Van volkstuincomplex naar tuinpark Ontwerpverkenningen naar modernisering van volkstuincomplexen in Amsterdam
als zoentjes konden groeien als bloempjes in het gras wedden dat jouw smoeltje een volkstuintje was
uit VPRO “Achterwerk in de kast”
3
Van volkstuincomplex naar tuinpark Ontwerpverkenningen naar modernisering van volkstuincomplexen in Amsterdam
Dienst Ruimtelijke Ordening, Amsterdam Maart 2004
4
INHOUDSOPGAVE 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11.
Inleiding Opgave Het fenomeen volkstuin Transformatiemogelijkheden Verbreden van de doelgroep Vergroten van de toegankelijkheid Menging van functies Veranderingen in de tijd Nieuwe tuinparkconcepten Aandachtspunten Conclusies en aanbevelingen
7 9 10 15 17 23 27 35 39 49 51
Bijlagen
55
Literatuurlijst
71
5
6
1.
7
INLEIDING
Aanleiding Amsterdam heeft op dit moment ruim veertig volkstuincomplexen binnen haar gemeentegrenzen. In het structuurplan ‘Kiezen voor Stedelijkheid’ zijn deze complexen tot 2010 in hun huidige vorm opgenomen, maar is een aantal opgaven geformuleerd om de volkstuincomplexen in de toekomst beter in te passen in (het gebruik van) de stad. In de aanloop naar het definitieve structuurplan bleek dat de discussie over de toekomst van de volkstuinen actueel en levendig is, maar ook dat deze een hoog ‘groen-versus-rood’ karakter heeft. Niet alleen in Amsterdam speelt de vraag hoe volkstuincomplexen en een verdichtende stad samen kunnen gaan. Ook in steden als Rotterdam, Den Haag en Utrecht wordt aandacht besteed aan deze opgave. Er is behoefte aan creatieve ideeën voor programma en inpassing van volkstuinen in een verdichtende stad .
Invalshoek ontwerpstudie Deze studie is opgezet om te onderzoeken of er nieuwe en creatieve oplossingen mogelijk zijn om in de toekomst in de behoefte aan volkstuinieren in Amsterdam te (kunnen blijven) voorzien, in combinatie met een intensiever (grond-)gebruik en een betere inbedding van de tuinparken in de (groen)structuur van de stad. Tevens wordt onderzocht of daarbij traditioneel rode en groene functies samen kunnen gaan. Deze verandering is te typeren als de transformatie van volkstuincomplexen in tuinparken.
Samenhang beleidsnota Vanuit twee lijnen wordt aan volkstuinen in de toekomst gewerkt. De eerste lijn is het opstellen van volkstuinenbeleid onder verantwoordelijkheid van de wethouder Milieu, Openbare ruimte (MOR). In dat kader zijn de ruimtelijke, sociaal-culturele, ecologische en milieuhygiënische aspecten van de huidige volkstuincomplexen geïnventariseerd. Op basis hiervan wordt op dit moment een beleidskader geformuleerd. De tweede lijn is om, door middel van ontwerpend onderzoek, een beeld uit te werken van transformatiemogelijkheden van volkstuinen. Deze tweede lijn is in de voorliggende studie uitgewerkt en is verricht onder verantwoordelijkheid van de wethouder Ruimtelijke Ordening (RO). Beide lijnen beïnvloeden elkaar: de kennis die is opgedaan bij de inventarisatie van de huidige volkstuincomplexen is als input gebruikt voor de ontwerpstudie
en de uitkomsten van de ontwerpstudie bieden vervolgens weer input voor het beleidskader. Daarnaast kunnen de ontwerpverkenningen betrokken worden bij lopende en toekomstige planvorming zoals de planvorming rond de structuurplanuitwerking Westrand, voor OverAmstel (Amstel I) en voor het Zeeburgereiland.
Status Deze studie ‘Van volkstuincomplex naar tuinpark’ heeft een verkennend karakter en wil vooral een inspirerende ideeëncatalogus vormen, voor tuinders, stadsdelen en plannenmakers. Hierin komen zowel de mogelijkheden als de aandachtspunten naar voren bij de transformatie van volkstuincomplexen.
8
Grote diversiteit aan volkstuinen
2.
9
OPGAVE
Concurrentie om ruimte Met het intensiever gebruik van de ruimte binnen het stedelijke gebied en de vraag naar meer ruimte voor woningen, werkgebouwen en voorzieningen, neemt de druk op ‘groene’ functies in de stad steeds verder toe. Niet alleen de druk om te bouwen, maar ook de druk om het groen intensiever en voor meer doelgroepen te kunnen gebruiken. Deze druk geldt ook voor volkstuinen en is niet nieuw. Steeds weer werden volkstuinen verplaatst naar de rand van de stad. Dit proces van verplaatsing naar een nieuwe stadsrand wordt echter steeds problematischer. Enerzijds zijn de grenzen van de stad bereikt en raken de mogelijkheden voor verplaatsing binnen de gemeentegrenzen uitgeput, anderzijds vormt de bereikbaarheid voor sommige bevolkingsgroepen bij verder weg gelegen volkstuincomplexen een probleem. Uitgangspunt is dat de volkstuinfunctie een waardevol onderdeel is van de stad dat niet zomaar opgeheven kan worden. Er zal gezocht moeten worden naar creatieve oplossingen voor het vergroten van de meerwaarde van volkstuincomplexen voor de stad. Op kleine schaal wordt op bestaande volkstuincomplexen geëxperimenteerd met het organiseren van wandelingen voor omwonenden, educatieve programma’s en openstelling voor een breder publiek. Het is echter de vraag of dit voldoende is om volkstuinen zodanig duurzaam in de stad te integreren dat ze een vanzelfsprekend onderdeel van de stad gaan uitmaken. De kennis hierover moet verder uitgebreid worden. Resultaten zijn ook voor andere steden interessant, omdat ook daar deze problematiek speelt en –projectsgewijs- naar oplossingen gezocht wordt.
Opgave Het ontwerponderzoek is gericht op het inzichtelijk maken van de (on-)mogelijkheden van transformatie van volkstuincomplexen tot tuinparken, geïllustreerd met inspirerende voorbeelden. De opgave van deze studie is om te onderzoeken of er nieuwe en creatieve oplossingen mogelijk zijn om in de toekomst in de behoefte aan volkstuinieren in Amsterdam te voorzien, in combinatie met een intensiever (grond)gebruik en een betere inbedding van de volkstuinparken in de (groen)structuur van de stad. De studie richt zich op mogelijkheden zowel voor de korte als voor de lange termijn èn op bestaande en nieuw aan te leggen tuinparken.
Transformatie dient hierbij breed geïnterpreteerd te worden. Het heeft betrekking op: • Het verbreden van de doelgroep: naast de huidige tuinders zijn er ook andere stadsbewoners die gebruik zouden willen maken van de tuinparken. • Het beter toegankelijk maken van de tuinparken, zodat tuinparken onderdeel gaan uitmaken van de groenstructuur van Amsterdam en meer stadsbewoners kunnen genieten van de tuinparken. • Het mengen van functies: het inpassen van (recreatieve) voorzieningen in de tuinparken en/of het inpassen van woningen of werkgebouwen. • Het veranderen als ‘natuurlijk’ proces door regels te versoepelen en doorstroming te benutten. • Het ontwikkelen van nieuwe ruimtelijke concepten voor tuinparken.
Werkwijze Bij het onderzoek is de volgende werkwijze gehanteerd: Inventarisatie van (on-)mogelijkheden • Analyse van voorbeelden van moderne volkstuinen in binnen- en buitenland en literatuurstudie. • Analyse van de resultaten van de rapportage Volkstuinparken in Amsterdam; de sociaal-culturele dimensie; S. de Vries & M.B. Schöne; Alterra, Research Instituut voor de Groene Ruimte, Wageningen, 2003, en de Ruimtelijke Inventarisatie Tuinparken Amsterdam van de Dienst Ruimtelijke Ordening mei 2003, opgesteld in het kader van de beleidsnota volkstuinen. • Inventarisatie van specifieke wensen van nieuwe doelgroepen door middel van een enquête onder uiteenlopende maatschappelijke organisaties in Amsterdam. • Overleg over transformatiemogelijkheden met volkstuindeskundigen van de vereniging Bond van Volkstuinders, de landelijke volkstuinorganisatie (AVVN) en de besturen van volkstuinorganisaties. Onderzoek transformatiemogelijkheden (ontwerpend onderzoek) • Ontwerpverkenningen naar uiteenlopende transformatiemogelijkheden van tuinparken. Ontwerpstudies voor een theoretische locatie, zowel op het niveau van de stad, het tuinpark als de afzonderlijke tuin. • Workshop met Amsterdamse volkstuinorganisaties en een interne DRO workshop waarin de eerste ontwerpverkenningen, kansen en aandachtspunten besproken zijn.
10
recreatieve verblijfstuinen recreatieve dagtuinen
nutstuinen Kaart met de verschillende typen tuinen in Amsterdam
Bron: GIS-cluster
3.
HET FENOMEEN VOLKSTUIN
Nederland telt bijna 250.000 volkstuinders, waarvan de helft in verenigingsverband tuiniert. De meeste volkstuinverenigingen zijn in de grote en middelgrote steden te vinden. Binnen de gemeentegrenzen van Amsterdam liggen ruim 6000 volkstuinen, verdeeld over ruim veertig tuinparken, met een totale oppervlakte van circa 300 hectare. De meeste tuinparken liggen aan de rand van de stad en meer dan de helft ligt in de hoofdgroenstructuur. Er wordt onderscheid gemaakt in nutstuinen (8 complexen in Amsterdam), dagrecreatietuinen (5 complexen) en recreatieve verblijfstuinen (27 complexen). Nutstuinen zijn veelal kleinere tuinen zonder huisje, alleen een schuurtje of kas; dagrecreatietuinen zijn gemiddeld groter en hebben wel de mogelijkheid een huisje te plaatsen, maar er kan niet overnacht worden; dit kan wel op de verblijfstuin. Als we er van uitgaan dat er gemiddeld twee mensen per tuin zijn, dan zijn er op deze volkstuinen zo’n 12.000 ‘tuinmannen en –vrouwen’ die de tuinen met veel liefde onderhouden.
Historie Het fenomeen volkstuin kent een lange geschiedenis. Buiten de vestingwerken lag al vanaf de Middeleeuwen een groot aantal tuinen, die als moestuin in gebruik waren bij de stadsbevolking. In de 17de eeuwse stadsuitleg werd in de Plantage geëxperimenteerd met tuinen in de stad. Anders dan de moestuinen buiten de stad hadden deze eerder het karakter van pleziertuinen. In de Plantage verschenen speel- en theetuinen, panorama’s, bioscopen, laboratoria en uiteindelijk een complete dierentuin: Natura Artis Magistra. In de afgelopen eeuwen is een vergelijkbare ontwikkeling te zien. De functie van volkstuinen in de voedselvoorziening maakte plaats voor de sociaal-recreatieve functie van nu. Een belangrijke stap werd gezet in de eerste helft van de 19e eeuw toen nutstuintjes door charitatieve instellingen voor weinig geld verpacht werden aan tuinders. De tuinders hadden daarbij geen zeggenschap over het beheer van de complexen. Tijdens de Eerste Wereldoorlog werd de volkstuin object van overheidsbeleid. Vanwege het grote tekort aan voedsel werd door het Ministerie van Landbouw besloten dat de aanleg van volkstuinen door alle gemeenten bevorderd moest worden. Om de aanleg van nieuwe tuintjes te versnellen, werd de “Scheurwet” aangenomen. Deze hield in dat de rijksoverheid subsidie gaf op iedere hectare omgeploegd (gescheurd) grasland. Zo ontstonden vijf omvangrijke oorlogsvolks-
11
tuincomplexen rondom Amsterdam, in totaal 94 hectare groot. De tuinders maakten gebruik van gemeentelijk gereedschap, er werden cursussen gegeven en de gemeente beheerde de terreinen. Ook in de crisisjaren en tijdens de Tweede Wereldoorlog dienden de volkstuinen met name voor de voedselvoorziening. De complexen werden steeds meer door een vereniging bestuurd. Om diefstal tegen te gaan, werd er door de tuinders zelf overnacht op de tuinen. Direct na de Tweede Wereldoorlog daalde de belangstelling voor volkstuinen en werden veel tuinen opgeheven of verplaatst naar de rand van de stad, waar ze vaak moesten wijken bij de volgende stadsuitbreiding. In de jaren ’50 steeg de belangstelling weer. De toenemende welvaart, waaronder de loonexplosie vanaf 1964, zorgde ervoor dat de puur economische functie van de volkstuin (als moes- of nutstuin) langzaam veranderde, eerst in een combinatietuin en later in een siertuin. Hierdoor veranderde ook de verschijningsvorm van het schuurtje op de tuin. Langzaam aan kregen de huisjes op de tuinen steeds meer comfort, waardoor de volkstuin een permanent karakter begon te krijgen en een aantrekkelijke recreatievorm werd voor het hele gezin. Dit werd versterkt toen de gemeente Amsterdam toestemming verleende om een deel van het jaar in de huisjes te overnachten. De toegenomen luxe had als ongewenst neveneffect dat in de loop der jaren de volkstuincomplexen steeds vaker doelwit werden van vandalisme en diefstal. Daarom zijn rond veel complexen hekken geplaatst en sloten gegraven.
Volkstuincomplexen veranderen De laatste tien jaar is er een langzame verandering van het beeld van geïsoleerde volkstuincomplexen te zien. De recreatieve, sociale, landschappelijke en ecologische functie van de volkstuinen voor de stad zijn de afgelopen jaren beduidend toegenomen. Daarvoor zijn verschillende oorzaken aan te wijzen: • Nadat vanaf de jaren ’50 veel volkstuincomplexen zijn opgenomen in bestemmingsplannen, kregen ze een permanent karakter. Volkstuinverenigingen zijn daardoor meer gaan investeren in de inrichting en de organisatie van de tuinparken, waardoor de verblijfskwaliteit is toegenomen. Het voorzieningenpakket wordt van steeds grotere betekenis voor de buurt. • Door stadsuitbreiding en verdichting zijn andere groene recreatiemogelijkheden in de directe nabijheid verminderd. • De volkstuinderpopulatie wordt diverser: naast telers van groente en de tradi-
12
Amsterdam kent een lange volkstuintraditie (Gemeentearchief Amsterdam)
Gevarieerd groenaanbod
Natuur op de volkstuinen
Gevarieerde tuininrichting
13
•
•
tionele tuinder verschijnen de gemakstuinder of houder van een verblijfstuin, de ‘campinggast’, de ecologische tuinder, de liefhebber van de cottagegarden, etc. De volkstuinorganisaties zien zichzelf bovendien meer en meer als maatschappelijke organisaties die zich inzetten voor de leefbaarheid van wijk en stad. Het beleid van de tuinparken is steeds meer gericht op vergroting van de publieksfunctie door een grotere toegankelijkheid en openbaarheid, meer publieksvoorzieningen en het aanbieden van een gevarieerd palet aan tuiniermogelijkheden. Door het ouder worden van de beplanting en natuurgerichte maatregelen op de tuinparken zelf, hebben veel tuinparken een landschappelijke en ecologische waarde die vergelijkbaar is met die van oudere parken en ruige stadsrandgebieden.
Bij deze veranderingen is een aantal karakteristieken van volkstuinen overeind gebleven, die door de volkstuinders als essentieel voor het volkstuinieren worden beschouwd: • Tuinieren is het hoofddoel (actief recreëren), al of niet in combinatie met een moestuin; • De verblijfskwaliteit is belangrijk: de tuinparken zijn oases van rust in de drukke stad; • Er is sprake van een relatief sterke sociale samenhang en veel sociale contacten; • De volkstuinen zijn laagdrempelig: ook mensen die minder te besteden hebben kunnen een tuin betalen; • Er bestaan per tuinpark reglementen over onderhoud, verschijningsvorm, gemeenschappelijke taken, openingstijden, etc.; • Vrijwel alle tuinparken zijn op de fiets bereikbaar binnen 30 minuten; • Het contact met de natuur en het ‘buiten zijn’ is een belangrijk onderdeel van het volkstuinieren. Belang van volkstuinen voor de stad In het groenaanbod van de stad nemen de volkstuinen een geheel eigen plek in. De betekenis van de volkstuin voor (de bewoners van) de stad is divers en staat hiernaast beschreven. In het kader van de overgang van volkstuincomplexen naar tuinparken is het van belang deze betekenis te vergroten.
