VARENDE KLEUTERS BLIJVEN TELLEN
VARENDE KLEUTERS BLIJVEN TELLEN
Onderzoek naar de toekomstige omvang van het aantal varende kleuters en het toekomstige gebruik van onderwijsvoorzieningen van varende ouders en kleuters.
Mei 2000 Drs. A.C.C. Hubens Landelijke Stichting Onderwijs voor Varende Kleuters (LSOVK) Mauritsweg 50 3012 JW Rotterdam
© Het gebruik van cijfers en/of tekst uit dit rapport is toegestaan, mits de bron duidelijk wordt vermeld.
INHOUDSOPGAVE
HOOFDSTUK 1. INLEIDING .................................................................................1 1.1 1.2 1.3 1.4
ACHTERGROND.................................................................................................. 1 DOELSTELLING .................................................................................................. 1 OPZET EN UITVOERING ........................................................................................ 2 INDELING VAN HET RAPPORT................................................................................. 3
HOOFDSTUK 2. VARENDE GEZINNEN MET KLEUTERS .......................................5 2.1 2.2 2.3
AANTAL PEUTERS EN KLEUTERS............................................................................. 5 ALGEMENE KENMERKEN VARENDE OUDERS MET KLEUTERS ........................................ 8 VAARPATRONEN VARENDE OUDERS MET KLEUTERS ................................................... 8
HOOFDSTUK 3. ONDERWIJS OP LOCATIE.........................................................13 3.1 3.2 3.3
BEKENDHEID EN BELANG .................................................................................. 13 GEBRUIK VAN SCHOLEN EN MOBIELE LEIDSTERS .................................................... 14 MENING OVER GEBRUIK VAN SCHOLEN EN MOBIELE LEIDSTERS................................. 18
HOOFDSTUK 4. AANVULLENDE VOORZIENINGEN .............................................25 4.1 4.2
BEKENDHEID EN BELANG .................................................................................. 25 GEBRUIK VAN AANVULLENDE VOORZIENINGEN ....................................................... 27
HOOFDSTUK 5. VERNIEUWD ONDERWIJSSYSTEEM..........................................31 5.1 5.2
BEKENDHEID EN MENING OVER DE NIEUWE OPZET.................................................. 31 UITVOERBAARHEID NIEUWE OPZET ...................................................................... 33
HOOFDSTUK 6. SAMENVATTING EN CONCLUSIES ............................................35 BIJLAGE 1 VRAGENLIJST AMVV OPINIE-ONDERZOEK ......................................39 BIJLAGE 2 VRAGENLIJST VOOR OUDERS.........................................................41
i
LIJST VAN TABELLEN Tabel 1. Tabel 2. Tabel 3. Tabel 4. Tabel 5. Tabel 6. Tabel 7. Tabel 8. Tabel 9. Tabel 10. Tabel 11.
Respons op de schriftelijke enquêtes. .......................................................................................... 3 Schatting van het aantal kleuters voor de komende schooljaren. .................................................. 7 Varende ouders naar type schepen.............................................................................................. 8 Vaargebieden en de bezoekfrequentie van ouders (n=331)........................................................... 9 Schatting van het gebruik van onderwijs voor varende kleuters voor de komende schooljaren. ... 17 Overzicht van de belangrijkste havenplaatsen met totaal aantal theoretische schoolbezoeken en het gemiddeld aantal feitelijke ligplaatsschooldagen per jaar (n=250)......................................... 20 Mening van ouders over de kleutermap (n=148)......................................................................... 26 Mening van ouders over het ‘Handboek voor Ouders’ (n=133).................................................... 27 Aantal uren per week dat de kleuter alleen of samen met de ouders heeft gewerkt aan het speel/werkpakket ‘Kleuter aan Boord’......................................................................................... 27 Aandeel van ouders dat gebruik maakt van andere hulpmiddelen ten behoeve van onderwijs varende kleuters (n=143). .......................................................................................................... 29 Contactmogelijkheden tussen ouders en mentor (n=331). .......................................................... 33
LIJST VAN FIGUREN Figuur 1. Figuur 2. Figuur 3. Figuur 4. Figuur 5. Figuur 6. Figuur 7. Figuur 8. Figuur 9. Figuur 10. Figuur 11. Figuur 12. Figuur 13. Figuur 14. Figuur 15. Figuur 16. Figuur 17. Figuur 18. Figuur 19. Figuur 20. Figuur 21.
ii
Aantal kleuters dat per schooljaar deelneemt aan onderwijs voor varende kleuters....................... 5 De instroom – en uitstroom van kleuters per schooljaar ingeschreven bij de LSOVK. ................... 6 Havenplaatsen in Midden-Nederland en bezoekfrequentie van varende ouders (n=255).............. 10 Havenplaatsen in Noord-Nederland en bezoekfrequentie van varende ouders (n=255). .............. 10 Havenplaatsen in Zuid-Nederland en bezoekfrequentie van varende ouders (n=255). ................. 11 Havenplaatsen in Zeeland en bezoekfrequentie van varende ouders (n=255). ............................ 11 Bekendheid van ouders met de verschillende onderwijsvormen.................................................. 13 Totaal en gemiddeld aantal schoolkinddagen onderwijs varende kleuters per schooljaar. ........... 14 Per locatie van ligplaatsschool het totaal aantal schoolkinddagen per schooljaar. ...................... 15 Per locatie het gemiddeld aantal schoolkinddagen per maand in schooljaar 1999/2000.............. 16 Per regio van de mobiele leidster het totaal aantal schoolkinddagen per schooljaar.................... 16 Aandeel van kleuters dat gebruik maakt van ligplaatsscholen en/of mobiele leidsters. ................ 17 Het gebruik dat ouders (denken te) kunnen maken van de verschillende onderwijsvormen. ........ 18 Redenen waarom weinig gebruik wordt gemaakt van ligplaatsscholen (n=153). ......................... 21 Redenen waarom weinig gebruik wordt gemaakt van walkleuterscholen (n=142)........................ 22 Redenen waarom weinig gebruik wordt gemaakt van mobiele leidsters (n=142). ........................ 23 Bekendheid met de aanvullende voorzieningen van de LSOVK. ................................................. 25 Het gebruik dat ouders (denken te) kunnen maken van aanvullende voorzieningen. ................... 28 Bekendheid van ouders met de nieuwe opzet Onderwijs voor Varende kleuters.......................... 31 Mening van ouders over de nieuwe opzet Onderwijs voor Varende kleuters................................ 32 Schatting van aantal kleuters dat gebruik maakt van onderwijs voor varende kleuters en totaal aantal schoolkinddagen voor de komende jaren......................................................................... 36
Varende kleuters blijven tellen, 2000
HOOFDSTUK 1. INLEIDING In de eerste paragraaf wordt informatie gegeven over de achtergrond van het onderzoek. In de tweede paragraaf komen de probleemstelling, de opzet en uitvoering van het onderzoek aan bod. Tot slot wordt een indeling van het rapport gegeven.
1.1
ACHTERGROND
Ontwikkelingen in de binnenvaart brengen de bestaande onderwijsmogelijkheden voor varende kleuters in gevaar. Het aantal aan boord wonende gezinnen met jonge kinderen neemt af en als gevolg van veranderingen in de bedrijfstak kunnen kleuters minder dan voorheen een bezoek brengen aan de ligplaatsscholen. Als gevolg van deze ontwikkelingen is sprake van een groeiend aantal kleuters dat nooit gebruik kan maken van de onderwijsvoorzieningen (ligplaatsschool of mobiele kleuterleidster). Daarom is het nodig het onderwijs voor varende kleuters te reorganiseren en te komen tot één samenhangend onderwijsaanbod. Om alle kleuters in beeld te (blijven) houden en de ontwikkeling van het kind structureel te kunnen volgen wordt de functie 'mentor' ingevoerd. De 'mentor' is een leerkracht die een aantal haar toegewezen kleuters volgt vanaf de dag waarop zij aangemeld worden voor het onderwijs (voor varende kleuters) tot en met de instap in groep drie van het reguliere basisonderwijs aan de wal. De vraag is van welke onderwijsvoorzieningen ouders gebruik kunnen maken en welke hulp zij kunnen gebruiken voor de begeleiding van de ontwikkeling van hun kind aan boord. Daarnaast is het voor het opzetten van het mentorschap van belang om te weten wat de vaarpatronen zijn van de ouders met varende kleuters en welke mogelijkheden zij hebben voor het onderhouden van contact met de mentor van hun kind.
1.2
DOELSTELLING
Dit onderzoek moet de toekomstige omvang van de groep ouders met varende kleuters en het toekomstig gebruik van de onderwijsvoorzieningen in kaart brengen. Daarnaast moet het de mogelijkheden en de behoeften van de ouders beschrijven zodat het aanbod en de organisatie van het onderwijs hierop kunnen worden afgestemd.
Onderzoeksvragen 1. Hoeveel varende kleuters zijn er de komende jaren en in welke mate kunnen zij gebruik maken van de ligplaatsscholen en van boordbezoek door de mobiele leerkrachten? 2. Hoe vaak hebben kleuters de afgelopen jaren gebruik gemaakt van ligplaatsscholen, van mobiele leerkrachten en van walkleuterscholen? 3. Wat zijn de redenen waarom kleuters niet of minder vaak naar school gaan? 4. Aan welke onderwijsmogelijkheden en begeleiding hebben ouders behoefte? 5. Welke locaties (passage/ wachtplaatsen/ laad/losplaatsen) zijn er in Nederland waar regelmatig contact mogelijk is tussen varende ouders, kleuters en de mentor? 6. Op welke wijze kan er regelmatig contact zijn tussen varende ouders, kleuters en de mentor?
1
1.3
OPZET EN UITVOERING
Het onderzoek heeft plaatsgevonden in de periode november 1999 - april 2000. Het onderzoek bestond uit meerdere stappen en methoden: 1. In het AMVV opinieonderzoek onder binnenvaartondernemers over de sociaaleconomische positie en de mening over binnenvaartorganisaties, dat bestond uit een schriftelijk enquête (juli 1999), waren specifiek een aantal vragen opgenomen met betrekking tot het onderwijs voor varende kleuters (zie bijlage 1). Deze vragen hadden tot doel om een schatting te kunnen maken over het aantal aan boord wonende baby’s en peuters in de particuliere binnenvaart. Tevens was het doel van deze vragen ouders met baby’s en peuters te vragen om hun medewerking te verlenen aan een vervolgonderzoek. Circa 110 ouders hebben toegezegd mee te willen werken aan het vervolgonderzoek. 2. Een schriftelijke enquête onder alle huidige ouders (december 1999) met kleuters ingeschreven bij de Landelijke Stichting Onderwijs voor Varende Kleuters (LSOVK). De enquête was niet anoniem en alle persoonlijke gegevens die reeds bekend waren, zijn vermeld op het enquêteformulier. De bedoeling hiervan was het huidige registratiesysteem op te schonen en te completeren. In bijlage 2 is de schriftelijke enquête opgenomen voor een fictief gezin met kleuters. De respons op de enquête is 54%. 3. Een schriftelijke enquête onder de toekomstige ouders (voor zover bekend) van de LSOVK, die dus momenteel een baby of een peuter hebben. Om deze laatste groep te kunnen bereiken zijn diverse oproepen in de vakbladen geplaatst. Een aantal varende ouders is op zoek gegaan naar collega’s met jonge kinderen aan boord. Daarnaast is er ook een oproep in de AMVV-enquête gedaan. In de schriftelijke enquête (zie bijlage 2) zijn dezelfde vragen opgenomen als in de enquête onder de huidige LSOVK-ouders, met uitzondering van de vragen 8, 9, 10, 13, 14, 16, 17 en 18. Om deze laatste vragen te kunnen beantwoorden moet al gebruik zijn gemaakt van het onderwijs voor varende kleuters. We hebben in totaal 133 ouders kunnen benaderen. Dit is ongeveer de helft van de totale groep varende ouders met uitsluitend baby en/of peuter. De respons op de enquête is 73%. 4. Van het registratiesysteem van de LSOVK is gebruikt gemaakt om het aantal kleuters en aantal schoolbezoeken te analyseren. Tevens zijn de gegevens uit de enquête gebruikt om het registratiesysteem te corrigeren en te completeren. Het registratiesysteem kon hierdoor opnieuw worden ingericht waardoor het mogelijk is op eenvoudige wijze relevante gegevens over het gezin op te vragen. Met name voor de functie van mentor is dit belangrijk. 5. Een correctieformulier is verstuurd naar de huidige ouders ingeschreven bij de LSOVK die niet gereageerd hebben. In dit formulier is een beperkt aantal vragen uit de vragenlijst opgenomen (zie bijlage 2) die nodig zijn om het registratiesysteem te onderhouden. Dit zijn de vragen 1 tot en met 4 en 22 tot en met 31. Vervolgens zijn de resterende ouders telefonisch benaderd waarmee de totale repons verhoogd is tot 95% . De exacte aantallen van de respons op de schriftelijke enquêtes staan weergegeven in de tabel.
2
Varende kleuters blijven tellen, 2000
Inleiding
Tabel 1.
Respons op de schriftelijke enquêtes. Huidige ouders Aantal Perc.
