Van de redactie Dit 150ste nummer van De Darde Klokke staat bijna geheel in het teken van de Ommer buurtschap Dalmsholte. Fredrikus (Dieks) Horsman (31-03-1930), zelf bewoner van deze buurtschap, is er in geslaagd de geschiedenis van deze buurtschap aan de voet van de Lemelerberg verder uit te diepen. Wij kunnen zijn interessante bijdrage dan ook niet anders inluiden dan lees en beleef de geschiedenis van Dalmsholte en haar bewoners. Verder treft u nog weer een artikel aan over de unieke gevelsteen die zich bevind aan de muur van het klokkenhuis van de hervormde kerk in Ommen. Zoals al gemeld is dit nummer de 150ste uitgave op rij van De Darde Klokke sinds de start in 1971. Wij zijn daar natuurlijk wel een beetje trots op. Maar moeten daarbij ook gelijk vaststellen dat het uitgeven van een historisch tijdschrift alleen mogelijk is dankzij de medewerking van alle vrijwilligers die bij het blad zijn betrokken, de adverteerders en niet op de laatste plaats onze lezers. Onze dank daarvoor. Mocht u ook een bijdrage willen leveren in de vorm van een artikel of heeft u iets waarvan u zegt dat is wel interessant, schroom dan niet, maar laat het ons weten. 't Giet ow goet bi’j al waj doet!
Omslagfoto: Op de omslag een foto uit 1934. In de optocht voor Koninginnedag reed deze wagen mee als protest tegen de opheffing van de spoorlijn Ommen-Deventer.
Inhoudsopgave Dalmsholte ......................................................................... Dieks Horsman ........... pag. 2 Het mysterie onthuld .......................................................... Ben Wosten ................. pag. 16 Enkele gedichten en andere proza ..................................... diverse auteurs ............ pag. 18
1
Dalmsholte, eeuwenlang land van moeras, turf, heide en grote veenplassen. door Dieks Horsman
De marke Dalmsholte Zonder ooit bewoond, werd “het Dalmsholt” toch steeds als één der Marken beschouwd en bestuurd. De omliggende Marken: Hessum, Lente, Rechteren, Millingen, Vilsteren, Giethmen, Archem en Lemele hadden ieder afzonderlijk een aantal Whare’s (aandelen) in de toen nog onbewoonde marke. Dat betekende voor de boeren dat zij hun vee hier mochten weiden en turf en hout mochten halen in “het Dalmsholt”. Er wordt wel beweerd dat deze naam is ontstaan, omdat het Markeboek van de Marke Dalmsholte vermeldt dat hier ‘veel holt groeit op veel lage dalgronden”. Zo groeiden hier veel jeneverbesstruiken (dampollen), vlierhout, elzen- en wilgenhout als ook populieren, berken. En natuurlijk een ideaal oord voor vogels en allerlei wildgedierte. Bepalingen en regels uit het Markeboek Er bleef een Markeboek bewaard over de periode 1460 tot 1659. Het Erfmarkerichterschap lag op Kasteel Rechteren. De jaarlijkse Holtspraeken of Holtings werden sinds 1457 te Vilsteren gehouden. Hier werden op die Markevergaderingen allerlei inzettingen en bepalingen vastgesteld, enkele hiervan: “Als er onghewaerde luyden sijn die iemen (bijenkorven) in de Marke zetten, dan krijgen zij per korf eenen oort van eenen stuiver boete.” “De ghewaerden mochten vrij hun beesten naar de Markegrond drijven, doch de Kotters niet.” De “ghewaerden” zijn de zogenaamde erfgenamen in de Marke. Zij hebben hierdoor ook aandelen of wharen in de Marke. De Kotters of keuterboertjes hebben geen aandelen in de Marke. Zij mogen er alleen wonen met goedkeuring van het Markebestuur. In 1460 krijgen de ghewaerden verlof soo vele lasten leghgaerden of tuingaerden uit het Dalmsholt te halen als men nodig is voor huysen bargen of gaerden en schuyren. De boetes in de vorm van goederen betaald, werden verdeeld voor een derde aan de Markerichter, een derde aan de gesworenen (bestuursleden die onder