VAN
KARTHUIZERKLOOSTER
TOT
KARTHUIZERHOF
DOOR MEJUFFROUW DR. 1. H. VAN EEGHEN
Mijn vader had vele tekeningen,die op naam stondenvan Ciaes Jansz Visscher.Uiteindelijk bleef maar eén daarvan op diens naam staan. Het was de laatste, die hij had verworven in 1959.' Daardoor was ik er nauw bij betrokken en zocht nog vóór de veiling naar de bestemming van het Karthuizerhof. Het stelde mrjn vader wel wat teleur dat ik hem kon verzekeren dat er geen monniken meer in de afgebeelde cellen konden wonen. Verheugd was hij echter over het etsje van de kunstenaar, dat naar deze tekening was gemaakt. Tot mijn vreugde kocht hij de tekening die thans op 1607/08 is gedateerden no. I van de verzameling Van Eeghen werd. Het zoekenin 1959 was eenvoudig.Er waren publicatiesvan Scheltemauit 1857, van Coops uit 1919, van Scholtensuit t926,1937 en 1953en tenslottevan Oldewelt uit 1953.2 Maar toch kwam ik er niet achter, welke bestemming het Karthuizerhof, dat Visscher in tekening bracht, toen had. Ter gelegenheidvan de tentoonstelling van de Amsterdamse verzameling zocht ik er weer naar. Het resultaat was verbluffend. Uit het archief van regenten van het Burgerweeshuiskwam zoveel te voorschijn dat ik over deze materie wel een heel jaarboek zou kunnen vullen. [k moet mij zeer beperken,maar wil hier toch een verhaal laten volgen over de laatstejaren van de Karthuizers in Amsterdam en de eerstejaren van de Vaders van het Weeshuis, die in 1579 in bezit werdengesteldvan alle goederenvan het Karthuizerklooster. De prior en procurator van het klooster waren met alle boeken en stukken van de administratie naar Haarlem vertrokken. Precies dertig jaar lang moesten de Vaders wachten totdat de ton met die documenten uit Haarlem naar Amsterdam kwam. Toen Claes lansz Visscher zijn tekening maaktevan de restenvan het klooster, was de ton nog niet gearriveerd. DE
KARTHUIZERS
EN
DE
VADERS
VAN
HET
WEESHUIS
ln L975en 1985 schreef ik artikelen over het lot van de gealimenteerdezusters uit de conventenna de Alteratie in 1578.3 Tot mijn verbazing ervoer ik dat men dan eigenlijk veel meer over hen aan de weet komt dan uit de tijd daarvoor.Hetzelfcle bleek nu het geval te zijn met de zes Karthuizers, die sedert 1578/79 gealimenteerd werden. Helaas voegden de prior en procurator, ondanks de aanlokkelijke voorstellen van de Vaders van het Weeshuis,zich daar nooit brj. Voordat ik op die gealimenteerdeKarthuizers inga, zal ik in het kort nog iets over de geschiedenisvan het klooster sedert 1544 vertellen. Mede als gevolg van de Utrechtseen Gelderseoorlogen was het Reguliersklooster,
29
ht iàfiel dat A. aan ilen Wijngaeile omstteeks 1550van Amsterdam maakte tekenilehij in het ttnstm buiten Amsterilam. Haarlmtntpooí achter ite dijk in ltet geboomtehet Karthuizukloostu, Foto Gemeentearchief
aan de oostzijde van de stad dicht bij de Amstel gelegen, bezweken en waren de broedersondergebrachtin het klooster van Heiloo in de jaren 1532/1533.De Karthuizers aan de westzijde van de stad waren er beter afgekomen.Maar toen ze een leeg erf van 20 bij 50 à 60 voet van IJsebrant Pieterszten geschenkehadden gekregen, vroegen ze aan de keizer, die te Brussel vertoefde, toestemmingom hier een gebouw te mogen zetten, waar ze bij oorlogsgevaarof in andere periculeuze gevallen een toevlucht om leven en goed te beveiligen konden vinden. Op 22 augustus 1544 kwam de toestemming en het fraaie keizerlijke perkament is nog steeds bewaard. De beeldenstormin september1566 en de komst van de Batenburgersin 1567 vormden zeker dergelijke periculeuze gevallen. De bejaarde prior Gerrit Fabius zat echter niet in het gebouw in de stad, maar werd in het klooster gevangengenomen en voor zijn vrijlating werd een hoog losgeld geëist. Toch was het gebouw in de stad opgetrokken en wel op de O.Z. Voorburgwal 98. Al in het kohier van 1543 staat het erf op naam van de Karthuizers, maar op de vogelvlucht van Cornelis Anthonisz uit 1544 ziet men nog een onbebouwd stuk 30
grond. Later vindt men het in de kohieren bijna altijd op een anderenaam, vermoedelijk die van een huurder. De huurdersof bewonersin 1569 en 1578 blijken echter de zwager en broer van de nieuwe prior te zijn. Scholtens schreef wel veel over de Karthuizers, maar kwam voor zover ik weet nooit zelf in het archief van het Burgerweeshuiszoeken. Hij maakte daardoor al in 1926 een enoÍïne vergissing, die steeds door hem werd herhaald. Onvermijdelijk leeft die ook voort in anderepublicaties.Hrj noemdenamelijk als opvolger van Gerrit Fabius, die in 1568 terugkeerdenaar zijn eigen klooster in de Zuidelijke Nederlanden, waar hij in l57l meer dan 50 jaar na zijn intrede stierf, Dirck Simonsz.4 De prior, die in 1568 na enige aarzeling tot opvolger van Gerrit Fabius werd benoemd, was in werkelijkheid Dirck Barentsz. Ik neem aan, dat diezelfde voornaam Scholtensheeft misleid. Ik zal niet trachten alles te weerleggen,wat hij door elkaar heeft gehaspeld,maar slechts een overzicht van beider levens te geven. Wat Dirck Symons betreft, is dat gemakkelijk.Hij hoorde tot een zeeÍ aanzienlijke en oude Amsterdamsefamilie. Het portret van zijn vader uit 1566 kwam in 1986 uit Athene naar Amsterdam en in verband daarmeeverscheeneen boeiende studie over hem en zijn nakomelingen.5Dirck Symonszwas in 1549 ingetredenen daarbij was zijn vader, 'Symon Marten Dijrickszoon,' aanwezig.Als enige leek zette die daar ook een verklaring tussen die van de monniken in. Hij was dan ook een zeer belangrijk man in Amsterdam, geboren in l50l en sinds 1536 verschillendemalen schepen,sinds 1537 lid van de vroedschap.In 1552 zou hij voor de eerstemaal burgemeesterworden om nog vaak die functie te bekleden,tot vlak voor zijn dood toe. Ook was hij nog namens de stad ambachtsheervan Nieuwer-Amstel. Met zijn vrouw, Anna Willems van Paenderen,en zes zonen en drie dochters bewoonde hij het huis de WijnpaÍs€ - Warmoesstraat103 r VêÍlwêêÍhtj op 3 april 1574 in de Oude Kerk werd begraven. Ik vertel dit speciaal omdat vooral de godvruchtigheidvan de laatste prior wordt geprezen.Zijn strengevasten wordt geroemd en ook wordt verteld dat hij toevallig voor zaken van het klooster in de stad vertoevendhet huis van zijn vader passeerde en hoorde dat die op sterven lag, maar er niet binnenging en zijn weg vervolgde. Dit moet de vader van de echte prior betreffen,van wie ik alleen weet dat hij Barent heette en dat hij en broers en zusters de eventueleerfgenamenvan Dirck waren, toen die op 3 mei 1539 intrad. Uit de laterejaren van een broer en een zuster blijkt dat deze familieleden veÍre van welgesteld waren. Maar dat komt nog ter sprake. Deze Dirck was toen nog geen priester. In 1548 was hij procurator, maar in 1554 al niet meer. Van 1568 tot 1578 was hij prior en naar men soms vertelt was hij het voorbeeld van vader Willebrord, die Vondel in zijn Gijsbrecht vereeuwigde.Ook na 1578, toen hij op een onbekendogenblik Haarlem verliet, bleef hij prior. In 1585 werd hij door de Grande Chartreusenaar de Rijnprovincie verwezen en daar stierf hij in het klooster bij Mainz in 1589/90. Dirck Symons trad tien jaar na hem in, werd in 1567, toen de procurator Peter Albertsz van Aken naar het klooster bij Geertruidenbergwas verplaatst, procura-
3l
tor. Hij bleef na zijn vertrek in 1578 in Haarlem wonen, werd nog altijd procurator genoemd en zal daar in dezelfdetijd als de prior zijn gestorven.In de boeken van het weeshuis wordt hij voor de laatste maal op 16 mei 1589 vermeld.6 Dirck Barentsz en Dirck Symons hebben als prior en procurator nog in betrekkelijke rust vier jaar lang in het klooster gewoond en daar zullen toen ook zeker de drie intredingen van 1570en 1571 hebben plaats gevonden. Maar in de herfst van 1572, toen de geuzen in de buurt van de stad gingen opereren,werd dat te gevaarhjk. Het dagboek van broeder Wouter Jacobsz, prior van het Regulierenklooster Stein en uitgeweken naar Amsterdam, licht ons daarover het beste in. In november vertelt hij al over het afbreken bij de Karthuizersen de brand in het klooster, maar op 5 april 1573 vindt men de interessantste mededeling.Hrj geeft dan een overzicht van de stand van zaken en vooral ook over de naar Amsterdam gevluchte geestelijken. Na een mededeling over de broedersvan drie Regulierenkloosters, die nu uit Amsterdam'versonden'waren, gaathij voort: 'soe oeck die Cathuysersbuiten Amsterdam, binnen den stadt tot noch toe in verscheydehuysen geweestsijnde, nu mede versonden.'Met die 'verscheydehuysen'bedoelthij m.i. dat ze niet allen samenwaren ondergebracht.Misschien staat zijn bericht al in verband met de beslissing van de Grande Chartreusevan 1573, dat het verbrande klooster verlaten moest worden en de monniken worden opgenomenin andere kloosters. Hiertegen verzetten zich de regeerdersvan Amsterdam - de vader van Dirck Symons was toen burgemeester - stellig op instigatie van de kloosterlingen.Misschien werden enkele 'versonden,' maar de meeste zullen in Amsterdam zijn gebleven.Het bleef onrustig rondom de stad, maar op 29 december 1577 bericht Wouter JacobszweeÍ over de aanval van de geuzen op het klooster en op 6 februari 1578 over het afbreken van huizen bij de Karthuizers. We zijn dan nog maar twee dagenvóór de zogenaamdesatisfactie,waarbij het Katholieke geloof wel als enige werd gehandhaafd,maar o.a. de kloostergoederenen daarbij die van de Karthuizers buiten Amsterdam in tegenstellingtot elders aan de stad werden gelaten. Ik neem aan dat prior en procurator daarvangoed op de hoogte waren. Op 8 april 1578 . precies twee maandenna de satisfactie . sloten ze een contract met Egbert Pietersz Vinck, een teruggekeerdeballing.' Hij huurde voor 't f tOO,-per jaar voor zes jaren van de Karthuizers convent gelijk het bij deselve bewoond en buiten deze stad leggendis met alle geboomte,gras ende andere gewassen aldaarvallende, 'uytgesonderttgeboomtstaendeachterdie cellen die bij den voors. conventualen ende tot prouffijte van hen zullen blijven.' De prior en procurator werden bijgestaan door drie monniken, de diaken Cornelis Claesz, de koster Reynier Willemsz en broeder Jan van der Elburch. De prior en de huurder ondertekenden. Stellig zal deze laatstehandelingvan de kloosterlingenin het verwoesteconvent hebben plaats gehad, want als hun voogd treedt hun pachter Vechter Jansz uun Sloterdijck op. Uitdrukkelijk wordt vastgelegddat slechts deze Vechter met zijn zoon, Pieter Willemsz, en Claes Wigger het recht van bewoning zullen hebben. De prior alleen mag een ander aanwijzen. De bomen, die omwaaien, zullen voor de Karthui-
32
zers zijn. Nieuw geplante bomen zullen na afloop van de huur ook voor hen zijn. Nieuwe timmerage en reparaties, alleen met toestemming van de prior, zullen bij de afloop van de huur verrekendworden volgens uitspraakvan arbiters.Het klooster mag niet worden gebruikt om te tappen of voor predikatiesof vergaderingen.Bij 'tochten van knechtenof gestadigeligplaats' moet de huurder toch de volle huur betalen en bovendien moet hij direct voor de Karthuizers plaats maken, wanneer die het convent terug willen hebben. Het Karthuizerklooster was bijzonder njk, maar vooral in landerijen en daarvan kreeg men in die oorlogsjarenweinig inkomsten.Het is duidelijk dat deze noodmaatregel om aan geld te komen voor de vijf aanwezige monniken heel moeilijk was. De prior en de procurator verlieten Amsterdam zeker vrij gauw na de alteratie op 26 mei 1578. Het is mogelijk dat zij nog enkele monniken meenamen,o.a. de koster. Van hem horen we alleen nog dat hij in het klooster buiten Regensburgin 1590 stierf. Bij die alteratie was de openbareuitoefening van het katholieke geloof verboden en de belangrijkste belijders van deze godsdiensthadden de stad moeten verlaten. Enkele familieledenvan Dirck Symons gingen net als hij naar Haarlem. In Amsterdamwerd op 3 oktober 1578 in de vroedschapover de bestemmingvan de goederen van het Karthuizerkloostergesproken.Het weeshuis was overbevolkt en enkele monniken van het klooster hadden zich toen al bereid getoond om mee te werken aan de overdracht.De vroedschapbesloot dat de stad borg zou staan voor een rijke alimentatie.Op 16 januari 1579 gaven burgemeesters procuratieaan de Vaders van het Weeshuisom op te treden en op 20 februari 1579 werd een keur afgekondigd dat allen, die enige kennis omtrent de goederenvan het klooster hadden, aangifte moesten doen. Op 15 mei 1579 kwamen vier monniken voor schepenen en machtigden,ook namenstwee anderenvan hen, de Vaders van het Weeshuisde goederenvan hun klooster te aanvaarden,administrerenen gebruiken in hun naam. Het waren Cornelis Claesz, Jan Jacobsz,Jan Jarichszen Jan Cornelisz die persoonhjk kwamen. Dubbelt Jansz en ook de innocente German Germansz hadden hun machtiging gegeven.Jan Jacobsz van der Elburch en Jan Cornelis Vastertsz moet men als de leiders van deze zes zien:.de Vaders zouden niets mogen verkopen of verhuren zonder toestemming van deze twee. Er zal druk onderhandeldzijn met de prior en procurator in Haarlem, maar zonder succes.Een officiële overdrachtvond nooit plaats. Om sterker te staan kwamen de Vadersin maart 1580 'toen de Prins in Amsterdamwas ' rl€t een rekwest,waaraan de procuratie van 15 mei 1579 was gehecht.Zij gevendaar een precieseuiteenzetting van de stand van zaken. Het belangrijkste daarvan is de passageover de onwillige prior en procurator, die verzocht zijn om rekening en verantwoording af te leggen aan de gealimenteerdeconventualen, maar niet zijn verschenen.Heel duidelijk is het bewaarde afschrift uit 1692 . zeker sterk verminkt . niet. Door ophitsing van 'enige quade patriotten,' die hier zijn uitgewezenen in Haarlem wonen, blijven zij onwillig en worden door hen en ook door die 'quaatwillige' de klooster-