Respons met vragenlijst Respons met correctieformulier Respons ouders aan de wal gaan wonen Respons kleuter (binnenkort) naar internaat Respons onjuist adres Totale respons Non-respons Totaal
1.4
164 73 18 25 7 287 16 303
54% 24% 6% 9% 2% 95% 5% 100%
Toekomstige ouders Aantal Perc. 94 nvt 2 nvt 1 97 36 133
71% 2% 1% 73% 27% 100%
Alle ouders Aantal Perc. 258 73 20 25 8 384 52 436
59% 17% 4% 6% 2% 88% 12% 100%
INDELING VAN HET RAPPORT
Het rapport bestaat uit zes hoofdstukken. Hoofdstuk 1, dit hoofdstuk dus, is inleiding met de doelstelling opzet en uitvoering van het onderzoek. Hoofdstuk 2 geeft een beschrijving van de doelgroep. Hoofdstuk 3 gaat specifiek in op het naar school gaan van de kleuters en het boordbezoek van de mobiele leidsters. Hoofdstuk 4 behandelt de aanvullende voorzieningen; met name de kleutermap komt uitgebreid aan bod. Hoofdstuk 5 gaat over het vernieuwde onderwijssysteem. Tot slot wordt in hoofdstuk 6 een korte samenvatting en conclusies gegeven.
3
4
Varende kleuters blijven tellen, 2000
HOOFDSTUK 2. VARENDE GEZINNEN MET KLEUTERS De doelgroep van de Landelijke Stichting Onderwijs voor Varende Kleuters (LSOVK) is het varende gezin met kleuter aan boord. In de eerste paragraaf geven we een overzicht van het aantal kleuters van de afgelopen jaren, en ook een prognose voor de komende jaren. In de tweede paragraaf beschrijven we de doelgroep aan de hand van enkele algemene kenmerken. De derde paragraaf gaat specifiek in op het vaarpatroon van de ouders.
2.1
AANTAL PEUTERS EN KLEUTERS
Op dit moment (1 mei 2000) zijn er 310 varende gezinnen met 367 kleuters en 130 baby’s/peuters ingeschreven bij de LSOVK. Daarnaast zijn er al 80 varende gezinnen ingeschreven met 110 baby’s/peuters. Dit betekent dat er 240 baby’s/peuters bekend zijn bij de LSOVK, die als zij oud genoeg zijn gebruik zullen gaan maken van de onderwijsvoorzieningen. In de volgende figuur staat per schooljaar (1 augustus tot en met 31 juli) afgebeeld hoeveel kleuters in juni zijn ingeschreven bij de LSOVK en hoeveel kleuters deelgenomen hebben aan onderwijs bij een ligplaatsschool of een mobiele leidster gedurende dat schooljaar. Deze telling heeft plaatsgevonden in april 2000, hetgeen betekent dat de gegevens voor het schooljaar 1999/2000 nog niet geheel compleet kunnen zijn. Met name wat betreft het aantal kinderen dat nog gebruik zal gaan maken van een ligplaatsschool of een mobiele leidster.
700 600 603
576
564
500 400
513 451
448
506 450
430 393
300
371
367 311
200
241
100 0 1993/1994
1994/1995
1995/1996
ingeschreven bij LSOVK
1996/1997
1997/1998
1998/1999
1999/2000
gebruik gemaakt van ligplaatsschool of mobiele leidster
Figuur 1. Aantal kleuters dat per schooljaar deelneemt aan onderwijs voor varende kleuters.
In de figuur zien we duidelijk een sterke afname van het aantal kleuters dat geregistreerd staat bij de LSOVK van 603 kleuters in het schooljaar 1993/1994 naar 367 kleuters in 1999/2000. Dit is een afname van 40%. Met name de laatste twee jaar is het aantal kleuters sterk afgenomen. Kijken we naar het verschil van kleuters dat gebruik maakt van een ligplaatsschool of mobiele leidster dan moeten we spreken van een dramatische daling van 47%, van 451 leerlingen in 1993/1994 naar 241 leerlingen in 1999/2000 in zeven jaar tijd. Hierbij dient wel opgemerkt te worden dat 1999/2000 nog niet ten einde is en leerlingen, die dit jaar de school nog niet bezocht hebben, dit nog kunnen gaan doen. Het aandeel van kleuters ingeschreven bij de LSOVK en dat gebruik maakt van onderwijsvoorzieningen is procentueel iets minder 5
sterk gedaald, van 75% in 1993/1994 naar 69% in 1998/1999. Zie hiervoor ook paragraaf 3,2, figuur 12. Bepalend voor de ontwikkeling van het aantal kleuters zijn de instroom en uitstroom van kleuters per schooljaar. In de volgende figuur zijn de instroom en uitstroom per schooljaar afgebeeld van alle kinderen zoals die nu bekend zijn bij de LSOVK. Hierbij wordt de kanttekening gemaakt dat in het registratiesysteem pas sinds januari 2000 de datum wordt ingevuld waarop de kleuter daadwerkelijk naar het internaat is gegaan of naar de walkleuterschool. In voorgaande jaren is de uitstroom bepaald door de leeftijd van de kleuter.
200
210 190
208 212
212
207 190
195
195 184
182
160 151 132
120
121
114 80
114 89
87 67
40
59
0 1993/1994 1994/1995 1995/1996 1996/1997 1997/1998 1998/1999 1999/2000 2000/2001 2001/2002 2002/2003
instroom van kleuters
uitstroom van kleuters
Figuur 2. De instroom – en uitstroom van kleuters per schooljaar ingeschreven bij de LSOVK.
Opvallend is dat de laatste jaren (1997/2000) de uitstroom veel groter is geweest dan de instroom van kleuters. Duidelijk zichtbaar is hierbij een sterke terugloop van de instroom. Ook voor de komende jaren verwachten we dat de uitstroom van kleuters groter zal zijn dan de instroom. Natuurlijk is voor de toekomstige jaren de instroom nog niet bekend. Deze aantallen zijn gebaseerd op de 240 baby’s/peuters die reeds bij de LSOVK geregistreerd zijn. Willen we voor de komende jaren een prognose maken over het aantal kleuters dat instroomt dan moeten we een indicatie hebben over het aantal baby’s en peuters in de particuliere binnenvaart. Hiervoor kunnen we gebruik maken van de AMVV-enquête (juli 1999). Hier zijn 226 aan boord wonende gezinnen met 161 baby’s/peuters (0, 1, 2 jaar) en 156 kleuters (3, 4, 5, 6 jaar) geteld. Uitgaande van een ruw geschatte respons van rond de 40% voor deze categorie gezinnen (we hebben aangenomen dat varende gezinnen vaker gereageerd hebben omdat een aantal vragen specifiek betrekking had op het varende gezin) betekent dit dat er ongeveer 400 baby’s en peuters en 390 kleuters aan boord van schepen verblijven. Dit laatste komt dan ongeveer overeen met het aantal werkelijk ingeschreven kleuters bij de LSOVK. We kunnen nu aannemen dat het geschatte aantal baby’s en peuters ook juist is. Dit geeft ons de mogelijkheid in te schatten hoeveel kleuters de komende jaren zullen instromen. Van de geregistreerde baby’s/peuters weten we exact wanneer ze zullen gaan instromen, dit kan vervolgens omgerekend worden naar de totale populatie. Hiervoor is het wel noodzakelijk dat schippersgezinnen geheel aan boord blijven wonen, hetgeen zeker niet realistisch is. We zien namelijk een toenemende tendens van het geheel of gedeeltelijk 6
Varende kleuters blijven tellen, 2000
Varende gezinnen met kleuters
aan de wal gaan wonen van voorheen aan boord wonende gezinnen. Voor deze tendens zijn meerdere oorzaken aan te wijzen. Ten eerste zorgt de liberalisering van de markt er voor dat een deel van de veelal traditionele binnenvaartbedrijven gesaneerd wordt. Ten tweede wordt er steeds intensiever gewerkt in de binnenvaart (continuvaart) waardoor een wisselende bezetting steeds meer gebruikelijk wordt en men dus deels aan de wal woont. Ten derde wordt het steeds minder gebruikelijk om kinderen naar het internaat te brengen omdat het duurder wordt en ook omdat men dit minder sociaal wenselijk vindt. Dit alles heeft natuurlijk grote consequenties voor de instroom van het aantal kleuters bij de LSOVK. We weten echter niet hoe de trend van de afname van aan boord wonende gezinnen zich zal voortzetten. Wel weten we dat bijna driekwart van de aan boord wonende ouders met baby’s en peuters (73%) de komende twee jaar gebruik denkt te gaan maken van de diensten van het onderwijs voor varende kleuters, nog eens 14% denkt dat zij waarschijnlijk gebruik gaan maken van de LSOVK en 13% gaat géén gebruik maken van de LSOVK. In de volgende tabel staat een schatting van het aantal kleuters waarbij we de geregistreerde instroom en uitstroom als uitgangspunt nemen. Vervolgens voegen we een geschatte extra instroom toe van 40% voor de nog niet geregistreerde kleuters bij de LSVOK en hiervan denken we dat 73% zich ook daadwerkelijk laat inschrijven. Ook voegen we een geschatte uitstroom toe op basis van het feit dat dit schooljaar 5% schipperskleuters eerder zijn uitgeschreven vanwege vestiging aan de wal. De startdatum is de huidige momentopname van 1 mei 2000 waarin 367 kleuters zijn ingeschreven. Vervolgens berekenen we het eindpunt van het schooljaar dat gelijk is aan alle instroom en extra uitstroom. Het begin van het schooljaar wordt berekend door de stand van het einde schooljaar min de geregistreerde uitstroom. Tabel 2.
Schatting van het aantal kleuters voor de komende schooljaren. 1999/2000
Begin schooljaar (m.u.v huidige schljr 1 mei 2000) Geregistreerde instroom Geschatte extra instroom Geschatte extra uitstroom Geregistreerde uitstroom Eind schooljaar stand aantal kleuters
367 + 19 +5 -5 - 128 ±385
2000/2001
2001/2002
±258 +67 +33 -15 -121 ±343
±222 +87 +42 -15 -114 ±336
20002/2003 ±222 +59 +29 -15 -89 ±295
We verwachten dit schooljaar te eindigen met ongeveer 385 ingeschreven kleuters. Het volgend schooljaar zullen we beginnen met 258 kleuters. Voor het komende schooljaar verwachten we dat het aantal verder zal afnemen naar zo’n 220 kleuters omdat de uitstroom groter blijft dan de instroom. Voor de daarop volgende schooljaren verwachten we dat het aantal redelijk stabiel zal blijven. Voor de periode na 2003 is het erg moeilijk om aan te geven hoe het aantal varende kleuters zich zal ontwikkelen. Enerzijds kan men verwachten, indien de hierboven geschetste factoren zich doorzetten, dat het aantal varende kleuters zal blijven afnemen. Anderzijds is het ook voorstelbaar, dat de trend van het aan de wal gaan wonen zich juist niet verder doorzet, vanwege te weinig financiële armslag, en dat we dus een redelijke stabiele groep van ongeveer 200 kleuters blijven houden.
7
2.2
ALGEMENE KENMERKEN VARENDE OUDERS MET KLEUTERS
De varende ouders met kleuter hebben nagenoeg allemaal een particulier bedrijf waarvan 95% één schip heeft en 5% meerdere schepen. In de onderstaande tabel staat een verdeling naar scheepstypen weergegeven. Tabel 3.
Varende ouders naar type schepen.
Type schip Droge lading motorschip Motortankschip Motorbeunschip Containerschip Duwboot/sleepboot Sleepschip Passagiersschip Zeevarend schip Anders Totaal
Aantal 243 18 21 17 2 2 2 10 6 321
Percentage 76% 5% 6% 5% 1% 1% 1% 3% 2% 100%
De schepen waarop wordt gevaren zijn voornamelijk droge lading motorschepen. Een nieuw groep ouders, die voorheen nauwelijks voorkwam, zijn aan boord verblijvende gezinnen met zeevarende schepen. Op driekwart van de gezinsbedrijven (74%) vormen man en vrouw de bemanning en bij een kwart (26% zijn er meerdere personeelsleden. Het aan boord hebben van wel of geen vreemd personeel heeft invloed op het naar school kunnen gaan van de kleuter getuige een aantal citaten van ouders: “Wij liggen nooit zomaar een paar dagen stil behalve natuurlijk om te repareren of net als nu om te bevallen. Wij varen met personeel dus heb ik vaak de mogelijkheid even van boord te gaan.” “Wij varen alleen met leerling-matrozen hetgeen betekent dat ik als vrouw regelmatig moet bijspringen terwijl mijn man begeleiding geeft. Dit gaat ten koste van de tijd voor de kinderen.”
De helft van de bedrijven (57% ) vaart in dagdienst, een kwart (27%) vaart in semicontinudienst en een klein deel 16% vaart in continudienst waarvan de helft met een wisselende bezetting. Dit betekent ook dat bijna alle gezinnen (85%) aan boord wonen. Een heel klein deel van de gezinnen (3%) is ieder weekend aan wal en 13% woont onregelmatig aan de wal. Bovenstaande bevindingen over de bedrijfsvoering van varende gezinnen met kleuters aan boord komen overeen met de gehele varende particuliere binnenvaart.
