Contact in Amsterdam Een verkenning naar de meerwaarde van interculturele bijeenkomsten in de gemeente Amsterdam
Amsterdam, 18 december 2007
Eindrapport
Uitgebracht aan: Adviesraad Diversiteit en Integratie Amsterdam
Contact in Amsterdam Een verkenning naar de meerwaarde van interculturele bijeenkomsten in de gemeente Amsterdam
Amsterdam, 18 december 2007 drs. S.G.C. Albers drs. C.W. Chan drs. A.C. Frank
INHOUD
1.
INLEIDING
1
2.
BIJEENKOMSTEN IN AMSTERDAM, 2001 - 2007
3
3.
DE POTENTIELE WAARDE VAN DE BIJEENKOMSTEN 3.1 Eerder onderzoek 3.2 Operationele onderzoeksvragen
6 6 9
4.
POSITIEVE ONTMOETINGEN TUSSEN CULTUREN 4.1 Geselecteerde bijeenkomsten 4.2 Organisatoren, deelnemers en effecten 4.3 Do’s & don’ts
10 10 11 13
5.
BIJEENKOMSTEN ROND SOCIALE EN MAATSCHAPPELIJKE ONTWIKKELINGEN 5.1 Geselecteerde bijeenkomsten 5.2 Organisatoren, deelnemers en effecten 5.3 Do’s & don’ts
15 15 16 18
6.
BIJEENKOMSTEN ROND DE ISLAM EN INTER-RELIGIEUS CONTACT 6.1 Geselecteerde bijeenkomsten 6.2 Organisatoren, deelnemers en effecten 6.3 Do’s and don’ts
19 19 20 21
7.
OVERALL CONCLUSIES
23
ccr643cl709 - 18 december 2007
1
1.
INLEIDING In Nederland wordt al sinds de jaren tachtig het integratiedebat gevoerd: een debat over de wijze waarop verschillende bevolkingsgroepen met diverse etnische en culturele achtergronden kunnen samenleven in de Nederlandse maatschappij. Hierbij wordt nu vooral aandacht besteed aan de verschillende groepen migranten die vanaf de jaren zestig en zeventig naar Nederland zijn gekomen en die nu een belangrijk deel vormen van de grootstedelijke bevolking. Een belangrijke component in het integratiedebat is de sociaal-culturele component van integreren. Aan de ene kant wordt gewezen op verschillen tussen normen en waarden van de Nederlandse samenleving vis-à-vis die van minderheden. Aan de andere kant is vastgesteld dat het aantal interetnische contacten laag is waardoor een uitwisseling van ideeën, standpunten en belevingen niet tot stand kan komen en burgers ‘langs elkaar leven’. Een belangrijke gebeurtenis die de interetnische verhoudingen in Amsterdam op scherp heeft gezet, is de moord op Theo van Gogh in 2004. Het Amsterdamse gemeentebestuur heeft in die periode aangegeven dat het gebrek aan binding tussen verschillende autochtone en allochtone groepen mede debet was aan het klimaat waarin een dergelijke daad heeft kunnen plaatsvinden. De gemeente stelde het actieplan ‘Wij Amsterdammers’ op, dat drie doelen had: 1) het bestrijden van terreur en het voorkomen van nieuwe aanslagen, 2) het tegengaan van radicalisering en 3) het voorkomen van polarisatie en mobiliseren van positieve krachten. In de tweede fase van het programma, dat startte in 2006, is deze focus verschoven naar ‘het versterken van positief emotioneel contact tussen individuen en groepen om negatieve beeldvorming te ontkrachten en bindend, overbruggend sociaal kapitaal op te bouwen’ (Wij Amsterdammers II: 3-4). Sinds augustus 2006 is het projectbureau Platform Amsterdam Samen (PAS) actief, dat zich met name bezighoudt met het verbinden van Amsterdammers met elkaar en met de stad, het vertrouwen tussen bevolkingsgroepen te vergroten en het tegengaan van radicalisering.
2
Om het bovenstaande te bewerkstelligen, wordt er specifiek ingezet op het organiseren van en deelnemen aan bijeenkomsten rond diversiteit en integratie. De bijeenkomsten zijn veelal openbaar van aard en stellen burgers met verschillende achtergronden en met diverse standpunten in staat om met elkaar kennis te maken en te debatteren. Het aantal georganiseerde bijeenkomsten is de afgelopen jaren sterk toegenomen, mede door de facilitering van ‘Wij Amsterdammers’. Verschillende politieke partijen, het openbaar bestuur, maatschappelijke organisaties en het particulier initiatief investeren tijd en geld om de bijeenkomsten mogelijk te maken. Het past in de doelstelling van de Adviesraad Diversiteit en Integratie om het instrument ‘bijeenkomsten’ te onderzoeken en hierover advies uit te brengen. De Raad wil zich een oordeel vormen over de te verwachten ‘heilzame’ werking van de bijeenkomsten en de mate waarin dit de tijd en investeringen rechtvaardigt. In dit rapport worden de resultaten van deze verkenning gepresenteerd. Als basis van dit advies is onderhavige verkenning uitgevoerd naar deze bijeenkomsten.
3
2.
