Beroepsopdracht Erfgoed
Van Kunst tot Kunde Het ontstaan van het vak fysiotherapie in Nederlanden het belang van historisch besef
Opleiding: Opdrachtgever:
Auteurs:
Onder begeleiding van:
Fysiotherapie Stichting Geschiedenis Fysiotherapie Wim Schoemans Elmar de Kuijper Kai Man Francien van Hoeve
Hogeschool van Amsterdam
2012
School of Health Profession
Inhoudsopgave Voorwoord .............................................................................................................................................. 2 Aanleiding ................................................................................................................................................ 3 Inleiding ................................................................................................................................................... 4 1
Methode .......................................................................................................................................... 5
2
Resultaten ....................................................................................................................................... 6 2.1
Ontstaan van heilgymnastiek in Nederland ............................................................................ 6
2.1.1
Ledenzetters .................................................................................................................... 6
2.1.2
Pioniers in de heilgymnastiek .......................................................................................... 7
2.2
Ontstaan van het Genootschap voor Heilgymnastiek en massage ......................................... 9
2.2.1
Populariteit van heilgymnastiek ...................................................................................... 9
2.2.2
De oprichting van het genootschap .............................................................................. 10
2.2.3
Medici tegenover Heilgymnastiek ................................................................................. 10
2.2.4
Examen .......................................................................................................................... 11
2.2.5
Vakschool ...................................................................................................................... 11
2.2.6
Visie ............................................................................................................................... 12
2.3
Positie heilgymnastiek binnen de geneeskunde ................................................................... 13
2.3.1
De huidige verstandhouding ......................................................................................... 13
2.3.2
Resultaten enquête ....................................................................................................... 13
2.4
Historisch besef ..................................................................................................................... 14
2.4.1
Historisch besef als sleutel tot het heden ..................................................................... 15
2.4.2
Historisch besef van toen .............................................................................................. 15
2.4.3
Enquête ......................................................................................................................... 16
2.4.4
Wetenschap ................................................................................................................... 16
3
Discussie ........................................................................................................................................ 17
4
Conclusie ....................................................................................................................................... 19
5
Verantwoording ............................................................................................................................ 20
Bijlage Tijdslijn ....................................................................................................................................... 21 Nawoord ................................................................................................................................................ 22 Literatuur ............................................................................................................................................... 23
1
Voorwoord Voor u ligt de beroepsopdracht van Elmar de Kuijper en Kai man, beiden vierdejaars studenten aan de Hogeschool van Amsterdam. Wij hebben gekozen voor een geschiedkundig onderwerp in opdracht van de Stichting Geschiedenis Fysiotherapie (SGF). Speciale dank gaat uit naar mw. Francien van Hoeve voor het begeleiden en coachen van ons proces en de secretaris van de SGF: Dhr. Wim Schoemans voor de betrokkenheid bij het project en adviezen over literatuur. Ook willen wij graag de docenten dhr. Raoul Engelbert, dhr. Jan Simons, dhr. Jan Giesen en dhr. Frank van Hartingsveld bedanken voor alle bruikbare informatie uit de interviews die wij met hen hebben gehad. Tenslotte nog mw. Claar Hinlopen, oud docente van de Jan van Essen opleiding en dhr. Aad Graafland, penningmeester van de SGF. Tevens willen wij alle studenten fysiotherapie, verpleeg‐ en geneeskunde bedanken voor het deelnemen aan onze enquête.
2
Aanleiding De Stichting Geschiedenis Fysiotherapie (SGF) streeft sinds haar oprichting in 1989 onder andere naar het inrichten en behouden van een bibliotheek met historisch materiaal betreffende heilgymnastiek in Nederland. “Heilgymnastiek en massage was de term“ waarmee we tegenwoordig fysiotherapie mee aanduiden. Met betrekking tot heilgymnastiek/fysiotherapie in Nederland, staat historisch onderzoek niet op de voorgrond. Ook wordt er niet veel aandacht meer besteed door de Hogeschool van Amsterdam aan de geschiedenis van fysiotherapie, hoewel bibliotheekvorming en historisch onderzoek als wezenlijke elementen van een voortvarende beroepsontwikkeling zijn1. De SGF probeert onderwijsinstellingen als hogescholen en universiteiten te stimuleren om de interesse in de geschiedenis van het beroep in stand te houden door middel van lezingen en het plaatsen van artikelen ter bevordering van educatie. Daarnaast begeleid het SGF scripties met een historisch onderwerp. Dit zorgt er dan voor dat beginnend fysiotherapeuten zelf hun kennis vergroten omtrent hun eigen verleden en ook hun bijdrage leveren aan behoud van erfgoed. Tenslotte onderzoekt het SGF naar de mogelijkheden voor het oprichten van een documentatiecentrum en richt het zich op het werven van fondsen2. Anno 2012 bestaat de opleiding fysiotherapie aan de Hogeschool van Amsterdam 100 jaar. Deze komt voort uit het voormalige “Jan van Essen, Academie voor Fysiotherapie”. Dit is onze aanleiding geweest om de opleiding in een historisch perspectief te plaatsen. Het onderwerp van deze beroepsopdracht is dan ook het beleidsmatige ontstaan van de opleiding.
3
Inleiding Na de kennismaking met de SGF zijn wij tot de vaststelling gekomen dat wij als studenten nauwelijks iets weten van de oorsprong en geschiedenis van het vak fysiotherapie. Zo hebben wij het verzoek gekregen om een historisch onderzoek te verrichten met betrekking tot de fysiotherapie. het doel daarvan is de huidige studenten en jongere generatie fysiotherapeuten voorzien van historische kennis van het vak. In deze beroepsopdracht hebben wij onderzoek gedaan naar de oprichting van de opleiding fysiotherapie in Nederland. In ons vooronderzoek zijn wij gestuit op enkele termen die vooraf dienen te worden uitgelegd. De termen ‘heilgymnastiek en massage’, ‘vakschool’ en ‘Het Genootschap voor Heilgymnastiek en Massage’. ‘Heilgymnastiek en massage’ was de term die tot 1965 werd gebruikt voor ons huidige beroep3 Een fysiotherapeut heette destijds heilgymnast. ‘Vakschool’ was de term die werd gebruikt voor het opgerichte opleidingsinstituut.In dit verslag zullen deze termen veelvuldig gebruikt worden als aanduiding voor het beroep en opleiding. De term fysiotherapeut zal alleen, om verwarring te voorkomen, gebruikt worden als verwijzing naar de tegenwoordige tijd. Het Genootschap voor Heilgymnastiek en Massage’, in het vervolg genoemd: genootschap, is het voor ons nu bekende Koninklijk Nederlands Genootschap voor Fysiotherapie (KNGF). In ons onderzoek zal blijken wat de rol is geweest van het genootschap bij de oprichting. Om de oprichting van de vakschool goed te begrijpen, dient de situatie van de heilgymnast van voor de oprichting daarvan ook helder te worden beschreven. Wij hebben de volgende onderzoeksvragen opgesteld: ‐
‐
Hoe is de situatie voor de heilgymnastiek en massage geweest vóór de oprichting van de vakschool? o Hoe is heilgymnastiek en massage in Nederland ontstaan? o Wat is het verband tussen het genootschap en de vakschool? o Hoe positioneerde de heilgymnast zich in de medische wereld? Hoe is de vakschool tot stand gekomen? o Door wie is de vakschool opgericht? o Wat was de visie van de oprichters
Als toevoeging op deze beroepsopdracht, willen we de meerwaarde van historisch onderzoek voor de beroepsgroep belichten. Het doel van het laatste vraagstuk is het bespreekbaar maken van het onderwerp of het vak geschiedenis van fysiotherapie bij de algemene ontwikkeling hoort van een fysiotherapeut en of dit in het curriculum moet worden aangeboden. ‐
Wat is de meerwaarde van historische kennis van fysiotherapie voor de beroepsgroep? o Wat is historisch besef? o Wat is het belang van historische kennis?
