Van waarde Wat is van waarde, en hoe krijgen we daar weer wat over te zeggen? Dat is de leidende vraag de komende maanden voor de wbs. Monika Sie Dhian Ho beschrijft hoe we in onvrede raakten, en schetst de uitwegen. monika sie dhian ho
22
Dit is de paradox. Aan de ene kant denken we dat onze vrijheid is gerealiseerd. Wíj hoeven niet het plein op om te demonstreren voor onze vrijheid en hebben daar ook geen enkele aanvechting tot. De vrijheid in Nederland is af, niets meer aan doen. Aan de andere kant geloven we weinig te kunnen veranderen aan de richting waarin de samenleving zich ontwikkelt. We maken ons wel eens zorgen, daar niet van, maar denken dat het geen zin heeft om onze schaarse tijd te steken in plannen voor een betere wereld, want die wereld draait toch gewoon door. Maar hoe logisch is het om deze twee overtuigingen tegelijkertijd aan te hangen? Als we onze vrijheid hebben veroverd, hoe is het dan mogelijk dat het menselijke vermogen om ons een betere wereld voor te stellen, en die wereld naderbij te brengen, niet onderdeel uitmaakt van die overwinning? Wat voor soort vrijheid is het die dromen van verandering ontmoedigt en toestaat dat vrije mensen zich onmachtig voelen over zaken die ons allemaal hoog zitten? Met deze ongemakkelijke vragen begint Zygmunt Bauman zijn boek In search of Politics.1 En ze lijken volledig van toepassing op Nederland. Over de auteur Monika Sie Dhian Ho is directeur van de Wiardi Beckman Stichting Noten zie pagina 30 s & d 5 / 6 | 20 11
De Nederlanders behoren tot ‘het kleine kransje van gelukkigste bevolkingen ter wereld’, zo concludeerde de Vlaamse socioloog Mark Elchardus enkele jaren geleden in s&d op basis van internationaal vergelijkend onderzoek. Maar deze grote levenstevredenheid gaat voor een aanzienlijk deel van de bevolking gepaard met maatschappelijke onvrede. Mensen voelen zich onbehaaglijk in hun samenleving, en over de richting waarin die samenleving zich volgens hen ontwikkelt. 2 De onderzoekers van het Sociaal Cultureel Planbureau trokken recentelijk vergelijkbare rode draden door hun publieke opinie-onderzoek van de afgelopen drie jaar in het rapport Stemming Onbekend. De manier waarop we met elkaar omgaan wordt als belangrijkste maatschappelijke probleem genoemd. Mensen maken zich zorgen over de verharding in de samenleving, het gebrek aan respect voor elkaar en de ik-maatschappij. Zij voelen zich onbehaaglijk over maatschappelijke kwesties als de integratie van allochtonen, Europese eenwording, criminaliteit en veiligheid, grote inkomensverschillen, slechte economische vooruitzichten, en de achteruitgang van publieke voorzieningen. Dat onbehagen richt zich op de politiek, zowel vanwege haar gebrekkige aanpak van die maatschappelijke kwesties, als vanwege de manier van politiek bedrijven. Bijna veertig
Monika Sie Dhian Ho Van waarde procent van de Nederlanders is somber over de toekomst. Het verleden geldt dan vaak als positief contrast, als verloren paradijs. Bijna dertig procent van de Nederlanders meent geen grip te hebben op hun eigen leven en toekomst. Het gevoel heerst dat we steeds slechter met elkaar samenleven en dat we daar in wezen niets aan kunnen doen. 3 nieuwe grote transformatie Interpretaties van wat Nederland denkt te voelen wijzen op een moderniseringsspurt die maatschappelijk en politiek onevenwichtig vorm heeft gekregen, en ook in bredere zin nog onverwerkt is. Die moderniseringsspurt behelst een roller coaster-combinatie van mondialisering volgens neoliberale receptuur, snelle technologische innovatie, en sociaal-culturele fragmentatie. Snelle transformatie vernietigt oude overlevingsmechanismen en leidt tot nieuwe eisen, nog voordat nieuwe mechanismen zijn ontwikkeld. In een analyse van de verkiezingsnederlaag van de PvdA in 2002 haalde Felix Rottenberg het boek Thuisland Babylon aan van de Frans-Duitse Groene-politicus Daniël Cohn-Bendit en zijn raadgever Thomas Schmid. Daarin schreven zij hoe de egel van de modernisering steeds voor de haas uitliep. ‘De economische, bureaucratische, mediamieke, wetenschappelijke en militaire modernisering verloopt zo snel, dat ze maatschappelijk en mentaal niet bij te houden is. Veel zaken zijn verdrongen en niet verwerkt.’4 In welke opzichten heeft de nieuwe Grote Transformatie dan onevenwichtig vorm gekregen en is deze nog onverwerkt? Ten eerste missen we een moreel kompas in onzekere tijden. Wat is van waarde, waar gaat het heen, en wie zijn we nog, nu de zuilen als morele honken zijn weggevallen, de huisvrouw niet langer als buffer fungeert in het gezin, de Europese binnengrenzen zijn afgeschaft, Nederland (weer) een immigratieland is geworden, en de hegemonie van het Westen tanende is? Zo werken Nederlandse vrouwen steeds meer en langer, maar worstelen gezinnen met normaties & d 5 / 6 | 20 11