33
goederen,buiten de jurisdictie dezer stad gelegen,op allerlei wijze geëxploiteerden het geld dat ervan komt meest 'buytens lands' verteerd.De Vaders stellen tenslotte voor om prior en procurator ieder f 300.- per jaar te geven. Op 24 maart gaf de Prins zijn apostille.Hij bevestigdede procuratievan 15 mei 1579 en de bevoegdheid behoudelijkeen passendealivan de Vaders ten opzichte van de kloostergoederen, mentatie van prior en Procurator.S De prior was misschien al vertrokken naar het buitenland, maar de procurator verbleef zeker nog in Haarlem en tot zijn dood toe zou hij de Vaders tegenwerken. Ik beperk mij hier tot het vermelden van twee gevallen. Zelfs een oudeigen op een stuk land te Amstelveen, dat betaald moest worden door Jan Dirck Marcus, van 6 gl., 8 st. en I oort, werd nog in november t579 door hem geïnd en op 22 november 1583 wegens het oorlogsgeweldvoor 20Ájaar kwijt gescholden.9Merkwaardiger is nog een mededeling in het boek waarin de Vaders een reconstructievan bezittingen der Karthuizers maakten, over een oudeigen in Sloterdijk. De monniken hadden die vroeger in natura betaaldgekregen.Op 7 maart 1589 werd daaronder geschreven:'procurator seyt dat desebrieve van 25 gl. gelost is bij den Cathuysers tijden.' Maar in een andere hand werd daaraan toegevoegd dat de procurator tot en met mei 1586 deze som had weten te innen. Op 22 januari 1592 was eindelijk een accoord tussen de Vaders en de bezittersvan het land geslotenen op 23 januari hadden dief 133,- betaaldvoor de jaren 1587 tot 159L, Het opschrift: 'Nota procurator onrecht aangegeven'is tekenendllo De Vaders waren in maart 1579 officieel in het bezit gesteld van de goederenvan de naburige Heilige Stede en het Sint Lucien Convent. Het tweede werd tot weeshuis ingericht, zodat er veel meer kinderen konden worden opgenomen.Dat maakte echter de financiële positie nog moeilijker en het was daarom zaak voor hen om zoveelmogelijk van de goederenvan de Karthuizersop te sporen.Drie van de gealimenteerdemonniken hielpen daarbij en dienden daarmeeook hun eigen belang. De Vaders zorgden trouwens misschien nog beter dan voor de wezen voor de monniken Hun verdere lotgevallen zijn uit de lijfrentenboekengemakkelijk te reconstrueren." Voor hen werd nog na het overlijden een termijn uitbetaald,en de persoon die dat geld in ontvangst nam is voor ons bijzonder belangrijk. Ik zal dan ook de monniken behandelenin volgorde van hun sterven.Uit hun verdere levensloopleert men veel over de geschiedenisvan het weeshuisen zelfs nog over het voormalige Karthuizerklooster. Bij de aanleg van hun boeken noteerdende Vaders ook nog de naam van de in 1567 vertrokken Petrus Albertsz van Aken, maar die zou niet komen opdagen.Pas in 1612 zou zich een oude broeder komen aanmelden. DE MONNIKEN De eerstedie overleedwas Jan CornelisVastertsz,omtrent l9 juli 1597 en heel waarschijnlijk niet in Amsterdam.Hij was ingetredenop 3 oktober 1570. Hij had toen broers en zusters in leven. Een van die zusters,Aef geheten,nam op 9 november 34
Op de hurt die Jagob van Deuenteromstreeks1560 VOOrPhilips II maakte vant.Amsterdam met de toegangswegett dui.delijk aorlgegeuen' ís d.e tiggíng uan,het Karthuizrhloostu Foto Gemeetr.tearchíefAmsterdo,m.
35
1597 de halÊjaarlijksetermijn van / 100.-, die de gealimenteerdenwas toegekend, in ontvangst.Dank zij deze Aef weten we wat meer over Jans afkomst. We vinden haar op de Nieuwezijds Voorburgwal in 1609, wanneer haar zoon Hendrick Cornelisz in ondertrouw gaat met Marritje Cornelis uit de Rode Leeuw op de Dam. Een week daarna worden de huwelijkse voorwaardenvoor notaris Gijsberts opgemaakt. Ze zullen misschien later zelf in de herberg de Rode Leeuw de scepter hebben gezwaaid, want Marritjes moeder, Jannetje Stevens, bepaalde bij testament in 1613 dat Hendrick en Marritje na haar dood de Rode Leeuw voor / 400.- mochten huren, zes jaren lang. Interessanterzijn de testamentenvoor notaris Pilorius, die de dochter van een overleden broer maakte op 29 december1589 en 24 juni 1602. Het was Ael Gerrits, begrjn op het Ronde Hof; de familieledenvan Jan behoordentot de goed katholieken. Zie liet aan haar petemoeiAef 1/10 in een rentebrief van f 60.- op land te Muiderberg, een rente van f 6.- sprekendop Aef zelf en I made land in Sloterdijk na. Dat was alles afkomstig van haar grootvaderCornelis Vastertsz,de vader van Jan en van Aef. Nauwkeuriger over de afkomst van de familie en de goederenworden we ingelicht via een tante van Jans moeder, Weyn Dirck Martsz Moyendr. Het is Nel Gerprocuratrix van het Sint Margrietenconvent,die dank zij een inbreng rit Baerdesensdr, op de weeskamernaar aanleidingvan een accoordvan 16 maart 1559,daar nog herhaaldelijk vermeld wordt. Bij de uiteindelijke scheiding van 26 januari 1583 knjgt 'de chertuyser'twee brieven toebedeeld,die hem op 28 januari 1583 worden verstrekt. Jan Comelisz Vastertsz zou zeker in de voetsporen van zijn oudtante zijn getreden en waarschijnlijk nog wel procurator zijn geworden. Nu prior en procurator naar Haarlem waren vertrokken, deed hij echter al het mogelijke om de Vaders van het Weeshuiste helpen de goederenop te sporen.Daarom ging zijn alimentatie in tegenstellingtot die van de anderemonnikenal met ingang van 20 december1578 in! Hij zal vermoedelijkook de monnik zijn op wie op 3 oktober van dat jaar in de vroedschapwerd gedoeld. Wat er op 20 decembergebeurdeblijkt niet, maar de reeds genoemdereconstructieboeken tonen telkens weer hoe hij zich beijverde. Pas op 6 september 1579 rekenen de Vaders met hem af en krijgt hlj brj het sluiten van het accoord over de alimentatie f 125,-toegekend,waarvoor hij wegens alle voorschotten en door hem geïnde gelden nog maar f Z+.2.+ ontvangt. Daarbij inbegrepen is nog f 12.- voor reisgeld naar Limmen, Alkmaar, Haarlem etc. Wat Limmen betreft brengt htj op die 6de septembernog f 3.- mee, die Cornelis Pieterszhem betaald heeft, maar ondanks zijn reis weet hij nog niet het zijne over land en huur: 'Dan weet niet hoe groot oft cleyn oft hoe dyer.' Hij was nog geen acht jaar geleden ingetreden en zal de Vaders zeker bij hun opsporingen zo goed mogelijk hebben bijgestaan,maar was uiteraard van veel niet op de hoogte.l2 In 1597 stierf op 13 novemberDubbelt Jansz als tweede, en op 13 decemberwerd het halve jaar lijfrente aan Pieter Gerritsz uitgekeerd. Dat hielp mij weinig verder. 36
Maar gelukkig werd hij op 15 november in de Oude Kerk begraven en als adres genoteerd 'in den Preeckstoel aan de Nieuwe Zijde.' Dat sprak boekdelen. De Preeckstoellag op het Water op de zuiderhoekvan de Baafiessteeg.Dubbelt Jansz behoorde net als de procurator tot een aanzienlijke Amsterdamsefamilie en net als de prior was hij bij zijn intrede op 5 juni 1548 nog geen priester. Hij bracht toen een jaarlijkse rente van 24 Rijns gulden mee. In 1575 op l8 januari werd daar nog een rente aan toegevoegd,die door de Vaders van het Weeshuisop twee lijven werd uitgegevenen wel van Trijn Gerrits, begijn op het Ronde Hof, en van Dubbelt Jansz, haar oom. Trijn was aanvankelijk hefster, maar stierf al gauw en zo kon haar broer op 13 december1597 op het Weeshuisook nog een half jaar lijfrente voor de overleden oom Dubbelt in ontvangst nemen. Belangrijker dan die neef en nicht is voor ons de broer Genit Jansz Preeckstoel. Hij was in 1567 tot Vader van het Weeshuisbenoemden ofschoon in 1578 drie en in 1579 vier nieuwe Vaders optraden, bleef de goed katholieke Gerrit ook als zodanig fungeren,veÍrnoedelijktot zijn dood in juni 1588 toe. Op 14 februari 1584 zien we hem althans met drie andere Vaders een stuk ondertekenen.Op 6 juli 1585 verkocht hij bij akte voor notaris Pilorius nog een rentebrief aan het Weeshuis. Als oudste van de Vaders in rang, was hij met zijn broer Dubbelt Jansz de Karthuizer op de achtergrond,stellig een van de belangrijkstepersonenbij de onderhandelingen betreffendede overname van de kloostergoederen.Misschien was dat ook de reden waarom Dubbelt niet persoonlijk voor schepenenverscheenop 15 mei 1579. De innoc€Írte Germain Germainsz stierf als derde van de monniken op I februari 1600 en op 3 februari werd hij begraven in de Oude Kerk: 'Hermanus eertijts Carthuser monnick in den Barnende Steech.'l3op dat adres was hij echter niet overleden, maar ten huize van Bely Barents op de Oudezijds Achterburgwal. Aan deze Bely werd op 24 maart f ll2.10.- ' de alimentatiewas van I mei I 599 af verhoogd 'uitbetaald. Germain was op 18 juni 1556 ingetredenen geboortig uit het zuidnederlandseTienen. Vandaar zijn Franse naam. Daar hij vrijwel niet in de bewaarde archievenvoorkomt, neem ik aan dat hij al veel eerder dan L579 innocent was. Over hem is dus niet veel te vertellen, maar des te meer over Bely, die zuster was van de prior, en dank zij Germain het huis van de Karthuizers tot zijn dood toe voor een kleine pnjs kon huren. Reedstijdens het bewind van de prior Gerrit Fabiuswerd het huis door het klooster verhuurd aan Bely's echtgenootJelle Lieukens. Bij de dopen van hun kinderen in de Oude Kerk, 17 september1564 Anna uit de Stormsteeg,19 juli 1566 Lieven en 19 oktober 1567 Barent, beiden van de Achterburgwal, blijkt de verhuring voor Í n, Ï 3ó.- per jaar al omstreeks 1565 te zijn ingegaan.la In het kohier van 1578 wordt Bely als huurster genoemd en zal Jelle vermoedelijk al dood zijn geweest.Op 23 januari 1573 wordt Lieven nog als kind van Jelle in de Oude Kerk begraven. Veel meer komen we te weten, wanneer in 1579 de Vaders hun boeken hebben ingericht.Het huis is dan met ingang van mei 1578 voor f n.- per jaar verhuurd
37
aan Mr. Gerrit Barents,de broer van de prior. Die prijs hangt samen met de werkzaamhedenvan Bely: 'onder condicie dat Beli voors. de zuster van Mr. Gerrit het convens goederenende cleder bewassenende bescuyerenvan siep, olye blieken eÍlde anders so lange de huyer duyeren sal, na luyt de huyercedull.' Dat huurcontract moet kort vóór mei 1578- dus ongeveertegelijk met het huurcontractvan het klooster met Vinck - zijn opgemaakt. Die huur zou pas vnj komen met mei 1584.1s Het was stellig aan de innocente Germain te danken dat zij het huisken, zoals de Vaders het noemden,op 14 januari van dat jaar weer kon inhuren, nu voor f Z+.-. Zij moest echter wel alle door haar voorgeschotenbedragenaan de Vaders kwijtschelden.In 1588 gaat de huur omhoog tot f 28,-, Wanneer zij op 2 februari 1592 het huis weer voor vier jaren inhuurt, nu voor jaar, krijgen we eindelijk te horen: 'Soo die Katuyser monnick Germ Ger,f AO,-per mense,die bij haar woont, sterft in die vier jaar, zij de keur heeft er te blijven of weg te gaan.tBely zou in 1600 bij de dood van Germain het huis, dat ze toen al 35 jaar had bewoond, verlaten. Het werd met ingang van I mei voor / 135.' per jaar verhuurd aan Gerrit Jacobsz,maar wel voordien grondig opgeknapt.Op l8 maart leren we eindelijk het huis, dat in 1544 gebouwd moet zijn, beter kennen.l6 Dan wordt aan Frerich, de schilder van de Vaders, aanbesteedom het huis te schilderen, wanneerde gevel gemaaktzal zijn.'Te weeten die voorgevel, veynsters en de stoepen schoon groen te schilderen,de latten daer men de wijngardt aen sal binden roodt te schilderen,voorts de achtergevel mette veynsters,deuren, reegenback ende het achterhuysgenover de plaets te schilderengrauw, swardt ende wit, ende soo hij het wel schildert sal hii 26 gulden hebbenandersmaer 25 gl.' Op 19 maart accordeerden de Vaders met Bely, dat ze twee door haar gemaaktebedstedenin het huis zou laten tegen kwijtscheldingvan de laatstef +0.- huur en bovendien nog f 15.-.Deze werden haar op 25 maart gegeven, samen met de uitbetaling voor Germain. Gelukkig moet ze al weg zijn geweest,toen op 13 mei de Vaders opdracht gaven om de kuil 10.-aan Jochem bij Bely Barents schoon te maken en twee dagen later daarvoor f Dircksz betaalden. Op het huis naast de brouwerij de Burcht kom ik nog terug, wanneer de laatste van de monniken ter sprakekomt. Hier wil ik nog wat meer over Bely, haar kinderen en haar broer Gerrit meedelen.Van Bely hebben we het testamentvan 30 mei 's morgenskwam ze bij hem in de Molensteeg 1602 voor notarisGijsberts.Om 8 uu, en we weten daarom niet, waarheenze in 1600 verhuisde.Wel geeft ze een duidelijk overzicht van haar moeilijke leven. Bij de dood van haar man was er niets om aan haar twee kinderen te bewijzen. De dochter Anna, die in 1589 getrouwd is met Cornelis Reyersz, heeft toen met hem nog twee jaar bij haar ingewoond. Daarom zal Barent, die altijd, wanneer hij in Amsterdam was, bij haar kost en inwoning heeft gehad en bovendien nog meer dan f 200.- van haar heeft gekregen,na haar dood een bed en peluw hebben. Anna en Barent zullen haar erfgenamenzijn, ieder voor de helft. Voor Barent, wiens financieel beheer ze blijkbaar weinig vertrouwt, worden nog beperkendebepalingengemaakt.Maar in ieder geval mag er niets gedeeld 38
t; ti
trÁ,lí.{'Í'f, í, 11l.)Át{v
li
I h p.&,,&.-...i, i, -'.é :,"4 i'i.,1.tu;t);, .*í,,
li.
