Voer voor de goede wolf
29
Op pad, nog voordat de eerste ooievaar vliegt, nog voordat de eerste koekoek roept, en zien hoe de wereld wakker wordt. Een wonder op zich.
ASTORGA
V
an de volgende morgen word je vanzelf poëtisch, of je wil of niet: Op pad, nog voordat de zon boven de horizon komt, als de rijp de velden nog zilver kleurt en de nevel nog boven de dalen zweeft.
Het kunstwerk Op de glooiing boven het dorp heeft een lokale kunstenaar (of wat daarvoor door moet gaan) zich uitgekuurd. Op het bordje staat ongetwijfeld een stichtelijke
347
348
Astorga
spreuk maar ik kan daar geen chocola van maken. De soigneur Op het eenzame plateau, bij een half vervallen schuur, heeft David, een Braziliaanse man, een “servicepunt” voor pelgrims ingericht. Ik koop er mijn ontbijt bij elkaar. Of kopen, er is geen prijs. Alles is donativo, “om opnieuw voedsel voor andere pelgrims van te kunnen kopen.” Hij probeert de mensen op hun gemak te stellen met “dit is jóúw huis!” Nou ja, huis. Hij slaapt buiten, in een soort bedstee van doeken en zeil met een schamel afdakje. Zomer en winter, al jarenlang. Natuurlijk, hij is helemaal losgeslagen van de wereld. Maar hij is wel heel positief bezig. Ondertussen predikt ook hij zijn boodschap. Die is wel wat tastbaarder
dan de filosofie die we gisteravond hebben moeten aanhoren: “Het gaat in het leven niet om het ‘mijn’. Mijn geld, mijn huis, mijn auto. Het gaat om het geluk van de ánderen. Dát is het doel van het leven. Als je daaraan werkt, word je zelf ook gelukkig.” Okay, David, je hebt, denk ik, wel gelijk. Maar het is nog wel erg vroeg in de mor-
Voer voor de goede wolf
gen (de zon is amper op) voor dit soort kost. Over kost gesproken: dat brood van hem kan ongetwijfeld nog van alles navertellen over de burgeroorlog. Niet weg te kauwen! Geeft niet, de bedoelingen zijn heel nobel. Vandaag staat een mini-etappe op het programma: 12 km naar Astorga. Al onverwacht snel komt dat einddoel in zicht, prachtig gelegen in een grote kom, met op de achtergrond de bergen waar we de komende dagen overheen moeten. Heerlijk om zo vroeg in de voormiddag al aan te komen, lang vóórdat je je voeten begint te voelen. (Je hoort me daar niet meer over, maar ik ben nog steeds elke pauze en elke avond echt blij als ik mijn schoenen uit kan trekken. Vooral mijn linker
begint altijd te knellen. Net of die een half maatje te klein is. Of, ook zeker niet onwaarschijnlijk, mijn voeten zijn niet even groot).
349
350
Voer voor de goede wolf
In Astorga voegt een variant van de Zilverroute zich bij de Camino Francés. Die Zilverroute is de camino vanuit ZuidSpanje. Hij begint in Sevilla. Astorga was in de Romeinse tijd een stad van bovenmodale allure, Asturica Augusta genaamd. Al meteen binnen de muren word je daarmee geconfronteerd: onder glazen platen liggen de restanten van een Romeinse villa, inclusief een stuk vloermozaïek (zie blz. 349). Kathedraal De twee torens van de kathedraal zijn met luchtbogen verbonden met de eigenlijke kerk, net zoals in León. De gevel is volkomen symmetrisch en de twee torens zijn dus nagenoeg identiek van vormgeving. Toch is er een opmerkelijk verschil: de kleur. De een is rood en de ander beigebruin. Dit opvallende kleurverschil kom
je elders in de kerk ook tegen. Heel merkwaardig. De voorgevel, en zeker het portaal, is barok-in-volle-glorie. Je moet ervan houden, van al die drukte. Maar op een of andere manier stoort het me hier niet. Boven de deur wordt de kruisafname van Jezus afgebeeld en een van de zijpanelen laat de verdrijving van de tollenaars uit de tempel zien. Helemaal aan de andere kant siert Pedro Mato het torentje boven het koor. Het is een lokale volksheld die in de slag bij Clavijo meegevochten zou hebben aan de zijde van Sint Jacobus. Het verhaal wil dat de soldaten van Napoleon hem tijdens de Franse invasie aanzien voor een man op een uitkijktoren. Hoewel ze al hun munitie op hem verknallen, weten ze hem niet naar beneden te halen. Dat zou hen bang gemaakt heb-
351
352
Astorga
voorbij Astorga geraakt. Vanaf hier begint zijn ster te verbleken. Van binnen is de kathedraal minder groot dan verwacht, met maar heel smalle zijbeuken. Er is wel veel licht. Sommige ramen hebben nieuw glas-in-lood, van een hypermoderne vormgeving. Een zachte baritonstem zorgt voor een heel sfeervol achtergrondgezang, allemaal gregoriaanse muziek.