Groenfunctie De tuinparken maken onderdeel uit van een gevarieerd groenaanbod in en om de stad. Ze liggen vaak aan de rand van de stad en vormen daarmee een overgang tussen het stedelijk gebied en het landelijk gebied. Natuur- en cultuurhistorische functie Met name de oudere tuinparken, die gelegen zijn op niet-opgehoogd terrein en in hun opbouw de oorspronkelijke verkavelingstructuur volgen, hebben in de loop der tijd een interessant flora- en faunabestand opgebouwd, waarmee ze een bijdrage leveren aan de ecologische groen- en waterinfrastructuur. Specifiek recreatieaanbod Qua type recreatieaanbod nemen de tuinparken een unieke positie in tussen de Amsterdamse stadsparken en ‘een tweede woning buiten de stad’. Een volkstuin biedt de mogelijkheid tot het hebben van een eigen plekje groen in de stad, met een grote mate van vrijheid qua invulling. Betekenis voor tuinders en gebruikers uit de omgeving De tuinparken hebben nu met name een recreatieve functie. Ze worden onder andere gewaardeerd als oases van rust in de hectische omgeving, ze voorzien in de toenemende behoefte aan tuinieren voor mensen zonder tuin-aan-huis, als wandelmogelijkheid voor passanten en buurtbewoners, maar bijvoorbeeld ook in veilige speelplekken voor kinderen. Volkstuinen binden daarmee bepaalde bevolkingsgroepen aan de stad. Vraag naar volkstuinen in Amsterdam Op basis van aanknopingspunten als de lengte van wachtlijsten (1500 kandidaat-tuinders bij de Vereniging Bond van Volkstuinders), de ervaringen bij verplaatsingen in het recente verleden, de geconstateerde kwalitatieve behoefte aan andersoortige tuinen, de verwachte verbreding van de groep tuinders en de maatschappelijke en demografische ontwikkelingen kan in Amsterdam uitgegaan worden van een lichte stijging van de vraag naar volkstuinen in de toekomst.
14
Schoffeltuinen in bouwblok in Zuidoost (Amsterdam)
Nutstuin
Dagrecreatieve volkstuin Klein Dantzig (Amsterdam)
Verblijfsrecreatieve volkstuin Linnaeus (Amsterdam)
4.
TRANSFORMATIEMOGELIJKHEDEN
Gezien de verstedelijkingsdruk in Amsterdam zal er voortdurend een afweging plaatsvinden waar in en om de stad gebouwd kan worden en welke functies daarvoor moeten wijken. Om de tuinparken nu en in de toekomst onderdeel van de stad te laten uitmaken, zal de meerwaarde voor de stad aantoonbaar en aanzienlijk moeten zijn. Dit gebeurt als meer mensen op meer manieren de tuinparken gebruiken en de volkstuinen een waardevol en vanzelfsprekend onderdeel van de stad zijn. De meerwaarde van tuinparken voor de stad kan vergroot worden door meer diversiteit aan te brengen in de aard en gebruikers van de tuinparken, door de volkstuincomplexen beter in te bedden in de omgeving en door tuinparken te combineren met andere stedelijke functies.
De belangrijkste thema’s daarbij zijn: A. publieksverbreding via nieuwe doelgroepen (zie hfst 5): Naast de huidige gebruikers van de tuinparken kunnen nieuwe doelgroepen in de toekomst tuinieren, recreëren en leren in de tuinparken. Welke doelgroepen zijn dit en in hoeverre is aanpassing van de opzet of de locatie van de tuinparken noodzakelijk? B. het beter toegankelijk maken van de tuinparken (zie hfst 6): De tuinparken zijn nu veelal toegankelijk voor publiek. Toch is dit niet altijd duidelijk of vanzelfsprekend. Hoe kan de toegankelijkheid vergroot worden zodat meer stadsbewoners kunnen genieten van de kwaliteit van de tuinparken en wat zijn de consequenties? C. het combineren van functies (zie hfst 7): Tuinparken vormen een waardevolle omgeving voor andere functies. Dit kunnen sport - en spelvoorzieningen zijn of andere water- of groengerelateerde voorzieningen, maar het kan ook gaan om woningen of kantoren. Hoe kunnen deze functies met tuinparken gecombineerd worden? D. de transformatie als natuurlijk proces: veranderingen in de tijd (zie hfst 8): Veranderingen kunnen langzamerhand plaatsvinden, door de dynamiek op de tuinparken te benutten. Door het versoepelen van de regels en de diversiteit aan tuinders zullen langzamerhand meer verschillen op de tuinparken ontstaan. Ook kan het natuurlijk verloop van tuinders (wisseling van eigenaar) benut worden om in de loop van de tijd meer diversiteit te krijgen.
15
E. het ontwikkelen van nieuwe ruimtelijke concepten voor nieuw aan te leggen tuinparken (zie hfst 9): In binnen- en buitenland worden tuinparken volgens nieuwe concepten aangelegd. Juist bij het opzetten van nieuwe tuinparken is het ontwerp en inpassing in de omgeving van belang en kunnen nieuwe ideeën beproefd worden. Deze vijf thema’s vormen in de komende hoofdstukken de leidraad om transformatiemogelijkheden te beschrijven. Daarbij is aangegeven op welke wijze en in welke mate dit zou kunnen en welke aandachtspunten dit oplevert. De studie richt zich op mogelijkheden zowel voor de korte als voor de lange termijn, op bestaande en nieuw aan te leggen tuinparken en er wordt gekeken naar meer en minder vergaande veranderingen. Dit is van invloed op de uiteindelijke transformatiemogelijkheden. Daarom zijn bij de verkenningen de volgende uitgangspunten van belang: • Er dient onderscheid gemaakt te worden tussen bestaande en nieuwe complexen • Er dient onderscheid gemaakt te worden naar ligging ten opzichte van de stad (binnenstedelijk, in schakelparken of in regionale landschappen) • Er is sprake van transformatie op verschillende schaalniveaus: op stedelijk niveau, op het niveau van het tuinpark en op het niveau van de tuin zelf • Het streven is meer diversiteit aan te brengen wat betreft fysieke opzet van de tuinparken en tuinen, doelgroepen, reglementen en inpassing in de omgeving • Er dient onderscheid gemaakt te worden tussen transformaties op de korte en lange termijn
16
Opdelen van een volkstuin in 4 kleinere eenheden met 1 huisje
Opdeling van volkstuin in schoolwerktuinen
Verhoogde tuin voor mensen in een rolstoel
bedoeld voor oudere mensen die niet een hele tuin kunnen onderhouden
Ouderen op tuinpark Hof van Eden (Amsterdam)
Schoolwerktuin
Een verhoogde tuin voor gehandicapten, Wooloomooloo (Australië)
5.
VERBREDING VAN DE DOELGROEP
Uitbreiding aanbod In Amsterdam heeft men op dit moment de keuze uit drie typen complexen: de nutstuinparken, de dagrecreatieve of de verblijfsrecreatieve tuinparken. In Amsterdam vindt men over het algemeen slechts één type tuin per complex en zijn hierbinnen de tuinen allemaal min of meer gelijk van opzet en grootte. Veel tuinparken kennen ook een min of meer gelijke opzet met een rechtlijnige verkaveling en paden- en waterstructuur en een beperkt aanbod aan niet-tuinfuncties. Gecombineerd met de typische ‘volkstuincultuur’ en de reglementen die op veel complexen gelden is het aanbod vrij karakteristiek, maar ook eenzijdig. Hierdoor zal een deel van de mensen die interesse heeft in het volkstuinieren, uiteindelijk niet de keuze voor een volkstuin maken. Door actieve werving en door de tuinparken geschikt te maken voor meer typen gebruikers, door meer typen tuinen en specifieke voorzieningen aan te bieden wordt aangesloten op de behoeften van een meer divers publiek. Hierdoor kan de gebruikersdiversiteit en – intensiteit toenemen.
Potentiële doelgroepen Om de vraag of er nieuwe doelgroepen zijn die mogelijk gebruik zouden willen maken van de tuinparken in beeld te brengen, is in het kader van deze ontwerpstudie een schriftelijke enquête afgenomen onder een breed palet van maatschappelijke organisaties. Centraal stonden de vragen òf er vanuit de organisaties belangstelling is om bij het Amsterdamse volkstuinwezen betrokken te worden, òf de mogelijkheden op de huidige tuinparken daartoe op dit moment toereikend zijn en welke specifieke eisen de doelgroep(en) vragen waarvoor de organisaties zich inzetten. Kijkend naar de voorbeelden die er al in het land en in Amsterdam zijn, heeft de enquête niet echt nieuwe gebruikersgroepen opgeleverd. Uitzondering hierop vormen de Studentenunie en Stichting Scip (Stichting Client gestuurde Initiatieven en Projecten) die wel voor eigen voorzieningen in aanmerking willen komen. De doelgroepen die er gebruik van willen maken, doen dit al of zien de mogelijkheden om van de openbare groenfunctie gebruik te maken graag uitgebreid. Bereikbaarheid per openbaar vervoer van de tuiniervoorzieningen is een belangrijk aandachtspunt. De uitwerking van de enquête is opgenomen in de bijlagen. Op basis van de demografische prognoses voor Amsterdam (zie bijlagen) kan geconcludeerd worden dat volkstuinen, die nu met name een functie vervullen
17
voor de oudere autochtone Amsterdammers, in de toekomst steeds meer een functie kunnen gaan vervullen voor jongere alleenstaande Amsterdammers en Amsterdammers van allochtone afkomst. Dit betekent niet dat hiermee de groep ouderen en gezinnen met kinderen zullen verdwijnen. Voor deze groep zal de volkstuin juist een steeds belangrijkere bindingsfactor aan de stad vervullen. Gezinnen met kinderen en ouderen zullen eerder in de stad blijven als ze de beschikking hebben over een dergelijke recreatieve voorziening. Om in te kunnen spelen op deze vraag moeten tuinparken verhoudingsgewijs meer ruimte bieden aan starters, mensen met weinig tijd en/of geringere fysieke mogelijkheden en afbouwers. Mensen die erover denken een volkstuin te nemen zijn gebonden aan een jaarcontract en de overname van een huisje. De mogelijkheden tot uitproberen zijn beperkt en de kans dat het niet bevalt en dus veel tijd, geld en energie voor niks wordt geïnvesteerd weegt niet op tegen de wens om een volkstuin te nemen. Op de Bongerd, waar zowel nutstuinen als recreatieve tuinen te vinden zijn, wordt deze mogelijkheid nu al wel geboden. Groot voordeel is dat men door kan stromen naar een recreatieve tuin binnen het eigen complex als blijkt dat de starters het tuinieren leuk vinden. Ook voor ouderen is het van belang om over te kunnen stappen naar een kleinere tuin als ze het onderhoud vanwege leeftijd of teruglopende gezondheid niet meer aan kunnen. De voorbeelden van ‘ouderen-tuinen’ in Rotterdam en Den Haag laten zien dat er wel degelijk belangstelling voor bestaat. Daarnaast zal een grotere diversiteit aan type tuinparken of tuinparken gecombineerd met andere functies een breder publiek bedienen. Hierbij valt te denken aan tuinparken met een specifieke inrichting, tuinen met minder regels, thematuinen, tuinen in de directe woonomgeving, in recreatielandschappen etc. Zie hiervoor ook hoofdstuk 6 tot 9. Voorbeelden van tuinieren voor specifieke doelgroepen Op verschillende plekken in Nederland zijn er initiatieven gericht op tuiniermogelijkheden voor specifieke doelgroepen. De omvang van ingreep verschilt per initiatief en het ene initiatief is meer succesvol dan het andere. Navolgende opsomming is daarom bedoeld als een inspiratiebron.
18
Verschillende culturen op tuinparken De Vijf Slagen en Lutkemeer (Amsterdam)
Kunstenaarsatelier op tuinpark Blijkmeer (Amsterdam)
Gezinnen met kinderen, Papendorp (Utrecht)
Ouderen op Ons Buiten (Utrecht)
19
Allochtonen Allochtonen vormen in de multiculturele steden op dit moment een ondervertegenwoordigde groep binnen het volkstuinwezen. In tegenstelling tot de vraag naar nutstuinen, blijft met name de belangstelling voor recreatieve volkstuinen achter. Een verklaring voor de geringe deelname moet naast onwetendheid en gebrek aan interesse vooral gezocht worden in de ‘afwijkende’ culturele en religieuze achtergrond. Allochtonen kennen aan volkstuinen over het algemeen een nutsfunctie toe en associëren het niet met een plaats om te recreëren. De behoefte sluit onvoldoende aan bij het huidige aanbod. Dit wordt zowel veroorzaakt door de hoge kosten, de strenge reglementen als de typische Nederlandse cultuur. De toestroom van allochtonen op de recreatieve tuinparken is vooral een kwestie van tijd. De AVVN (= landelijke volkstuinkoepel) signaleert een toenemende belangstelling in met name de grote steden. Over het algemeen verloopt de integratie op nieuwe tuinparken soepeler dan op bestaande parken. Een specifiek doelgroepenbeleid ten aanzien van allochtonen wordt in de grote steden niet noodzakelijk geacht. Voorbeelden: • Op verschillende plaatsen in het land zijn projecten gestart voor het verbeteren van integratie op de volkstuin. Een voorbeeld hiervan is het project Intercultureel tuinieren Over de Vaart in Schiedam. De organisatie ONS IBOR beheert het en verzorgt educatieve natuur- en milieuactiviteiten. • In Amsterdam is recentelijk een vergelijkbaar project opgestart door het Bureau Intercultureel Werk Bos en Lommer: samen leven, samen tuinieren op ‘Ecotuin West’. Hier tuinieren 35 gezinnen die een afspiegeling vormen van de buurt: 40% turks, 30% marokkaans en 30% overig. Het Amsterdams natuuren milieu-educatiecentrum en de Bond van Volkstuinders dragen inhoudelijk bij aan het project. Doel van het project is een intercultureel tuinpark te realiseren waar door cursussen, excursies en intensieve contacten met autochtone buurtbewoners de allochtone ‘starters’ het tuinieren in de vingers krijgen en later makkelijk kunnen aansluiten bij de reguliere volkstuinen en natuurvoorzieningen. Verder is het de bedoeling dat dit buurtgerichte tuinpark met een mediterraan karakter een voorbeeldfunctie vervult voor andere multiculturele gemeenten in Nederland. Lichamelijk en verstandelijk gehandicapten Op verschillende volkstuinparken in het land zijn gehandicaptentuinen te vinden. Veelal gaat het om enkele tuinen met specifieke aanpassingen, verdeeld over
het tuinpark. In enkele gevallen zijn ook andere voorzieningen zoals algemene paden, gemeenschappelijke gebouwen en de parkeerplaats aangepast op deze doelgroep. Voorbeelden: • Den Haag: Amateurtuindersvereniging Eigen Arbeid heeft de beschikking over twee gehandicaptentuinen. Deze tuinen zijn verhoogd, met daartussen voldoende ruimte voor de rolstoel. Verder is het verenigingsgebouw aangepast en er is een gehandicaptentoilet. Ook heeft dit tuinpark ervaring opgedaan met het uitgeven van een tuin aan vijf verstandelijk gehandicapten en een groepsleider. Na een aanvankelijke aarzeling onder de leden van de vereniging, groeide het enthousiasme voor een dergelijke initiatief. Het project moest echter noodgedwongen stopgezet worden omdat de subsidie verviel. • Amsterdam: tuinparken Amstelglorie in Amsterdam-Oost en de Bongerd in Amsterdam-Noord hebben een huisje speciaal voor deze doelgroep. Het onderhoud van de tuinen wordt hetzij door de mensen zelf, hetzij door de tuindersvereniging via het algemeen onderhoud verzorgd. • Amsterdam: het hof van Eden. Bij de verplaatsing van tuinvereniging Frankendael is er speciaal voor de oudere en minder mobiele tuinders een tuinpark gerealiseerd nabij het oude tuinpark, terwijl de jongere en mobiele tuinders een alternatieve locatie aan de rand van de stad kregen. Op het Hof van Eden zijn grotere huisjes met een aangepaste inrichting gebouwd en er zijn brede openbare paden. Psychische en psychiatrische patiënten • Amsterdam: Sinds 2002 beheert SCIP een sier-/moestuin mèt tuinhuis op volkstuinpark Nut en Genoegen. ‘Deze tuin biedt de mogelijkheid te ontspannen en te werken in een prettige omgeving, alleen of met anderen’. SCIP verwacht in de nabije toekomst in Amsterdam-Noord op volkstuinpark De Bongerd een tweede tuin in beheer te nemen. Hier is het mogelijk zelf een huisje te bouwen. Ouderen • Den Haag heeft in het verleden geëxperimenteerd met tuinen voor ouderen, maar hiervoor bleek te weinig animo. Wel wordt sinds 1991 aan 60-plussers de gelegenheid geboden om op tuincomplexen van de hoofdafdeling Milieucommunicatie te tuinieren. De tuinen, die kleiner zijn dan gewone volkstuinen, zijn populair. Het gaat om circa 300 tuinen verdeeld over 11 locaties.
