Reductie CO2-emissie
ie CO2-emissie
Materiaalkeuze
Materiaalkeuze
Luchtkwaliteit
Veiligheid
Luchtkwaliteit
eid
Innovatie Omgevingscommunicatie
Innovatie
vingscommunicatie
Klantgericht bouwen
Training en opleiding
Reductie CO2-emissie
Materiaalkeuze
Mobiliteit en bereikbaarheid Afvalbeheer Materiaalkeuze
Klantgericht bouwen
Van meten...
g en opleiding
Veiligheid
Luchtkwaliteit
Carbon footprint Luchtkwaliteit Materiaalkeuze
Mobiliteit en bereikbaarheid
eheer
Innovatie
Omgevingscommunicatie Innovatie
Luchtkwaliteit
Klantgericht bouwen
Training en opleiding
Klantgericht bouwen
‘Inzicht in de carbon footprint is essentieel om bij te dragen aan de reductie van CO2-emissie’
Dit is de reden om een studie te doen naar de totale CO2-emissie van BAM en ook van de overige onderdelen van de productieketen. Het ontwikkelen van effectieve en efficiënte reductiemaatregelen is immers niet mogelijk zonder een diepgaand inzicht in de huidige CO2-emissie. Het resultaat van dit onderzoek is in deze publicatie opgenomen. Belangrijk onderdeel hiervan is een rekenmodel voor de CO2-emissie, de zogenoemde carbon footprint. Dit instrument biedt de benodigde informatie om gericht te kunnen werken aan de vermindering van CO2-emissie in de bouw.
Anno 2008 kan het onderwerp klimaatverandering niemand meer
Koninklijke BAM Groep beoogt met deze publicatie en het bijbehorende
ontgaan. Het klimaat staat hoog op de agenda bij zowel overheid als een
Carbon Footprint-rekenmodel ervaring en kennis te delen met de sector.
groot deel van het bedrijfsleven. Tot op heden gaat de meeste aandacht uit
Wij maken dit concreet met de oprichting van de BAM CO2-desk.
naar de zware industrie- en de transportsector. Feit is echter dat de bouw-
Hier kunnen onze ketenpartners terecht voor advies bij het
sector in de top 10 staat van sectoren met de hoogste CO2-emissie.
ontwikkelen van klimaatdoelstellingen of het nemen van concrete
De gebouwde omgeving heeft een aanzienlijk aandeel in de wereldwijde
reductiemaatregelen. Zodoende hopen wij een directe bijdrage te
emissie van CO2.
leveren aan de reductie van de CO2-emissie in de gebouwde omgeving.
De Nederlandse overheid zet in op een vermindering van dertig procent
Nico de Vries
van de emissie van broeikasgassen in 2020 ten opzichte van 1990. Nieuwe
vice-voorzitter raad van bestuur
gebouwen moeten in dat jaar zelfs energieneutraal zijn en het energie
Koninklijke BAM Groep nv
verbruik van bestaande gebouwen gehalveerd. Het zal daarom niet lang duren voordat ook de bouwsector volop in de schijnwerpers komt te staan. Dit vraagt om een adequate respons uit de bouwwereld. Koninklijke BAM Groep neemt hierin graag het voortouw. Niet alleen vanuit maatschappelijke verantwoordelijkheid, maar ook vanuit het besef dat dit mede de toekomst van het bedrijf bepaalt. Koninklijke BAM Groep streeft naar een zo duurzaam mogelijke bedrijfsvoering en de reductie van CO2-emissie vormt daarbij een speerpunt. Net als bij de aanpak van andere maatschappelijke thema’s is samenwerking hierbij essentieel. Samenwerking in de keten, zowel upstream met leveranciers, als downstream met afnemers, is noodzakelijk om te komen tot de benodigde reductie van CO2-emissie.
2
3
‘Ontwikkeling van de gebouwde omgeving kan en moet samengaan met de reductie van CO2-emissie’
ruimte geboden worden zich te onderscheiden van concurrenten, zodat de ontwikkeling van nieuwe technologie wordt gestimuleerd. Doordat de gebouwde omgeving een bijdrage van circa veertig procent levert aan de wereldwijde emissie van broeikasgassen is het thema ‘reductie van CO2-emissie’ van groot belang voor de bouwsector. Het is daarom een interessante én noodzakelijke ontwikkeling dat bouwondernemingen zich beraden op hun positie in de maatschappij en vanuit eigen kracht een bijdrage
Snelle economische ontwikkeling in landen als China en India resulteert in een
leveren aan maatschappelijke thema’s, zoals de klimaatproblematiek. Deze
wereldwijd groeiende aanspraak op fossiele brandstoffen. Dit toenemend
ontwikkeling biedt kansen voor ondernemingen in de bouwsector en ook
gebruik van aardgas, olie en kolen leidt tot een enorme toename van CO2 in
voor de export van Nederlandse kennis op het gebied van duurzaamheid.
de atmosfeer. Om de gevolgen van klimaatverandering zoveel mogelijk te beperken, dient de emissie van broeikasgassen en met name CO2 wereldwijd
Met het uitbrengen van deze publicatie en het organiseren van het
drastisch te worden teruggebracht. Daarvoor moet door verschillende
symposium ‘Reductie van CO2-emissie’ neemt Koninklijke BAM Groep haar
partijen op diverse fronten tegelijk worden gestreden en geïnvesteerd.
verantwoordelijkheid. Al in 2006 heeft marktleider BAM het initiatief genomen om Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen te implementeren
Het Rotterdam Climate Initiative, dat deel uitmaakt van een wereldwijd
in de bouwbranche door middel van selectie- en gunningcriteria in het
netwerk van steden en havens in het Clinton Climate Initiative, heeft als
aanbestedingsproces. Deze publicatie borduurt daarop voort door de
doelstelling de CO2-emissie in 2025 met vijftig procent te reduceren ten
CO2-emissie in de realisatieketen te analyseren om samen met opdrachtgevers
opzichte van 1990. Deze doelstelling is voor de snelgroeiende Rotterdamse
en toeleveranciers meer gericht energiezuinige oplossingen te ontwikkelen.
haven zeer ambitieus. Een dergelijke reductie van de CO2-emissie kan alleen
Nu komt het erop aan om de plannen in de praktijk waar te maken.
worden gerealiseerd indien alle partijen samenwerken. Overheden moeten het bedrijfsleven daarom uitdagen en niet verlammen met regelgeving die
Ruud Lubbers
gebaseerd is op ideaalbeelden in plaats van wat technologisch daadwerkelijk
Kwartiermaker Rotterdam Climate Initiative
haalbaar is. Het bedrijfsleven beseft in snel toenemende mate dat duurzaam ondernemen tot de kernactiviteiten behoort. Hoewel bedrijven van oorsprong gericht zijn op het creëren van marge, wordt duurzaam ondernemen in de huidige markt onder invloed van maatschappelijke bewegingen, maar zeker ook vanuit eigen overtuiging, gezien als een kans. Daarvoor moet ondernemers wel
Inhoud Inleiding 1. Klimaatverandering en energie
Pag. 5
1.1
Oorzaak en gevolg van klimaatverandering
Pag. 6
1.2
Bewustwording rondom klimaatverandering en energie
Pag. 8
1.3
Klimaatverandering: een regionaal perspectief
Pag. 10
1.4
Klimaatverandering raakt vele sectoren
Pag. 11
1.5
Het krachtenveld rondom klimaatverandering en energie
Pag. 12
2.
Drijfveren om het klimaatprobleem aan te pakken
Pag. 14
2.1
Overheidsbeleid en wet- en regelgeving
Pag. 14
2.1.1 Internationaal
Pag. 14
2.1.2 Nationaal
Pag. 16
2.2
Maatschappelijke verwachtingen
Pag. 17
2.3
Economische factoren
Pag. 19
2.4
Eigen overwegingen van ondernemingen
Pag. 20
Pag. 6
3.
De carbon footprint van een bouwonderneming
Pag. 22
3.1
Inleiding
Pag. 22
3.2
GHG-protocol
Pag. 22
3.3
Voorgestelde carbon footprint voor de bouwsector
Pag. 22
3.3.1 Eigen CO2-emissie van de bouwonderneming
Pag. 22
3.3.2 CO2-emissie van de toeleverende industrie
Pag. 23
3.3.3 CO2-emissie in de gebruiksfase
Pag. 24
Conclusie
Pag. 25
Bijlage
Verklarende woordenlijst en begrippen
Pag. 26
4
5
Inleiding De maatschappij is sterk afhankelijk van energie. In Nederland zijn de
In dit deel van de publicatie stelt Koninklijke BAM Groep een
voornaamste energiebronnen olie, gas en steenkool. Omdat de voorraad
carbon footprint-berekening voor die door bedrijven in de bouwsector
van die energiebronnen eindig is, de winning van de grondstoffen en de
gebruikt kan worden om inzicht te creëren in de emissie van CO2.
opwekking van energie mede leidt tot grote schade aan het milieu en
Daartoe wordt eerst ingegaan op de problematiek rond klimaatverandering
energieprijzen sterk stijgen, is energie een onderwerp dat voor burgers,
en energie, waarbij onder meer de ontwikkelingen in de afgelopen
bedrijfsleven en overheden een steeds hogere prioriteit krijgt.
decennia behandeld worden. Vervolgens worden de drijfveren om de problematiek aan te pakken bekeken, waarna wordt
De verbranding van fossiele brandstoffen zoals olie, gas en steenkool
vastgesteld welke factoren in de berekening kunnen worden
resulteert in de emissie van het broeikasgas CO2. Volgens de heersende
meegenomen.
opvatting is het wetenschappelijk bewijs voor het verband tussen de toenemende CO2-emissie en klimaatverandering door het broeikaseffect aannemelijk. Wereldwijd zijn inmiddels plannen ontwikkeld om de emissie van CO2 te beperken. Bedrijven in verschillende sectoren werken aan de vermindering van het energieverbruik en de reductie van CO2-emissie. Deels vanuit het besef dat overheden met wet- en regelgeving maatregelen zullen nemen, deels als gevolg van de eisen die de maatschappij stelt, agenderen bedrijven in verschillende sectoren het onderwerp klimaatverandering en energie. Daarnaast zien bedrijven kansen om goede economische prestaties, ook op lange termijn, te realiseren en handelen zij steeds meer vanuit de overtuiging dat maatschappelijk verantwoord ondernemen loont. Ook de bouwsector zal meer dan tot nu toe, moeten anticiperen op de oorzaken en de gevolgen van klimaatverandering.