2.3
VAARPATRONEN VARENDE OUDERS MET KLEUTERS
Allereerst willen we weten in hoeverre ouders dezelfde vaarroute varen. Het blijkt dat een tiende van de ouders (10% ) altijd dezelfde vaarroute vaart en nog eens een derde (30%) vaart meestal dezelfde vaarroute. Tevens vaart een derde (30%) soms dezelfde vaarroute en een kwart (26% ) vaart nooit dezelfde vaarroute. Dit betekent dat de helft van de ouders nauwelijks een vaste vaarroute heeft. Uit de geplaatste opmerkingen blijkt duidelijk dat ouders het dan ook heel moeilijk vinden om een vaarpatroon aan te geven. Hieronder een aantal uitspraken die dit illustreren: "Moeilijk om vaarpatroon aan te geven. Sinds half jaar ander schip en een heel andere vaarroute. Soms paar weken vast werk en soms gewoon van alles.” “Moeilijk na te gaan! Het ene jaar kom je er nooit en het volgende jaar 10 keer achter elkaar.” 8
Varende kleuters blijven tellen, 2000
Varende gezinnen met kleuters
“Op dit moment nog internationaal maar als onze oudste naar het internaat gaat zullen we vaker in Nederland varen.”
Heel veel ouders geven aan dat dit momenteel hun vaartpatroon is maar dat het volgend jaar weer geheel anders kan zijn. Het vaarpatroon verandert meestal als het oudste kind naar het internaat gaat of als er een ander schip wordt gekocht. Vervolgens willen we weten waar de ouders meestal varen. In de volgende tabel staat vermeld in welke gebieden ouders varen, in volgorde van waar ouders het meeste varen. Tabel 4.
Vaargebieden en de bezoekfrequentie van ouders (n=331).
Gebieden Midden-Nederland Zeeland en Noord West België Noord-Nederland Zuid-Nederland en Noord Oost België Midden-Duitsland Zuid-Duitsland Noord-Duitsland Main-Donaugebied Zuid-België en Frankrijk Oost-Duitsland Engeland, Scandinavië en Middellandse Zee
nooit 9% 24% 31% 32% 42% 56% 71% 79% 80% 88% 96%
zelden (1 x per 3 maanden) 15% 36% 38% 36% 12% 15% 14% 13% 14% 6% 1%
soms (1 x per maand) 40% 31% 21% 19% 19% 14% 10% 6% 5% 4% 1%
vaak (1 x per week) 37% 9% 10% 13% 26% 15% 6% 3% 1% 1% 3%
We zien dat driekwart van de ouders (77%) vrij regelmatig in Midden-Nederland vaart. De gebieden Zeeland, Noord-, Zuid-Nederland, Noord-België en Midden-Duitsland worden door de helft of minder ouders vrij regelmatig bezocht. De andere gebieden worden duidelijk door veel minder ouders bezocht. Interessant is het om te weten hoe groot het aandeel van ouders is dat nooit of zelden in een van de Nederlandse gebieden vaart. Het blijkt dat 14% van de ouders nooit of zelden in Nederland vaart, zij varen uitsluitend in het buitenland. Er is aan de ouders gevraagd hoe vaak zij gemiddeld de belangrijkste havenplaatsen in Nederland bezoeken. Voor het vaststellen van belangrijk havenplaatsen is gebruik gemaakt van tabellen van CBS van de goederenoverslag in Nederlands gemeenten en zijn alleen die havens meegenomen die in 1998 en overslag van meer dan 1 miljoen ton hadden. Havens die dicht bij elkaar in de buurt liggen zijn samen opgenomen. De ouders moesten een keuze maken tussen de havenplaats nooit, zelden (gemiddeld 3 keer per jaar), soms (gemiddeld 13 keer per jaar) en vaak (gemiddeld 30 keer per jaar) bezoeken. In de volgende figuren staan achtereenvolgens Midden -, Noord -, Zuid- Nederland en Zeeland afgebeeld met de bezoekfrequentie in deze havens.
9
18,0
80%
16,0
70%
14,0
60%
12,0
50%
10,0
40%
8,0
30%
6,0
20%
4,0
10%
2,0
0%
0,0
R D ot or te d/ Zw rda m ijn se /P ha ap ve en N ns U ijm tre /Slie eg c d ht re en /N ch /B ie t eu uw ni eg ng ei en /W n yc he n Lo ch W em ag en in ge Ti n el W / Ec .M h aa te ld s en W Al aa ph l en G ad ou da R ijn R /L he ei de de n n/ An A ge rn he rlo m /D oe D s el bu ft/ rg D en H aa g
90%
aandeel van ouders dat de haven bezoekt
gemiddeld aantal bezoeken per jaar
Figuur 3. Havenplaatsen in Midden-Nederland en bezoekfrequentie van varende ouders (n=255).
Het Rotterdamse havengebied is duidelijk het allerbelangrijkste voor de varende ouders; bijna iedereen bezoekt dit gebied en doet dit ook vaak, gemiddeld 17 keer per jaar. Maar ook de Drechtsteden zijn belangrijk, bijna driekwart van de ouders bezoekt deze havens en dat gemiddeld zo’n 9 keer per jaar. Utrecht en Nieuwegein wordt ook door een grote groep van ouders (60%) bezocht, maar dit betreft wel gemiddeld minder bezoeken, 5 keer per jaar. Aan de ouders is ook gevraagd of zij nog vaak Nederlandse havens bezoeken die niet genoemd zijn. Deze havens blijken voornamelijk ook in Midden-Nederland te zijn gelegen. Een aantal malen is genoemd: Werkendam, Hardinxveld-Giessendam en Gorinchem. Deze zijn alledrie in de nabijheid van de Drechtsteden en Rotterdam. Vervolgens kijken we naar Noord-Nederland. In de figuren is dezelfde schaalverdeling gehanteerd zodat de havens in de verschillende gebieden goed te vergelijken zijn.
18,0
80%
16,0
70%
14,0
60%
12,0
50%
10,0
40%
8,0
30%
6,0
20%
4,0
10%
2,0
0%
0,0
Am st er da m Zw o Ka lle m pe H en n M ge ep lo p /E ns el ch e Ve Gro de lse nin ge n/ IJ m n ui de n D el fz ijl Za an st a H ar d lin ge n N ijk er H H aa ard k er rle w m m ijk er D me en er H el de r Te x W ie el rin ge n
90%
aandeel van ouders dat de haven bezoekt
gemiddeld aantal bezoeken per jaar
Figuur 4. Havenplaatsen in Noord-Nederland en bezoekfrequentie van varende ouders (n=255).
10
Varende kleuters blijven tellen, 2000
Varende gezinnen met kleuters
Uit de figuur blijkt duidelijk dat Amsterdam de havenplaats in Noord-Nederland is waar bijna alle ouders (84% ) wel eens komen en gemiddeld vinden hier dan 9 bezoeken per jaar plaats. Aanmerkelijk minder dan in de Rotterdamse havens maar wel weer hoog ten opzichte van andere Nederlandse plaatsen.
18,0
80%
16,0
70%
14,0
60%
12,0
50%
10,0
40%
8,0
30%
6,0
20%
4,0
10%
2,0
0%
0,0
M aa sb ra ch t/H ee l Bo rn /S te in M aa s O tri os ch te t rh ou t/B O re ss da /D on M ee ge rlo D n en -W Bo an sc ss h um /B er ge G en n ne p/ C ui G jk ee R oe rtr rm ui de on nb d er Li g/ th M /H ad ee e re w aa rd en Ve gh el
90%
aandeel van ouders dat de haven bezoekt
gemiddeld aantal bezoeken per jaar
Figuur 5. Havenplaatsen in Zuid-Nederland en bezoekfrequentie van varende ouders (n=255).
In Zuid-Nederland zien we dat havenplaatsen slechts door minder dan de helft van de ouders worden bezocht. Maasbracht/Heel telt de meeste bezoekers, 50% van de ouders en gemiddeld 4 bezoeken per jaar. 18,0
80%
16,0
70%
14,0
60%
12,0
50%
10,0
40%
8,0
30%
6,0
20%
4,0
10%
2,0
0%
0,0
Te Vl rn is eu si ng ze en n /M id de lb Be ur rg g en op Zo om R ei m er sw aa Ze l ve nb er ge n
90%
aandeel van ouders dat de haven bezoekt gemiddeld aantal bezoeken per jaar
Figuur 6. Havenplaatsen in Zeeland en bezoekfrequentie van varende ouders (n=255).
Ook havens in het gebied Zeeland worden bezocht door minder dan de helft van de ouders. Terneuzen is hier duidelijk de haven die het meeste bezocht wordt met gemiddeld 4 bezoeken per jaar. Samenvattend kunnen we stellen dat, in volgorde van belangrijkheid, de Rotterdamse havens, de Drechtsteden, Amsterdam, Utrecht, Nijmegen, Maasbracht en Terneuzen de belangrijkste havenplaatsen zijn. In deze plaatsen is regelmatig contact mogelijk 11
zijn tussen mentor en ouders. Ook zien we dat in al deze plaatsen, met uitzondering van Utrecht en Nijmegen ligplaatsscholen aanwezig zijn.
12
Varende kleuters blijven tellen, 2000
HOOFDSTUK 3. ONDERWIJS OP LOCATIE In dit hoofdstuk beschrijven we de onderwijsvormen op locatie. Er zijn drie onderwijsvormen waarvan varende ouders voor hun kleuters gebruik van kunnen maken. Ten eerste de ligplaatsscholen op zes locaties, ten tweede de mobiele leidsters in de regio’s Zuid, West en Oost en ten derde de reguliere basisscholen, hier genoemd ‘walkleuterscholen’. In de eerste paragraaf wordt beschreven hoe bekend de LSOVK en de verschillende onderwijsvormen zijn en hoe belangrijk dit door de schipperouders wordt gevonden. In de tweede paragraaf wordt ingegaan op het gebruik van het onderwijs op locatie.
3.1
BEKENDHEID EN BELANG
Aan alle binnenvaartondernemers is gevraagd of zij de LSOVK en het ligplaatsonderwijs voor kleuters kennen. Het blijkt dat 35% van de ondernemers deze organisaties heel goed kennen en 29% vaag. Daarentegen is 36% van de binnenvaartondernemers niet op de hoogte van de LSOVK en het ligplaatsonderwijs. Dit hoeft geen probleem te vormen zolang zij niet tot de doelgroep behoren. De doelgroep is alle varende gezinnen met kleine kinderen aan boord (0 tot en met 7 jaar). Van deze doelgroep kent 88% de LSOVK en het ligplaatsonderwijs en is 12% hier (nog) niet van op de hoogte. Tevens is gevraagd of binnenvaartondernemers het onderwijs voor varende kleuters nuttig vinden. Driekwart van de ondernemers (76%) vindt dit nuttig en nog eens 17% vindt het enigszins nuttig. Slechts 7% van de binnenvaartondernemers vindt de LSOVK en het ligplaatsonderwijs niet nuttig. Vervolgens willen we specifiek weten in hoeverre ouders op de hoogte zijn van de verschillende onderwijsvormen, namelijk ligplaatsscholen, walkleuterscholen en mobiele leidsters. Dit staat afgebeeld in de volgende figuur. Hierbij is onderscheid gemaakt tussen de huidige ouders met kleuters aan boord (LSOVK-ouders) en ouders met baby/peuters aan boord (toekomstige LSOVK-ouders).
100%
7% 20%
13%
29%
80%
45% 62%
28% 60%
70%
25% 20%
40%
80% 52%
20%
20% 46%
16%
35% 18%
14%
0% ligplaatsschool
walkleuterschool mobiele leidster
LSOVK-ouders (n=159) (zeer) goed
neutraal
ligplaatsschool
walkleuterschool mobiele leidster
toekomstige LSOVK-ouders (n=94) (zeer) slecht
Figuur 7. Bekendheid van ouders met de verschillende onderwijsvormen.
Uit de figuur blijkt duidelijk dat de huidige ouders goed op de hoogte zijn van ligplaatsscholen. Daarentegen is slechts de helft van de LSOVK ouders goed op de hoogte van walkleuterscholen of mobiele leidsters. Opmerkelijk is de nog grote onbekendheid met mobiele leidsters, bijna een derde van de huidige ouders is hier slecht van op de hoogte. 13
Zoals we mogen verwachten is de onbekendheid van toekomstige ouders groot. Toch zien we ook hier dat de ouders het beste op de hoogte zijn van ligplaatsscholen. Ondanks dat sommige onderwijsvoorzieningen nog vrij onbekend zijn vindt zowel een ruime meerderheid van de huidige ouders als van de toekomstige ouders dat het naar school gaan belangrijk is voor hun kleuters. Het meest belangrijk vindt men de ligplaatsscholen (88% ), vervolgens walkleuterscholen (85%) en tot slot mobiele leidsters (76%). Hoe belangrijk ouders het naar school gaan vinden wordt onderstreept door de volgende citaten: “Het allerbelangrijkste is dat kinderen deelnemen aan onderwijs in de klas zodat ze sociale vaardigheden krijgen, dan pikken ze het leerproces ook beter op.” “Het allerbelangrijkste voor een kleuter is samen naar school gaan. Dat kan een computer of een mobiele leidster nooit vervangen. De sociale en emotionele kant. Hoe een kind zich moet handhaven in een groep en gedragen, leer je door omgang met andere kinderen met hulp van een juf. Ik hoop dat de ligplaatsscholen nog blijven voortbestaan.” “De ligplaatsscholen moeten blijven. Het is vaak de enige manier om kinderen in contact te laten komen met andere kinderen. Dit is minstens zo belangrijk als onderwijs.”