:i.wi;ffiH#.,
I1 '
! É'. \ l'^
'o li -r.- 'L
i .
ttqrond
uan.Amsterdam uan Braunen Hogmbtguit
Het Karthuizrhloosterligt in de htqe Jordaan,
1618met
uan d,euergrotíngadn 1614. Foto Gemeentearchief Amstqdam.
worden, zolang haar broer Mr. Gerrit leeft, want zij laat hem een rente van f 25,' per jaar na, wat hij meer dan verdiend heeft! Anna stierf in het kraambed van haar zevendekind, dat Bely werd genoemd,en de weduwnaarkwam na twaalf weken op 27 juli 1604 bewijs doen op de weeskamer. De kinderen kregen voor hun moederserfenis f 768,t5,-Jt Bely Barents was al vóór haar dochter gestorven en het vruchtgebruik voor de oudoom Mr. Gerrit wordt dan ook vermeld. Al op 30 juli 1604 had Mr. Genit Barents, woonachtig ten Nieuwen Clooster bij Goch, procuratie gegeven voor de Amsterdamse notaris Henrix om voor hem op te treden op de weeskamerte Amsterdam.Ik neem aan dat hij al spoedig na 15 juli 1579 Amsterdam had verlaten. Op die dag maakte hij zijn testament voor notaris Pilorius, waarbij hij de kinderen van zijn zuster Bely tot zijn erfgenamenbenoemde en haar vruchtgebruik gaf. Op 9 maart 1612 horen we nog eens van hem, want dan richt hij uit Goch in hoge ouderdom en grote krankheid een verzoekschrift tot de burgemeestersvan Amsterdam en wel of hij de inkomsten van een vicarie, hem gegeven in oktober
39
1568 door zijn broeder,de priorvan de Karthuizers,mag ontvangen.De burgemeesters beschikten goedgunstig.De uitbetaling moest uiteraard geschiedendoor de Vaders van het Weeshuis,die de in het rekwest opgesomdegoederenvan de vicarie in de Nieuwe Kerk op het altaar van Sint Jan de Evangelistonder zich hadden.Zo kreeg Mr. Genit Barents een eigen post in het lijfrentenboek,waar de Vaders in 1579 zo graagzijn broer met / lOO.- per jaar hadden geplaatst.De vier jaren van betaling van het kleine bedrag van l3vz gl, aan de Amsterdamsepriester onder het hoofd 'vicarie van Hendrick Auwels' worden beëindigdmet de notitie dat Gerrit Barents op Pinksteravond1616 is overleden.lS Merkwaardiger is een eerdere vermelding van Mr. Genit Barents in het oudere renteboek van het Weeshuis. Op 2l november 1576 kwam hlj als pastoo-rvan het 'Arme huys' daar 252.-brengen.'Van wege de armen'zou hij daarvoor 18.- per / f jaar uitgekeerd krijgen. Op 9 april 1579 compareerdehij weer om de aflossing in ontvangstte nemen. Welke instelling bedoeld is blijkt uit de index op het boek. Onder de H van heer wordt voor deze lening naar fol. 166 verwezen. Het betrof 'pastoer de vant arme weeshuys.'Gerrit Barents moet dus de eerstepastoor van het omstreeks1570 opgerichteMaagdenhuiszijn geweesten als zodanig ook met de Vaders van het burgerweeshuiscontact hebben gehad. Johan Jacobszvan der Elburch stierf als pierde van de monniken omtrent 2 oktober 1602 en op 18 januari 1603 werd aan Egbert PieterszVinck een half jaar alimentatie - nu gestegentot f n7.rc.-- betaald.Daarbij werd door de Vaders nogl2Vzgulden gevoegd, omdat de overledenehun 'een schoon bordt schilderije ende seekereboucken tot een testamentbesprokenheeft.'Vinck, die op 8 april 1578 de Karthuizerhof mede van de overledenehad gehuurd, moet ook later met hem in verbinding hebben gestaan en daarom als executeur door hem zijn aangewezen. De datum en zelfs het jaar van de intreding van Johan zijn niet bekend.Zijn voorganger Reinier Willemsz en hij verzuimden in hun verklaring die te noemen. In ieder geval traden beiden in ten tijde van het prioraat van Gerrit Fabius en wel tussen 1556 en 1568. Johanzal dus stellig wel in september1566 de beeldenstorm in het klooster hebben meegemaakt.Hij moet van huis uit al welgesteld zijn geweest en was dat bij zijn dood zeker ook nog. Zakelijke instinkten waren hem kennelijk niet vreemd, zoals ons vooral uit zijn nog te noementestamentzal blijken.Hij speelde een belangrijkerol in de laatstejaren van het klooster en een nog belangrijkerdaarna. Hij was sedert 1597 de enige die formeel nog in alle verhuringenen verkopen van de goederen der Karthuizers door de Vaders gekend moest worden. Daarvan blijkt uit de bewaarde boeken en documentenweinig. Des te meer komt er naar voren dat hij veel opdrachtenvoor de Vaders volbracht en zelfs om zo te zeggen in het harnas stierf. Notariële akten van 3 maart 1592 af tot 26 september 1602 toe getuigen over andere occupaties.Verschillendevan zijn familieleden kwamen in de loop der jaren naar Amsterdam.Niet alleen hen stond hrj brj, maar in 1600 ook landliedenuit ttrfest40
Op 14 september1602 kreeg zaan, misschienwel pachtersvan de kloostergoederen. hij opdracht van de Vádersom zaken voor hen te gaan behartigenin zijn geboortestreek. Ze gaven hem voor de reis naar Harderwijk 12 gl. mee en betaalden ook nog l8 st. voor een procuratie en een brief van voorschrijvingvan burgemeesters.l9 Op 26 septemberging Van der Elburch nog naar notaris Heylinc om zijn testament te maken. Het is een lang en uiterst moeilijk leesbaardocument,waarvan ik slechts enkele bijzonderhedenkan geven. Om te beginnen moet ik vertellen dat er niets wordt gezegd over een executeurschapvan Vinck en evenmin iets over een legaat aan het weeshuis.Het lijkt of de testateurtrots is op zijn verleden,want er wordt vermeld dat hij eertijds Karthuizer is geweest.Van het katholiekegeloof blijkt echter niets meer. In tegendeel,een predikant buiten Bolsward, Jan Hackel of Hueckel, zal een turkoos en alle boeken, die hij van de testateurte leen heeft, erven. Vele van dergelijke legaten worden gemaakt, voornamelijk van kleren, tot een nachttabbaard toe! Een zilveren 'tantsteker' zal naar Reinier in de Colenschop gaan, omdat die gemaakt is door de vader van diens vrouw. Het zijn verder veel familieleden die zo bedachtworden, en de zuster van de testateur,Dierckgen Jacobs,zal het onroerend goed - vermoedelijkin Gelderlandgelegen - erven. Ze mag het niet verkopen of belastenen na haar dood moet het gaan naar Jacobgen van der Graft. Het rijkst bedachtwerd echter een derde vrouw: Stijn Diericxdr., 'daar hij mede inwoont,' knjgt niet alleen zijn inboedel,maar ook verschillendeobligaties.Ik beperk mij hier tot het noemen van een van 100 ponden ten laste van Lambert Bobbert, die nog in verband met de Karthuizerhof ter sprake zal komen. Vinck zal haar makkelijk hebben kunnen vinden, toen het bericht van Johans dood kwam. Voor ons is dat echter moeilijk, daar er vele vrouwen van die naam in Amsterdam woonden en wij helaas geen sterfhuis in Amsterdam kennen. Ns vijfde van de gealimenteerden stierf op 28 mei 1605 Cornelis Claesz te Haar's lem tussen6 en 7 uur avonds. Op de 29ste mei - Pinksterdag- kwam een bode het bericht in het weeshuis brengen en kreeg daarvoor 24 st.! In het lijfrenteboek werd genoteerd: 'God heb de siel.' Op 4 juni kreeg Cornelis Elbertsz Marcus het half jaar alimentatie van f tSO.- uitgekeerd. Pas aan het eind van dit verhaal zal ik vertellen wie het was die tussenalle verklaringen van de intredendeKarthuizers,de ontbrekendevan Cornelis Claesz na diens overlijdenop 28 mei 1605 als volgt aanbracht:'Frater CorneliusNicolai minor: Huic successit frater Cornelius Nicolai Haessemoerskint olim minor 9ui fecit professionem apud nos anno 1556 in octobri. Unde conventusretinuit multos bonos libros et aliam supellectulem.Requiescatin pace.' Die drie laatstewoorden waren als het ware de Haarlemsetegenhangervan het Amsterdamse'God heb de siel.' Het leven van Cornelis Claes begint hiermee voor ons: een zeer afwijkende intreding in het klooster in oktober 1556 met alleen veel goede boeken en huisraad. Daarna horen we alleen nog in 1574 over hem in verband met de verzendingnaar een Noordduits kloostervan de orde. Dat blijft bij plannen,want op 8 april 1578 is hij . nog steeds 4l
niet verder dan de lage geestelijkerang van diaken - brj de monniken,die het klooster verhuren.Op 15 mei 1579 is hij persoonlijkaanwezigen nog wel als oudsteen eerste bij de overeenkomstvoor schepenen.De dag daarna wordt met hem hetzelfde contract over de alimentatie gemaakt als met de anderen.Die ontvangt hij persoonlijk elk half jaar tot november1580, maar op 3 mei 158L neemt een ander - later wordt dat meestal Jacob lansz Coppen . de alimentatie voor hem in ontvangst. Het lijkt of hij al in 1581 in Haarlem bij zijn procurator was. Tenslotte wordt die alimentatie direct aan de procuratoruitbetaald,tweemaal in 1588 en voor het laatst op 16 mei 1589. Het heeft de indruk of die toen overleed,want op 8 november verzorgdeJan Jacobszvan der Elburch de uitbetalingen op 9 mei 1590 vinden we voor de eerste maal Cornelis Elbertsz Marcus vermeld. Cornelis Albert Marcusz, zoals hij tekende, was geboren uit een voornaam zeer katholiek Amsterdams geslacht in 1555. Zijn vader was vele malen burgemeester en stierf net als de vader van de procuratorin 1574. Vlak vóór de alteratie werd Cornelis Vader van het Weeshuis,waar zijn oom Jan Dircx Marcus al sinds 1568 zetelde. Beiden werden uitgewezen en gingen naar Haarlem, maar Cornelis hield zich hier niet al te goed aan en kreeg in 1585 een tweede bevel van uitwijzing. Van 1597 tot zijn dood in 1606 zijn zoveel akten voor notaris Gijsberts van hem bewaard, dat men moet aannemendat hij zich weer in Amsterdam had gevestigd.Hij was vrijgezel gebleven en zijn werkzaamhedenbestondenin het verzorgen van administraties voor derden.2O Van het ogenblik af dat hij over Cornelis Claesz ging, vinden we allerlei nieuwe maatregelengetroffen. Net als Germain ten huize van Bely Barents, de zuster van de prior, werd verpleegd, was Cornelis in Haarlem ondergebracht,eerst bij Steffenie Stevens,later bij Neel Nicolai. Deze verzorgsterskwamen volstrekt niet uit met de alimentatie. Zeker door bemiddelingvan Cornelis Elbertsz werd op 6 november l59l boven de alimentatief21.- uitgekeerd'tot een vereerinck.'Daarna volgen telkens voorschottenop de alimentatie.Op 7 juli 160l was de situatie zo slecht,dat aan Neel f 50.- werd uitgekeerden aan Cornelis Claesz zelf twee gouden rijders. Op die dag wordt tussenMr. Pieter Verhooch en de Vaders van het Weeshuis een overeenkomstgesloten, dat van wege de 'indispositie' van Cornelis de alimentatie met f 50.- per jaar zal worden verhoogd. Uiteraard profiteerden daar de twee andere gealimenteerdenook van! In 1603 kwam nog een verhoging van f 25.- en vermoedelijk in verbandmet het accoordvan 1601 vinden we verder geen mededelingen meer over de grote nood en armoedevan Cornelis Claesz. Die had in de tien jaren onder Cornelis Elbertsz f ZZA:O.Z aan extra ondersteuninggehad, terwijl Germain bij Bely Barents niet meér dan f 43.9.-gekregen had. Na deze uiteenzettingover de alimentatie wil ik nog ingaan op de notitie over Cornelis tussen de intredeverklaringenvan de Karthuizers. Het kan alleen Sybrand Willemsz Stam, de weduwnaar van Ael Symons, zuster van de procurator, zijn geweest die behoefte had om deze ontbrekendeKarthuizer toe te voegen en in vrede te laten rusten.2l Hij had tegelijk met Cornelis Elbertsz in 1578 aanzegginggekre42
gen om Amsterdam te verlaten en zich in Haarlem met zijn gezin gevestigd. Hij 't Heiligland blijven wonen. Hij was toen 40 jaar oud en zou er tot zijn dood op lichtte in zijn notitie de afkomst van Cornelis heel precies toe. Die had een vader Claes en een moeder Haze. Het 'olim minor' maakÍ waarschijnlijkdat Hazn de tweede vrouw van Claes was, die uit zijn eerste huwelijk een zoon Cornelis 'major' had. Aan die eisen voldoet een zeer bekend Amsterdamsechtpaarin alle opzichten. Het waren Claes Jacobszen Haes Claes,die in het Paradijs(Warmoesstraat1481 woonden. Sybrant Stam was aan hen verwant; zijn zuster Heze was naar Haes' gelijknamige moeder genoemd en had van haar en haar zuster daarom een groot legaat gekregen.Maar waarom de voor ons eigenaardigetoevoeging moer? Deze benaming kwam vooral bij vroedvrouwen voor, maar ook voor de buiten- en binnenmoeders van het Weeshuis.Bij dit laatstespeeldeHaesClaesof HaesParadijs,zoalsze meestal werd aangeduid, een heel belangrijke rol en daar kan ze zeker Haessemoer zijn *. g e n o e m* d Dat zij de moeder van de Karthuizer Comelis Claesz kan zijn geweest, stuit echter op twee grote bezwaren. Zij was op 8 december 1475 geboren en Cornelis zou dus op zijn laatst omstreeks 1515 kunnen zijn geboren.Hij zou dan omstreeks90 jaar oud moeten zijn gestorven. Wel maakt het lijfrenteboek voortdurend melding van zijn armoede, maar nooit van zijn hoge leeftijd. Ook die armoede zou voor een zoon van de rijke Haes Paradijswel haasttot de onmogelijkhedenhoren. Zeker lijkt mij intussen wel, dat deze geheimzinnige Karthuizer monnik tot een deftig geslachtbehoorde en dat een ons onbekendevroedvrouw als zijn moeder evenmin een oplossing zou wezen. Tenslotte,de zesde gealimenteerdeen voor de geschiedenisvan het weeshuis zeker belangrijkste monnik stierf ruim zeven jaar later, omstreeks I oktober L612. Het was Jan Jarichs en het weeshuiswas erfgenaam,met de bepaling echter dat zijn weduwe vruchtgebruik zou hebben! Hij was op 18 januari 1571 ingetredenals JohannesJarquinii, met vermelding van zijn zuster en haar kinderen als erfgenamen. Dat maakte het eenvoudig om alles over zijn familie uit te vinden. Die zuster was Lysbeth Jarichs en over haar bewogen leven zou alleen al een lang verhaal te schrijven zijn. Ik vermeld hier slechts dat zij drie echtgenotenhad: de weduwnaar Gijsbert Pietersz Colijn, schipper, Jurriaan Karstens,kramer, en tenslottein 1582 de23jarige Herman Thomasz, die veel jonger dan zij moet zijn geweest.Ze stierf vermoedelijkkort na 26 januari 1601, toen ze in een ziekte haar testamentvoor notaris Heylinc maakte. Haar man werd als krankzinnigein het Dolhuis verpleegd en de twee dochters uit haar eerste en tweede huwelijk, Geert Gijsberts en Anna Jurriaens waren haar erfgenamen. Haar broer Jan had haar 50 gulden geleend,welk bedraghem na haar dood zo snel mogeItjk moest worden terugbetaald.2lDoor deze Lysbet, die tussen4 juni 1566 en 29 januari 1578 vijf kinderen in de Oude Kerk liet dopen, geboren in de Drie Estrikken in de Sint Jansstraat,weten we ook veel meer over de ouders van haar en Jan
43
,oo, kaartmhek
c aan het Burga uneshuis.