1. Klimaatverandering en energie
1.1 Oorzaak en gevolg van klimaatverandering Wat is het broeikaseffect? De zon verwarmt de aarde. De aardbodem, de zeeën en de oceanen stijgen in
De opwarming van de aarde, de beschikbaarheid van fossiele brandstoffen
temperatuur en geven warmte af aan de atmosfeer. In de atmosfeer bevinden
en de opkomst van duurzame energie staan volop in de belangstelling. Onze
zich broeikasgassen, zoals waterdamp, koolstofdioxide en methaan, die als het
welvaart is aan de ene kant in hoge mate afhankelijk van de beschikbaarheid
ware een warme deken om de aarde leggen. Ze zorgen ervoor dat de warmte die
en toepassing van energie. Aan de andere kant draagt het huidige gebruik
de aarde afgeeft wordt vastgehouden. De opwarmende werking van deze deken
van fossiele brandstoffen ook sterk bij aan klimaatverandering. In de
wordt het natuurlijke broeikaseffect genoemd. Deze gaslaag in de
veelheid aan nieuwsberichten en soms conflicterende opinies is het niet
atmosfeer zorgt ervoor dat de aarde niet teveel warmte afstraalt aan het heelal.
altijd eenvoudig de problematiek te bevatten. Daarom wordt eerst ingegaan
Door dit broeikaseffect is het op aarde niet 18 °C onder nul, maar
op de achtergrond van klimaatverandering en wordt het thema
30 °C warmer. Warm genoeg om te leven. Momenteel is echter sprake van
klimaatverandering en energie in een breder perspectief geplaatst,
een versterkt broeikaseffect, doordat de deken van gassen voortdurend
voordat ingegaan wordt op ontwikkelingen in de bouwsector.
dikker wordt en de aarde in hoog tempo opwarmt. Als tegenwoordig wordt gesproken van broeikaseffect, wordt daarom meestal het versterkte broeikaseffect bedoeld.
Het broeikasgas CO2 Volgens vrijwel alle deskundigen neemt het versterkte broeikaseffect voornamelijk toe door de toegenomen CO2-concentratie. In november 2007 stelde het Intergovernmental Panel on Climate Change (IPCC) van de Verenigde Naties dat CO2 -emissies door de mens veroorzaakt, het belangrijkste broeikasgas is. Weliswaar zijn er andere gassen met een sterkere broeikaswerking, maar de hoeveelheid uitgestoten CO2 zorgt ervoor dat het momenteel de belangrijkste bijdrage levert aan het broeikaseffect. Dit gegeven geldt voor de meeste industriële sectoren, waaronder ook de bouwsector.
CO2 -voetafdruk of carbon footprint Een CO2-voetafdruk is een maat voor de emissie van CO2 als gevolg van het gebruik van fossiele brandstoffen in het verkeer, luchtvaart, transport en de productie van elektriciteit en warmte.
6
7 De gevolgen van klimaatverandering
De gevolgen voor planten en dieren
De temperatuur stijgt
De natuur houdt de veranderingen in het klimaat niet bij. Dit is wereldwijd
Sinds het begin van het industriële tijdperk (circa 1860) is de gemiddelde
merkbaar, maar sommige streken staan onder extra grote druk. Dieren
temperatuur op aarde met 0,8 °C gestegen. Het IPCC voorspelt voor 2100
kunnen zich tot op een bepaald niveau aanpassen aan de veranderingen van
een gemiddelde temperatuurstijging van 1,1 tot 6,4 °C ten opzichte van 1990.
het klimaat door andere leefgebieden op te zoeken. Door de toegenomen bevolkingsdruk is dat echter steeds minder mogelijk. Het gebrek aan
De gevolgen voor de mens
leefgebied of de versnippering van leefgebieden is een grote belemmering.
Overstromingen
Waar tekenen zich de problemen zoal af?
Klimaatverandering zorgt voor heviger regenval. Overstromingen kunnen hiervan het gevolg zijn. Rivieren moet ruimte worden gegeven en het
• Noordpool (bedreiging van onder andere ijsberen en rendieren)
waterbeheer moet worden aangepast, zodat het achterland niet bedreigd
• Zuidpool (bedreiging van onder andere pinguïns)
wordt. In ontwikkelingslanden is het aanpassen van rivierbeheer een stuk
• Afrika (bedreiging van onder andere olifanten en ooievaars)
lastiger.
• Zuid-Amerika (bedreiging van onder andere slingerapen) • Europese bossen
Watervoorziening
• Mangrovebossen
Terwijl op de ene plaats een teveel aan water ontstaat, kan zich elders
• Tropische regenwouden
juist een tekort aan water voordoen. Door langere droogteperioden, maar
• Koraalriffen
ook doordat smeltwaterrivieren veranderen in regenrivieren. De gletsjers
• Zoetwaterwetlands
waar de rivieren van afhankelijk zijn, slinken door de temperatuurstijging. Wanneer een gletsjer verdwenen is, wordt de rivier afhankelijk van de meer onbetrouwbare bron regen. Landbouw Sommige gewassen kunnen profiteren van de temperatuurstijging, maar veel gewassen, met name in ontwikkelingslanden, zijn zeer kwetsbaar voor temperatuurstijging en droogte.
1.2 Bewustwording rondom klimaatverandering en energie Om het ontstaan en de huidige betekenis die wij geven aan klimaatverandering te kunnen plaatsen, is het goed om terug in de tijd te gaan. Los van de opkomst van het thema klimaatverandering, blijkt ook het belang van en het denken over energie door de jaren heen sterk te veranderen. Zonder volledigheid te pretenderen, is een aantal belangrijke stadia onderscheiden.
Jaren ’70: Club van Rome en oliecrisis In de jaren ’70 dringen de strategische belangen van energie en het belang van energiebesparing door tot een breed publiek. In 1972 brengt de Club van Rome het rapport ‘De grenzen aan de groei’ uit, dat een onheilspellend scenario schetst van oprakende grondstofvoorraden. Daarnaast ontstaan in 1973 en 1979 wereldwijde oliecrises en wordt Nederland in 1973 getroffen door een olieboycot door Arabische olieproducerende landen.
Jaren ’80: Ontdekking van het fenomeen klimaatverandering Hoewel in de jaren ’80 het milieubewustzijn sterk groeit, verdwijnen de oliecrises en de aandacht voor energie naar de achtergrond. De belangstelling gaat meer uit naar de vervuiling van lucht, water en bodem. Ook ontstaat kritiek op de Club van Rome en klinken tegengeluiden als blijkt dat niet alle voorspellingen uitkomen. Eind jaren ’80 zetten wetenschappers het onderwerp ‘de relatie tussen de uitstoot van CO2 en de opwarming van de aarde’ definitief op de agenda.
Jaren ’90: Start van internationale samenwerking – het Kyoto-protocol In de jaren ’90 groeit het begrip dat klimaatverandering een internationale aanpak vergt. De internationale gemeenschap maakt in 1992 op de VN-conferentie in Rio de Janeiro afspraken over het beperken van broeikasgassen. In 1997 worden concrete afspraken in het zogenoemde Kyoto-protocol opgenomen, dat overigens pas veel later, in 2005 in werking treedt.
2000 – heden: Klimaatverandering Globalisering, aanhoudende economische groei en de opkomst van nieuwe grootmachten als China en India stuwen de vraag naar energie in hoog tempo op. Er ontstaat brede consensus over het feit dat klimaatverandering wordt veroorzaakt door menselijke activiteiten. De eerste effecten van klimaatverandering openbaren zich, waaronder het opwarmen van de aarde, het smelten van gletsjers en een toename van extreme weersituaties. Daarnaast ontstaan ook in Nederland steeds grotere economische en geopolitieke zorgen over de prijsontwikkelingen en leveringszekerheid van energie. Dit resulteert erin dat klimaatverandering en energie bij veel overheden en een groeiend aantal bedrijven prominent op de agenda staan.
8
9 2006: ‘An inconvenient truth’ en de ‘Stern review’
2008: Ambities in Europa en de Verenigde Staten
In het najaar van 2006 brengt de voormalig vice-president van de
In 2008 neemt Europa het voortouw en kondigt een ambitieus
Verenigde Staten, Al Gore, de documentaire ‘An inconvenient truth’ uit.
klimaatbeleid aan. Europa streeft uiterlijk in 2020 naar een reductie van
De documentaire maakt de verstrekkende gevolgen van klimaatverandering
alle broeikasgassen met ten minste twintig procent en naar
voor een breed publiek inzichtelijk.
toepassing van twintig procent van hernieuwbare energie. In het voorjaar van 2008 start Al Gore een nieuwe, drie jaar durende, klimaat-
Tevens verschijnt het invloedrijke Stern-rapport, opgesteld door de
campagne, met het doel Amerikanen te mobiliseren in de strijd tegen
econoom Sir Nicholas Stern, in opdracht van de toenmalige Britse minister
klimaatverandering. In de voorverkiezingen nemen de Amerikaanse
van Financiën, Gordon Brown. Het Stern-rapport raamt de macro-
presidentskandidaten ambitieuze klimaatdoelstellingen op in
economische kosten van klimaatverandering op één procent van het
hun campagnes.
mondiale Bruto Nationaal Product (BNP) als tijdig actie wordt ondernomen, tot minimaal vijf procent en maximaal twintig procent van het mondiale
2009: Nieuw wereldwijd klimaatverdrag?