BIJEENKOMSTEN IN AMSTERDAM, 2001 - 2007 In dit hoofdstuk wordt een overzicht gegeven van de bijeenkomsten die in de periode 2001 - februari 2007 zijn georganiseerd in de gemeente Amsterdam 1 . De belangrijkste vragen bij deze inventarisatie zijn het aantal bijeenkomsten en de ontwikkelingen door de jaren heen, het onderwerp van de bijeenkomsten en de locatie van de bijeenkomsten in de stad. In de periode 2001 - februari 2007 zijn er circa 272 bijeenkomsten rond de thema’s diversiteit en integratie georganiseerd. Het aantal bijeenkomsten is vanaf 2005 sterk toegenomen, wat erop duidt dat het instrument sterk aan populariteit wint. Het actieplan ‘Wij Amsterdammers’ is hierbij een sterke aanjager, aangezien de centrale stad met dit instrument veel van de bijeenkomsten initieert en faciliteert. In welk jaar is de bijeenkomst gehouden? 2001
18
2002
24
2003
15
2004
27
2005
51
2006
121
eerste twee maanden 2007 Onbekend
1
13 3
De bijeenkomsten zijn geïnventariseerd op basis van verschillende bronnen, te weten: de bijeenkomstenagenda’s van belangrijke podia als de Balie, de Rode Hoed en Felix Meritis; quick scans van agenda’s uit andere podia, politieke partijen, actieve zelforganisaties, kennisinstellingen en stadsdelen; de activiteitenagenda van het programma ‘Wij Amsterdammers’. Bij deze inventarisatie zijn de volgende bijeenkomsten (waarschijnlijk) niet meegenomen: bijeenkomsten die zich beperken tot een wijk; bijeenkomsten die niet door de gehele stad zijn gepromoot; bijeenkomsten die zijn gepromoot onder een smalle doelgroep zoals studenten. -
4
De meest voorkomende onderwerpen van de bijeenkomsten zijn: positieve ontmoeting tussen culturen: hierbij staat de kennismaking met de ‘andere’ doelgroep met haar standpunten en haar gebruiken centraal. Aansprekende voorbeelden zijn hierbij Iftar-maaltijden, bewonersmaaltijden, stadsdiners en multiculturele cafés; de bediscussiëring van maatschappelijke ontwikkelingen en sociale processen, zoals debatten over de multiculturele stad, integratie of normen en waarden; islam met een duidelijk educatief karakter om het publiek voor te lichten over verschillende aspecten van de geloofsbeleving van de islam.
Behandeld thema Positieve ontmoeting
65
Maatschappelijke ontwikkelingen/sociale processen
63
Islam
31
Politiek
27
Ontwikkelingen in Nederland
18
Individuele ontwikkeling en ontplooiing
17
Wereldwijde ontwikkelingen
13
Radicalisering
13
Religie
8
Wederzijds respect / discriminatie
6
Overig
1
Onbekend
10
Aangezien deze drie soorten bijeenkomsten het meest zijn voorgekomen, zijn zij ook als onderwerp gekozen voor het vervolg van de verkenning. De belangrijkste organisatoren van deze bijeenkomsten zijn de drie grote podia ‘De Balie’, ‘Felix Meritis’ en de ‘Rode Hoed’. Samenwerkingsverbanden tussen overheden, zelforganisaties en bedrijven zijn de op een na belangrijkste organisatoren, gevolgd door zelforganisaties als Islam en Dialoog of het CIDI. Gezien het belang van de grote podia is het niet verwonderlijk dat de meeste bijeenkomsten in Amsterdam Centrum plaatsvinden. Maar ook buiten de drie grote podia vinden er in het centrum De inventarisatie geeft daarmee een representatief beeld van de interculturele bijeenkomsten die zijn georganiseerd voor een breed Amsterdams publiek. De onderzoekers kunnen niet garanderen dat alle bijeenkomsten, die ooit in de periode 2001 - begin 2007 zijn georganiseerd, zijn meegenomen.
5
de meeste bijeenkomsten plaats. Stadsdelen als Amsterdam-Zuidoost, Slotervaart, Bos en Lommer en Zeeburg zijn relatief vaak ook een podium voor een bijeenkomst. Door welke organisatie is de bijeenkomst georganiseerd? Groot podium
88
Kleiner theater
13
Gemeente Amsterdam
29
Politieke organisaties
5
Religieuze organisaties
10
Migrantenorganisaties
23
Zelforganisaties
59
Samenwerkingsverbanden/overig
63
Onbekend
18
In welk stadsdeel vindt de bijeenkomst plaats? Centrum
Totaal
Excl. de drie grote podia 158
47
7
7
11
11
Geuzenveld/Slotermeer
2
2
Noord
2
2
Oost/Watergraafsmeer
5
5
Osdorp
5
5
Oud Zuid
4
4
De Pijp
4
4
Slotervaart
15
15
Zeeburg
10
10
5
5
15
15
6
6
23
23
De Baarsjes Bos en Lommer
ZuiderAmstel Zuidoost Heel Amsterdam Onbekend
6
3.
DE POTENTIELE WAARDE VAN DE BIJEENKOMSTEN Uit de inventarisatie in hoofdstuk 2 is gebleken dat positieve ontmoetingen, ontmoetingen rond actuele maatschappelijke ontwikkelingen en interreligieuze ontmoetingen het meeste worden georganiseerd in Amsterdam. De onderzoeksvraag is wat de effecten van deze bijeenkomsten zijn op de attitudes van organisatoren en deelnemers. Een belangrijke kanttekening hierbij is dat bijeenkomsten slechts één factor zijn in de beeldvorming. Sociaaleconomische ontwikkelingen, internationale ontwikkelingen, lokale ontwikkelingen, bestaande beeldvorming, beeldvorming in de media en in de eigen sociale kring bepalen voor een groot deel mede de attitude over en houding ten opzichte van ‘de ander’. Hierdoor is nooit het effect van een bijeenkomst te isoleren, maar kan alleen worden gesproken over indicaties.
3.1
Eerder onderzoek Er is eerder onderzoek uitgevoerd naar het effect van bijeenkomsten. In dit hoofdstuk wordt een samenvatting gegeven van twee overzichtstudies: de eerste is ‘Niet langer met de ruggen naar elkaar’ van de Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling (RMO) en de tweede is ‘Interventies voor Integratie’ van het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP). Ook is er gesproken met professor R.S. Gowricharn, hoogleraar Sociale Cohesie en Politieke Democratie aan de Universiteit Tilburg. In het rapport van de RMO wordt de hypothese verkend dat herhaalde participatie aan de bijeenkomsten zou moeten leiden tot binding met andere groepen. Hierbij wordt een bindingsladder geïntroduceerd die vier sporten telt om de niveaus van binding te onderscheiden: het elkaar ontmoeten, zodat er een brug wordt geslagen tussen het eigen netwerk en ‘de ander’; het elkaar leren kennen, zodat er wederzijds begrip en respect ontstaat over elkaars standpunten en gebruiken;
7
-
het bewerkstelligen van collectieve actie; het bouwen van wederzijdse hulprelaties.
