Van Verleden naar Toekomst Mijn visie op de ontwikkeling van onze Brabantse kleine kernen
Sociale cohesie in kleine kernen Voor een leefbare samenleving is een goede sociale cohesie van belang. Dat geldt met name voor kleine kernen waar men meer op elkaar is aangewezen, omdat de voorzieningen steeds meer op afstand raken. Door diverse oorzaken is het voorzieningenniveau de afgelopen jaren verslechterd. In kleine kernen hebben inwoners vaak de bereidheid om verantwoordelijkheid te nemen voor ieders welbevinden maar ook daar zitten grenzen aan. Veel mensen zijn bereid iets voor hun dorp en hun buurt te betekenen, maar je kunt niet alles afwentelen op vrijwilligers in kleine kernen. De vereniging kleine kernen noord-brabant wil dit knelpunt graag inzichtelijk maken voor de beleidsmakers door onjuiste beelden weg te nemen en daar een meer realistische kijk voor in de plaats te stellen. Nu er, met name in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo), hoge verwachtingen zijn over de inzet van vrijwilligers om de taakstellingen van de Wmo te realiseren, is een goede onderbouwing van de sociale cohesie en de ontwikkeling daarvan in de loop der jaren van groot belang. In dit kader hebben wij een van onze bestuursleden, de heer Piet van Hout, bereid gevonden zijn visie hierover aan het papier toe te vertrouwen. Hij heeft deze historische ontwikkeling aan den lijve ondervonden als burgemeester van een kleine gemeente met twee kerkdorpen. Deze visie van Piet van Hout dient dan als basis voor een uitgebreider advies aan het provinciaal bestuur om de leefbaarheidsfactoren van sociale cohesie in de kleine kernen te kunnen behouden en versterken. Wij hebben Annemieke Kamoschinski, onze oud-secretaris, bereid gevonden deze visie door middel van diverse interviews op papier te zetten en wij willen beiden, Piet van Hout en Annemieke Kamoschinski, bedanken voor dit document. Daarmee wordt een basis gelegd voor een vervolgproject over sociale cohesie in kleine kernen, ter versterking van de leefbaarheid. Wim van Lith Voorzitter vereniging kleine kernen noord-brabant
december 2007
Van Verleden naar Toekomst Mijn visie op de ontwikkeling van onze Brabantse kleine kernen Van 1 juli 1968 tot en met 31 december 1996 ben ik burgemeester geweest van de kleine kernen Lieshout en Mariahout. Ik voel me nog steeds sterk verbonden met beide kernen. Ik heb er het lief en leed gedeeld met de inwoners, gediscussieerd met mijn mede-bestuurders en mijn visie ontwikkeld op de ontwikkeling van de Brabantse kleine kernen. Mijn bestuurslidmaatschap van de vereniging kleine kernen noord-brabant heeft deze visie verder aangescherpt. Ik zie onderstaand artikel dan ook als mijn politiek testament dat ik achterlaat voor al die mensen die zich inzetten voor het behoud en de verbetering van de leefbaarheid van de kleine kernen in Brabant. Ik maak hierbij gebruik van de ervaringen van stichting Platform Aarle-Rixtel en Zorg om het Dorp Mariahout. Hoewel er regionale en lokale verschillen zijn staan zij voor mij model voor de ontwikkelingen in de kleine kernen van Brabant. Lieshout en Mariahout vormen heden ten dage samen met Beek en Donk en Aarle-Rixtel de gemeente Laarbeek. ‘Laat ik u schrijven, vriend, hoe zalig stil het dorpjen is waar ik nu woon, gevlucht voor schrille stad en havenend gerugt heelend mijn ziel en mijn verwoesten wil. Ach, het dorpsleven. Daar kennen de mensen elkaar nog werkelijk, daar betreedt men het huis van een ander via de achterdeur, daar hebben de deuren nog geen trappen of drempels; Van alle kinderen ken ik stem en oogen, In alle woningen voel ik mij thuis’.
Hoe idyllisch is het platteland nog zoals hierboven beschreven in het kleine dorp van Israël de Haan? Ons Brabantse platteland heeft de afgelopen jaren veel veranderingen ondergaan. Ik noem alleen al de ontwikkelingen in de agrarische
sector, het verdwijnen van voorzieningen, de toenemende vergrijzing en ontgroening en de problemen op de woningmarkt. Is het wonen in een kleine kern nog leuk? Ik kan dat met een volmondig ja beantwoorden, ik wil niet anders!