Fo to GemeentearchiefAmstndatn
Jarichs.Tweemaaldeed Lysbet bewijs op de weeskameren wel op 26 januari LS74 aan de kinderen uit het eerstehuwelijk en op 12 september1579 aan de vier overlevende kinderen uit haar beide huwelijken. De laatste maal werden bovendien nog belangrijke stukken gedeponeerd,die daar nog steedsberusten.Het is allereersteen akte betreffende het huis de Gulden Eland in de Oudezijds Arm van 15 mei 1566, waarin Jarich Vryes, snijder of wel kleermaker, als eigenaar optreedt.24 Op 26 januari L574 vergezelthij zijn dochter Lysbet nog naar de weeskamerals Jarich Claeszoon koussenmaker,maar hij is blijkbaar al dood wanneer zijn vrouw, de uitdraagster Anna Pieters, in septembervan dat jaar in bed ligt met de gave Gods of wel de pest. Zii maakt dan haar testamentvoor Mr. Jacob Visscher, de kapelaan van de Oude 44
Kerk, en benoemt daarbij de kinderen van Lysbet tot haar erfgenamenmet vruchtgebruik voor hun moeder. Het bewijs van 12 september1579 geschiedtalleen omdat Lysbet in een ruzie met haar tweede echtgenootdat testamentheeft verscheurd. Twee getuigenverklaringen,o.a. van de voormalige katholieke koster Ghijsbert Jansz, van 28 en 3l augustus 1579 vertellen de hele toedracht van zaken: bij de ene wordt nog in margine toegevoegddat Anna Pieters nogf 50.- aan haar zoon heeft gelegateerd. In 1579 wordt de nalatenschapvan Anna bewezenin verband met het voorgaande;die bestaatdan uit het huis in de Oudezijds Arm en 500 gulden aan geld, koopwaar en inboedel. Men zal begrijpen dat Jan Jarichs met deze achtergrond,twee ouders die nog in ieder geval tot 1574 in leven waren en beiden in zaken,een goede hulp voor de Vaders van het Weeshuisis geweestna 15 mei 1579. Zijn naam komen we in de boeken van 1580-1582vele malen tegen; het lijkt soms of hij in hun dienst staat.25 Daama moet hij zich meer aan eigen zaken zijn gaan wijden. In 1585 komen we hem als enige van de gealimenteerdenin het kohier tegen met een som van 4 gulden, wat vermoedelijk betekende dat hij toen al voor de GereformeerdeKerk was gewonnen.Hij woonde op het Oudezijds Kerkhof en vandaar ging hrj op 7 oktober 1586,36 jaar oud, in ondertrouwmet de 3l-jarige Anna Jans,die ook daar woonde en vergezeld werd door haar moeder Lysbeth Heyndrix. Het huwelijk werd niet in de Oude Kerk voltrokken, maar wel werd daar op 3 december 1587 een dochter Anna gedoopt, ongetwijfeld vernoemd naar haar grootmoeder,de uitdraagster.We horen dan dat Jan Jarichs het beroep van zijn vader heeft opgenomenen kousenbreier is. In 1601 koopt hij een huis in de Koningsdwarsstraat. Op 16 april 1602 maken hij en zijn echtgenotehun testamentvoor notaris Lieven Heylinc. Hun dochtertje Anna blijkt te zijn overleden.Yan zijn familie wordt slechts Anna Jurriaensgenoemd, die hij op 6 november 1599 samen met zijn zuster Lysbeth . haar moeder - bij de ondertrou\rymet de tinnegieter Cors Pietersz uit Alkmaar naar het stadhuis heeft vergezeld.Hij benoemttot erfgenamende arme lidmaten van de GereformeerdeKerk, waartegenoverde zoon Hendrick Thonis van de overleden halfzustervan Anna Jansf 50.- per jaar zal hebbenvoor voltooiing zijner studie. Anna Jans zelf heeft wel veel familieleden,volle en halve broers en zusters,de laatstevan vaders en van moeders zijde. Haar erfenis zal over hen worden verdeeld. Maar al binnen het jaar werd dit testamentongeldig door een merkwaardig contract dat het echtpaar sloot met vier Vaders van het Weeshuisen dat ongedateerd nog in het archief berust. De Vaders waren Huybert Symons Appelman . al sedert 1578 -, Symon Schaep Gerritsz, Jan Claasz van Vlooswijck en Dirck Quekel, en één van hen noteerde op het stuk dat Jan Jarichs nu lid van de GereformeerdeKerk was. Jan Jarichs, van wie nog eenmaal uitdrukkelijk wordt gezegd dat hij eertijds conventuaal van de Karthuizers was, verklaart dat hij al zijn roerend en onroerend goed, alleen wollen en linnen kleren uitgezonderd,aan het Weeshuis schenkt, met levenslangvruchtgebruikvoor hem en zijn vrouw. Het huis in de Koningsdwarsstraat zal hij echter na I mei officieel aan Vaders overdragen,daar Anna voor haar en haar 45
1OOO.-onder de convooimeesterMarten Jansz heeft gekreerfgenamendaarvoor f gen. Jan en Anna zullen daartegenoverlevenslanghet gebruik hebben van het huis van de Karthuizers op de Oudezijds Achterburgwal. Voortaan zal Jan elk jaarf 300.hebben als vergoeding voor deze gift en de alimentatieals Karthuizer. Tenslotte nemen de Vaders nog op zich om aan Hendrick Thonisz tot zijn 26ste jaar | 50.- per jaar uit te keren, tenzij hij ophoudt met studeren.26 voor OpTjuni 1603 volgde de overdrachtvan het huis in de Koningsdwarsstraat schepenen;'uyt goede caritategegunt,gegevenen opgedragen,'zoals in de akte luidt. Het is duidelijk wat de Vaders bracht tot dit ingewikkelde contract, waaraan veel onderhandelingvooraf moet zijn gegaan.Na het overlijden van Jan Jacobszvan der Elburch, die volgens de procuratie van 15 mei 1579 nog formeel toestemmingvoor alle handelingenvan de Vaders kon geven, was het feit dat er nog geen enkel document van de Karthuizers boven water was gekomen, opnieuw beangstigendvoor de Vaders. Door deze overeenkomstwilden ze zich meer zekerheidverschaffen.Daaraan was deze laatsteverhoging van de alimentatiemet f ZS.-per jaar te danken.27 Op I mei 1603 kwam de huur van het huis op de Oudezijds Burgwal vrij en Jan en Anna betrokken het huis direct. Drie jaar zouden ze daar wonen. Op 6 januari 1606 kwamen de Vaders tot een nieuwe overeenkomst,stellig omdat ze meenden er voortaan veel meer huur voor te kunnen maken, want nog in die maand sloten ze een huur-contractvoor f Z+0.-, terwijl ze Jan en echtgenote voor het gebruiks2OO.-per jaár voor beider leven konden afkópen. recht met f Jan en Anna verhuisdentoen vermoedelijkal direct naar de Oudezijds Voorburgwal, waar Anna althans in later jaren altijd woonde. Tot zijn dood omstreeksI oktober 1612 hadden ze samen f 500.- per jaar, daarna Anna sedert november 1612 tot haar dood in 1628 I 200.-per jaar. Van haar zijn nog vijf testamentenvan2januari 1613 tot 12 december 1617 voor notaris Gijsberts bekend. Ik neem aan dat ze er tot 1628 nog wel andere zal hebbengemaakt,maar slaagdeer niet in haar notaris op te sporen. Op 29 mei 1628 werd zij van de Oudezijds Voorburgwal in de Nieuwe Kerk begraven. Reeds op 27 mei hadden haar erfgenamen de op I mei verschenen f eenhoedenstoffeerder, en haarneefJanThoni sz 1 0 0 .-g e ïn dJ. a n J a n szW assenaer, ' de broer van Hendrick Thonisz, die vermoedelijk geen predikant werd - waren haar executeurenen zij keerden in juni al voor de nalatenschapvan Jan Jarichs f 365.2.1uit, de helft van de inboedelvan de overledene. Twee opmerkingen naar aanleiding van die afivikkeling wil ik nog maken. Het lijkt of Jan Jarichs het kousenmaken niet lang heeft voortgezet, maaÍ misschien overgegaanis naar het hoedenmaken. De betalingenvan de halfiaarlijkse/ tOO.-geschiedde vaak door bemiddeling van de bekendehoedenmakerHans Lenaerts. De andere betreft het huis van de Karthuizers. We kunnen de huren daarvan precies volgen. Tot 1619 waren ze omhoog gegaan,maar daarnagaan dalen, zelfs tot onder de f 200.-. Ongetwijfeld ging men daarom op 6 januari 1631 over tot verkoop, aan Pieter, de zoon van Jan Gerritsz Parijs, voor / 3050.-.Hij stierf en de weduwe Lysbeth Allers deed de koop over aan de bekendekatholieke boekverkoperCornelis Dircks Cool, ulb
die de drie termijnen op 3 september 1631 en 2 januari en 29 mei 1632 voldeed.Ik neem aan dat hij heel goed op de hoogte was van het verledenvan dit merkwaardige stadshuis van de Karthuizers. De dood van Jan Jarichs bracht de Vaders een jaarlijks voordeel van f SOO.',maar nog in datzelfde jaar kwam een nieuwe gegadigdeopduiken, blijkbaar in zeer have'lekenbroeder loze toestand. Op 19 december kreeg Heyndrick Heyndricx, eertijds in het Cathuysershof' een pak, twee hemden en een mantel en ook een lijfrente van | 130.- per jaar toegekend,zolanghij binnen de GeiinieerdeProvinciën zou wonen. Hij bleef inderdaad ten huize van zijn zuster Neeltje gevestigd. Aan haar werd 140.-. de lijfrente per kwartaal uitbetaald.Op 4 maart 1617 werd die verhoogd tot f Reedsop 26 augustus1618 werd Neeltje van haar huis benedenhet Spui in de Nieuwe Kerk begravenen^op I septembervolgde haar broer. Op de dag van zijn begrafenis werd de laatste I 40.- aan Griet Jans uitbetaald.Neeltje werd niet beluid, maar Heyndrick wel. Interessanteris, dat hij de enige van de gealimenteerdeKarthuizers was wiens dood bij de GrandeChartreusewerd herdachtin 1ó18 of 1619: 'Henricus Courtois, donatus Amsterdamensis.' De Vaders waren nu zeker veel ruimer bij kas, want precies drie jaar eerder, ook in december, was eveneens een haveloze Karthuizer bij hen komen aanzetten en wel Bartholomeusof Bartholt uun Wilsem. Hij was niet uit het Amsterdamseklooster afkomstig,maar uit het Leuvenseen was o.a. in 1606 in Den Bosch procurator geweest. Bij de Grande Chartreusestond hij bekend als 'oeconomus minus fidelis.' In het memoriaal werden twee bladzijden aan zijn komst gewijd, beginnend met het contract dat op 16 december 1608 met hem werd gesloten.28Toen had hij zijn geheim nog niet prijs gegeven. Hij had gesproken over zichzelf of een monnik van de Karthuizers, wonende binnen Arnhem of Huissen, die de stukken onder zich zou hebben. De Vaders waren blijkbaar nogal wantrouwend, maar betaalden hem 72.- uit en beloofdenhem of die monnik een alimentatieuun f 200.toen toch al f of meer, al naar mate van het belang van de stukken. Op J3 januari 1609 kreeg hij nog eens / 12.-, maar toen hadden de Vaders dan ook .f 8.10.- voor vertering in de herberghet Poortien uitgegeven.Daar haddenze Bartholt genodigd 'om wat wijder kennis te maken.' Daar moet hij de verblijfolaats geopenbaardhebben. Vermoedelijk moesten de Vaders zelf verder optreden. Op 2l januari werden 'door Bartelts advysen' de boeken en brieven in een harnastonop het kantoor van het Weeshuis gebracht. De stoutste verwachtingenvan de Vaders werden^nogovertroffen en Bartholt kreeg direct I tOO.-uitgekeerd.Op 31 januari ryerd / 63.12.12voor laken om nieuwe kleren voor hem te maken en op 2l maart f, I 40.- voor 5 el laken voor een mantel betaald. Banholt had intussen zijn intrek in het Weeshuisgenomen,maar zijn onbescheidenheidging de Vaders vervelen en op 29 april werd hem 'sijn affsceyt gegevenom niet meer int Weeshuys te logeren.' Telkens weer worden afrekeningen met hem 47
gehouden,maar telkens weer worden dan nieuwe betalingen genoteerd.Op 22 juli 84.7.- gegevenvoor de verteringen 1612 werd tenslotteaan HendrickWitle*r. f die Bartholt bij hem 'in dienst' van de Vaders had gedaan. Al iets eerder heeft men alles in het lijfrenteboek overgedragen,waar voortaan de alimentatie- in 1610 verhoogd ffi f 300.-per jaar met voorwetenvan burgemeesteren . verantwoord wordt. Daar wordt eindelijk zwart op wit gezegd waaraan hij deze uitkering te danken heeft: 'omdat hij alle de Cathuysersbrieven het Weeshuys behandichtheeft die wel 30 jaren bij Sybrant Stam wonende binnen Haerlem verborghen zijn geweest.' 300,-, omdat ook Jan Jarichs dat Ongetwijfeld was de lijfrente vastgesteldop f bedrag ontving. Die had dief 300.- gekregensinds het contract van 1603. Door de Vaders zou dat zeker nooit zijn gesloten wanneer ze toen al de harnaston met inhoud in bezit hadden gehad. Bartholt vestigde zich in Den Haag en deed daal ook nog dienstenaan de Vaders, die hij apart vergoedkreeg.In 1612 was datb.v. | 5.10.-voor een mandementvan beneficie van inventaris.2gOp l0 oktober 162l ontvingen de Vaders een brief met een rekwest erin uit Den Haag. In die brief werd het overlijden van Bartholt meegedeeld. V/at het rekwest inhield is niet bekend, maar zeker was het door Bartholts weduwe ingediend.De Vadersvan het Weeshuisbeslotenhaar f 30.- te geven.Daarmee verdween de laatste gealimenteerde Karthuizer uit het lijfrenteboek. Tenslottewil ik ter vergelijking nog iets over de zustersvan het Sint Luciënconvent zeggen.In tegenstellingtot de Karthuizers waren zij grotendeelswel bijeen gebleven, in de huisjes aan de Sint Luciënsteeg.Op 2 februari 1596 was de mater Jannetgen Hillebrants daar gestorven. De zusters kregen per kwartaal betaald^en bij een sterfgevalwerd niet alleen dat lopendekwartaaluitgekeerd,maar ook nog .f 6.- voor een begrafenismaal.Toen Stijn Bruynen op I juli 1619 overleed,gebeurdedat voor het laatst: op 6 juli ontving de langst overlevende,Neel Cornelis,/ 56.-.Zii overleed pas op 2 juli 1635 en werd op 5 juli in de Begijnhofkerk begraven,komende uit de Sint Luciënsteeg.Brj testamentvan 20 november 1593 voor notaris Pilorius had ze een medebewoonstertot erfgenaambenoemd,maar die was al veel eerder overleden. Op 5 mei 1635 haddende Vaders haar f 55.- gegeven voor het kwartaal dat op I mei was verschenen.Ook zij had een belangrijk archiefstukonder zich gehouden, het boek van pater Peter Lamberts. Op een ziekbed in 1633 had ze dat aan een van de Vaders afgegeven,zonder daarvoor een enkele vergoeding te vragen! HET