Binding kan plaatsvinden langs de affectieve lijn (wederzijds begrip, sympathie en emotionele betrokkenheid), via het principe van gemeenschappelijk toebehoren (lid van de Nederlandse maatschappij, Amsterdam of de eigen wijk) of via transactionele lijnen (uitruilen van diensten). De waarde van de bijeenkomsten zou moeten zijn dat de binding wordt verstevigd omdat men elkaar ontmoet (‘meeting is mating’) en omdat men wederzijds van elkaar leert (‘bridging social capital’). Het principe achter ‘meeting is mating’ gaat ervan uit dat ontmoeting leidt tot een hogere of meer innige binding. Deze aanname kan van de volgende kanttekeningen worden voorzien: bestaande negatieve gevoelens ten opzichte van ‘de ander’ kunnen een eerste ontmoeting in de weg staan of negatieve gevoelens onder bepaalde omstandigheden juist versterken (bijvoorbeeld als een groep Marokkaanse jongeren begrip vraagt voor het feit dat zij geen eigen jeugdhonk hebben); een eenmalige ontmoeting kan een sluimerend wij-zij denken versterken en daarmee een binding in de weg zitten (bijvoorbeeld “zie je wel, ze zijn écht anders dan wij”). Het wederzijds leren gaat ervan uit dat door bepaalde werkvormen te kiezen er een écht gesprek ontstaat waarbinnen meningen over en weer kunnen worden uitgewisseld en waardoor wederzijds begrip ontstaat. Er zijn echter duidelijke aanwijzingen dat er eerst uitgebreide binding moet zijn tussen netwerken, of dat er al sprake moet zijn van heterogene netwerken alvorens het wederzijds leren een vlucht kan nemen. Met andere woorden: hoe meer ervaring men met andere culturen heeft en hoe meer men contact zoekt met onbekenden, hoe sneller men zich nuances van deze culturen eigen maakt en leert begrijpen. De opmerkingen van professor Ruben Gowricharn sluiten aan op de eerder genoemde kanttekeningen: hij benadrukt dat in de jaren vijftig buurtbewoners evenmin gezellig met elkaar omgingen en ook in die tijd mensen elkaar allereerst kenden van de verschillende functionele netwerken, die naast elkaar in de wijk bestaan. De wijk op zich is geen directe aanleiding of garantie voor het aangaan van sociale verbanden.
8
Vervolgens wijst Gowricharn erop dat vooral onder de Nederlandse middenklassers die normaliter naar deze bijeenkomsten komen, zich de ’schreeuwers’ bevinden die voor onrust (in het debat) zorgen. Je moet deze mensen paaien om ze weer rustiger te laten worden en meer vertrouwen te laten krijgen in de samenleving. Dan ontspant volgens Gowricharn de rest van Nederland vanzelf. Als men denkt dat het rustiger is, wordt het ook rustiger. Activiteiten zoals het Islamdebat in Rotterdam in 2005 hebben dezelfde onderliggende politieke strategie: laat zien dat er wat gebeurt, ook al heeft het geen enkel effect. Het gemoed van de burger wordt gerustgesteld. Het SCP heeft in het onderzoek de nadruk gelegd op de effectiviteit van de bijeenkomsten. Het SCP stelt vast dat, alhoewel interetnische bijeenkomsten in Nederland een hoge vlucht hebben genomen, er weinig informatie is over de korte- of langetermijneffecten hiervan. Het SCP neemt de bindingsladder van het RMOonderzoek als uitgangspunt om voorzichtig te laten zien op welke manier sommige activiteiten als geslaagd kunnen worden bestempeld. Er zijn aanwijzingen dat met name langlopende projecten die opgericht zijn op basis van gemeenschappelijke interesses of belangen, leiden tot binding Dit geldt voor meerdere niveaus: samen voetballen, samen praten over gezamenlijke interesses, etnisch overstijgende vrouwenprojecten. Contacten in de vorm van taalles of coaching schijnen vaak van langdurige aard te zijn. Alleen op plaatsen waar autochtonen en allochtonen elkaar al ontmoeten, zijn eenmalige bijeenkomsten in staat om contact en binding tot stand te brengen. Tegen deze achtergrond zijn twee aspecten relevant die in de verkenning zullen worden meegenomen: 1. de (impliciete) doelstelling van de bijeenkomst om te laten zien dat er ‘wat gebeurt’ rond diversiteit en integratie versus de doelstelling om mensen daadwerkelijk met elkaar in contact te laten brengen en attitudes te veranderen; 2. de mate van binding waar naar wordt gestreefd: bevinden deze zich vooral op de tweede sport van de bindingsladder van het RMO, tussen de ‘oppervlakkigheid’ van de straatbarbecues en voetbaltoernooien op het 1e niveau en de mindere vrijblijvendheid van sport 3 en 4? 3. de mate van geschiktheid om met noties uit punt 2, de doelstellingen uit punt 1 te behalen.
9
3.2
Operationele onderzoeksvragen Om zicht te krijgen op het nut van de bijeenkomsten en onder welke omstandigheden de bijeenkomsten het meest zinvol zijn, zijn concreet de volgende onderzoeksvragen gesteld: 1. door wie zijn deze bijeenkomsten georganiseerd en welke doelstellingen hanteren de organisatoren? 2. wie zijn de deelnemers aan de bijeenkomsten? Zijn het genodigden of is er vrije inloop? Zijn bepaalde individuen/groepen of politieke voorkeuren over- of ondervertegenwoordigd? 3. zijn de organisatoren van mening dat de van te voren gestelde doelen zijn behaald? Waaraan meten zij dat succes af? 4. zijn de organisatoren en deelnemers als direct gevolg van de bijeenkomst anders gaan denken over bepaalde thema’s? 5. zijn er nieuwe relaties gelegd tussen organisatoren en deelnemers of deelnemers onderling als gevolg van de bijeenkomst? Vindt er netwerkvorming of netwerkvernieuwing plaats? 6. welke werk- of discussievormen zijn er tijdens de bijeenkomst gehanteerd? Is er een relatie tussen beoogde doelstelling en direct meetbaar resultaat? Wat zijn belangrijke succes- en faalfactoren? 7. heeft de bijeenkomst geleid tot verandering in percepties over of beleid ten aanzien van de benoemde thema’s? Hebben de bijeenkomsten als geheel genomen effect op percepties of het beleid? Hoe zou een en ander er hebben uitgezien als er geen bijeenkomsten waren georganiseerd? De vragen 1 tot en met 6 kunnen worden ingevuld voor individuele bijeenkomsten en zijn in hoofdstukken 4, 5 en 6 voor respectievelijk positieve ontmoetingen, bijeenkomsten over maatschappelijke ontwikkelingen en bijeenkomsten rond Islam uitgewerkt. Vraag 7 is een metavraag die in hoofdstuk 7 zal worden behandeld.