Van Verleden naar Toekomst
Van ‘werkdorp’ naar ‘woondorp’ In mijn dertig jaar burgemeesterschap heb ik het platteland zien veranderen. Ik herken de omschrijving in het rapport van het Sociaal en Cultureel Planbureau Thuis op het platteland dat verschenen is in 2006. Het platteland onderging een transformatie van het aloude ‘werkdorp’ naar het ‘woondorp’. Met name in de laatste decennia van de twintigste eeuw vestigt zich een groeiend aantal stedelingen in het dorp die aangetrokken worden door de rust, ruimte en het groen. Hiermee verandert de samenstelling van de dorpsbewoners. Veel nieuwkomers zijn hoog opgeleid en verdienen hun geld in de stad. Dokter van Loen, vijfendertig jaar huisarts geweest in de kernen Lieshout en Mariahout, ziet in de zeventiger jaren in Lieshout de samenstelling van de bevolking veranderen door de bouw van een geheel nieuwe woonwijk. “Jarenlang bestond Lieshout uit een kleine bovenlaag, waar de eigenaren van de bierbrouwerij en de ‘dorpselite’ bestaande uit o.a. de pastoor, de burgemeester en de huisarts deel van uitmaakten. Een middenklasse bestond eigenlijk niet. De brede onderlaag bestond uit boeren en fabrieksarbeiders. Die veranderende samenstelling van de bevolking ging
december 2007
veel dorpsbewoners te snel.” Dokter van Loen vindt dat Lieshout heden ten dage nog trekken heeft van een eenvoudig arbeidersdorp. “De mensen zijn afwachtend en voelen zich wat
Laarbeek hun eigen geschiedenis en identiteit hebben zijn ze allemaal halverwege de jaren zeventig van de vorige eeuw geconfronteerd met grote veranderingen.
sneller achteruit gezet. Dit gevoel van achterstelling krijgt een extra accent na de herindeling aan het einde van de vorige eeuw. Hiervoor was Lieshout het grote broertje van Mariahout, maar nu is Lieshout in vergelijking met Beek en Donk en AarleRixtel het kleine zusje.” Hoewel de kernen binnen de huidige gemeente
De moderne tijd In de zestiger en zeventiger jaren van de vorige eeuw schrijdt ook in Mariahout en Lieshout de moderne tijd voort. De bewoners beschikken inmiddels over een auto. Daarmee wordt de wereld een stuk groter. De kinderen nemen niet meer als vanzelfsprekend de boerderij van
hun vader over en trekken naar de stad om te studeren en te werken. Het opleidingsniveau van de plattelandsbevolking stijgt. De agrarische bedrijven worden steeds groter als gevolg van de schaalvergroting in de landbouw. Dit betekent de nekslag voor de kleine boeren zoals dit het geval is in grote delen van Brabant. De vrije tijd raakt meer geïndividualiseerd, mede door de komst van tv en internet. Deze maatschappelijke ontwikkelingen zetten de leefbaarheid van de kleine kernen onder druk. Ik noem het probleem van de ontgroening en vergrijzing. Jongeren trekken naar de stad voor studie en werk, de bevolking vergrijst en de import bestaat grotendeels uit senioren die de rust van het platteland zoeken. Bij jongeren die terug willen keren naar hun geboortedorp bestaat behoefte aan eigen woonruimte. Jarenlang is er in onze dorpen voor deze groep jongeren niet gebouwd. Gelukkig zie je nu initiatieven ontstaan die ik van harte toejuich. Ik noem alleen al de bouw van 14 starterswoningen in Mariahout en het initiatief van stichting Platform Aarle-Rixtel dat, in navolging van andere Brabantse dorpen, werk maakt van de ondersteuning van starters
op de woningmarkt in Aarle-Rixtel. Aarle-Rixtel is evenals Lieshout een sterk vergrijzend dorp.