K AR T H U IZ ER H OF
Nu moet ik nog de verhuring van het Karthuizerhofna 8 april 1578 vervolgen.Toen de Vaders op 15 mei 1579 de beschikkingover alle goederenkregen, was dit voor nog bijna vijf jaar verhuurd aan Egbert Pietersz Vinck, die al tot 8 april 1581 de huur vooruit had betaald. Keurig werd dat door de Vaders genoteerden daaronder werd aangetekenddat zij op 17 februari 1583 van de scheepstimmerïnanWillem Sy48
mensz f 77.' hadden ontvangenvoor bomen die zij aan kapitein Vinck haddsn verkocht.3l Het huurcontractvan 8 april 1578 met de prior werd dus nog geheel nageleefd. Vinck had daar persoonlijk ook veel grond in bezit, o.a. door aankoop in 1583,en was niet alleen huurder,maar ook buurmanvan de Vaders.Op 3l juli 1589 droeg hij hun een stuk grond over. Toen op 24 maart 1584 een nieuw huurcontract werd gesloten,werd de jaarlijkse som van f 100.- gehandhaafd,in tegenstellingtot de gang van zaken bij de huizen in de stad. Daaraankwam op 14 november1596 een einde. Toen sloten de Vaders een overeenkomstmet hem, waarbij hij afstand deed van de huur van 1591, die hij nog tot mei 1597 naa aan het Karthuizerklooster. Hij zou alle timmerage, alle geplante bomen en ook alle door hem gemaakteladders achterlatenbehalve twee of drie kleine kersenbomen.Voor dit accoord zouden de Vadershem f 60.- betaten,mits hij het genot zou hebben van de weiden tot Kerstmis en de cel tot vastenavondzou mogen gebruiken om zijn hoenderente laten lopen.32 Het is duidelijk dat de bestemmingvan het Karthuizerhofvrijwel geheel agrarisch was. Bij de opvolger zou dat ook het geval zijn. Dat was Frans Jelisz, de vroegere koeienknechtvan het Weeshuis. Op 20 december 1596 huurde hij voorf 150.- per jaar 'de boomgaard met aankleven.'Nog als koeienknechthad hij aan de Vaders
\
l
\ r-!l il
i-ll \l
I
i' l
:l , It i
,r/,
l' L_ ,-..-r/
HetKarthuiznhof opeenhrurt uítdeaths Lomanuqn 1876metde doorV, F,H,Oldwelt metdrie stippellijnen. ctf,tngegeven rooilijnn uan de cellen.Fotobi1het in noot2 genoemd.e artikel in Oud.Hotlanduan. 1953,
49
in mei 1596 f 200,- verstrekt, die hem in mei 1597 met 12 gulden rente werden terugbetaald. Vermoedelijk kwam dat geld van Meynu Stoffelsdr. op het Hoerenpad, die in het voorjaar 1596 haar man had verloren en op 4 januari 1597 met de 3O-jarige Frans Jelisz naar het stadhuis ging om te ondertrouwen.Het lijkt niet waarschijnlijk dat hij met haar een van de cellen betrok, maar als koeienknecht moet hij die wel hebben bewoond.33Frans Jelisz zou drie jaar lang huurder blijven. Er was een huurcontract opgemaakt,maar dat bleef 'niet bewaard. Op I januari 1600 moest hij echter vertrekken, want op 4 september1599 hadden de Vaders een contract gesloten met een nieuwe huurder, Gerijt Rijckelsma, voor niet minder dan twaalf jaar. Daar dit nog van kracht was toen Visscher zijn tekening maakte, zal ik het als bijlage opnemen. Ogenschijnlijk is het een contractdat nauw bij de vorige aansloot.Slechtséén voorwaarde van de huurder valt op: de Vaders moestenop zijn kosten een poort laten bouwen, waartegenoverhij zich verplichtte daar dag en nacht een portier in te hebben.34 De jaarlijkse huur voor het Karthuizerhofbedroeg f +OO.-en voor het voorhof nog eens f lO.-.In tegenstellingtot de twee voorgangersging Rijckelsma op den duur steeds slechter betalen en in 1612, toen de huur was afgelopen was er nog f SZ+.-te korr, d.w.z. op een stuiver na l0o/ovan de f 5240.10.-die op I mei 1612 volgens het huurcontract vervielen.35Het kwam tot een proces en daarom bleef de afrekeningover de 12 jaren bewaard.Hoe dat afliep, blijkt niet. Wel kon Rijckelsma op 5 augustus1614 alles, wat hij op de grond van het Karthuizerhofhad laten bouwen, overdragen aan een zekere Harman Gerrits, te weten een ronde loods met riet gedekt, met een huisje daaraan,gebouwd op de muur van het Karthuizerhof,de plateelbakkerij, staandeachter 't nieuwe giethuis, nog een afdak staandeaan de cel bij de voornoemde plateelbakkerij, tegenwoordig bij de erfgenamen van Hogendorp gebruikt, nog een afdak op de voornoemdeKarthuizers muur gebouwd, staandeop de hoek van de Singel, met al hetgenewat hij van bomen en anders geplant had. Ook droeg hij de preferentieom de huur te mogen verlengenover en tenslottekwam er een doorgehaaldepassageover de vergoedingvan / tOO.-door de koper aan de verkoper bij aflering (afbakening)van de plateelbakkerijen het huisje op de hoek van het Singel. Op 15juli 1616 droeg Rijckelsma zelf het 'affbreck van een pannebackerij' achter het nieuwe bushuis over aan Adriaen Karstiaens. Men was toen druk bezig met de nieuwe stadsuitlegen daaraanwerden ook gedeeltenvan het voormalige Karthuizerhofopgeofferd.Een verklaring voor het bouwen van de poort in 1599 krijgt men uit deze stukken niet. Die moet men zoeken op twee plaatsen:in de resolutiesvan de Staten Generaal en in de daarop aansluitendenotariële akten van Amsterdam.36 Daar komt de bestemmingvan het Karthuizerhof van I januari 1600 tot I januari 1612 pas goed uit de doeken, maar ik moet me hier beperken tot enkele mededelingen. Rijckelsma was blijkbaar een moeilijke naam en in Den Haag werd die meestal tot Rekelsma.We weten niets over zijn herkomst, behalve dat hij vrijwel steedsGeurt 50
werd genoemd,terwtjl htj zelf als Gerijt of zelfs Gerard tekende. Misschien was hij identiekmet de Gerrit Rinckesuit Berlikum, die op 3 september1581 poorter werd, maar op I maart 1586 begint zijn loopbaanvoor ons in Amsterdam.Dan gaat hij op akte van Haarlem in ondertrouw met JannekeJans Verschuyl, die in Eindhoven is geboren.Hij woont in de Warmoesstraatin de Koning David en dat uithangbord zal zijn woonhuis vermoedelijk steeds zijn blijven dragen, want zijn schoonzoon Jan van Nuth is in 1624 nog in de Koning David gevestigd.Of het hetzelfde huis was, is echter de vraag. Slechts één keer, op 15 juni 1605, wordt het Wapen van Denemarkengenoemd. Dat was de gevelsteenvan Warmoesstraat8, maar ik denk dat daar de Koning David toen zal hebben uitgehangen.Uit de laatste tien jaren van de l6e eeuw zijn veel akten over Rijckelsma's zaken bewaard.Hij wordt daarbij eenmaalals zijdelakenkoperaangeduid,maar doet niet alleen daarin, ook in onroerend goed in de Warmoesstraat.Belangstellingin militaire zaken blijkt al min of meer uit een akte van 1595 over ruiterrokken.In 1599 heeft hij een vordering op de Gecommitteerde Raden van Holland; waarvoor blijkt niet. Maar daarna helpen de octrooien van de Staten Generaal ons verder. Die maken eindelijk duidelijk waarom hij een poort met een portier op het Karthuizerhof wilde hebben. Een maanden een dag na het huurcontractvan 4 september1599 valt daar de beslissing dat hij voor zijn aanvraag om octrooi op een nieuw soort grof geschut, eerst een half of heel kartouw moet maken en ter onderzoekmoet aanbieden.We horen er niet meer van, maar in 1602 heeft hij wel succes.Op 12 januari krijgt hij octrooi op zijn transportabelekorenmolens;die zijn voor het leger bestemd en hebben geweldige capaciteitenvoor het malen. Het was geen uitvinding van Rijckelsma zelf, maar van Pompeo Targone, die deze voor het Spaanseleger van Spinola leverde.lT Van het belegerenvan Grol en Lochem bestaatzelfs nog een afbeelding, waarop zo'n Spaansemolen te zien is. Rijckelsma leverde van zijn molens, vervaardigd op het Karthuizerhof in 1602 al zes stuks voor zijn eigen leger. Maar van ouds had hij veel contactenin Scandinavië. Hij had zijn product nog verbeterden de jonge Koning van Denemarken,Christiaan IV, deed een bestellingin 1604.Drie akten voor notarisBruyningh geven daarvan een zeer beeldendverslag. Op 15 juni 1605 gaat notaris Bruyningh naar het Wapen van Denemarken, waar hij niet Rijckelsma zelf, maar wel diens huisvrouw vindt. Hij doet daar namens Bartholomeus van Wulp te Kopenhageninsinuatie over de molen, die hem is toegezondenop bestellingvan de Koning van Denemarken.Heel uitvoerig wordt verteld hoe slecht die is en hoe'de koning gekomen is om zelf te zien of deze molen inderdaadin een etmaal genoegkoren kon malen om 10000 man te spijzigen, maar vertoornd is weggegaan.Van Wulp eist dan ook terugnamevan de molen. Er was veel concurrentieop dit gebied. Ook in Amsterdamwaren andere molenbouwers en tevens geschutmakers,met wie Rijckelsma moeilijkheden had. In Leiden was de bekende molenmeesterGijsbert Pietersz, die we nog tot 1622 in de resolutiesvan de Staten Generaatkunnen volgen en die dan als ingenieur in Rijs-
5t
wrjk woont. Die werd misschien ter verbetering van zijn molen door Rijckelsma ingeschakeld.Op 17 oktober 1605 doet notaris Bruyningh weer een insinuatie,ditmaal bij Gijsbert Pietersz, 'wonend buiten in de Cathuysers.'Die had bij contract van 15 juni 1605 aangenomenom een molen te maken voor de Koning van Denemarken, maar bleef geheel in gebreke.Deze insinuatie geschieddeweer door Van Wulp, maar ditmaal door de bemiddelingvan de bekendeLamben van Tweenhuysen. Er was tussen Gijsbert Pieterszen Rijckelsma, ook al werd in de insinuatie gezegd dat die niets in de weg zou leggen wanneerGijsbert deze molen maakte, een geweldige ruzie gekomen.Op 3l december1605 wendde Rijckelsma zich zelfs tot de Staten Generaalwegensschendingvan zijn octrooi, maar werd verwezennaar de justitie. Hoe dit geschil afliep, blijkt niet.38Wel weten we toevallig, dank zij de slechtefinanciën van Rijckelsma, dat tot in het laatstejaar van de huur van het Hof er molens gemaaktwerden. Op 26 mei 16l I transporteerde hij aan Cornelis van Tongerloo en Lambert van Tweenhuyseneen molen die aan boord van een schip naar Denemarken was verscheepten bestemdvoor Claes de Wael, herault van de Koning van Denegrarken,om te gelde te maken, wegens een vordering die ze op hem hadden