ben voor de moed van de verdedigers van Astorga. Wat in ieder geval wél zeker is: die veldtocht tegen Spanje is zeker geen onverdeeld succes geworden. Napoleon is nooit
Maria Hemelvaart Op het paneel van Maria Hemelvaart wordt zij door engeltjes omhoog getorst. Ik bespeur bij die engeltjes een belangrijk aerodynamisch manco: ze hebben helemaal geen vleugels. Hoe kom je dan nog omhoog? En al helemaal met Maria als ‘betalende lading’? Of is de kunstenaar zijn tijd misschien ver vooruit? Heeft hij al een vermoeden van dan nog onbekende wetten van de fysica? Wordt hier misschien avant la lettre
Voer voor de goede wolf
(dat wil zeggen: vóór Montgolfier en Graf Zeppelin) het principe lichter-dan-lucht gebezigd? Of heb ik weer eens een cynische bui en waardeer ik dit kunstwerk niet op zijn eigenlijke waarde? Een trappenhuis leidt naar het vroegere klooster. Dat is nu een museum van kerkelijke kunst. Een 15e-eeuwse serie houten panelen van de koningen van Israël vind ik het meest indrukwekkend. Je kunt moeilijk ontkennen dat die makkers enige autoriteit uitstralen. De stempel van de kathedraal van Astorga is veruit de mooiste tot dusver.
353
354
kreet op die kerkhofpoort van enkele weken geleden. Naar verluidt lieten vrouwen zich vroeger als boetedoening voor de rest van hun leven inmetselen in dit gebouw zonder deuren. Ze leefden van wat voorbijgangers hen te eten aanreikten. Dat mensen er zó van overtuigd waren dat dit leven hier op aarde slechts een soort opstap was, niet veel meer dan een karaktertest. Dat ze werkelijk dachten dat je met dit soort ultieme versterving een mooiere plaats in de hemel kon krijgen; of je ziel kon redden. Binnen die redenatie kan een ellendig leven met veel tegenslag zelfs een zegen zijn. Die gedachte bevat dus ook veel troost. Naast de kerk staat een gebouw met boven een getralied venster een Latijnse tekst. De vertaling luidt: “Gedenk mijn toestand. Gisteren ik, vandaag gij.” Lijkt erg op die
Dat is altijd een van de sterke punten van het christelijk geloof geweest: het heeft heel veel troost geboden aan diepbedroefde mensen. Ik heb dat zelf nog meege-
Voer voor de goede wolf
maakt toen lang geleden een jong nichtje van me plotseling gestorven was. Op haar begrafenis zei mijn moeder tegen haar oma: “Ge moet maar zo denken: zij is nu een mooi engeltje in de hemel.” De tekst op de steen is erg vervaagd, net zoals mijn kennis van het Latijn. Maar de vertaling lijkt me niet erg accuraat. Zelfs een leek kan zien dat er veel méér staat dan alleen die zeven woorden. Palacio de Gaudí Aan de andere kant van het plein staat het Museo de los Caminos. Deze is ingericht in een interessant gebouw: het voormalige bisschoppelijke paleis, een schepping van de bekende architect Gaudí, een eeuw geleden. Als het zonlicht door de gebrandschilderde ramen naarbinnen valt, ontstaat een verrassende mengeling van lijnen en kleuren. Veel voorwerpen uit kerken langs de ca-
355
356
Astorga