ger zijn voor hun bejaarde ouders. In Aarle-Rixtel liggen voor de bouw van seniorenwoningen in het gemeente-
Dat betekent dat we binnen onze kleine kernen meer moeten investeren in de bouw van geschikte woningen voor ouderen, gekoppeld aan een zorgaanbod. Het is ook in mijn omgeving niet meer vanzelfsprekend dat de kinderen voor hun ouders zorgen als ze dat zelf niet meer kunnen. De druk op jong-volwassenen is tegenwoordig groot. De moderne tijd eist dat beide ouders werken, hun kinderen goed opvoeden, meedoen aan de maatschappij en mantelzor-
huis van Laarbeek de plannen klaar. Het duurt alleen lang voordat deze verwezenlijkt worden. In Mariahout bijvoorbeeld zijn geen moderne seniorenwoningen terwijl hier wel veel behoefte aan is. Naast de oplossingen die we moeten zoeken voor de vergrijzing en ontgroening moeten we op het platteland investeren in nieuwe economische dragers. In onze kernen is de economische bedrijvigheid de afgelopen jaren terug gelopen.
Van Verleden naar Toekomst
In Lieshout verdwijnt momenteel nogal wat middenstand. De winkels brengen te weinig op en de winkeliers hebben geen opvolgers. Veel agrariërs bouwen momenteel hun bedrijven af. Gelukkig zie ook ik in mijn omgeving initiatieven die leiden tot nieuwe werkgelegenheid. Ik noem initiatieven op het gebied van recreatie en toerisme. Er is echter meer nodig dan uitbreiding van deze sector. Creativiteit, durf, inzet, menskracht en financiën zijn voorwaarden om hier serieus werk van te maken. Sociale samenhang Aparte aandacht besteed ik aan de sociale samenhang in onze dorpen. Ik heb het dan over de zg. naoberhulp, over de vanzelfsprekendheid waarmee je elkaar als dorpsbewoners helpt en bereid bent te investeren in de dorpsgemeenschap. Natuurlijk is de sociale samenhang veranderd. Maatschappelijke ontwikkelingen zoals het gezamenlijk werken van man en vrouw, de toegenomen mobiliteit en de individualisering van onze maatschappij zijn hier mede debet aan. Minister Vogelaar spreekt over de ‘prachtwijken’ in de steden en wil daarbij meer investeren in de sociale infrastructuur. Als ik haar uitspraken
december 2007
hoor denk ik dat we nog steeds over onze ‘prachtdorpen’ mogen spreken. Dan heb ik het niet meer over de sociale samenhang die dokter van Loen
noemt als hij spreekt over zijn komst als nieuwe huisarts in ons dorp, zo’n veertig jaar geleden. Er was toen veel meer sprake van sociale controle, waarbij men sterk op elkaar lette
en een ieder geacht werd zich als dorpsbewoner te gedragen volgens de etiquette van de klasse waartoe je behoorde. Dat past niet meer in deze tijd. Ik herken me veel meer in de uitkomsten van het al eerder genoemde rapport van het Sociaal en Cultureel Planbureau. Het rapport beschrijft dat de bewoners van het platteland vaker zijn aangesloten bij een organisatie dan de bewoners van de stad. Recreatieve organisaties hebben er naar verhouding veel leden. Plattelandsbewoners zijn ook sterker georïenteerd op de lokale omstandigheden en hebben frequenter contact met de buren. Ook verrichten zij vaker vrijwilligerswerk dan de stedelingen. De deelname aan plaatselijke acties laat zelfs een voortdurende stijgende lijn zien. Vooral nieuwkomers zijn betrokken bij organisaties die dorpsbelangen vertegenwoordigen en waaruit lokale acties voortkomen. Ik zie overigens wel dat dit problemen oplevert als deze groep te sterk aan de touwtjes trekt, maar ruimte voor nieuwkomers bij lokale acties is er in onze dorpen zeker. Dat laat ook de succesvolle bewonersvereniging in Mariahout zien. Hun vereniging bestaat naast autochtone Mariahoutenaren ook uit mensen die van buiten het dorp komen.