4
1 Methode In het vooronderzoek is er research gedaan in heilgymnastische bibliotheek van de SGF. Deze bevindt zich in de huidige mediatheek van de Hogeschool van Amsterdam (HvA). Er is gekeken naar bruikbare geschriften die direct gerelateerd zijn aan de vakschool of genootschap. Voor het beschrijven van de situatie vóór de oprichting van de vakschool is er er gericht gezocht in geschiedenisboeken van het vak: Duif (1964),Haneveld (1979) en Terlouw (1991). Ook werd er in de eerste leerboeken van de vakschool een deel geschiedenis als onderdeel beschouwd van het onderwijsprogramma. Er is ook gekeken naar oude krantenknipsels. Echter de informatie uit oude kranten is inhoudelijk vrij oppervlakkig. Dit komt mede door het Genootschap de oproep deed om als heilgymnast géén ”advertenties die den wetenschappelijken man ontsieren”.4 Voor de totstandkoming van de vakschool is er gericht gezocht in de geschriften van het genootschap. Vanaf 1891 heeft het genootschap ‘het maandschrift gewijd aan heilgymnastiek’ uitgebracht. De jaargangen tussen 1891 en 1921 zijn allemaal doorgebladerd op bruikbare artikelen met betrekking tot vakschool en de positie van de heilgymnast in de medische wereld. Voor de meerwaarde van historische kenniszijn er interviews afgenomen bij een aantal docenten van het huidige onderwijs en online enquêtes onder studenten geneeskunde, fysiotherapie en verpleegkunde. Aan hun is gevraagd naar de mening over de meerwaarde van historische kennis. Wij hebben in totaal 17 reacties gekregen, waarvan we er uiteindelijk 10 hebben bestempeld als bruikbaar. De rest van de reacties waren of te summier, of niet serieus ingevuld. Van deze tien studenten studeren er 5 aan de Universiteit van Amsterdam, 3 aan de Vrije Universiteit, en 2 aan de Universiteit Leiden.
5
2 Resultaten De gegevens uit het onderzoek zijn verdeeld in vier onderdelen. Vooraf aan de oprichting van de vakschool is het belangrijk geweest om te weten hoe de heilgymnastiek in Nederland is ontstaan en hoe deze zich heeft ontwikkeld. Niet alleen vakinhoudelijk maar ook beleidsmatig zijn er vooraf mijlpalen geweest. Vervolgens is er gekeken naar de beleidsmatige positie van heilgymnastiek binnen de geneeskunde. Hierbij is er een vergelijking gemaakt met de positionering van de fysiotherapie in het medisch kader van tegenwoordig Tenslotte is er een beschrijving gemaakt van de meerwaarde van historische kennis van het vak.
2.1 Ontstaan van heilgymnastiek in Nederland De eerste beginselen van heilgymnastiek zijn vooral te vinden binnen de massage. In Chinese geschriften van 2800 v. Chr. zijn al massagebehandelingen beschreven5. De heilgymnastiek in Nederland is vooral gestimuleerd door het ontstaan van Zweedse Gymnastiek. Vooramelijk door het werk van Per Henrik Ling (1776‐1839)6. Hij ontwikkelde een systeem bestaande lichamelijk oefeninge, met als doel het verbeteren van de conditie van de spieren. Dit kon uiteindelijk worden gebruikt voor medische doeleinden.7
2.1.1 Ledenzetters In de zeventiende eeuw waren er al zogenoemde “ledenzetters” actief in Nederland. Dit vak werd van generatie op generatie doorgegeven binnen families van smeden, kuipers, boeren en andere werklieden. Anatomische voorkennis was niet nodig, het vak werd in de praktijk geleerd. De gebroeders Peter en Klaas Schot waren in het begin van de zeventiende eeuw actief in Utrecht, waar zij een instituut leidden waar patiënten met orthopedische klachten geholpen werden. Hun instituut was zo populair, dat duizenden patiënten naar Utrecht stroomden. Niet alleen vanuit Nederland, maar vanuit Engeland, Zweden, Denemarken en Holstein. Het Utrechtse stadsbestuur was zo blij met de gebroeders Schot dat zij aan hen vrijdom van belasting verleende.8 Het dorp Jisp was destijds ook wereldberoemd om haar ledenzetters. In dit dorp ontstond een familie van ledezetters die ook hun manier van werken op de volgende generatie doorgaven. Vaak waren de behandelmethoden meedogenloos en zeer pijnlijk. In een artikel over de activiteiten van één der eerste ledezetters, Willem Taemszoon staat diens brute werkwijze beschreven9: “de patiënten werden goed vastgebonden en lichtelijk verdoofd door een pittige dosis brandewijn, waarna het bot dat vaak weer aan elkaar was gegroeid, met de hand weer werd gebroken, hetgeen een angstaanjagend gebrul teweegbracht. Het bot werd dan gezet en gespalkt en met een katrollensysteem van elkaar gehouden. Men bond een leren zak aan het touw, dat door de katrollen liep en gooide daar net zoveel zand in dat het genoeg was naar het oordeel van de ‘meester’. Nadat het bot lichtelijk was aangegroeid werd de patiënt op een ladder gebonden en buiten, tegen de schuin tegenoverstaande kerk, gezet. Er heerste een zeer strenge tucht voor de patiënten. Deden ze iets tegen de zin van de leedsetter, dan kregen ze een boete of hij trok de handen van de patiënt af.”
6
Ondanks deze meedogenloze manier van behandelen hadden de ledenzetters een brede klantengroep. Het leger van Noorwegen stuurde haar gewonde soldaten regelmatig vanaf het front naar Jisp. De bekendste ledenzetter was Cornelis Ploegh, de kleinzoon van Willem Taemsz. Hij overleed in 1696 en daarmee eindige het geslacht der Jisper ledezetters10,11 Deze manier van handelen staat natuurlijk heel ver af van de huidige manier van werken. Wij hebben dit stuk geschreven om te laten zien dat er al lang geleden personen waren die zich bezighielden met het bewegingsapparaat/orthopedie. Nederland kent een aantal pioniers die qua manier van handelen dichterbij de moderne fysiotherapie staan. Afbeelding 1: Mr. Corn. Jacobsz Ploegh (1624‐1696) bron: website De Wormerlander
2.1.2 Pioniers in de heilgymnastiek Een van de personen die de heilgymnastische genezing heeft geïntroduceerd in Nederland is de Duitser Johann Georg Heine (1770‐1838). Heine was van oorsprong geen arts, maar een instrumentmaker. In 1816 opende hij in Duitsland een orthopedische werkplaats, en in 1823 krijg hij een doctoraat.
Afbeelding 2: Dr. Johann Georg Heine (1770‐1838)
In 1828 verhuisde hij naar Nederland, waar hij in Den Haag een grote orthopedische instelling opende waar patiënten een deels mechanische en deels dynamische behandelingen ondergingen. Het mechanische deel omvatte rektoestellen, compressie‐apparaten en verbanden. Onder het dynamische deel verstond hij de aanwending van versterkende middelen zoals oefeningen en zeebaden.
bron: hanshekler.de
Heine werd in eerste instantie herdacht als “vader van de orthopedie”. Deze titel is onterecht, omdat ruim honderd jaar eerder Hendrik van Deventer (1651‐1724) werkzaam is geweest in zijn woning in Voorburg. Zijn werk bestond uit het “redresseren van vermincte personen”. Aan van Deventer komt de eer toe één van de eerste beoefenaars der orthopedie te zijn, maar diens methodes waren overwegend mechanisch. Heine trachtte de gehele conditie van patiënten te beïnvloeden. Omdat Heine de algehele gezondheid van patiënten probeerde te verbeteren in plaats van het richten op één enkel aspect van het lichaam, vinden wij hem één van de grondleggers van de fysiotherapeutische visie. 12.
Afbeelding 3: Dr. Hendrik van Deventer (1651‐1724) bron: wikipedia
7
Een ander belangrijk persoon dieorthopedische en mechanische technieken heeft geïntegreerd met gymnastiek en geneeskunst en ook beschouwd wordt als één der grondleggers van de fysiotherapie in Nederland is dr. Johann Georg Mezger. Mezger werd als zoon van een slager geboren op 22 augustus 1838 in Amsterdam. Terwijl hij aan het werk was in de slagerij van zijn vader volgde hij een gymnastiekopleiding. Mezger haalde in 1855 zijn examen “gymnastiekmeester derde klasse” aan de “inrigting voor Gymnastiek” te Amsterdam. Op de school werden behalve gymnastieklessen ook behandelingen voor skeletafwijkingen Afbeelding 4: Dr. Johann Georg gegeven door dhr. dr. J. L. Dusseau. Deze van oorsprong orthopedist was Mezger (1838‐1909) bron: f1 online.de tevens ook anatoom en prosector aan het Theatrum Anatomicum te Amsterdam. Waarschijnlijk heeft Dusseau Mezger de liefde voor anatomie bijgebracht en de eerste aanwijzingen gegeven voor de behandeling bij houdingsafwijkingen.13 Deze studie wekte zijn interesse voor bewegingsleer en zodoende ging hij later, middels financiële steun van anderen, geneeskunde studeren aan de universiteit van Leiden. In 1868 haalde hij zijn doctoraalexamen en in datzelfde jaar promoveerde hij op het onderwerp ‘behandeling van distorsio pedis met fricties’.14 Hij is daarna o.a. werkzaam geweest in het Amstelhotel te Amsterdam, waar hij vele mensen van adel ontving. Vanaf 1886 werkte hij zomers in Domburg, en een jaar later vanuit zijn eigen villa aldaar. Wegens zijn grote populariteit opende hij in 1889 een bad paviljoen in Domburg15. Mezger overleed in 1903 in Parijs.
