HENRI RIVIÈRE, DOOR H. VAN LOON. jlENRI Rivière kent men ten onzent vooral als den ontwerper van de schimmen in den mooien tijd van de Chat Noir. Toen was hij directeur van den schouwburg der Chat Noir. Deze schouwburg mag men niet verwarren met een gewoon theater, den schouwburg Chat Noir niet met de gelijknamige cabaret, waar Salis aan het hoofd stond, Rivière's schimmen niet met Chineesche schimmen. Van die tooneelinrichting en wat daarbij hoort heeft de schilder me verteld op een vroegen, grijzen ochtend, dat ik bij hem naar de vijfde verdieping op den Boulevard de Clichy de donkere, uitgesleten trap kwam opgeklauterd tot waar je de huizen zich ziet stapelen tegen de Butte naar die vooze, maar altijd indrukwekkende bekroning van de Sacré Coeur. Aan den voet van dien heuvel woont dit kind van Montmartre, geboren in de Rue Montmartre, in zijn jeugd een der doorluchtigste verbreiders van den Montmartre-geest. De wijde hemel vult de sober gemeubelde, ingetogen vertrekken met een koele klaarte. Veel boeken staan er, het is er ordelijk, eigenlijk bereidt niets erop voor, dat hier de schilder Rivière woont. Hij is een sober man van liefderijk aanschouwen en geduld, van overgaaf en studie. Liefde, zegt hij, daarop komt het aan. Op het oogenblik is hij met andere dingen bezig dan in den bloeitijd van de cabaret. De kunstenaar is verouderd, jong en innig menschelijk bleef zijn kunstdrift. Daarvan wil hij zoo velen als maar mogelijk is laten genieten. De mededeelzaamheid van de cabaret-kunst bleef hem eigen. Hij vertelt van dat Theatre du Chat Noir. Het tooneel was er klein, in verhouding daartoe waren de schermen tienmaal grooter dan die van de groote Opéra. Een zestal mannen maar hanteerden ze. Rivière had dat alles in elkaar gezet. Buiten het tooneel staande belangstellenden liepen er soms binnen, Rivière noemt onder anderen Waldeck Rousseau. Die stonden verstomd over wat ze daar aan inrichting en afmetingen achter het doek zagen. De lust in het decoratieve is Rivière bijgebleven, men weet hoe schoone en omvangrijke paneelen voor binnen-kamertooi hij heeft ontworpen. Landschappen zijn het, wel zes en een halven meter lang. Bretagne heeft zijn voorkeur, daar zit hij het liefst. Te Parijs kan hij nauwelijks werken, de schel staat er niet stil, zes maanden van het jaar brengt hij op 't land door. Vertellend maakt ook Rivière onderscheid tusschen een mooi landschap en een, dat hem stof tot schilderen of etsen biedt, al kan het eene natuurlijk met het andere samenvallen. Eteevier's LXIII. No. 3.
11
146
HENRI RIVIËRE.
n
Die decoratieve paneelen eischen uitvoerige voorstudie. Vandaar die honderden aquarellen, in het Louvre tentoongesteld geweest. Dit was de eerste maal, dat profane oogen ze zagen. Men begrijpe wel: elke waterverfteekening is een gaaf geheel. Van schetsen hebben ze niets, ver zijn ze doorgevoerd. Over de techniek, en wat hij daarmee voorheeft, heeft de grijze schilder, me met jeugdige opgewektheid verteld. Hij nam me mee voor zoo'n staal van zijne kunst, deed me den aanblik van dichtbij en uit de verte vergelijken en eischte vooral mijn aandacht voor de vereenvoudiging van de natuur, daarin aangebracht. Een veelheid is er in een volte aan motieven, aan kleurvlakken, die nooit onrustig aandoet, daar ze met zekere hand is opgebouwd. De zekerheid, daar komt het bij deze factuur op aan. Rivière toch ontwierp deze aquarellen zonder wat hij de g o u 11 e d' e a u noemt. Dat is allerminst afkeuring van de gewasschen aquarellen. Hij haast zich daarop te laten volgen, dat hierin mooie dingen zijn bereikt. Hij echter wil wat anders. Zijn procedee maakt het noodzakelijk, de kleuren aanstonds raak op te zetten, anders ontstaat er een grijs, dat het geheel vergroezelt. Dit wat de aquarellen aangaat. Een vernieuwer blijkt hij vooral in zijn kleurgravures op hout. Daarbij dringt zich de herinnering aan Japansche kunst op, zonder dat de beschouwer een oogenblik aan navolging denkt. Inderdaad heeft de schilder deze techniek van de Japanners afgekeken. Hoe te deksel speelden ze dat klaar, vroeg hij zich af, Japansche