ve vragen rond opvoeding, en de balans tussen werk en zorgtaken. En zo voeden de mondialisering en het mixen van culturen van de weeromstuit ook een communitaristisch verlangen, een zoeken naar identiteit en gemeenschap, een behoefte aan een normatief debat over waar we voor staan in een onbegrensde wereld.5 Laat de politiek sinds het eind van de Koude Oorlog nu juist jammerlijk zijn doorgeschoten in economisme, marktdenken, politiek pragmatisme en technocratie. Naarmate de verzorgingsstaat onbetaalbaarder werd, is het financiële en economische argument steeds belangrijker geworden. We weten van alles wat het kost, maar zijn verleerd de maatschappelijke waarde en betekenis te benoemen. 6 Dit ideologische falen van de politiek heeft een moreel vacu∑m getrokken, waar de populisten-met-een-roeping handig op konden inspringen. Echter, de identiteit en gemeenschap die de populisten in de aanbieding hebben bestaan vooralsnog niet uit positieve gedeelde waarden en doelstellingen, maar vooral uit het verketteren van vijanden. Dat maakt nog geen programma van hoop, geen visie op het goede leven, en geen plan hoe het tij te keren. En dat knaagt. Ten tweede tasten de ontwikkelingen sinds de jaren tachtig de (mentale) bestaanszekerheid van mensen aan. De condities waaronder de verzorgingsstaat bestaanszekerheid kon garanderen zijn de afgelopen decennia voor een aanzienlijk deel ongedaan gemaakt door de mondiale liberalisering van markten, de introductie van marktwerking in de publieke sector, en door de individualisering van de verantwoordelijkheid voor bestaanszekerheid. Daarmee sluipt de klassieke bestaansonzekerheid tragischer wijs terug in het hedendaagse leven, bijvoorbeeld in de vorm van onzekerheid over werk, onzekerheid of je met betaald werk het hoofd boven water kunt houden (working poor), onzekerheid over je pensioen, of onzekerheid over toegang tot goede gezondheidszorg of veiligheid. Onderzoekers waarschuwen voor het ontstaan van een ‘precariaat’, een klasse-inwording. Het gaat hier om mensen die voort-
23
van wa arde Monika Sie Dhian Ho Van waarde
24
durend de eindjes aan elkaar moeten knopen, van het ene naar het andere kortetermijncontract gaan, zonder perspectief op een carrière of vooruitgang, zonder mogelijkheden om te investeren in een ander leven. Deze groep is enorm gegroeid door de financiële crisis, en bestaat niet alleen uit lager opgeleiden ¬ zie de grote groepen getroffen jongeren in Spanje en Griekenland. 7 Bovendien heeft de onevenwichtige en onverwerkte modernisering een nieuw soort, breed gevoelde ‘toekomst-onzekerheid’ of mentale bestaansonzekerheid tot gevolg. Het ontbreekt ons aan wat Freud ooit conceptualiseerde als Sicherheit, een complex fenomeen dat gaat over: de zekerheid dat wat we verworven en bereikt hebben zijn waarde behoudt, ook als bron van trots en respect; de normatieve helderheid over het verschil tussen redelijk en onzinnig, vertrouwenswaardig en verraderlijk, fatsoenlijk en onfatsoenlijk, en al die andere onderscheiden die richting geven aan onze dagelijkse beslissingen; en de veiligheid dat als je je op de goede manier gedraagt, er geen grote gevaren dreigen in je huis, buurt en omgeving. 8 Een minimum aan bestaanszekerheid is een voorwaarde voor vrijheid, om iets van je leven te maken. Dat je daar niet aan toekomt, is een onvolkomen gevoel. Ten derde hebben de economische ontwikkelingen negatieve gevolgen voor de mogelijkheden van veel mensen om zichzelf te ontplooien in hun werk. 9 Op basis van een vergelijkend onderzoek in acht Europese landen hebben Jµrg Flecker en zijn team beschreven hoe mensen wier werksituatie overhoop is gegooid door bedrijfsreorganisaties als gevolg van toegenomen concurrentie en nieuwe managementmethoden, hun positie in de maatschappij telkens opnieuw moeten bepalen. Dat gaat gepaard met intense gevoelens van onrechtvaardigheid over het lot van de fatsoenlijke hardwerkenden, in contrast met aan de ene kant managers en politici die hoge inkomens, gouden handdrukken en genereuze pensioenen voor zichzelf regelen, en aan de andere kant, uitkeringsgerechtigden, s & d 5 / 6 | 20 11