10
4.
POSITIEVE ONTMOETINGEN TUSSEN CULTUREN De positieve ontmoetingen tussen culturen zijn de afgelopen drie jaren bijzonder populair geworden en worden in verschillende gemeentes in steeds grotere getale financieel ondersteund en uitgevoerd. Deze bijeenkomsten worden gekenmerkt door het feit dat de multiculturele ontmoeting an sich voorop staat. Er wordt een sfeer van gezelligheid en familiariteit gecreëerd, waardoor de omstandigheden voor positieve ontmoetingen ideaal zouden moeten zijn.
4.1
Geselecteerde bijeenkomsten Wij hebben de volgende drie bijeenkomsten geselecteerd als representanten van dit soort bijeenkomsten: het ‘Bewonersdiner Zuidoost’: een diner dat om de drie maanden wordt georganiseerd voor circa 80 mensen; per keer wordt een land als thema uitgekozen en worden de maaltijd en de aankleding hierop ingericht. De gasten komen uit verschillende delen van Zuidoost en uit verschillende minderheidsgroepen en zitten met zeven anderen aan tafel en praten tijdens het diner met elkaar. de ‘Dag van de Dialoog’: ieder jaar worden er op verschillende plekken in de stad dialoogtafels voor circa acht mensen opgezet en iedere tafel wordt zo divers mogelijk ingericht (leeftijd, welstand, etnische achtergrond, seksuele geaardheid enz.). De bedoeling is dat ieder lid van de tafel vertelt over zijn eigen leven. Een voorzitter ziet erop toe dat iedere deelnemer zijn eigen verhaal kan vertellen en dat de verhalen beperkt blijven tot persoonlijke ervaringen en niet leiden tot debat of standpunt uitwisseling; de Iftar op de Dam: een jaarlijks terugkerend evenement waarbij in een grote tent door moslims en niet-moslims gezamenlijk een Iftar maaltijd wordt genuttigd. Er wordt gestreefd naar een verhouding van 50% moslim/50% niet-moslim. Het doel van de bijeenkomst is een gemengde groep mensen te bereiken, dat mensen met verschillende religieuze en culturele achtergronden elkaar gaan bezoeken en dat vooroordelen ten opzichte van andere culturen verminderen, dat men na het bezoeken van de Iftar maaltijd eerder de buren groet, elkaar feliciteert met (religieuze) feestdagen en dat mensen elkaar bijvoorbeeld eerder bezoeken.
11
4.2
Organisatoren, deelnemers en effecten Organisatoren Alle drie de bijeenkomsten worden regelmatig en op professionele basis georganiseerd en onderscheiden zich daarmee van de zogenaamde ‘straatbarbecues’ van vrijwilligers. De organisatoren krijgen een financiële bijdrage van de gemeente of van het stadsdeel en zoeken daarnaast sponsors die geld, goederen of diensten inbrengen. Deelnemers De deelnemerslijst wordt bij alle drie de bijeenkomsten grotendeels van te voren vastgesteld en men streeft ernaar een zekere diversiteit aan tafel te creëren. De Iftar op de Dam biedt mogelijkheden voor vrije inloop van de toevallige voorbijganger op de Dam, maar de organisatoren streven naar een mix van 50% moslim en 50% niet-moslim aan de dinertafels. De uiteindelijk gerealiseerde verhouding is 40% moslim/60% niet-moslim geweest en komt daarmee dicht bij zijn doelstelling. “De Iftar op de Dam is een geweldige ervaring voor mensen die geen moslims kennen. Je hebt een beeld zoals het in de krant naar voren komt en dit is weer een ander beeld.”
De ‘Dag van de Dialoog’ streeft met klem naar een zo hoog mogelijke diversiteit maar kan dat a priori niet waarborgen omdat de samenstelling van iedere dialoogtafel wordt bepaald door externe inbrengers. Een voorbeeld hiervan is Ymere, een van de leden van het Platform Amsterdam Dialoog, die in 2006 enkele tafels organiseerde en hierbij zelf de personen voor de tafel inbracht. Op aanraden van de organisatoren worden diverse groepen zoals bewoners, ondernemers of kinderen ingebracht om hun verhalen en ervaringen te komen vertellen. Afhankelijk van het netwerk van deze inbrenger ontstaat er een - al dan niet - diverse tafel. De daadwerkelijke diversiteit van de ‘Dag van de Dialoog’ is niet goed te meten, maar deelnemers zeggen vaak mensen te hebben gesproken, die ze anders nooit zouden hebben ontmoet. Het ‘Bewonersdiner’ nodigt mensen zo breed mogelijk uit maar bemerkt dat als het diner bijvoorbeeld een Turks thema heeft, dit populairder is bij de Turkse dan bij de Surinaamse gemeenschap.
12
“Er is een open, warm contact [tijdens de diners]. Mensen leven teveel afgesloten van elkaar. Zulke ontmoetingen openen weer de blik van mensen en mijn beeld van Nederlanders is ook positiever geworden. […] Communiceren geeft ruimte om te denken”.
Doelstellingen organisatoren De doelstelling van alle drie de bijeenkomsten is dat mensen met elkaar in contact raken en spontaan met elkaar praten. “Het gaat erom in rust te luisteren! […] De kern van de dialoog gaat om het hele kleine omslagpunt in de ontmoeting met de ander”.