Dit maakt duidelijk dat ouders het uitermate belangrijk vinden dat hun kleuter af en toe naar een (ligplaats)school kan gaan.
3.2
GEBRUIK VAN SCHOLEN EN MOBIELE LEIDSTERS
Eerst komt de omvang van het onderwijs voor varende kleuters in Nederland aan bod. Dit wordt gemeten in het aantal schoolkinddagen per jaar. Eén schoolkinddag houdt in dat 1 kind 1 dag de school heeft bezocht. In de volgende figuur staat het totaal aantal schoolkinddagen en het gemiddeld aantal schoolkinddagen per leerling per schooljaar afgebeeld. Voor het huidige schooljaar is een schatting gemaakt op basis van het aantal gemeten schoolkinddagen tot en met maart 2000 (6.316 schoolkinddagen).
16000
40
14000
35
12000
30
10000
25
8000
20
6000
15
4000
10
2000
5
0
0 1993/1994
1994/1995
1995/1996
Totaal aantal schoolkinddagen
1996/1997
1997/1998
1998/1999
1999/2000*
Gemiddeld aantal schooldagen per leerling
Figuur 8. Totaal en gemiddeld aantal schoolkinddagen onderwijs varende kleuters per schooljaar.
14
Varende kleuters blijven tellen, 2000
Onderwijs op locatie
We zien een duidelijke afname van het totaal aantal schoolkinddagen. Opvallend is wel dat het gemiddeld aantal schoolkinddagen per leerling per schooljaar redelijk stabiel is gebleven de afgelopen schooljaren. Gemiddeld gaan kleuters 32 dagen per jaar naar het onderwijs voor varende kleuters. In het rapport ‘Varende kleuters scholen in de Europoort’ (Hubens, 1993) was dit nog 34 dagen per schooljaar. We moeten hier wel bij aantekenen dat het gemiddelde weinig representatief is voor de gehele groep omdat zoals we gezien hebben een groot deel helemaal nooit onderwijs voor varende kleuters geniet. Voor het huidige schooljaar verwachten we dat kleuters gemiddeld 32 dagen per jaar naar school gaan.
Ligplaatsscholen Momenteel zijn er zes ligplaatsscholen, namelijk de Bonte Zwaan in Amsterdam, de Groene Zwaan in Terneuzen, het Maashofje in Maasbracht, het Zwanejong in Dordrecht, ‘t Zwanenest in Zwolle en de Zwarte Zwaan in Rotterdam. Tot 1996/1997 was er nog een tweede ligplaatsschool in Rotterdam, de Witte Zwaan. Het aantal leerlingen dat één ligplaatsschool bereikt schommelt de afgelopen twee schooljaren tussen de 60 en 140 per schooljaar. In de volgende figuur staat het totaal aantal schoolkinddagen in de diverse locaties afgebeeld. Wederom is voor het huidige schooljaar een schatting gemaakt op basis van het aantal gemeten schoolkinddagen tot en met maart 2000. 5000 4500 4000 3500 3000 2500 2000 1500 1000 500 1993/1994
1994/1995
1995/1996
1996/1997
1997/1998
Rotterdam
Terneuzen
Zwolle
Dordrecht
Amsterdam
Maasbracht
1998/1999
1999/2000*
Figuur 9. Per locatie van ligplaatsschool het totaal aantal schoolkinddagen per schooljaar.
Opvallend is de sterke daling van de locatie Rotterdam na 1995/1996. Enerzijds hangt dit samen met de sluiting van een van de twee ligplaatsscholen in Rotterdam in 1995/1996. Anderzijds zien we dat deze daling zich ook in huidige schooljaar voortzet en is het blijkbaar voor ouders steeds minder goed mogelijk om hun kleuter onderwijs te laten volgen in Rotterdam. Kenmerkend voor de andere locaties is dat zij per schooljaar sterk fluctueren en er nagenoeg overal in meer of in mindere mate een neerwaartse trend geconstateerd kan worden. Deze sterke fluctuaties vinden we ook terug als we kijken naar het gemiddeld aantal schoolkinddagen per maand van het huidige schooljaar, hetgeen wordt afgebeeld in de volgende figuur. Het gemiddeld aantal per locatie per maand fluctueert tussen de 5 en 10 kinderen per dag.
15
14,0
12,0
10,0
8,0
6,0
4,0
2,0 sep-99
okt-99
nov-99
dec-99
jan-00
feb-00
Rotterdam
Terneuzen
Zwolle
Dordrecht
Amsterdam
Maasbracht
mrt-00
Figuur 10. Per locatie het gemiddeld aantal schoolkinddagen per maand in schooljaar 1999/2000
Duidelijk zichtbaar zijn de grote fluctuaties die zich voordoen. De neerwaartse trend die op jaarlijks niveau is geconstateerd kan op maandelijks niveau niet worden vastgesteld.
Mobiele leidsters Er zijn drie mobiele leidsters in de regio’s West, Oost en Zuid. Een mobiele leidster bereikt tussen de 29 en 60 leerlingen per jaar en het totaal aantal schoolkinddagen schommelt tussen de 77 en 250 per jaar. Gemiddeld is het bereik van leerlingen per schooljaar 42 leerlingen en worden er gemiddeld 203 boordbezoeken afgelegd. Het afgelopen jaar waren er ook gemiddeld 65 aanvragen die niet gehonoreerd konden worden. In de helft van de gevallen was dit niet mogelijk omdat er reeds een ander boordbezoek plaatsvond. In de volgende figuur staat het aantal schoolkinddagen per mobiele leidster afgebeeld. 250
200
150
100
50
0 1993/1994
1994/1995
1995/1996 Zuid
1996/1997 Oost
1997/1998
1998/1999
1999/2000*
W est
Figuur 11. Per regio van de mobiele leidster het totaal aantal schoolkinddagen per schooljaar.
16
Varende kleuters blijven tellen, 2000
Onderwijs op locatie
In alle regio’s kunnen we de laatste schooljaren een duidelijke afname van het aantal schoolkinddagen vaststellen. In de regio Zuid worden de meeste boordbezoeken afgelegd. Vervolgens willen we weten welk deel van alle ingeschreven kleuters bij de LSOVK gebruik maakt van het onderwijs voor varende kleuters. Dit staat afgebeeld in de volgende figuur.
100% 90% 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0% 1993/1994 (n=603)
1994/1995 (n=576)
1995/1996 (n=564)
1996/1997 (n=513)
ligplaatsscholen en/of mobiele leidster
1997/1998 (n=506)
ligplaatsscholen
1998/1999 (n=450)
1999/2000 (n=367)
mobiele leidsters
Figuur 12. Aandeel van kleuters dat gebruik maakt van ligplaatsscholen en/of mobiele leidsters.
Alle kleuters (100% ) die staan ingeschreven bij de LSOVK ontvangen het speel/leerpakket, hiervan heeft de afgelopen jaren gemiddeld 71% een ligplaatsschool bezocht en heeft 17% boordbezoek gekregen van een mobiele leidster. Het blijkt dat gemiddeld 74% van de kleuters bekend is bij een van de leerkrachten en 26% van de kleuters in het geheel niet. We zien een daling van het gebruik van onderwijs van 73% in 1993/1994 naar 69% in 1998/1999. Momenteel, maart 2000, heeft 66% van de kleuters gebruik gemaakt van onderwijs voor varende kleuters, we verwachten dat dit op het einde van het schooljaar 68% van de kleuters zal zijn. Voor de komende jaren verwachten we een lichte afname van 1% per jaar, gezien de voorgaande jaren. Ook verwachten we, gezien de voorgaande jaren dat het gemiddeld aantal schoolkinddagen per jaar ongeveer gelijk zal blijven (32 dagen per jaar). Nu kunnen we op basis van onze schatting van het aantal kleuters (zie paragraaf 2.1, tabel 2) berekenen hoeveel er gebruik zal worden gemaakt van het onderwijs voor varende kleuters. Dit staat vermeld in de volgende tabel. Tabel 5.
Schatting van het gebruik van onderwijs voor varende kleuters voor de komende schooljaren. 1999/2000
Eind schooljaar Aantal kleuters dat naar school gaat Totaal aantal schoolkinddagen
±385 ±260 ±8.200
2000/2001
2001/2002
±343 ±230 ±7.350
±336 ±222 ±7.100
20002/2003 ±295 ±192 ±6.150
Het komende schooljaar verwachten we dus een flinke afname van het aantal schoolkinddagen. In 2001/2002 zal het aantal schoolkinddagen ongeveer gelijk blijven aan het voorgaande jaar. In 2002/2003 verwachten we wederom een sterke afname van het totaal aantal schoolkinddagen.
17
Een varende kleuter kan ook een reguliere onderbouwafdeling van een basisschool bezoeken. Vaak moet hierbij gedacht worden aan de school waar de kleuter later toch zal instromen in groep 3. Maar ook andere scholen in diverse locaties zijn mogelijk. Helaas staat niet geregistreerd waar en wanneer kleuters een walkleuterschool bezoeken. Maar voor de huidige kleuters weten we het wel nagenoeg volledig voor het schooljaar 1998/1999 op basis van de enquête gegevens. Het blijkt dat 45% van de varende kleuters wel eens naar een reguliere basisschool gaat. Dit komt overeen met de resultaten uit het onderzoek ‘Varende kleuters scholen in de Europoort’ (Hubens, 1993) en met het onderzoek ‘Onderwijs voor de Euro-kleuter aan boord’ (Hubens, 1994) waar respectievelijk 47% en 48% van de kleuters gebruik maakte van walkleuterschool. Dit betekent dat het aandeel van varende kleuters dat naar walkleuterscholen gaat de afgelopen jaren nagenoeg gelijk is gebleven. De kleuters die een walkleuterschool bezoeken gaan gemiddeld 24 dagen per jaar naar zo’n school. Dit is duidelijk minder dan het gemiddeld aantal dagen gevolgd onderwijs voor varende kleuters (32 dagen). Meer dan de helft van de kleuters (55%) gaat nooit naar een walkleuterschool. Hiervan gebruikt echter wel het merendeel (40%) het onderwijs voor varende kleuters. Een klein deel van de kleuters (15% ) heeft in het schooljaar 1998/1999 geen enkele vorm van direct onderwijs genoten.
3.3
MENING OVER GEBRUIK VAN SCHOLEN EN MOBIELE LEIDSTERS
Aan de ouders is gevraagd of zij vinden dat hun kleuter voldoende gebruik kan maken van de verschillende onderwijsvormen. Aan toekomstige ouders is gevraagd of zij in de toekomst voldoende gebruik kunnen maken van deze voorzieningen. In de volgende figuur staat dit afgebeeld.
100% 21% 80%
21%
33%
27%
49% 68% 60%
16%
43%
51%
46%
17%
40% 51%
15%
20%
36%
34%
28%
28%
17% 0% ligplaatsschool
walkleuterschool mobiele leidster
LSOVK-ouders (n=149) (ruim) voldoende
ligplaatsschool
neutraal
walkleuterschool mobiele leidster
toekomstige LSOVK-ouders (n=90) (ruim) onvoldoende
Figuur 13. Het gebruik dat ouders (denken te) kunnen maken van de verschillende onderwijsvormen.
Van de huidige ouders vindt de helft dat zij voldoende gebruik kunnen maken van de ligplaatsscholen. Dit geldt voor veel minder ouders bij de walkleuterscholen, en bij de mobiele leidsters geldt dit slechts voor een klein deel van de ouders. Een meerderheid van de ouders (67% ) vindt dat zij onvoldoende gebruik kunnen maken van de mobiele
18
Varende kleuters blijven tellen, 2000
Onderwijs op locatie
leidster en de helft van de ouders (49%) vindt dat hun kleuter onvoldoende naar een walkleuterschool kan gaan. Opvallend is, dat slechts een derde van de toekomstige ouders verwacht in voldoende mate gebruik te kunnen maken van de onderwijsvormen. Bijna de helft van de ouders durft hierover nog geen uitspraak te doen. Een vijfde van de ouders weet nu al dat zij in de toekomst onvoldoende gebruik kunnen maken van de onderwijsvoorzieningen. Tevens is aan de ouders gevraagd, indien zij een havenplaats bezoeken, of zij in de gelegenheid zijn om gebruik te maken van een kleuterschool of mobiele leidster. De aanname is dat er altijd een kleuterschool of mobiele leidster aanwezig is. Veel ouders vonden dit een moeilijke vraag, hetgeen de volgende uitspraken duidelijk maken: “In de vragen wordt steeds gesteld: stel dat er een kleuterschool of mobiele leidster is maak je daar gebruik van? Maar het verschil is dat je vaak niet in staat bent om gebruik te maken van kleuterschool, tijdens laden/lossen kun je vaak niet weg, tenzij halen/brengen met busje. Maar er is vaak wel mogelijkheid om mobiele juf te laten komen.” “Als de vraagstelling apart voor kleuterleidster was geweest dan had ik bijna altijd ingevuld. Wij lossen/laden altijd snel dus voor school weinig tijd.” “Omdat je vaak maar even in een haven ligt is het gewoon niet mogelijk om je kind naar school te laten gaan. Daarentegen is de mobiele juf wel een uitkomst.”