BNP als dat wordt nagelaten.
In Kopenhagen gaan regeringen onderhandelen over een nieuw klimaatverdrag. Hoewel de urgentie in
Hoewel zowel de documentaire van Al Gore als het rapport van Sir Nicholas
grote delen van de wereld gevoeld wordt, is de
Stern door sommigen worden bekritiseerd, blijken ze een grote impact te
grote vraag of de wereldleiders van de
hebben. Klimaatverandering en energie staan definitief op de publieke en
belangrijkste industrielanden en de
politieke agenda en de ontwikkelingen raken in een stroomversnelling.
opkomende economieën tot overeenstemming weten te komen en een
2007: Klimaatonderhandelingen op Bali Op Bali wordt overeenstemming bereikt over de onderhandelingen voor een nieuw wereldwijd klimaatverdrag dat tot substantiële reducties, zogenoemde ‘deep cuts’, moet leiden. Op 12 oktober 2007 wordt in Oslo bekendgemaakt dat de Nobelprijs voor de Vrede 2007 wordt toegekend aan Al Gore en het Intergovernmental Panel on Climate Change van de Verenigde Naties ‘voor het vergroten en verspreiden van de kennis over door de mens veroorzaakte klimaatverandering en voor het bevorderen van maatregelen om deze tegen te gaan’.
post-Kyoto-verdrag zullen afsluiten.
1.3 Klimaatverandering: een regionaal perspectief Klimaatverandering is mondiaal merkbaar. De uitstoot van broeikasgassen vindt echter voornamelijk plaats in de geïndustrialiseerde landen, terwijl de negatieve effecten van klimaatverandering zich momenteel vooral voordoen in landen die nauwelijks bijdragen aan het probleem, waaronder Afrika. De verschillende effecten zijn zichtbaar in onderstaande figuur.
9 7
8 1 4 3
6
2 5
Voorziene effecten van de klimaatsverandering tot 2100 1. Noord-Amerika: bosbranden door droogte
6. Kleine eilanden: bedreigd door hogere zeespiegel
2. Zuid-Amerika: het regenwoud verdwijnt
7. Rusland: permafrost smelt
Temperatuurstijging van 1 tot 3,5 °C
3. Afrika: hongersnood
8. Europa: wordt steeds droger
Temperatuurstijging van 0,2 tot 1,0 °C
4. Azië: tekort aan drinkwater
9. Noordpool: de ijskap smelt
Kleine temperatuurstijging (0,2 °C) of zelfs een daling (-2,0 °C)
5. Australië: schade aan koraalriffen
Verandering in temperatuur van 1970 – 2004
Geen gegevens beschikbaar
Bron: NRC 100407/FG/Source: IPCC
Het is interessant om de verschillen in het denken over klimaatverandering te
maatverandering een serieus probleem is dat om actie vraagt, zelfs als dat
beschouwen. Wereldwijd blijken de percepties over klimaatverandering sterk
tot substantiële kosten zou leiden. In India is slechts negentien procent van
uiteen te lopen. Een onderzoek van de Chicago Council on Global Affairs toont
de ondervraagden deze mening toegedaan. Opvallend is de relatief hoge
bijvoorbeeld aan dat 69 procent van de Australische bevolking vindt dat kli-
bereidheid om actie te ondernen in China (zie figuur op de volgende pagina).
10
11
Israël
10%
China
8%
Argentinië
23% 7%
3%
Philipijnen
18% 11%
Oekraïne
3%
63% 37%
6%
12%
22%
India
24%
30%
32%
12%
30%
34% 27%
veronderstelde risico’s groter zijn dan de mate van voorbereiding (‘danger 27%
37%
zij zich hierop voorbereiden in kaart gebracht (zie onderstaande figuur). De sectoren worden daarbij in drie groepen verdeeld: sectoren waar de
37% 41%
19%
Rusland
tien sectoren lopen als gevolg van klimaatverandering en de mate waarin 27%
39%
25%
14%
In een recent onderzoek van KPMG zijn de risico’s die bedrijven in acht43%
49%
20%
7%
schade aan reputatie en aansprakelijkheid. 42%
19%
19%
Armenië
zeespiegel, liggen de risico’s vooral op het terrein van wet- en regelgeving, 54%
41%
15% 17%
Thailand
29%
9%
V.S.
Polen
69%
voorbereiding (‘middle of the road’) en de groep die geen belangrijke risico’s
32% 30%
zone’), de groep waar risico’s in verhouding lijken te staan tot de mate van loopt en relatief gezien goed voorbereid is (‘safe haven’).
19%
Bronnen: Vragenlijst Chicago Council on Global Affairs en WorldPublicOpinion.org
R ZO N E
O
F TH E
relatief hoog
Auto-industrie
AD RO
Eten en drinken
Uitvoering en Mijnbouw en bouwmaterialen mineralen
N
Chemische industrie
relatief laag
Olie en gas
Verzekeringen
E AV
tot minimaal vijf procent van het mondiale BNP wanneer we dat nalaten.
Farmaceutische industrie
H
het mondiale Bruto Nationaal Product (BNP), indien we tijdig actie nemen,
GE
LE Telecommunicatie
voortschrijdend inzicht van de wetenschap en economische analyse steeds scherper in beeld. Huidige kostenramingen lopen uiteen van één procent van
Financiële sector
Bouw en vastgoed
FE
De macro-economische kosten van klimaatverandering komen door
Retail
SA
1.4 Klimaatverandering raakt vele sectoren
Luchtvaart
Industrie
D
Neutraal, geen mening
Gezondheidszorg
Toerisme
ID
Het is een serieus en dringend probleem. We moeten nu beginnen met het nemen van maatregelen ook al brengt dat significante kosten met zich mee.
Transport
M
Er moet wel wat gebeuren, maar omdat de gevolgen zich geleidelijk openbaren, nemen we navenante maatregelen waarvan de kosten laag zijn.
N DA
Totdat we er zeker van zijn dat het echt een probleem is, hoeven we geen maatregelen te nemen die geld kosten.
relatief laag
8%
Mate van voorbereid zijn per sector
Australië
Gepercipieerd risiconiveau per sector
Nutsbedrijven relatief hoog
Het is echter nauwelijks bekend welke sectoren van de economie zullen worden geraakt. Afgezien van de fysieke gevolgen van een veranderend
1 Climate Changes Your Business: KPMG’s review of the business risks and economic
klimaat, zoals overvloedige regenval, droogte en een stijging van de
impacts at sector level
Zes sectoren bevinden zich in de gevarenzone. De transportsector
vanuit hun eigen positie, rolopvattingen en belangen. Zij beïnvloeden elkaar
bijvoorbeeld veroorzaakt dertien procent van de totale CO2-emissie, maar
in grote mate, waarbij een sterke wederzijdse afhankelijkheid bestaat.
is nauwelijks voorbereid op toekomstige regelgeving die onvermijdelijk
Zonder volledigheid te pretenderen, worden de verschillende invalshoeken
zal leiden tot hogere brandstofaccijnzen, meer wegenbelasting en lagere
van de meest invloedrijke en belanghebbende partijen nader bekeken.
emissieplafonds. Slechts weinig transportbedrijven houden rekening met de fysieke risico’s die de sector loopt, zoals vertragingen, annuleringen
Overheid
en ongelukken. In de veilige zone bevindt zich bijvoorbeeld de
De overheid voert, ingegeven door groeiende zorgen bij burgers, in
telecommunicatiesector die relatief weinig risico’s loopt en juist kansen ziet
toenemende mate beleid op het gebied van energie en klimaatverandering.
voor haar producten en diensten (waaronder tele- en videoconferencing) die
Zowel op internationaal, nationaal, regionaal als lokaal niveau. Momenteel
de mobiliteit en het energieverbruik van bedrijven kunnen terugdringen.
vervult Europa een leidende rol en heeft zij het meest vooruitstrevende beleid uitgevaardigd.
De bouwsector is te vinden in de middenzone, met de sectoren ‘Bouw- en vastgoed’ en ‘Uitvoering en bouwmaterialen’. Beide sectoren zullen worden
Bedrijven
geconfronteerd met fysieke effecten als gevolg van klimaatverandering
Uit diverse onderzoeken en enquêtes blijkt dat steeds meer bedrijven
en ook de toenemende regelgeving op het gebied van energie-efficiëntie
klimaatverandering hoog op hun agenda plaatsen. Zij zien het als een
die leidt tot substantieel hogere kosten. De positie in de middenzone is te
belangrijk maatschappelijk thema waarop zij met beleid willen anticiperen.
verklaren door de relatief beperkte risicoscore. De bedoelde sectoren lopen
Interessant is dat bedrijven vaker aan de overheid vragen om klimaat
vooralsnog geen aansprakelijkheidsrisico’s en er is slechts beperkt sprake
verandering te reguleren, maar het bedrijfsleven neemt ook duidelijk eigen
van reputatierisico’s. De positionering van sectoren kan in de loop der tijd
initiatief en verantwoordelijkheid. Zo is begin 2008 een groep van
echter wijzigen en zal naar verwachting voor de bouwsector worden
twaalf internationale bedrijven bijeengekomen, die in Japan een Verklaring
beïnvloed door de toenemende aandacht van met name beleidsmakers
van Tokio ondertekenden om samen de klimaatverandering aan te pakken.
voor de CO2-emissie in de gebouwde omgeving.
Concreet willen deze bedrijven dat de wereldwijde uitstoot aan broeikas-
Uiteraard biedt klimaatverandering naast risico’s ook kansen voor de
De ondertekenaars3 willen hun klanten aansporen tot ecologisch gedrag
bouwsector. Dit blijkt bijvoorbeeld uit een rapport2 van de Zwitserse
om terugdringing van broeikasgassen voort te zetten. Verder spraken deze
zakenbank UBS over de sector: ‘The potential for the industry to conserve
bedrijven af ook andere bedrijven aan te moedigen om de verklaring te
energy is great... The technology for energy efficiency is available;
ondertekenen.
gassen tegen 2050 met meer dan vijftig procent is verminderd.
the question involves the speed at which it is applied.’