20
Aangepaste entree voor rolstoelen, De Bretten (Amsterdam)
Speeltuin voor de jeugd, De Bretten (Amsterdam)
21
•
•
Ook worden nabij gelegen bejaardenhuizen en buurtbewoners op de hoogte gehouden van de activiteiten op de complexen via open dagen en buurtkrantjes. In Rotterdam kent men de zogenaamde op- en afbouwtuinen. Dit zijn kleinere tuinen op bestaande volkstuinparken die het voor ouderen mogelijk maken om ook op hogere leeftijd te blijven tuinieren. In Amsterdam zijn geen specifieke ouderentuinen, met uitzondering van het recentelijk opgeleverde tuinpark ‘Hof van Eden’ in de Watergraafsmeer, dat specifiek bedoeld is voor oudere en minder mobiele tuinders.
Jeugd Naast schoolwerktuinen voor biologielessen tijdens schooltijd kan hierbij gedacht worden aan naschoolse activiteiten. • In Schiedam kunnen kinderen van 7 t/m 9 (groep 5 en 6) op twee kindertuincomplexen (schoolwerktuinen) terecht om te tuinieren na schooltijd: kindertuincomplex Vijfsluizen en kindertuincomplex Kethel. Het tuinieren wordt gecombineerd met spelletjes en educatieve opdrachten. • In Amsterdam is een aantal schoolwerktuinen te vinden, waar kinderen tijdens schooltijd in groep 5 en 6 een stukje grond onderhouden. De schoolwerktuinen zijn in beheer van de stadsdelen. Opmerkelijk is dat nogal wat schoolwerktuinen grenzen aan volkstuinparken. Dit biedt de mogelijkheid voor combinatie. Het NME-centrum die de educatie verzorgt heeft hierover in haar beleidsplan concrete acties opgenomen.
Transformatiemogelijkheden gericht op verbreding van de doelgroep Het is goed denkbaar dat nuts-, dag- en verblijfstuinen binnen één complex gemengd worden, dat tuinen van verschillende omvang naast elkaar bestaan en dat binnen een tuinpark een deel van de tuinen bestemd wordt voor een specifieke doelgroep (scholieren, ouderen, minder validen, visueel gehandicapten, etc), al of niet verdeeld over het tuinpark. Het doel is om zo tot een diverser aanbod te komen en om zo de mogelijkheid te bieden het tuinieren ‘uit te proberen’ in een nutstuin en daarna eventueel door te stromen naar een verblijfstuin. • Realisatie van tuinen die voor specifieke doelgroepen zijn bestemd kan door een deel van het tuinpark voor dergelijke voorzieningen (her) in te richten. Dit gaat bij bestaande tuinparken ten koste van ruimte voor traditionele tuinders
• •
•
•
of gemeenschappelijk groen. Een dergelijk proces kan onderdeel zijn van het natuurlijk verloop (verhuisbewegingen), waarbij tuinen die vrijkomen omgezet worden in tuinen voor specifieke doelgroepen. (zie verder Hoofdstuk 8). Om de diversiteit te vergroten is het opsplitsen van vrijkomende volkstuinen in twee of drie kleinere tuinen mogelijk. Het is mogelijk om tuinders hun huidige tuin te laten delen met iemand. Op nutstuinparken wordt deze vorm al toegepast. Vooral ouderen die het onderhoud van een hele tuin niet meer zien zitten, maar nog niet willen stoppen, delen met een vriend of familielid de tuin. Ook tuinders met weinig tijd (zoals studenten en werkenden) maken van deze mogelijkheid gebruik. Bij nieuw te realiseren volkstuinparken kan aan de wens van een gedifferentieerder aanbod prima invulling gegeven worden, door een gemengd aanbod aan type tuinen in het ontwerp op te nemen en padenstructuur en tuinopzet zo in te richten dat ze voor een bredere gebruikersgroep toegankelijk is. Er kunnen (nieuwe) tuinparken ingericht worden met tuinen van verschillende grootte, met een minder rechtlijnige opzet en met aangepaste regels om ook minder-traditionele tuinders aan te trekken.
Na realisatie is het zaak om de diversiteit aan typen tuinen te behouden. In Rotterdam zijn voorbeelden voor handen waarbij gecreëerde nutstuin voorzieningen toch langzaam uitgroeien tot recreatieve voorzieningen met huisjes en faciliteiten. Om een dergelijke inkrimping van de diversiteit te voorkomen dienen hierover in bestemmingsplannen en huurcontracten duidelijke afspraken te worden opgenomen.
22
Uitnodigende entree, Ons Buiten (Utrecht)
Openbare route, Klein Dantzig (Amsterdam)
Openbare routes door tuinpark vanuit de buurt naar achterliggend landschap
Fietspad kantoorvilla’s en volkstuinen, Papendorp (Utrecht)
6.
VERGROTING VAN DE TOEGANKELIJKHEID
Tuinparken vormen een bijzonder onderdeel in het groenaanbod in en om de stad. Samen met onder andere de stadsparken, de ruigere natuurgebieden, groene routes, plassen en het landelijke gebied zorgen ze er voor dat de stadsbewoner binnen 15 fietsminuten ‘buiten de stad’ is en kan recreëren in het groen. De toegankelijkheid van de tuinparken moet echter verbeterd worden om daadwerkelijk een rol te kunnen spelen als groenvoorziening voor buurtbewoners en als recreatieve voorziening voor stadsbewoners. Hier tegenover staat dat naarmate een tuinpark meer openbaar wordt, de kans op diefstal en vernieling toeneemt. In deze paragraaf wordt op deze aspecten nader ingegaan. In Amsterdam zijn in principe alle tuinparken tijdens het seizoen (1 april t/m 1 oktober) openbaar toegankelijk tussen zonsop- en ondergang. De openingstijden worden door de vereniging in overleg met het stadsdeel nader bepaald. Op dit moment wordt van de toegankelijkheid voor niet-tuinders nog niet optimaal gebruik gemaakt, hoewel de belangstelling ervoor wel groeiende is. Onwetendheid speelt hierbij een grote rol en velen denken dat het bij tuinparken om ‘privé-terreinen’ gaat. Dit komt vooral omdat er om de parken hekken staan, vaak gecombineerd met afschermend groen of water. De parken liggen meestal aan de rand van de stad, afgezonderd en niet altijd goed bereikbaar vanuit de omliggende buurten. Het is daardoor niet altijd duidelijk dat de parken te bezoeken zijn tijdens openingstijden. Gevoelsmatig heeft de bezoeker het idee dat hij zich ‘op andermans terrein’ begeeft. De toegankelijkheid wordt niet ervaren en is onvoldoende bekend. In een onderzoek uit 1996 en uit recente bijeenkomsten met tuinders kwam naar voren dat tuinders er over het algemeen weinig bezwaar tegen hebben dat ook niet-tuinders van de tuinparken gebruik maken. Zo kunnen meer mensen van de tuinenpracht genieten en kunnen potentiële tuinders kennis maken met het tuinpark. Ook ziet men dat gebruik door niet-tuinders het draagvlak voor het behoud van de tuinparken vergroot. Sommige gaven echter aan dat ze voor hun rust en ontspanning naar de tuin komen en geen prijs stellen op wandelende massa’s op het tuinpark. Ook niet alle volkstuinbesturen zijn voorstander van de openbaarheidsregel in verband met een grotere inbraak- en vernielingskans. Tot slot spreekt men liever in termen van ‘gastvrijheid’ of ‘toegankelijkheid’ in plaats van ‘openbaarheid’. Kortom, de tuinders vinden het belangrijk grip te houden op het bezoek van niet-tuinders.
23
In verband hiermee is het van belang dat er bij het vergroten van de toegankelijkheid aandacht is voor de privacy van de tuinders en bescherming tegen diefstal en vandalisme. Aangezien de tuinparken gevoelig zijn voor inbraak en vernieling en het praktisch niet mogelijk is permanente bewaking te organiseren, blijven hekken of waterlopen rond een tuinpark noodzakelijk. Tijdens de winter, als de sloten bevroren zijn en er weinig tuinders op het tuinpark aanwezig zijn, zijn de tuinen het meest gevoelig voor inbraak en vandalisme. De inzet is niet dat de hekken weer verwijderd worden, maar dat ook niet-tuinders de mogelijkheid hebben van de tuinparken gebruik te maken. Gelukkig verschijnen er bij de toegangshekken steeds meer borden met uitnodigende teksten, waardoor bezoekers zich meer welkom voelen. In de bijlagen is een overzicht opgenomen van preventieve maatregelen op volkstuincomplexen om inbraak en vandalisme tegen te gaan.
Transformatiemogelijkheden gericht op het vergroten van de toegankelijkheid De toegankelijkheid is relatief eenvoudig te vergroten, en kan al met eenvoudige middelen, zoals een verbeterde communicatie/ bekendheid. Naast een bredere communicatie via kranten, bladen, tv en internet kan hierbij gedacht worden aan: • open dagen met openstelling en activiteiten en tuininfo-markten op alle tuinen, bijvoorbeeld gekoppeld aan een fietstocht, zoals tijdens de groene monumentendag. • het houden van een tuinparkenwandeling of een tuinparken-hardloopevenement zoals de ‘Gartenlauf‘ die in Potsdam in Duitsland wordt gehouden. • het organiseren van een ‘natuurdag’ met toelichtingen op al wat groeit en bloeit. • schoolbezoeken, etc. Daarnaast kan met ruimtelijke ingrepen de toegankelijkheid verbeterd worden. Op korte termijn kan dit met kleine ruimtelijke ingrepen. Op langere termijn en bij nieuwe tuinparken kan ook over verdergaande ingrepen nagedacht worden, zoals: Verknopen met de omgeving: ingang meer uitnodigend maken Op relatief eenvoudige wijze kan de openbare toegankelijkheid vergroot worden, wanneer de entree beter wordt vormgegeven en bezoekers het idee gegeven wordt dat ze welkom zijn.
24
Open zicht op tuinpark Nieuwe Levenskracht (Amsterdam)
Geen zicht op tuinpark, De Molenaar (Landsmeer)
Openbare fietsroute met picknickplaats, De Swaenen (Amsterdam)
Kantine Blijkmeer (Amsterdam)
25
•
•
Een groot welkomstbord met daarop ‘Wandelgebied’ en de openingstijden. Hiervan zijn goede voorbeelden te vinden in Amsterdam bij tuinpark Klein Dantzig en Zonnehoek. Het beter vormgeven van de toegang, bijvoorbeeld door de toegang ruimer te maken en daardoor meer uitnodigend. Wanneer er voldoende ruimte is kan dit direct uitgevoerd worden, anders kan dit ten koste gaan van een enkele tuin bij de ingang. Een goed voorbeeld hiervan is tuinpark Ons Buiten in Utrecht, waar de ingang van het tuinpark ruim en uitnodigend is gemaakt, zodat bewoners van de ernaast gebouwde woonwijk makkelijk het tuinpark in lopen.
Verknopen met de omgeving: combinatie doorgaande (semi-) openbare routes en tuinparken Wanneer een park aan meerdere zijdes toegangen krijgt kan het park makkelijker met de omgeving verknoopt worden. Tevens is het mogelijk het tuinpark in de wandel- of fietsroute op te nemen door aan de ene zijde binnen te komen, een (mooie) route over het tuinpark te nemen en het aan de andere zijde weer te verlaten. Dit vergroot de recreatiemogelijkheden in de buurt. Ook leidt dit tot nieuwe recreatieve routes vanuit de stad naar het omringende landschap. Ze grenzen aan of doorkruizen het tuinpark, waardoor het tuinpark bijdraagt aan een afwisselende groenbeleving van de recreant. Dit draagt ook bij aan de bekendheid en daarmee het draagvlak van het tuinpark en anderen kunnen meegenieten van de kwaliteiten van het tuinpark. Voorbeelden: • Momenteel worden bijvoorbeeld bij tuinpark V.A.T. in Amsterdam-West meerdere ingangen gerealiseerd, zodat er een verbinding ontstaat tussen de Sloterweg en de ringvaart en er zo een ruimer wandelaanbod voor de buurt geboden wordt. • Tuinpark Klein Dantzig in Amsterdam: hier loopt een openbare route door het volkstuincomplex. Deze openbare route en het tuinpark zijn onderdeel van park Frankendael. Via een groene berm en lage heggen is er duidelijkheid voor wat wel en niet openbaar toegankelijk is. ’s Nachts wordt een deel van het tuinpark, inclusief de route, met een hek afgesloten. • Tuinpark De Swaenen in Amsterdam Noord: hier loopt een doorgaande recreatieve route tussen nutstuinen, voorzien van recreatieve voorzieningen als bankjes en een picknicktafel. De tuinen zijn via lage hagen en hekjes van het openbare gedeelte gescheiden. • Tuinparken Lissabon en Bijenpark in Amsterdam-West: hier verbindt een wan-
delroute beide tuinparken met elkaar. Er worden bruggen aangelegd tussen de tuinparken onderling en tussen de tuinparken en parken in de omgeving. Deze wandeling en alle bezienswaardigheden langs de route zijn in een wandelgidsje vastgelegd, zodat de bezoekers een langere route kunnen volgen. Hetzelfde geldt voor de tuinparken V.A.T. en Eigen Hof. Het is mogelijk deze doorgaande routes verhoogd aan te leggen, of temidden van water zodat inbraak en vandalisme vanaf het pad zoveel mogelijk wordt voorkomen, maar de recreant wel het groen en de tuinen kan beleven. • In het Zuiderpark in Rotterdam wordt tussen de verschillende tuinparken een verhoogd fietspad met aan weerszijden een sloot aangelegd. Intensiever gebruik: openstelling verruimen – gebruik in daluren/ buiten het seizoen • Permanente bewoning van enkele tuinders of door senioren in toegevoegde seniorenwoningen. Hierdoor is er ook in de ‘daluren’ enige vorm van sociale controle mogelijk. • Dalurengebruik van de tuinparken door andere doelgroepen, bijvoorbeeld in de winter gebruik als ateliers voor kunstenaars en studenten.
26
Combinatie volkstuin - schoolwerktuin, tuinpark Ons Buiten (Utrecht)
Gemeenschappelijk trapveld, tuinpark Ons Buiten (Amsterdam)
Picknickplaats midden op tuinpark Ons Buiten (Utrecht)
Bijenkasten op het tuinpark, Nieuwe Levenskracht (Amsterdam)
Clubhuis als voorziening op tuinpark De Vijf Slagen (Amsterdam)
Logeerhuisje voor gehandicapten en senioren, tuinpark Amstelglorie (Amsterdam)
7.
MENGING VAN FUNCTIES
27
De meerwaarde van de tuinparken voor de stad kan bevorderd worden als tuinders en niet-tuinders de tuinparken intensiever kunnen gebruiken en meer betrokken raken bij elkaars activiteiten. Dit kan zowel door middel van contacten, activiteitenuitwisseling als door menging van functies voor tuinders en bezoekers. Hoewel deze maatregelen nauw aansluiten bij de mogelijkheden die in hoofdstuk 5 en 6 zijn beschreven over het vergroten van de toegankelijkheid en het verbreden van het gebruikerspubliek, ligt de nadruk in dit hoofdstuk op functiemenging.
•
Gedacht kan worden aan het aanhalen van de contacten met buurtbewoners. Naast openheid over ‘wat er op het tuinpark gebeurt’ worden buurtbewoners zo geïnformeerd over wat het tuinpark te bieden heeft. Hierdoor neemt de betrokkenheid van de buurt bij het tuinpark toe en kan het informele toezicht helpen vandalisme en diefstal terug te dringen.
•
Naast rechtstreekse contacten met buurtbewoners kan gedacht worden aan specifieke samenwerkingsverbanden met buurtorganisaties en –centra voor jeugd, gehandicapten, bejaarden e.d. Sommige volkstuinverenigingen hebben al goed lopende contacten en andere verenigingen kunnen hier via ervaringsuitwisseling gebruik van maken.
Combinatie tuinpark en (recreatieve) voorzieningen Bij het combineren van een tuinpark en voorzieningen kan zowel gedacht worden aan het medegebruik van tuinparkvoorzieningen door niet-tuinders als aan het inpassen van nieuwe voorzieningen.
Daarnaast zijn er mensen elders uit de stad die graag (zouden) willen genieten van de recreatieve waarde en het bijzondere karakter van de tuinparken. Dit medegebruik kan gestimuleerd worden door de tuinparken te combineren met andere functies:
Transformatiemogelijkheden gericht op het combineren van functies Combinatie van tuinpark en educatieve functie De educatieve waarde die veel tuinparken hebben door de aanwezigheid van bijzondere planten en dieren kan verder benut worden door: • Het organiseren van schoolbezoeken, informatieve wandelingen en open dagen. • Het bieden van ruimte op de tuinparken voor schoolwerktuinen. Nabijgelegen scholen die daar zelf geen ruimte voor hebben kunnen hier dan gebruik van maken. In een aantal gevallen grenzen tuinparken aan schoolwerktuinen. De mogelijkheid tot samenwerking – en dus sociaal-maatschappelijke en fysiekruimtelijke integratie – kan hier nader uitgewerkt worden.