mino zijn hier ondergebracht, met name Jacobsbeelden en pelgrimsmedailles. Dit gebouw is van vroegere datum (1889) dan dat in León. Toch herkennen we zeker in de ingangspartij en de kapel al veel meer de onconventionele stijl van de Gaudí van de beroemde werken in Barcelona. Het hoogtepunt is wat mij betreft zonder meer de kapel. Echt schitterend gemaakt! Ik vind het een heel bijzonder gebouw; echt mooi van vormgeving. Toch kan ik dubbele gedachten niet onderdrukken als ik denk aan de oorspronkelijke functie: een bisschoppelijk paleis. Dat spoelt mijn film meer dan duizend kilometer terug, naar Midden-Frankrijk: Een eindje voor Poitiers kwamen Henk en ik langs een 15e-eeuws chateau, helemaal omge-
ven door een slotgracht. Ik vond het echt geen onaardig ding, totdat… Totdat ik het informatiebordje las. Het bleek het zomerverblijf (!!) van de bisschop van Poitiers te zijn. Kijk, dit vind ik nou kwalijk. Dit zijn toch toonbeelden van bovenmatigheid van de kerk. Nee, wacht! Eerst even wat anders: Voordat je begint te kankeren op de VS en hun oorlogszuchtige bemoeienis met allerlei landen, moet je eerst eeuwige dankbaarheid uitspreken over wat zij in ‘44-’45 voor ons gedaan hebben. Net zo moet alle kritiek op de kerk beginnen met een eindeloze waardering voor al het goede, al die zorg en al die onbaatzuchtige liefdadigheid gedurende twintig eeuwen. Vandaag de dag zorgen scholen voor het onderwijs, ziekenhuizen voor de zieken,
Voer voor de goede wolf
zorginstellingen voor de bejaarden en hebben we de bijstand voor de armen. Geregeld door de overheid. Dat is allemaal pas tamelijk recent zo. Honderd jaar geleden was dit alles het primaire domein van de kerk. Maar dan praat ik wel over de kleine dorpspastoors die troost geboden hebben. Dan praat ik over duizenden en duizenden anonieme nonnetjes die liefdevol gezorgd hebben voor wezen, zieken en bejaarden; die de kinderen onderwezen. Dat neemt niet weg dat… Dat neemt niet weg dat de uitwassen ook talrijk waren. Natuurlijk, ook die bisschop van Poitiers had een dak boven zijn hoofd nodig. Dat verblijf stond natuurlijk in de stad zelf. Ik ging er gevoeglijk van uit dat dat optrekje enigszins bovenmodale maten had. Was dat nodig voor iemand die geacht werd celibatair te leven? Ja, toch wel. Zo’n man had een staf om zich heen. Die mensen moesten ook ergens kunnen eten, slapen en werken. Zo’n man moest ook gasten kunnen ontvangen. Maar zou het desondanks misschien ook een onsje minder gekund hebben? Oh, vast wel! Maar werkte zo’n bisschop nou zó hard dat hij voor zijn recuperatie ook nog een buitenhuisje nodig had? En waarom in godsnaam moest het dan zoiets majestueus zijn als dat chateau? Ook die luxueuze uitspatting was cent voor cent bijeen geploeterd door arme mensen! Vind je het gek dat een kerk die zich zulke buitensporigheden veroorloofde, ook op andere punten, die meer het feitelijke geloof betroffen, op een dwaalspoor raakte? Vind je het gek dat kritische mensen daar vraagtekens bij gingen zetten? Vind je het gek dat er dan zoiets ontstond als de Reformatie? Hier in Astorga krijg ik nu wéér heel sterk datzelfde gevoel: kan het niet een onsje