“Bij ons is een hele sterke sociale samenhang,” geeft Henrie Bouwmans aan, die dit platform ondersteunt. “Het kan ook niet anders, je kunt elkaar in ons dorp niet ontlopen. Als je elkaar al niet tegen komt op het schoolplein, dan zie je elkaar wel bij de kerk, of gewoon op straat. Ons dorp is zo klein dat je elkaar wel moet tegen komen.” Het verenigingsleven in de kernen van de gemeente Laarbeek bloeit. De huidige burgemeester Gilissen noemt dat één van de pijlers van leefbaarheid. Ik denk er hetzelfde over, maar ik ben wel van mening dat je als gemeentebestuur de voorwaarden moet creëren om het verenigingsleven in stand te houden. Eén van de voorwaarden is een goede huisvesting. Ik noem het voorbeeld van Aarle-Rixtel. Daar is enige tijd geleden een zaal gesloten waar veel verenigingen gebruik van maakten. De gemeente breidt momenteel het sociaal-cultureel centrum uit om deze verenigingen onderdak te bieden. Deze uitbreiding vangt niet geheel het verlies van een grote zaal op. Er is momenteel geen ruimte meer waar belangrijke dorpsfeesten, zoals bijvoorbeeld carnaval, gevierd kunnen worden. Jammer, omdat juist deze feesten belangrijk zijn voor de
identiteit van het dorp en een bindend karakter hebben. Waar ik me ten tijde van mijn burgemeesterschap, maar ook daarna, altijd sterk voor heb gemaakt is het behoud van het culturele goed en
eigen dorp, met je eigen afkomst, of anders gezegd met je identiteit. Ik sluit me aan bij de woorden van burgemeester Gilissen, die benadrukt dat een herkenbare identiteit voor mensen van groot belang is.
het behoud van de cultuurhistorie. Onlangs heb ik de cultuurprijs Laarbeek 2006 mogen uitreiken aan mr. G.A. Merkelbach die veel heeft geschreven over de geschiedenis van Lieshout en Mariahout. Hiernaast zet ik me in voor het Brabantse dialectenfestival. Die belangstelling voor ons culturele erfgoed vind ik erg belangrijk omdat dit in mijn ogen samenhangt met de trots op je
Mensen willen ergens bij horen benadrukt hij. Met veel plezier constateer ik dat er steeds meer cultuurhistorische verenigingen in Brabant ontstaan. Kijk alleen maar naar de heroprichting van veel Brabantse gilden. Daarbij staat één ding voor mij als een paal boven water. Sociale samenhang bereik je alleen maar door de betrokkenheid en inzet van de dorpsbevolking.
Van Verleden naar Toekomst
De inzet van de dorpsbevolking Ik kom nu toe aan één van mijn stokpaardjes en stel de vraag waarom Lieshout nog steeds geen dorpsraad heeft die zich inzet voor het behoud en het vergroten van de leefbaarheid van Lieshout. Met enige jaloezie kijk ik dan ook naar de dorpsvereniging Zorg om het Dorp in Mariahout en het onlangs opgerichte stichting Platform Aarle-Rixtel. Eén van de dorpsbewoners merkte onlangs op dat ik de inwoners van Lieshout als burgemeester wel wat verwend heb. Ze waren er zo aan gewend dat de voormalige burgemeester problemen binnen Lieshout wel zelf oploste. Als ik dat al zou geloven dan is dit niet meer van deze tijd. Burgemeester Gilissen geeft aan dat leefbaarheidintiatieven voort moeten komen uit en gedragen moeten worden door de dorpsbevolking. Ik ben het daarmee eens. Ik ben er echter van overtuigd dat je hier als gemeente een belangrijke bijdrage aan kan leveren. Hoe komt het nu, stel ik me de vraag, dat Mariahout een bloeiende bewonersvereniging heeft en Lieshout niet? Henrie Bouwmans antwoordt hierop: “Wij zijn voortgekomen uit het door de provincie gesubsidieerde project Zorg om het Dorp. We kregen geld van de provincie om de leef-
december 2007
baarheid te vergroten in Mariahout en hebben vervolgens een vereniging opgericht waar de dorpsbewoners lid van konden worden. Onze inzet was het behoud van de leefbaarheid van Mariahout. Inmiddels hebben
kers nodig, mensen die in het dorp bekend zijn. Wij hebben zr. Egbertha gevraagd ons te promoten. Iedereen in het dorp kent haar en vertrouwt haar. Wij werken hiernaast projectmatig, ontvangen geen geld van de
we rond de 225 gezinnen die lid zijn van onze vereniging. We willen resultaten laten zien aan onze leden en de andere dorpsbewoners en zijn begonnen met het opzet van een eetpunt en de totstandkoming van een dorpsservicecentrum. Het heeft veel inzet gekost, maar het is ons gelukt. Wat is de sleutel van ons succes? Als je start met een dergelijke vereniging heb je trek-
gemeente, alleen de projectgelden van de provincie. Door onze zichtbare successen ziet de gemeente ons steeds meer als gesprekspartner en dat is belangrijk. Wij werken samen met de gemeente, maar geven ook daar waar nodig commentaar op haar beleid en bemiddelen tussen de bevolking en de gemeente. Angst voor een tweede bestuurslaag hoeft de gemeente niet te hebben.