•
Het bieden van educatieve voorzieningen op de tuinparken langs wandelroutes over het tuinpark. Voorbeelden hiervan zijn bijenkasten, nestkasten, paddenpoelen, e.d zoals op Tuinpark Nieuwe Levenskracht en Ons Buiten in Amsterdam. Het bieden van plaats op het tuinpark aan bijvoorbeeld een NME-centrum. Het tuinpark fungeert dan als centraal informatiepunt, waar buurtbewoners met vragen over natuur en milieu (bijvoorbeeld over afvalscheiding) terecht kunnen. Het opnemen van tuinparken in groene educatieve routes. Zowel in Rotterdam als Amsterdam is hiervan al sprake en ook in andere steden worden op dit moment contacten gelegd met natuurclubs als het IVN en het NME om educatieve wandelroutes uit te zetten, om excursies en (school-)lessen te verzorgen voor verschillende doelgroepen.
Bestaande voorzieningen op de tuinparken kunnen gebruikt worden door of verhuurd worden aan niet-tuinders. Te denken valt aan kantines en vergaderruimtes, het gebruik van sportvelden en speeltuintjes door buurtbewoners, het verhuren van huisjes voor tijdelijk gebruik. Op Tuinpark Nieuwe Levenskracht in Amsterdam-Oost fungeert het clubhuis als jeugdhonk en op veel tuinparken wordt aan buurtbewoners de mogelijkheid geboden om aan cursussen, lezingen, thema avonden en spelletjes mee te doen. Verder kan gedacht worden aan: medegebruik van de kampwinkel, de verkoop van door tuinders gekweekte plantjes, het geven van tuiniertips aan buurtbewoners met een eigen tuin en het betrekken van de bewoners bij onderhoud en verzorging van de dieren van de dierenweide. Op sommige tuinparken wordt bovendien de mogelijkheid geboden om tuin- en snoeiafval in te leveren bij het tuinpark.
28
Stroken openbaar groen tussen volkstuinen, Papendorp (Utrecht)
Impressie van een openbaar pad en de afscheiding van de tuinen (Potsdam)
Volkstuinen afgescheiden door heggen met er tussen een doorlopend grasveld (Denemarken) Combinatie openbare groenstrips en volkstuinen
29
Bij toevoeging van voorzieningen kan gedacht worden aan eenvoudige aanpassingen als het aanbrengen van: bankjes, speelvoorzieningen, wandelpaden en picknickbanken. Ook grotere voorzieningen als een trapveldje, een visvijver, een dierenweide en een jeu-de-boules-baan vormen zowel een meerwaarde voor het tuinpark en de tuinders als voor een divers publiek uit de omgeving. Dit laatste geldt voor grootschalige voorzieningen als de opname van een kinderboerderij of een milieu educatief centrum op het tuinpark. In de bijlagen is een vrij uitputtende lijst met voorzieningen opgenomen, waaraan gedacht kan worden. Kanttekening hierbij is wel dat, over het algemeen, voorzieningen die geen directe relatie met het tuinieren hebben, veel ruimte vergen of nieuwe gebouwde voorzieningen vragen, door de tuinders als niet-passend worden betiteld (zie ook hoofdstuk 10 en de uitkomst van de workshop in de bijlagen). Een verandering naar combinaties met niet-volkstuin-gerelateerde voorzieningen zal dan ook vanuit andere motieven moeten worden beargumenteerd en zal vanuit een visie over toekomstige tuinparken in de stad moeten worden onderbouwd. Vanuit deze verkenning worden deze mogelijkheden verkend. Het spreekt voor zich dat meer vergaande combinaties eenvoudiger zijn in te passen op nieuwe tuinparken, dan op bestaande tuinparken. Combinatie tuinpark en (semi-) openbaar groen Rijen volkstuinen worden afgewisseld met zones openbaar groen, direct gekoppeld aan openbaar wijkgroen. Op deze wijze vormen de tuinparken een afwisselde overgang van stedelijk gebied naar recreatieparken en het landschap buiten de stad. Door de verschillende zones af te wisselen storen de tuinders en recreanten elkaar niet, maar dragen de tuinparken bij aan de groenbeleving en het versterken van de landschappelijke en ecologische betekenis. Een andere mogelijkheid is het benutten van openbaar groen rondom bestaande tuinparken: voor eventuele uitbreiding van het tuinenareaal, maar eerder nog ter compensatie van tuinen die bijvoorbeeld moeten wijken voor openbare routes en voorzieningen. Voorbeelden: • Tuinpark Papendorp in Utrecht: hier worden volkstuinen afgewisseld met stroken openbaar wandelgroen (gras en bomen) waar werknemers kunnen ‘lunchwandelen’. • Potsdam, Duitsland: hier zijn stroken openbaar groen afgewisseld met stroken volkstuinen.
•
•
Denemarken: hier zijn ronde volkstuinen (1, 2 of 4 tuinen bij elkaar) omzoomd door een heg – in een ronde vorm. Tussen deze ronde vormen bevindt zich een doorlopend grasveld waar gewandeld kan worden. Zuiderpark Rotterdam: bij de herstructurering van dit park wordt gestreefd naar een park waarbij het park, de sportvelden en de volkstuinen logisch aan elkaar geschakeld zijn tot één geheel.
30
Tuinpark De Bongerd (Amsterdam)
Volkstuinpark Neu Venedig (Berlijn)
Combinatie water en volkstuinen evt. woonboten
Woonboot
31
Combinatie tuinpark en water Het combineren van water en volkstuinen kan bijvoorbeeld door de strips met volkstuinen af te wisselen met bredere sloten. Met name waardevol aan de rand van de stad, op de overgang van stedelijk gebied en waterrijke recreatielandschappen (evt. gecombineerd met routes). Door de verschillende zones af te wisselen draagt het tuinpark bij aan de waterberging en, gecombineerd met natuuroevers, aan de ecologische betekenis van het gebied. Ook combinaties zijn mogelijk met waterrecreatie, boottochten, recreatieve rondvaarten of bijvoorbeeld het inpassen van woonboten. Voorbeelden: • Tuinpark de Bongerd in Amsterdam Noord: dit recentelijk opgeleverde tuinpark wordt omringd door water en de natuurlijke omgeving van de Kadoelenscheg. De natuuroevers en de speelvijver vormen een sterke kwaliteit om het thema waterrecreatie verder in te vullen. • Amiens, Frankrijk: de drijvende tuinen van Amiens. Deze volkstuinen bestaan al heel lang en zijn gelegen in een heel uitgestrekt veengebied, tussen bossen en open weilanden. Voor toeristen is het mogelijk om met een fluisterboot, onder leiding van een gids, het gebied te bezoeken. • Berlijn, Duitsland: Neu Venedig. Tuinen afgewisseld met water, rietlanden etc. Ook hier betreft het een ecologisch waardevol gebied. Combinatie tuinpark en woningen Een tuinpark kan op verschillende wijze gecombineerd worden met woningen: Woningen direct aan de rand van het tuinpark. Voordeel voor tuinders is het informele toezicht, ook in de rustige perioden en vergroting van het draagvlak voor het voortbestaan. Voordeel voor de woningen is een levendig, groen uitzicht en, in combinatie met wandelroutes, een goed onderhouden park voor de deur. Voorbeeld: • Tuinpark Ons Buiten in Utrecht: hierbij heeft het bestaande tuinpark niet hoeven wijken voor de nieuwbouwwijk, maar zijn de volkstuinen als groenvoorziening geïntegreerd in de nieuwbouw. De woningen zijn zoveel mogelijk rondom de tuinen aangelegd. De volkstuinen zijn uitgebreid met groene educatieve voorzieningen als een kinderboerderij en schoolwerktuinen.
32
Combinatie volkstuinen met aan de rand kantoren / woningen
Combinatie volkstuinen, groenstroken en woningen
Combinatie volkstuinen en kantoorvilla’s
Combinatie volkstuinen en bedrijven
33
Combinatie volkstuinen en woningen, Ons Buiten (Utrecht )
Het combineren met woningen in het tuinpark zelf. Voordeel voor tuinders is het informele toezicht, ook in de rustige perioden en vergroting van het draagvlak voor het voortbestaan. Voordeel voor de woningen is een prachtige en goed onderhouden groene woonomgeving. Voorbeeld: • Wenen, Oostenrijk: combinatie van seniorenwoningen en tuinen. • In Amsterdam zijn geen voorbeelden voor handen. Wel zijn er op vergelijkbare wijze op sportpark Joos Banckersweg in Bos en Lommer woningen rondom de korfbalvelden gerealiseerd. Bij het opzetten van een nieuw tuin- en woonpark kunnen zowel de tuinen als de huizen in een intergraal plan opgenomen worden. Een voorbeeld hiervan is het GWL-terrein in Amsterdam (hier veel woningen in verhouding tot tuinen). De woningen kunnen geconcentreerd worden in zones in het tuinpark of juist verspreid worden over het tuinpark. Bij bestaande parken zou de combinatie van tuinen en woningen in de loop van de tijd kunnen groeien, waarbij de natuurlijke doorstroming van tuineigenaren (gemiddeld 10% van de tuinen verandert per jaar van eigenaar) benut zou kunnen worden. Vrijgekomen tuinen worden dan gebruikt voor het toevoegen van woningen. Afhankelijk van de gewenste verdeling van de woningen over het tuinpark kan gestuurd worden in de zones waar tuinen vrijkomen of weer verhuurd worden. Combinatie tuinpark en kantoren of bedrijven Het combineren van kantoren/ bedrijven en volkstuinen wordt nu op enkele locaties gedaan. Voordeel voor tuinders is het informele toezicht, ook in de rustige perioden en vergroting van het draagvlak voor het voortbestaan. Voordeel voor de kantoren is de aantrekkelijke omgeving en uitzichtkwaliteit, waarbij werknemers in de lunchpauze een wandeling kunnen maken door het park. Maar ook het ontbreken van of lage beheerkosten van het groen voor het kantoor. Verder geeft deze combinatie een meer continu gebruik door de tijd heen: kantoren overdag, tuinen ook in het weekend en zomers en de parkeerplaatsen worden zo dubbel gebruikt. Voorbeeld: • Utrecht, kantorenlocatie Papendorp: nieuwbouwcomplex met daarin kantoren, nutstuinen en openbaar groen. • Kantorenlocatie Telepoort in Amsterdam met uitloopmogelijkheid naar tuinparken Sloterdijkermeer en Nut en Genoegen.
Combinatie volkstuinen en kantoorvilla’s, Papendorp (Utrecht )
34
Mogelijkheden om te variëren met regels zijn bijvoorbeeld: Eisen aan huis en tuin
Voorbeelden van huidige regels op volkstuinparken:
Regels die je aan kan passen:
Totale oppervlak bebouwd en verharding mag max. 30% van het totale perceeloppervlak beslaan. Tuinhuis Tuinhuis= begane grond + vliering (geen slaapruimte) Lengte en breedte van het huisje mag niet meer dan 6m. zijn Oppervlak < 28m² Verhouding lengte x breedte = 3:2 (bijv 6x4 maar niet 5x2,5) Nokhoogte <3,25m. Huisje moet 3,50m. uit perceelgrens als naast sloot en 2,5m. als niet naast sloot Kweekkas oppervlak < 6m² afstand tot ander bouwsel min. 1m. kweekkas naast sloot dan 3,50m. van perceelgrens, zonder sloot dan 0,50m. van perceelgrens. Nokhoogte max. 2,50m. Lengte en breedte van kas mag niet groter zijn dan 4m. Schuur oppervlak < 6m² afstand tot ander bouwsel min. 1m. Lengte en breedte van schuur niet groter dan 3m. Nokhoogte max. 2,40m
Grootte van huis Grootte van tuin Mate van verharding Plaatsing van huis in tuin ‘Netheid’ Fundering Hoogte beplanting Diversiteit beplanting Hoeveelheid water Hoeveelheid openbaar groen
Structuur
Ontsluiting Water Paden/lanen
Voorzieningen
Electra Riolering Gas Windmolens
Gebruik
Overnachtingsvergunning van 1 april tot 1 oktober Per slaapplaats moet min 4m³ aanwezig zijn
Doelgroep Prijsklasse Gebruiksperiode Overnachtingsmogelijkheden Individualiteit/Identiteit Gezamenlijke activiteiten
Transformatie in de tijd: een tuinpark in een bosrijke omgeving, een eis die je zou kunnen stellen is dat er een minimaal aantal bomen geplant/gehandhaafd moeten worden op het tuinkavel.
8.
VERANDERINGEN IN DE TIJD
De verandering van volkstuincomplex naar tuinpark is een proces dat tijd kost. De factor tijd kan bij (een deel van) die veranderingen een belangrijke en actieve rol spelen, waarmee het proces van verandering een meer ‘natuurlijk’ verloop krijgt. Een mogelijkheid hiervoor is het ‘versoepelen’ van de regels van huurcontracten en reglementen van de tuinparken, waardoor in de loop van de tijd meer verschillen tussen de tuinparken ontstaan. Het moderniseren van huurcontracten en reglementen is een zaak die buiten het kader van deze ontwerpstudie valt, maar wordt hier aangehaald omdat het ruimtelijke consequenties met zich mee brengt die het moderniseringsproces van de volkstuinen raakt. Een andere mogelijkheid is het benutten van de bestaande dynamiek van doorstroming voor transformatie. Deze aanpassingen kunnen per tuinpark verschillen, waardoor de verscheidenheid tussen de tuinparken toeneemt. Hieronder wordt dit verder toegelicht.
Verscheidenheid door versoepeling van de regels In de huidige situatie is er een onderscheid in nutstuinen, dagrecreatietuinen en verblijfstuinen en is er een onderscheid in groentetuinen, siertuinen of een combinatie hiervan. Iedere tuinder maakt er vervolgens zijn eigen paradijs van, wat tot uiting komt in de gekozen beplanting, uiterlijk van het huisje, verhouding tussen open en dicht in de tuin, etc. Binnen de tuincategorieën zijn er echter ook veel overeenkomsten, zoals de maat van de tuin, de maat van het huisje, de plaatsing van het huisje, de maximale terrasgrootte, de periode van gebruik, de waterlopen tussen de tuinen, de padenstructuur. Een groot deel van deze overeenkomsten wordt in stand gehouden door de regels die de opzet van de tuinen bepalen. Interessant is te onderzoeken wat het oplevert wanneer op het kleinste niveau, dat van de afzonderlijke tuin, gevarieerd wordt met verschillende regels, zoals grootte van de tuin en huis, plaatsing van het huisje op de tuin, mate van verharding, wateroppervlakte, afscheiding. Variatie in de regels leidt tot een verschillende opzet van de tuinen onderling. Het verschil in de tuinen leidt vervolgens weer tot diversiteit en karakterverandering van het tuinpark als geheel. Door de regels per tuinpark flexibel te bepalen worden de verschillen tussen de tuinparken onderling groter en wordt het ook mogelijk om het tuinpark in te passen in de omgeving: bijvoorbeeld het toestaan van meer water in waterrijke landschappen. Door de regels meer flexibel te maken is dit een verandering die niet van vandaag op morgen te zien zal zijn, maar juist tot verschillen leidt over een langere periode en die door de individuele tuinder beïnvloed wordt.
35
Bijvoorbeeld: • Een tuinpark in een waterrijke omgeving waarbij men per tuin kan variëren in mate van verharding, grootte van de huisjes en wateroppervlak. Bijdrage aan landschapsvorming, aan waterbergingsmogelijkheden, aan behoefte aan individuele wensen en aan afwisseling voor wandelaar. (Geïllustreerd in het afstudeerproject over Tuinpark Sloterdijkermeer in Amsterdam van Jack Hoogeboom.) • Een tuinpark in een bosrijke omgeving zoals de Diemerscheg kan regels krijgen over het minimaal aantal te handhaven of aan te planten bomen per tuin. Hierdoor draagt het tuinpark bij aan het karakter van de omgeving. • Een tuinpark krijgt tuinen van verschillende grootte voor meerdere doelgroepen door toe te staan dat tuinen worden samengevoegd of opgesplitst. Zo kunnen kleinere tuinen voor ouderen gemaakt worden, schoolwerktuinen met veel kleine tuintjes en één groter huisje, een logeerhuis voor gehandicapten met een grotere tuin. Dit levert een bijdrage aan verdere diversiteit van doelgroepen, aan individuele wensen van de tuinders en aan een afwisselend beeld voor de wandelaar. • Het omzetten van niet benutte tuinen in gemeenschappelijk groen met recreatieve voorzieningen. Een voorbeeld daarvan is te vinden op tuinpark Nieuwe Levenskracht in Amsterdam-Oost waar een tuin omgezet is in openbaar groen met een paddenpoel en bijenkasten.