,un f 724.-. Ik noem nog als allerlaatsteéén akte betreffendedie handel. Rijckelsma had in Denemarkeneen compagnon,Jens Severijnsen.Op verzoek van deze ging notaris Bruyningh op 20 april 1606 naar Lamben Bobbert om te vragen hoeveel die aan zijn compagnonhad betaaldop de schuldbriefvan f tO+t.-,die hij hem had getransporteerd. Het antwoord was ,f 80.-. Men herinnert zich misschien nog dat deze Lambert Bobbert in het testament van de gealimenteerdeKarthuizer Van der Elburch werd genoemd. Vermoedelijk stond dat ook wel in verband met Rijckelsma's bedrijf op het Karthuizerhof. Ik ga hier verder alleen nog even in op de plateelbakkerij.Al van de Vaders van het Weeshuishuurde in 1598 Christiaenvan den Abelen twee cellen, staandeaan het Voorhof voor zijn bakkerij. Er was verbandtussenhet plateelmakenen geschutgieten.3eOp 8 februari 1603 transporteerdevoor notaris Bruyningh Pieter van Everdingen, notaris en procureur te Alkmaar, het door hem verkregen octrooi van 26 oktober 1602 om tiggels te bakken aan Huych Gerritsz Harinck door bemiddeling van diens vader. Op 2l maart 1606 blijkt uit een verklaring dat Huych, die in 1599 in Amsterdam is getrouwd, een pand in Amstelveen had. Hij verkoos echter het Karthuizerhofen sloot op 4 augustus1606 een contractover een loods, woning en stal met de vrouw van Rijckelsma.Dat alles moest uiteraardverbouwd worden, maar bleek bouwvallig te zijn. Op 15 augustuskwam Huych voor notaris Bruyningh een verklaring afleggen over de schade,te wijten aan de slechte toestandvan het pand. Dat moet het begin van de pannenbakkerijzijn geweest,die Rijckelsma in 1616 als afbraak zou verkopen. Op de afrekening van 1612 betwistten trouwens de Vaders zijn bezit, omdat hij hiervoor nooit de verschuldigdeerfpacht had betaald. Als laatste wil ik iets vertellen over het verdere leven van Rijckelsma. Tot november 1616 vinden we hem nog in Amsterdam, maar hij blijkt betrokken te zijn bij
52
verschillendeondernemingen,ver van het AmsterdamseKarthuizerhof.Al van 1605 dateert een contract over het maken van waterputtentussen Meppel en Steenwijk. In 1614 vinden we daarover de akte van afivikkeling.0 Uit verschillende procuraties voor notaris Meerhout in 1616 leren we tenslottedat hij o.a. voor de vorst van Hessen had gewerkt. De dochter Weyntgen, die in 1607 met Jan van Nuth was getrouwd, bleef met hem in ieder geval tot 1627 in Amsterdamgevestigd.Haar moeder was nog op de bruiloft, maar werd op I I februari 1608 in de Oude Kerk begraven; haar vader was niet aanwezig.De zoon Victor studeerdetheologie,vermoedelijkin Duitsland, werd predikant in Kralingen en was van 1617-1620 conrector in Haarlem, maar werd ontslagen wegens remonstrantegezindheid.Hij zal toen, net als zijn broer Jan, weer naar Duitsland zijn gegaan.Die trouwde in 162l in Amsterdam met Sara van der Voort. Zij was verwant met de familie Backer en daaraandanken we nog een aantal brieven van hun nakomelingen uit Gli.ickstadt.4l Geurt Rijckelsma was naast al zijn industriële bezighedenzeker ook in kunst geïhteresseerd.Getuigen daarvan bestaan nog steeds in de twee zeer zeldzame prenten van Hans Rem, die de stranding van de Spaansegaleien in 160l in beeld brengen. Rijckelsma had aan Rem daartoe opdracht gegven. Rem vroeg privilege aan in 1602 en hoe er twee versies konden komen, is niet verklaarbaar.In ieder geval kreeg in 100.-voor het aanbieden 1603eerstRem een vereringvan de StatenGeneraal,un f van de ene prent, daarna Rijckelsma van f 150.- voor de tweede. Minder raadselsleveren de tekening en de prent daarnaar,die Claes Jansz Visscher in 1607 of 1608 van het werkterrein van Rijckelsma maakte. Hij was toen nog niet getrouwd en trok uit het huis van zijn ouders, Roomolenstraatof -steeg 8 op de hoek van de Langestraat,er met zijn schetsboekop uit om overal in de omtrek van de stad te tekenen.Met die schetsen,die geïnspireerdwaren op zijn Zuidnederlandse leermeesters,verrichtte hij vernieuwendwerk en werd de grondleggervan de topografische tekening in ons land. Hij kon nog steeds het Karthuizerhof alleen bereiken van de Haarlemmerdijk af langs de Karthuizerlaan.Sedert l januari 1600, ingang van het huurcontractvan Rijckelsma, hadden daar grote veranderingenplaats gevonden. De stad had allereerst van het voorhof een deel gevorderdvan de Vadersvan het Weeshuisvoor de aanleg van een dringend benodigdegrote begraafplaatsin 1602."8rj de afrekening in 1612 aan het einde van de huur werd daarom over tien jaar Ï 30.- minder huur in rekening gebracht.Bovendien werd hem ook nog 'voort ongebruyckvant binnen kerckhoff bij schepenengeraemt f gO.: dit gedrag gekort. Dief 390.- kregen de Vaders van de thesaurierenterug. Dat binnen kerkhof werd door hen later nog wel aangeduid als monnikenkerkhof.Zii hadden in 1597, toen het huurcontract met Vinck afliep, een aantal objecten op het Hof en Voorhof verhuurd. De condities daarvan vindt men op fol. I van het zogenaamdelandboek.In 1600 waren met de verhuring aan Rijckelsma twee daarvan in zijn contract overgegaan.Het eerste was het zogenaamdewevershuisjebij de poort, dat voor I 16.- door BartholomeusGijsbertsz
53
werd gehuurd. Het anderelag binnen het Hof en wel de cel die op de zuidwesthoek van het Hof lag. Die werd in 1597 met het aansluitendeterrein erbuiten verhuurd aan Albrecht van Hogendorp voor f SO.-.Zijn weduwe, Susanna Caluaert, moest sinds 1600 de huur aan Rijckelsmabetalen.Ze zou hem niet in de weg zitten, want al in 1597 was bepaald dat Hogendorp alleen toegang zou hebben buiten het eigenlijke Hof om door het zogenaamdearmenhuisje.In 1607 sloten de Vaders met zes van de huurders van 1597 opnieuw een contract voor tien jaar. Weer werden in het landboek de voorwaardengenoteerd;in tegenstellingtot 1597 werd ditmaal de mogelijkheid van een stadsuitbreidinggenoemd. Rijckelsma of liever zijn vrouw nam op 12 januari 1607 de huur van f t+. over met ingang van I mei van het huisje en erf van Marritje Heeren, weduwe van Gerrit Pietersz Pos, dat deels binnen deels buiten het Hof lag ten westen van het bovengenoemdarmenhuisje. Ik ging zo uitvoerig op dit alles in omdat men daardoorzal kunnen zien hoe nauwkeurig Visscher het in diezelfde tijd tekende.Het lijkt niet waarschijnlijk dat toen de portier nog dag en nacht de toegangtot de poort controleerde,maar wel is zeker
c
54
dat hij juist ging zitten tekenen op de allerbelangrijksteplaats van het industrieterrein van Rijckelsma en in ieder geval toestemmingvan hem of van een van zijn gecommitteerden moet hebben gehad. Het duidelijkste bewijs dat er in de door Rijckelsma op de fundamenten van de oude kloosterrosmolenopgetrokken loods nog molens werden gemaakt is wel de kaapstanderaan het water. Links daarachter ziet men de al meermalengenoemdecel, die nog steedsaan de weduwe Hogendorp werd verhuurd en rechts de schutting, die het hoekerf van die weduwe afschermde van Rijckelsma's bedrijf. Toegangtot het terrein kan Visschergehadhebbendoordatzijn vaderals scheepstimmerman misschien wel eens elzen van Rijckelsma kocht. Onder de huurders hier vond ik geen familieledenvan Visscher.De enige, die indirect met hem in verband te brengen is, was Mary Claes in Wormer op de Nieuwendijk, die in 1597 voor f 27.' per jaar een terrein op het plein voor het Karthuizerskloosterhuurde, voor 20 jaren. Als 'broodvrouw' had, ze de 28-jarige CornelisgenAlberts in 1587 naar het stadhuisvergezeld bij de ondertrouw.In oktober 1608 werd zij de schoonmoeder van Claes Jansz Visscher. Maar er kwam tenslotte nog een directer verbinding met de gecommitteerdevan Rijckelsma te voorschijn. Dat was de bierbeschooierSimon Jan VechteÍsz, die blijkens de bewaarde afrekening van 1612 door de Haarlemse voogden moet zijn aangestefd, vermoedelijk in navolging van hun z't'tagerRijckelsma. Deze betaalde op 8 mei 1607 voor het laatst zelf f 430.-. Bij de ondertrouwvan zijn dochter in oktober 1607 kwam het consent al van die voogden uit Haarlem. Na de dood van de echtgenotevan Rijckelsma in februari 1608 was hun rol nog belangrijker.In 1608 werd nog door de weeskamerbetaald,maar al in 1610 treed de bovengenoemdeSimon op. Hij behoorde niet, zoals ik eerst dacht, tot de familie van de pachter en voogd van de Karthuizers in 1578, Vechter Jansz, maar tot een veel aanzienlijkerfOOmskatholiekefamilie.aa Hij was de zoon van de in 1578 verbannenvoormalige burgemeesterJan Vechtersz, zuivelkoper op de Nieuwendijk, en van Lucia Symons Cluften. In 1585 trouwde hij met Ael Dircs uit de NZ Houttuinenen het echtpaarvestigde zich op de Delftse Bierkaai. Tal van akten over de bierafzet zijn bekend. Maar ik beperk mij hier tot het testamentvoor notaris Gijsbertsvan 4 juli 1618 van Corne' luis Claesz Vyscher en Lysbet Gerrits.45Corneluis, zoals hij tekende, was de oom van Claes Jansz Visscher, de jongere broer van zijn vader, aanvankelijk kuiper en later herbergier,in 1618 op het Rokin 'in der Goude.' Als getuige bij dit testament trad o.a. Simon Jan Vechtersz op! Die zal ook zeker het bier op het Rokin hebben geleverd.Het liep overigens slecht met hem af want het huis op de Bierkaai moest een jaar voor zijn dood bij executie worden verkocht. Op 18 oktober 1625 werd hij uit de Nieuwebrugsteegbegraven in de Nieuwe Kerk. Claes Jansz Visscher was in tegenstellingtot zijn oom en grootmoedervurig Protestant. In 1625 werd htj diaken en in 1637 ging hij met twee predikanten op het stadhuisprotesterentegen de opvoering van de 'Paepse'Gijsbrecht van Vondel, maar
55
Prent
ad,n het
Karthuizerhof naar de tekening
Odfl
ClacsJatuzWÍl*r. Historisch+opografiscln atlas Gemeentearchief Amsterdam.
verkreeg alleen verschuiving van Kerstmis naar I januari 1638. Hij had dertig jaar eerder zeker via zijn oom toestemming gekregen om op het werkterrein van Rijckelsma te tekenen. Het is merkwaardig dat dit tot de enige niet gefantaseerdeafbeeldingen van het voormalige klooster behoort. Deze tekening werd wat gewijzigd en kreeg een meer landelijk aanzien op de koperplaat, die als no. I voor een serie van vier prenten werd gebruikt .46De toegevoegdekoe en schapen waren volgens het huurcontract van 1599 verboden. Iedere Amsterdammer zal toen hebben geweten dat hier het domein van Rijckelsma was uitgebeeld. Claes Jansz Visscherbleef zich tot zijn dood in 1652 toe plaatsnijdernoemen.Men zou echter zeggen dat hij het opschrift op de prent niet zelf heeft aangebracht.Op de tekening staat terecht 'Catuysersbuyten Amsterdaman de westsijde.' Op de prent is dat ten onrechte geworden tot aan de zuidzijde. Een andere prent van Visscher, met afbeelding van de Karthuizers Wetering, draagt het jaartal 1609. Die werd in 1728 door Lelong als afbeeldingbij zijn beschrijvingvan het klooster in zijn geschiedenis van de reformatie te Amsterdam verkozen: herbergen vond hij tekenender voor de situatie van zijn tijd dan cellen. Die herbergen stamden al uit de l6e eeuw. De varensgezelJan Jacobsz,van Huisduinen en wonend buiten de Haarlemmerpoort ten Karthuizers, ging 25 jaar oud, op 20 februari 1599, in ondertrouw met de l9-jarige Trijntje Lievens uit Gent, die daar met haar moeder ook woonde. Hij werd zeker al door Simon Jan Vechtersz van bier voorzien, want toen die op 30 april 16l I samen met de voogden over de kinderen Rijckelsma op het Weeshuiseen accoordmet de Vaders kwam maken voor een betalingvan in totaalf 518.5.-,geschieddeop 30 juli 16ll de eersteaanbetaling vanf 175.- door Jan Jacobsz.In het Hof zelf mocht toen nog alleen maar bier van 50 st. of hoogstens3 gl. per ton worden geschonken.Maar daarin zou spoedig verandering komen, want Jan Jacobsz huurde van I mei 1612 af de middelhof voor 56
Prent vant. de Karthuizgr5Wettnng 1609,naar Cha tansz.Vischer.
Historisch-topografischeatlos GemeentearchiefAmsterd.am.
f lSO.'en het noorderhof voor f I9O.-, met inbegrip van het melkhuis, onder voorbehoud dat hij niets mocht gebruikenvan de timmeragevan Rijckelsma.Jan Jacobsz was in 1617 hertrouwd met Apolonia Pieters. Toen hij in de zomer van 1621 stierf gíng zij al op 26 oktober met een opvolger, Jan lansz Root, naar het stadhuis om te ondertrouwen. De huurcontracten waren na afloop van het contract van Rijckelsma steeds van zeeÍ korte duur en er moest een borg zijn. Dat was nog vele malen Symon Jan Vechtersz. Het l2'iarig bestandwas toen juist afgelopen;het had al in de lucht gehangenop het ogenblik dat Visscher daar zijn tekeningen maakte. Het was voor Claes Jansz Visscher een bijzonder gelukkige gang van zaken, voor Gerijt Rijckelsma betekende het precies het omgekeerde.