minder? Is deze grootsheid en praal echt nodig? En zo ja, voor wie? Voor het prestige van de bisschop? Voor het prestige van de kerk? En wie heeft ook dit betaald? Juist ja! Echt, de kerk heeft heel veel goed gedaan: de ondersteuning van mensen in moeilijke dagen, liefdadigheid, de opzet van sociale verzorgingssystemen. Maar dan heb ik het dus vooral over monniken, over brave dorpspastoors en over eenvoudige nonnetjes. Zíj zijn het sociale gezicht van de kerk geweest. Over de hogere echelons ben ik een stuk minder enthousiast. Daar waar aspecten als macht en geld, pracht en praal in beeld kwamen, heeft de kerk de verleiding vaak niet kunnen weerstaan om een heel discutabele rol te spelen. Wat is er toch gebeurd met dat eenvoudige, bescheiden, maar oh zo krachtige voorbeeld van Jezus van Nazareth? Was dat niet goed genoeg voor de Heilige Kerk van Rome? Hoe kan die boodschap van Jezus zó mis geïnterpreteerd worden? Waarom is dat geweldige voorbeeld zó vervormd geraakt tot een waar machtsmiddel? Een kerk als wereldlijke overheid, met land en met onmetelijke rijkdommen. Bisschoppen die oorlogen voerden om nóg meer macht en invloed. Een kerk ook die haar volk strak bij de teugels nam door een ijzeren leer en een boekenplank vol geboden en voorschriften. Een kerk die het dogma van de onfeilbare paus uitvaardigde en daarmee iedere andere mening en iedere vorm van kritiek hoogmoedig naast zich neer kon leggen als het dwaalspoor van een verloren schaap. Een Duitse vrouw deelt mijn mening over de oorspronkelijke functie van dit bouw-
357
358
Voer voor de goede wolf
werk van Gaudí. Zij hebben daar zelfs een uitdrukking voor: “Dit is water prediken, maar wijn drinken.” Inderdaad! Het is een heel mooi, speels gebouw, maar het is ergerniswekkend dat een bisschop van God meent dit voor zichzelf nodig te hebben. Room with a view De kathedraal en het paleis staan aan de rand van de oude binnenstad, pal achter de oude Romeinse stadsmuren. Ik wil graag een foto van dat geheel maken. Veruit het fraaiste uitzicht heb je vanuit de flats aan de overkant van een parkje. Als pelgrim geniet je in Spanje doorgaans veel waardering. Als ik dus bij wildvreemden aanbel en het woord ‘peregrino’ laat vallen, ben ik meteen welkom. Heel chique mensen, prachtig gekleed, alsof ze op het punt staan naar een feest te gaan. Mooie, dure meubels; grote schilderijen aan de muur. Maar uiterst vriendelijk. Natuurlijk mag ik een foto maken. Kopje thee toe. Ik zou niet graag in een stad willen wonen, maar zó’n uitzicht vergoedt veel. Het hele culturele erfgoed van je stad pal voor je neus. Het stadhuis van Astorga lijkt wat de façade betreft wel een mini-uitvoering van de kathedraal: óók zo’n middenstuk dat met luchtbogen verbonden is met de twee torens. Een mannetje en zijn vrouw hebben van de burgemeester een mooie baan gekregen, een vaste aanstelling: zij mogen op geregelde tijden de klok een paar tikken verkopen. De oude bekende Wie is er ineens weer van de partij? Dirk! Hij is met de bus hiernaartoe gekomen.
