niet vacant op de ingangsdatum van de vaste benoeming de betrekking situeert zich niet in benoembare uren de betrekking moet toegewezen worden aan een TBSOB-personeelslid de betrekking wordt niet uitgeoefend in hoofdambt het personeelslid beschikt niet over de vereiste 720/360 dagen dienstanciënniteit het personeelslid heeft op 31 december geen TADD-aanstelling in het ambt van benoeming het personeelslid beschikt niet over een vereist of voldoend geacht bekwaamheidsbewijs het personeelslid voldoet niet aan de taalwetten
TOTAAL
20 8 2 0 1 6 8 5 6 56
Met 56 formele weigeringen daalt het aantal geweigerde benoemingen naar 0,36% van het totale aantal benoemingen. Opvallend is de daling van het aantal weigeringen wegens het niet vacant zijn van de betrekking op 15 april voorafgaand aan de vaste benoeming (20 tegen 87 in 2010). De schoolbesturen zondigen blijkbaar minder tegen deze voorwaarde, maar wellicht zijn er in 2011 ook meer informele weigeringen uitgesproken in die gevallen waar maar een deel van de betrekking niet vacant was op 15 april (en de benoeming bijgevolg gedeeltelijk aanvaard kon worden). De formele weigering werd dan meer voorbehouden voor die benoemingen waar op 15 april helemaal geen betrekking vacant was. Opvallend is het opduiken van de taalwetgeving als weigeringsgrond. De 6 weigeringen slaan allemaal op vaste benoemingen in Franstalige scholen van de Brusselse Rand en zijn toe te schrijven aan een afwijkende interpretatie van de waarde van oriënteringsattesten van de Huizen van het Nederlands. Met betrekking tot deze weigeringen hebben de schoolbesturen overigens annulatieberoep aangetekend bij de Raad van State.
5.2.
Secundair onderwijs en DKO
2010 Weigeringsgrond
Aantal
de betrekking is niet vacant op 15 april voorafgaand aan de vaste benoeming de betrekking is niet vacant op de ingangsdatum van de vaste benoeming de betrekking situeert zich niet in benoembare uren de betrekking moet toegewezen worden aan een TBSOB-personeelslid de betrekking wordt niet uitgeoefend in hoofdambt het personeelslid beschikt niet over de vereiste 720/360 dagen dienstanciënniteit het personeelslid heeft op 31 december geen TADD-aanstelling in het ambt van benoeming het personeelslid beschikt niet over een vereist of voldoend geacht bekwaamheidsbewijs
TOTAAL
20 1 1 3 5 2 6 4 42
2011 24
Weigeringsgrond
Aantal
de betrekking is niet vacant op 15 april voorafgaand aan de vaste benoeming de betrekking is niet vacant op de ingangsdatum van de vaste benoeming de betrekking situeert zich niet in benoembare uren de betrekking moet toegewezen worden aan een TBSOB-personeelslid de betrekking wordt niet uitgeoefend in hoofdambt het personeelslid beschikt niet over de vereiste 720/360 dagen dienstanciënniteit het personeelslid heeft op 31 december geen TADD-aanstelling in het ambt van benoeming het personeelslid beschikt niet over een vereist of voldoend geacht bekwaamheidsbewijs
TOTAAL
5 0 0 4 4 6 4 4 27
In vergelijking met 2009 (47) daalt het aantal formele weigeringen van vaste benoemingen in 2010 naar 42 en in 2011 zelfs naar 27. Desondanks zien we in 2010 een opstoot van weigeringen wegens het niet vacant zijn van de betrekking op 15 april voorafgaand aan de benoeming (20 t.o.v. 4 in 2009 naar weer 5 in 2011). Opvallend ten opzichte van 2009 is de drastische daling van het aantal weigeringen in betrekkingen die aan een TBSOB-personeelslid moesten worden toegewezen. De controle gebeurde net zoals in 2009 op basis van een steekproef aangevuld met gericht ontsloten gegevens. Zo werden in 2009 in het secundair onderwijs 906 benoemingen op dit aspect nagekeken. Dat resulteerde in 2% weigeringen. In 2010 ging het om 847 dossiers met 0,3% weigeringen en in 2011 werden 588 dossiers onderzocht met 0,6% weigeringen als resultaat. De bijna jaarlijks georganiseerde en praktijkgerichte opleiding van de schoolsecretariaten over deze complexe en uitgebreide onderwijsreglementering begint zijn vruchten af te werpen. Een andere opvallende vaststelling is de omvangrijke vermindering van het aantal meegedeelde benoemingen in uren die niet in hoofdambt worden uitgeoefend. Door de toepassing van de nieuwe, vereenvoudigde en minder strenge cumulatieregelgeving vanaf 1 september 2009 verschuiven er minder opdrachten van hoofdambt naar bijbetrekking met als gevolg dat in die opdrachten wel kan worden benoemd.