Verscheidenheid door het benutten van de dynamiek Binnen tuinparken vindt, net als bij woningen, doorstroming plaats. Mensen stoppen met hun tuin en nieuwe mensen starten. Het verschilt per tuinpark, maar gemiddeld krijgt 10% van de tuinen per jaar een nieuwe eigenaar. Een natuurlijke dynamiek die zorgt dat mensen op de wachtlijst aan de beurt komen. Deze dynamiek zou ook op een andere wijze benut kunnen worden, bijvoorbeeld door een deel van de vrijgekomen tuinen te benutten voor specifieke doelgroepen (bijvoorbeeld kleinere tuinen voor ouderen), door de vrijgekomen tuinen te benutten voor voorzieningen waar ook de omgeving van kan profiteren, of deze ruimte te benutten voor meer openbaar groen in het tuinpark of een kinderboerderij. Wanneer dit gecombineerd wordt met het maken van goede routes langs deze tuinen en verbeterde toegankelijkheid, dan dragen deze ingrepen bij aan de afwisselende groenbeleving voor alle stadsbewoners. Zolang er een wachtlijst is, zal het verdwijnen van tuinen bij de tuinders weinig
36
T=1
T=3
T=2
T=4
Fictief tuinpark transformeert door het toevoegen van openbare routes en door tuingroottes te varieren. In de loop der tijd komen er tuinen vrij aan de openbare route die ingevuld kunnen worden als openbare plekken. Ook kunnen vrij gekomen tuinen gebruikt worden om een hele nieuwe functie te creëren, bijvoorbeeld een blokhut voor groepen mensen met veel ruimte erom heen. Hierdoor ontstaat een gevarieerd beeld
37
draagvlak vinden. Indien er op een andere locatie in de stad (direct om het tuinpark of op grotere afstand) de mogelijkheid is nieuwe tuinen te realiseren, kan een dergelijke transformatie plaatsvinden zonder netto verlies aan tuinen. Aandachtspunt is dat de doorstroming van 10% geldt voor het gehele tuinpark. De vrijgekomen tuinen liggen verspreid over het tuinpark en concentreren zich niet op een bepaald gedeelte van het tuinpark. Kortom: het vrij maken van een deel voor een nieuwe inrichting, vraagt om een goed transformatieconcept. Dit concept zal per situatie uitgewerkt moeten worden afhankelijk van factoren als de grootte van de tuinen (is makkelijk opsplitsing mogelijk, of vraagt dit om extra sloten en nieuwe toegangen en paden tot de tuinen?), het aantal tuinen en de opvangmogelijkheden van de uit te plaatsen tuinen op of aan de rand van het tuinpark. Ook het beheer van de plekken die op een andere manier worden ingevuld, kan niet altijd op het netwerk van de tuinvrijwilligers drukken en zal op andere wijze onderhouden moeten worden, bijvoorbeeld door de school bij schoolwerktuinen of het stadsdeel bij een kinderboerderij. Allemaal zaken die in een plan van aanpak per situatie nader uitgewerkt moeten worden met de volkstuinorganisatie en de gemeente. In deze ontwerpstudie gaat het er met name om, om te laten zien wat er op dit vlak zoal mogelijk is. De bijgevoegde illustraties zijn voorbeelden van hoe een dergelijk tuinpark er na verloop van tijd uit zou kunnen zien als er flexibel met regels omgegaan wordt.
T=1
T=3 Bij T=1 staan alle huisjes achter op het kavel aan het water. Door de regels te versoepelen kunnen de huisjes overal op het kavel geplaatst worden (T=2) en ontstaat al een gevarieerder beeld. T=3+4 de tuinders kunnen zelf bepalen hoe groot hun huisje wordt, echter hoe groter het huisje, hoe meer water er op het kavel gerealiseerd moet worden. Uiteindelijk ontstaan er veel verschillende tuinen binnen een tuinpark. (Bron: Wisselbad, transformatie op de tuin. Jack Hoogeboom)
T=2
T=4
38
Plantage West; recreatielandschap met daarin volkstuinen, sport, natuur en water (ontwerp West 8)
9.
NIEUWE TUINPARKCONCEPTEN
Diversiteit
De tuinparken liggen verspreid over de stad. Er zijn grote en kleine tuinparken, binnen en aan de rand van de stad. Tuinparken met een bijna parkachtige uitstraling en veel gemeenschappelijk groen of juist tuinparken die bijna geheel uit afzonderlijke tuinen bestaan. Tuinparken die alleen gebruikt worden door tuinders en parken waar de buurt- en stadsbewoners graag komen. Tuinparken waarvan de indeling gebaseerd is op de oorspronkelijke verkavelingstructuur en parken met een eigen compositie. Wat betreft de opzet van het tuinpark als geheel zijn de verschillende transformatie- en combinatiemogelijkheden benoemd, variërend van hele kleine tot verdergaande ingrepen. Het zal duidelijk zijn dat een deel van de combinatiemogelijkheden lastig (zo niet onmogelijk) op korte termijn toegepast kan worden op bestaande tuinparken. In nieuwe tuinparken is dat eenvoudiger toe te passen of in de loop van meerdere jaren. Maar er zijn ook al (Amsterdamse) tuinparken waar combinaties, naar tevredenheid, bestaan. Als deze transformatiemogelijkheden voor de stad als geheel bekeken worden (in een toekomstige situatie) is het niet wenselijk alles overal te doen. Juist het maken van meer verschil tussen de tuinparken, dus een grotere diversiteit aan tuinparken, maakt de meerwaarde van tuinparken voor de stad groter. Interessant is het te kijken naar (nieuwe) mogelijkheden voor inpassing van tuinparken in en om de stad en naar nieuwe concepten voor de opzet van tuinparken. Tuinparken op verschillende locaties in en om de stad: ‘Kameleontuinen’ Buiten de stad zijn er mogelijkheden voor nieuwe of vervangende tuinparken. Nu kennen veel tuinparken ongeveer dezelfde opzet. Het is interessant te onderzoeken hoe tuinparken kunnen bijdragen aan de landschapsvorming van regionale landschappen of groene scheggen. Deze scheggen hebben elk een eigen karakteristiek die versterkt kan worden (Diemerbos, Amstellandschap, Amsterdamse Bos etc.). Het bijdragen aan de landschapsvorming kan gerealiseerd worden door bij de tuinparken flexibel met de, juist voor tuinparken zo kenmerkende, regels om te gaan. Voorbeelden hiervan zijn tuinconcepten waarbij een minimum hoeveelheid aan bomen of water verplicht worden gesteld. Let op: De hierna beschreven voorbeelden zijn uitsluitend illustraties van theoretische ideeën, die verder niet overeen hoeven te stemmen met het stedelijk beleid of lopende plannen voor deze gebieden.
39
Plantage West Voor het landschap ten westen van Amsterdam is een uitwerking gemaakt door West 8. Het is een landschap dat bestaat uit verschillende gebieden en polders met ieder een eigen karakter. Hierbij wordt, naast de inpassing van de weg, voorgesteld het landschap een sterk bindend thema te geven: een groen recreatielandschap met sportvelden, volkstuinen, natuur en water. Binnen een raamwerk van water bepalen tuinparken een groot deel van de identiteit van deze Plantage West. Hierbij zouden niet te grote tuinparkclusters afgewisseld moeten worden met een netwerk van wandel-, fiets- en skatepaden, (vaar-) water en sportvelden, zodat een makkelijk ‘doorwaadbaar gebied’ ontstaat voor de stedelijke recreant. Riettuinen in Waterland Het specifieke karakter van Waterland met zijn veenweide en vele waterlopen zou zich kunnen lenen voor tuinparken van beperkte omvang. Tuinen die geen hoog opgaande beplanting kennen, doorsneden met waterlopen en waar de tuinen bijvoorbeeld onderling afgeschermd worden door rietkragen. Op kleine schaal bieden boeren al grond aan voor stedelingen om hun groente te verbouwen. Tuinparken als landgoederen Langs rivieren als de Amstel, Gaasp, Gein en Vecht liggen landgoederen: afgebakende terreinen met een groot huis/ gebouw, vaak een min of meer vierkant kavel en omzoomd met bomen en met een pad verbonden met de weg langs het water. Ze liggen vrij in het landschap en de verschillende landgoederen liggen op enige afstand van elkaar, zodat de transparantie van het landschap gewaarborgd blijft. In tegenstelling tot de grote complexen die nu in bijvoorbeeld de Amstelscheg liggen, kunnen tuinparken met beperktere maat op eenzelfde wijze als landgoederen ingepast worden en meedoen in het ritme van landschap en landgoederen. Daarmee versterken ze het rivierenlandschap in de omgeving van Amsterdam. Gecombineerd met uitspanning of bijvoorbeeld tentoonstelling bieden ze de langsfietsende recreant een prachtig rustmoment. Bostuinen in de Diemerscheg Kleinere tuinparken met daarin tuinen met veel opgaande beplanting versterkt de identiteit van de Diemerscheg. Verscholen tussen de al bestaande beplanting en doorgaande infrastructuur die het gebied nu kenmerkt. De regels leggen vast dat er een minimum aantal bomen op de tuinen moeten staan. Door de tuinparken een beperkte afmeting te geven kunnen wandelaars vrij rondwandelen in het bos, maar kan men ook een kijkje nemen bij de bostuinen (met boomhut!).
40
Riettuinen in Waterland; toevoegen van volkstuinen in waterrijkgebied
Tuinparken als landgoederen langs de Gein
41
Kampeertuinen in het Amsterdamse Bos In aanvulling op of ter vervanging van (een deel van) het kampeerterrein kan een tuinpark gerealiseerd worden waar het bijvoorbeeld ook mogelijk is om op tijdelijke basis gebruik te maken van een tuin. Hierbij kan gedacht worden aan logeerhuisjes voor algemene of specifieke doelgroepen of tuinen voor meerdere gebruikers.
Bostuinen in de Diemerscheg
Kampeertuinen in het Amsterdamse Bos; volkstuinen te gebruiken op tijdelijke basis
42
Plattegrond tuinpark De Bongerd (Amsterdam)
Impressie tuinpark De Bongerd
Studie tuinparken bij Schellingwoude (Amsterdam)
Plattegrond tuinpark Papendorp (Utrecht)
43
Thematische tuinparken Het tuinpark kan uitgebouwd worden met andere stedelijke functies tot een nieuw concept. Een thematische uitwerking levert daarbij een combinatie van functies op die elkaar versterken. Voorbeelden hiervan zijn: Het buurthuis Het tuinpark vormt de centrumvoorzieningen voor de woonwijk. Tuinieren is er één van, maar ook de timmerclub, bejaardensoos, etc. Er zijn goed geoutilleerde gebouwen, bewaking en professionele organisaties die het vrijwilligerswerk faciliteren. Combinaties zijn mogelijk met de brede school, naschoolse activiteiten en kinderdagverblijven. Het natuurhuis Het tuinpark biedt een onderkomen voor alles wat op natuurgebied leeft en boeit: Het centrum voor de stad voor natuur- en educatie, de natuurproductie, kinderboerderij, planten, vogels en bijen, paddenpoelen , ecologisch beheer, ondersteuning van stadsecologen. Wellicht kunnen professionele organisaties als Artis en de Hortus participeren. Het recreatiehuis Tuinpark is het park van de 21e eeuw, integratie van alle soorten openluchtrecreatieve voorzieningen Het volkstuinpark wordt volkspark; centrum voor vrije tijd in de open lucht. Het volkstuinpark wordt opgenomen in een groene omgeving en wordt één van de vrijetijdsactiviteiten naast speeltuin en door de buurt georganiseerde sport. Een top multifunctionele sportvoorziening basketbal, voetbal, beachvolley etc.Vissen, varen, alle denkbare buitenactiviteiten krijgen hun plek. Ook kinderboerderij en camping zijn mogelijke voorzieningen. Het woonpark Tuinen en wonen in verschillende vormen worden gecombineerd. Van kleine studentenhuisvesting ca 30m2 op tuinkavels, datsja’s, villa’s tot enkele torens in het groen. Zeer veel typologische variatie mogelijk van hoogbouwtorens tot strokenbouw of toevoegen van woningen rondom (delen van) tuinparken. Het werkpark Werken en tuinieren laten zich goed combineren. Het tuinpark als lunchpauze
park; werkenden kunnen een tuin huren en telewerken, het combineren van kantoorvilla’s en tuinen. Een gespreid gebruik van het gebied in de week (door-deweeks versus de weekenden en zomervakantie). Nieuwe ruimtelijke opzet van het tuinpark De ruimtelijke en functionele opzet van de tuin bepaalt een belangrijk deel van het karakter van het tuinpark. Vaak hebben de tuinparken een vrij eenvoudige verkaveling met rechte paden en overal even grote tuinen. Hieronder staan een aantal voorbeelden beschreven van tuinparken waarop tuinen en andere functies op een nieuwe manier ontworpen zijn. De Bongerd: nuts en verblijfstuinen, met speelvijver Tuinpark De bongerd is in 2000 verplaatst naar de Nieuwe Gouwlob. Het tuinpark heeft een nieuwe opzet gekregen. Het complex bestaat uit twee delen: een zuidelijk deel met nutstuinen en een noordelijk deel met recreatieve tuinen. Tevens is er een volkstuin voor ouderen. Hierdoor kunnen er verschillende typen gebruikers terecht. Tussen deze twee delen ligt een langzaamverkeerroute en sportvelden. De waterstructuur van het tuinpark is nauw verweven met de waterstructuur van het omringend landschap en daarmee sluit het tuinpark goed aan bij het karakter van de omgeving. In het centrum ligt een gemeenschappelijk groengebied met speelvoorzieningen, een speelvijver en een lusvormige wandelroute die aansluit bij de wandelroutes in de omgeving. Dit middengebied vormt een opvallend element in de opzet van het park en maakt recreatief medegebruik mogelijk. Samen met de diversiteit aan tuinen is dit park aantrekkelijk voor verschillende gebruikersgroepen. Schellingwoude, studie naar transformatie van volkstuinen In ‘Schellingwoude tussen stad, land en water’ van Urhahn Urban Design is gekeken hoe de kavelstructuur van volkstuinen en de groene omgeving gebruikt kunnen worden om andere soorten gebruik toe te laten. Dit kan onder andere door versoepeling van de regelgeving waardoor andere functies (bedrijven, dienstverlening ingepast kunnen worden tot het introduceren van geheel nieuwe vormen van recreatief gebruik zoals Datsja’s). Utrecht, Papendorp: kantoorvilla’s in tuinpark Papendorp is onderdeel van de Vinex-locatie Leidsche Rijn en was oorspronkelijk bedoeld als groene kantorenlocatie. De opzet die nu is gekozen en is ontwikkeld door West 8, combineert een luxe kantoorpark, volkstuinen en sportvelden. Zo
44
Plattegrond tuinpark Nearum Denemarken
Vogelvlucht tuinpark Potsdam
Impressie tuinpark Nearum Denemarken
Impressies tuinpark Potsdam
45
wordt een bestaand volkstuincomplex dat verplaatst moest worden in verband met de verlegging van de A2 op een nieuwe locatie gesitueerd en gecombineerd met ander functies. De parkeerplaatsen bij de sportvelden zijn overdag bestemd voor de mensen die een volkstuin huren. Tussen de volkstuinen loopt een wandelroute waar buurtbewoners uit de Leidsche Rijn of het kantoorpersoneel die tussen de middag een luchtje willen scheppen, kunnen ‘lunchwandelen’. Temidden van de tuinen komen sjieke kantoorvilla’s De percelen zijn verschillend van grootte en een deel van de tuinen krijgt een thema, zoals een imkertuin, een kruidentuin, een ecologische tuin of een tuin die door schoolkinderen wordt onderhouden. Deze tuinen zijn overdag toegankelijk voor het publiek. De tuinen krijgen een hoogwaardige en duurzame opzet. Er wordt veel aandacht besteed aan de vormgeving van huisjes, hekken, etc. De tuinen worden verhuurd via de AVVN (de landelijke organisatie van hobbytuinders) die voorstander is van het mixen van volkstuinen met andere gebruiksvormen. De tuinen zijn zeer recent opgeleverd. Denemarken, Nearum: tuinen geclusterd binnen ronde hagen, afgewisseld met gemeenschappelijk groen Ten noorden van Kopenhagen, bij Naerum, liggen de volkstuinen van ontwerper Sørensen. De tuinen zijn in 1952 opgezet en worden gekenmerkt doordat de tuinen geclusterd zijn tot 1, 2 of 4 tuinen, met daartussen gemeenschappelijk groen. De tuinen worden omzoomd door ronde hagen (meidoorn, liguster of beuk). Hierdoor is de afscheiding gemeenschappelijk/ individueel duidelijk vormgegeven en is de privacy van de tuinders redelijk gewaarborgd. Tussen deze ronde clusters loopt een continu grasveld met daarin berken, waarover ook niet-tuinders kunnen wandelen. Potsdam, Bornfeldt: stroken tuinen afgewisseld met stroken openbaar groen Geïnspireerd op het Deense model, is in 2001 in het kader van de Bundesgartenschau, een nieuw tuinpark aangelegd, waarbij stroken tuinen en openbaar groen elkaar afwisselen. Daarmee wijkt deze opzet af van de traditionele volkstuinverkaveling. De stroken liggen in noord-zuidrichting en vormen een verbinding tussen een woonwijk en het aangrenzend landschap. Het onderscheid tussen openbare en individuele stroken laat een maximale toegankelijkheid toe, ook voor niet-tuinders. Door de openbare stroken heeft men zicht op het omringend landschap en op de stad. De 150 tuinen variëren wat betreft grootte en wat betreft aantal gebruikers per tuin. Er zijn tuinen voor de, traditionele, individuele
tuinder, tuinen voor twee verschillende gebruikers en tuinen voor gemeenschappelijk gebruik (meestal groepen). Het idee van de ontwerpers (Bureau Kiefer) om de stroken openbaar groen mede als informele speelruimte en trimruimte in te richten, is uiteindelijk niet uitgevoerd. Inpassen van kleinschalig tuinieren in de stad Het aanbod aan tuinparken in het binnenstedelijk gebied van Amsterdam is beperkt. In delen van de stad is er behoefte om extra tuinparken toe te voegen. Hierbij zal het, gezien de ruimtelijke mogelijkheden met name gaan om kleine complexen: de schoffeltuinen. Bij schoffeltuinen gaat het om in het openbaar groen gelegen stukjes grond, die door bewoners en instanties gehuurd worden en waar getuinierd kan worden. De tuinen hebben een beperkte omvang (10 - 50 m2), zonder huisjes. Het voordeel van deze tuinen is dat ze dicht bij de woning gelegen zijn, waardoor het mogelijk is om ‘even een uurtje te tuinieren’. Verder zijn de verenigingsverplichtingen meestal gering. De beherende instantie (bewoners, een buurtvereniging of het stadsdeel) beperkt zich tot de strikt noodzakelijke organisatie en van de typische ‘volkstuincultuur’ is geen sprake. Dit verlaagt de drempel om zich als nieuwe tuinder aan te melden. Aandachtspunten zijn de inbraak- en vernielingsgevoeligheid. Dit gaat niet op voor schoffeltuinen die in gesloten bouwblokken en op binnenterreinen zijn gelegen, maar wel bij tuinen waar minder informeel toezicht is en waar een gedegen omheining ontbreekt. Verder is het niet zo dat aanbod aan schoffeltuinen de vraag naar verblijfstuinen kan vervangen. Hiervoor vervullen deze twee tuintypen een te verschillende functie. Voorbeelden van schoffeltuinen/ kleinschalig tuinieren zijn • De Pijp: De Frans Halstuinen, een gemeenschappelijke tuin in een gesloten bouwblok, alleen toegankelijk voor omwonenden. • Spaarndammerbuurt: tuinen op het binnenterrein van woningbouw en verzorgingstehuis, gelegen tussen Spaarndammerstraat en Polanenstraat. • GWL terrein stadsdeel Westerpark. Hier wordt aan bewoners, die niet over een tuin beschikken, de mogelijkheid geboden om een tuintje te huren in het gemeenschappelijk groen van de wijk. • Osdorp: tuinen in het Johan Ammahof. • Amsterdam Zuidoost: veel verschillende locaties met tuinen in het (semi) openbaar groen: tussen de hoogbouw, gelegen aan de voet van ‘honingraadflats’, maar ook in Holendrecht; Gein. etc.