1.5 Het krachtenveld rondom klimaatverandering en energie
2 UBS, Climate Change: Beyond Whether, 2007
De economische en (geo)politieke belangen rondom klimaatverandering
3 De twaalf ondertekenaars zijn: Sony (elektronica), Sagawa Express (transport), Hewlett-
en energie zijn groot. Het gaat bovendien om complexe vraagstukken op
Packard (informatica), Nike (sportartikelen), The Collins Companies (hout), Xanterra Parks
regionaal, nationaal, en internationaal niveau, wat vraagt om oplossingen
& Resorts (Vrije Tijd), Allianz (bank en verzekeringen), Catalyst (papier), Nokia (mobiele
in samenwerking met meerdere partijen. Deze partijen denken en handelen
telefonie), Novo Nordisk (farmacie), Tetra Pak (verpakkingen) en Spitsbergen Travel (reizen).
12
13 Financiële wereld Een deel van de financiële wereld, met name beleggers en investeerders met
Intergovernmental Panel on Climate Change (IPCC)
een langetermijnhorizon, heeft in toenemende mate aandacht voor de
Het IPCC is in het leven geroepen door twee VN-organisaties: de World
gevolgen van klimaatverandering. Het meest bekende initiatief is het
Meteorological Organization en het United Nations Environment Programme.
Carbon Disclosure Project (CDP). Het CDP is een onafhankelijke non-profit
Doel is kennis over het klimaatsysteem en het klimaatbeleid te beoordelen en
organisatie die namens een grote groep financiële instellingen inzicht
samen te vatten voor het ontwikkelen van integraal beleid. Het Panel doet zelf
probeert te geven aan aandeelhouders hoe (grote) bedrijven met klimaat-
geen onderzoek, maar rapporteert over de stand van zaken aan de hand van
verandering omgaan. Met 41 biljoen dollar vertegenwoordigt deze groep van
gepubliceerde wetenschappelijke artikelen, waaraan vele duizenden
beleggers een derde van het mondiaal belegde kapitaal. De afgelopen jaren
onderzoekers en wetenschappers meegewerkt hebben.
is wereldwijd aan duizenden bedrijven in alle sectoren gevraagd hun uitstoot inzichtelijk te maken. In 2008 zijn ook de vijftig grootste Nederlandse ondernemingen benaderd om hun CO2-emissie in kaart te brengen.
Wetenschap
Andere belanghebbenden
Het overgrote deel van de klimaatwetenschappers is het erover eens dat de
Naast de bovengenoemde partijen zijn diverse andere belanghebbenden die
mens zeer waarschijnlijk een belangrijk aandeel heeft in de klimaatverandering
het debat rondom klimaatverandering en energie beïnvloeden, bijvoorbeeld:
door de uitstoot van broeikasgassen en dan met name in de tweede helft van
• Milieugroeperingen: blijven aandacht vragen voor klimaatverandering
de 20e eeuw. In 2100 wordt onder meer door de toenemende emissie van
en werken steeds meer samen om hun pleidooi kracht bij te zetten.
broeikasgassen een gemiddelde mondiale temperatuurstijging verwacht van
In Nederland bestaat bijvoorbeeld de HIER-campagne waarin meer dan
1,1 tot 6,4 °C ten opzichte van 1990. Deze bandbreedte hangt samen met de
veertig maatschappelijke organisaties samenwerken van het Wereld
onzekerheid in voorspellingen van de toekomstige menselijke uitstoot van broeikasgassen en met onvolledige kennis van het klimaatsysteem. CO2 is het belangrijkste broeikasgas dat deze klimaatverandering veroorzaakt, omdat het verantwoordelijk is voor 85 procent van de totale opname van infrarood straling. Vóór het begin van de industriële revolutie (rond 1860) was de
Natuur Fonds tot Unicef en van het Rode Kruis tot Greenpeace. • Werknemers: uit onder andere tevredenheidonderzoek onder werknemers blijkt dat met name jonge werknemers waarde hechten aan werkgevers met een proactief klimaatbeleid. • Consumenten: uit onderzoek blijkt dat consumenten zich in toenemende
CO2-concentratie ongeveer 280 ppm (parts per million), in januari 2007
mate bewust zijn van de carbon footprint van producten en diensten.
bedroeg dit 383 ppm. Deze toename is voornamelijk het gevolg van ontbossing
Dit bewustzijn wordt lang niet altijd in handelen omgezet, maar er lijken
en de verbranding van fossiele brandstoffen, zoals olie, gas en kolen. CO2 draagt
zich in bepaalde markten veranderingen af te tekenen. Naast individuele
wereldwijd voor meer dan de helft bij aan het versterkt broeikaseffect.
consumenten besteden ook professionele consumenten, waaronder de overheid, aandacht aan klimaatverandering in hun inkoopbeleid.
2. Drijfveren om het klimaatprobleem aan te pakken Alvorens verder wordt ingegaan op de CO2-emissie van een bouwonderneming, worden eerst de drijfveren van de sector om het klimaatprobleem aan te pakken nader belicht. In essentie zijn vier drijfveren te onderscheiden: 1. Overheidsbeleid en wet- en regelgeving; 2. Maatschappelijke verwachtingen; 3. Economische factoren; 4. Eigen overwegingen van de ondernemingen.
2.1 Overheidsbeleid en wet- en regelgeving De bouwsector is een complexe, gefragmenteerde sector waardoor zelfregulering niet echt van de grond komt. Vandaar dat overheidsbeleid een belangrijke rol speelt bij het terugdringen van het energieverbruik en de CO2-emissie van de gebouwde omgeving. Aangezien de gebouwde omgeving in hoge mate vanuit een nationaal en lokaal perspectief georganiseerd is, zijn overheden in staat de activiteiten te reguleren. Hieronder wordt dieper ingegaan op het beleid op de verschillende overheidsniveaus om de bouwsector te stimuleren de oorzaken van klimaatverandering aan te pakken.
2.1.1 Internationaal Klimaatverdrag In 1992 werd in Rio de Janeiro het Raamverdrag klimaatverandering van de Verenigde Naties afgesloten (United Nations Framework Convention on Climate Change). De doelstelling van dit verdrag is het stabiliseren van de concentratie van broeikasgassen in de atmosfeer op een zodanig niveau, dat een gevaarlijke menselijke invloed op het klimaat wordt voorkomen. Verschillende industrielanden zijn verplichtingen aangegaan in het Klimaatverdrag. Deze landen hebben afgesproken de groei van hun uitstoot van broeikasgassen te stoppen. De landen met verplichtingen zijn opgenomen in Annex I bij het Klimaatverdrag. De Annex I-groep bestaat uit Westerse landen en de landen in Oost-Europa. Nederland is één van de 189 landen die het Klimaatverdrag heeft geratificeerd. Halverwege de jaren ‘90 werd duidelijk dat de uitstoot van broeikasgassen onvoldoende stabiliseert om het doel van het Klimaatverdrag te realiseren. Dat heeft geleid tot het Kyoto-protocol.
14
15 Kyoto-protocol
Europese Unie
Het Kyoto-protocol uit 1997 is een afspraak onder het Klimaatverdrag van
De Europese Unie neemt internationaal het voortouw en gaat verder met
de Verenigde Naties. Het protocol verplicht de rijke landen tussen 2008 en
haar doelstellingen dan is afgesproken in het Kyoto-protocol. De EU verplicht
2012 mondiaal 5,2 procent minder broeikasgassen uit te stoten ten opzichte
zich in 2020 de uitstoot van broeikasgassen te hebben verminderd met
van het niveau van 1990. In 2005 is het Kyoto-protocol officieel in werking
twintig procent ten opzichte van 1990. Als de rest van de wereld ook
getreden. Elk land is verplicht het eigen doel te halen. Zo moet de EU de
reductieverplichtingen op zich neemt, dan wordt de reductieambitie
uitstoot van broeikasgassen met acht procent reduceren. Binnen Europa
verhoogd tot dertig procent. Verder streeft de EU naar twintig procent
heeft Nederland een eigen doelstelling van zes procent. In Kyoto is tevens
hernieuwbare energie in de totale energievoorziening en wil ze de energie-
besloten dat industrielanden een deel van hun reductieverplichting via
efficiëntie verhogen met circa twintig procent.
maatregelen in het buitenland mogen realiseren. Daarvoor bevat het Kyoto-protocol drie instrumenten: het Clean Development Mechanism (het
De Europese Commissie geeft aan dat de gebouwde omgeving
opzetten van reductieprojecten in ontwikkelingslanden), Joint
verantwoordelijk is voor veertig procent van het Europese energieverbruik
Implementation (het financieren van projecten voor het verminderen van
en een belangrijk aandeel kan leveren bij de realisatie van de
de uitstoot van broeikasgassen in andere geïndustrialiseerde landen) en
EU-doelstellingen. Geschat wordt dat de gebouwde omgeving kosten
de Emissiehandel. Deze zogenoemde flexibele instrumenten maken het
effectief 28 procent energie kan besparen in 2020. De Europese commissie
mogelijk in het buitenland uitstootvermindering van broeikasgassen te
is voornemens in 2008 de Energy Performance of Buildings Directive aan
realiseren en te kopen.
te passen. De Directive dwingt lidstaten tot het vaststellen van prestatienormen op het gebied van energieverbruik. Hierbij lijkt de commissie in
Klimaattop Bali
tegenstelling tot eerdere signalen niet over te gaan tot het uitvaardigen van
De VN-landen zijn het op Bali in december 2007 eens geworden over het Bali
een Europese standaard zoals dat wel gebeurd is voor andere producten,
Action Plan. Dit plan geeft de onderwerpen aan waarover in 2009 afspraken
bijvoorbeeld voor elektronische apparatuur en personenwagens.