Wij zijn niet anti-gemeente en we zijn ook geen actiegroep. Ons bestuur bestaat uit autochtone Mariahouters, maar ook uit nieuwkomers. Wij willen graag een bestuur bestaande uit jongeren en ouderen, autochtonen en allochtonen.” Een actiegroep, dat wil ook stichting Platform Aarle-Rixtel niet zijn, benadrukt de secretaris de heer Kop. In Aarle-Rixtel is nog niet zo lang geleden een stichting opgericht die nog meer naamsbekendheid binnen hun dorp moet verwerven. Soms wordt het bewonersplatform door de dorpsgenoten als wat elitair ervaren omdat er geschoolde mensen in zitten. Stichting Platform Aarle-Rixtel streeft ernaar de spreekbuis te zijn van de gehele bevolking van AarleRixtel daar waar het gaat om het behoud van de leefbaarheid. Hoe verschillend stichting Platform Aarle-Rixtel en Zorg om het Dorp Mariahout ook zijn ontstaan en georganiseerd, ze hebben één ding gemeen: ze zetten zich in voor de leefbaarheid van hun dorp. Ik ben ervan overtuigd dat de manier waarop de dorpsbevolking zich inzet samenhangt met de identiteit, de grootte en de geschiedenis van een dorp. Mariahout is altijd klein geweest en heeft een sterke sociale
10
structuur. Mariahout is een zogenaamd ontginningsdorp. Het gevecht om het bestaan was altijd erg hard. De inwoners waren en zijn nog altijd pioniers met een strijdbare inzet. Ik verwijt de Lieshoutenaren een zekere laksheid. Je kunt wel klagen, maar je zult als dorpsbewoners ook het heft in eigen hand moeten nemen.
en de gemeente vergroot het succes. Probeer dan ook als dorpsraad in harmonie te werken met de gemeente en maak er geen actiegroep van. Begin je als actiegroep vorm je dan om tot dorpsraad. Een dorpsraad moet geen binding hebben met de politiek of optreden als een politieke partij. Spraakmakende leden van de dorpsraad moet je zien te
Ik ben een groot voorstander van dorpsraden en heb een aantal uitgesproken ideeën over de positie van dorpsraden en de manier waarop je hier als gemeente mee omgaat. Ik zie een dorpsraad niet als een tweede bestuurslaag, maar veel meer als een partner van de gemeente. Een goede samenwerking tussen de dorpsraad
behouden. Voorkom dat ze gevraagd worden door een lokale partij om zitting te nemen in de gemeenteraad. Daarmee ben je ze kwijt. Benoem binnen je bestuur kartrekkers. Ik doel op mensen die aanzien en gezag hebben binnen het dorp. Leg jezelf als dorpsraad grenzen op. Maak een concreet werkplan en
Van Verleden naar Toekomst
beperk je. Laat duidelijk horen aan de gemeente welke plannen je hebt om de leefbaarheid te vergroten en wacht niet af, maar ga het gesprek aan. De basis van een goede samenwerking is de communicatie. Maak elkaar niet verdacht, maak afspraken en praat met elkaar. De inzet van gemeentebestuurders Op 1 januari 2007 is de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) in werking getreden. Het doel van de Wmo is ‘meedoen’ van alle burgers. De Wmo moet bijdragen aan het bevorderen en behouden van de zelfredzaamheid en de maatschappelijke participatie van burgers. Iedere gemeente voert de Wmo uit. Zij zorgt ervoor dat iedereen zo goed mogelijk mee kan doen in de maatschappij. Op welke manier ze dat doet, dat bepaalt de gemeente zelf. Wel moet de gemeente haar inwoners betrekken bij het opstellen van de plannen. De Wmo omschrijft de maatschappelijke ondersteuning in negen prestatievelden. Ik noem er hierbij twee. Prestatieveld nr. 1 is het bevorderen van de sociale samenhang en leefbaarheid in dorpen, wijken en buurten. Prestatieveld nr. 4 gaat over de ondersteuning aan
december 2007