Hieruit blijkt dat ouders als ze een havenplaats bezoeken een groot onderscheid maken tussen kleuterschool en mobiele leidster en zij geven aan veel meer gebruik te kunnen maken van een mobiele leidster dan van een kleuterschool. Opmerkelijk is dat dit zich nauwelijks vertaalt in de cijfers, er wordt de laatste jaren eerder minder, dan meer gebruik gemaakt van de mobiele leidster. Er is echter ook een groot aantal niet gehonoreerde boordbezoeken vastgesteld. Tussen de havens zitten grote verschillen als het gaat om in welke mate ouders de gelegenheid hebben om hun kleuter gebruik te kunnen laten maken van onderwijs. Het gemiddelde van alle havens is dat een derde van de ouders (34%) bijna nooit in de gelegenheid is om de kleuter onderwijs te laten genieten, 40% van de ouders is soms in de gelegenheid en een kwart van de ouders (26%) is bijna altijd in de gelegenheid. In de volgende tabel staan de belangrijkste havenplaatsen vermeld en is berekend hoeveel schoolbezoeken in deze haven zouden kunnen plaatsvinden op basis van de mate waarin ouders in de gelegenheid zijn. Als ouders ‘bijna altijd’ aangeven is de kans 85%, bij ‘soms’ is de kans 50% en bij ‘bijna nooit’ is de kans ingeschat op 15% dat de kleuter naar school kan gaan. Gemiddeld blijkt de helft van de scheepsbezoeken theoretisch kunnen leiden tot het volgen van onderwijs. Ter vergelijking hebben we ook in de tabel opgenomen het gemiddeld aantal schooldagen per schooljaar (1992/1999) in de betreffende ligplaatsschool in die haven.
19
Tabel 6.
Overzicht van de belangrijkste havenplaatsen met totaal aantal theoretische schoolbezoeken en het gemiddeld aantal feitelijke ligplaatsschooldagen per jaar (n=250).
Belangrijkste havenplaatsen 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8.
Rotterdamse havens Dord/Zwijn/Papen/Sliedrecht Amsterdam Utrecht/Nieuwegein Nijmegen/Beuningen/Wychen Maasbracht/Heel Terneuzen Zwolle
Tot. scheepsbezoeken 6.122 3.279 3.016 1.770 1.585 1.513 1.274 897
Tot. theoretische schoolbezoeken
Gem. feitelijke ligplaatsschooldagen
3.269 1.908 1.443 831 717 892 682 500
2.748 1.927 1.531 n.v.t n.v.t 1.182 2.351 2.105
Afwijking feitelijk met succesvol -19% 1% 6% n.v.t n.v.t 25% 71% 76%
Allereerst moeten we de kanttekening maken dat ligplaatsschooldagen niet precies hetzelfde zijn als schoolbezoeken. Immers een schoolbezoek kan uit meerdere dagen bestaan afhankelijk van de duur van het verblijf. We hebben hier nu impliciet aangenomen dat een schoolbezoek uit 1 dag bestaat. Het is helaas niet mogelijk om het aantal ligplaatsschoolbezoeken te achterhalen. We zien dat de ligplaatsschool in Rotterdam minder vaak bezocht is dan we zouden mogen verwachten uit de enquête gegevens. Er zouden in theorie meer succesvolle schoolbezoeken zijn geweest dan er feitelijk waren. Een mogelijke verklaring is dat het Rotterdamse havengebied zeer uitgestrekt is en dat in deelgemeenten sommige kleuters ook naar een reguliere basisschool kunnen gaan. Op de ligplaatsscholen in Dordrecht en Amsterdam zien we dat de theoretische resultaten uit de enquête vrij nauwkeurig overeenkomen met het aantal feitelijke ligplaatsschooldagen. Daarentegen zien we dat er in Terneuzen en Zwolle, maar ook in Maasbracht veel meer ligplaatsschooldagen hebben plaatsgevonden dan we op grond van gegevens uit de enquête zouden mogen verwachten. Hiervoor zijn meerder oorzaken aan te wijzen. Allereerst liggen de schepen per bezoek waarschijnlijk langer in Zwolle, Maasbracht en Terneuzen en kan een kleuter meerdere dagen achter elkaar naar school gaan. Ten tweede organiseren de ligplaatsscholen in Zwolle en Terneuzen zogenoemde logeerweken voor kleuters, waarbij oudere kleuters tijdelijk in het internaat verblijven en overdag de ligplaatsschool bezoeken. Ten derde denken we dat het een voordeel is dat een ligplaatsschool in een kleinere haven is gelegen in plaats van in uitgestrekte havens zoals Rotterdam, Amsterdam en Dordrecht. De ligplaatsschool is dan beter bereikbaar en ouders zijn waarschijnlijk in een kleine gemeenschap meer betrokken bij de ligplaatsschool. Aan de huidige ouders is ook gevraagd wat de redenen zijn waarom zij wellicht weinig gebruik konden maken van een ligplaatsschool. De redenen waaruit gekozen kon worden waren: • Wij varen naar plaatsen waar geen ligplaatsscholen zijn • Wij hebben te weinig tijd omdat wij altijd varen • Wij vinden de ligplaatsscholen niet geschikt • Wij geven de voorkeur aan een walkleuterschool • Onze kleuter wil niet graag naar een ligplaatsschool In de volgende figuur staat afgebeeld in welke mate deze redenen juist zijn voor ouders.
20
Varende kleuters blijven tellen, 2000
Onderwijs op locatie
70% 60% 50%
14%
22%
45%
42%
40% 30% 20%
5%
10% 11%
3% 3%
0% plaatsen zonder ligplaatschool
te weinig tijd
4% 2%
niet geschikt zeer juist
voorkeur kleuter wil niet walkleuterschool graag juist
Figuur 14. Redenen waarom weinig gebruik wordt gemaakt van ligplaatsscholen (n=153).
Duidelijk is dat de belangrijkste reden is gelegen in het feit dat ouders varen. Namelijk ouders varen in gebieden waar geen ligplaatsscholen zijn. In paragraaf 2.3 hebben we geconstateerd dat de helft van de ouders regelmatig in Midden-/Zuid-Duitsland vaart en zelden in Nederland vaart. Ook brengt het intensieve vaarschema met zich mee dat een schip nauwelijks stil ligt. Bovendien, als het schip stil ligt wordt er geladen of gelost en dan is er vaak geen tijd om de kleuter naar school te laten gaan. Dit geldt op schepen waar man en vrouw de gehele bemanning vormen, hetgeen het geval is bij driekwart van de ouders. Daarnaast zien we dat een klein deel van de ouders (15%) de voorkeur geeft aan een walkleuterschool. Dit betreft dan voornamelijk reguliere basisscholen in de directe nabijheid van het internaat waar de kleuter ook later naar toe zal gaan in groep 3. Een ouder schrijft hierover: “Wij vinden dat je een kind niet zomaar voor een halve dag dan weer op de ene school dan weer op de andere school met weer een nieuwe juf moet doen. Omdat ons kind er compleet van in de war raakt van al dat gewissel van school. Wij vinden één vaste school de toekomstige basisschool veel prettiger.”
Ook is gevraagd naar het waarom van het weinig gebruik maken van walkleuterscholen. De redenen die opgegeven konden worden waren van gelijke strekking als bij de ligplaatsscholen, zij het dat er nog een extra reden aan is toegevoegd. Namelijk dat de kleuter nog te jong is om naar een walkleuterschool te gaan. Ligplaatsscholen kunnen vanaf 3,5 jaar bezocht worden, reguliere basisscholen vanaf 4 jaar. In de volgende figuur staan de redenen afgebeeld voor het geringe gebruik van walkleuterscholen.
21
70% 60% 21%
50% 40%
9%
30% 12% 41%
20% 10%
1%
34% 19% 4% 4%
0% plaatsen zonder te weinig tijd walkleuterschool
6% 4%
17%
niet geschikt
voorkeur kleuter wil niet kleuter is te ligplaatsschool graag jong zeer juist juist
Figuur 15. Redenen waarom weinig gebruik wordt gemaakt van walkleuterscholen (n=142).
Ook hier is de belangrijkste reden waarom de kleuter geen school kan bezoeken het vaarschema van de ouders, met name dat men te weinig tijd heeft. Echter, we zien ook dat bijna de helft van de ouders (43%) de voorkeur geeft aan een ligplaatsschool. Ouders schrijven hierover het volgende: “Er is geen informatie over walkleuterscholen.” “Het kost soms erg veel moeite om contact met een walkleuterschool te leggen terwijl je kind dan maar 1 of 2 keer komt.” “Walkleuterschool een paar keer geprobeerd, het komt de school vaak niet uit omdat ze vaste groepen hebben.” “Te weinig aandacht voor de kids.”
Hieruit komen een aantal redenen naar voren waarom een ligplaatsschool de voorkeur heeft. Ten eerste is men niet goed op de hoogte van walkleuterscholen. Ten tweede zetten ouders vraagtekens bij de opvang op een walkleuterschool. Dit zal men dan met name vergelijken met de opvang op een ligplaatsschool, waar over het algemeen veel minder kinderen aanwezig zijn. Ten derde moeten de ouders zich veel moeite getroosten om de kleuter naar een walkleuterschool te laten gaan. Bovendien is een reguliere basisschool niet altijd even bereidwillig om een kleuter voor slechts een dag op te nemen. Tevens hebben we gevraagd naar de redenen waarom weinig gebruik wordt gemaakt van een mobiele leidster. Er is hierbij geen vergelijking gemaakt tussen ligplaatsscholen of walkleuterschool en mobiele leidster omdat dit duidelijk een andere onderwijsvorm is, die eerder als aanvulling moet worden gezien op een school. Een extra reden is wel toegevoegd: de mobiele leidsters was/ is te weinig beschikbaar.
22
Varende kleuters blijven tellen, 2000
Onderwijs op locatie
70% 60% 50% 15%
20%
40% 30% 20%
37%
36% 7%
10% 0% gebieden zonder mobiele leidster
te weinig tijd
2% 3%
8%
niet geschikt
te weinig beschikbaar
zeer juist
1% 0%
kleuter wil niet graag
juist
Figuur 16. Redenen waarom weinig gebruik wordt gemaakt van mobiele leidsters (n=142).
De belangrijkste redenen zijn ook hier weer gelegen in het vaarschema van de ouders. Maar we denken ook dat de grote onbekendheid de reden is dat weinig gebruik wordt gemaakt van de mobiele leidster. Hiervan getuigen een aantal uitspraken van ouders: “Geen idee waar en wanneer ze te bereiken zijn.” “Nog nooit contact met ons daarover gezocht.” “Ik vind de stap om op een onzekere tijd een afspraak te maken een te grote drempel.” “Wij kennen geen mobiele leidster.” “Denk er eigenlijk nooit aan, vergeet het steeds. Het lijkt me juist voor mijn kind leuk, altijd spijt.”
Een geheel andere reden is dat een klein deel van de ouders (15%) vindt dat de mobiele leidster te weinig beschikbaar is. Met andere woorden zij hebben in het verleden contact gezocht met een mobiele leidster maar het bleek niet mogelijk voor de leidster om een boordbezoek te brengen. Ouders schrijven hierover: “Drie keer gebeld reden: geen tijd, veel te ver rijden of afwezig.” “Mobiele juffen vergaderen veel of er is al een ander boordbezoek geregeld.”
Alle drie de onderwijsvormen worden over het algemeen geschikt gevonden door ouders en ook gaan bijna alle kleuters graag naar school of willen graag een boordbezoek krijgen. Immers het is maar een heel klein deel van de ouders dat ‘niet geschikt’ of ‘kleuter wil niet graag’ als reden opgeeft. De belangrijkste reden om geen gebruik te kunnen maken van het onderwijs is het intensieve en buitenlandse vaarpatroon van de ouders. Daarnaast zien we dat bij walkleuterscholen en mobiele leidsters de onbekendheid ook een rol speelt voor het weinige gebruik van deze voorzieningen.
23
24
Varende kleuters blijven tellen, 2000
HOOFDSTUK 4. AANVULLENDE VOORZIENINGEN In dit hoofdstuk komen de aanvullende voorzieningen aan bod zoals die momenteel beschikbaar zijn voor varende ouders en kleuters. Deze zijn: • Het speel/werkpakket ‘De Kleuter aan Boord’ dat bestaat uit het ‘Handboek voor Ouders’ en de ‘Kleutermap’, die maandelijks wordt toegezonden met verhalenboekje, de schoolkrant en een liedjescassette. • Het leerlingvolgsysteem, dat bestaat uit het boekje ‘Dit ben ik’ en waarin de ontwikkeling van het kind vermeldt staat. • Gesprek tussen (mobiele) leerkracht en ouder om over de ontwikkeling van de kleuter te praten. Dit kan zijn na afloop van een schooldag of door middel van een boordbezoek. In de eerste paragraaf gaan we in op de bekendheid en het belang van de aanvullende voorzieningen en in de tweede paragraaf gaan we in op het gebruik hiervan.
4.1
BEKENDHEID EN BELANG
In de volgende figuur staat afgebeeld in welke mate ouders op de hoogte zijn van de aanvullende voorzieningen.
100%
2% 4%
10%
18%
13%
80%
8%
39%
38% 57% 69%
60% 15%
15%
46%
47%
72%
94%
40%
77%
74% 26%
20%
15% 17%
16%
handboek
dit ben ik boekje
0% kleutermap
handboek
dit ben ik boekje
LSOVK-ouders (n=159) (zeer) goed
gesprek
neutraal
kleutermap
18% 10%
gesprek
toekomstige LSOVK-ouders (n=94) (zeer) slecht
Figuur 17. Bekendheid met de aanvullende voorzieningen van de LSOVK.