25
HOOFDSTUK 3: CONCLUSIES
De vaststellingen die n.a.v. de benoemingsronde van 2009 gemaakt werden, komen in 2010 en 2011 in grote lijnen terug. -
Bij de eerste vaste benoemingen situeert de piek (ruim 40% van het totaal) zich in de leeftijdsgroep 25-30 jaar. Bij de uitbreidingen van vaste benoeming schuift de piek op naar de leeftijdsgroep 30-35 jaar. Dat betekent dat 60% van de personeelsleden tot na zijn/haar 30e moet wachten voor zijn/haar eerste vaste benoeming.
-
In het gesubsidieerd vrij en officieel onderwijs zijn er opvallend meer vaste benoemingen voor minder dan 10% van een voltijdse opdracht in vergelijking met het gemeenschapsonderwijs. Dat laat zich verklaren door de minimumvolumes die in het gemeenschapsonderwijs vaak gehanteerd worden bij de vacantverklaring. Vanaf 1 januari 2012 zal daar allicht verandering in komen door het decreet van 26 mei 2011 betreffende het onderwijs XXI, dat uitdrukkelijk de verplichting oplegt om ook in het gemeenschapsonderwijs voortaan alle betrekkingen vacant te verklaren.
-
Het merendeel van de deeltijds benoemden verwerft na uitbreiding van de benoeming nog steeds geen voltijdse benoeming. De indruk bestaat dat de inrichtende machten hun kandidaten die als deeltijds benoemden een gelijke voorrang kunnen doen gelden naar uitbreiding van benoeming, een gelijk stuk van de koek gunnen. Eenzelfde fenomeen, maar dan t.a.v. de TADD’ers die uitkijken naar een benoeming, kan de fractionering bij de eerste benoemingen verklaren. Bijvoorbeeld: in een vacantverklaarde betrekking van 24/24 wordt 4 x 6/24 benoemd.
-
Een personeelslid van 55 jaar kan op zijn vraag benoemd worden in een vacante betrekking. We stellen vast dat nog veel personeelsleden niet op hun 55e, maar op de leeftijd van 56 of later benoemd worden. Het feit dat ze in elk geval moeten wachten op een vacante betrekking is zeker een deel van de verklaring, maar het is ook mogelijk dat de gunstprocedure niet overal gekend is.
-
Aanvullende uren voor doelgroepleerlingen (GOK, GON, anderstalige nieuwkomers, rand- en taalgrensgemeenten) zijn de voorbije jaren opengesteld voor benoeming hoewel ze vanuit hun oorsprong per definitie niet echt stabiel zijn. De cijfers tonen aan dat de benoemingsmogelijkheid (die overigens tegelijk een verplichting is) volop benut wordt. In 2011 werden wel geen benoemingen meer uitgesproken in aanvullende uren mentor en pedagogische coördinatie. Dat is het logische gevolg van het niet meer toekennen van deze uren vanaf het schooljaar 2010-2011.
-
Bij de benoemingen in vakken waarvoor het personeelslid geen VE bezit, blijft Project Algemene Vakken hoog scoren door het beperkte aantal VE diploma’s voor dit vak.
-
Een belangrijke weigeringsgrond, vooral in het basisonderwijs, blijft het niet beschikbaar zijn van een vacante betrekking op 15 april van het vorige schooljaar. Schoolbesturen verwarren nog steeds vaak de leerlingentelling (en de uren die die het schooljaar daarna zal opleveren) met de effectieve personeelsformatie op het ogenblik van de vacantverklaring.
In het algemeen noteren we binnen AgODi weinig klachten over de benoemingsprocedure als zodanig. Grosso modo komt die erop neer dat een tijdelijk personeelslid via diensten bij eenzelfde inrichtende macht of scholengemeenschap een beschermd statuut kan verwerven (TADD) en vervolgens, zodra er een vacante betrekking beschikbaar is, benoemd kan worden.
26
Die procedure is de voorbije jaren zo bijgeschaafd en uitgebalanceerd dat ze tegemoet blijkt te komen aan de noden van zowel de inrichtende macht als het personeelslid.
27