Een randvoorwaarde voor alle drie de organisatoren is dat deelnemers mensen zijn die niet regelmatig deelnemen en dat er bij iedere bijeenkomst weer nieuwe mensen meedoen. Zo wil men ervoor zorgen dat de bijeenkomsten fris blijven en er geen vaste kern ontstaat die geen ruimte laat voor nieuwe deelnemers. Naast ontmoeting streven alle drie de bijeenkomsten naar kennis- en inzichtoverdracht. Bij het ‘Bewonersdiner’ staat iedere keer een ander land centraal, en krijgen deelnemers iets te horen over de cultuur en gewoontes van dat land. ‘De Dialoog’ heeft een zeer specifieke werkvorm waar de voorzitters van iedere tafel in worden getraind. In deze werkvorm staan de levensverhalen en ervaringen van de individuen centraal en is het niet de bedoeling dat de cultuur van een groep wordt behandeld. Bij de ‘Iftar-maaltijd’ worden er speeches gegeven over de betekenis en de waarde van de Iftar-maaltijd en de Ramadan. Effecten De organisatoren van de bijeenkomsten streven ernaar dat gedurende en na de bijeenkomsten er contacten worden gelegd en dat mensen naar aanleiding van de bijeenkomsten elkaar op gaan zoeken. De organisatoren van het ‘Bewonersdiner’ en de Iftar hebben echter slechts anekdotische gegevens over de mate waarin het bovenstaande ook daadwerkelijk gebeurt. De ‘Dag van de Dialoog’ heeft hier in 2006 onderzoek naar de bereikte effecten laten uitvoeren. Hieruit is gebleken dat ongeveer de helft van de mensen tijdens de dialoog persoonsgegevens uitwisselt en dat 40% daarna ook daadwerkelijk contact heeft gezocht met de ander. De organisatoren van het ‘Bewonersdiner’ houden de ambities laag omdat “het dan goed blijft gaan”. Het
13
effect van de diners is wel voelbaarder, omdat het ‘Bewonersdiner’ als enige van deze drie niet één, maar vier keer per jaar wordt georganiseerd, waarbij nu een ‘rimpelend effect’ wordt waargenomen. Islam en Dialoog, de organisator van de Iftar op de Dam, heeft gemerkt dat er langdurige contacten tussen bezoekers en andere vrijwilligers zijn ontstaan. Vrijwilligers melden zich aan en er wordt naar cursussen gevraagd. De Rabobank heeft aan Islam en Dialoog gevraagd een training te geven aan zijn medewerkers en deze heeft inmiddels plaatsgevonden. Ymere merkte op dat de dialoog als gespreksvorm mogelijk te hoogdrempelig is voor bijvoorbeeld bewoners uit de buurt. Een straatbarbecue of voetbaltoernooi zou veel toegankelijker zijn. Organisator van de Dag van de Dialoog: “Een positief sociaal klimaat in de stad is voor het bedrijfsleven net zo belangrijk als voor maatschappelijke organisaties. Als men zich op z’n gemak voelt in de stad, is dat ten gunste van de economie.”
4.3
Do’s & don’ts Op basis van de interviews zijn de volgende do’s en don’ts rond positieve ontmoetingen naar voren gekomen: het kost altijd moeite om een bijeenkomst te organiseren die steeds weer diverse deelnemers trekt. Organisatoren hebben toch bepaalde netwerken waarlangs vaak ‘dezelfde’ mensen kunnen worden bereikt. Bij de onderzochte bijeenkomsten is juist in diversiteit geïnvesteerd door het programma aan te passen en de marketing via bepaalde, zo divers mogelijke kanalen te laten verlopen; als deelnemers eenmaal binnen zijn, dan mengen verschillende groepen wonderbaarlijk goed, mits de organisatoren groepsvormen gebruiken die ‘klitgedrag’ voorkomen; mond-op-mond reclame werkt toch het best, maar dat betekent dat men moet investeren in goede bijeenkomsten waar mensen over napraten met anderen; de organisatoren van het ‘Bewonersdiner’ noemen de volgende criteria voor een succesvolle bijeenkomst: 1) de mensen moeten tevreden zijn, 2) de sfeer moet goed zijn en 3) er moeten genoeg aanmeldingen zijn zodat de zaal gezellig vol zit; het is altijd de vraag of je niet mensen trekt die al geïnteresseerd waren in ‘de ander’ en dat je mensen verwaarloost die andere culturen juist eng vinden;
14
-
-
de grote meerwaarde van deze bijeenkomsten is dat je soms mensen krijgt die echt voor de eerste keer met een bepaalde cultuur in aanraking komen; om contact te leggen moet een tafel niet te massaal worden; men probeert te voorkomen dat steeds dezelfde mensen komen: dat vinden organisatoren zonde. Deze voortdurende wisseling van deelnemers maakt het wel minder makkelijk dat er regelmatige contacten worden opgebouwd en het zien van de ‘ander’ als gewoon wordt ervaren.
15
5.
BIJEENKOMSTEN ROND SOCIALE EN MAATSCHAPPELIJKE ONTWIKKELINGEN Bijeenkomsten waar men over sociale of maatschappelijke ontwikkelingen spreekt zijn niet nieuw. De onderwerpkeuze is wel onderhevig aan de tijdsgeest en op dit moment zijn integratievraagstukken populair. In Amsterdam zijn podia als de ‘Rode Hoed’, ‘De Balie’ en ‘Felix Meritis’ vaak organisator van dergelijke bijeenkomsten. In de verkenning voor de adviesraad is er vooral voor gekozen om buiten dit circuit te kijken.
5.1
Geselecteerde bijeenkomsten De volgende bijeenkomsten zijn voor de verkenning onderzocht: Conferentie Jeugd: een conferentie van stadsdeel Oost-Watergraafsmeer en de afdeling Bestuurlijk Orgaan Minderhedenorganisaties (BOMO) om het onderwerp jeugd op de agenda te krijgen. Ter voorbereiding van de conferentie zijn er drie themabijeenkomsten georganiseerd, waarbij iedere keer uit negen verschillende migrantengroepen vijf jongeren (totaal 45 jongeren) zijn uitgenodigd, om na te denken over stellingen rond het jeugdbeleid in Amsterdam-Oost. De stellingen zijn in de conferentie aan een breed publiek uit de overheid, uit minderhedenorganisaties en uit intermediaire organisaties voorgelegd; Tolerantie in de Stad (Diamantbuurt): naar aanleiding van schermutselingen in de Diamantbuurt en opkomend antisemitisme hebben TANS (een netwerk van Marokkaanse hoogopgeleiden), het CIDI (het Centrum Informatie en Documentatie Israël) en Milli Görüs een bijeenkomst in een buurtcentrum in de wijk georganiseerd om een tegengeluid te bieden. Naast actieve wijkbewoners en jongerenwerkers waren er politici uit de centrale stad, ambtenaren uit het stadsdeel en de pers uitgenodigd. De onrustveroorzakers waren niet uitgenodigd omdat dit de bijeenkomst op scherp zou zetten. Inzet was te bekijken wat er gedaan kon worden aan de overlast; Intercultureel jongerendebat (De Baarsjes): deze bijeenkomst is door de Interculturele Alliantie (ICA), een initiatief van het CIDI, georganiseerd als afsluiting van een cyclus van anti-discriminatietrainingen op het NOVA College.