BIJLAGE Huurcontroct tussende Vad,ersuan het Weeshuisen Guijt RijckelsnA 4 september 1599 Op huyden den vierden Septembris anno 1599 sO hebben de regenten van den armen weeshuysebinnen der stedeAmstelredamme verhuyrt aen Guen Rijckelsma dat Cathuysershoff,met de drie sellen binnen ?€Íl den hoff staende,met alle dat getimmert binnen 't hoff den weeshuysetoecomende,met noch een loodtse daer Frans Jelisz zijn koeyen in set, en dat huysgen op de laen binnen de poort aen de noortzijde, daer de wever in woont, voor zoo veel den voors. weeshuysedaer aen competerende,met de laenen clsen om dat clooster leggende,zoo groot ende cleyn ende in zulcker forme als FransJelisz 't zelvenu rer tijt gebruyckendeis. Ende dat den tijt van twaelff jaren, 's jaers voor de somme van vierhondert gulden current, vrij gelt zonder eenige cortinghe, \Maervandat eerstejaer ingaen zal den eerstenJanuary anno 1600, mits conditie dat hij de huysinge niet onttengen zal voor den eerstenmey toecomende,ende zijn leste jaer expirerenzal in als den eerstenjanuaÍ)r anno zestienhondertende nvaelÍï Ende noch 200 heeft Rijckelsma voors. gehuyrt van den regenten voors. dat voorhoff voor den boomgacrt leggendeden tijt van twaelff jaren als vooren, ingaende ende expirerende de huyre als vooren, voor de somme uan dertich gulden current 's jaers, mits conditie, zoveÍTede regenten van den voorhoff voors.yet daervan mochtenverpachten,dat zlj dat zullen 69g[en doen tot heuren believen,
DI
mits dat hij den regenten dan zal mogen daer van corten pro rata, van de groote des lants van de huyre voors._ Ende voorts is geconditioneert,dat Rijckelsma op den voors. voorhoff niet en zal mogen timmeren voor ende aleer hij zulck erff, als hij betimmerenwil, in pachte genomenzal hebben, tot zulcken pacht, als zij t'saemen zullen conn€Íl accorderen,ende anders niet. Ende voorts so heeft Rijckelsma voors. versocht aen den regenten voors., om voor aen den voorhoff te maeckeneen poort tot zijnen costen, welcke poort hem bij den regenten geconsenteertis, mits dat hij de poort zal maecken zoo groot, dat men met een waghen met hoy bequamelyck daer deur zal mogen rijden, ende dat hij in de poort zal houden een portier tot zijnen costen, die tot allen tijden des daechs ende des nachts de poort zal openen,om alle man te mogen passerenende repasseten.Ende dit alles op conditien hier naer breder verclaert In den eersten oftet gebeurde (dat Godt verhoede)dat binnen den t1t zrjns huyrs deze voors. erven bij den vijant off de stad affgebrant mochten worden, off in deze stadt gehaelt mochten werden, dat alsdan Rijckelsma van zijn huyre ontslagen zal zijn, ende de regenten dat zelffde weder aen heur zullen nemen. 't Item noch en zal de huyrder aen hoff off int hoff gheen timmeragie mogen doen, waerdeur eenighe bomen beschadicht mogen worden. Item en zal de huyrder voors. geen paerden, koeyen, kalveren, schapen, varckens, noch diergelijcte schadelijcke beesten int hoff mogen houden noch in laten comen, Item de huyrder zal tot sijnen cost€n de slooten int hoff ende rontom dat hoff bequamelyk onderhoudendat men tot allen tijden des jaers met een geladen praem daeruyt ende in zal mogen varen, behoudelijck dat men 's hoffs ende lants de wallen van de slooten buyten dat hoff niet en zat affsteecken,lIlX0Í aen laten wassen tot prof$ten. 's winters 's de aerde off te leggen Item zal de huyrder gehoudenzijn de bomen eens jaers te sno€yen, ende van de oude bomen, ende int voorjaef wederom aen te leggen, met behoorlijcke messingetot zijnen costen. Item en zal de huyrder noch geen van zijne gecommitteerdenmeer e(e)nden moghen houden als twintich Stuck. 't hoff voors. geen wrln noch bier mogen tappen, nyet dan Item en zzl de huyrder voors. int hoff off om gulden ten hoochsten. vijftich ton, ofte drie alleen bier van stuvers de Item Zoo zal de huyrder gehoudenzijn in de peertrlt den regentenvant weeshuys,als den vaders ende moeders, 's eens jaers in de peeren te noden. Item zo zal de huyrder geen aerde van de uoors. erffven off landenmogen brengenvan d'eene plaatseop d'ander. Item So isset geconditioneert ZOo wanneer de huyrder zijn huyre geexpireert zal zijn, dat hij geprefereertzal zijn om weder te huyren voor anderen, ende dat voor zulcken huyre, als andere daer yooren zouden willen geven, ten ware de regenten redenen hadden ter contrarie. In kennisse der waerheyt zijn hier van gemaeckt twe alleens luydende cedullen, bij partijen respective onderteyckent op date voors. (tinks getekend:)Gerijt Rijckelsma (rechts getekend:)Hubert Appelman, Comelis Comelisz de Lange, Pouwels van Heemskerck, Albert Cornelisz, Symon Schaep Gerritz.
NOTEN Aangekochtveiling Paul Brandt 17.3.1959als no. 16l uit de'Collection H. E. ten Cate Almelo'(no. 92-163), welke was verkocht aan de firma Boemer in Diisseldorff. Niet afgebeeld in deze catalogus en evenmin in de catalogus van de verzameling van H. E. ten Cate van D. Hannema. Voorbezichtiging voor 'Verzamelingvan de veiling op 12.3.1959Arti et Amicitiae. B. Bakker, E. Fleurbaayen B. Gerlagh, f6. ghen' (1988) daterende tekeningop 1607/1608, op grond van anderetekeningenuit het schetsboekvan de kunstenaar, die deze jaartallen dragen. 2. P. Scheltema,'Het Karthuizer-kloostervan Sint Andries ter zaliger havene brj Amsterdam' (Aemstel's O u d h e i d ,1 8 5 ó ,p . l 3 - 5 3 ) 'De opheffing der satisfactievan Amsterdam' (1919). G. Coops, H.J. J. Scholtenspubliceerdein de Brjdragentot de geschiedenisvan het bisdom Haarlem drie uitvoerige 'Het AmsterdamscheKarthuizerkloosterin de tweede helft der l6de eeuw' artikelen over het klooster: 'Ne'Het (deel 44, 1926,+42463), voormaligeKarthuizerklooster te Amsterdam' (deel 54, 1937, l-87) en crologie van het Amsterdamse Kartuizerconvent' (deel 62, 1953, l8l-202). W. F. H. Oldewelt, 'Een ets waarop een tweetal cellen van het klooster der Kartuizersvan St. Andries L
58
bij Amsterdam is afgebeeld' (Oud Holland 68, 1953, 96-106). 3. l. H. van Eeghen,'De drie Clarissenkloosters van Amsterdam'(JaarboekAmstelodamum67, 1975,3343) 'Zijn de Agnieten 'in en esse'?' (Historischesprokkelingenuit de Universiteit van Amsterdam,aangeboden aan mevrouw Dr. M. Feiwel, 1985, 35-42). 4. De twee bewijsplaatsen, aangehaalddoor Scholtensin 1937 (noot 2) op p. l8l, berustenbeide op vergissingen. De eerste verwijst naar de zogenaamde'Donatiën en beneficiën,' een handschrift dat in 1609 in het weeshuiskwam, in de l8e eeuw verdween,maar in 1794 op 15 novemberdoor de antiquaarPieter van Damme, die het een dag eerder op de veiling van Comelis Ploos van Amstel had gekocht, wegens het uitzonderhjk belang aan de stad teruggegeven.Deze geven echter geen opgaaf van de benoemingvan een prior. Ook de tweede, uit de inventarisvan Bruggeman,bleek bij onderzoekin het R.A. te Utrecht de geciteerde passage niet te bevatten. 5. S. A. C. Dudok van Heel wist dit anoniemeportret in 1986 te identificerenvoor de tentoonstellingin het Historisch Museum alhier en publiceerde naar aanleiding daarvan 'Een Amsterdamse burgemeester in Athene Symon Marten Dirckszzngen. van de Ruwiel (1504-1574)en zijn nakomelingen' (Jaarboek Centraal Bureau voor Genealogie 42, 1988192-194),uiteraard met de foute vermelding van de zoon Dirck als prior. 6. Nadere bijzonderhedenvindt men bij de uitkering van de alimentatieaan de monnik Comelis Claesz. 7. Ten onrechtewerd door een beschadigingvan het stuk de datum steedsvermeld als 12 apnl. Het moet echter 8 april zijn. Twee van de drie of vier personendie het voormalige klooster mochten bewonen waren belangrijke pachters,namelijk Vechter Jansz en Pieter Willemsz op het Kaatsbaanspadbuiten Jan Rodenpoort(ABW 359, 80), zoals uit de oudere en latere boekenblijkt. Over de eersteen belangrijkste vindt men nog uitvoeriger gegevensin noot aa Claes \figger vond ik daarentegenniet in die boeken. 8. Daar de onginele stukken niet bewaard bleven, heeft men steedsgewerkt met de afschriften in het zogenaamdeRecueil (ABW 3), Ole zeer gebrekkig zijn. In de literatuur ontbrekendaardoor stukken die ín de twee boeken waarin de vaders na de overdracht een reconstructievan het bezit van het klooster poogden te maken (ABW 358 en 359) wel worden genoemd.Jan Comelis Vastertsz,die van de monniken zoals we nog zullen zien de belangrijkte rol bij de overdrachtspeelde,ontbreektsteedspersoonlijk bij de overdracht. Uit de bovengenoemdeboeken blijkt echter dat hij daar wel bij was. Ook wordt voorin het eerste boek met een opsomming van de stukken een procuratie van 16 januari 1579 van burgemeesters op de Vaders vermeld. 9. ABrW 614 en ABW 361, 182. Pas op 5 oktober 1597 werd met Comelis Elbensz over dit oudeigen te Amstelveen een accoord getroffen en daarbij rekening gehouden met de vroegere betalingen door zijn oom Jan Dirck Marcus, die net als de procurator naar Haarlem was uitgeweken. De bewijzen daarvan werdenuitgeleverden berustennog steedsin het archief.Bij het accoordwerd op een bedrag vfif 105.162 achterstallige betaling overeengekomen. 10. AB\ry 359, 59, met verwijzing naar eerder en later boek. De procurator had uiteraard het leeuwendeel van de bemoeiingen. ABW 358,96 en 102 tonen dat ook de prior op 16 juli 1578 met de Haarlemmer Hendrick Spoirwater, die toen blijkbaar als rentmeesterfungeerde, huurcontractenvoor een bruikweer lands en wildernis brj het huis te Brederode en in Castricum afsloot. De huurder te Brederode kreeg op 13 april 1580 aanzeggingaan niemand te betalen dan aan de weesvaders'op dubbelt te betalen'. Uiteraard op grond van de keur van 20 februari 1579. Op 30 augustusen 22 december 1578 sloten de procurator en Spoirwaternog dergelijke contractenaf (ABW 358, 99 en 100). ll. ABW 358, 359, 442a, 441, met indices. 12. Weeskamerinbreng6,213, ló maart 1559 en 9, 288, 21.10.1572.na de dood van Nel ín 1572 of kort daarvoor kwamen de ingebrachtegoederen ter beschikking. ABW 358, 86 geeft de afrekening met Jan Comelis Vastertsz,maar het boek, dat al op 27 maart 1579 (folio 2) de eerste inkomsten vermeldt, noemt o p v e l e p l a a t s e nd e m e d e w e r k i n vga n h e m , o . a . 7 , 2 5 , 2 6 , 3 4 e n 3 5 . 13. Het adres Bamdesteegin het begraaÍboekvan de Oude Kerk is voor mij geheel onverklaarbaar.Het is niet waarschijnlijk dat het lijk van de overledenevoor de begrafenisnog nÍrar een huis in deze steeg, die dicht bij het Karthuizerhuis aan de overzijde van de Burgwal lag, werd overgebracht. 14. De getuigen waren in 1566 Jan Jacobsen Griet Jacobs,in 1567 BenedictusV/illems en Ael Barents.Nadere bijzonderheden vond ik over hen niet. StoffelLock,1569,82 JelleLieu15. Kohier 1543,58op naamKanhuizers, 1553,145 Pieter Claesz, 1562,252
59
kens, 1578, 149 vo per Bely Barents,ABw 359, 56 Genit Barenrs,ABw 363, 234 Bely Barents. 16. ABW 166, 174 en 175, blijkens de kasboekenheette de schilder Van der Horst. 17. Weeskamer inbreng 14, 76vo geeft uiteraardnog bijzonderhedenover verschillendeder kinderen. De vader werd als schrijver van de Heilige Wegspoortop 27.4.1610begravenen beluid, wat er op duidt dat hij nog rooms-katholiekwas. De dochter Dignum ging op 31.5.1619voor de kerk in ondertrouw. 18. Het rekwest wordt bewaard in de portefeuille Kerken en kloosters in het burgemeestersarchief P M. Grijpink, Registerop de parochien,altarenen vicarieën...van de officiaal des aartsdiakens van den Utrechtsen Dom Amstellandia(1928) geeft p,22 en 3l bijzonderhedenover Gerrit Barents en zijn voorgangersbij deze vicarie, op het altaar van Sint Johannesde Evangelistin de Nieuwe Kerk, waaruit o.a. blijkt dat de aanstellingop 9.10.1568geschiedde.Jacob Hillebrants Pronck, de voorgangervan Mr. Gerrit Barents, werd op 6.10.1568in de Oude Kerk begraven.Bijzonder goede handtekeningen van Bely Barentsen haar broer Gerrit vindt men onder de testamentenvoor Pilorius, een veel latere van Genit onder het rekwest van 1612. 19. Brjzonderhedenomtrent de opdracht ABW 166, 218, met nadere toelichting in het kasboek. 20. Vergelijk voor hem en zijn oom Jan noot 9. 2l. Sybrand Willemsz Stam werd in het Recueil (ABW 3) tot Karthuizer monnik, vermoedelijk op grond van de later nog te verhalengebeurtenissen in 1608/09, wat door Coops werd overgenomen Uiteraard was hij alleen de zwa5ervan de laatsteprocurator.Hij werd op 3.10.1608 in de Oude Kerk in Amsterdam begraven,na ruim 30 jaar in Haarlem te hebbengewoond.Vergelijk voor hem de literatuur in noot 5. 22. Voor opgaaf van vroedvrouwenvergelijk het oudstedoopboekvan de Oude Kerk, l5ó9 tot 26 mei 1578. Voor Haes Claes mijn artikel 'Cornelis Anthonisz en zijn omgeving' (JaarboekAmstelodamum79, 1987, 12-34,speciaal33 noot 8). Op 5 juli 1588 werdende lijken van haar en haar man uit de Mindefbroederskerk naar de Nieuwe Kerk overgebracht De combinatie van de voornamen Claes en Haze kwam toen meer voor. Weeskamerinbreng 3, l75vo, 20.10.1520voor Lysbeth, dochter Claes Buyck en Haze Claes (Canter),en huwelijk 1532 van Claes,zoon van Claes Loon Fransz en Heze Claes Heynendr.(vriendelrjke mededelingvan S A. C. Dudok van Heel). Vermeldingvan een zoon Cornelis van een dergehjk echtpaar vond ik echter niet. 23 mo f 50.- stamt vermoedehlk nog uit het testamentvan hun moeder. 24 Eerderevermelding van dit huis op zijn naam vindt men reeds in het kohier van 1562 en Kwijtscheldingen 5, 45,27.11.1564. Jarich kocht toen tegehjk met drie buren het erf achter zijn huis (bij hem ten onrechte gedateerd27.12.1564). 25. Ik kan niet alle bijzonderevermeldingenin ABW 358 en 359 ovememenen beperk mij hier tot een tochr naar Haarlem, waarvoorhij 25.5.1581 { t.t+.S uitgekeerdkreeg. Hij diende daar een prorestin en betaalde aan getuigen ieder een stuiver. Voor vracht kreeg hij 6 st., voor een maaltijd 8 st , voor een ontbljt 3 st. en voor bier l% st. (ABW 358, 82). 26 De familie van Anna Jans,die aan de hand van haar testamenten wel te reconstrueren is. kwam vermoedelijk niet uit Amsterdam.Haar beide ouders moeten ook kinderen uit andere huwelrykenhebbengehad. Haar volle zuster en broer waren Giene Jans en Wiltem Jansz Boomgaard. 27. Ook de eersteverhoging van de alimentatiezullen de Vaders aan hem te wUten hebbengehadl Bij zijn lijfrente post is althansgenoteerddat deze l0 november1599 tot stand kwam door een apostille van burgemeesters op een rekwest daaromtrent. 28. ABW 166, 294 en 295. 2 9 . A B W 1 6 7 ,6 7 e n A B W 1 6 4 , 2 2 2 ( 1 3 . 6 . 1 6 1 2 ) . 30. Het totaal aan uitgavendat de Vaders voor de alimentatiededen vindt men in het Recueil en het is door Coops overgenomen.Het is echter te laag, daar men de laterejaren van Van Wilsem niet heeft berekend en evenmin de uitkenng aan de lekebroeder.De hlfrente voor de weduwe van Jan Janchs was geen alimentatie, maar een zakelrlk transactie. 31. ABW 359, 79. Dit is de enige vermeldingvan inkomstenvan bomen voor de Vaders die ik vond. Op 30.1276 blijh uit een resolutievan de vroedschapdat men toen in verband met de verdedigingder stad ernstig dacht over het omhakken van deze bomen. Voorlopig werd dat uitgesteld.De bomen waren in 1578, zoals uit het huurcontractvan 8 april bleek, een belangrijkonderdeelvan de verhuring. Het huurcontract van 1599 is veel minder duidelijk over de rechten van de Vaders; voor de huurder Rijckelsma waren de elzen zeker van veel belang.Na afloop van zijn huurcontraclín 1612 werden de elzenlanen
60
32. 33. 34.