Van de kleutermap zijn nagenoeg alle huidige ouders goed op de hoogte. Zelfs de helft van de toekomstige ouders (46% ) kent deze map al goed. Van het handboek en het ‘Dit ben ik boekje’ is driekwart van de huidige ouders goed op de hoogte. Daarentegen weet slechts de helft van de huidige ouders dat het ook mogelijk is om een gesprek te houden tussen (mobiele) leerkracht en ouder over de ontwikkeling van het kind. Eerder is geconstateerd dat dit jaar slechts 47% van de ouders gebruik maakt van direct onderwijs voor varende kleuters. Alleen deze ouders komen dus ook in contact met de leerkrachten en zij zijn dan ook goed op de hoogte van dergelijke gesprekken. Zoals te verwachten valt zijn de aanvullende onderwijsvoorzieningen ook nog erg onbekend bij toekomstige LSOVK-ouders. Ook hier zien we dat zowel een ruime meerderheid van de huidige ouders als van de toekomstige ouders deze voorzieningen belangrijk vindt. Geen van de voorzieningen 25
wordt als onbelangrijk gezien. Wel is het zo dat de kleutermap (91%) het meest belangrijk wordt gevonden, vervolgens het ‘Dit ben ik boekje’ (85%), het Handboek (76%) en het gesprek met de leerkracht (71%). Daarnaast willen we specifiek de mening weten van de ouders over het speel/werkpakket ‘Kleuter aan Boord’. Dit hebben we gemeten door een aantal positieve en negatieve uitspraken voor te leggen over de kleutermap en het handboek voor ouders. In de volgende tabel staan de resultaten vermeld voor de kleutermap. Tabel 7.
Mening van ouders over de kleutermap (n=148).
Positieve – en negatieve uitspraken
(zeer) juist
noch juist; (zeer) onjuist noch onjuist
Onze kleuter kan veel leren van het pakket Onze kleuter werkt graag met het pakket Wij vinden het leuk om samen te werken aan het pakket Het pakket biedt voldoende afwisseling Het pakket sluit goed aan bij het niveau van onze kleuter
74% 71% 70% 63% 45%
21% 19% 24% 25% 39%
5% 10% 5% 12% 16%
Het pakket is vaak te moeilijk voor onze kleuter Wij hebben te weinig tijd om te helpen Het pakket is veel werk om door te nemen De uitleg bij het pakket is niet duidelijk Het pakket bevat te weinig materiaal Wij vinden het pakket over het algemeen nogal saai
32% 31% 30% 18% 16% 11%
26% 24% 25% 15% 18% 23%
42% 45% 45% 67% 66% 66%
Uit de tabel blijkt duidelijk dat de kleutermap positief wordt beoordeeld. De resultaten uit het onderzoek ‘Evaluatie van het vernieuwde onderwijs aan varende kleuters’ (ITS, Uerz, 1999) laat ongeveer eenzelfde beeld zien. Ouders en kleuter vinden het leuk om met het pakket te werken en het wordt ook als leerzaam ervaren door driekwart van de ouders. Daarentegen vindt maar de helft van de ouders dat het pakket goed aansluit bij het niveau van de kleuter en geeft een derde van de ouders aan dat het pakket vaak te moeilijk is voor de kleuter. Uit de tabel lezen we ook dat een derde van de ouders van mening is dat zij te weinig tijd hebben om te helpen en het pakket teveel werk is om door te nemen. Ouders schrijven over de inhoud van de kleutermap het volgende: “Het is een leuke en ook leerzame map waarbij ikzelf veel ideeën opdoe. Over het algemeen is het voor de jongste te saai en ook te weinig. En ook vaak te moeilijk terwijl hij erg leergierig is en dan ontbreekt de moed om door te gaan.” “Het is moeilijk. Uit eigen ervaring weet ik dat de oudste de map geweldig vond voor haar was de map te klein. Maar de jongste wil er het liefst niets mee doen, dus is de map nooit uit.” “Meer lesmateriaal voor de computer lijkt me een uitkomst omdat je kind dan meer alleen kan werken. Al dat knutselwerk kost teveel tijd en dat is niet altijd mogelijk als je intensief vaart. De ervaring bij ons is dat Pa en Ma een werkje aan het maken zijn omdat je kind het niet zo goed kan of er geen zin in heeft!” “Te weinig voorbereiding voor oudere kleuter op basisonderwijs lezen/schrijven. Veel herhalingen in 3 jaren. Uitdagingen voor oudere kleuter. Soms te saai betere niveauverdeling.” “Alle kinderen bij ons hebben een lees achterstand als ze in groep 3 komen. Kinderen in groep 2 krijgen via spel ABC geleerd. Kan hier misschien wat aangedaan worden?”
Uit de citaten komt naar voren dat ouders de kleutermap vaak te moeilijk vinden voor hun jongere kleuter en te gemakkelijk voor hun oudere kleuter. Ook vinden ouders het vaak teveel knutselen, plakken en knippen in de map. Ten eerste omdat ouders dit 26
Varende kleuters blijven tellen, 2000
Aanvullende voorzieningen
veel werk vinden en zij veel begeleiding moeten geven. De kleuter kan nauwelijks zelfstandig knutselen, plakken en knippen. Ten tweede omdat ouders meer concrete leesen rekenopdrachten ter voorbereiding op groep 3 zouden willen zien in de map. Vervolgens kijken we naar de mening van ouders over het handboek. De resultaten hiervan staan vermeld in de volgende tabel. Tabel 8.
Mening van ouders over het ‘Handboek voor Ouders’ (n=133).
Positieve – en negatieve uitspraken
(zeer) juist
noch juist; (zeer) onjuist noch onjuist
Het boek is handig om iets in op te zoeken Het boek is prettig om te lezen Het boek is leerzaam Het boek heeft ons op nieuwe ideeën gebracht
54% 51% 41% 22%
32% 36% 45% 39%
14% 12% 14% 39%
In het boek staan weinig nieuwe dingen Het is moeilijk om iets terug te vinden in het boek Het boek is nogal betuttelend
22% 13% 5%
52% 32% 44%
25% 56% 52%
Het handboek wordt minder positief beoordeeld dan de kleutermap. De helft van de ouders vindt het boek handig om iets in op te zoek en prettig om te lezen. Daarentegen heeft het boek slechts bij een vijfde van de ouders geleid tot nieuwe ideeën. Opvallend is dat er weinig tot geen uitspraken worden gedaan over het handboek, hetgeen doet vermoeden dat het handboek niet veel gelezen wordt. Een ouder schrijft hierover: “Het boek heb ik aan het begin doorgelezen en daarna nooit meer. Zoiets vind ik gewoon onzin. Aan de hand van de pictogrammen aan het begin van iedere map begrijp ik het ook wel. Zonde van de tijd van de samenstellers van het boek.”
4.2
GEBRUIK VAN AANVULLENDE VOORZIENINGEN
Er is gevraagd hoeveel uren gemiddeld per week wordt gewerkt aan het speel/werkpakket ‘Kleuter aan boord’ door de kleuter alleen en gezamenlijk met de ouders. Dit staat in de volgende tabel vermeld waarbij onderscheid is gemaakt naar leeftijd van de oudste kleuter. Tabel 9.
Aantal uren per week dat de kleuter alleen of samen met de ouders heeft gewerkt aan het speel/werkpakket ‘Kleuter aan Boord’.
Uren werken aan de kleutermap Kleuter alleen
Ouders en kleuter
Totaal aantal uren
Gemiddeld Minimum Maximum Gemiddeld Minimum Maximum Gemiddeld Minimum Maximum N
Leeftijd kleuter (oudste) jonger dan 5 jaar 5 jaar en ouder 1,18 2,37 ,00 ,00 10 25 3,64 3,74 ,25 ,00 10 20 4,82 6,11 ,50 ,50 17,00 30,50 47 92
Alle leeftijden 1,97 ,00 25 3,71 ,00 20 5,68 ,50 30,50 139
Gemiddeld wordt er bijna 6 uur per week gewerkt met het speel/werkpakket, waarvan 2 uur de kleuter alleen werkt en 4 uur de ouders met hun kleuter gezamenlijk werken. Uit het minimum en maximum aantal uren blijkt dat er grote onderlinge verschillen zijn, dit schommelt tussen een half uur tot maar liefst 30 uur per week. Tevens zien 27
we dat oudere kleuters langer met het pakket werken dan jongere kleuters, gemiddeld ruim een uur langer. Met name kunnen oudere kleuters langer alleen werken. Vergelijken we dit met de resultaten uit het onderzoek ‘Evaluatie van het vernieuwde onderwijs aan varende kleuters’ (ITS, Uerz, 1999) dan zijn onze cijfers aanmerkelijk hoger. Gemiddeld werd daar in totaal 11 uur per maand gewerkt aan de kleutermap, dus nog geen 3 uur per week. Hierbij dient wel vermeld te worden dat in het ITSonderzoek de vraag anders was geformuleerd en er niet direct naar de gemiddelde werktijd per week/per maand is gevraagd. We hebben echter het vermoeden dat ouders in dit onderzoek de gemiddelde werktijd enigszins overschat hebben. Er gaat ongetwijfeld wel eens een week voorbij dat er niet gewerkt wordt aan de kleutermap en dit is waarschijnlijk niet meegenomen in de schatting van de ouders. Aan de ouders is gevraagd of zij voldoende gebruik (denken te kunnen) maken van de aanvullende onderwijsvoorzieningen. Het ‘Dit ben ik boekje’ is buiten beschouwing gebleven om dat dit meer door de leerkrachten gebruikt kan worden dan door ouders, die het slechts kunnen inzien.
100%
3% 2%
16% 32%
80%
5%
14%
24% 49%
24%
44%
60% 34%
95%
40%
24%
70%
60% 20%
42%
34%
27%
0% kleutermap
handboek
gesprek
LSOVK-ouders (n=156) (ruim) voldoende
neutraal
kleutermap
handboek
gesprek
toekomstige LSOVK-ouders (n=93) (ruim) onvoldoende
Figuur 18. Het gebruik dat ouders (denken te) kunnen maken van aanvullende voorzieningen.
Opvallend is dat bijna alle toekomstige ouders (95%) denken voldoende gebruik te gaan maken van de kleutermap. Van de huidige ouders vindt slechts 60% dat zij voldoende gebruik maken van de kleutermap. Zelfs 16% van de ouders vindt zij onvoldoende gebruik maken van de kleutermap. Ook vindt een derde (33%) dat zij onvoldoende gebruik maken van het handboek en de helft (49%) dat zij onvoldoende gesprekken hebben met een (mobiele) leerkracht. Aan de ouders is ook gevraagd of zij gebruik maken van andere hulpmiddelen voor het onderwijs van hun kleuter dan die aangeboden worden door de LSOVK. Het blijkt dat bijna alle ouders (90% ) gebruik maken van één of meer andere hulpmiddelen. In de volgende tabel staat het aandeel van ouders dat gebruik maakt van andere hulpmiddelen.
28
Varende kleuters blijven tellen, 2000
Aanvullende voorzieningen
Tabel 10. Aandeel van ouders dat gebruik maakt van andere hulpmiddelen ten behoeve van onderwijs varende kleuters (n=143). Andere hulpmiddelen
Aandeel ouders
Educatieve materialen/speelgoed
80%
Educatieve tijdschriften/boeken Educatieve computerspelletjes Speel-o-theek van de Bibliotheek voor Varenden Levensbeschouwelijk supplement (protest. christelijk en kath. onderwijs) ‘t Schippertje (reformatorisch onderwijs) Anders
76% 67% 30% 24% 23% 21%
Uit de tabel blijkt dat veel ouders gebruik maken van educatieve hulpmiddelen zoals die voor iedereen verkrijgbaar zijn, en niet speciaal ontwikkeld voor varende kleuters. Daarnaast maakt een derde deel van de ouders gebruik van de speciale Speel-o-theek voor varende kinderen en een kwart van de ouders maakt gebruik van het levensbeschouwelijke supplement en het alternatieve speel-/leerpakket ’t Schippertje. Dit wordt door bijna een kwart van de ouders als beter ervaren dan het speel/werkpakket ‘Kleuter aan Boord’ getuige de uitspraken van een aantal ouders: “Ik moet eerlijk zeggen dat we ‘t Schippertje een prettigere map vinden om mee te werken. De kleuter aan boord map vinden we de werkjes te moeilijk om zo even te doen. Het schippertje pak je sneller om een werkje te maken. En ze krijgen het nagekeken terug en dat stimuleert ook.” “’t Schippertje vinden onze kleuters leuker. Wij als ouders vinden het ook leerzamer en kunnen er meer mee doen.”