46
Kleinschalig tuinieren in een bouwblok
Kleinschalig tuinieren in de stad: GWL terrein (Amsterdam)
Schoffeltuin: Spaarndammerbuurt (Amsterdam)
Kleinschalig tuinieren langs het spoor: Bos en Lommer (Amsterdam)
47
Mogelijkheden om elders schoffeltuinen toe te voegen aan de stad zijn • percelen in binnenterreinen van (half)gesloten woonblokken; • stroken groen in parken of plantsoenen; • stroken ‘restgroen’ (bijvoorbeeld langs infrastructuur). Onder andere in (naoorlogse) herstructureringsgebieden zijn goede mogelijheden om op kleinschalig niveau tuinen in te passen in bouwblokken en het openbaar groen. Kijkgroen wordt zo omgezet in gebruiksgroen. Wel moet je per locatie kijken of een kleinschalig tuinierproject kans van slagen heeft (afhankelijk van bevolkingstype; mogelijkheden voor beheer en sociale controle en de ligging in de buurt). Tuinen op tijdelijke locaties Een mogelijkheid voor het maken van nieuwe, tijdelijke locaties, is het benutten van toekomstige bouwlocaties (woningen, infrastructuur) voor tijdelijke nutstuinen. Het biedt tijdelijke ruimte voor het verbouwen van groenten voor één of enkele seizoenen en er zijn geen grote investeringen of bouwwerken nodig. Voorbeeld: Utrecht: de Groene Lunet In Amsterdam zouden locaties als IJburg en de Zuidas hiervoor benut kunnen worden (vergelijk tijdelijk strand Blijburg).
48
Toezicht door wijkagenten, tuinpark De Groene Lunet (Utrecht)
Workshop met volkstuinorganisaties 2003 (Amsterdam)
Workshop met volkstuinorganisaties 2003 (Amsterdam)
Workshop met volkstuinorganisaties 2003 (Amsterdam)
10.
49
AANDACHTSPUNTEN
Aan de in de vorige hoofdstukken beschreven transformatiemogelijkheden zijn zowel voor- als nadelen verbonden die per situatie verschillen. Dit is mede afhankelijk van de mate van transformatie, het tijdbestek waarbinnen dit plaatsvindt en of het bestaande of nieuwe tuinen betreft. In bijgevoegd schema in de bijlagen zijn de belangrijkste voor- en nadelen in beeld gebracht, aan de hand van wat hierover in literatuur bekend is. Ook heeft de workshop met de volkstuinorganisaties hiervoor bruikbare informatie opgeleverd. Zaak is het kind niet met het badwater weg te gooien. Uit de beschreven vooren nadelen zijn randvoorwaarden afleidbaar waarmee rekening gehouden moet worden bij het verder uitwerken van moderniseringsconcepten. Over het algemeen deelt men de opgave dat de tuinparken beter toegankelijk moeten worden, dat ze voor een bredere gebruikersgroep beschikbaar moeten komen, dat het voorzieningenaanbod op de tuinparken hierop aangepast moet worden en dat het in sommige gevallen om functiemenging vraagt en veranderingen in de tijd of geheel nieuwe concepten.
•
De volkstuinparken zijn kwetsbaar voor vernieling en inbraak. Een zekere controle van de toegang en de toegankelijkheid voor kwetsbare doelgroepen blijft noodzakelijk;
•
De toevoeging van functies vraagt om een goede bereikbaarheid van het tuinpark (ook per ov), inclusief haar voorzieningen en functies.
•
De toevoeging van functies dient ‘passend’ te zijn. Over het algemeen worden voorzieningen die geen directe relatie met het tuinieren hebben, veel ruimte vergen of nieuwe gebouwde voorzieningen vragen, door de tuinparkbesturen als niet passend betiteld.
•
De toevoeging van functies en het transformatieproces in de tijd mag bij voorkeur niet ten koste gaan van het huidige aantal tuinen op de tuinparken. Functies toevoegen aan de randen is om die reden acceptabeler, dan functies aanbrengen op het tuinpark waarvoor tuinen moeten wijken.
•
De volkstuinparken draaien grotendeels op vrijwilligers. Het gebruik van het park door niet-tuinders kan slechts zeer beperkt op de schouders van de tuinders drukken. Andere vormen van beheer en organisatie zijn nodig voor onderhoud van openbaar groen, voorzieningen en toezicht;
•
De moderniseringsingrepen moeten gepaard gaan met duidelijkheid over welke voorzieningen van wie (tuinders, tuinderorganisaties, stadsdelen, centrale stad of particuliere (markt)partijen) zijn en waar daarbij verantwoordelijkheden liggen qua kosten, onderhoud, beheer en toezicht. Voor onderhoud en beheer van intensiever (mede-)gebruik van tuinpark en voorzieningen zijn aanvullende financiële middelen nodig.
Aandachtspunten bij transformatie zijn: •
Volkstuinparken hebben zeer specifieke karakteristieken (gericht op tuinieren, rust, laagdrempelig, sterke sociale samenhang en een vrijwilligersnetwerk). Wees bij veranderingen voorzichtig met deze karakteristieken.
•
De mate van transformatie en het tempo hangt sterk af van het feit of we te maken hebben met een bestaande of een nieuwe tuin; op welke termijn deze veranderingen gedacht en gewenst zijn en of er de mogelijkheid is om overmaat van tuinen te creëren en zo ruimte in bestaande complexen vrij te spelen voor het maken van combinaties met andere functies;
•
De grotere toegankelijkheid mag niet dermate vormen aannemen dat de grip van de volkstuinorganisatie op wie het tuinpark betreedt verloren gaat. Men spreekt liever in termen van gastvrijheid en toegankelijkheid dan in termen van openbaarheid.
50
11.
CONCLUSIES & AANBEVELINGEN
Conclusies •
−
Gezien de verstedelijkingsdruk in Amsterdam zal er voortdurend een afweging plaatsvinden waar in en om de stad gebouwd kan worden en welke functies daarvoor moeten wijken. Om de tuinparken nu en in de toekomst onderdeel van de stad te laten uitmaken, zal de meerwaarde voor de stad aantoonbaar en aanzienlijk moeten zijn;
−
51
woningen of kantoren. de transformatie als natuurlijk proces: veranderingen in de tijd: Veranderingen kunnen langzamerhand plaatsvinden onder andere door versoepeling van de regels of door de dynamiek op de tuinparken (verhuisbewegingen) te benutten. het ontwikkelen van nieuwe ruimtelijke concepten voor nieuw aan te leggen tuinparken: Juist bij het opzetten van nieuwe tuinparken is het ontwerp en inpassing in de omgeving van belang en kunnen nieuwe ideeën beproefd worden. Dit kan zowel op grotere locaties buiten de stad als op kleine locaties in de stad. Bij deze laatste categorie zal het vooral om kleinschalig tuinieren (nutstuinen) gaan. Thematische tuinen of tuinparken met een nieuwe (ruimtelijke) opzet, zorgvuldige inpassing in het regionale landschap of in de woonomgeving zijn hierbij kansrijke concepten.
•
De afgelopen 10 jaar is er al veel veranderd op de volkstuincomplexen: modernisering van de volkstuinen vindt al plaats. Het tuinieren en beheer worden steeds vaker op ecologische wijze gedaan, de groep gebruikers wordt diverser en de parken zijn veelal toegankelijk voor niet-tuinders. Het traditionele karakter is in een deel van de tuinparken getransformeerd en heeft een natuurlijker uitstraling gekregen;
•
De meerwaarde van tuinparken voor de stad kan vergroot worden als meer mensen op meer manieren de tuinparken gebruiken en de volkstuinen een waardevol en vanzelfsprekend onderdeel van de stad vormen. Hiervoor is een verdere modernisering (transformatie) van de volkstuincomplexen nodig;
•
•
Transformatie dient daarbij breed geïnterpreteerd te worden. Het heeft betrekking op: − publieksverbreding via nieuwe doelgroepen: Naast de huidige gebruikers van de tuinparken kunnen nieuwe doelgroepen in de toekomst tuinieren, recreëren en leren op de tuinparken. Dit zijn onder andere starters, ouderen, allochtonen, gezinnen met kinderen en specifieke doelgroepen als gehandicapten en psychiatrisch patiënten, etc. − het beter toegankelijk maken van de tuinparken: De tuinparken zijn nu veelal toegankelijk voor publiek. Toch is dit niet altijd duidelijk of vanzelfsprekend. De toegankelijkheid kan vergroot worden door verbeterde informatie over de openstelling, het organiseren van activiteiten, het verbeteren van het entreegebied, het beter verknopen met de omgeving door het maken van doorgaande recreatieve routes en gebruik van de tuinparken in de daluren. − het combineren van functies: Tuinparken vormen een waardevolle omgeving voor andere functies. Dit kunnen sport - en spel- of andere voorzieningen zijn, educatieve functies, een combinatie met water of openbaar groen, maar het kan ook gaan om
Aandachtspunten
Niet overal moeten dezelfde transformaties in gang gezet worden. Juist meer diversiteit zal de meerwaarde voor (potentiële) tuinders, de stad en overige stadsbewoners verhogen. Transformatiemogelijkheden moeten per locatie uitgewerkt worden.
Er zijn vele mogelijkheden voor modernisering van de volkstuinen, maar er zijn ook aandachtspunten en beperkingen: •
Volkstuinparken hebben zeer specifieke karakteristieken (gericht op tuinieren, rust, laagdrempelig, sterke sociale samenhang en een net van vrijwilligers). Wees bij veranderingen voorzichtig met deze karakteristieken: gooi het kind niet met het badwater weg;
•
De mate van transformatie en het tempo hangt sterk af van het feit of we te maken hebben met een bestaande of een nieuwe tuin; op welke termijn deze veranderingen gedacht zijn en of er de mogelijkheid is om overmaat van tuinen te creëren en zo ruimte in bestaande complexen vrij te spelen voor het maken van combinaties met andere functies;
•
De volkstuinparken zijn kwetsbaar voor vernieling en inbraak. Een zekere controle van de toegang toegankelijkheid blijft noodzakelijk;
52
53
•
De volkstuinparken draaien grotendeels op vrijwilligers. Het gebruik van het park door niet-tuinders kan slechts zeer beperkt op de schouders van de tuinders drukken. Andere vormen van beheer en organisatie zijn nodig;
•
Voor onderhoud en beheer van intensiever (mede-)gebruik van tuinpark en voorzieningen zijn aanvullende financiële middelen nodig.
Aanbevelingen •
Samen met tuinders en stadsdelen verkennen welke mogelijkheden er waar en wanneer zijn voor transformaties (afhankelijk van korte en lange termijn, type park, bestaande en nieuwe tuinparken);
• •
De transformatiemogelijkheden onderzoeken in pilotprojecten: Op bestaande tuinparken kan meegelift worden met bestaande projecten en kan op termijn geëxperimenteerd worden met elders gerealiseerde, succesvolle transformatiemogelijkheden. Zorg daarbij voor ondersteuning (organisatie, beheer en financiën) en geeft duidelijkheid over de toekomst (via beleid); Op nieuwe locaties kan geëxperimenteerd worden met nieuwe concepten (bijvoorbeeld inpassing van water, woningen, kantoren). Deze kansen doen zich voor bij concrete (herstructurerings)opgaven zoals Zeeburgereiland, Nieuwe Diep, OverAmstel, naoorlogse woonwijken en de structuurplanuitwerking Westrand;
•
•
Zorg dat kennis over transformatiemogelijkheden, voorbeelden in binnen- en buitenland en ervaringen hiermee, breed gecommuniceerd worden om onbekendheid en twijfels weg te nemen. Dit kan onder andere via een website volkstuinen.
54
BIJLAGEN Verbreden van de doelgroep
55
Op dit moment is er op de volktuinparken nog geen goede afspiegeling van de Amsterdamse bevolking te vinden qua leeftijd, gezinssituatie en afkomst. Aan de hand van bevolkingsprognoses voor de komende jaren, kan bekeken worden hoe de Amsterdamse bevolking zich verder ontwikkeld en ontstaat er een beeld voor welke (specifieke) bevolkingsgroepen de volkstuinparken een functie kunnen vervullen. Onderstaande gegevens zijn ontleend aan het Amsterdams bureau voor Onderzoek en Statistiek.
Leeftijdsgroepen Anno 2002 is slechts één op de vijf Amsterdammers jonger dan twintig jaar. De groep rond 30 jaar is sterk oververtegenwoordigd in Amsterdam. Amsterdam dankt zijn huidige leeftijdsopbouw aan twee bewegingen. Jonge mensen komen voor studie of werk in Amsterdam wonen. Vervolgens vertrekken velen van hen naar elders op het moment dat zij een gezin stichten. Mede als gevolg daarvan zijn er relatief weinig kinderen in Amsterdam. De leeftijdsopbouw verschilt sterk per bevolkingsgroep. De etnische minderheidsgroepen tellen verhoudingsgewijs veel kinderen en jongeren tot twintig jaar. Onder de 55-plussers zijn zij nog sterk ondervertegenwoordigd.
Samenstelling bevolking Amsterdam Amsterdam heeft op dit moment een grootstedelijke bevolking, met de volgende demografische kenmerken: - er zijn relatief veel 25-39 jarigen, die voor een studie of baan naar de stad zijn gekomen; - er zijn weinig gezinnen met kinderen; - mede daardoor zijn er relatief weinig 0 –19 jarigen; - er zijn naar verhouding veel eenoudergezinnen; - het aandeel 65-plussers is relatief laag en neemt nog steeds af; - het aandeel mensen uit etnische groepen is hoog (47%); - er wonen 170 verschillende nationaliteiten.