8
2.2 Ontstaan van het Genootschap voor Heilgymnastiek en massage In vroeger tijden was een arts algemeen geschoold en behandelde alle soorten klachten. Met de opkomst en ontwikkeling van de geneeskunst kwam er steeds meer behoefte aan specialismen. Rond 1800 waren er in Nederland al specialistische vormen van chirurgie, bijvoorbeeld buikchirurgie. tevens waren er “specialismen in wording” zoals orthopedie, waar men zich bezighield met de diagnose en behandeling van misvormingen van het skelet en andere aandoeningen aan het bewegingsapparaat16. Tevens ontwikkelde zich in Nederland een medische vorm van gymnastiek. Deze vorm van gymnastiek, gecombineerd met massage en fysische technieken als electro‐ warmte‐ en hydrotherapie werd al snel aangeduid als heilgymnastiek en werd voornamelijk beoefend door gymnastiekleraren17. Met de invoering van de geneeskundige wetten van Thorbecke in 1865 kregen de medici praktisch een wettelijk gelegitimeerde monopoliepositie op het gebied van de gezondheidszorg. Dit leidde tot een spanningen in de medische en gymnastiekwereld en een strijd om het domein heilgymnastiek en massage18. Er ontstonden vier groepen mensen19: 1. Doktoren die zonder de nodige kennis en ervaring de heilgymnastiek en massage opeisten. 2. Medici die die graag gebruik wilde maken van de diensten van de heilgymnast met als voorwaarde dat hij het vak had geleerd en onder de geneeskundige zou werken. 3. Heilgymnasten die onder de geneeskundige zouden willen werken en strevende naar een examen gericht op de heilgymnastiek 4. Gymnastiekonderwijzers die zonder benodigde kennis de titel heilgymnast droegen en door wilden gaan met het behandelen van patiënten20. Zowel de orthopeden als de heilgymnasten richtten zich op mensen met afwijkingen aan het houdings‐ en bewegingsapparaat. In de jaren tachtig van de negentiende eeuw wilden de eerste medici met orthopedie als specialiteit de orthopedie verheffen van kunst tot kunde. Daarvoor moest het domein orthopedie nauwkeurig afgebakend worden21. in 1888 werd in samenwerking met de Nederlandsche Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst (NMG) dit verzoek aan de regering ingediend.
2.2.1 Populariteit van heilgymnastiek In de jaren tachtig van de negentiende eeuw kon heilgymnastiek rekenen op steeds groter wordende belangstelling van medici22. Met name door de populariteit van Johann Georg Mezger werd massage en frictie steeds populairder. Medici accepteerde heilgymnastische methodes zoals oefeningen en massage steeds meer als onderdeel van de behandeling23. Ondertussen bleef het merendeel van de NMG aandringen op een wet die het uitvoeren van orthopedische handelingen verbiedt voor niet‐ medici. Na een stemming van 66 tegen 18 is er op 1 november 1888 een wetsvoorstel aangeboden aan de minister voor Binnenlandse Zaken die luidde: ‘de Nederlandsche Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst veroorlooft zich, de aandacht van Uwe Excellentie te vestigen op de wenselijkheid, om het uitoefenen van orthopaedie en massage door niet‐geneeskundigen, zonder aanwijzing en voortdurend toezicht van geneeskundigen te voorkomen’24.
9
Door deze wet kwamen de heilgymnasten in Nederland in de problemen25, ze waren geïsoleerd geraakt en zochten naar houvast. Niet alleen medici, maar ook de gymnastiek weerde nu heilgymnasten, omdat deze zich niet wilde mengen in de ‘heilgymnastische kwestie’, aangezien zij de medici hard nodig hadden voor de realisatie van plannen op het terrein van lichamelijke opvoeding26.
2.2.2 De oprichting van het genootschap In juli 1889, een jaar na het verzoek van de NMG, besloten de twee heilgymnasten E. Minkman en J.H. Reijs een mededeling rond te laten gaan met een uitnodiging voor een bijeenkomst van heilgymnasten. Een bijeenkomst waar de oprichting van een vereniging werd besproken om het vak heilgymnastiek te professionaliseren ten goede van de patiënt. Ook was dit een manier om het aantal ‘onbekwaamde’ heilgymnasten terug te dringen, de hierboven genoemde gymnastiekonderwijzers. In september vond de werkelijke bijeenkomst plaats in Utrecht, waar vervolgens het ‘Genootschap ter beoefening der heilymnastiek in Nederland’ werd opgericht27. In een publicatie van de statuten van het genootschap in de Nederlandsche Staats‐Courant van 16 april 1890 staat in Artikel 2 de volgende doelen beschreven28: “Artikel 2. Het doel van het genootschap is de heilgmnastiek zoowel practisch als theroretisch te beoefenen, eenheid te brengen in de wijzen van behandeling en eene goede verhouding tusschen medici en heilgymnasten te bevorderen. Het tracht dat doel te bereiken door: : 1.
2. 3. 4.
Het houden van bijeenkomsten waar besprekingen zullen plaats hebben over de heilgymnastiek en de daarover bestaande werken en methoden, over anatomische, physiologische en pathologische vraagstukken; De voorbereiding eener wettelijke regeling en opleiding van het verkrijgen van een diploma voor uitoefening van de heilgymnastiek; Het elkander helpen in moeilijke gevallen, onderzoek van patienten en verder alles wat met de studie in de practijk der heilgymnastiek in verband staat; Het doen erkennen van de heilgymnastiek door wettige gepaste middelen.”
In de vroege maandschriften van dit genootschap komt ook meerdere malen het onderwerp van de relatie tussen de medische wereld en de heilgymnastiek naar voren29 In een samenvatting van een heilgymnastisch congres uit 1912 staan zeer duidelijke en uitgebreide definities en afbakeningen van de beroepstaken van artsen en heilgymnasten30‐31..
2.2.3 Medici tegenover Heilgymnastiek Deze ontwikkelingen hadden tot gevolg dat de medici hun eigen beroepsorganisatie oprichtten: de Nederlandse Orthopaedische Vereniging (NOV). Het voornaamste doel van deze organisatie was: “trachten te bewerkstelligen dat de heilgymnastiek niet meer door leken (zelfstandig) zou worden uitgeoefend”. Met leken worden hier dus de heilgymnasten bedoeld. De medici vonden dat de technieken die de heilgymnasten toepasten op hun patiënten tot hun domein van de arts behoorden. Uit de statuten uit 1890 blijkt dus ook al dat sinds de oprichting, het heilgymnastische genootschap heeft gestreefd naar een wettelijke regeling en opleiding voor het uitoefenen van de heilgymnastiek. Hierdoor zou het beroep binnen de wet Thorbecke vallen. Dat blijkt ook uit het eerst jaarverslag32. Wel werd er gesteld dat hier ook grote nadelen aan vastzaten. De geëxamineerde heilgymnast zou
10
dan volgens het genootschap gevaarlijke zelfstandigheid krijgen omdat zij niet onder toezicht van de medicus werkte. Een staatsexamen waarna de heilgymnast onder ede zou hebben verklaard geen patiënt te behandelen zonder machtiging en goedkeuring van een medicus werd wel toegejuicht. Onder voorwaarde dat de medicus theoretisch op de hoogte was van de heilgymnastiek. Dit was echter niet het geval, daarom had een staatsexamen geen zin. Het genootschap hoopte op een wijziging in de artsenwet waardoor heilgymnastiek ook in het artsexamen is opgenomen.
