Van mijn naar klooster DOOR CHRIS VAN GOOL Hij is het jongste lid van de communiteit van Lanaken, negenenzeventig jaren oud. Lichamelijk heeft hij natuurlijk niet meer de veerkracht van een jonge man, maar met zijn wilskracht en enorm doorzettingsvermogen straalt hij nog een grote vitaliteit uit; hij bestierde jarenlang als rechterhand van de rector de gang van zaken in het klooster. Daarbuiten nog steeds maatschappelijk actief: broeder Theo.
Bij mijn aankomst in het klooster onderbreekt Theo zijn middagmaal om te zorgen dat ik iets te drinken krijg. We kennen elkaar sinds de ontmoetingsdag van de oud-leerlingen in oktober 2007 en zijn aanwezigheid geeft mij meteen een vertrouwd gevoel. Even later begint hij met veel verve te Br praten over zijn leven. Armoede troef Henri Schurgers - zijn wereldse naam- werd Br Theo (rechts) met twee vrienden geboren in 1933 in een mijnwerkersgezin met negen kinderen, van wie er vier helaas vroegtijdig overleden zijn. Lanklaar, vlak boven Maasmechelen, is zijn geboortedorp. De vader van broeder Theo overleed op negenendertigjarige leeftijd. Theo: “Moeder bleef met vijf kinderen achter, in moeilijke omstandigheden en in een tijd waarin het bijna onmogelijk was ‘het hoofd boven water te houden’. Ze was een zachte en gelukkig ook een ondernemende vrouw die de handen uit de mouwen wist te steken. Als kinderen werden wij al vroeg ingeschakeld om de financiële situatie thuis te versterken”. En de jongste van het gezin, Jan, was, alsof het gezin al niet genoeg beproefd was, gehandicapt, en iedereen moest een bijdrage leveren aan de zorg voor hem. “Als elfjarige vond ik het niet altijd eerlijk dat mijn broer niet met dezelfde maat gemeten werd”, aldus Theo, “maar ik leerde al snel wat het betekende voor hem om afhankelijk te zijn van anderen. En zo werd mijn broer mijn beste vriend die ik hielp bij alles waar het nodig was”. Theo moest behoorlijk aan de slag wat werken betreft. Na zijn lagere schoolopleiding werkte hij op veertienjarige leeftijd als commissionair en afwasser in het plaatselijke hotel ‘Beau Sejour’. Een jaar later komt hij te werken in de mijn van Eisden (bovengronds) omdat daar iets meer te verdienen valt. Hij was tenslotte de kostwinner thuis.
Van de meisjes in Lanklaar naar de SCJ Hoe Theo in contact komt met de SCJ is een verhaal apart, dat hij uitgebreid en smakelijk vertelt. Het begon met het kijken en propjes-schieten vanaf het oksaal van de parochiekerk naar de meisjes van de Chiro (*) tijdens het lof met andere jongens. Een nieuwe pastoor die rond 1950 in de parochie kwam, wilde deze praktijken beëindigen door het oprichten van een Chirogroep voor jongens. Dat lukte wonderwel en Theo en enkele andere makkers werden na een jaar zelfs groepsleiders. Voorts bedacht de pastoor dat het goed zou zijn voor de leiders om eens in retraite te gaan. Hij vroeg in Lanaken om een pater die de retraite zou kunnen geven, en een zekere pater Frans Simons was de aangewezen man. En omdat Theo geen vriendinnetje had zoals de meesten van zijn vrienden, vroeg de pater aan Theo in een soort biechtgesprek wat hij van plan was met betrekking tot zijn toekomst. Dit gesprek resulteerde in een bezoek aan het klooster in Lanaken. Voordat Theo aan zijn postulaat kon beginnen, moest er eerst een oplossing gevonden worden met het oog op de zorg voor zijn moeder en broer Jan: Theo was immers de kostwinner. Met heel veel waardering en een zekere trots vertelt Theo dat zijn jongste zus met haar verloofde toen besloten om meteen te trouwen en bij zijn moeder en broer kwamen inwonen om zo de totale zorg in huize Schurgens op zich te nemen. En zo kon Theo in september 1954 in Loppem aan zijn postulaat beginnen. Br Theo leest SCJ Contact
De eerste kloosterjaren Theo: “Van het ruwe mijnwerkersleven naar het gemeenschappelijk kloosterleven, met mensen die hij nooit eerder gezien had, was een hele grote stap. Het is te vergelijken met een ‘hink-stap-sprong’. Ik was binnengekomen in het uniform van de Chiro: korte blauwe ribfluwelen broek, bruin hemd met gele das en de leidersfluit in mijn bovenzak. Ik maakte indruk op de anderen die allemaal in zwarte toga’s om mij heen zaten tijdens het avondeten. Bij het avondgebed in de kapel moest ik als postulant mijn opdracht uitspreken. Ik mocht dit na veel gedoe uiteindelijk doen in mijn chiro-uniform”. Op 1 mei 1955 werd bij de SCJ in België een scheiding doorgevoerd en ontstonden er de Vlaamse en Waalse vice-provincies . “In Loppem bleven er nog vier Vlamingen: drie fraters en ik als broeder. Vier maanden later werden de fraters geprofest en zij vertrokken naar het studiehuis in Leuven en ik bleef alleen achter”. En zodoende gaat Theo als eerste Vlaming in september 1955 naar het noviciaat “Maria Koningin” in Helmond waar Pater van Vlerken novicenmeester is. Theo zegt over die verhuizing: “Met ‘lange benen’ ben ik naar Helmond gegaan, maar het is toch goed gekomen”. En zo gebeurde het dat Theo op 19 maart 1956 zijn
eerste professie deed. Zijn eerste benoeming als kloosterling was Loppem, waar begonnen werd met een broederjuvenaat. Het werk van Theo bestond voor het grootste gedeelte in het rekruteren van kandidaten voor dat juvenaat.