Huishoudentypen Achter de 362.000 Amsterdamse adressen gaan bijna 402.000 huishoudens schuil. Bij iets meer dan de helft van de huishoudens gaat het om een alleenstaande. Alleenstaanden vormen ongeveer een derde van de Amsterdamse bevolking. Het aantal huishoudens is de laatste jaren iets toegenomen maar zal volgens de prognoses verder stijgen. De al jaren bekende trend van groei van het aandeel alleenstaanden in de Amsterdamse bevolking zet zich ook tot 2015 door. Het betreft een algemeen grootstedelijk verschijnsel, dat echter in Amsterdam zeer goed zichtbaar is. Alle andere typen nemen in aandeel af, behalve het type eenoudergezin. Het aandeel van dit type blijft over de jaren hetzelfde.
Prognoses bevolking Amsterdam In 2030 zullen er in Amsterdam volgens de prognoses bijna 827.000 personen wonen. Dat is ruim 90.000 meer dan in 2002. De groei vindt vooral plaats tot 2020 omdat tot die tijd de woningproductie het hoogst is. Verreweg de grootste groei zal plaatsvinden in het stadsdeel Zeeburg als gevolg van de bouw van de nieuwe wijk IJburg. Andere stadsdelen die door nieuwbouw relatief sterk groeien zijn Amsterdam-Noord en Zuideramstel (Zuidas). Het aandeel etnische minderheden neemt toe van ruim 37% in 2002 tot 52% in 2030. De groei vindt vooral plaats bij de personen uit ‘niet-geïndustrialiseerde landen’. Ook het aantal Turken en Marokkanen blijft flink groeien. De groei bij het aantal Surinamers is er vrijwel uit. Hun aantal zal binnenkort zelfs afnemen, doordat veel Surinamers naar andere gemeenten vertrekken, vooral Almere.
Etnische groepen Nederlanders vormen de grootste etnische groep (53%). Nog eens 38% van de Amsterdammers behoort tot een van de etnische minderheden. Surinamers, Marokkanen en mensen uit niet-geïndustrialiseerde landen zijn de grootste minderheidsgroepen. De laatsten vormen een bonte verzameling, afkomstig uit vele herkomstlanden. Belangrijke herkomstlanden de laatste jaren zijn Ghana, Indonesië, Pakistan, Egypte, India, China, Afghanistan en Irak. De groep allochtonen wonen voornamelijk in de stadsdelen aan de rand van de vooroorlogse stad. Daarnaast is de huidige bevolking van de centrale stadsdelen weinig geneigd om te verhuizen. Dit beeld zal dus ook in de toekomst blijven bestaan. Momenteel hoort eenderde van de Amsterdamse bevolking tot een etnische minderheidsgroep (170 verschillende nationaliteiten). In 2030 zal dit meer dan de helft zijn. Het percentage Nederlanders neemt gestaag af (met bijna 10 % in 2015), het
Demografische gegevens van de Amsterdamse bevolking
56
percentage Turken en Marokkanen (vooral de laatste groep) neemt gestaag toe. Ook is er een forsere toename van buitenlanders uit niet-geïndustrialiseerde landen. Ouderen en gehandicapten Op 1 januari 2002 woonden er ruim 150.000 ouderen in de hoofdstad, dit is een vijfde deel van alle Amsterdammers. Het aantal 55-plussers is de afgelopen vijf jaar vrij stabiel gebleven. Wel is het aantal Amsterdammers van 55 tot 60 jaar in 2001 met 12% toegenomen. Het verschijnsel ‘vergrijzing’, dat zich in Nederland sterk manifesteert, is tot 2015 geen grootstedelijke trend. De leeftijdscategorie 65 jaar en ouder neemt zowel relatief als absoluut af in Amsterdam. Naar schatting 6% van de Amsterdammers heeft te maken met een matige tot ernstige fysieke beperking. Zij kunnen aanspraak maken op voorzieningen krachtens de Wet Voorzieningen Gehandicapten. In 2001 hebben ruim 14.000 Amsterdammers een WVG-voorziening aangevraagd. Sociale zekerheid Het aantal verstrekte algemene bijstandsuitkeringen in Amsterdam daalt al een aantal jaren gestaag. Het aantal bijstandsuitkeringen aan 65-plussers stijgt echter sterk. Vooral allochtone ouderen – die hier geen volledig pensioen hebben kunnen opbouwen – moeten daar vaak een beroep op doen. Het aantal uitkeringen krachtens de Regeling Opvang Asielzoekers daalde het afgelopen jaar fors. Op basis hiervan kan geconcludeerd worden dat volkstuinen, die nu met name een functie vervullen voor de oudere autochtone Amsterdammers, in de toekomst steeds meer een functie gaan vervullen voor jongere alleenstaande Amsterdammers en Amsterdammers van allochtone afkom. Dit betekent niet dat hiermee de groep ouderen en gezinnen met kinderen zullen verdwijnen. Voor deze groep zal de volkstuin juist een steeds belangrijkere bindingsfactor aan de stad vervullen. Gezinnen met kinderen en ouderen zullen eerder in de stad blijven als ze de beschikking hebben over een dergelijke recreatieve voorziening.
57
Resultaten doelgroepen enquête Om een beeld te krijgen van potentiële nieuwe doelgroepen is in het kader van deze ontwerpstudie een schriftelijke enquête afgenomen onder een breed palet van maatschappelijke organisaties. Centraal stonden de vragen òf er vanuit de organisaties belangstelling is om bij het Amsterdamse volkstuinwezen betrokken te worden, òf de mogelijkheden op de huidige tuinparken daartoe op dit moment toereikend zijn en welke specifieke eisen de doelgroep(en) vragen waarvoor de organisaties zich inzetten. Van de 31 aangeschreven organisaties hebben na een reminder uiteindelijk 12 organisaties gereageerd. Tabel 1: bekendheid met volkstuinparken en behoefte om betrokken te worden
Niet gereageerde organisaties Amsterdamse Federatie van Woningcorporaties Amsterdamse Sportraad Bewoners en Sportverenigingen Oost/Watergraafsmeer Brettenzone Natuurlijk Bureau Intercultureel Werk Bos en Lommer COC Amsterdam
Organisatie
Bekend met volkstuinparken?
Behoefte betrokken te worden?
IVN Vereniging voor Natuur en Milieueducatie
Amsterdamse Golf Club
Ja
Nee
Amsterdams NME Centrum
Ja
Ja
Mentrum
ANBO
Ja
Ja
ASVA Studentenunie
?
Ja
Federatie van Ouderenverenigingen ?
Ja
GG&GD
?
Nee
Stichting Cliënt gestuurde initiatieven en projecten (Scip)
Ja
Ja
Stichting Blinden-Penning
Ja
Nee
Stichting Cliënt gestuurde Initiatieven en Projecten (Scip)
Ja
Ja
Stichting Gehandicapten Overleg
Enigszins
Ja
Stichting Welzijn Doven Amsterdam
Nee
Nee
Vereniging De Oeverlanden Blijven
Ja
Ja
Landelijke Woonboten Organisatie Nationaal Jeugdfonds Jantje Beton NISBO Bond van Moslimouderen Platform Ruimte voor de Jeugd Schooltuin Ridderbostuin SIGRA Vrienden van het Westerpark Wijkcentrum Staatslieden- en Hugo de Grootbuurt Wijkopbouworgaan d’Oude Stadt Wijkopbouworgaan de Gouden Reael Woon- en Zorgcentrum De Riekerhof
58
De meeste van de 12 organisaties zijn bekend met de Amsterdamse volkstuinparken, in de zin van dat ze op de hoogte zijn van het bestaan en ze wel eens bezoeken. Tweederde van de organisaties geeft aan ook wel betrokken te willen worden bij de Amsterdamse volkstuinparken. Eenderde heeft hieraan geen behoefte. De Amsterdamse Golf Club, Fietsersbond en Stichting Welzijn Doven Amsterdam zijn van mening dat de doelstelling van hun organisatie onvoldoende aansluit bij de Amsterdamse volkstuinparken. De Stichting Blinden-Penning geeft aan dat er te veel beperkingen bij hun doelgroep zijn om te kunnen tuinieren. Tabel 2: Doelgroep
Organisatie
Doelgroep
Amsterdamse Golf Club
Golfers
Amsterdams NME Centrum
Inwoners van Amsterdam, specifieker: kinderen van 4-12 jaar en 12-18 jaar en onderwijs
ANBO
Ouderen
ASVA Studentenunie
Studenten in Amsterdam
Federatie van Ouderenverenigingen
Mensen met verstandelijke of meervoudige beperking
Fietsersbond Amsterdam
Fietsers in Amsterdam
GG&GD
Niet ingevuld
Stichting Blinden-Penning
Visueel gehandicapte ouderen (55+)
Stichting Cliënt gestuurde Initiatieven en Projecten
Cliënten uit de GGZ Amsterdam
Stichting Gehandicapten Overleg
Mensen met een lichamelijke handicap
Stichting Welzijn Doven Amsterdam
Doven en slechthorenden
Vereniging De Oeverlanden Blijven
Groenliefhebbers en recreanten in de directe omgeving van de Oeverlanden en basisscholen in Amsterdam
Tabel 3: Waar bestaat deze behoefte uit?
* Amsterdams NME Centrum: gebruik van openbare groenfunctie, medegebruik van voorzieningen en de organisatie van speciale activiteit voor onze organisatie op een tuinpark en het openstellen en betrekken van volkstuinen bij natuur- en milieueducatie. * ANBO: gebruik van openbare groenfunctie, medegebruik van voorzieningen. Het inschrijven voor een tuin wordt niet vanuit de organisatie begeleid, de ouderen kunnen dit op eigen initiatief doen. * ASVA Studentenunie: studentenhuisvesting is natuurlijk altijd welkom, en naast een groenstrook of volkstuin zou het helemaal prachtig zijn. Het verkennen van mogelijkheden over het eventueel ontwikkelen van plannen met betrekking tot studentenhuisvesting in groenstroken in Amsterdam. * Federatie van Ouderenverenigingen: Wij als belangenkoepel voor collectieve belangen kunnen alleen maar toejuichen dat deze voorzieningen voor alle burgers (en dus ook voor onze achterban) te bereiken en te gebruiken zijn. * De Stichting Blinden-Penning geeft aan dat er te veel beperkingen bij hun doelgroep zijn om te kunnen tuinieren. * Stichting Scip: gebruik van openbare groenfunctie, medegebruik van voorzieningen, deelname aan activiteiten, organisatie van speciale activiteit voor onze organisatie op het tuinpark, logeermogelijkheden van onze doelgroep, aanschaf van tuinen voor onze doelgroep verdeeld over het tuinpark. Op dit moment is één zo een tuin gerealiseerd. Er is echter behoefte aan een 2e of 3e tuin op het tuinpark. De voorkeur gaat hierbij uit naar een nutstuinenpark of een verblijfsrecreatief tuinpark. * Stichting Gehandicapten overleg: Gebruik van openbare groenfunctie, medegebruik van voorzieningen en de mogelijkheid tot deelname aan activiteiten van de volkstuinparken. Vereniging De Oeverlanden Blijven: de vereniging is uit op contact en samenwerking met alle groenorganisaties rond de Nieuwe Meer, waaronder de volkstuinparken. Ter versteviging van een samenhangende groenstructuur en om wederzijds op de hoogte te blijven van elkaars activiteiten (lezingen, excursies, etc.). Met tuinpark Ons Buiten gebeurt dat al redelijk.
59
Conclusie: Hieruit blijkt dat de behoeften bij de ene organisatie verder gaan dan bij de andere organisatie. De meeste organisaties willen slechts gebruik maken van de openbare groenfunctie en niet zo zeer eigen tuinen. Uitzondering hierop vormen de studentenunie en Stichting Scip die wel voor eigen voorzieningen in aanmerking willen komen. Conclusie: toegankelijkheid en bereikbaarheid van de voorzieningen zijn een belangrijk aandachtspunt. Eindconclusie van de enquête Kijken we naar de voorbeelden die er al in het land en in Amsterdam zijn, dan heeft de enquête geen echte nieuwe gebruikersgroepen opgeleverd, met uitzondering van studenten. De doelgroepen die er gebruik van willen maken, doen dit al of zien de mogelijkheden om van de openbare groenfunctie gebruik te maken graag uitgebreid. Bereikbaarheid per openbaar vervoer van de tuiniervoorzieningen is een belangrijk aandachtspunt.
Tabel 4: Wat moet er veranderen wil het volkstuinieren aantrekkelijker worden voor de doelgroepen waarvoor uw organisatie zich inzet?
Amsterdamse NME Centrum: openheid, toegankelijkheid, bereidwilligheid tot nme-activiteiten. Bij sommige tuinparken is dat nu al aanwezig. Het verschilt per tuinpark. De volkstuinen zijn geschikt als NME-locatie omdat ze meestal in de directe leefomgeving liggen. ANBO: niets veranderen. De volkstuinparken voldoen aan de eisen. De belangstellende moet zelf willen en een beetje ‘groene vingers’ hebben. Wij zien volkstuinparken als openbare parken. Enig aandachtspunt dat we willen meegeven is het belang van een goede bereikbaarheid van de voorzieningen per openbaar vervoer. Fietersbond: veilige fietsroutes en behoud van volkstuincomplexen op fietsafstand van de stad. Stichting Blinden-Penning: toegankelijkheid verbeteren, gidslijnen, geen trapjes, begeleiding bij tuinieren en onderhoud. Visueel gehandicapte ouderen hebben door hun visuele beperking en andere lichamelijke beperkingen problemen met onderhoud op tuinpark, maar ook de beperkte mobiliteit van de ouderen zorgt er voor dat willen zij tijd op een volkstuincomplex door kunnen brengen zij altijd afhankelijk zijn van derden. Veel ouderen (met visueel handicap) stoppen dan met tuinieren. Stichting Gehandicapten Overleg: fysieke toegankelijkheid onderzoeken, informatie erover verspreiden en waar nodig verbeteren. Ook bereikbaarheid per ov, auto en afstand zijn een punt van aandacht.
Scip: De jaarlijkse financiële lasten en de reglementen worden op dit moment als problematisch ervaren. Verder zijn de fysieke toegankelijkheid, het voorzieningen- en activiteitenaanbod aandachtspunten. De stichting ziet graag dat de Amsterdamse volkstuinparken zich meer openstellen voor groepen als Scip. Het toewijzen van tuinen is essentieel voor het slagen van het initiatief. Tot nu toe levert dat problemen op. Vereniging De Oeverlanden Blijven: Belangrijk achten wij doorgaande fiets- en wandelroutes, medegebruik van faciliteiten (kantine, gemeenschapsruimte, etc.) voor groene en andere maatschappelijke activiteiten, als bij voorbeeld naschoolse opvang.
60
Overzicht van maatregelen ter preventie van inbraak en vandalisme op volkstuinparken MAATREGEL
BETROKKEN PARTIJEN
KANTEKENINGEN / KNELPUNTEN
Beperken toegankelijkheid complexen Singels rondom complex
Gemeente (uitvoering / onderhoud)
Minimale breedte: 4 meter Problemen bij dichtvriezen
Beveiligen entrees
Verenigingsbestuur (uitvoering) Gemeenten (regeling sluiting)
Hoofdentree: minstens slagboom Eén entree open: geen doorgaand verkeer
Prikkend groen rondom complex
Gemeente (uitvoering / onderhoud) Verenigingsbestuur (op verzoek)
Pat in ‘tuinsfeer’ Goede aanvulling op singels
Hekken rondom gehele complex
Verenigingsbestuur Gemeente
Voor complexen zonder singel Kostbare en niet erg mooie oplossing
Verbeteren informele en informele controle Informele controle door tuinders
Tuinders zelf (uitvoering) Verenigingsbestuur (stimuleren)
Openbaarheid terrein probleem? Vreemdelingenherkenning moeilijker naarmate terrein groter c.q. verenigingsleven minder
Informele controle door ‘tuinwacht’
Verenigingsbestuur (initiëren / begeleiden) Tuinders (uitvoering)
Continuïteit kan probleem zijn (motivatie) Overleg met politie nodig
Formele controle door professionele bewakers
Verenigingsbestuur Bond (coördinator) Politie (overleg)
Continuïteit kan probleem zijn (kosten) Mogelijke samenwerking complexen onderzoeken
Formele controle door politie
Gemeente (driehoeksoverleg) Politie
Continuïteit groot probleem Projectsurveillance pas haalbaar als er aantoonbare patronen zijn
Verwijderen waardevolle zaken bij afwezigheid
Tuinders zelf (uitvoering) Verenigingsbestuur (stimuleren / regels) Verzekeraar (verzekeringsvoorwaarden)
Wie controleert?