migranten en vluchtelingen die van de staat leven. De angst voor daling op de maatschappelijke ladder, de onzekerheid en machteloosheid die gepaard gaan met precaire arbeid en de afnemende waardering voor vaardigheden en kwalificaties ¬ ze spelen een belangrijke rol in de manier waarop mensen tegen de wereld aankijken.10 Het proces van mondialisering en toenemende concurrentie versterkt bovendien de meritocratisering die binnenlands al gaande was: je sociaaleconomische positie wordt steeds meer bepaald door je talent, inzet, culturele kapitaal en prestaties. Hoewel dat een stuk rechtvaardiger is dan een systeem waarin afkomst en leeftijd de kansenverdelers zijn, zit er toch ook een schaduwzijde aan de meritocratie. De Engelse socioloog Michael Young, die het ontstaan van de ‘meritocratie’ in de jaren vijftig voorspelde, waarschuwde al dat deze ontwikkeling gepaard zou gaan met een crisis in het zelfrespect. De combinatie van meritocratisering en internationale concurrentie leidt tot een stress-maatschappij, waarin mensen vrezen niet meer mee te tellen. En je niet gezien weten leidt tot frustratie.11 Een vierde tekort betreft het ontstaan van nieuwe maatschappelijke tegenstellingen en de teloorgang van solidariteit tussen verschillende groepen in de samenleving. De beleidselites hebben de ingrijpende economische en maatschappelijke veranderingen in de laatste decennia van de vorige eeuw te zeer als objectief en onontkoombaar gepresenteerd en onvoldoende gepolitiseerd. Dat valt met name de progressieve elites aan te rekenen: in hun streven naar economische groei waren ze vóór liberalisering, deregulering en privatisering, in plaats van hun traditie van constructieve kritiek op de economische en technologische modernisering hoog te houden. Als gevolg van het wegvallen van de links/ rechts-tegenstelling binnen de elites, hun unisono omhelzing van de beleidsconsensus en loszingen van de samenleving, kon een frame ontstaan van het volk tegen de elite. René Cuperus spreekt in dit verband van een populistische
Monika Sie Dhian Ho Van waarde revolte als een riskante contrarevolutie, een tegenopstand tegen de opstand van de elites.12 Of zoals Bart Tromp al aan het begin van de eeuw waarschuwde: ‘Wie de keuze tussen links en rechts in de politiek voor achterhaald verklaart, blijkt de deur open te zetten voor een populistische revolte die zich eerst ook boven links en rechts zegt te verheffen, maar al snel en onherroepelijk tot een herleving, in andere vorm, van de tegenstelling tussen links en rechts leidt.’13 Politisering van deze nieuwe maatschappelijke tegenstelling tussen de zogenaamde moderniseringswinnaars en -verliezers, ontneemt het zicht op de grote gedeelde belangen en gemeenschappelijke zorgen die er zijn, en ondergraaft het klassencompromis waar de verzorgingsstaat op is gebouwd. Een nieuw klassenoverstijgend en samenbindend yes we can-compromis in tijden van mondialisering ontbreekt. En dat verontrust. Een belangrijk aspect van de onvrede betreft ¬ ten vijfde ¬ gevoelens van collectieve onmacht. Door de mondiale deregulering en liberalisering van markten sinds met name de jaren tachtig is het kapitalisme weer ontketend. Daarmee dreigen de twintigste-eeuwse inspanningen om het in rechtvaardige banen te leiden en het in menselijk opzicht te ‘breidelen’, ongedaan gemaakt te worden. En als het populisme één ding aan het licht gebracht heeft ‘… dan wel de diepgewortelde onvrede over de teloorgang van de notie van eenheid en het sturingsvermogen van onze samenleving’, aldus Arie van der Zwan.14 Dat we door de mondialisering afstevenen op een wereld die in zekere zin kapitalistischer is dan ooit tevoren, en dat de consequenties hiervan zeer vergaand zijn in termen van beperking van mogelijkheden tot sturing in de richting van het algemeen belang, lijkt nog onvoldoende doorgedrongen. Bovennationale pogingen tot re-regulering en sturing kampen met problemen van effectiviteit, diversiteit, solidariteit en legitimiteit ¬ zie de recente crisis van de euro, en de pogingen om tot verdere afspraken te komen over de aanpak van de klimaatproblematiek. s & d 5 / 6 | 20 11