moeten zijn gemaakt om in de periode na 2012 (het jaar waarin het Kyotoprotocol afloopt) wereldwijd maatregelen te treffen om de emissie van
Effect internationaal beleid op bouwsector
broeikasgassen verder terug te dringen. Ook ontwikkelingslanden moeten
Klimaatverandering is een mondiaal probleem dat vraagt om een wereld-
in 2009 acties afspreken om de uitstoot van broeikasgassen terug te
wijde aanpak. Het dilemma van internationaal klimaatbeleid is dat voor
dringen. Daarvoor krijgen zij financiële hulp voor technologie en de opbouw
een effectieve aanpak een mondiale coalitie nodig is, iets wat zeker in
van kennis en expertise. Voor de rijke landen is nog niet bepaald hoe snel de
concurrerende sectoren erg lastig is. Het bovengenoemde internationale
reductie van broeikasgassen per land moet plaatsvinden. Het Bali Action
beleid heeft slechts beperkt en indirect via nationale overheden invloed
Plan en ook andere besluiten van de Bali-conferentie bevatten verder
op de bouwsector. Hiermee blijft het zwaartepunt voor de gebouwde
afspraken over het tegengaan van ontbossing, over technologieoverdracht
omgeving liggen op nationaal niveau.
en het aanpassen aan klimaatverandering.
2.1.2 Nationaal
zetten. Onder meer door het maken van afspraken met woningcorporaties
Nederland gaat in het huidige Regeerakkoord nog verder dan de EU. Het
en bij de Rijksoverheid aan te dringen op aanpassing van wet- en regelgeving
huidige kabinet wil van Nederland één van de schoonste en zuinigste energie
die klimaatvriendelijke maatregelen belemmeren.
landen in Europa maken, zo is vermeld in het werkprogramma Schoon en Zuinig. Het kabinet wil de energie-efficiëntie van één procent naar twee
In Nederland is er een groep steden, die zich koploper noemt op het gebied
procent per jaar brengen en het aandeel duurzame energie tot twintig
van het realiseren van een CO2-neutrale stad. Onder meer Amsterdam,
procent in 2020 verhogen. Dit alles binnen het streven om de uitstoot van
Rotterdam, Den Haag, Utrecht, Apeldoorn, Heerhugowaard en Tilburg
broeikasgassen in 2020 met dertig procent terug te brengen ten opzichte
hebben zich voorgenomen om vanaf 2030 (sommige vanaf 2050)
van 1990, ongeacht de acties van andere landen. Het Rijk en de gemeenten
CO2-neutraal te zijn. Op basis van een convenant dat begin 2009 wordt
zetten zelf een eerste stap naar een duurzamer Nederland. Doel van het Rijk
ondertekend, onderzoeken Amsterdam, Rotterdam, Den Haag, Eindhoven
is in 2010 voor honderd procent duurzaam in te kopen en aan te besteden.
en Delft de deelname aan een netwerk van Europese steden dat streeft naar
De gemeenten streven naar 75 procent duurzaam inkopen in 2010 en
de vermindering van CO2-emissie.
honderd procent in 2015. Binnen Rotterdam streven de gemeente Rotterdam, het Havenbedrijf Rotter-
Klimaatakkoord gemeenten en Rijk 2007 – 2011
dam, DCMR Milieudienst Rijnmond en Deltalinqs ernaar, onder de noemer
In november 2007 hebben de Vereniging van Nederlandse Gemeenten en
Rotterdam Climate Initiative, de ‘World Capital of CO2-free energy’ te worden.
het Rijk een klimaatakkoord ondertekend waarin afspraken staan over een
Dit programma maakt deel uit van het Clinton Climate Initiative, waarin wereld-
forse energiebesparing, de overgang naar duurzame energie, het terug
wijd veertig steden en vier havens strijden tegen klimaatverandering. Het doel
dringen van de uitstoot van broeikasgassen en het klimaatbestendig maken
is ambitieus: het terugdringen van de CO2-emissie op het Rotterdamse grond
van Nederland. Voor de gebouwde omgeving wordt de energieprestatie
gebied in 2025 met vijftig procent ten opzichte van 1990.
coëfficiënt (EPC) in 2008 stapsgewijs aangescherpt. Het streven is dat de EPC voor nieuwe gebouwen in 2011 25 procent en in 2015 vijftig procent lager is.
Overheid – bedrijfsleven
Verder moet in 2020 nieuwbouw energieneutraal zijn en het energieverbruik
In 2007 heeft VNO-NCW met de overheid een duurzaamheidakkoord
in de bestaande bouw gehalveerd zijn.
gesloten. De kern van het akkoord is dat het bedrijfsleven belooft zich in te zetten voor meer energie-efficiëntie, meer gebruik van duurzame energie
Dit akkoord bouwt voort op de Verklaring van Texel van april 2007 waarin
en minder uitstoot van broeikasgassen. Tegenover de inspanningen van het
gemeenten aangaven de schouders onder het klimaatprobleem te willen
bedrijfsleven zet het kabinet de tegenprestatie dat het zich tot het uiterste zal inspannen om de internationale concurrentiepositie van bedrijven niet
De afkorting EPC staat voor energieprestatiecoëfficiënt. Het is een cijfer dat aangeeft hoe energiezuinig een gebouw is. Hoe lager de EPC is voor een woning, hoe minder energie de woning nodig heeft om verwarmd te worden. In de EPN, de energieprestatienorm, is vastgelegd hoe die energiezuinigheid van een gebouw in Nederland berekend wordt. De uitkomst van die berekening is de EPC.
te ondermijnen met klimaatmaatregelen. Het bedrijfsleven verplicht zich daarbij tot het vervullen van een voortrekkersrol en tot het doen van grote en langdurige inspanningen op het gebied van energiebesparing, innovatie en transitie. De overheid biedt faciliteiten en de juiste randvoorwaarden voor een economisch efficiënte (mondiale) aanpak van het klimaatprobleem en zorgt voor een level playing field voor internationaal opererende bedrijven.
16
17 Meer met Minder Het kabinet heeft ambitieuze doelstellingen geformuleerd op het gebied van energiebesparing, terugdringing van CO2-emissie en het gebruik van duurzame energie. Marktpartijen in de energiesector en de gebouwde omgeving willen hieraan graag een bijdrage leveren. Met hun voorstel voor het Nationaal Energiebesparingsplan4 Meer met Minder kan een structurele energiebesparing worden bereikt van minimaal dertig procent in 200.000 tot 300.000 woningen en utilitaire gebouwen per jaar. Daarmee is een besparing mogelijk van 100 petajoule (PJ) in 2020, wat gelijk staat aan een jaar lang verwarmen van alle woningen in Amsterdam, Rotterdam, Den Haag, Utrecht,
TWh
35.000 30.000 25.000 20.000 15.000 10.000 5.000
Eindhoven, Breda, Tilburg, Almere en Groningen. Essentieel voor een succesvolle uitvoering van het plan Meer met Minder is dat de overheid flankerend beleid vaststelt om energiebesparing te stimuleren en
Brazilië
China
India
EU
Bron: WBCSD, Energy Efficiency in Buildings
belemmerende regelgeving weg te nemen. Energievraag gebouwde omgeving 2003
2.2 Maatschappelijke verwachtingen Uit onderzoek van het World Business Council for Sustainable Development (WBCSD) blijkt dat professionals in de bouwsector het aandeel van de
Energievraag gebouwde omgeving 2050 Meest ongunstige schatting: gebaseerd op huidig energieverbruik Japan
gebouwde omgeving in de wereldwijde uitstoot onderschatten (negentien procent in plaats van veertig procent) en de meerkosten voor duurzaam bouwen overschatten (zeventien procent in plaats van vijf procent). Gezien het substantiële aandeel van de gebouwde omgeving in het totale energie verbruik en de hieraan gerelateerde CO2-emissie zijn vele ogen gericht op de bouwsector. De sterke groei van opkomende economieën als China en India maakt het belang van energiebesparing in de gebouwde omgeving groter. Zonder verdere energiebesparing zal het energieverbruik drastisch stijgen (zie figuur hiernaast). In algemene zin kan er vanuit worden gegaan dat in navolging van onder andere de vervoerssector en zware industrie, de verwachtingen met betrekking tot maatregelen in de bouwsector toenemen. 4 www.meermetminder.nl
Meest ongunstige schatting: gebaseerd op huidig energieverbruik V.S.
De bouwsector is echter een complexe en gefragmenteerde sector, waarin
Opdrachtgevers
de onderlinge verhoudingen en verantwoordelijkheden per project kunnen
De vraag naar energiezuinige woningen en objecten is
veranderen. Zo hebben bouwondernemingen veel verschillende opdracht-
tot op heden niet groot. In de professionele markt lijkt
gevers, zowel publiek (bijvoorbeeld de rijksoverheid of gemeenten) als
een beperkte vraag op gang te komen naar duurzame
privaat (zoals ontwikkelaars en particuliere bedrijven). De opdrachtgever
en klimaatneutrale bebouwing. Het betreft een aantal
maakt vaak gebruik van externe adviseurs en is veelal niet de eigenaar of de
vooruitstrevende bedrijven en de overheid.
eindgebruiker van het bouwwerk.
Financiers en ontwikkelaars Ook de aanbiedende keten is versnipperd. Bouwondernemingen werken
Financiers en ontwikkelaars zijn
samen met nevenaannemers, onderaannemers, partners en toeleveranciers
momenteel slechts beperkt bezig met
om een bouwwerk te realiseren. Die samenwerkingsverbanden kunnen per
energiezuinig bouwen. De investerings-
project weer verschillen. Door de grote verscheidenheid van partijen in de
kosten zijn hoger terwijl de opbrengsten
‘vragende keten’, elk met eigen belangen, is soms moeilijk te achterhalen
niet aan hen ten goede komen.
wie welke verwachtingen heeft van welke partij. Om dezelfde redenen is het
Hetzelfde geldt voor de
voor de ‘aanbiedende keten’ moeilijk om adequaat op de verwachtingen in
intermediairs.
te spelen.