2.2.4 Examen Om de opmars van onbekwame en onvoldoende geschoolde gymnastiekleraren die zich heilgymnast noemen te stoppen, werd in 1895 het genootschapsexamen ingevoerd. Hiermee wilde het genootschap medici laten zien tot wie zij zich veilig konden wenden. Het examen werd dan ook uitgevoerd door bekwame medici. De geslaagde kreeg echter geen diploma maar werd wel lid van het genootschap. Zo wist de medicus wanneer iemand lid was, heeft aangetoond dat hij bekwaam was in het vak. Dit was ook een manier om de reputatie van het genootschap tegenover de medicus te verbeteren33. Door afwezigheid van financiële middelen en steun, is er niet vanaf het begin van de oprichting begonnen aan een opzet voor een opleiding. Pas in 1909 is er actief gewerkt aan de opleiding. Vanuit meerdere hoeken werd er steun gevraagd doormiddel van een memorie van toelichting20. Weerstand was er ook, voornamelijk uit de hoek van de Nederlandsche Orthopedische Vereeniging (NOV). Deze waren fel tegen de opkomst van heilgymnasten en een eigen vakschool. Zij hadden in zekere zin ook invloed op het besluit van de overheid om de vakschool te subsidiëren. De overheid wilde het genootschap Afbeelding 5: Dhr. J.F.L van eventueel wel steunen, maar niet zonder overleg met de medische wereld. Het Breemen (1874‐1961) antwoord werd gebasseerd op een advies van de Centrale Gezondheidsraad dat bron: Nederlandsch op zijn beurt weer gebasseerd was op een rapport van NOV‐lid dr. J.F.L. van Tijdschrift voor Geneeskunde Breemen, directeur van het Instituut voor Physische Therapie te Amsterdam. 85(1941)II,23:2722. Van Breemen was geen fel tegenstander van de heilgymnastiek en stelde dat een vakschool betere heilgymnasten voort bracht. Echter vond Van Breemen dat het huidige voorstel van het Genootschap de heilgymnast te veel zelfstandigheid zou geven. Zo werd het voorstel afgewezen omdat de vakschool onder medische leiding moest staan34‐35.
2.2.5 Vakschool Door het gebrek aan medewerking en tegenwerking vanuit medische zijde leek de hoop op de oprichting van een vakschool ver te zoeken. Toch werd de moed niet opgeven en besloot het bestuur in 1912 tot het oprichten van vakscholen onder patronaat van het Genootschap, dit met de reden dat het oprichten van particuliere vakscholen financieel en praktisch niet haalbaar was. Heilgymnasten met een opleidingsgelegenheid konden hiertoe aanvraag doen bij het bestuur van het Genootschap.
Afbeelding 6: Dhr. Jan Van Essen (1861‐1931) Bron: Maandschrift gewijd aan de heilgymnastiek 24(1914)9:183
11
In september 1912 werd een vereniging genaamd “Vakschool voor Heilgymnastiek en massage” opgericht te Amsterdam aan de Kerkstraat 66 in de Heilgymnastische inrichting van Van Essen onder leiding van Dr. Ch. Bles36.Tevens vonden er op meerdere plekken in het land initiatieven plaats, in november 1913 ging de “Kweekschool tot opleiding voor gymnastiek en heilgymnastiek” in ’s Gravenhage van start onder leiding van J.H. Reijs Jr, zoon van één van de oprichters van het Genootschap.
2.2.6 Visie De visie van beide vakscholen stond recht in lijn met de visie van het Genootschap. Voorafgaande de oprichting van de vakschool was er een lange discussie gaande omtrent de positie van de heilgymast naast de medicus. De visie van Van Essen komt in deze discussie tussen hem en J.G. Milo duidelijk naar voren. Milo was medisch dokter, arts, specialist orthopedische chirurgie, heilgymnastiek en massage, zoals hij zich in zijn eigen inrichting profileerde. Volgens Milo ligt de juiste afbakening van het terrein van heilgymnasten in een assistentschap bij de medicus‐specialist. Hierbij reageerde Van Essen met de beginselen van het Genootschap. Hij benadrukte dat zij niets liever wilde dan een goed corps heilgymnasten te vormen die in goede verhouding staan tot de medici. Zij wilde de taak, opgedragen door de medicus kritisch en goed kunnen uitvoeren. Van Essen bekritiseerde de medici om hun annexatiezucht, om allerlei baantjes op te eisen wat volgens hun tot hun vakgebied behoorde en niemand anders. Een overschatting van de medische wetenschap was het om als medicus beter in staat te zijn de heilgymnastische praktijk uit te oefenen dan de heilgymnast. De opleiding van de medicus was volgens Van Essen onvoldoende ten opzichte van heilgymnastiek. Medici zouden tijdens hun opleiding te weinig heilgymnastiek hebben gezien om het beter uit te kunnen voeren dan de heilgymnast. Volgens Terlouw (2004) verwees Van Essen naar een inaugurele rede van de Weense prof.dr. C. von Noorden op 17 oktober 1906 waarin een uitspraak werd gedaan over het klinisch onderwijs. Van Essen achtte deze woorden ook van toepassing op de heilgymnast: De kunst van genezen is moeilijk te onderwijzen, juist omdat zij een kunst is, en de persoonlijke eigenschappen van den geneesheer daarbij van zulk een overwegenden invloed zijn. Slechts als hij een brug weet te bouwen tusschen zijn eigen ziel en die van den zieke, kan hij beschikken over den psychischen factor der therapie, die onontbeerlijk is. Dit alles nu kan men in een kliniek niet voordoen, en daarom zal de therapie bij het klinisch onderwijs nooit geheel tot haar recht komen.37
Van Essen vond dat naast de theorie en praktijk van heilgymnastiek een soort intuïtie nodig was. Een juist inzicht in de bewegingsleer en de tact om bij de patiënt de juiste oefeningen op de juiste manier uit te laten uitvoeren: de gave van het lesgeven. Iemand met een akte M.O. gymnastiek zou deze factoren bezitten die onmisbaar zijn voor de heilgymnast.
12
2.3 Positie heilgymnastiek binnen de geneeskunde In een artikel uit het Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde uit 192738 wordt de vraag gesteld of artsen zitten te wachten op een steeds groter wordende groep heilgymnasten in Nederland. Voor veel orthopeden waren heilgymnasten destijds een doorn in het oog, omdat er veel taken van de orthopeed door de heilgymnast op zich werd genomen. In dit artikel spreekt Dhr. D. Brocx dit tegen, hij vindt juist dat heilgymnasten naar voren moeten treden als “helper van den arts” omdat er nooit genoeg orthopeden werkzaam zouden zijn om de gehele patiëntengroep te kunnen voorzien. Dit zou volgens de auteur een vooruitgang zijn, daar ‘simpelere’ taken zoals lichamelijke oefeningen en massage kunnen worden overgedragen aan een heilgymnast. Slechts de aanwijzing voor behandeling (indicatie) zou moeten vastgesteld worden door de geneeskundige39. In grote lijnen had je de artsen die het niet eens waren met de heilgymnasten, en de artsen die van mening waren dat er een vruchtbare toekomst zat in een nauwe samenwerking tussen artsen en heilgymnasten. Immers had het genootschap vanaf het vroege begin al een aantal ‘buitengewone leden’40, dit waren leden die tevens werkzaam waren als arts, en die zich dus ingezet hebben voor de goede verstandhouding tussen arts en heilgymnast.
2.3.1 De huidige verstandhouding Vroeger was een heilgymnast een ‘helper van den arts’, tegenwoordig kan een patiënt dankzij de invoering van Directe Toegankelijkheid Fysiotherapie (DTF) zonder tussenkomst van een arts bij een fysiotherapeut langsgaan. Dit was een paar decennia geleden nooit denkbaar geweest41. Een arts bepaalde in grote lijnen de therapie van de patiënt, en de therapeut voerde deze uit. Tegenwoordig hebben fysiotherapeuten meer bevoegdheden door de komst van DTF, maar ook steeds vaker schenken artsen fysiotherapeuten het vertrouwen om zelf een diagnose omtrent het bewegingsapparaat te stellen, omdat zij erkennen dat een fysiotherapeut hierin meer kennis heeft. Lang is er gestreden om erkenning te krijgen van de medische wereld. Tijdens het ontstaan van het genootschap was dit zelfs de voornaamste doelstelling42. Bij sommige fysiotherapeuten heerst het “Calimerocomplex” tegenover artsen, dit is een gevoel niet serieus te worden genomen door de medische wereld. Dit feit hebben wij gevormd door ervaringen in het werkveld (stages), en door gericht te zoeken op deze onderwerpen.43 44 45 Wij hebben ervoor gekozen om enquetes af te nemen bij studenten van verschillende universiteiten.Wij hebben dit bewust gedaan om eventuele verschillen qua lesaanbod per instelling in kaart te brengen. Wij hebben gekozen voor studenten omdat wij vinden dat zij een afspiegeling zijn van wat de huidige kennis‐ en beroepsgroep hen leert.
2.3.2 Resultaten enquête Op de vraag “staat de geneeskunde momenteel tegenover het vak fysiotherapie?” reageerden de studenten divers, zij zijn van mening dat fysiotherapie een belangrijke factor is voor het zorgaanbod aan patiënten. Echter vonden 7 studenten dat het een ondersteunend beroep betreft en dat het “echte werk gedaan wordt door artsen”. In de discussie vind u een verdere toelichting op deze vraag. Op de vraag “Wat vind u ervan dat patiënten sinds 2006 zonder verwijzing van een arts naar de fysiotherapeut mogen?” antwoordden alle respondenten met positief.