Centrale opslag goederen in winterperiode
Tuinders zelf (uitvoering) Verenigingsbestuur (beheer opslag) Gemeente
Loods goed beveiligen Beheer sleutel bij bestuur
Verminderen buit
61
Verminderen gemak inbraak en afvoer buit Verstevigen huisjes + organisatorische maatregelen
Tuinders zelf (uitvoering) Kosten moeten in verhouding blijven tot Verenigingsbestuur (info/advies) risico’s Verzekeraar (idem + aanmoedigingspremies) Wie controleert tuinders
Bemoeilijken afvoer buit
Tuinders zelf (uitvoering Verenigingsbestuur (idem) Gemeente (toestemming afsluiting)
Verbeteren signalering criminaliteit Signalering door bewakers
Tuinders, bestuur of bewakingsdienst
Betrappen op heterdaad zeldzaam Snelle signalering door dagelijkse inspectie huisjes
Elektronische signalering
Tuinders (huisjes) Verenigingsbestuur Verzekeraar (regels/premie)
Alarm voor huisjes nog niet op de markt Stil alarm is prijzig Eerste signaal stil alarm naar beheerder/ bewakingsdienst
Centrale registratie criminaliteit op complexen
Bonden (uitvoering) Politie (overleg/samenwerken) Verenigingsbestuur (idem) Verzekeraar (idem)
Goed actie-instrument Basis voor nemen maatregelen
Justitie vaker overgaan tot vervolging daders
Openbaar Ministerie Gemeente (driehoeksoverleg) Politie
Niet veel daders worden gepakt
Verbeteren mogelijkheden schadeverhaal/schadeherstel
Bureau Halt Bond/verenigingen
Alleen toepasbaar voor beperkte groep daders (jongeren)
Overige
Overzicht van maatregelen ter preventie van inbraak en vandalisme op volkstuinparken uit Volkstuinen en criminaliteit; een oriënterend onderzoek onder volkstuinverenigingen; Horde, M. & P.M. de Savornin Lohman, Rotterdam, 1989.
62
63
Resultaten workshop m.b.t. inpasbaarheid (op basis van 6 respondenten) Voorziening
Ja
Nee
Tentoonstellingsruimte
6
0
Wandelroute
6
0
Bijenkast
6
0
Educatiecentrum
6
0
Vogeleiland
5
0
Heemtuin
5
1
Vlindertuin
5
1
Gazon
5
1
Bankjes
4
2
Speeltoestellen
4
2
Tuinwinkel
4
2
Basketbalveldje
4
2
Paddenpoel
4
2
Voetbalveldje
4
2
Tafeltennistafel
4
2
Schoolwerktuinen
4
2
Jeu de boulesbaan
3
2
Winkeltje
1
5
Trimparcours
3
3
Skateroute
1
5
Kinderboerderij
3
3
Strandje
1
5
Speelweide
3
3
Speelvijver
1
5
Fietsroute
3
3
Ijsbaan (in winter)
0
5
Kunstenaarsateliers
3
3
Skatebaan
0
6
Seniorenwoningen
3
3
Fietscrossterrein
0
6
Midgetgolf
2
3
Trainingsweide voor honden
0
6
Theehuis
2
3
Duivenvereniging
0
6
IJskiosk
2
3
Barbecueplaatsen
0
6
Vaarroute
2
4
Dagcampingplaats
0
6
Picknetset
2
4
Kampeerterreintje
0
6
Crèche/kinderopvang
2
4
Trekkershutten
0
6
Woningen laagbouw
2
4
Studentenwoningen
0
6
Scouting
1
4
Bejaardentehuis
0
6
Jeugdhonk
1
4
Woningen hoogbouw
0
6
Muziektent
1
5
Kantoren
0
6
Sportveld
1
5
Bedrijven
0
6
64
Potentiële voorzieningen voor volkstuinparken Openlucht voorzieningen
Gazon Zandstrandje Barbecue Banken, picknickset Stadscamping Wandelroute Fietsroute Restaurantje, theehuis, ijskiosk
Voorzieningen Gehandicapten
Tuin voor Visueel gehandicapten Route voor licht gehandicapten Tuin voor licht gehandicapten Therapeutische tuin Logeertuin
Sport en spel
Speelweide Speeltoestellen Scouting Skatebaan Georganiseerde wandel- en fietsroutes Zwem- of vaarfaciliteiten
Sporten
Biken Basketbal Volley Tafeltennis Kano Vissen Gehandicapten visplaats Trimparcours Minigolf Dammen en schaken Jeu de boules Voetbal
Hobbyvoorzieningen
Instuif ouderen Jongeren Crèche kinderopvang Knutselwerkplaats Andere hobbyclubs Tuinieren Groente kweken Bloemschikken Bijenhouden Wijngaard Boomplantdag Jeugdhonk
Culturele voorzieningen
Combinatie met de diverse tuin- en plantenverenigingen Natuurorganisaties Buurtwerk (Buiten)Kunst Openlucht concert Theater/dans/toneel/podium Muziekkoepel Tuinproductietentoonstelling Schilderen en tekenen Beeldende kunstwerken Atelierwoningen kunstenaars Kunst tentoonstellingen Internetpleinen (digitale trapveldjes) Poezie+Literatuuravonden Joga-cursus Naschoolse opvang Scoutvereniging
65
educatie
Schooltuinen Snoeicursus Veldles Beroepsonderwijs Thematuinen vogels, vlinders, insecten Heemtuin Pluweide Vruchten snoephoek Beestjesbos Kruidentuin Natuurleerpad Vogeleiland Lezingen over planten en dieren
dieren
Kinderboerderij Fokkersverenigingen (stadsboerderij) Vogelopvangcentrum Trainingsweide voor honden Stapelmuur Broeihoop Takkenwal Nest en observatiekasten vogels, insecten
parkgebouw
Natuurcentrum/NME centrum
66
Aandachtspunten transformatiemogelijkheden
Vergroten toegankelijkheid
Transformatie mogelijkheid
Toepassingen
voordeel
nadeel
Ingang meer uitnodigend maken
Welkomstbord + openingstijden
Buitenstaanders eerder geneigd het tuinpark te bezoeken Gaat niet ten koste van tuinen.
Vrij marginale ingreep om toegankelijkheid te vergroten
Verbeteren toegang: ingang verbreden
Buitenstaanders eerder geneigd het tuinpark te bezoeken
Kans bestaat dat het ten koste van delen van/enkele tuinen gaat
Aantal ingangen uitbreiden
Meerdere ingangen/ doorgangen aanbrengen
Betere verknoping met Kans op vandalisme/diefstal neemt omgeving toe. Aantasting rust/privacy
Combinatie doorgaande openbare routes en volkstuincomplex
Recreatieve routes naar het recreatielandschap door een tuinpark
Bijdrage afwisselende groenbeleving
Kans op vandalisme/diefstal neemt toe. Aantasting rust/privacy
Pad verhoogd aanleggen of temidden van water
Beperking inbraken en vandalisme, wel groenbeleving
Kan een aantal tuinen kosten
Combinatie semi openbaar groene en volkstuinen
Afwisselen strips met openbaar Door verschillende groen en volkstuinen zones storen tuinders en bezoekers elkaar niet
Kans op vandalisme/diefstal neemt toe. Aantasting rust/privacy
Bijdrage groenbeleving Ecologische betekenis Intensiever gebruik in de daluren/buiten het seizoen
Toestaan van permanente bewoning van klein aantal volkstuinen/huisjes
Toezicht in daluren, waardoor inbraak/vandalisme gevoeligheid afneemt
Wanneer wordt het goedkope permanente bewoning? Bij permanente bewoning hoort ook elektriciteit, water, gas en betere isolatie?
67
Transformatie mogelijkheid
Toepassingen
voordeel
Toestaan van bewoning in de winter door andere doelgroepen, bijv. studenten, kunstenaars
toezicht in alle seizoenen, waardoor inbraak/vandalisme gevoeligheid afneemt
Combinatie met functies buiten het complex Verbreden doelgroep
Combinatie volkstuinen van verschillende maat en doelgroep Doelgroep: starters, ouderen, allochtonen, gezinnen met kinderen en specifieke doelgroepen als gehandicapten en psychiatrisch patiënten etc.
Binnen een complex verschillende type tuinen combineren, nuts- en recreatietuinen, grote en kleine tuinen maar ook verhoogde en/of geurtuinen voor visueel en fysiek gehandicapten en thematuinen
nadeel
Reduceren vandalisme
Aantasting rust
Starters kunnen nutstuin uitproberen en evt doorstromen naar een recreatietuin zonder van tuinpark te hoeven veranderen
Binnen bestaande tuinparken moet ruimte gevonden worden om kleinere/aangepaste tuinen te realiseren
Drempel wordt verlaagd om aan een tuin te beginnen
Hoe komt de juiste doelgroep op de juiste tuin?
Sociaal netwerk blijft in stand doordat men binnen hetzelfde complex verhuist Impuls sociaal maatschappelijke integratie Tuindersaantal en diversiteit nemen toe
68
Transformatie mogelijkheid
Toepassing
voordeel
nadeel
Per tuintype afzonderlijke huurprijzen Vrijgekomen tuinen opsplitsen in kleinere tuinen
Hierdoor liggen Gaat ten koste van oorspronkelijke de kleinere tuinen opzet en tuinen verspreid over het tuinpark, vergroting diversiteit en grotere keuzemogelijkheden voor groepen die geen grote tuin willen/ kunnen onderhouden Je kunt gebruik maken van de 10% verloop per jaar
Combineren van functies
Combinatie volkstuinen en Aanbieden van educatie schoolwerktuinen, NMECentrum, educatieve routes, voorzieningen en activiteiten
Biedt tuinparken een extra functie (educatie) waaraan behoefte is in de stad en betekent grotere
Combinatie volkstuinen en Strips van volkstuinen worden water afgewisseld met water
Met name waardevol Kan ten koste gaan van tuinen aan de rand van de Van invloed op bereikbaarheid van stad op de overgang de tuinen en tuinierkwaliteit van stedelijk gebied naar waterrijke recreatielandschappen Waterrecreatie mogelijk, bijv. woonboten
Kans op vandalisme/diefstal neemt toe. Aantasting rust/privacy Kan ten koste gaan van tuinen
69
Transformatie mogelijkheid
Toepassingen
voordeel
nadeel
Combinatie volkstuinen en Tuinpark aanvullen recreatieve voorzieningen met voorzieningen, tentoonstellingen, speeltoestellen, horecavoorzieningen, kinderboerderij en schoolwerktuinen, etc.
Ook te gebruiken door Kans op vandalisme/diefstal neemt andere stadsbewoners toe. Aantasting rust/privacy Kan ten koste gaan van tuinen Belast vrijwilligerskader Extra vergunningen en verzekeringen vereist
Combinatie volkstuinen en Verdichten met woningbouw woningen direct aan de rand van het complex
Tuinders hebben informeel toezicht door bewoners en de bewoners kunnen uitkijken op een park en daar gebruik maken om een wandeling te maken
Kans op vandalisme/diefstal neemt toe. Aantasting rust/privacy
Afwisselend permanente bewoning en tijdelijk binnen een complex, informeel toezicht en voortzetten bestaansrecht
Aantasting rust/privacy Kan ten koste gaan van tuinen Vraagt om extra infrastructuur Extra vergunningen
Combineren met woningen op het complex zelf
Er kunnen meer mensen in het groen wonen Combinatie volkstuinen en kantoren en bedrijven
Werknemers kunnen in de pauze even een ommetje maken op het park Continu gebruik door de tijd heen: kantoren door de week en tuinders in het weekend
Kans op vandalisme/diefstal neemt toe. Aantasting rust/privacy Kan ten koste van tuinen gaan Extra vergunningen en infrastructuur
70
Transformatie mogelijkheid Veranderingen in Flexibele regels de tijd
Toepassingen
voordeel
Variëren met verschillende thema’s, water, grootte huisje, grootte van de tuin
Diversiteit tuinpark Betere bediening stedeling
nadeel
Karakterverandering tuinpark Dynamiek benutten
Maak gebruik van de doorstroming op het complex
Vrijkomende tuinen kunnen benut worden voor specifieke doelgroepen
Toewijzing? Wie moet op welke tuin?
Vrijkomende tuinen kunnen benut worden voor voorzieningen voor de buurt
Kosten voor deze investeringen
Vrijkomende tuinen Nu zijn er nog wachtlijsten dus het kunnen benut verdwijnen van tuinen zal nu niet worden voor meer veel draagvlak vinden openbaar groen of een voorziening als een kinderboerderij Nieuwe inrichting vraagt om een goed concept De nieuwe plekken moet ook beheerd worden en kan niet op het netwerk van tuinvrijwilligers drukken Nieuwe concepten
Complexen op tijdelijke locaties
Benutten van toekomstige bouwlocaties voor nutstuinen
Geen grote investeringen en geen bouwwerken. Geen leegstand
Onzeker bestaan
Kleinschalig tuinieren in de stad
Schoffeltuinen in het openbaar groen (spoorlijnen, binnenterreinen)
Openbaar groen hoeft Wat gebeurt er met slecht niet door de gemeente onderhouden openbaar beheerd te worden, groenstroken? weinig investeringen
71
LITERATUURLIJST • •
• • • • • • • • • • • • • • •
Samen leven, samen beleven; ideeënbundel voor recreatief medegebruik van tuinparken. AVVN; Platform Amateurtuinieren, 1997. Volkstuinen: de groene tankstations van de compacte stad; een sociologisch onderzoek naar de betekenis van volkstuinen in relatie tot toekomstmogelijkheden voor het Amsterdamse volkstuinwezen; N. Bosch; DRO/UvA, Amsterdam, 1996. Schoffelen in de compacte stad; Rooilijn. No. 3, N.Bosch, 1997. Functies met een extensief ruimtegebruik; sportvelden en volkstuinen; DRO/WBV, Amsterdam, 1997. Ruimtelijke Inventarisatie Tuinparken Amsterdam, Dienst Ruimtelijke Ordening, mei 2003. Volkstuinen en criminaliteit; een oriënterend onderzoek onder volkstuinverenigingen; Horde, M. & P.M. de Savornin Lohman, Rotterdam, 1989. Volkstuinparken in Amsterdam; de sociaal-culturele dimensie; S. de Vries & M.B. Schöne; Alterra, Research Instituut voor de Groene Ruimte, Wageningen, 2003. Artikel Volkskrant; “Natuurlijk tuinieren helpt volkstuin niet” Egmond aan zee, 21 juni 2004. Artikel VNG-magazine; “Volkstuintjes tussen kantoovilla’s” d.d. 22 juni 2001. D(g)g dubbel (grond) gebruik, Onderzoek naar kansen en bedreigingen voor dubbel (grond) gebruik in Amsterdam, Stedelijke Woningdienst Amsterdam, november 2000. Artikel Stadsblad; “Volkstuin moet van buurt worden” Amsterdam, 26 februari 2003. Artikel “Preiloos Papendorp”. Artikel Intermediair; “Het onzichtbare hek”, 20 februari 2003. Artikel Actieblad Ravage; “Alles van waarde is weerloos, Nieuwbouw zit voortbestaan volkstuin in de weg”, 19 juli 2002. Artikel NUL20, Tijdschrift voor Amsterdams woonbeleid; “Woningen zijn een mooi scherm tegen snelweg lawaai”, Amsterdam, juli 2002. Tot Nut & Genoegen, Volkstuin cultuur in Nederland. Wandelen tussen kantooruren; een onderzoek naar de invloed van omgeving en bedrijfscultuur op lunchwandelgedrag. F. Wolters, Wageningen Universiteit, 2003.
• •
Amsterdam in cijfers; Jaarboek 2003; Gemeente Amsterdam, Dienst Onderzoek en Statistiek, november 2003. Wisselbad; transformaties op de tuin; Jack Hoogeboom.
72
Colofon
Dienst Ruimtelijke Ordening, Gemeente Amsterdam Auteurs: Sacha Maarschall, Ontwerpteam Stad, DRO Niek Bosch, Woningen Voorzieningen en Stedelijke recreatie, DRO Helga van der Haagen, Ontwerpteam Stad, DRO Met bijdragen van: DRO Ruwan Aluvihare Charlotte Buijs Caroline Combé Remco Daalder Marianne Griffioen Dennis Hijkoop Marjolein Peters Harry Vermeulen Pim Vermeulen Johan van Zoest SeARCH Jack Hoogeboom Klankbordgroep Volkstuinen Stadsdelen Amsterdamse volkstuinverenigingen AVVN Foto’s: Niek Bosch, Helga van der Haagen Illustraties: DRO, Jack Hoogeboom, blz 37 Beeldmateriaal uit deze rapportage mag niet vermenigvuldigd worden zonder voorafgaande toestemming Datum: Maart 2004 Meer info bij: Niek Bosch, tel. 020 - 552 79 53 www.dro.amsterdam.nl,
[email protected]
73