vrijwilligers en mantelzorgers. Een belangrijke speerpunt van de Wmo is de inspraak van de burgers. Ik gaf al eerder aan dat ik de rol van de gemeente bij de opzet en het in stand houden van de leefbaarheid van groot belang vind. Burgemeester Gilissen ontkent dit niet, maar benadrukt de eigen verantwoordelijkheid en de inbreng van de burgers. Ook keert hij zich niet tegen de samenwerking met dorpsraden, integendeel, hij is hier een voorstander van en ziet ook graag dorpsraden opgericht worden in Beek en Donk en Lieshout. Hij verwacht een positieve inbreng van dorpsraden. “Laat burgers niet alleen de gemeente benaderen als er iets te klagen valt, maar waardeer ook de positieve ontwikkelingen en lever daar als dorpsbewoner een bijdrage aan” zo luidt zijn motto. Hij benadrukt wel dat er in Laarbeek over de positie van dorpsraden/bewonersplatforms een discussie moet plaatsvinden met de gemeenteraad die niet in totaliteit voor oprichting en samenwerking met deze dorpsgroeperingen is. Ik roep burgemeester Gilissen op deze discussie op korte termijn aan te gaan. Bovendien verzoek ik de gemeente Laarbeek met klem
om het ontstaan van dorpsraden te stimuleren en de voorwaarden te scheppen waaronder je goed met elkaar kunt samenwerken. In Boxmeer, maar ook in andere gemeenten heeft het gemeentebestuur speciale contactpersonen aangesteld voor de dorpsraden. Neem dorpsraden
11
serieus en creëer de randvoorwaarden zodat ze goed hun werk kunnen doen. Geef ze een eigen budget, bespreek elkaars werkzaamheden, geef als gemeente de kaders aan en gun dorpsraden hun succes! De overheid roept regelmatig dat de vrijwilligers het cement van de samenleving zijn. Maak dat als gemeente dan ook zichtbaar. De leefbaarheid van het dorp, het in stand houden van de sociale samenhang valt of staat met de inzet van vrijwilligers. Burgemeester Gilissen ziet een nauw verband tussen de sociale samenhang en de inzet van vrijwilligers. De ondersteuning van vrijwilligers ziet hij als een belangrijk speerpunt voor de gemeente Laarbeek.
Gelukkig constateer ik dat het vrijwilligerswerk binnen onze gemeente niet afneemt, maar toch ligt er een druk op het vrijwilligerswerk. Jonge tweeverdieners met een gezinsleven hebben weinig tijd, ouderen moeten tegenwoordig langer doorwerken. Bovendien is de afgelopen jaren de professionele ondersteuning van het vrijwilligerswerk nagenoeg verdwenen. In Lieshout is ‘s zomers het dorpshuis gesloten omdat er een professioneel kader ontbreekt en de vrijwilligers op vakantie zijn. Zoiets kan niet vind ik! Wellicht is mijn belangrijkste constatering dat zonder de inzet van de dorpsbewoners leefbaarheid in de kleine kernen een wassen neus is.
Ik ben toe aan het einde van mijn betoog. Ik gaf u mijn visie op de veranderingen in onze kleine kernen, op het belang van het behoud van de leefbaarheid en de inzet van de dorpsbevolking. Onze kleine kernen leefbaar houden is mensenwerk. Het vraagt om een gezamenlijke inspanning van gemeentebestuurders en de dorpsbevolking. Een dorpsraad is geen luxe, geen noodzakelijk kwaad, maar pure noodzaak. Ik wens iedereen hierbij veel succes. Het ga jullie goed. Piet van Hout
12
Van Verleden naar Toekomst
Was ik maar de moedige De roepende in de woestijn De grens verlegger De pionier Op onbekend terrein Die springt in het diepe Die zingt voor groot publiek Die schuld erkent En onbaatzichtige liefde kent De De De De
visionaire in de mist idealist principeële weigeraar martelaar
Klokkenluider, afvallige voorop loper Lefgozer, verzoener, vrouwen opstroper De dappere generaal De onbekende soldaat De held die Uit het niets opstaat spacer
december 2007
13
14
Van Verleden naar Toekomst
Met medewerking van: P.A.C.C. van Hout Annemieke Kamoschinski Realisatie: Ursem Communicatie vereniging kleine kernen noord-brabant Stationsstraat 15 Postbus 90123 5000 LA Tilburg Telefoon: (013) 535 15 35 E-mail:
[email protected] Website: www.vkknoordbrabant.nl