13
Bij de vraag “vind u dat fysiotherapeuten zelf diagnoses mogen stellen omtrent het bewegingsapparaat?” waren de respondenten minder overtuigd, 6 studenten vonden dat de fysiotherapeut zelf diagnose mag stellen. 2 mensen vonden dit ook, maar wel met overleg met een arts. De overige twee vinden het stellen van alle diagnoses de taak van een arts. Alle geïnterviewde personen waren van mening dat de relatie tussen artsen en fysiotherapeuten sterk is verbeterd, al erkennen zij dat er in het beroepsveld nog steeds hiërarchische verhoudingen bestaan tussen deze beroepen. Tevens zijn wij bij verder onderzoek tot de volgende bevindingen gekomen: ‐
‐ ‐
Het wetenschappelijk onderzoek aan de huisartsenopleiding aan het AMC wordt volgens een geïnterviewde docent ingebracht door fysiotherapeuten,dit hebben wij geverifieerd middels een telefoongesprek met de studieadviseur. echter kunnen we dit niet bevestigen middels een officiële bron. fysiotherapiestudentenstudenten geven snijzaalpracticum aan derdejaarsgeneeskundestudenten in het AMC46 Volgens de lector van de HvA zijn er nu meer dan 200 gepromoveerde fysiotherapeuten. Dit aantal hebben we echter niet kunnen bevestigen middels een officiële bron..
Na de resultaten van de enquête en bovenstaande bevindingen kunnen we voorzichtig stellen dat de fysiotherapie in meer of mindere mate serieus wordt genomen door de geneeskunde. Echter is deze informatie te summier om te kunnen stellen dat de verhouding tussen artsen en fysiotherapeuten is genormaliseerd. Hiërarchische verhoudingen die er nog zijn hebben volgens ons een dusdanig kleine invloed dat de doelstelling “verbeteren van de relatie met de geneeskunde” niet meer van toepassing is. In een trendanalyse van het KNGF uit 2011 wordt verwacht dat de rol van evidence based practice nog groter zal worden. De rol van wetenschappelijk onderzoek wordt bestempeld als één van de manieren om de positie van de fysiotherapeut staande te houden. Onderzoeksresultaten moet behandelingen verantwoorden en transparanter maken Momenteel promoveren er 4 á 6 fysiotherapeuten per jaar op dergelijke onderzoeken47., de bron die wij hebben geraadpleegd echter uit 2003, dus wij verwachten dat het aantal promovendi momenteel hoger ligt. Historisch besef Onder historisch besef wordt doorgaans verstaan: “het vermogen om zich rekenschap te geven van de historische achtergronden van het eigen denken en handelen en dat van anderen” (Wikipedia). In 2006 is door de Commissie Ontwikkeling Nederlandse Canon een lijst uitgebracht met onderwerpen uit de geschiedenis waar volgens hen “elke Nederlander kennis van zou moeten hebben”48. Dit zijn grote mijlpalen, personen, tijdperken of ontwikkelingen in de geschiedenis van Nederland. Op scholen worden natuurlijk ook al jarenlang bepaalde onderwerpen uit de geschiedenis onderwezen. Bij een inburgeringscursus wordt geleerd wie Willem van Oranje is. Op welke manier is dit relevant voor de huidige tijd en toekomst? In 2006, tijdens algemene beschouwingen in de tweede kamer had minister president Jan Peter Balkenende het over de ‘VOC‐mentaliteit’. Wat is de reden dat een bewindspersoon een bedrijfsnaam uit eind 16e eeuw, zonder directe relevantie met het onderwerp, aanhaalt? De minister president doelde op de handelsgeest van het succesvolle
14
bedrijf destijds, dat deze handelsgeest en creatieve industrie weer zou moeten heersen in ons land om de crisis te kunnen overwinnen. Dit vinden wij een mooi voorbeeld van historisch besef. Een stelling formuleren aan de hand van oorzaak en gevolg door middel van ervaringen, dus ook geschiedenis valt onder ‘causaliteit’ (de strekking tussen oorzaak en gevolg, oorzakelijkheid49) Jan Peter Balkenende is een bewindspersoon die in principe ons gehele land vertegenwoordigd, hierdoor kun je gemakkelijk grote gebeurtenissen uit het verleden aanhalen die voor een grote groep mensen belangrijk is geweest. De tweede wereldoorlog is zo’n gebeurtenis waar vrijwel iedereen een gevoel bij heeft, het roept bij iedereen een bepaalde emotie of mening op; iets wat nooit meer opnieuw mag gebeuren, het gevoel wat vrijheid betekent, of het belang van wederzijds respect. Andere gebeurtenissen zoals de privatisering van de posterijen in Nederland is voor onze beroepsgroep weinig belang geweest, terwijl dit voor de logistieke sector een revolutie teweegbracht. Historisch besef draagt ook bij aan het gevoel van traditie, iets wat naar onze mening mist onder fysiotherapeuten. Dit gevoel lijkt meer te heersen onder geneeskundigen, deze stelling baseren wij op antwoorden uit interviews met studenten geneeskunde, uit het feit dat er veel websites zijn die ingaan op het erfgoed van de geneeskunst, en dat er sinds 2005 ieder jaar een mastertraject “medische geschiedenis” gegeven wordt op het VUMC.
2.3.3 Historisch besef als sleutel tot het heden sommigen zijn van mening dat kennis van een historische gebeurtenis alleen van belang is indien het nog direct relevant is voor het heden. Maar is dit wel zo? Natuurlijk heeft alles een relevantie, afhankelijk vanuit welk perspectief je het bekijkt. Met directe relevantie wordt bijvoorbeeld een strijd naar onafhankelijkheid bedoeld, indien die nog steeds niet bereikt is. Een strijd die in meer of mindere mate ook nog steeds gevoerd word door de fysiotherapie. Indirect relevant is bijvoorbeeld het rechtop gaan lopen van de mens. We lopen al rechtop, dus is deze gebeurtenis in principe niet meer van belang, en tóch worden dit soort onderwerpen nog altijd bestudeerd en onderwezen. Blijkbaar is het belangrijk om je afkomst en plek in de geschiedenis te kennen. In voorgaande hoofdstukken hebben wij de ontwikkeling van ons vakgebied beschreven, en in dit hoofdstuk zullen wij de lijn naar het heden trekken; welke ontwikkelingen van ons vakgebied uit het verleden zijn van directe invloed op het heden? De Stichting Geschiedenis Fysiotherapie introduceert haar website met: [..]Een fysiotherapeut die de geschiedenis van zijn beroepsgroep kent, begrijpt het heden beter en is voorbereid op de toekomst.
2.3.4 Historisch besef van toen De oprichters van het genootschap J.H Reijs Jr. en E. Minkman vonden het verhogen van kennis en kunde van de heilgymnast, alsmede bibliotheekvorming en historisch onderzoek de belangrijke doelen van het genootschap50. Waarom dit één van de voornaamste doelen was, is niet helemaal duidelijk. Wat wel duidelijk is, is dat het genootschap een duidelijke positie wilde innemen in de wereld van de zorg. Om serieus genomen te worden heb je kennis en kunde nodig, wellicht dat vanwege dit feit de drang naar bibliotheekvorming groot was.
15
Zelfs onze voorgangers in die tijd vonden historisch besef al belangrijk, in de eerste uitgave van het maandblad gewijd aan de heilgymnastiek staat een oproep aan de leden om een stuk te schrijven over de geschiedenis van de heilgymnastiek51. Helaas bleef het bij een oproep en is dit stuk er nooit gekomen. De enige keren dat het onderwerp geschiedenis werd aangesneden was in sommige introducties van congressen52.
2.3.5 Enquête Voor dit onderwerp is het interessant om te weten hoe studenten en beroepsbeoefenaars tegenover het vak geschiedenis staan. Wij weten dat “geschiedenis van de fysiotherapie”een apart vak was in het eerste jaar de Jan van Essen opleiding .Dit vak werd gegeven naar het boek van Haneveld53 Wij zijn benieuwd waarom dit vak is verdwenen van de huidige opleiding,. Opvallend in de enquête is dat sommige studenten van dezelfde universiteit erkenden dat zij hier onderwijs in krijgen, terwijl sommige zeggen van niet. Hierbij gaan wij er van uit dat dit onderwijs wordt aangeboden als keuzemodule/vak, of als klein onderdeel of introductie van een college over een bepaald onderwerp. Het merendeel van de respondenten vindt onderwijs in geschiedenis boeiend, maar vindt het ook terecht dat er niet meer tijd aan besteedt wordt, omdat andere zaken voorgaan. Als we vragen naar waarom zij het belangrijk vinden om onderwijs in de medische geschiedenis te krijgen gaf vrijwel iedereen aan dat het handig is om vooral achterhaalde technieken uit het verleden te kennen en daardoor te herkennen, zodat fouten uit het verleden niet meer worden gemaakt. Dit is zeker belangrijk wanneer er wetenschappelijk onderzoek plaatsvindt, hierbij is het erg belangrijk kennis te hebben van de geschiedenis van jouw onderwerp.