prenten op de hand monsterend. Toen toog hij aan het speuren en het zoeken. Die gravures zijn er het resultaat van. Uitvoerig heeft de schilder me uitgelegd hoe dat in zijn werk gaat. Voor een zoo'n prent zijn een tiental tot eenige tientallen planches noodig, alle verschillend van kleur. Als boeken heeft hij ze in zijn kast geschaard gehad. Gedurende den oorlog verstookte hij er een stapel van. Jammer, zei ik. Waarom, wierp Rivière tegen, ze hadden hun plicht gedaan, het aantal afdrukken is heel beperkt. Van één gravure heeft hij de planches bewaard. Keurig genummerd staan ze naast elkaar als de deelen van een encyclopaedic De schilder legt er me enkele van voor. Daarna haalt hij een dier prenten zelf uit de lijst, ten bewijze, dat de kleurstof het papier geheel doortrekt. Van achteren gezien, is deze maar iets matter dan aan den voorkant. Dit maakt ook, dat deze gravures niet door de inwerking van zon achteruitgaan. Wil men ze vernietigen, dan moeten ze geheel verbrand. Het papier is ook iets bizonders, het komt uit Japan; door een gelukkig toeval heeft de schilder er de hand op kunnen leggen. Bij de bewerkingmoet het heel vochtig gehouden. Dit vermeerdert de moeilijkheden van de behandeling, daardoor toch zet het uit. Het spreekt van zelf, dat de
HENRI
R I V I E R E , 1 4 7
mate dier uitzetting overal precies gelijk moet blijven, dus de kunstenaarambachtsman verscheiden proeven als mislukt moet wegdoen voor een gravure geheel naar wensch is geslaagd. Hij zelf moet de drie stadia van het ontstaan bewerken. Dit is erg vermoeiend, omdat daarbij geen drukpers kan gebruikt, het afdrukken moet met de vuist gebeuren. Men begrijpt nu wel, hoe verbaasd de nienschen stonden, toen Rivière opeens met heel een bezending kleurprenten op hout voor den dag kwam. Een arbeid van jaren zat daarin. Op het oogenblik heeft hij allerhande uitgaven van oude kunst onder handen. Hij is zoo gelukkig, op een Maecenas te zijn gevallen, die hem zei: ga je gang maar, met het geld komt het wel in orde. Zoo is hij nu bezig met het verzorgen van reeksen reproducties naar Gothische tapijten, oude Portugeesche schilders en plateelkunst uit het verre Oosten. In die Gothische, decoratieve ontwerpen zoo goed als in de prachtige afbeeldingen naar middeleeuwsche Portugeesche kunst is een krachtige, volle en frissche menschelijkheid. Rivière toonde me bij de eerste er een, door Rogier van der Weyden ontworpen, bij de laatste een reproductie, die naar van Eijck leek gemaakt. Daarbij streeft hij zoo veel mogelijk naar het onontgonnene. Wil een werk slagen, aldus een zijner stellingen, dan moet het aldus van aard zijn, dat het binnen 50 jaar niet behoeft overgemaakt. In zijn studie over de Chineesche en Japansche ceramiek begon Rivière bij voorbeeld, waar anderen ophielden. Hoofdzaak is natuurlijk, dat de fotografische reproductie het oorspronkelijke zoo dicht mogelijk nabij komt. Krijgt een gewoon fotograaf de opdracht, zoo'n kostbaar stuk te reproduceeren, een ander ambachtsman in last, de volgende behandeling toe te passen, en zoo voort, dan ontbreekt daaraan de liefde, het geduld, de toewijding en de nauwkeurigheid, die Rivière er aan geeft en die deze werken, de kosten voor één waarvan anderhalf miljoen frank bedragen, tot iets ongemeen kostbaars maken, gelijk ook de bundel reproducties naar nieuwe aanwinsten van het Louvre, waarvoor de jaarlijksche zorg op Rivière rust, iets prachtigs is. Heel een verzameling aquarellen, teekeningen en etsen van Rivière is de maand Februari in het Louvre ten toon gesteld geweest. Verschillende procedees waren daar te onderscheiden, toegepast op stukken, waartoe verschillende hoeken van Frankrijk, verschillend vooral van karakter, stof geleverd hadden. Zijn heele land schijnt de schilder te hebben doordwaald op zoek naar plekken, vragend om reproductie door 's kunstenaars oog en hand. De laatste blijkt de techniek volkomen meester. Ze past deze aan bij het karakter van de natuuromgeving. Oude stadshoeken, rotskust, verweerde boomen, begroeide hellingen, uitgestrekte vlakten, alles heeft hem aan het werk gezet.