Ondertussen heeft de gedachte terrein gewonnen dat de overheid haar gezag primair moet ontlenen aan het realiseren van aansprekende, tastbare prestaties, die volgens de leer van het New Public Management ook prima door marktpartijen en zelfstandig opererende organisaties kunnen worden uitgevoerd. Gedreven door deze filosofie is er in het openbaar bestuur de laatste twee decennia veel vermarkt, vernieuwd en opgeschud, met als gevolg veelal grote complexiteit, bureaucratie en onduidelijkheid over de vraag wie verantwoordelijk is. Onderzoek laat zien dat burgers best iets willen doen, maar vaak niet weten hoe, gezien hun beperkte tijd en gezien de wirwar van organisaties die hen omringt. Tegen deze achtergrond stellen de meeste mensen zich verrassend dienstbaar op, maar als het even tegenzit zijn ze snel teleurgesteld of boos. Deze onbeholpenheid, zoals Menno Hurenkamp en
Een nieuw klasseoverstijgend en samenbindend ‘yes we can’-compromis in tijden van mondialisering ontbreekt Evelien Tonkens het noemen, zien we overigens niet alleen bij burgers maar ook bij overheid, politiek en maatschappelijk middenveld. Veel organisaties hebben moeite om hun functie te definiëren. Professionals klagen over een gebrek aan erkenning voor het primaire proces en de eenzijdige oriëntatie op een aantal kwantificeerbare prestaties, en lijden in de praktijk vaak aan een grote ‘handelingsverlegenheid’. Het gevoel dat ‘niemand regeert’15, dat er geen collectief aangrijpingspunt is om de maatschappelijke steven te wenden, dat de institutionele omgeving zeer complex is, en dat er geen arena is waar verantwoording wordt afgelegd voor de gevolgde koers, smoort het streven naar verandering van mensen, en leidt tot apathie.
25
van wa arde Monika Sie Dhian Ho Van waarde
26
Een laatste interpretatie in deze niet uitputtende duiding van het onbehagen betreft de verstatelijking van politieke partijen, en het tekortschieten van politieke partijen en vakbonden in het verbinden van het private en publieke domein. Met name de linkse en progressieve politieke partijen en vakbonden moeten zich de maatschappelijke onvrede ernstig aantrekken. Sinds de Tweede Wereldoorlog vertegenwoordigden zij immers het streven naar een betere samenleving. Voor miljoenen mensen waren zij de collectieve ‘grip op de toekomst’, een breekijzer om zich te bevrijden uit beknelling en bestaansonzekerheid, een gemeenschappelijke correctie op het kapitalisme. Hoe anders is het nu: veel mensen zien politieke partijen niet langer als collectieve remedie, maar als deel van het probleem. Het ontbreken van intermediaire organisaties die geworteld zijn in de dagelijkse levens van mensen, en die individuele problemen articuleren en verwoorden in een consistente visie en een overtuigend politiek verhaal, laat een kloof ontstaan tussen het persoonlijke en het publieke domein. En die kloof draagt ertoe bij dat mensen zich onbehaaglijk voelen in hun samenleving. De fundamentele maatschappelijke ontwikkeling die door al deze interpretaties van het maatschappelijk onbehagen heenloopt, is een behoefte aan meer positieve vrijheid, het vermogen om vorm te geven aan ons leven. Decennialang hebben we onze negatieve vrijheid, onze zelfbeschikking, weten te vergroten, door ons te bevrijden van dwang en paternalisme.Maar wat de onverwoestbare verdediger van moderne vrijheid Isiah Berlin ¬ al decennia inspirator van de sociaal-democratie ¬ noemde ‘positieve vrijheid’, onze zelfredzaamheid, ons vermogen om te doen wat we werkelijk willen en de maatschappelijke condities daarvoor te scheppen, is er bekaaid van af gekomen.16 Die nadruk op negatieve vrijheid is alleszins begrijpelijk na de ineenstorting van het communisme aan het eind van de vorige eeuw, dat onder het mom van positieve vrijheid van alles opdrong aan mensen. Maar de maatschappelijke s & d 5 / 6 | 20 11