2.3.6 Wetenschap Fysiotherapie is een vakgebied waar wetenschap meer en meer de norm wordt, en wetenschap is toekomstgericht, waarbij het verleden erg snel en vaak wordt vertaald als ‘verouderd’. Betekent dit dat in het verleden gemaakte conclusies nu ongeldig zijn? Er mag geconcludeerd worden dat de meest recente artikelen met hoge bewijskracht gezien worden als ‘state of art’. De definitie van ‘state of art’ luidt: […]uitdrukking voor de huidige stand van zaken, van technologie, of van kennis. Zo is de State of the art het hoogste niveau van ontwikkeling, dat op een bepaald tijdstip is bereikt. (Wikipedia) Zodra een artikel de status van state of art heeft bereikt, vervallen oudere artikelen met dezelfde methode automatisch. Toch is het niet zinloos om kennis te hebben van de ontwikkelingen van die tijd. Door kennis te hebben van verouderde technieken kan je deze excluderen in je huidige fysiotherapeutisch onderzoek. Door deze kennis van het verleden kan de kwaliteit van het huidige werk toenemen. Als de kennis van verouderde technieken paraat staat, kan er ook worden gesproken over ‘historisch besef’. Er wordt geacht dat historisch besef belangrijk is voor personen met leidinggevende, kennisoverdragende of begeleidende functies, dus ook fysiotherapeuten. “Zij hebben door kennis van het verleden een betere perceptie op hedendaagse gebeurtenissen”54
16
3 Discussie Er zijn veel namen die hebben bijgedragen aan de ontwikkeling van heilgymnastiek en massage in Nederland. Hierbij zijn er zeker invloeden geweest vanuit het buitenland. Het probleem bij dit geschiedkundig onderzoek is dat er in een tijdsbestek van 10 weken te weinig tijd is geweest om alle invalshoeken te belichten, met deze reden hebben toegespitst op de ontwikkelingen binnen ons eigen land, en met name de ontwikkelingen die onze huidige opleiding tot stand hebben gebracht. Veelal is er vertrouwd op al eerder verschenen publicaties van de historie. Alleen is deze literatuur in onze ogen niet voldoende wetenschappelijk onderbouwd, alleen al gezien het feit dat bronnen onderling soms afwijken. Hierdoor is het lastig om de juiste, meest betrouwbare bron te gebruiken als waarheid. Daarom hebben wij de voorkeur gegeven aan uitgaven van het genootschap, of direct geciteerde bronnen. Echter kunnen wij niet voorkomen dat er altijd hiaten in de gegevens kunnen voorkomen. Recentere literatuur, voornamelijk van Terlouw, is beduidend sterker in onderbouwing. De geraadpleegde bronnen geven niet geheel een objectief beeld. De maandschriften van het genootschap belicht alleen de kant van de heilgymnastiek. Nu zijn de artikelen in de maandschriften vaak geschreven door beleidsmakers van het genootschap. Deze artikelen zijn een goede representatie van de mening van toen. In de maandschriften wordt de heilgymnast goed op de hoogte gehouden over de beleidsmatige strijd tussen de medici. Vaak werden er ook ingezonden brieven van artsen gepubliceerd. Het is dan de vraag of juist die brieven zijn gepubliceerd om de doelen van het genootschap te propageren. Wij hebben bronnen geraadpleegd die de verstandhouding heilgymnastiek/geneeskunde belichten55. Echter is onze hoeveelheid bronnen over dit onderwerp onvoldoende om een duidelijk standpunt te kunnen formuleren. Om een objectiever beeld van de verstandhouding tussen artsen en fysiotherapeuten dient de visie van de geneeskunde breder onderzocht te worden. Na de oprichting van de vakschool werd niet iedereen toegelaten tot de vakschool. Ook was de capaciteit niet te vergelijken met die van nu, maar wel weer representatief genoeg voor de verhoudingen in aantallen van toen. De opleiding van de vakschool was in eerste instantie een avondstudie van drie jaar. Ook waren de docenten die lesgaven artsen en heilgymnasten die dit naast hun werk vrijwillig uitvoerden. Dit zegt wel iets over de beginnende financiële situatie van de vakschool. Op de eerste vakschool was ook een polikliniek gevestigd, vergelijkbaar met de polifysiek die zich nu in de HvA bevind. In de polikliniek konden leerlingen praktisch oefenen. Het lijkt ons dat de vakschool zeer goed is uitgedacht. Dit blijkt uit het feit dat Van Essen de vakschool onder de leiding van Dr. Ch. Bles liet staan. Van Essen was ‘slechts’ docent. Dit betekent dat het oefenen op patiënten werkelijk onder toezicht van artsen verliep. In vergelijking met de beginjaren van het genootschap, is de tegenwoordige positie van fysiotherapeuten aanzienlijk verbeterd. Deze constatering is gedaan naar aanleiding van de geïnterviewde docenten. Echter is het aantal geïnterviewde personen geen representatieve afspiegeling van de huidige beroepsgroep fysiotherapie. De geïnterviewden waren voornamelijk deskundigen met vele jaren werkervaring die hun sporen in het werkveld al reeds hebben verdiend. Het is goed mogelijk dat de geïnterviewde docenten de verstandhouding tussen artsen en
17
fysiotherapeuten zien als genormaliseerd door de mogelijkheid dat zij gedurende hun carrière meer respect genoten van artsen vanwege hun werkervaring dan beginnende fysiotherapeuten. Dit is een tekortkoming in ons onderzoek en daardoor is het goed mogelijk dat er grotere hiërarchische verschillen bestaan dan zij aangeven Binnen het curriculum van de Hogeschool van Amsterdam wordt momenteel geen enkele aandacht besteedt aan het onderwerp geschiedenis van de fysiotherapie. Er is zelfs geen mogelijkheid tot het volgen van een verdiepingsprogramma of profileringscolleges. Dit is ironisch, gezien het feit dat de Nederlandse wortels van het vak in Amsterdam liggen. Toen in 1983 de STC‐operatie (Beleidsnota Schaalvergroting, Taakverdeling en Concentratie), en de lumpsum financiering werden ingevoerd, waarbij het ministerie van onderwijs hogescholen niet langer betaalden per lesuur, maar een vast bedrag kregen waarbij de instelling zelf hun besteding mochten inrichten, werden er prioriteiten gesteld en sneuvelde het vak geschiedenis fysiotherapie. Het merendeel van de geïnterviewde personen is van mening dat de terugkeer van het onderwerp “geschiedenis van de fysiotherapie” binnen het curriculum nuttig zou zijn, maar in de vorm van een aantal colleges, niet als apart vak.Wij zijn het hier mee eens, maar dit is naar onze mening moeilijk te realiseren, omdat dit moeilijk binnen het huidig onderwijssysteem past. Idealiter zou dit vak gegeven worden aan het begin van de opleiding in de vorm van een introductie, maar gezien de werkdruk binnen de propedeuse die vanaf de eerste week al zeer snel toeneemt lijkt een dergelijk vak erbij volgens ons niet gewenst.
18
4 Conclusie Vooraf waren de volgende onderzoeksvragen opgesteld: ‐
‐
‐
Hoe is de situatie voor de heilgymnastiek en massage geweest vóór de oprichting van de vakschool? o Hoe is heilgymnastiek en massage in Nederland ontstaan? o Wat is het verband tussen het genootschap en de vakschool? o Hoe positioneerde de heilgymnast zich in de medische wereld? Hoe is de vakschool tot stand gekomen? o Door wie is de vakschool opgericht? o Wat was de visie van de oprichters Wat is de meerwaarde van historische kennis van fysiotherapie voor de beroepsgroep? o Wat is historisch besef? o Wat is het belang van historische kennis?