Gebruikers Overheden
Gebruikers lijken op dit moment
De belangrijkste verwachtingen met betrekking tot energiebesparing
beperkt verwachtingen te stellen
komen vanuit de verschillende overheden. De overheid is niet alleen een
aan de energie-efficiëntie van hun
grote opdrachtgever, maar stelt ook de belangrijkste kaders vast.
gebouwde omgeving. Misschien dat het recent ingestelde en verplichte energielabel hierin
Maatschappelijke organisaties
verandering brengt, zoals dat ook is gebeurd
Vooralsnog hebben maatschappelijke organisaties hun pijlen slechts beperkt
bij elektrische apparatuur en personen
op de bouwsector gericht. Het is niet uitgesloten dat dit zal veranderen in de
wagens.
komende jaren indien de wet van de afnemende meeropbrengst in andere energie-intensieve sectoren merkbaar wordt.
18
19 2.3 Economische factoren
processen in de bouwsector. Transportroutes zijn efficiënter ingericht en op
Zoals eerder aangegeven, is de bouwsector complex en gefragmenteerd.
sommige plekken worden bouwmaterialen en grondstoffen zoveel mogelijk
Door de vele spelers zijn economische prikkels moeilijk te sturen of te
uit de directe omgeving en van lokale partijen betrokken, om zodoende
beïnvloeden door één partij. Zoals in iedere commerciële sector spelen
lange transportafstanden en verkeersbewegingen te beperken.
economische of financiële impulsen ook in de bouwsector een belangrijke rol. Deze kunnen direct of indirect effect hebben op de wijze waarop een
Emissiehandelssysteem
bedrijf omgaat met het klimaatprobleem. Hierbij wordt een onderscheid
Voor bedrijven die wettelijk verplicht zijn de CO2-emissie te verminderen,
gemaakt naar leveranciers en afnemers.
bestaan mogelijkheden om CO2-credits te kopen. Organisaties die de uitstoot beheersen, kunnen certificaten verkopen die CO2-credits
Prikkels komende vanuit de leveranciers van de bouwsector
vertegenwoordigen. Een credit komt overeen met de emissie van één ton
In de bouwsector heeft de ontwikkeling van grondstofprijzen een weliswaar
CO2. De hoeveelheid CO2 die de credits vertegenwoordigt, is elders in de
indirect, maar sterk effect op de rol die een bedrijf speelt bij het aanpakken
wereld niet uitgestoten. De verkoop van CO2-credits kan dus winst
van het klimaatprobleem. Als gevolg van de wereldwijde economische
opleveren, terwijl de verplichte aankoop van CO2-credits een extra
recordgroei van de laatste jaren, maar ook vanwege dreigende tekorten
kostenpost betekent.
en CO2-heffingen op fossiele brandstoffen, stijgen de prijzen van olie en olieproducten. Ook de prijzen van andere grondstoffen staan onder
De bouwsector valt voor een deel onder het emissiehandelssysteem: onder
opwaartse druk. Naast zand en grind worden vooral staal, betonproducten,
meer de delfstoffenindustrie met cement, kalk, glas, glasvezel en
bitumen, koper, aluminium, pvc, stenen, dakpannen en isolatiematerialen
keramische producten zoals dakpannen, bakstenen en tegels. Dit deel van
duurder. Allemaal materialen die in de bouw worden gebruikt.
de industrie zal dus directe kosten of opbrengsten hebben door het nemen van efficiëntiemaatregelen ten aanzien van de CO2-emissie. Eventueel
Doordat bedrijven in de bouw gedwongen worden efficiënter met hun
gemaakte kosten zullen worden doorberekend in grondstoffen en
grondstoffen om te gaan, zal de CO2-emissie binnen een bedrijf, maar
halffabrikaten en daardoor in andere delen van de keten gevolgen hebben.
ook upstream en downstream in de keten, afnemen. De stijging van de brandstofprijzen heeft gezorgd voor maatregelen in de logistieke
Prikkels door afnemers van de bouwsector
2.4 Eigen overwegingen van ondernemingen
In bepaalde gevallen probeert de overheid de markt te beïnvloeden door
Bedrijven kunnen ook uit eigen overweging besluiten meer aandacht te
wettelijke regelingen in te stellen, zoals het energielabel. Vanaf 1 januari
besteden aan hun rol in het klimaatvraagstuk. Bijvoorbeeld uit ideële of
2008 zijn woningeigenaren wettelijk verplicht om een energielabel te tonen
strategische overwegingen. Beweegredenen met betrekking tot marketing en
bij verkoop of verhuur van hun woning. Dit energielabel geeft aan hoe
bedrijfstrots kunnen hierbij een rol spelen.
energiezuinig de woning is. Deze maatregel heeft tot doel consumenten bewust te maken van het energieverbruik van woningen. Met als gevolg een
Marketing
vraag naar maatregelen voor energiebezuiniging in bestaande woningen en
Een bedrijf kan besluiten de merkstrategie deels in te vullen door het
meer vraag naar zo energiezuinig mogelijke nieuwbouw.
verduurzamen van het imago. Door een proactief beleid voor Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen te lanceren en door hier vervolgens een goede
Het Stern-rapport stelt dat, als één procent van het mondiale BNP nu
communicatie over te voeren, kan een bedrijf de merkpositie positief
besteed wordt aan maatregelen tegen broeikasgassen, in 2050 na aftrek
beïnvloeden. Als het bedrijf zijn activiteiten en resultaten op het gebied van
van de gemaakte kosten 2,5 biljoen dollar wordt terugverdiend. Op deze
duurzaamheid ook laat controleren en vastlegt in een duurzaamheidverslag,
basis blijft de wereldeconomie groeien, terwijl de overgang naar een
kan dit verder bijdragen aan het imago op het gebied van betrouwbaarheid
andere economie met een lage CO2-emissie perspectieven opent door een
en transparantie. Daarnaast kan een bedrijf klimaatgerelateerde producten
verhoogde vraag naar nieuwe producten en financiële diensten ter waarde
of doelstellingen aanwenden in de benadering van opdrachtgevers.
van honderden miljarden euro’s per jaar. Blijft het business as usual, dan komen de kosten van klimaatverandering neer op minimaal vijf procent van het mondiale inkomen met een mogelijke uitloop naar twintig procent; een schade die op het niveau van een wereldoorlog ligt. Door het grote aandeel van de bouwsector en de gebouwde wereld in de totale wereldwijde CO2-emissie, ligt het voor de hand dat de bouwwereld een aanzienlijk deel van de nieuwe markt die dit met zich mee brengt toebedeeld zal krijgen. De first movers binnen deze markt zullen het meest profiteren van de verhoogde vraag naar nieuwe producten en diensten.
20
21 Bedrijfstrots Overwegingen vanuit het personeelsmanagement kunnen ook leiden
Bedrijven kunnen uit eigen overweging besluiten hun verantwoordelijkheid
tot de beslissing om activiteiten te ontwikkelen in het kader van
te nemen bij het terugdringen van de emissie van CO2.
maatregelen ter voorkoming van klimaatverandering. Maatschappelijk
Achterliggende redenen voor een dergelijke overweging zijn vaak de vraag
Verantwoord Ondernemen (MVO) in het algemeen en klimaatverandering in
vanuit het personeel en de persoonlijke drijfveren van de directie van een
het bijzonder zijn onderwerpen die in de afgelopen twee decennia hoog op
bedrijf. Een voorbeeld uit de bouwwereld is het Franse bedrijf Lafarge, dat
de agenda van jonge professionals in het bedrijfsleven zijn komen te staan.
het grootste cementproducerende bedrijf ter wereld is. Het bedrijf heeft de
Pas afgestudeerden of professionals met enkele jaren werkervaring leten bij
CO2-emissie met zestien procent per ton cement weten te reduceren.
de keuze van een werkgever steeds meer op het beleid dat een bedrijf voert
Voorbeelden van bedrijven in Nederland die uit eigen beweging hun
ten aanzien van MVO. Een goede reputatie op dat gebied, een proactief
verantwoordelijkheid nemen zijn: Philips, Akzo Nobel, TNT, Unilever en
beleid en soms zelfs mogelijkheden om te kunnen participeren in het beleid
KLM. Koninklijke BAM Groep heeft Maatschappelijk Verantwoord
zijn voor werknemers steeds vaker een reden te kiezen voor een bedrijf. Trots
Ondernemen in 2006 geagendeerd in de eigen organisatie en het initiatief
op de organisatie is een belangrijke drijfveer bij het maken van een keuze
genomen om de discussie in de bouwsector verder te verdiepen. Samen
voor een bepaald bedrijf.
met betrokken partijen is nagedacht over een aanpak om het onderwerp in de sector in te bedden en ook in het eigen bedrijf zijn initiatieven ontwikkeld. Bij al deze bedrijven zijn het de bestuurders geweest die het initiatief namen tot duurzaam ondernemen.