en economische ontwikkeling sindsdien is op haar beurt zeer onevenwichtig geweest, en heeft de maatschappelijke onvrede gevoed. Loop de bovenstaande interpretaties van het onbehagen er maar op na. Het ontbreekt ons aan normatieve vergezichten en positieve waarden om richting te geven aan onze vrijheid. Een belangrijke voorwaarde voor vrijheid, een minimum aan (mentale) bestaanszekerheid, staat onder druk. Voor veel mensen bieden werk en een professionele carrière niet langer een manier om iets te maken van hun leven en zich gezien te weten. De solidariteit tussen verschillende maatschappelijke groepen in de samenleving, het gevoel grote belangen te delen, staat onder druk, waarmee aan een belangrijke voorwaarde voor collectieve actie en positieve vrijheid niet langer voldaan wordt. De neoliberale mondialisering en het vermarkten van de publieke sector leiden ertoe dat er geen collectief aangrijpingspunt meer is voor positieve vrijheid. En het tekortschieten van politieke partijen en vakbonden voedt het gevoel dat we er alleen voor staan om de voorwaarden te scheppen voor onze vrijheid. drie hoofdvragen Een belangrijke remedie tegen het maatschappelijk onbehagen is dientengevolge een maatschappelijk debat over de vraag waartoe we vrij willen zijn, en hoe we dat ook samen willen doen. Overigens met de waarschuwing van Isiah Berlin in het achterhoofd: ‘Pluralism, with the measure of “negative” liberty that it entails, seems to me a truer and more humane ideal than the goals of those who seek in the great disciplined, authoritarian structures the ideal of “positive” self mastery by classes, or peoples, or the whole of mankind. It is truer, because it does at least recognize the fact that human goals are many, not all of them commensurable, and in perpetual rivalry with one another.’17 Dit laat onverlet dat het van groot belang is dat politieke partijen (rivaliserende) normatieve vergezichten ontwikkelen. De Partij van de Arbeid moet hierin het voortouw nemen
Monika Sie Dhian Ho Van waarde door duidelijker standpunten in te nemen over drie kernvragen die invulling geven aan onze positieve vrijheid: 1 Wat is van waarde (in het licht van onze gedeelde idealen en beginselen)? 2 Hoe staat dat onder druk? 3 Wat staat ons te doen? Gedreven door deze kernvragen, is de Wiardi Beckman Stichting aan een groot onderzoek begonnen, Van waarde. Sociaal-democratie voor de 21ste eeuw, waarover we begin 2012 zullen rapporteren. Daarbij volgen we twee sporen: het optekenen van levensverhalen en het ontwikkelen van een aangescherpt politiek narratief voor de PvdA. Optekenen van levensverhalen In aanvulling op reeds beschikbaar survey-onderzoek over het maatschappelijke onbehagen, hebben we behoefte aan individuele gesprekken met mensen ‘die iets te winnen hebben’. Leerkrachten uit Friesland en Brabant; zorgwerkers uit Gelderland; tweedegeneratiemigranten op het hbo in Den Haag; moeders en vaders die werk en zorgtaken combineren; vierdegeneratie-Betonbuurters in Utrecht; politieagenten uit Amsterdam; vuilnismannen en kleine ondernemers in Hengelo; mensen uit de sociale werkplaats in Groningen et cetera. In die gesprekken ¬ vaak bij mensen thuis of op hun werkplek ¬ krijgen we een indringend beeld over wat zij van waarde vinden in hun dagelijkse leven, toekomst en levensloop, hoe dat onder druk staat, en hoe ze het heft in handen nemen. Waar waren ze de afgelopen tijd tevreden over en waarom, wat stelde hen teleur en waarom? Wie helpt hen om het hoofd boven water te houden, om hun dromen te verwezenlijken? Wie of wat hindert hen daarbij? Wat is er nodig om in actie te komen? De open, rustige gesprekken geven mensen de gelegenheid zelf te agenderen wat hen hoog zit, in plaats van te moeten kiezen uit antwoordcategorieën in een enquête. Het geeft ons bovendien de mogelijkheid om nog eens een tweede keer om s & d 5 / 6 | 20 11
toelichting te vragen. Dit helpt om werkelijk te begrijpen wat er speelt, in plaats van dit slechts aan de hand van grote datasets te verklaren. De nabijheid, de taal die dicht bij de alledaagse werkelijkheid staat, maken ons deelgenoot van de belevingswereld van onze gesprekspartners.18 Bij ons onderzoek laten we ons inspireren door het narratieve werk van sociologen als Richard Sennett, Abram de Swaan en Mark Elchardus, schrijvers en journalisten zoals Will Tinnemans, Margalith Kleijwegt en Max van Weezel, en last but not least door één van de mijlpalen in de sociale geschiedenis van Nederland: de negentiende-eeuwse arbeidsenquêtes. Aangejaagd door de opkomst van de arbeidersbeweging en het socialisme in Nederland, hielden parlement en regering destijds uitvoerige enquêtes om de concrete situatie van de arbeiders in Nederland te onderzoeken. De Sociaal Demokratische Bond vulde de tienduizenden pagina’s van de officiële enquêtecommissie aan met eigen brochures,