Hieronder volgt samenvattend het antwoord op deze vragen. De opkomst van heilgymnastiek en massage in Nederland heeft in dit onderzoek op twee niveaus plaatsgevonden. De inhoudelijk technische kant is ontstaan door invloeden vanuit de gymnastiek. Deze is gebaseerd op het feit dat bewegen lichamelijke klachten kon doen verminderen. Dit werd al snel in twijfel genomen door de medische wereld, waardoor de heilgymnastiek in een lastige situatie verkeerde. De leiders van het genootschap hebben er voor gezorgd dat het beroep uiteindelijk ook werkelijk een gelegitimeerde plaats kreeg in de samenleving. Dit doel werd behaald door beleidsmatig de strijd aan te gaan om het domein. Het genootschap heeft inhoudelijk ook zeker invloed gehad op de ontwikkeling. Er werden op bijeenkomsten behandelmethodes en technieken gezamenlijk besproken die toen ook al het beste resultaat gaven. De oprichting van de vakschool was voor het genootschap één van de middelen om de heilgymnast kwalitatief sterker te positioneren. Jan van Essen heeft hier een grote rol in gespeeld. Voornamelijk hij vond dat de competenties van de gymnastiek docent essentieel waren voor de heilgymnast. De positie van fysiotherapeuten tegenover artsen lijkt tegenwoordig genormaliseerd. Het beroep heeft een sterke plaats in de zorgsector en zeker een toegevoegde waarde voor de patiënt. Uit onze enquête en interviews blijkt dat er toch nog bij een klein percentage de verhouding fysiotherapeut ‐ arts afwijkt van het normaal beeld. Onderling kunnen hiërarchische verhoudingen nog altijd bestaan. Het is niet duidelijk op welk vlak dit plaatsvind en wat de oorzaak hiervan is. Voor dit aspect is verder onderzoek geïndiceerd. Uit ons onderzoek lijkt er voorzichtig draagvlak te bestaan voor het vak geschiedenis fysiotherapie. De gegevens zijn daadwerkelijk te summier om als argument te gebruiken om het vak terug te laten keren. Dit is financieel momenteel ook niet haalbaar. Wel lijkt het erop dat historische kennis een meerwaarde kan hebben voor de toekomstige beroepsgroep, voornamelijk bij onderzoekers. Het kan geen kwaad om studenten fysiotherapie bewuster te maken van de oorsprong van het vak.
19
5 Verantwoording In dit project hebben wij getracht de taken en werklast zo gelijk mogelijk te verdelen. Beide studenten hebben de research in gezamenlijke zin uitgevoerd. Dit bestond o.a. uit het bestuderen van oude maandschriften van het genootschap, enquêtes afnemen onder studenten geneeskunde en fysiotherapie en het interviewen van enkele deskundigen. Elke student heeft daarna een onderwerp op zich genomen van het verslag. Onderwerp
Kai
Elmar
Voorwoord
X
Aanleiding
X
Inleiding Ontstaan heilgymnastiek in Nederland Ontstaan Genootschap en vakschool Positie heilgymnastiek binnen de geneeskunde Historisch besef Discussie Conclusie
X
X
X
X
X X
X
20
Bijlage Tijdslijn +/‐ 1600 ‐ 1696: ledezetters actief in Nederland 1865: Wet op de Uitoefening van de Geneeskunst van Thorbecke 1889: Oprichting Genootschap voor heilgymnastiek en massage 1894: Jan van Essen bij Genootschap (Minkman E. ‘Naamlijst van de leden’. Maandschrift gewijd aan heilgymnastiek. Arnhem: Minkman; 1894. P.133‐4 1895: invoering examens heilgymnastiek 1888: Nederlandse Maatschappij ter bevordering Geneeskunst dient verzoek in bij regering om het domein orthopedie af te bakenen met als doel dat orthopedie en massage slechts door medici beoefend mag worden. 1909: subsidie aanvraag Vakschool voor Heilgymnastiek en massage 1912 1 september: Oprichting Vakschool voor Heilgymnastiek en massage te Amsterdam 1912 12 september: Oprichting Kweekschool voor Gymnastiek en Heilgymnastiek te Den Haag (1917: aanpassing wetgeving waardoor aan de examens hogere eisen werden gesteld. Kweekschool in Den Haag was geen eenmansschool meer.) 1917: In Haarlem werd een dergelijke school gevestigd. Ook werd eerste boek door het genootschap uitgegeven. (Lessen in de pathologie door Ch. Bles) 1930: Verandering naam van Maandschrift gewijd aan de Heilgymnastiek naar: ‘Tijdschrift voor heilgymnatiek en massage’. 1937: aanstelling gediplomeerde heilgymnasten masseurs in ziekenhuizen 1942: door Rijkskommissie van Advies staatexamen heilgymnastiek en massage doorgevoerd. 1943: eerste staatsexamen heilgymnastiek en massage ( onder voorzitterschap van dr. J. Th. Terburg) (Duif A. Het geboeide lichaam bevrijd. Assen: Gorcum en co N.V. 1964. p178‐9) 1947: Verandering van genootschap: Genootschap voor Heilgymnastiek, massage en physiothechniek 1951: World Confederation for Physical therapy Opgericht 1955: toelating NL in WCPT 1983 1 september: STC‐operatie (beleidsnota schaalverdeling, taakverdeling en concentratie voor HB)‐instellingen 1984: beroepsomschrijving fysiotherapeut (Nederlands genootschap fysiotherapie) (voorloper competentieprofiel) 1985: Academie voor fysiotherapie PADU gaat samenwerking met Universiteit van Utrecht, eerste stap naar wetenschappelijk onderwijs voor fysiotherapeuten. 1986 1 augustus: nieuwe wet HBO waarbij HBO instelling fuseerden met als doel verbeteren van de multidisciplinaire samenwerking. Tevens krijgen instellingen meer geld als studenten binnen 4,5 jaar afstuderen. 1988: Dr Rob Oostendorp eerste fysiotherapeut die promoveert 1997 1 december: intreding wet paramedische beroepen 2006: invoering Directe Toegankelijkheid Fysiotherapie (DTF) 2009: verplicht aantonen bekwaamheid ééns per 5 jaar voor BIG register
21
Nawoord Door het schrijven van dit project hebben wij kunnen ontdekken hoe en waarom de fysiotherapie is ontstaan. Wij vinden het jammer dat er geen lessen worden gegeven in het eerste jaar die ingaan op de ontwikkeling van ons vak. Wij zijn erg benieuwd naar de precieze reden van de afwezigheid van het vak geschiedenis op onze opleiding. Na het schrijven van ons project hebben wij een gevoel van historische waarde en traditie bij onszelf als fysiotherapeuten ontdekt. Naar onze mening is dit wat er mist bij veel studenten. Deze historische informatie heeft ons bewust gemaakt van onze plek in de geschiedenis, en heeft ervoor gezorgd dat wij nu weten waar wij vandaan komen, welke strijd er heeft gewoed om te kunnen staan waar wij nu staan. Persoonlijk heeft het schrijven van deze scriptie voor ons een hernieuwd gevoel van traditie gezorgd. We willen afsluiten met een advies aan de Hogeschool van Amsterdam om het vak terug te laten keren in de propedeuse Niet als lopende module maar als één van de introductiecolleges van het eerste jaar waar de studenten kennismaken met het vak. Later kan de module aan worden geboden als verdiepingsprogramma. Studenten moeten de mogelijkheid krijgen om zich in de geschiedenis van het vak te kunnen verdiepen. Tevens vragen wij een argumentatie voor de afwezigheid van het vak geschiedenis, en voor de eventuele onmogelijkheid van het terugkeren ervan. Elmar de Kuiper & Kai Man
22
Literatuur 1