Het eerste wat hij doet is zijn (gloednieuwe) ‘oude’ schoenen overboord kieperen. Volgens hem zijn die de oorzaak van zijn problemen. Hij wil nu vanuit Astorga een nieuwe start maken op nieuw schoeisel. Leuk! Ik ben eerlijk gezegd wel benieuwd hoe dat zal gaan. Hij zegt dat die nieuwe schoenen meteen veel beter aanvoelen. Maar ze zijn natuurlijk niet ingelopen. Aan de andere kant: dat heeft hij eerder meegemaakt. De LAT-relatie Er zijn natuurlijk talloze echtparen onderweg op de camino. In Astorga ontmoeten we een gepensioneerde Duitse man. Ook hij is tegelijk met zijn vrouw op weg naar Santiago, maar niet samen. Ieder apart. “Mijn vrouw loopt samen met haar vriendin. Ze zijn nu nog ongeveer honderd kilometer vóór me.” Zelf tippelt hij zo’n 30, soms 40 kilometer per dag weg. Maar hij verwacht niet dat hij de dames nog zal inhalen. “Maar ik kom wel heel kort na hen aan.” Terry De meeste tijd breng ik door met Terry. Hij is een ontzettend aardige man en een goed verteller. Wat dat betreft lijkt hij wel een beetje op Michael.
359
360
Astorga
Sinds de dood van zijn vrouw heeft hij een jeugdvriend in huis genomen. Die man woont eigenlijk in Spanje, op een woonboot, maar hij is ook veel bij hem in Engeland, soms wel maanden aan een stuk. Terry is geen pelgrim. Nóg niet. Hij is, net als Hank, pas een paar dagen bezig, sinds León. Hij houdt van lange wandeltochten en heeft de camino gekozen omdat hij altijd op zoek is naar een route met een aansprekende bestemming. Santiago voldoet aan die kwalificatie. Terry is een verklaard atheïst. “Alle schuldgevoelens van de mensen komen voort uit de leer van de kerken”, beweert hij. “Die hebben altijd alles verboden wat het leven prettig maakt.” Ik vind dat hij overdrijft. Maar eer de middag om is, heeft hij me al meerdere keren betrapt: “Jan, dat is weer zo’n voorbeeld van dat katholieke schuldgevoel!”
Terry is volmaakt tevreden met het leven, wat het hem biedt en wat het hem geboden heeft. Hij is, net als ik, erg geïnteresseerd in de geschiedenis, ook die van de camino. De marathonman Toen Ine en ik hier waren, hadden we die dag 48 kilometer gefietst. Niets bijzonders. Maar we waren natuurlijk ver vooruit geraakt op iedereen die we kenden. Dáchten we. Ineens dook daar namelijk Francesco op. Twee dagen eerder hadden we met hem gegeten. (Hij was toen één van de Verenigde Naties.) De nacht tevoren hadden we hem ook al in onze albergue rond zien lopen. En nu was hij alweer hier. Hij had die dag dus ook zomaar even 48 km overbrugd, te voet ! Zo! Met hem gingen we eten. Zijn Frans was uitstekend, dat wisten we al. Nu begrepen we ook waarom: hij werkte al 15 jaar als
Voer voor de goede wolf
kok in een hotel in Les Deux Alpes. De hele winter lang maakte hij elke dag 8 uur, zonder ook maar één dag vrij. Maar het waren wel gebroken diensten. In de namiddag kon hij drie uur skiën als het mooi weer was. Dan 1½ maand vakantie. In de zomer werd het pas echt buffelen, vertelde hij: dag in dag uit zo’n 12 uur draaien. Heel eentonig. Maar daarna werd er fantastisch uitbetaald: bijna 3½ maand vrij. Hij vond dat leven geweldig. Francesco zag de camino vooral als een sportieve uitdaging. Hij wilde hem in
twintig dagen lopen, zodat hij op zijn verjaardag in Santiago zou zijn. Voor de volgende dag stond er weer zo’n monsteretappe op het programma, helemaal naar Molinaseca. Zo ver zouden wij met de fiets niet eens geraken, bij lange na niet zelfs. Werden wij er jandorie uitgelopen door een wandelaar! Die avond bracht de route van het restaurant naar de albergue ons weer langs dezelfde monumenten als ‘s middags. En toch waren ze heel anders.
361