Tevens maakt een vijfde van de ouders nog gebruik van andere hulpmiddelen. Hierbij wordt met name gedoeld op ‘allerlei zaken uitleggen uit het dagelijkse leven’ en op een alternatief speel-/werkpakket ‘Opstap Opnieuw’. Dit pakket is ontwikkeld voor allochtone kleuters en is eenvoudiger en systematisch van opzet. De ouders die dit pakket ontvangen zijn vaak erg enthousiast over dit nieuwe pakket: “Opstap Opnieuw is een leuke leerzame cursus/pakket. Ze hebben beiden een diploma gekregen. Eigenlijk zou een combinatie van kleuter aan boord met Opstap Opnieuw perfect zijn!” “In het Kleuter aan Boord pakket mis ik vaak concrete dingen. Opstap Opnieuw is veel beter. Iedere dag een gerichte taak.” “Wij hebben via Zwarte Zwaan de map Opstap Opnieuw. Wij vinden dit veel leerzamer, zit meer lijn in en sluit beter aan bij het niveau van het kind. Het is ook veel makkelijker voor de ouder om er mee te werken.” “Ik ben erg enthousiast over het Op Stap project kort en bondig en tevens van een hoog niveau.”
Duidelijk is dat ouders meer behoefte hebben aan een meer systematische opzet en ook begeleiding van het pakket dan nu geboden wordt in het huidige speel/werkpakket ‘Kleuter aan Boord’. Dit sluit goed aan bij de nieuwe opzet van het Onderwijs voor Varende kleuters dat in het volgende hoofdstuk behandeld wordt.
29
30
Varende kleuters blijven tellen, 2000
HOOFDSTUK 5. VERNIEUWD ONDERWIJSSYSTEEM Het uitgangspunt voor de vernieuwing is dat alle varende kleuters bereikt worden, ook als zij niet of nauwelijks in de gelegenheid zijn om gebruik te maken van één van de onderwijsvormen. Hiervoor komen de volgende voorzieningen • Het speel-/werkpakket ‘De Kleuter aan Boord’ wordt uitgebreid. Het nieuwe ‘Kleuterpakket’ zal meer tijd vragen van ouder en kleuter. Afhankelijk van het schoolbezoek moet per week een programma worden uitgevoerd. De werkwijze zal duidelijk worden uitgelegd. Er zal soms ook gebruik worden gemaakt van educatieve software. • Iedere kleuter krijgt een mentor, dit is de vaste leerkracht die de ontwikkeling van het kind volgt vanaf de aanmelding voor het onderwijs tot en met de instap in de gewone basisschool. De mentor onderhoudt maandelijks contact via moderne communicatiemiddelen als de boordtelefoon en email met de ouders. Ook helpt de mentor de ouders bij het werken met het uitgebreide ‘Kleuterpakket’. In de eerste paragraaf wordt de mening van de ouders geschetst over het vernieuwde onderwijssysteem. De tweede paragraaf behandelt in hoeverre de het nieuwe systeem werkbaar is voor ouders en kleuters.
5.1
BEKENDHEID EN MENING OVER DE NIEUWE OPZET
De nieuwe opzet van het onderwijs is nog in een voorbereidende fase. Begin 2000 krijgen de eerste 10 kleuters een mentor toegewezen. Het uitgebreide speel/werkpakket moet in 2000 gestalte krijgen waarbij in eerste instantie gebruik zal worden gemaakt van het pakket ‘Opstap Opnieuw’. In een latere fase zal dit pakket aangepast worden aan de specifieke situatie voor varende kleuters. Dit betekent dat ouders ten tijde van de vragenlijst nog niet daadwerkelijk de nieuwe opzet hebben ervaren. Wel heeft de LSOVK over de nieuwe opzet gecommuniceerd naar de ouders door middel van nieuwsbrieven en artikels in de vakbladen. In de volgende figuur staat afgebeeld in hoeverre ouders reeds op de hoogte zijn van deze nieuwe onderwijsvoorzieningen.
100%
80% 67%
64%
60%
71%
74%
82%
84%
85%
86%
13% 2%
12% 2%
volgen mentor
hulp door mentor
40%
20%
18% 15%
17% 16% 19%
16% 13% 9%
14%
5%
2%
hulp door mentor
uitgebreid pakket
computer spelletjes
13%
0% uitgebreid pakket
computer spelletjes
volgen mentor
LSOVK-ouders (n=159) (zeer) goed
toekomstige LSOVK-ouders (n=93) neutraal
(zeer) slecht
Figuur 19. Bekendheid van ouders met de nieuwe opzet Onderwijs voor Varende kleuters.
31
Uit de figuur blijkt duidelijk dat de ouders nog nauwelijks op de hoogte zijn van de nieuwe opzet. Een ruime meerderheid is slecht op de hoogte. Men dient zich wel te realiseren dat ouders er in de praktijk nog niet mee in aanraking zijn gekomen zijn. We hebben ook aan de ouders gevraagd wat zij van de nieuwe opzet vinden. Gezien de hierboven geconstateerde onbekendheid met de nieuwe opzet is dit waarschijnlijk een moeilijk te beantwoorden vraag geweest. In de volgende figuur staat afgebeeld wat ouders vinden van de nieuwe opzet.
100%
1%
3%
27%
24%
80%
6%
5%
25%
27%
1% 7%
4%
5%
4%
25%
25%
28%
71%
70%
67%
computer spelletjes
volgen mentor
hulp door mentor
60% 92% 40%
72%
72%
69%
67%
uitgebreid pakket
computer spelletjes
volgen mentor
hulp door mentor
20%
0%
LSOVK-ouders (n=150) (zeer) positief
uitgebreid pakket
toekomstige LSOVK-ouders (n=92) neutraal
(zeer) negatief
Figuur 20. Mening van ouders over de nieuwe opzet Onderwijs voor Varende kleuters
Ondanks de grote onbekendheid blijkt een ruime meerderheid van de ouders de nieuwe opzet positief te vinden. Een kwart van de ouders staat er nog wat afwachtend tegenover en wil nog geen uitspraak doen. Slechts een zeer klein deel van de ouders vindt de nieuwe opzet negatief. Opvallend is dat veel meer toekomstige ouders een uitgebreid kleuterpakket positief vinden dan de huidige ouders. Dit sluit aan bij de eerder gevonden bevinding waarbij veel meer toekomstige ouders verwachten voldoende gebruik te kunnen maken van de kleutermap dan de huidige ouders. Het aantal opmerkingen van ouders over de nieuwe opzet is beperkt en geeft denken wij geen volledig beeld. Toch willen hieronder enkele opmerkingen van ouders over de nieuwe opzet citeren: “Uitgebreide kleutermap is erg leuk, maar ouders zijn geen leerkrachten. Er is vaak weinig tijd om uitgebreid te werken. Zelfstandig is toch erg moeilijk.” “Voor mij hoeft het pakket niet uitgebreider. Je loopt het gevaar dat je mensen afschrikt werkt demotiverend, te hoge werkdruk. Sta wel erg positief tegenover mentor, vertrouwenspersoon, hiermee verlaag je drempel.” “Ik wil zelf bepalen naar welke persoon ik ga en niets opgelegd krijgen. Ik vind dit een horror plan wat veel te veel geld kost.” “De ouders meer begeleiden hoe om te gaan met je kind. Het leren leuk laten blijven. Het zou leuk zijn als bij een van de eerste pakketten iemand persoonlijk langs te laten komen om het een en ander uit te leggen.” “Het lijkt me goed en leerzaam om een aanspreekpunt/mentor te krijgen voor mijn kind. Maar niet goed om de map uit te breiden. Persoonlijk heb ik niet meer tijd en 32
Varende kleuters blijven tellen, 2000
Vernieuwd onderwijssysteem
als de map niet trekt kun je toch zelf iets verzinnen.”
Bovenstaande geeft aan dat er wel degelijk behoefte is aan meer begeleiding maar dat ook men ook huiverig is om in de rol van de leerkracht gedrukt te worden en men soms bang is voor een te zware tijdsbelasting.
5.2
UITVOERBAARHEID NIEUWE OPZET
Aan alle ouders is gevraagd of zij in de gelegenheid zijn om 5 uur per week te werken aan het uitgebreide Kleuterpakket. Er zijn grote verschillen tussen de huidige ouders ingeschreven bij de LSOVK en de toekomstige ouders. Van de huidige ouders kan 40% 5 uur per week besteden aan het Kleuterpakket, de helft van de ouders (48%) kan dit soms wel en soms niet en een tiende van de ouders (12%) is waarschijnlijk niet in de gelegenheid daartoe. Daarentegen verwacht bijna driekwart van de toekomstige ouders (70% ) 5 uur per week te kunnen werken aan het pakket, een kwart (26% ) soms wel en soms niet en 4% van de ouders verwacht dit niet te kunnen. Eerder hadden we reeds vastgesteld dat ouder en kleuter nu al gemiddeld 6 uur per week werken aan de kleutermap, dus zou het uitgebreide kleuterpakket geen problemen hoeven op te leveren. Ook willen we weten of ouders in de gelegenheid zijn om met educatieve software te werken voor hun kleuter. Het blijkt dat de helft van de ouders beschikt (50%) over een uitgebreide computer en een kwart (22%) over een eenvoudige computer en nog eens 10% gaat binnenkort een computer kopen. Dit houdt in dat een klein deel van de ouders (18% ) geen gebruik zou kunnen maken van educatieve software voor kleuters. Voor het goed kunnen functioneren van het vernieuwde onderwijssysteem is het belangrijk dat er regelmatig contact is (het streven is 1 keer per maand) tussen varende ouders en mentor. Bij een kleuter die regelmatig naar een ligplaatsschool gaat kan dit contact met de ouders gemakkelijk tot stand komen. Maar met name bij kleuters die weinig of niet naar een ligplaatsschool gaan moet worden nagegaan of een contact ook op andere wijze kan plaatsvinden. In de volgende tabel staat vermeld hoe vaak contacten mogelijk zijn met de mentor. Tabel 11. Contactmogelijkheden tussen ouders en mentor (n=331). Mogelijkheden boordbezoek combinatie met ligplaatsschool combinatie met ander bezoek mondeling telefoongesprek schriftelijk via fax schriftelijk via post schriftelijk via email Totaal
nooit 20% 23% 44% 9% 46% 12% 72% 5%
zelden (1 x per 3 maanden) 38% 29% 15% 5% 1% 6% 0% 48%
soms (1 x per maand)
vaak (1 x per week)
38% 43% 24% 23% 7% 45% 6% 41%
4% 5% 17% 64% 45% 38% 22% 6%
Bij 5% van de ouders wordt het een probleem om contact te onderhouden. Deze ouders kunnen op geen enkele manier contact onderhouden met de mentor. Daarnaast wordt het in de helft van de gevallen (48%) moeilijk om regelmatig contact te houden tussen mentor en ouder. Daarentegen is het voor bijna de helft van de ouders (47%) geen enkel probleem om minimaal 1 keer per maand contact te onderhouden met de mentor. Kijken we specifiek naar de mogelijkheid van ‘face-to-face’ contact zoals een boordbezoek, een afspraak van mentor en ouder gecombineerd met een ligplaatsschool33
bezoek van de kleuter of gecombineerd met een ander bezoek. Het streven is dat de mentor 2 maal per jaar ‘face-to-face’ contact heeft met de ouders en minimaal 1 keer per jaar. Het boordbezoek en een combinatie met het ligplaatsschoolbezoek zijn hierbij het meest succesvol, voor een vijfde van de ouders (20/23%) is dit echter niet mogelijk. Mondelinge telefoongesprekken zijn bij de meerderheid van de ouders (64%) geen enkel probleem. Met een kwart van de ouders (23%) kan getelefoneerd worden maar minder vaak. Met een klein deel van de ouders (9%) kan nooit getelefoneerd worden. De helft van de ouders (52% ) kan tevens per fax bereikt worden. Een zeer groot deel van de ouders (83%) geeft aan via de post op regelmatige wijze te kunnen communiceren met de mentor. Gezien onze ervaringen met de trage respons op de schriftelijke enquête lijkt dit geen goed communicatiemiddel en wordt dit waarschijnlijk ernstig overschat door ouders. Een kwart van de ouders (28% ) heeft de beschikking over een emailadres en dit lijkt een zeer geschikt communicatiemiddel om regelmatig mee te communiceren. Echter driekwart van de ouders (72% ) heeft nog geen email adres. De verwachting is dat dit de komende jaren snel zal gaan toenemen zeker als we weten dat 82% van de ouders (binnenkort) de beschikking heeft over een computer. Samenvattend kunnen we stellen dat het bij het overgrote deel van de ouders mogelijk is om 1 à 2 keer per jaar een ‘face-to-face’ contact te laten plaatsvinden met de mentor en dat 1 keer per maand een telefonisch/fax/email contact met de mentor mogelijk is.
34
Varende kleuters blijven tellen, 2000
HOOFDSTUK 6. SAMENVATTING EN CONCLUSIES In dit hoofdstuk worden de belangrijkste bevindingen herhaald en worden conclusies getrokken. Eerst geven we een korte beschrijving van de doelgroep, vervolgens gaan we in op het gebruik van het Onderwijs voor Varende Kleuters. Tot slot wordt de vraag beantwoord aan welke onderwijsvorm en begeleiding ouders behoefte hebben.
Beschrijving van de doelgroep • De doelgroep van varende ouders met kleuters bestaat geheel uit particuliere bedrijven
•
•
en zij hebben bijna allen één schip. In driekwart van de gevallen betreft dit een droge lading schip en vormen man en vrouw de bemanning. In de meeste gevallen wordt er in dagdienst gevaren en bijna alle gezinnen wonen uitsluitend aan boord. De helft van de varende ouders heeft geen vaste vaarroute en de ander helft heeft meestal wel dezelfde vaarroute. Driekwart van de ouders vaart regelmatig in MiddenNederland. De andere gebieden in Nederland, Noord-België en Midden-Duitsland worden door de helft of minder ouders bezocht. Een achtste van de ouders vaart nooit of zelden in Nederland. Het Rotterdamse havengebied, de Drechtsteden, Amsterdam, Utrecht, Nijmegen, Maasbracht en Terneuzen zijn de belangrijkste havenplaatsen. In deze plaatsen komt het merendeel van de ouders en worden ook gemiddeld de meeste bezoeken per jaar afgelegd.