ede staan) en een derde deel aan de heren erfgenamen, de bezitters van de grond. Uit het Dalmsholterboek mochten de “meiers” (huurders) “soo vele bessemryse halen als elck draghen can”. Royaal met hout waren de grondbezitters in 1560. Elke hoevebewoner uit de naburige Marken mag 6 voer holt vrij gebruiken, wanneer hij zulks maar wil. En elke kotter deelde daarin mee; hij kreeg drie voer hout, maar wanneer hij zelf geen paard en wagen had, dan slechts één voer hout. Wie met vuur in de Marke kwam, kreeg tien olde schilden boete te betalen en “die olders sullen voor die kinders boeten”. “Eigenaars van loslopende honde die beeste beeten of jagenden in het Dalmsholt, halen voor sich een straf van 1 olden schildt”. In 1602 bepaalde men dat alle koeien uit de omringende Marken “14 dagen vóór mei in Regteren gebrandmerkt worden, aleer sij in het Dalmsholt mogen weiden”. Dalmsholte duidelijk op de kaart Een kaart uit de 17e eeuw, vermeldt heel duidelijk deze naam, aangegeven als een grote oppervlakte moerasgrond, ook het deel onder de gemeente Dalfsen hoort hierbij, tot aan de weg van Dalfsen naar Heino, grenzend aan de buurtschap Lente. Deze oude Marke Dalmsholte begon aan de westkant van de Archemerberg en had westwaarts een lengte van ongeveer bijna 10 km. en een breedte van 5 á 6 km. Dalmsholte, gemeente Ommen Nadat in Nederland, de Marken tussen 1830-1860 waren verdeeld en opgeheven, spreken wij over buurtschappen. Naarmate de bevolking toenam en er ook meer woonhuizen en 2
boerderijen kwamen, kreeg iedere woning een huisnummer, en elke buurtschap een letter van het alfabet. Aanvankelijk had men de buurtschap Dalmsholte geen zelfstandige letter toegekend. De reden daarvan had nog te maken met de verdeling van de oude Marke Dalmsholte aan de omliggende Marken. Zo was er sprake van het Giethemer Dalmsholt (noordkant) met de letter C van Giethmen en men sprak over het Archemer Dalmsholt (middendeel) met de letter F van Archem en het Lemeler Dalmsholte. Veel later kreeg Dalmsholte een eigen letter Z. Onze werkgroep beschikt over oude adreslijsten van alle buurtschappen met de letters en huisnummers en wijzigingen; de laatste omstreeks 1930. Totdat de gemeente Ommen omstreeks 1963 in de buurtschappen een nieuw adressenbestand heeft ingevoerd, door alle huisnummers te verbinden met een bepaalde weg, bijvoorbeeld Dalmsholte Z 4 werd toen Dalmsholterweg 21. Dalmsholte kende omstreeks 1930 46 huisnummers. Een spoorlijn door Dalmsholte In 1910 was de spoorlijn Ommen-Deventer gereed gekomen. Op 24 september van dat jaar werd met feestelijk vertoon en een versierde locomotief de spoorlijn geopend. Zelfs in Dalmsholte was een open halte geplaatst voor het in- en uitstappen van de reizigers. De Ommer dichter Spanjer Dieks schreef naar aanleiding van de opening: “Zij hebben weer wat nieuws bedacht dat ons door Dalmsholte heeft gebracht zodat men in een korte tijd van Ommen naar het Zuiden rijdt.” Een stier in de halte In het nieuws uit Ommen d.d. 13 maart 1996 vertelde Gait Grondman (Poortmans-Gait) een leuke anekdote over een voorval in die open halte aan de spoorlijn.” “Ik wete nog det oonze juffrouw in mien schoeljoarn vanof de Dalmsholterschoele ’s middags noar die halte leup um met de trein noar Ommen te goan. ’t Was op ’n mooi’n zommerse dag, dat ’t mense zich rot ‘eschrukken is toen ze een pinke in het haltehökkie zag liggen. Zie dag warkeluk det ‘t ’n bolle was. Kats overstuur wasse bi’j Butink-Gait-Hendek binn’ e kum en reup: “Er ligt een stier in de halte!”. Gait-Hendek gunk met en zag al rap det het gien bolle was, maar een pinkie die met det warme weer an ’t bizzen was e goan, en lakker in de scha in de halte was goan lig’n.”