Terlouw T J.A. Geschiedenis van fysiotherapie gezien door andere ogen. Amsterdam: Askant; 2004. p.31‐2 Stichting Geschiedenis Fysiotherapie. Doelstellingen SGF [internet]. Doorwerth: Stichting Geschiedenis Fysiotherapie; ca. 2005‐2011 [laatste update juni 2012; geraadpleegd 1 juli 2012]. Beschikbaar via: http://www.sgfinfo.nl/doelstelling/ 3 .Jubileum uitgave Academie voor Fysiotherapie. [interview met de heer v.d. Meijden] Examens moeten afgeschafd worden; nieuwe ontwikkelingen. Lochem: De Tijdstroom; 1977. p.7 4 Terlouw T J.A. Geschiedenis van fysiotherapie gezien door andere ogen. Amsterdam: Askant; 2004. p.82 } Goeting W. A. J. De handelingen van het congres voor heilgymnastiek en massage, ter gelegenheid van het 40‐ jarig bestaan van het genootschap voor heilgymnastiek en massage in Nederland. Amsterdam: 1929; P.7 6 Terlouw T J.A. Geschiedenis van fysiotherapie gezien door andere ogen. Amsterdam: Askant; 2004. p.40 7 Terlouw T.J.A.Introduction and development of medical gymnastics in the Netherlands in the nineteenth century. Geschiedenis van fysiotherapie gezien door andere ogen. Amsterdam: Askant; 2004. P41 8 Haneveld G.T. Geschiedenis van fysiotherapie. Lochem: De tijdstroom; 1979. p 64 9 C.N.M. Renckens, Noord‐Hollandse kwakzalvers uit vroeger eeuwen (II). Nederlands Tijdschrift tegen de Kwakzalverij 2008; 119: 30 10 Haneveld G.T. Geschiedenis van fysiotherapie. Lochem: De tijdstroom; 1979. p. 64 11 Terlouw T J.A. “Over manipulatietherapie is zeker het laatste woord nog niet gezegd” 2010 uitgevers; 2011. p.22 12 Haneveld G.T. Geschiedenis van fysiotherapie. Lochem: De tijdstroom; 1979. p. 272‐3 13 Haneveld G.T. Geschiedenis van fysiotherapie. Lochem: De tijdstroom; 1979. p. 38‐44 14 Kostelijk P.J. Dr.Johann Georg Mezger 1838‐1909 en zijn tijd. Universitaire Pers Leiden, 1971 15 Johann Mezger en portretten van patiënten. [Internet] de geschiedenis van Zeeland; 2012. Beschikbaar via:http://www.geschiedeniszeeland.nl/tab_themas/themas/ontspanninginzeeland/villa_carmensylva/mezger ?lng=nl. [Geraadpleegd 25 april 2012] 16 Terlouw T J.A. Geschiedenis van fysiotherapie gezien door andere ogen. Amsterdam: Askant; 2004. p.67‐8 17 Terlouw T.J.A. De opkomst van het Heilgymnastisch beroep in Nederland in de 19 e eeuw, over zeldzame amfibieën in een kikkerland. Rotterdam: Erasmus Publishing; 1991. p.53‐4 18 Terlouw T J.A. Geschiedenis van fysiotherapie gezien door andere ogen. Amsterdam: Askant; 2004. p.14‐5 19 Duif A. Het geboeide lichaam bevrijd: een overzicht van de ontwikkeling der heilgymnastiek, massage, fysiotherapie. Assen: Koninklijke Van Gorcum; 1964. p.58‐9 20 Essen J van, Jansen W. Memorie van Toelichting: Subsidie aanvraag voor Vakschool voor Heilgymnastiek en Massage. 1909. p.16 21 Terlouw T J.A. Geschiedenis van fysiotherapie gezien door andere ogen. Amsterdam: Askant; 2004. p69‐70 22 Redactie NTG, ‘berichten binnenland.’ Nederlandsch Tijdschift voor Geneeskunde 20(1884) 37. p795 23 C.B. Tilanusm ‘over mechano‐therapie’. Nederlandsch Tijdschrift voor Geneeskunde 25(1889)I,26: p749‐761 24 A.A.G. Guye, ‘aan de Afdeelingen en Leden.’ Nederlandsch Tijdschrift voor Geneeskunde 24(1888)II,19;437‐ 150; 437 25 Terlouw T.J.A. De opkomst van het Heilgymnastisch beroep in Nederland in de 19 e eeuw, over zeldzame amfibieën in een kikkerland. Rotterdam: Erasmus Publishing; 1991. p.348‐9 26 Terlouw T J.A. Geschiedenis van fysiotherapie gezien door andere ogen. Amsterdam: Askant; 2004. p.77‐8 27 Terlouw T J.A. Geschiedenis van fysiotherapie gezien door andere ogen. Amsterdam: Askant; 2004. p.62‐4 28 Minkman E, Reijs Jr JH, Kreel H van. Genootschapsstatuten. Nederlandsche Staatscourant. 16 april 1890 29 Minkman, E. aan de lezers. Maandschrift gewijd aan de heilgymnastiek 1892; 2: 1‐2 30 Stumpf, F.L. handelingen van het eerste congres voor heilgymnastiek. Maandschrift gewijd aan de heilgymnastiek 1912; 21: 371‐378 31 Minkman, E. De taak van den heilgymnast en zijne verhouding tot den medicus. Maandschrift gewijd aan de heilgymnastiek 1895; 4: 81‐84 32 Reijs jr J.A. Eerste jaarverslag van het genootschap ter beoefening van de heilgymnastiek in Nederland.Maandschrift gewijd aan de heilgymnastiek 1893; 2: p.147‐8 33 Kreel H van. Rapport der commisie, benoemd op de alg. verg. Van 14 jan. 1894. Maandschrift gewijd aan heilgymnastiek. 1894: 4:p46‐8 2
23
34
Terlouw T J.A. Geschiedenis van fysiotherapie gezien door andere ogen. Amsterdam: Askant; 2004. p.120‐9 Essen J van. Brief aan de Vereeniging van specialisten te Amsterdam. Maandschrift gewijd aan heilgymnastiek. 1912: 3: p68‐9 36 Crucq J Goeting WAJ Penders J. Leerboek heilgymnastiek en massage. Haarlem: N.V. Drukkerij R. Blok & Co ;1933. p.382 37 H. Pinkhof. “Beroepsbelangen. Het klinisch onderwijs” maandschrift gewijd aan de heilgymnastiek 17 (1907) 5: p103‐106 38 Brocx, D. Hebben wij behoefte aan “heilgymnasten‐ en masseurs”?. Nederlands tijdschrift voor Geneeskunde 1927; 71: 2411‐2414 39 Brocx, D. Hebben wij behoefte aan “heilgymnasten‐ en masseurs”?. Nederlands tijdschrift voor Geneeskunde 1927; 71: 2411‐2414 40 Minkman, E. naamlijst van de leden. Maandschrift gewijd aan de heilgymnastiek 1894; 4: p134 41 Stumpf, F.L. handelingen van het eerste congres voor heilgymnastiek. Maandschrift gewijd aan de heilgymnastiek 1912; 21: p377‐378 42 Minkman E, Reijs Jr JH, Kreel H van. Genootschapsstatuten. Nederlandsche Staatscourant. 16 april 1890 43 Vahl, R. Een vak in beweging, 5 trends in de fysiotherapie 2009. 44 Terlouw T J.A. Geschiedenis van fysiotherapie gezien door andere ogen, de erkenning van de beroepsgroep der heilgymnasten‐masseurs. Amsterdam: Askant; 2004. p. 213‐235 45 Terlouw T J.A. Geschiedenis van fysiotherapie gezien door andere ogen, in het belang der leidende mensheid. Amsterdam: Askant; 2004. p. 109‐172 46 Hogeschool van Amsterdam; Amsterdam School for Applied Sciences [internet]. Vacature voor derdejaars fysiotherapiestudenten. Honours programma HvA‐AMC/UvA: anatomie / lichamelijk onderzoek. Beschikbaar via: https://intra.ashp.hva.nl/content/0910/fysiotherapie/tweede_jaar_ft/vacature‐snijzaal‐program/. .[Geraadpleegd op 4 juli 2012]. 47 Gezondheidsraad. Advies Onderzoek Fysiotherapie. Website van de gezondheidsraad [internet]. Beschikbaar via: http://www.gezondheidsraad.nl/nl/adviezen/advies‐onderzoek‐fysiotherapie. [geraadpleegd op 7 juni 2012]. 48 Commissie ontwikkeling Nederlandse canon. Canon [internet] – nut en nadeel Aanleiding, opdracht, analyse, uitgangspunte. Beschikbaar via http://entoen.nu/doc/Canonrapport_A.pdf. [geraadpleegd op 4 juli 2012] 49 Boon T, Geeraerts D. Van Dale groot woordenboek van de Nederlandse taal a t/m i. Utrecht; 2005. p. 610 50 Terlouw T J.A. Geschiedenis van fysiotherapie gezien door andere ogen. Amsterdam: Askant; 2004. p. 34‐5 51 Minkman, E. correspondentie. Maandschrift gewijd aan de heilgymnastiek 1891; 1; p3 52 Goeting W. A. J. De handelingen van het congres voor heilgymnastiek en massage, ter gelegenheid van het 40‐jarig bestaan van het genootschap voor heilgymnastiek en massage in Nederland. Amsterdam: 1929; P. 115 53 Terlouw T J.A. Geschiedenis van fysiotherapie gezien door andere ogen. Amsterdam: Askant; 2004. p.408 54 ManagementSite. Goed leiderschap vereist historisch besef. Nederlandse site over management 2008. Beschikbaar via: http://www.managementsite.nl/2592/leiderschap/goed‐leiderschap‐vereist‐historisch‐ besef.html. geraadpleegd op 7 mei 2012 55 Brocx, D. Hebben wij behoefte aan “heilgymnasten‐ en masseurs?”. Nederlands tijdschrift voor Geneeskunde 1927; 71: 2411‐14 35
24