148
HENRI RIVIËRE.
G
Van rauwe plekken aan de barre zeekust, maar ook van de landelijke eenzaamheid heeft hij kleurgravures op hout gemaakt. Het resultaat lijkt wat dor, het doet aan prenten aan den schoolwand denken, in vlakke tinten werden ze opgebouwd. Die bazaltstapels, als van blok tot blok allengs opgetorend, toonen er zich in het elementair geweld hunner starre indrukwekkendheid. Hij is om dat weer te geven herhaaldelijk op een rotspunt geklommen. Dan strekten die inhammen als fjorden zich in een lange kartellijn aan zijn voeten uit. Onverbiddelijk stuwt de zee haar lange schuimgolven, onophoudelijk breken ze daartegen in stuivende buien. Het spatten dier vlokken vindt men er op geschetst. Grillig en geweldig, ruw en star is er de natuur. De kracht-vol-karakter dier forsche lijnen wordt getemperd door de verscheidenheid der kleur van het gesteente, van de bloemen en grassen, die het begroeien; ook die kleuren werden opgenomen in den toon van het geheel. De strengheid der natuur, de wreedheid en onzekerheid van den Oceaan hebben de ziel van de bewoners gekneed. Op Rivière's meeste werk is het eenzaam. Soms zette hij daar menschen in. In een andere groep van de tentoonstelling ziet men een heele drom; een processie afgebeeld. In deze compositie evenals in de gestalten stuk voor stuk is datzelfde sobere en ingebeten karakter als in de landschappen. Hij zet de menschen als onderdeden in het landschap, op den bodem, in de omgeving, die hun werk verschaft en hen maakt tot wat ze zijn. Die menschen hebben het ingekeerde, het stugge en verweerde van alle kustbewoners. Geestelijk lijken ze verminkt, ook lichamelijk zijn er veel gebrekkigen. Men ziet ze neergehurkt in de schaduw als in de beschutting van de kerk, terwijl de processie haastig daaromheen zwenkt. Hun God belijden ze in een harde vroomheid. Door forsche lijnen onderscheiden zich de etsen. Deze heeft hij meest naar dorpsgevallen ontworpen. Het kantige en het vervallene van door een rieten dak bekroonde boerenhuizen trekt hem aan. Sterker werking gaat van zijn boomen uit. Dit lijken portretten, men zou ze herkennen. Meest zijn het pijnen, maar ook cypressen. Beuken en eiken vindt men in een andere afdeeling van de tentoonstelling afgebeeld. In die boomen is een stoere menschelijkheid. Door niets bijzonders trekken ze de aandacht, de schilder bracht ze op papier gelijk zijn gevoelig oog ze zag. Aan de omgeving kan hij niets hebben opgesierd. Daar staan ze in hun prachtige, niets vragende, het genot van hun ongeweten schoonheid, 's zomers de koelte hunner schaduw gevende kracht. Kracht.... ? Stormen menschengeweld hebben ze geschonden. Zie dien neergeknakten en verminkten reus. De wind, de bliksem, wat ook heeft den stam gekloofd, de kruin raakt, voorovergebogen, den grond, nu de stam in 't midden is versplinterd. Het lijkt de beenbreuk van een mensch. Elders ziet
XXIX
HENRI RIVIÈRE.
HENRI RIVIKRE.
A, ROEIDA.
DOOR CH. LÉANDRE.
,,I.A
MARCUIC a
i.'icTon.Tc,
GEVEL VAN DE CHAT NOTR.
<j11]•: TAP.I.ICAU:
I.A C R K C I I E .