Lanaken In 1962 werd Theo gevraagd naar Lanaken te gaan waar op dat moment 19 paters en 3 broeders de communiteit vormden. De bedoeling was om hem een jaar naar Cadier en Keer op en neer te laten gaan zodat hij cursussen zou kunnen volgen: het timmervak en technisch tekenen, met de Br Theo Schurgers en Heidi Daniels bedoeling hem goed onderlegd naar de missie te kunnen sturen. Zover echter kwam het niet. Zijn missie-aspiraties waren in de loop der jaren geleidelijk aan verdwenen. Theo bleef in Lanaken en woont daar heel graag tot op de dag van vandaag. Van harte leven en werken Wat Theo in de jaren tussen 1963 en 1996 in Lanaken heeft gedaan is schier onmogelijk hier te beschrijven: alle voorkomende werkzaamheden in het klooster (klusjesman zou je zeggen, maar het was veel meer dan dat), helpen op de boerderij bij broeder Bruno, onderhoudsman van het naast het klooster gelegen college – om voor de vuist weg wat te noemen. Buiten de kloosterpoort heeft hij zich zeker ook positief laten gelden: het opzetten van gehandicaptenzorg in Lanaken en het zitting nemen in het bestuur ervan tot vandaag toe, het uitbaten van het gehandicaptencafé, gevestigd in het klooster, al dertig jaar lang deel uitmaken van het afdelingsblad ‘De Belleman’, dat zes maal per jaar verschijnt, lid geweest van de liturgiecommissie in de parochie, en het organiseren van voorkomende evenementen in de parochie. “Ik ben lid van de congregatie van de Priesters van het Heilig Hart van Jezus”, aldus Theo, “en mij gaat het vooral om dat woord ‘hart’. Als er iets gedaan moet worden, moet je het met heel je hart doen. Zo zie ik mijn roeping”.
Hales Corners: keerpunt Vanaf 1996 – Theo is dan 63 jaar - wordt zijn werk in het klooster meer sturend en leidend. Hij wordt lid van het communiteitsbestuur als econoom. Zijn benoeming als bestuurslid/econoom is ongetwijfeld een gevolg van wat er besproken en besloten is op de Generale Conferentie van de SCJ in Hales Corners (VS) waar het thema was: de plaats en betekenis van de broeders in de Congregatie. Overigens is Theo bij deze Conferentie zelf aanwezig geweest, samen met o.a. de toenmalige provinciaal pater Piet Schellens en broeder Marcellinus Peeters. Theo: “ik denk er dankbaar aan terug en ik denk dat deze Conferentie werkelijk een keerpunt is geweest in de verhouding paters – broeders”. In deze tijd wordt Theo eveneens betrokken bij het bestuur van de Vlaamse Provincie. ‘Ik hou van Holland’ Het samengaan van de Nederlandse en Vlaamse Provincies in een confederatie heeft Theo altijd toegejuicht: “Ik ben er al jaren voor aan het zeuren geweest dat we als Vlaamse provincie samen zouden gaan met de Nederlandse. Dat zal wel te maken hebben met het noviciaatsjaar in Helmond. Er bestaat een liedje ‘Ik hou van Holland’. Dat slaat echt op mij: ik houd van Holland met zijn mensen”. En verder: “Het positieve van het samengaan is dat iedereen begaan is met de andere(n); dat iedereen zo goed mogelijk verzorgd kan worden bij alles wat voor iemand nodig is. Iedereen moet op een waardige wijze zijn oude dag kunnen doorbrengen”. Toekomst Of de verzorging voor Theo en zijn medebroeders in Lanaken zal blijven bestaan: hij hoopt in ieder geval van wel: Br Theo: toneels ‘Smitje Smee’ met gehandicapten. “Zolang wij hier ons kunnen behelpen, zolang mogen wij hier ook blijven. Daarom is Heidi ook aangenomen. Zij is de zorgcoördinator, zo gezegd onze moeder. Zij moet ons en eveneens ook het personeel begeleiden. Plagend noem ik haar ook wel eens ‘moeder overste’. Moest ik hier niet kunnen blijven, dan ga ik graag naar Nederland. Je moet tenslotte met iedereen kunnen leven”.
Deze laatste gedachte klinkt ook duidelijk door als ik hem vraag – op het einde van ons gesprek – een kerstwens uit te spreken. Hij laat mij een zelf ontworpen kerstkaartje zien die hij aan zijn huisgenoten en dierbaren geeft met daarop de volgende tekst: Wij zijn al jaren bij elkander. Soms hapert wel eens ’t een en ’t ander. Ook al is het niet altijd gelijk het moet zijn. Doe dan een beetje water bij de wijn!
(*) De Chiro is een jeugdbeweging in Vlaanderen, enigszins te vergelijken met de scouting in Nederland. Zij werd door Jos Cleymans in 1934 opgezet vanuit het katholieke patronaatswerk.