Gebruik van Onderwijs voor Varende Kleuters • De afgelopen zeven jaar is het aantal ingeschreven kleuters met meer dan een derde
• •
• •
afgenomen en is het aantal kleuters dat gebruik maakt van het onderwijs voor varende kleuters (ligplaatsschool en/of mobiele leidster) met de helft afgenomen. De uitstroom van kleuters is de laatste tijd per schooljaar ieder jaar groter geweest dan de instroom van kleuters. Ook voor het komende schooljaar verwachten we dat de uitstroom groter zal zijn dan de instroom, de daarop volgende schooljaren zal de kleuterstand redelijk stabiel blijven. De laatste jaren zien we een sterke afname van het totaal aantal schoolkinddagen bij vrijwel alle ligplaatsscholen en bij de mobiele leidsters. Tevens zien we sterke fluctuaties per periode per ligplaatsschool. Het aandeel van kleuters dat deelneemt aan het onderwijs voor varende kleuters neemt licht af. Een kwart tot een derde deel van de kleuters komt nooit in contact met één van de leerkrachten van het Onderwijs voor Varende Kleuters. Wel gaat bijna de helft van de kleuters wel eens naar een reguliere basisschool. Het blijkt dat een zevende van de kleuters nooit gebruik maakt van ligplaatsscholen, mobiele leidsters of walkleuterscholen en dus geen enkele vorm van direct onderwijs geniet. Gemiddeld gaan schoolgaande kleuters 32 dagen per jaar naar een ligplaatsschool en/of mobiele leidster. We denken dat het gemiddeld aantal schooldagen per leerling bij het Onderwijs voor Varende Kleuters de komende jaren ongeveer gelijk zal blijven. In de volgende figuur is afgebeeld hoeveel kleuters de komende jaren gebruik zullen gaan maken van het onderwijs voor varende kleuters. Dit is op basis van onze huidige kennis over het aantal aan boord verblijvende baby’s/peuters en de tendensen van de afgelopen schooljaren.
35
14.000
420
12.000
360
10.000
300
8.000
240
6.000
180
4.000
120
2.000
60
0
0 1996/1997
1997/1998
totaal aantal schoolkinddagen
1998/1999
1999/2000
2000/2001
2001/2002 20002/2003
aantal kleuters dat gebruik maakt van ligplaatss. of mob. leidster
Figuur 21. Schatting van aantal kleuters dat gebruik maakt van onderwijs voor varende kleuters en totaal aantal
schoolkinddagen voor de komende jaren.
•
•
•
De komende jaren schatten we dat tussen de 220 en 350 kleuters per jaar, afhankelijk van het begin of het einde van het jaar, ingeschreven zullen staan bij de LSOVK en dat gemiddeld zo’n 200 kleuters per jaar gebruik zullen maken van een ligplaatsschool of een mobiele leidster. Tevens verwachten we zo’n 6.000 à 7.000 schoolkinddagen per schooljaar. De meerderheid van de varende ouders vindt dat zij onvoldoende gebruik kunnen maken van mobiele leidsters. De helft van de ouders kan onvoldoende gebruik maken van walkleuterscholen en een derde van de ouders onvoldoende van ligplaatsscholen. Gemiddeld kunnen ouders in een kwart van de gevallen hun kleuter onderwijs laten volgen, in 40% van de gevallen kunnen zij dit soms en in een derde van de gevallen kunnen zij dit niet. De helft van het totaal aantal scheepsbezoeken blijkt succesvol te kunnen zijn, dat wil zeggen dat er de mogelijkheid bestaat voor een schoolbezoek. De redenen waarom weinig of geen gebruik kan worden gemaakt van onderwijs zijn hoofdzakelijk gelegen in het buitenlandse en intensieve vaarschema van ouders. Daarnaast speelt de onbekendheid met en de beschikbaarheid van mobiele leidsters en walkleuterscholen ook een rol van betekenis.
Mening van ouders over onderwijs voor varende kleuters • De LSOVK en het ligplaatsonderwijs zijn vrij goed bekend in de gehele particuliere
•
• 36
binnenvaart. Onder de doelgroep (varende gezinnen met kleine kinderen aan boord) is de LSOVK bijna bij iedereen bekend. Alhoewel een achtste van de doelgroep (nog) niet bekend is met de LSOVK. Het beste is men op de hoogte van ligplaatsscholen. Daarentegen blijkt dat bijna een derde van de huidige ouders ingeschreven bij de LSVOK nog slecht op de hoogte is van de mobiele leidsters; slechts de helft van de ouders is hier goed van op de hoogte. Van de kleutermap zijn nagenoeg alle ouders goed op de hoogte en ook een groot deel van de toekomstige ouders is hier al goed van op de hoogte. De kleutermap wordt overwegend positief beoordeeld door het merendeel van de ouders. Wel geeft een deel van de ouders aan dat zij meer niveauverschillen zouden willen zien in de kleutermap. Ook wensen zij meer concrete lees- en rekenopdrachten ter voorbereiding op groep 3 en minder knutsel-, plak- en knipopdrachten in de kleutermap. Het Handboek voor Ouders wordt minder positief beoordeeld dan de kleutermap maar toch beoordeelt de helft van de ouders het boek positief. Varende kleuters blijven tellen, 2000
•
•
•
•
Bijna alle ouders maken ook gebruik van één of meer andere educatieve hulpmiddelen. Dit betreft voornamelijk speelgoed, boeken, tijdschriften en computerspelletjes. Maar ook alternatieve speel/werkpaketten worden gebruikt. Een kwart van de ouders maakt gebruik van het ’t Schippertje, een reformatorisch pakket. De ouders zijn nog nauwelijks op de hoogte van de voorzieningen in het vernieuwde onderwijssysteem. Desondanks vindt een meerderheid van de ouders de nieuwe voorzieningen positief. Er blijkt behoefte te zijn aan meer begeleiding maar tegelijkertijd zijn ouders ook huiverig om in de rol van leerkracht geduwd te worden. Ook zijn zij bang om teveel tijd te moeten besteden aan de kleuter in het nieuwe systeem. Gemiddeld wordt er bijna 6 uur per week gewerkt aan de kleutermap, waarvan 2 uur de kleuter alleen en 4 uur de kleuter en ouders gezamenlijk. Over het algemeen, misschien niet iedere week, kunnen ouders 5 uur per week werken aan het uitgebreide kleuterpakket. Ook kan een ruime meerderheid van de ouders overweg met educatieve software. Het contact tussen mentor en ouders onderhouden in het nieuwe systeem blijkt voor het grootste deel van de ouders goed mogelijk. Dit zou dan bestaan uit 1 à 2 keer per jaar een ‘face-to-face’ contact en 1 keer per maand contact via de telefoon, fax of email. Het ‘face-to-face’ contact zou voornamelijk via een boordbezoek van de mentor moeten plaatsvinden, maar is ook gecombineerd met een schoolbezoek van de kleuter op de locaties Rotterdam, Amsterdam, Dordrecht, Zwolle, Maasbracht en Terneuzen mogelijk. Andere geschikte locaties voor boordbezoeken zijn Utrecht en Nijmegen.
Besluit • Het Onderwijs voor Varende Kleuters zal de komende jaren gering in omvang zijn. Dit
•
maakt het echter niet minder belangrijk voor de kleine groep varende ouders met kleuters aan boord. Een meerderheid van de ouders staat positief tegenover het vernieuwde onderwijssysteem. Het blijkt dat er juist behoefte bestaat aan een meer systematische opzet van de kleutermap en meer begeleiding van de ouders; in beide zaken zal het vernieuwde onderwijssysteem gaan voorzien. Gezien de geconstateerde nog grote onbekendheid van ouders met mobiele leidsters en het vernieuwde onderwijssysteem ligt hier een duidelijke taak voor de LSOVK. Duidelijk is dat zij meer publiciteit moeten geven aan hun activiteiten. Het verdient aanbeveling om ouders hierover gericht en persoonlijk te informeren. Dit zou goed kunnen worden opgenomen in het takenpakket van de mentor. Gezien de geringe omvang van het aantal varende ouders met kleuters moet het mogelijk zijn iedereen te bereiken. Daarnaast blijft het natuurlijk noodzakelijk om regelmatig uitgebreid in de vakpers iedereen en met name de ‘toekomstige ouders’ van de LSOVK en haar activiteiten op de hoogte te brengen.
37
38
Varende kleuters blijven tellen, 2000
BIJLAGE 1 VRAGENLIJST AMVV OPINIE-ONDERZOEK 1. Woont uw gezin/familie aan boord of aan de wal?
O O O O O
het gezin woont uitsluitend aan boord het gezin woont uitsluitend aan de wal het gezin woont wisselend aan boord en aan de wal vrouw woont met de kinderen aan de wal anders, nl _____________________________
2. Hoeveel kinderen heeft u (nog) thuis (aan boord) wonen? (+)
O O O O
geen _____ kind(eren) jonger dan 3 jaar _____ kind(eren) van 3 t/m 7 jaar _____ kind(eren) ouder dan 7 jaar
3. Kent u de Landelijke Stichting Onderwijs voor Varende Kleuters (LSOVK) en het Ligplaatsonderwijs voor kleuters?
O O O
ja, goed ja, vaag nee
4. Vindt u de diensten van de LSOVK en het Ligplaatsonderwijs voor kleuters nuttig?
O O O O
nuttig enigszins nuttig nauwelijks nuttig niet nuttig
5. Heeft u de afgelopen twee jaar gebruik gemaakt van het onderwijs voor varende kleuters (de ‘kleuter aan boord’ map, ligpaatsonderwijs en/of mobiele leerkracht) ?
O O
ja nee
6. Denkt u de komende twee jaar gebruik te gaan maken van het onderwijs voor varende kleuters (de ‘kleuter aan boord’ map, ligplaatsonderwijs en/of mobiele leerkracht)?
O O O
ja waarschijnlijk nee
7. De AMVV gaat een onderzoek uitvoeren naar de behoefte aan het onderwijs voor varende kleuters en ook vooral de mogelijke deelname aan deze vorm van onderwijs. Wij zouden hiervoor graag in contact komen met (aanstaande) ouders van baby’s en peuters. Bent u ouder van een baby/peuter en wilt u aan dit onderzoek meewerken?
O O
ja en ik wil meewerken. Wilt u dan hieronder uw adres noteren (NB de vragenlijst blijft volledig anoniem) nee, dit is voor ons van niet toepassing
Naam: ______________________________ Straat: _______________________________ Postcode: ______________ Telefoon: _______________________________
Scheepsnaam: _______________________________ Huisnummer: ________ Plaats: _______________________________ E-mail: _______________________________
39
40
Varende kleuters blijven tellen, 2000
BIJLAGE 2 VRAGENLIJST VOOR OUDERS Deel I. Algemene gegevens 1. Dit zijn gegevens die wij momenteel uit het registratiesysteem kunnen halen. Wilt u zo vriendelijk zijn dit te controleren, te corrigeren en ontbrekende gegevens in te vullen? Naam vader: Geb.datum vader: Naam schip: Telefoon 1: Waladres:
D. van Dummy 17-2-64 Dum 0653-999999 Dummystraat 99
Naam moeder: Geb.datum moeder: Gezindte: Internaat (evt.): Postadres (evt.):
9999 XX Dummystad
Kinderen in het gezin:
Leeftijd: 0 5 10
A. de Dummyvrouw 25-3-63 PROTESTANT DE SINGEL Postbus 99 9999 XX Dummystad
Voornaam: Dotje Daan Pieter
Geslacht: vrouw man man
Geb.datum: 17-8-99 6-9-94 5-2-90
2. Deze gegevens ontbreken nog in het registratiesysteem. Wilt u zo vriendelijk zijn deze in te vullen? Telefoon2: Boordfax: Huisarts naam: Huisarts telefoon:
Telefoon3: E-mail: Contactpersoonnaam: Contactpersoon tel:
Deel II. Onderwijs voor varende kleuters 3. Hieronder staat vermeld in welke periode uw kleuter gebruik maakt van het onderwijs voor varende kleuters. Wanneer gaat uw kleuter waarschijnlijk naar het internaat, en waar wilt u de kleutermap ontvangen? Voornaam: Daan
Kleuterschoolperiode: 06-mrt-98 t/m 31-jul-00
Datum naar internaat: 1-aug-00
Adres voor kleutermap: waladres
4. Voor de schooljaren 95/96 t/m 98/99 staat vermeld hoeveel dagen uw kleuter naar school is geweest. Als er niets staat is uw kleuter niet naar school geweest. Wilt u per schooljaar aangeven hoeveel dagen uw kleuter de walkleuterschool heeft bezocht? Voornaam:
Schooljaren: School:
Dagen:
1997/1998
15
Daan Ligplaatsschool Walkleuterschool 1998/1999
Mobiele leidster
10
Ligplaatsschool
21
Walkleuterschool
41