3. De carbon footprint van een bouwonderneming
denin de keten een belangrijke schakel vormt en veel invloed kan uitoefenen op de totale carbon footprint van de bouwketen. BAM is van mening dat voor een effectieve en efficiënte bijdrage aan reductie van CO2-emissie door de bouwsector de systeemgrenzen verder moeten reiken dan alleen het eigen
3.1 Inleiding De totale CO2-emissie van een mens, organisatie of sector wordt ook wel
energieverbruik.
berekenen moet eerst bekend zijn waar en hoeveel energie wordt verbruikt,
3.3 Voorgestelde carbon footprint voor de bouwsector
bijvoorbeeld in de vorm van brandstof, gas en elektriciteit. Vervolgens
In de door BAM voorgestelde berekening van de carbon footprint is de
de carbon footprint genoemd. Om de carbon footprint van een bedrijf te
kunnen met de juiste emissiefactoren de verschillende energiedragers
CO2-emissie zowel upstream (toeleveranciers) als downstream (de
worden omgerekend naar CO2-emissie. Een belangrijke keuze is verder de
gebruiksfase van producten) meegenomen. Bij de productie en het
systeemgrens: voor welk deel van de carbon footprint is het bedrijf direct
transport van grondstoffen komt immers ook CO2 vrij, net als bij het gebruik
verantwoordelijk en welk deel van de CO2-emissie kan het slechts
van een opgeleverd gebouw of een gerealiseerde constructie. Verder gaat de
beïnvloeden? Een bedrijf kan zich bij de berekening van haar carbon footprint
berekening zoveel mogelijk uit van het GHG-protocol.
beperken tot de eigen activiteiten en de daaraan gekoppelde CO2-emissie. Het is echter ook mogelijk verder te kijken naar het type product of dienst
Samengevat bestaat de carbon footprint van een bouwonderneming
dat het bedrijf produceert en de leveranciers van wie grondstoffen
uit drie delen:
betrokken worden.
3.2 GHG-protocol
1. Eigen CO2-emissie van de bouwonderneming; 2. CO2-emissie toeleverende industrie (upstream); 3. CO2-emissie in de gebruiksfase (downstream).
Voorlopig bepaalt een bedrijf zelf waar de grens ligt van haar carbon footprint. Wel geven de binnen het zogenoemde GreenHouseGas-protocol
3.3.1 Eigen CO2-emissie van de bouwonderneming
(GHG-protocol) beschreven verschillende scopes, richting bij het maken
De door de bouwonderneming zelf gebruikte energie bestaat uit het
van keuzes. Het GHG-protocol is in 1998 ontwikkeld als een internationale
verbruik van brandstoffen, warmte en elektriciteit voor de eigen kantoren,
standaard voor bedrijven voor de verantwoording en verslaglegging van de
de bouwplaatsen, de productielocaties en de gebruikte transportmiddelen.
uitstoot van broeikasgassen. Het protocol geeft voor verschillende typen
De verbruikte energie en daaraan gekoppelde CO2-emissie kan grofweg
industrieën aan hoe de berekening dient te worden opgezet. Die aanpak is
worden onderverdeeld in de volgende vier categorieën:
echter vrij algemeen geformuleerd en moet voor iedere sector specifiek uitgewerkt worden. Enerzijds gaat het om de bepaling van de grenzen van de
1. Verbruik van energie in kantoren
carbon footprint, anderzijds gaat het om de toe te passen emissiefactoren.
• De kantoren van de bouwonderneming worden verwarmd, gekoeld en
In de bouwsector bestaat net als in veel andere sectoren nog geen
geventileerd. Daarnaast moet het gebouw worden verlicht, moeten
volledige duidelijkheid over het opstellen van een carbon footprint. Er wordt
computers werken en moet warm water beschikbaar zijn. Deze energie-
verschillend gedacht over grenzen en ook emissiefactoren zijn niet altijd
behoefte bepaalt het elektriciteits- en gasverbruik in de kantoren.
voorhanden. Wel is duidelijk dat een bouwonderneming met een positie mid-
• In enkele gevallen zijn kantoren aangesloten op stadsverwarming of
4. Verbruik van energie op bouwplaatsen en productielocaties
22
23
wordt gebruik gemaakt van aggregaten om het kantoor te verwarmen. De opwekking van warmte en het verbruik van brandstoffen resulteert ook in de directe uitstoot van CO2 door de bouwonderneming. • Tijdens het dagelijks gebruik van kantoren wordt afval geproduceerd.
• Een deel van de energievraag op bouwplaatsen wordt bepaald door het gebruik van brandstoffen voor materieel, zoals shovels en aggregaten voor het gebruik van bepaalde gereedschappen en machines. • Op bouwplaatsen wordt ook elektriciteit verbruikt, bijvoorbeeld voor het
Het verwerken van afval kost energie. Dit energieverbruik leidt tot
verwarmen en koelen van bouwketen, het gebruik van machines en het
indirecte CO2-emissie van een bouwonderneming.
verlichten van bouwplaatsen. • Bij werkzaamheden op een bouwplaats wordt afval geproduceerd.
2. Verbruik van brandstoffen door het wagenpark
Om het afval te verwerken is energie nodig. Afhankelijk van de
• Bouwondernemingen hebben veelal een eigen wagenpark dat bestaat uit
werkzaamheden verschilt de hoeveelheid en het soort afval per bouwplaats
bijvoorbeeld bedrijfsauto’s en vrachtwagens. Voor het laten rijden van voertuigen wordt brandstof verbruikt dat resulteert in de emissie van CO2. • Naast het wagenpark dat nodig is voor het bouwproces maken veel bedrijven gebruik van leaseauto’s. Verder hebben medewerkers vaak
en varieert de energievraag. • Naast bouwplaatsen hebben bouwondernemingen veelal specifieke productielocaties of bedrijfsruimten waar de nodige energie verbruikt wordt. Het energieverbruik kan aanzienlijk variëren. Zo is de energievraag van een opslagloods vele malen kleiner dan die van een asfaltcentrale.
zelf een auto of ander voertuig voor het woon-werkverkeer. Deze vervoermiddelen hebben ook weer een aandeel in het brandstofverbruik. • Een deel van de medewerkers zal voor het woon-werkverkeer gebruikmaken van het openbaar vervoer, zoals tram, bus of trein. Hoewel het aandeel in de emissie van CO2 doorgaans klein is, wordt wel gebruik gemaakt van brandstoffen of elektriciteit.
3. Verbruik van energie door vliegreizen
De emissiefactoren van brandstoffen, elektriciteit, gas en warmte zijn relatief eenvoudig te achterhalen. Wanneer het energieverbruik inzichtelijk gemaakt kan worden, kan de CO2-emissie berekend worden.
3.3.2 CO2-emissie van de toeleverende industrie Toeleveranciers zorgen voor de zogenaamde upstream emissie van CO2 in de bouwketen. Grondstoffen en onderdelen (halffabrikaten) worden
Met name de grote bouwondernemingen, maar ook kleinere
geproduceerd en naar de bouwplaats getransporteerd. Door de aard van de
gespecialiseerde bouwondernemingen, hebben activiteiten in het
producten of diensten die geleverd worden is de emissie van CO2 door deze
buitenland. Wanneer voor de zakenreizen gebruik wordt gemaakt van het
partijen substantieel verschillend. We onderscheiden grofweg drie soorten van
vliegtuig, resulteert dat in brandstofverbruik, dus in de emissie van CO2.
toelevering: grondstoffen, halffabricaten, diensten.
1. Leveranciers van grondstoffen
geldt dat de CO2-emissie weliswaar niet op het conto komt van de bouw
Dit zijn de partijen die grondstoffen delven, bewerken en (eventueel via
onderneming als hoofdaannemer, maar deze wordt meegenomen in de totale
de tussenhandel) leveren aan de bouwsector. Voordat de bouwonderneming
emissie van het project.
met materialen of producten van toeleveranciers aan de slag gaat, hebben materialen vaak al een lange weg met de nodige CO2-emissie afgelegd.
3.3.3 CO2-emissie in de gebruiksfase
De productieprocessen van grondstoffen kunnen lokaal sterk afwijken,
Door de bouwsector wordt een grote verscheidenheid aan producten
waardoor met verschillende emissiefactoren gerekend moet worden.
gerealiseerd. Afhankelijk van het soort product wordt meer of minder
Voor bijvoorbeeld het maken van een grondstof in Frankrijk kan veel
energie verbruikt in de periode waarin het geëxploiteerd wordt.
elektriciteit gebruikt worden. Echter, door het gebruik van relatief veel
Grofweg is de sector in te delen in twee categorieën. Hieronder staat per
kernenergie bij de opwekking van elektriciteit, blijft de emissiefactor laag.
categorie een aantal voorbeelden van bouwproducten en het energie
Indien een grondstof uit het buitenland wordt geïmporteerd, moet
verbruik van die producten.
de CO2-emissie van het transport worden meegerekend.
Burger- en Utiliteitsbouwsector
2. Leveranciers van halffabricaten
In de B&U-sector wordt het energieverbruik onder andere bepaald door
Leveranciers van halffabrikaten verwerken grondstoffen tot tussenproducten.
de grootte en het gebruik van de gebouwen. In de praktijk zijn daardoor
Deze bewerkingsslag, waarin verschillende grondstoffen worden
aanzienlijke verschillen zichtbaar. De systemen die het energieverbruik
samengesteld, vergt aanvullende activiteiten en transport. De CO2-emissie die
bepalen zijn voornamelijk nodig voor verwarming, koeling en ventilatie.
daarbij vrij komt, moet worden opgeteld bij de uitstoot van de verschillende grondstoffen die voor het halffabrikaat gebruikt zijn. Ook bij halffabrikaten
Grond-, Weg- en Waterbouwsector
kunnen productieprocessen sterk verschillen. Daarom moet bij de berekening
In de GWW-sector worden voornamelijk civiele constructies, wegen en
van de CO2-emissie altijd goed worden gekeken naar de emissiefactor per
railwegen gerealiseerd. Voorbeelden van civiele constructies zijn bruggen,
grondstof, het productieproces en voor het halffabrikaat in totaal.
viaducten, tunnels, sluizen en kademuren. Van een aantal producten is het energieverbruik in de gebruiksfase niet groot. Het energieverbruik wordt
3. Leveranciers van diensten
dan met name bepaald door het noodzakelijke onderhoud. Van andere
De bouwsector maakt veel gebruik van leveranciers voor specifieke diensten.