16
De jongeren die aan de training hadden meegedaan, participeerden nu in een panel samen met jongeren met een andere religieuze achtergrond. De doelstelling was om zowel islamitische, christelijke en joodse jongeren te laten participeren. Op de bijeenkomst zelf waren de moslimjongeren echter in de meerderheid, wat wel een goede afspiegeling van de buurt was. 5.2
Organisatoren, deelnemers en effecten Organisatoren De onderzochte organisatoren zijn overheden (stadsdeel de Baarsjes, OostWatergraafsmeer) of maatschappelijke organisaties (CIDI, TANS) geweest; professionele podia, die ook vaak deze bijeenkomsten organiseren, zijn niet onderzocht. De bijeenkomsten waren in principe eenmalig, maar hadden wel betrekking op een concrete gebeurtenis of op de wens een onderwerp op de politieke agenda te krijgen. Stadsdeel Oost-Watergraafsmeer werkt actief samen met de zelforganisaties in de wijk. Deze conferentie was een van de manieren waarop het stadsdeel laat zien belang te hechten aan inspraak van zijn burgers. Het CIDI organiseert naast haar kernactiviteit van informatievoorziening over onder meer Israël ook regelmatig dialoogactiviteiten. De kosten van deze bijeenkomsten zijn laag en kunnen vaak betaald worden uit de lopende begroting van een organisatie. Deelnemers Uit de interviews is naar voren gekomen dat er in de bijeenkomst een interessante mix is ontstaan tussen diegenen die vaak naar dergelijke bijeenkomsten komen en zij die er voor het eerst mee werden geconfronteerd. De traditionele bezoekers zien de bijeenkomst als een netwerkmogelijkheid en horen er eigenlijk niet veel nieuws. In de onderzochte bijeenkomsten hebben jongeren een belangrijke plaats ingenomen en in de conferentie ‘Jeugd en het Jongerendebat’ is er expliciet geworven om hen betrokken te krijgen. De doelgroep jongeren is bij andere organisatoren ‘omstreden’ omdat deze niet te bereiken zijn via de normale wervingskanalen als posters, flyers, agenda’s en annonces in publicaties. Veelal moet er samengewerkt worden met scholen, met migrantenzelforganisaties of met jongerenclubs om de ‘zaal vol te krijgen’. Ook moet het programma speciaal aangepast worden om het voor de jongeren spannend te houden.
17
Doelstellingen organisatoren De doelstelling van de conferentie ‘Jeugd’ was van een andere aard dan de twee andere bijeenkomsten. Oost-Watergraafsmeer wilde met professionals betrokken met jongeren, en daaraan voorafgaand met de jongeren zelf, praten over de ‘jeugdproblematiek’. Hierbij is een multicultureel publiek uitgenodigd omdat dit een afspiegeling was van het stadsdeel, maar de multiculturaliteit stond niet primair op de agenda. De twee andere bijeenkomsten zijn juist wel georganiseerd om een sociaal onderwerp in een multiculturele context te bespreken: door een beter begrip te krijgen van de verschillende achtergronden en een beter beeld van het conflict of de situatie. Effecten De effecten op de korte en de lange termijn zijn afhankelijk van de opzet en de doelstellingen van de organisatie. In de verkenning zijn twee soorten naar voren gekomen: de overlegbijeenkomst zoals de ‘Jeugdconferentie’ en het ‘Interculturele jongerendebat’ en de netwerkbijeenkomst ‘Tolerantie in de stad’. De netwerkbijeenkomst is voor bekenden vaak een goede mogelijkheid om elkaar weer eens te spreken en te bekijken waar samenwerking of collectieve actie mogelijk is; het horen van nieuwe geluiden of het komen tot nieuwe inzichten is niet de hoofddoelstelling. Vanuit de organisatoren kwamen zelfs wat pessimistische geluiden: “Het zijn meestal mensen met een agenda, die niet zozeer komen om te luisteren, maar vooral om hun mening te komen verkondigen”. “Het was een politieke bijeenkomst, waar politici zaten om te scoren en waar iedereen komt om zijn punt te maken.”
Het intercultureel jongerendebat was er in geslaagd deze dialoog-elite of ‘usual suspects’ te omzeilen, door zich in eerste instantie op scholieren te richten. “Met trainingen op scholen bereik je jongeren die normaal nooit komen, maar op school verplicht zijn deel te nemen.”
Bij deze overlegbijeenkomsten is de inbreng van de jongeren zeer positief ervaren: organisatoren hebben hun inbreng verfrissend en spannend genoemd terwijl jongeren op hun beurt verrast waren over de belangstelling voor hun mening. Nieuwe doelgroepen zijn echter vaak ook sceptisch over de follow-up van de bijeenkomst en
18
hierbij helpt het als er, zoals bij de conferentie ‘Jeugd’, wordt gewerkt aan concrete, toetsbare en voor de doelgroep relevante afspraken over en weer.