XXX
II UN lil
KIVIEKK,
L'ICNTUKKHMUXT
U W
i ' A K A i ' i . i ' i i-:s
3
H
E
N
R
I
RIVIËRE.
men deerlijk besnoeide boomen, het werden parodieën als staketsels. Waterverf-teekeningen namen het grootste deel van de tentoonstelling in. In Bretagne, Savoie, het dal van de Chevreuse, den Elzas en Montmartre werden de meeste gemaakt. Weer leverden de falaises hem voornamelijk stof. Wie zelf een penseel in handen heeft, zal genieten van de vlotheid, waarmee Rivière de technische moeilijkheden heeft opgelost. De aquarellen, bijna altijd bescheiden van afmeting, doen krijtigaan. Op het eerste gezicht lijken ze academisch. Inderdaad is de schilder er niet voor teruggeschrokken, de details in rotsenbouw en vegetatie nauwkeurig weer te geven. Dat echter belette hem niet, ruimten te verkrijgen van prachtige verschieten, waarin de plannen schuiven en aan de kust de brokkelige landtongen uitspringen, terwijl kapen zich in het water in een reeks afdalende brokken als wervels voortzetten, waarvan de verbinding onder het oppervlak der zee schuil gaat. In de aquarellen naar Savooische landschappen, bewondert men, hoe Rivière, de waterverftechniek zuiver houdend, erin is geslaagd den damp boven de bergen weer te geven. In den Elzas, vooral bij en in Kayserberg, heeft hij naar oude woningen gewerkt, de muren prachtig met houtwerk getooid onder het overkragende, bultige dak. De stemming, die nog in Straatsburg's oude buurten hangt, de romantiek der nauwe kronkelstraten trok hem aan. De teere lieflijkheid der Chevreuse-vallei in lentetooi verheerlijkte hij op andere aquarellen. Ten slotte Montmartre, het echte, ongeschondene, dat, nu het houweel meer en meer weghakt, al dichter om de Sacré Coeur ineenhurkt. Men vindt ze daar, de Rue du Mont Cenis, de Rue Cortot, de Rue Norvins en hoe ze heéten mogen. De zich zelf gebleven schilderachtigheid der bouwvallige, schurftige gevels, de grillige straten met de hobbelkeien, waarvan de verstorvenheid door babbelende buren nauwelijks wordt verbroken, de vlakke schaduwen in de zonnigheid der straat, aan het eind waarvan, schril wit of dampig als een moorsche droom, de koepel naast den toren van de Sacré Coeur rijst. In 1898 behandelde Louis Morin ,,quelques artistes de ce temps" (1'artiste, revue de 1'art contemporain, Parijs) in een boekje met mooie reproducties, onder anderen naar Louis Le Grand, de beide Chérets en Rivière. Het is een uitgaaf voor boekenvrienden, vijftig genummerde exemplaren bestaan er maar van, alle op chineesch papier. Op de Nationale Bibliotheek te Parijs is er een, men is er zuinig mee, slechts aan de t a b l e d e r é s e r v e mag het geraadpleegd. Morin erkent, belangstelling hebben Rivière's schimmenspelen stellig gevonden. Daartoe haalt hij het ontstaan van de Chat Noir op. Dat was in de jaren na '80. Het was alles naturalisme, wat de klok sloeg,
i5o___
HENRI RIVIËRE,
D
de tijd van de leuze, door het hoofd der beweging als een klaroenstoot gegeven: de republiek zal naturalistisch zijn of ze zal niet zijn. Er dreigde vervlakking, vergrauwing, verstrakking. Toen brak Rodolphe Salis den ban, metterdaad den terugkeer tot het kleurig individualisme, het zich willen onderscheiden, het anders dan de naturalisten deden é p a . t e r les b o u r g e o i s predikend. Daar verscheen hij uitgedost als maskerade-grande, zich brutaliteiten veroorloovend en slagend, dank zij zijn verregaande brutaliteit. Van de schilders, die hij om zich zelf en zijn streven groepeerde, had Willette den meesten invloed. Willette echter kreeg ruzie met den baas die naar hij meende hem verongelijkte, waarom die père noble, welke erg venijnig uit den hoek kan komen, de nagedachtenis van den vader der Chat Noir nog wrok toedraagt. Henri Riviere volgde Willette op. Hij was nog haast een kind, maar wat 'n werker ! Schilder-dichter noemt hem Morin. Rivière zette toen den schouwburg van de Chat Noir op. Gebrekkige middelen stonden hem maar ten dienste, hij wrocht er wonderen mee, dank zij de kracht van zijn verbeelding en technische bedrevenheid. Kunstenaarambachtsman is Rivière gebleven. De ijver, de volharding, de tegelijk hartstochtelijke en stipte toewijding is in den oudere nog on verzwakt. Met die schimmenspelen heeft Rivière wat