producten wordt het energieverbruik vooral bepaald door de technische
Deze kunnen onderling sterk verschillen en daarmee ook de emissie van CO2.
installaties. Tunnels hebben bijvoorbeeld verschillende systemen voor
De bouwsector maakt vaak gebruik van de diensten van ingenieurs- en
veiligheid en ventilatie en sluizen worden uitgerust met systemen om deuren
adviesbureaus. Deze hebben door de aard van de werkzaamheden een relatief
te openen en sluiten en water te verpompen. Het energieverbruik van wegen
lage CO2-emissie. Ook worden veel onderaannemers ingeschakeld om
en railwegen wordt, naast het noodzakelijke onderhoud, vooral bepaald
bepaalde onderdelen van een bouwproject te realiseren. Deze onderaan-
door de technische systemen die (rail)verkeer mogelijk maken. Boven
nemers maken vaak gebruik van hun eigen organisatie, medewerkers en
wegen zijn vaak matrixborden geplaatst om verkeersstromen te reguleren
materieel. Ze hebben een eigen wagenpark, kopen deels zelf de benodigde
en wegen worden verlicht door lichtmasten. Railwegen maken gebruik van
producten in en regelen daarvoor het transport naar de bouwplaats. Deze
bovenleidingen om rijtuigen van stroom te voorzien. Daarnaast moeten
onderaannemers leveren een bijdrage in de emissie van CO2 die afhankelijk is
wissels worden bediend en zijn systemen nodig voor veiligheid, zoals seinen.
van het soort product dat wordt gerealiseerd. Voor leveranciers van diensten
24
25
Conclusie De opwarming van de aarde staat in het middelpunt van de belangstelling. Dagelijks zijn de klimaatverandering en ontwikkelingen op het gebied van duurzame energie in het nieuws. Wereldwijd zijn inmiddels bewegingen gaande om de emissie van gassen die het broeikaseffect versterken te beperken. Bedrijven in verschillende sectoren agenderen het onderwerp en onder nemen concrete actie om klimaatverandering te beheersen. Enerzijds vanuit het besef dat overheden door middel van wet- en regelgeving maatregelen zullen treffen en vanuit de eisen die door de maatschappij aan bedrijven worden gesteld. Anderzijds vanwege de kansen die het voor bedrijven met zich meebrengt om juist betere economische prestaties te leveren. En vanuit de eigen overtuiging dat de aanpak van maatschappelijk verantwoord ondernemen op de lange termijn loont. Ook bouwondernemingen anticiperen op de gevolgen van de klimaat verandering en ontwikkelen producten en diensten om het probleem te beheersen. Het betreft echter veelal individuele initiatieven en de bouwsector zal zich meer moeten voorbereiden op de gevolgen van klimaatverandering. Koninklijke BAM Groep stelt een berekening van de carbon footprint voor die door bedrijven in de bouwsector kan worden gebruikt om inzicht te creëren in de emissie van CO2 in de realisatieketen. BAM is van mening dat, door de centrale positie die bouwondernemingen in de keten innemen, naast de eigen CO2-emissie ook naar de uitstoot upstream en downstream dient te worden gekeken. Het voorstel voor de berekening betreft slechts een eerste aanzet. BAM beoogt daarmee een bijdrage te leveren aan de discussie die in de sector moet worden gevoerd over de wijze waarop de CO2-emissie inzichtelijk wordt gemaakt.
Bijlage: Verklarende woordenlijst en begrippen BAM CO2-desk: Infocentrum van BAM dat kennis beschikbaar stelt aan partners in het bouwproces, met als doel gezamenlijk met opdrachtgevers en toeleveranciers concreet reductie van CO2-emissie te verwezenlijken.
Broeikasgassen: Gassen in de atmosfeer die zorgen dat een deel van de warmte die de aarde afstraalt in de atmosfeer wordt vastgehouden, waardoor de temperatuur in de atmosfeer toeneemt.
Carbon footprint: Maat voor de hoeveelheid CO2 die als gevolg van het gebruik van fossiele brandstoffen voor menselijke activiteiten geëmitteerd wordt.
Carbon Disclosure Project (CDP): Onafhankelijke non-profitorganisatie die namens een grote groep financiële instellingen aan aandeelhouders inzicht wil geven over de manier waarop bedrijven met klimaatverandering omgaan.
Chicago Council on Global Affairs: Onafhankelijke Amerikaanse organisatie die adviseert over wereldwijde politieke vraagstukken.
Clean Development Mechanism (CDM): Instrument in het Kyoto-protocol dat industrielanden de mogelijkheid geeft elders reductieverplichtingen te realiseren door het opzetten van reductieprojecten voor het stimuleren van duurzame energie en schone technologieën in ontwikkelingslanden.
Compensatie van CO2-emissie: Opheffen van CO2-emissie door emissie van eenzelfde hoeveelheid te voorkomen, door elders emissie van broeikasgassen te reduceren of door eenzelfde hoeveelheid CO2 vast te leggen in bijvoorbeeld bomen.
CO2-neutraal: Geen emissie van broeikasgassen naar de atmosfeer gedurende de gehele levenscyclus van een individu, bedrijf, product of proces.
Directe CO2-emissie: Emissie van bijvoorbeeld een individu of een organisatie door bronnen waarvan zij eigenaar is of die ze zelf controleert.
26
27
Duurzame energie: Energie waarover onbeperkt beschikt kan worden, waarbij het milieu en mogelijkheden voor toekomstige generaties niet benadeeld worden.
Duurzaamheidsverslag: Periodiek verslag van een onderneming over de prestaties op het gebied van duurzaam of maatschappelijk verantwoord ondernemen.
Emissiehandel: Handel in emissierechten. Emissierechten geven landen of bedrijven het recht om een bepaalde hoeveelheid broeikasgassen of andere schadelijke gassen uit te stoten.
Emissiereductie: Verminderen van de uitstoot van (broeikas)gassen door het aanpassen van producten of processen. Het compenseren van CO2-emissie valt niet onder reductie.
Energielabel: Energiezuinigheid van een product in de klassen A tot en met G, waarbij de klasse A het energiezuinigst is. Energie-efficiëntie: Efficiënt energieverbruik, zowel bij productie, distributie als bij het verbruik voor een bepaalde toepassing. Europese richtlijn Energieprestatie gebouwen: Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie voor de energieprestatie van gebouwen (EPBD, Energy Performance of Buildings Directive).
Energieprestatiecoëfficiënt (EPC): Getal dat aangeeft hoe energiezuinig een gebouw is. Hoe lager de EPC, hoe zuiniger het gebouw. In de Energieprestatienorm (EPN) is vastgelegd hoe de EPC van een gebouw in Nederland berekend moet worden.
Energieprestatienorm (EPN): Eis aan energiezuinigheid van gebouwen in Nederland. GreenHouseGas-protocol (GHG-protocol): Internationale standaard die door bedrijven gebruikt kan worden voor de verslaglegging met betrekking tot de emissie van broeikasgassen.
HIER Campagne: Een initiatief van veertig maatschappelijke organisaties in Nederland. Door wereldwijd en in Nederland projecten rond klimaatverandering te realiseren én door Nederland op te roepen tot ander gedrag, proberen zij de ernstige gevolgen van klimaatverandering te beperken.
Intergovernmental Panel on Climate Change (IPCC): In het leven geroepen door twee VN-organisaties: de World Meteorological Organization en het United Nations Environment Programme. Doel is kennis over het klimaatsysteem en het klimaatbeleid te beoordelen en samen te vatten voor het ontwikkelen van integraal beleid.
Joint Implementation: Instrument in het Kyoto-protocol dat industrielanden de mogelijkheid geeft reductieverplichtingen elders te realiseren door het financieren van projecten voor het verminderen van de emissie van broeikasgassen in andere geïndustrialiseerde landen.
Klimaatverandering: Verandering op lange termijn van het klimaat als gevolg van het broeikaseffect. Koolstofdioxide (CO2): Broeikasgas dat van nature in de atmosfeer voorkomt. CO2 wordt uitgestoten door (zoog)dieren bij de verbranding van voedingsstoffen. Ook komen grote hoeveelheden CO2 vrij bij de verbranding van fossiele brandstoffen. Planten kunnen met behulp van zonne-energie CO2 en water omzetten in zuurstof en glucose (fotosynthese).
Kyoto-protocol: Afspraak uit 1997 binnen het Klimaatverdrag van de Verenigde Naties. Het protocol verplicht industrielanden tussen 2008 en 2012 mondiaal 5,2 procent minder broeikasgassen uit te stoten ten opzichte van het niveau van 1990.
Indirecte CO2-emissie: Emissie van derden die nodig is voor het leveren van producten of diensten aan een organisatie of de emissie die het gevolg is van het gebruik van geleverde producten door die organisatie, waarbij de organisatie niet de eigenaar van de bron is of deze controleert.
Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (MVO): Ondernemerschap dat mede benut wordt om een bijdrage te leveren aan de oplossing van maatschappelijke vraagstukken.
Meer met Minder: Gezamenlijk initiatief van overheid, energiebedrijven, bouw- en installatiebedrijven, en woning corporaties, met als doel om in de periode 2008 tot 2011 500.000 bestaande woningen en bedrijfsgebouwen minimaal dertig procent energiezuiniger te maken.
Rotterdam Climate Initiative (RCI): Platform waar overheid, organisaties, bedrijven en inwoners samenwerken aan de halvering van CO2-emissie in 2025 ten opzichte van 1990. RCI is een initiatief van Havenbedrijf Rotterdam NV, gemeente Rotterdam, Deltalinqs en DCMR Milieudienst Rijnmond en is een onderdeel van het Clinton Climate Initiative.
SenterNovem: Agentschap van het Ministerie van Economische Zaken dat kennis van innovatie, energie, klimaat, milieu en leefomgeving bundelt voor het bedrijfsleven met als doel het streven naar een duurzamere samenleving.
28