Het werk van sociologen als Richard Sennett en de negen tiende-eeuwse arbeidsenquêtes dienden als voorbeeld vlugschriften en artikelen over ‘arbeiderslevens’, en de socialistische vakorganisaties zetten zelfs een eigen enquête op in Amsterdam.19 Deze inspanningen leverden een schat aan kennis op van de arbeids- en leefomstandigheden van gewone mensen, en aanknopingspunten voor sociale wetgeving. Ontwikkeling van een aangescherpt politiek narratief voor de PvdA Voor een bijdrage aan het debat over de richting van onze vrijheid is een aansprekend politiek narratief van de PvdA van groot belang. 20 Een mogelijke route zou kunnen zijn om daartoe op zoek te gaan naar de ‘identiteit’ van de sociaaldemocratie, het wezen van ons gedachtegoed,
27
van wa arde Monika Sie Dhian Ho Van waarde
28
en vanuit die algemene principes naar de hedendaagse trends te kijken. In zijn artikel Over snijbloemen en sociaal-democratie waarschuwt de historicus Piet de Rooy tegen zo’n strategie. ‘… sociaal-democraten [doen] er verstandig aan alleen nog over het “wezenlijke” van het socialisme te spreken als zij eerst acht slaan op de oorspronkelijk zo grote variëteit van dit verschijnsel, op de gelaagdheid in deze emancipatiebeweging die in de politiek bescherming zocht tegen de amorele hardheid van de economie. Daarbij zou bedacht kunnen worden dat de politiek alleen bescherming kan bieden als er voortdurend aan nieuwe beschermingsconstructies wordt gewerkt. En ten slotte zou deze “uitvinderswerkzaamheid”, even utopisch als rationeel, met enige regelmaat in een politiek programma kunnen worden neergelegd, niet om een oude wereld te behouden, maar om een nieuwe te winnen.’21 In deze geest zullen we nalaten om vanuit algemene principes de werkelijkheid te lijf te gaan. In plaats daarvan willen we onze normatieve en maatschappij-analyses verbinden aan de thema’s die de mensen in bovengenoemde diepte-interviews agenderen. De vraag is dan: hoe maak je van moderne, eenentwintigste eeuwse private problems weer public issues die in de politiek en via collectieve besluitvorming een antwoord dienen te krijgen? Ons streven is om de individuele verzuchtingen en aspiraties bijeen brengen, er betekenis aan te verlenen door ze te plaatsen in actuele trends, en zo de kloof tussen persoonlijke omstandigheden en maatschappelijke onvrede te overbruggen. Het idee is om parallel te werken aan een boek met levensverhalen (de schering), en een wetenschappelijke rapport en narratief (de inslag), opdat we een kruisbestuiving tussen micro en macro kunnen bewerkstelligen. Daarbij willen we de traditie van de sociaaldemocratische volksbeweging hooghouden om telkens zowel ethisch gedreven als praktische politiek te bedrijven, én om telkens compromissen te smeden tussen verschillende groepen in de maatschappij. Op economisch terrein is ons s & d 5 / 6 | 20 11
dat met de verzorgingsstaat gelukt; de arrangementen kwamen tegemoet aan de belangen van zowel de middenklasse als de kansarmen. Dergelijke klasse-overstijgende compromissen te hervinden op economisch terrein, en te smeden op nieuwe terreinen waarin het maatschappelijk conflict vooralsnog domineert (onder andere immigratie en integratie en Europese integratie) is de politieke opgave waar we voor staan. Het onderzoek tot nu toe stelt ons in staat een eerste diagnose te stellen. De thema’s die mensen hoog zitten hebben we daarbij ondergebracht in vijf categorieën: a. bestaanszekerheid (onder andere gezondheid, veiligheid, economische bestaanszekerheid, duurzaamheid); b. overdracht en ontplooiing (onder andere opvoeding, scholing, iets van je leven maken, je gezien weten); c. arbeid (onder andere arbeidsvoorwaarden, kwaliteit van de arbeid, de combinatie van arbeid met de rest van het leven); d. binding (onder andere vragen rond identiteit en gemeenschap, immigratie en integratie, zeggenschap, burgerschap en democratie); e. de levensloop (onder andere cruciale fasen voor de rest van de levensloop, afwisseling van relatief ontspannen en stressvolle fasen). Aan elk thema gaan we een editie van s&d wijden. Omdat de kolommen