nieuws, heeft hij uit eigenlijk niets een genre, dat een kunstsoort is, geschapen. Na hem voelden anderen zich tot iets overeenkomstigs aangetrokken. In Nederland kregen de schimmen van Ko Doncker en anderen vermaardheid. Ook Fransche cabaretiers legden er zich op toe. Ik herinner me een vertooning, waar wijlen Montoya, van dokter chansonnier geworden, bij schimmen tekst zei. Het was niet veel zaaks. Morin is opgetogen, over wat Rivière van zijn schimmen, van de Marche a 1'étoile, Sainte Geneviève, 1'Epopée, Ailleurs (tekst van Maurice Donnay) Phryne.laTentationdeSaint Antoine, Héro et Léandre, en 1'Enfant prodigue wist te maken. Met doorfonkelde kerkvensters vergelijkt hij ze, Rivière, aldus Morin, schilderde met licht. Er was belangstelling, toch was het aantal bezoekers van zelf gering ,,Oom" Sarcey had er bezwaren tegen, hij zag er niet anders in dan toover-lantaarnprenten, andere critici kozen daarentegen overtuigd voor Rivière partij. De tijd was nog niet rijp, om zijn streven naar hervorming van den plastischen kant der tooneelkunst volle recht te laten wedervaren. School heeft Rivière niet gemaakt. Sleur met praal- en gemakzucht beheerschen nog de tooneelinrichting van opera en alle schouwburgen, een enkelen uitgezonderd. Toch had Rivière droomen: voor Wagner-opera's wilde hij decors ontwerpen. Wie die schimmen zelf niet heeft gezien, kan zich van bijvoorbeeld de Tentation de Saint-Antoine geen beeld maken; de tafreelen daarvan
C
HENRI RIVIERE.
151
zijn met muziek en tekst uit Flaubert's boek tot een schoonen bundel vereenigd, waarin de fijne humor in Antonius' armzalige gestalte, de scherpe karakteristiek van ieder afzonderlijk, de levendigheid-in-rust der groepen en de frissche kleur ter afwisseling van het zwart tot bewondering stemmen. Georges Toudouze heeft Rivière's levenswerk in woord en beeld gebracht. Het prachtige boekje in 1907 bij H. Floury te Parijs verschenen. Ook Roger Marx heeft zich beijverd, dezen kunstenaar voor de massa toegankelijk te maken. Van de massa's is Rivière nog geenszins. Zoowel in de Nationale als in de bibliotheek van de School der Schoone Kunsten zocht ik Toudouze's aantrekkelijke, tot de massa sprekende, voor de massa zoowel als kunstgeleerden bestemde boek tevergeefs. Wie denkt, wie spreekt hier over Rivière ? O, het is niet noodig, 't is wellicht wenschelijk zoo. Rivière hield zich heel zijn leven opzettelijk buiten het gewoel. Met moeite was hij eindelijk tot een tentoonstelling te bewegen. Over een overmaat aan aanmoediging of aandrang heeft hij geen klagen. De overheid, anders hier gul met aankoop of opdracht, verwaarloosde Rivière's decoratief vermogen. Waren voor hem in eenig staats- of stadsgebouw geen wanden te tooien gelijk Puvis de Chavannes het 't Pantheon en de Sorbonne heeft gedaan? De grief werd wel gehoord: Rivière werkt daartoe op te kleine schaal. De kunstenaar heeft getoond, ook anders te kunnen. Nu wedervoer hem het tegelijk grievende en verheugende, dat een Japanner, Tamasi Hajasji, hem eenige wanden van zijn woning beschilderen liet, waarvan de eigenaar overigens niet heeft genoten, daar hij vóór het gereed kwam overleed. Toudouze kan van een overeenkomstige opdracht in eigen land geen gewag maken. Dit gebrek aan indringende belangstelling deert den schilder niet, Hij zal het voor zich zelf uit den aard van zijn edele begaafdheid en karakter verklaren: hij werkt niet voor de menigte. Concessies doet hij allerminst. Overigens maakt hij het zich te druk, om zich met de reactie van de menigte het hoofd te breken. Hij ziet in de toekomst, hij is streng voor zichzelf. Dit leven is inderdaad verwonderlijk gevuld. Gelukkig kan men zich nu nog naar fraaie reproducties in kleuren een beeld maken van wat de schimmenspelen waren. Dat van den heiligen Antonius is jeugdwerk, maar wat is het rijp ! Vast was reeds de hand die het ontwierp, ironisch en schittergraag de geest. Die schimmentooneelen, ze boeien stuk voor stuk. Gefascineerd beziet men de reproducties, telkens weer ontdekt men er wat nieuws. Van wat gewoonlijk aan schimmen vertooningen geboden wordt, hebben ze bitter weinig, toch gaat er de sterke bekoring van de Chineesche schimmen onzer jeugd van uit. Deze decoratieve
1
5
2
H
E
N
R
I
RIVIERE.