5.3
Do’s & don’ts Op basis van de interviews zijn de volgende do’s en don’ts rond inhoudelijke bijeenkomsten naar voren gekomen: de bijeenkomst is voorbereid en het is in grote lijnen bekend bij de organisatoren wat er gezegd zal worden; de keuze voor de locatie is van groot belang. Alle drie de bijeenkomsten waren in het desbetreffende stadsdeel georganiseerd, wat de bijeenkomst makkelijker toegankelijk maakt; in sommige gevallen zijn de deelnemers en hun standpunten bekend. De bijeenkomst is dan een netwerkmogelijkheid; bij het opsplitsen in werkgroepen is de aanwezigheid van scherpe en deskundige gespreksleiders cruciaal om diepgang in de gesprekken te krijgen en tot resultaten te komen; in sommige gevallen worden juist onbekende mensen uitgenodigd (bijvoorbeeld jongeren). In de twee gevallen die onderzocht zijn, heeft dat goed uitgepakt omdat de jongeren een felheid en enthousiasme inbrachten die de organisatoren blij verrasten en de jongeren vonden het leuk dat hun inbreng ook op prijs werd gesteld; tijdens de bijeenkomst worden relaties gelegd die onder normale omstandigheden nooit tot stand zouden zijn gekomen; veel moslims hebben bijvoorbeeld nooit een (orthodoxe) jood gesproken; een bijeenkomst krijgt extra energie wanneer er wordt gewerkt naar concrete afspraken en er ook follow-up wordt gegeven aan deze concrete afspraken; als het thema speelt, moet je ‘scoren’: tot actie overgaan en de pers zoeken. Maar de vraag is of je de wens moet hebben daadwerkelijk beleid te veranderen.
19
6.
BIJEENKOMSTEN ROND DE ISLAM EN INTER-RELIGIEUS CONTACT Het aantal bijeenkomsten rond de islam is door de gebeurtenissen op 11 september 2001 en door de komst van het moslimfundamentalisme sterk toegenomen. Zij worden ingegeven vanuit nieuwsgierigheid (en angst) over de islam als religie. In de uitwerking van de verkenning is het verschil met overige bijeenkomsten niet altijd te ontdekken. Qua opzet lijken deze bijeenkomsten zich duidelijk te onderscheiden van de overige bijeenkomsten omdat er in het programma een educatieve component is ingebouwd over de opzet, de werking en de beleving van de islam. In de praktijk is er echter ook een duidelijke ontmoetingscomponent tussen verschillende culturen ingebouwd en/of een link te leggen tussen de Islam en de Nederlandse maatschappij.
6.1
Geselecteerde bijeenkomsten De volgende bijeenkomsten zijn in het kader van de verkenning nader onderzocht: Wie is DE terrorist?: een debat gesponsord door het NCDO en georganiseerd door Mex-it. Het hoofddoel was het vinden van het onderscheid tussen de termen ‘terrorist’ en ‘vrijheidsstrijder’ en het overbrengen van de uitwerking die in de Arabische wereld wordt gegeven aan deze termen. Het debat is ingezet door een wetenschapper, door politici en het publiek. Gezien de context was het debat fel, maar volgens de organisator niet te fel. Van belang is dat standpunten gefundeerd naar voren komen zodat de anderen hiervan kennis kunnen nemen. Het is niet de bedoeling, en ook niet de verwachting, dat mensen elkaars standpunten overnemen omdat deze vaak sterk uit elkaar liggen; Voorjaarsbijeenkomst Moslim Jongeren Amsterdam (MJA): de MJA is een organisatie waarin moslimjongeren met verschillende culturele achtergronden samenwerken. Doel is om de negatieve beeldvorming rond moslims in Amsterdam te doorbreken en een positieve stem te laten horen richting anderen. De bijeenkomst in 2006 was de tweede die het MJA had georganiseerd en bood ruimte aan 100 moslimjongeren en 100 niet-moslims. Onderwerpen op de bijeenkomst waren onderwijs (samen met het ROC), sociale veiligheid (samen met de politie), huisvesting (samen met Ymere) en werk (samen met Shell). Ter
20
-
6.2
voorbereiding van de workshops werd een ‘professional’/sponsor gekoppeld aan een moslimjongere, die vervolgens samen de workshop uitwerkten; Mijn God is beter dan de jouwe: deze bijeenkomst is vanuit de Rode Hoed, Stedelijk Jongerenwerk Amsterdam en ROOD opgezet en heeft jongeren van 15 - 25 jaar uitgenodigd om te praten over geloofsbeleving. Vanaf het begin is er voor gekozen om niet een ‘christendom-versus-islam’-debat te organiseren maar een debat waarin jongeren de eigen beleving naar voren mochten brengen.
Organisatoren, deelnemers en effecten Organisatoren Twee van de drie genoemde organisatoren zijn professionals op het gebied van het organiseren van ontmoetingen en debatten, die meestal aansluiten op wat er speelt in de samenleving. Het vormt in principe een van hun kernactiviteiten. De MJA is een vrijwilligers- en netwerkorganisatie die moslimjongeren met verschillende achtergronden bij elkaar brengt om onder andere over islambeleving in de Nederlandse samenleving te praten. Deelnemers Gezien de variëteit in het soort bijeenkomsten is het lastig generieke conclusies te trekken die voor al deze bijeenkomsten gelden. Opvallend is wel dat deelnemers enthousiast waren over de opzet van de bijeenkomst maar dat er weinig concrete follow-up is geweest om verder over geloofsbeleving te praten. Doelstellingen organisatoren Het doel van de Voorjaarsbijeenkomst van MJA was drieledig: 1) aan partners in Amsterdam te laten zien dat moslims ook Amsterdammers zijn, 2) met partners afspraken maken over zaken die jongeren in het algemeen en moslimjongeren in het bijzonder verder zouden helpen en 3) autochtone jongeren in de gelegenheid stellen om moslimjongeren te ontmoeten en over en weer vragen te stellen. De bijeenkomst “Mijn God is beter dan de jouwe” in De Rode Hoed is een vervolg geweest op een eerder zeer succesvol verlopen debat naar aanleiding van de moord op Theo van Gogh. Dit debat had veel jongeren getrokken, die ook actief hadden deelgenomen. ‘Mijn God is beter dan de jouwe’ is ontstaan uit de wens deze
21
succesvolle opzet te herhalen. Pas daarna werd het interreligieuze thema gekozen. De open setting waar je het gesprek tot stand laat komen, werd als erg belangrijk ervaren. “Er moet een gevoel zijn dat iedereen mág praten. Het gaat er niet om welke vragen je aan het einde van de avond beantwoord wilt hebben, maar daar dat er gepraat is, en dat gesprek gaat heen waar het heen gaat.”