van s&d onvoldoende ruimte bieden voor zo’n breed maatschappelijk debat, is de website van de wbs ingrijpend vernieuwd tot een platform waar een reeks van thematische discussies simultaan gevoerd kan worden, en met ruimte voor de inbreng van iedereen die zich betrokken voelt. Iedereen kan via de website als vanouds informatie vergaren, maar wordt ook gestimuleerd om te reageren, informatie te delen en zelf initiatieven te ontplooien. Die website moeten mensen natuurlijk weten te vinden, vandaar dat we elk themanummer van s&d zullen bespreken tijdens een bijeenkomst in de Rode Hoed in Amsterdam en een reeks debatten met afdelingen en netwer-
Monika Sie Dhian Ho Van waarde ken in het land. Zo hopen we gebruik te maken van klassieke en nieuwe vormen van politieke participatie en hun wisselwerking. bestaanszekerheid De artikelen in deze eerste Van waarde-artikelenreeks in S&D zijn gewijd aan het thema bestaanszekerheid. Het succes van de sociaaldemocratie in de twintigste eeuw bestond voor een belangrijk deel uit het realiseren van de doelstelling van bestaanszekerheid bij een behoorlijk levenspeil. Over bestaanszekerheid werd sinds de jaren zeventig dan ook vooral in voltooide tijd gesproken: dat hebben Drees en de zijnen toch maar goed geregeld allemaal. We hoefden ons geen ernstige zorgen meer te maken over ons lot in geval van ziekte, werkloosheid of ouderdom. We konden ons veroorloven om te zeggen: vrijheid is onzekerheid, de mogelijkheid om de toekomst naar je eigen hand te zetten. Maar in de levensverhalen die we optekenen blijkt dit alweer een gedateerd beeld. Zo moeten werkers in de zorg bijvoorbeeld jarenlang met contractbanen en/of nulurencontracten genoegen nemen. Dat valt een paar jaar goed te combineren met lange vakanties, maar daarna staat het hun vermogen in de weg om levensplannen te maken en te investeren in de toekomst. De opinie dat het verlangen naar meer zekerheid on-modern is, iets voor ‘angstige’ mensen, en dat het verwerpelijk zou zijn doet geen recht aan het inzicht dat een minimum aan bestaanszekerheid een voorwaarde is voor vrijheid. Adriaan van Veldhuizen houdt verderop in dit nummer een pleidooi om bestaanszekerheid precies zo op te vatten, als ‘startbaan naar emancipatoire vrijheid’. Zonder een minimum aan zekerheid, normatieve helderheid en veiligheid ontbreken al snel het zelfvertrouwen en de zelfredzaamheid om vorm te geven aan je eigen leven. In dit nummer schrijft een keur aan auteurs over de vraag welk minimum aan bestaanszekerheid we van belang vinden, hoe dat onder druk staat, en wat ons te doen staat, op het terrein van s & d 5 / 6 | 20 11
de veiligheid (Hans Boutellier, Lodewijk Asscher, Cyrille Fijnaut), werk en inkomen (Paul de Beer, Klara Boonstra, Hans Spekman, Will Tinnemans, Kim Fairley en Esther-Mirjam Sent), pensioenen (Arie van der Hek), gezondheid (Martin Buijsen) en duurzaamheid (Heleen de Coninck). Will Hutton en Frans Becker geven hun visie op ‘goed kapitalisme’ en een evenwichtige groei en economische orde die voorwaarden zijn voor bestaanszekerheid. Annemarieke Nierop bespreekt de resultaten van een enquête onder ruim honderd aan Nederlandse universiteiten verbonden economen, die voor de Nederlandse economie een bedreiging zien in het grondstoffentekort, ons achteruitgaande onderwijs, de instabiliteit van de euro en onze wankelende huizenmarkt. De nieuwe economie vereist van iedereen nieuwe vaardigheden, maar de druk op de laagopgeleiden neemt relatief meer toe. De organisatie van bestaanszekerheid vereist solidariteit, en René Cuperus betoogt dat we meer oog moeten hebben voor de voorwaarden waaronder mensen duurzaam solidair willen zijn. Die voorwaarden hebben zeker ook relevantie voor de internationale bestaanszekerheidspolitiek waar Jeroen de Lange tot oproept. Uit veel van de artikelen komt naar voren dat er sinds de jaren tachtig een vergaande individualisering heeft plaatsgehad van de verantwoordelijkheid voor bestaanszekerheid. Hoewel individuele mogelijkheden hiertoe ongetwijfeld zijn toegenomen door de jaren heen, blijven er onzekerheden en risico’s waar we ons alleen door collectieve actie tegen kunnen beschermen. Van oudsher speelt de publieke sector een cruciale rol in het sociaal-democratische verhaal over bestaanszekerheid. Pieter Hilhorst besluit dit blok met een inspirerend betoog over sociale veerkracht als vangnet, ofwel hoe we collectieve arrangementen om tegenslagen op te vangen niet alleen via de overheid kunnen organiseren, maar ook onderling. Tot slot. In een essay over de Arabische lente beschreef Ramsey Nasr hoe hij nachtenlang aan de televisie gekluisterd zat ¬ bakje pinda’s op schoot ¬ om te kijken naar de honderddui-