opvatting, al dan niet in kleuren, die stoeten menschen, de pracht van oostersche tafreelen en de geheimzinnigheid der landschappen laten de verbeelding vrij spel. Strak zijn de lijnen, niets werd aan het toeval gelaten — wat sterke stemming, ook van mist en schemer, werd daarmee verkregen ! Deze kunst lijkt koud bij het eerste zien. Men moet erin doordringen, de schilder komt u niet tegemoet. De tijd, dat hij rechtstreeks het menschelijke weergaf, is voorbij. Daarmee is volstrekt geen ver gedreven estheticisme in hem blootgelegd, alsof de menschen sindsdien slechts als stilleven waarde zouden hebben. Zijn vizie echter is boven het toevallige van een figuur in een stadshoek, een bosch of aan zee uit, een figuur zou den vasten, haast architectonischen bouw kunnen verbreken. Zijn blik dringt tot de kern, het wezenlijke of het algemeene-in-het-bizondere. Dit klinkt diepzinnig, de lezer late zich niet verschalken. Rivière is stellig een levenswijze, hij toont te beseffen, dat alleen gestadig bezigzijn, dat is: zich wijden aan een zich zelf gestelde taak, voldoening geeft, in leerstelligheid is hij niet verstard. Schildert hij een boom, een rots, wat ook — ze zijn geïndividualiseerd, zijn talent heeft ze gewaarmerkt. Bovendien zien we daarin de vertegenwoordigers van de soort, daar de kunstenaar die beelden tot het enkelvoudige herleidde zonder cerebraal te worden. Hij kan zich dit veroorloven daar hij verschillende stadia doorloopen heeft, onder andere dat, waarin de mensch middelpunt was zooals in dien potsierlijken begrafenisstoet,, één dunne rij regenschermen achter elkaar als glimmende paddestoelen.. In Parijs geboren, aan Parijs trouw gebleven, bleef hij nochtans zich kind voelen van de natuur. Stad en land, beide boeiden hem, beide leverden hem stof. Geheel zich zelf blijkt hij ook in zijn stadsstudies. Wat is er bijvoorbeeld niet op den Eifeltoren gescholden, die zijn schraal gebeente als de ongetwijfeld slanke kroon van het industrieel vermogen onzer dagen boven wat de eeuwen aan traditie en schoonheid wrochtten heft! Rivière toont den toren, in het stadsbeeld opgenomen. Van verschillende kanten heeft hij dien op papier gebracht. Op één plaat ziet men den schilder zelf, tusschen de ijzeren gebinten zwevend. De toren zelf moet hem onverschillig hebben gelaten. Echter trof hij zijn oog in het stadssilhouet, deze tengere rijzing tusschen en boven het massale en massieve. Ook daarin werkte hij in het Japansche spoor zonder zich zelf prijs te geven. Indrukwekkend is de kwaliteit en kwantiteit van wat Rivière al voortbracht. Hij is nog verre van oud, in 1864 werd hij geboren. Onvermoeid is hij heel den dag in touw, zij het niet louter als kunstenaar. Het ambachtelijke legt op een groot deel van zijn tijd en geestkracht beslag.
XXXI
HENRI RIVIERE.
HENRI RIVIERE.
SOUS LE PONT DES ARTS (AQUARELLE).
NOTRE DAME DE PARIS (AQUARELLE).
xxxri
HENRI RIVIERE.
HENRI RIVIERE.
CRoguis 1'orR LE PARDOX I)E SAINTE-AXKE-I.A-PALl'I).
PAYSAGES BRETONS) DEPART DE BATEAUX SARDINIERS (TREBOUI.) (lIOUTSNEDE IN KLEUR).