‘Wie is DE terrorist’ maakte deel uit van een lezingencyclus van het NCDO en was opgezet om onderwerpen te bespreken die in de publieke belangstelling stonden, maar waarvan de ‘definities’ nog niet helder zijn. De doelstelling van de reeks was om een vertaalslag te maken van debat naar actief burgerschap. “ Het gaat om de bijdrage in het veranderen van het denkproces. Je moet niet verwachten dat de opvatting totaal verandert. Maar het debat mag best fel zijn.”
Effecten De bijeenkomst van de MJA heeft wel geleid tot convenanten met partners, maar dat was gericht op werk, sociale veiligheid, huisvesting en scholing. Praten over geloof vindt met name plaats binnen netwerken van de MJA en in een informele sfeer en veel beperktere setting. Het programma van ‘Mijn God…’ was aangepast aan jongeren door bijvoorbeeld rap te gebruiken als uitingsvorm en door panelleden op het hart te drukken om informeel en voor de doelgroep duidelijk taalgebruik te hanteren. De opkomst was met 300 jongeren uitzonderlijk hoog. Het is echter niet gelukt verder te gaan met debatten gericht op jongeren, primair om financiële redenen. De organisatoren van ‘Wie is DE terrorist’ wijzen erop dat vlak na schok van de moord op Pim Fortuyn en met name op Theo Van Gogh er duidelijk behoefte was in de samenleving om elkaar te ontmoeten en in gesprek te gaan. Het was deel van een eerste fase van vooral praten. Nu zou er meer moeten worden gekeken naar bijeenkomsten gericht op het doen, bijvoorbeeld in de vorm van ‘actief burgerschap’. 6.3
Do’s and don’ts -
een puur educatieve insteek werkt in een open setting niet, omdat er te weinig mensen op afkomen. Er moet altijd een koppeling gemaakt worden met de actualiteit of met een voor de doelgroep relevant thema;
22
-
-
-
-
interreligieuze debatten herbergen het gevaar dat zij polariserend werken. Er is geen consensus of omwille van het debat de verschillen moet worden benadrukt of dat er moet worden gestreefd naar het zoeken van overeenkomsten; rond de islam ontstaat al snel een discussie over discriminatie en uitsluiting. Het is zeer lastig om deze discussie te voeren terwijl deze vaak zeer sterk andere inhoudelijke discussies inkleurt; er is duidelijke behoefte bij moslims om zich te distantiëren van extremistische activiteiten die in naam van de islam worden uitgevoerd. Deze behoefte verbindt veel moslims en zet hen aan tot het organiseren van deze bijeenkomsten; er zijn vaak stereotypen over ‘de moslim’, niet alleen bij autochtonen maar ook bij Turkse moslims over Marokkaanse moslims.
23
7.
OVERALL CONCLUSIES In de voorgaande hoofdstukken zijn de effecten van individuele bijeenkomsten op organisatoren en deelnemers beschreven. De voor de Adviesraad Diversiteit en Integratie meest relevante vraag is echter: heeft de bijeenkomst geleid tot verandering in percepties over of beleid ten aanzien van de benoemde thema’s? Hebben de bijeenkomsten als geheel genomen effect op percepties of het beleid? Hoe zou een en ander hebben uitgezien als er geen bijeenkomsten waren georganiseerd? Op basis van de verkenning hebben wij de volgende conclusies over positieve ontmoetingen gevormd: de bijeenkomsten rond de kennismaking met ‘de Ander’ zijn in onze ogen goed geslaagd omdat er een dialoog ontstaat tussen mensen die normaliter nooit met elkaar zouden hebben gepraat. Indien er een langetermijneffect meetbaar is, dan is dat secundair aan het primaire doel van contact; de positieve ontmoetingen hebben er niet aantoonbaar toe geleid dat attitudes van deelnemers en organisatoren zijn veranderd. Er zijn anekdotische aanwijzingen dat er contacten zijn ontstaan tussen mensen die normaliter in bestaande sociale verhoudingen niet zouden zijn ontstaan en op individueel niveau is het mogelijk dat er langtermijn relaties ontstaan. Het blijft bij (anekdotische) aanwijzingen en er is geen merkbaar macro-effect voor de gehele stad waarneembaar; organisatoren zijn met name praktisch ingesteld en verliezen zich niet in lange betogen over de meerwaarde van bijeenkomsten. Men geeft met name aan dat men een positieve activiteit uitvoert met vaak bescheiden financiële middelen. Onze conclusie over bijeenkomsten rond maatschappelijke ontwikkelingen is dat: bijeenkomsten die daadwerkelijk zijn ingestoken om input voor beleid te leveren, kunnen ook aan die verwachting voldoen. De bijeenkomst dient qua opzet, doelgroepen, werkvormen en na-traject wel op dat doel te zijn ingesteld. Het langetermijn effect van deze bijeenkomsten ligt dan ook in handen van organisatoren;
24
-
-
daar waar er wordt geïnvesteerd in het bereiken en het mobiliseren van een nieuwe doelgroep kunnen er ook verassende uitkomsten uitkomen die in ieder geval motiveren. De kunst is de balans te vinden tussen nieuwe ideeën en bestaande structuren om deze ideeën uit te voeren; het effect van netwerkbijeenkomsten op attitudes is niet eenvoudig meetbaar. Het lijkt erop dat met name reeds bekende standpunten worden uitgedragen of uitgewisseld. Het meest tastbare effect is waarschijnlijk dat al bestaande netwerken worden verstevigd of worden uitgebreid en dat deze netwerken pas later worden ingezet om beleid te beïnvloeden of om concrete acties vorm te geven.
Rond bijeenkomsten over de islam kan het volgende worden geconcludeerd: het is niet eenvoudig om op basis van de verkenning de effecten van interreligieuze bijeenkomsten te benoemen. Qua opzet en qua werkvormen verschillen zij sterk van elkaar; het educatieve aspect van de bijeenkomsten is echter niet goed uit de verf gekomen. Vaak worden de bijeenkomsten gekoppeld aan meer materiele of maatschappelijke zaken als discriminatie, integratie of wonen; wanneer puur wordt gefocust op het inter-religieuze aspect van de bijeenkomsten dan zijn er aanwijzingen dat deelnemers nieuwe inzichten en andere perspectieven te horen krijgen. Het is echter onbekend of dit leidt tot attitudeverandering.