29
van wa arde Monika Sie Dhian Ho Van waarde zenden jongeren, bejaarden, hele Egyptische gezinnen die achttien dagen lang scandeerden dat ze maar één ding wilden: te leven in vrijheid. Een gesluierd meisje voegde daar voor de camera aan toe: ‘Just like you.’ ‘Just like me …?’ schreef Nasr, ‘Ik schonk mezelf nog wat wijn in.’ Zijn scherpe analyse mondt uit in de conclusie
Noten
30
1 Zygmunt Bauman, Introduction, in: In search of Politics, Cambridge, Polity Press, 1999, p. 1-8. 2 Mark Elchardus, ‘Politiek van betekenis kan onbehagen keren’, in: s&d 2008/10, p. 12-22. 3 Paul Dekker en Josje den Ridder (red.), Stemming onbestemd. Tweede verdiepingsstudie Continu Onderzoek Burgerperspectieven, Den Haag, Sociaal en Cultureel Planbureau, 2011. 4 Felix Rottenberg, ‘De egel, de haas, en een levensleugen’, in: s&d 2002/5-6, p. 17-20. 5 Zie Bas Heijne, Moeten we van elkaar houden? Het populisme ontleed, Zoetermeer, De Bezige Bij, 2011; en Hans Boutellier, De improvisatiemaatschappij. Over de sociale ordening van een onbegrensde wereld, Den Haag, Boom Lemma Uitgevers, 2011. 6 Zie Frank Ankersmit en Leo Klinkers, De tien plagen van de staat. De bedrijfsmatige overheid gewogen, Amsterdam, Van Gennep, 2008. 7 Guy Standing, The Precariat. The new dangerous class, Londen, Bloomsbury, 2011. 8 Zygmunt Bauman, op. cit., p.17. 9 Zie ook Frans Becker, Jurre van der Meer, en Monika Sie Dhian Ho, Om de plaats van de arbeid, Amsterdam, Wiardi Beckman
s & d 5 / 6 | 20 11
‘Ons Nederlanders staat een grotere opdracht te wachten dan de Egyptenaren.’22 Het aangaan van die opdracht begint ermee ons te realiseren dat vrijheid ook draait om het gezamenlijk vormgeven aan onze toekomst, om publieke, positieve vrijheid. Opdat de democratische ervaring weer plaatsvindt.
Stichting, 2008. 10 Jörg Flecker (ed.), Changing Working Life and the Appeal of the Extreme Right, Aldershot, Ashgate, 2007. 11 Zie Hans Wansink, De opmars van de stressmaatschappij, Amsterdam, Prometheus, 1994; Evelien Tonkens en Tsjalling Swierstra, De beste de baas. Prestatie, respect en solidariteit in een meritocratie, Amsterdam, Amsterdam University Press; Mark Bovens en Anchrit Wille, De diplomademocratie, Amsterdam, Bert Bakker, 2010. 12 René Cuperus, De wereldburger bestaat niet. Waarom de opstand der elites de samenleving ondermijnt, Amsterdam, Bert Bakker, 2009. 13 Bart Tromp, ‘Ideologieën zijn wel degelijk relevant’, nrc Handelsblad discussie ‘Haalt de ideologie 2010?’, zie http://www. denhaag.pvda.nl/oud/tromp/ luuk.htm. 14 Arie van der Zwan, De uitdaging van het populisme, Amsterdam, Meulenhoff Documentair, 2003. 15 Mark Chavannes, Niemand regeert. De privatisering van de Nederlandse politiek, Uitgeverij nrc boeken, 2009. 16 Zie Isiah Berlin, Four essays on liberty, New York, Farrar Strauss Giroux, 2000; en ook Evelien Tonkens en Tsjalling Swierstra,
‘Vrijzinnig paternalism is openlijk paternalisme’, in: Dick Pels, Vrijzinnig paternalisme, te verschijnen in 2011. Ik ben Evelien Tonkens dankbaar voor het expliciteren van de behoefte aan de frustratie van positieve vrijheid als onderliggende, fundamentele ontwikkeling, naar aanleiding van een eerdere versie van deze tekst. 17 Isiah Berlin, op. cit., p. 241. 18 Zie ook Bas Heijne, op cit. 19 Zie Jacques Giele, Arbeidersleven in Nederland 1850-1914, Nijmegen, Socialistische Uitgeverij Nijmegen, 1979; en Jacques Giele, Een kwaad leven. De arbeidsenquete van 1887, Nijmegen, Uitgeverij Link, 1981. 20 Hiertoe is als eerste stap de ‘Kompasgroep’ gevormd rond de wbs-staf, bestaande uit zo’n twintig wetenschappers, aangejaagd door Felix Rottenberg, en onder de hoede van wbsvoorzitter Lodewijk Asscher (tot maart 2010 was dat Job Cohen). 21 Piet de Rooy, ‘Over snijbloemen en social-democratie’, in s&d 2007/10, p. 9 – 15. 22 Ramsey Nasr, De eigen cultuur wordt gebruikt als schild, zie http://www.ramseynasr.nl/ web/Artikelpagina/De-eigencultuur-wordt-gebruikt-alsschild.htm.