35.
36.
38.
39.
40.
41.
apart verhuurd van de verschillende gedeelten van het Hof aan drie plateelbakkersJan Christiaens (van den Abele), Jan Jansz Pot en Thijs Jansz.voorf 100.- per jaar (ABW 365,301).Zij betaaldenechter maar eenmaal/ 100.. en nog eens / 30.-, daar in 1613 de elzenlanenreeds door de stad werden gevorderd. ABW 166, 112en ABW 367,2. ABw 363, 350 en 4424, 143. De pooit, die moest worden gebouwd, lag vermoedehjkop de plaats van de oorspronkelijkpoort van het klooster, die dus toen niet meer bruikbaar was. Het wevershuisje,dat verhuurdwas aan Bartholomeus Gerritsz,de wever (ABW 363,45) voor / l(.- te beginnenmei 1597,haddende Vaders in de overeenkomstvan 14.1L1596 met Egbert Pieters Vinck gekocht. Het werd, hoewel buiten het eigenlijke Karthuizerhofliggend, ook aan Rijckelsmaverhuurd.Díe zal het nodig hebbengehad voor de huisvesting van zijn dag- en nachtportier.De huur van de wever hield dan ook met l mei 1600 op. Dit wevershuisje is het enige van alle Karthuizersgebouwen waarvaneen afbeeldingbewaardis uit de tijd zelf. Op 16.2.1602 werd het weiland ten westen van de Karthuizerslaanin kaart gebracht door een landmeter. Waarom dit geschiedde,kon ik niet achterhalen;;vermoedelijkwas het voor de huurdervan het weiland en niet voor Rijckelsma.Maar het geeft althanseen pand dat hr1 huurde,en de preciesesituatievan de Haarlemmerdijk en Karthuizerslaanmel twee toegangennaar het voormaligeklooster.De enige anderekaarÍ uit deze periodeis die van Adnaen Ockers van 20 juli 1591. ABW 140 heeft in het dossier Karthuizershofbehalvehet huurcontractvan 4.9.1599ook de uiteindelijke afrekening van 1612, waarop is aangetekenddat een duplicaat is gegeven aan Tongerlo de Oude. Rljckelsma stond in contact met Comelis van Tongerlo, net als hijzelf oorspronkelijkzijdelakenkoper,en Abraham van Tongerlo. Ik neem aan dat hier Comelis is bedoeld.Abraham gaf in 1611 bij zijn ondertrouw op 40 jaar te zijn, Comelis was blrjkens een verklaring van 1602 toen 47 jaar oud. Hier wil ik er op wijzen dat men uit deze afrekeningvoor de laterejaren enig inzicht in de onderverhuring krijgt, vooral aan de steeds belangrijker wordende plateelbakkers. G. Doorman, 'Octrooien voor uitvindingenin de Nederlandenuit de 16e tot 18e eeuw' (tl+O), met nadere gegevens in de betreffende resolutiën van de Staten Generaal (RGP). G. Doorman, 'Techniek en octrooiwezenin hun aanvang' (1953), 51. Ik nam aan dat Gijsbert Pietersz uit Leiden slechtsvia Rryckelsmahier kan zrjn gekomen, maar moet daarbij wel wijzen op een latere aankoop van hem. Op een weesmeestersveiling werd door de Erven van kapiteinJacob Heeren 1.21608een huis of erf, verpachtvoorf t0.-'s jaars door de Vaders,met bomen, bepfantingen bepotingverkocht uoor f 350.-aan de bierbeschooier JasperCornelisz,die deze op 5.6.1608 overdeedaan Grjsben Pieterszmolenmaker,die toen zelf compareerdeOp 16 12.1608 betaaldeGijsbert de 3e termijn van de koopsom en deed de koop over aan de koopmanCornelis Pietersz Ik vond geen van hen in de index van ABW 365, waarin de erfpachtenverantwoordzr3n. Combinatievan geschutgieterijen plateelbakkerijter plaatsevindt men ook in de compagnievan de geschutgieterAssuerusCoster, die op 29.12.1633een privilege verwierf, waarin de plateelbakkerAdriaen Jellis voor de helft deelnam,maar die op 9.1.1634aan Coster overdeed(NA. 701, not. Jan Wamaerts). Reedsop 8.9.1633 maaktenAssuerusCosteren Vrede van Boecholthun testament,wonendeaan de stadswal in de Karthuizersvoor deze notaris (N.A. 3948, 57). Hrj was de geschurgieter in het giethuis of bushuis dat door de stad in 1614 was gebouwd aan het eind van het Karthuizerhof. NA 254, L64vo,26.6.1614akte van likwidatie van het contractvan 2.10.1605, waaraanuit Amsterdam Abraham van Tongerlo en Gerijt nrlct<elsmahadden deelgenomen,om zout- en waterputtente boren. Voor de buizen werd speciaalelzenhoutgebruikt. Vermoedehjkwas Pieter PieterszEnten uit Howrijk hier de expertdie werkte voor de compagnie.Reedsop 22.3.1602had hij privilegevan de StatenGeneraal gekregen. Blijkensakte van 19.1.1611 werkte hij toen te Aschersleben in Mecklenburg(NA 357, l7 ll not. Cluyt). Op 9.9.1622 kreeg hrj de opdracht 14 putten in Amsterdamte boren (Res. Thesauriersl, 82vo). Oat ook de Vaders van het Weeshuishier al in 1596 belangstellingvoor haddenen dar daar een proefboringgeschieddedoor Mr. Jan Cramer van Lintelo uít Kleef, zou een inteiding kunnen zijn op de laterecontactenmet Rijckelsma(G. Doorman,'Putboren en putslaan,'De Ingenieurno. 18, ó.5.1955). Voor eventuelebelangstellenden in het leven van Rrjckelsma,laat ik de belangrijkstegegevensover diens drie kinderenvolgen:WeyntieRijckelsma,ged. Oude Kerk 193.1587,ondeÍr. 27.10.160? (met consent van haar voogden in Haarlem namenshaar vader) Jan van Nuth, geb. 1582 Aken. Bij geen van de dopen van hun kinderentussen 1608 en 1622 was haar vader getuige.Wel was Jan van Nuth borg voor zijn
schoonvaderin 1614 en 1616 bij diens overdrachtenvan opstallenetc. in de Karthuizers.Op 9.11.1624 wordt hij nog genoemd als wonend in de Koninck David in de Warmoesstraat(NA 1044, 110vo) net als zijn schoonvaderbij de ondertrouwvan 1.3.1586. De familie Van Nuth verdwijnt 1627 uit Amsterdam Slechtsde zoon Thomas,wonendop de Oude Waal, ged. Oude Kerk 27.8.1615,gaatop 6.1.1644in ondertrouwmet BeUevan Langren, wonendte Alkmaar. De afwikkeling van de nalatenschapten behoevevan hun kinderen Weynde en Hendrick vindt men weeskamer inbreng 29, 295 (14.12.1655,laatste afrekeningmet Hendrick 1670). Viaor Rijckelsma, ged. Oude Kerk 23.3.1589,studeertdank zij de bemoeiingenvan zijn ooms Thomas Marinus en Jan Verschuyl op kosten van een Haarlemsebeurs theologie 1612-1613in Duitsland, predikam in Kralingen, 1617-1620 conrector Latijnse School Haarlem, afgezet tegelijk met rector Theodorus 'Haarlem na de reformatie' (1989), zte;. Scluevelius wegens Remonstrantsesympathieen (Joke Spaans, ged. 8.12.1592, 162l Amsterdam Rijckelsma, Nieuwe Kerk tr. Sara van der Voort. Zij vertrekJohannes ken spoedig naar Hamburg. Vele notariële akten vertellen over zijn contacten op zakellk gebied met Amsterdamen familie van zijn moeder.Op 21.2.1636werd voor not. Jan Varnaerts door Sara van Nuffele, eertiids weduwe Thomas Marijn, nu echtgenotevan Reynier van Persijn, raad in het Hof van Hol(N.A. 701). Op 24.11.1639reedste land, het contractvan 13.8.1635met JohanRrjckelsmageannuleerd Gliiclmadt genoemd. 42. Gegevens over het kerkhof van 1602, dat blijkens het begraaÍboekvan de weeskamer reeds 24.5.1602 in gebruik was (begraafregisterbegint pas met augustus 1602), vindt men niet alleen op de afrekening van Rijckelsma (vooral in het Recueil ABW 2, fol. 99 etc.). Behalve een teÍrein op het Voorhof werd ook het binnenkerkhof of monnikenkerkhofvan de Vaders gevorderd. De / 390.- in de gederfde huur van Rijckelsmawerd hun op 20.6.1612door thesaurierenteruggegeven(AWB 367, 8). In ló39 werd het kerkhof vergroot. 4 3 . Vergelijking van het landboek,dat in 1612 afloopt (ABW 363), en het nieuwe huis- en landboek dat dan wordt aangelegd(ABW 365), geeft veel duidelijkheidover de verhuring aan Rijckelsma. ABW 353, 32 en 64 en ABW 365, 295 e.v. (vooral 307 de cel gehuurddoor Van Hogendorp,diens weduwe, en later de dienstmaagd Magdalena Stuurmans). 4 4 De familie van de bierbeschooierSymon Jan Vechtersz is vrij gemakkelijk na te gaan, maar het ltjkt mij goed hier de familie van de pachterVechter Jansz nog iets nadertoe te lichten. Op 12.12.1573compareert hrj op de weeskamer als koehouwer wanneer zijn dochter Griete, weduwe van de varensman Comelis zijn gestorJansz, aan Geerte, oud 3 maandenrf 100.-als vaderlijk erfdeel bewr;st. Vechter moet begin 1582 ven. Dan neemt zijn zoon Pieter, getrouwd met Erm Stevens,de pacht over Na de dood van Pieter in 1599, zien men Erm o.a. op de veilingen van de nieuw in te huren landen.De zoon Vechter Pietersz, houtkoper,gaat op 25.8.1610in ondertrouwop het stadhuisvan Amsterdam met Trijn Fransenen wordt geassisteerddoor zijn moeder. Afwisselend betalen hr1 en zryn broer Steven de verschuldigdepacht. De belangrijkstegegevensover Symon Jan Vechtersz(oudersbegravenNieuwe Kerk 8.1.1592en 17.4.1596) levert daarentegende inbreng na de dood van zijn vrouw Ael Dircs in 1618 aan zijn dan nog minderjarige kinderen. Hun werd o.a. de helft van de GekroondePot op de Delftse Bierkaai toegewezen,die in 1624 bU executie moest worden verkocht. 45 De gegevensdie ik bijeenbrachtover de famitie van Claes Jansz Visscher zullen gepubliceerdworden 'De familie van de plaatsnijder in een artikel in het maandbladvan 1990: Claes Jansz Visscher.' Hier wil ik alleen nog vermelden dat de grootvader Claes Jansz Visscher en zijn echtgenoteJannetge Everts tot 1572 gevestigdmoeten zijn geweestin het Jan Oomen steegjebr.yhet huis Amersfoortaan de Haarlemmerdijk, niet ver ten oosten van de Karthuizerlaan. Zuytzijde,2. Kostverloren,3. In de bocht bij Amsterveen, +. MijlDe vier prentenwaren: l. Chartur.ysers pael bij Slooten (Simon 142-145).
62