3
Bello Deze trein reed op zondag drie en op werkdagen vier keer per dag heen en terug. Hij tufte dwars door de buurtschap en deed over het traject Ommen-Deventer één uur en veertig minuten, gemiddeld 50 km. per uur. Bewaakte overwegen waren er niet, maar als het dampende en rokende voertuig in aantocht was, was dat te horen met het geklingel van een zware bel op de locomotief die het rijdende geval de naam ‘Bello’ verschafte. Bij de halte in Dalmsholte stopte men alleen op verzoek. Als men met de trein mee wilde, stak men overdag een hand op en ’s avonds in het donker zwaaide men met een zaklantaarn of men stak een krant in de brand. Einde spoorlijn door Dalmsholte Op 15 mei 1935 reed de laatste trein op dit traject, want door komst van de auto’s en vooral autobussen werd de concurrentie in het reizigers- en goederenvervoer op deze lijn te sterk. De rails werden opgebroken en jaren later kwam hier de drukke verkeersweg de N48.
Bouw Openbare Lagere School Dalmsholte
Opening Dalmsholterweg in 1933
De school in Dalmsholte In 1914 is de openbare lagere school gesticht met een onderwijzerswoning, op een stuk grond, beschikbaar gesteld door de buurman Albert Kleinlugtenbeld (meiers Albert) boer en schaapherder, die nog op hoge leeftijd met zijn schapen de heidevelden bezocht richting Vilsteren. Het schoolgebouw werd in 1951 verbouwd en uitgebreid met een vergaderlokaal, waar ook de bestaande verenigingen o.a. De melkcontrole- en Stierhouderijvereniging en nog meerdere hun bijeenkomsten hielden. Stichting Buurthuis Begin 60’er jaren ontstonden plannen voor een Buurthuis. En met succes. Nu meer dan 40 jaar later is het Buurthuis nog de spil waarom de Dalmsholter gemeenschap draait. Ruim een kwart eeuw na de oprichting was Bertus Gerrits tot 1988 de bezielende voorzitter van deze Stichting, waar meer Dalmsholtenaren zich voor hebben ingezet. Het inmiddels alweer een aantal jaren omgevormde Buurthuis tot een buurtcafé draagt de toepasselijke naam ‘Dalmshoeve’. Verharding Dalmsholterweg Zoals bijna alle wegen in het buitengebied van Ommen was ook de Dalmsholterweg van Nieuwebrug naar en door Dalmsholte een zandweg. In natte tijden vaak een onbegaanbare modderweg en ’s zomers bij grote droogte, mul zand met veel stof. Het grondwerk begon in 1932 met spitten en het graven van de sloten, alles met de schop en kruiwagen. De gemeente Ommen gaf het toezicht in handen van de Heidemij. Gait Grondman vertelde dat de weg werd bestraat met tweede soort klinkers. Deze klinkers werden met boerenwagens aangevoerd vanuit schepen uit Ommen en Lemelerveld. “ Gait: “De kleine boerties moch’n vaar’n met 4
peerd en waag’n, in het kader van de werkverschaffing, dan verdien’ ze nog een griepstuuver as anvulling op ’t boer’nwark. ’t Gunk allemoal in akkoord heur, ie kreeg’n ’n bepoald aantal stienen toe ‘e weezen. Ook mijn vader Albert Horsman vertelde ons dat hij als kleine boer ook klinkers mocht aanvoeren met een kleine maar taaie “kidde” voor de wagen, die door de dagelijkse training geleidelijk een zwaarder vrachtje kon trekken. In 1933 was het karwei geklaard en kon de Ommer burgermeester C.E.W. Nering Bögel de officiële opening verrichten. Een gezelschap notabelen maakte per bus van Lamberts de eerste rit over de nieuwe straatweg. Ommen had hiermee de tweede verharde weg in de buurtschappen verkregen, de eerste was in 1927 de Koloniedijk in de Vinkenbuurt, de derde werd de Wolfskuilstraat. Rondom 1980 is de Dalmsholterweg geasfalteerd nadat de oude afgesleten klinkers waren verwijderd, deels afgevoerd en verkocht aan de provincie Noord-Brabant en deels opgeslagen in het depot bij de Witte Paal. Ook is een deel later gebruikt bij de bestrating op het voorplein van de Gereformeerde Kerk aan de Bouwstraat. Aansluiting op elektriciteit Pas in 1956 werd onze buurtschap aangesloten op het elektriciteitsnet, met een bovengrondse voorziening. Houten palen (masten) met af en toe tussen de enkele palen een zogenaamde bokpaal met een schuinsgeplaatste stutpaal, vooral in de bochten van de weg. Deze bovengrondse leiding had het soms zwaar te verduren met zware storm en vooral als de draden in de winter zwaar waren beijzeld. En zo gebeurde het in februari bij een langdurige ijsafzetting en een sterke noordoostenwind, dat de draden zo dik en zwaar werden, waardoor over een lengte van driehonderd meter alle masten scheef zakten naar de sloot, waardoor alles op de grond viel, met de spanning nog op de draden. De vuurvonkende draden vielen op de rieten kap van de hooiberg van Jan Roddenhof. Dit gaf wel veel gespetter, maar doordat de bergkap doornat was en overdekt met bevroren ijzel, ontstond er gelukkig geen brand. De toenmalige IJsselcentrale stuurde personeel om de chaos te herstellen, in de bittere kou, maar de aanwonende boerenfamilies zorgden steeds voor warme dranken en hielpen ook zelf mee, om zo snel mogelijk weer elektriciteit te verkrijgen, want daar waren zij maar wat blij mee. De oude petroleumlampen waren niet meer nodig en op de boerderijen maakte men voor het eerst gebruik van elektrische gereedschappen en machines. Maar ook in de huishouding kwamen bijvoorbeeld stofzuigers, elektrische wasmachines en radio (nu zonder batterijen). In 1959 nog een verbetering In de hete droge zomer van 1959 werden de buurtschappen Dalmsholte en Giethmen voorzien van leidingwater uit de kraan. Een enorme vooruitgang met veel vernieuwingen op dit gebied, ook voor het vee. Het gaf ons als bewoners een voldaan en tevreden gevoel alsof wij toch eindelijk waren bevrijd uit een isolement. Putten voor drinkwater Eeuwenlang stonden er bij de boerderijen waterputten. Heel vaak met een ‘wippe en een pos’ om het water wat makkelijker naar boven te halen. Drinkwater voor mens en het vee. In onze streek bevatte het water vrij veel ijzer, omdat in de grond hier en daar ijzeroer voorkwam. Dit zag je ook als het water een dag in een emmer bleef staan, dan werd de kleur enigszins bruinig. Voor de witte was was dat minder gunstig. Wij beschikten toen ook nog over een ruime regenput, waar via het dak regenwater gefilterd in een grintbak werd opgevangen, bedoeld voor de was. Het ijzerrijke grondwater in de sloten heeft soms ook een wat bruine kleur; de boeren spreken dan over redolmwater. Het reinigen van de waterput Dit gebeurde jaarlijks in september, omdat in dat jaargetijde de waterwel diep in de grond, 5
“ Onze” Albert haalt de klinkers er in 1982 weer uit.
het meest rustig is. Maar één keer heeft mijn vader de put onverwachts moeten leegputten, omdat ons nichtje uit de stad een stukje Palmolive zeep op de putrand had gelegd en er per ongeluk tegen aanstootte. Hiervoor was een ladder nodig om de onderste modderlaag naar boven te halen zodat men onder in de put kon staan. Het verplaatsen van de put Met de komst van leidingwater waren veel putten overbodig. Deze werden vaak gesloopt, waarbij de betonnen putringen uit de grond werden getrokken. Dat gebeurde toen ook bij ons. De putringen waren door ons eertijds gekocht door het toenmalig bekende betonindustriebedrijf in Ommen van Gait Schuurman. Hij heeft ons geholpen met het verwijderen van onze waterput. De bovengrondse betonnen ring kon gemakkelijk worden weggehaald. En de ondergrondse 3 ringen werden omhoog gehaald door Gait Schuurman met behulp van een soort driepootslier. Met de onderste ring lukte dit niet, mijn vader zei toen: “Laat die ring dan maar in de grond zitten”, maar daar wou Gait niks van weten. Hij zei: “Doar blif bi’j mi’j gien ring in de grond, al zitte ok nog zo vaste.” En inderdaad, het doorzettingsvermogen van Gait Schuurman was sterker dan de zuigkracht van de modder. Van een waterpomp en een wichelroede In 1949 hebben wij onze boerderij uitgebreid, zodat er meer koeien op de stal konden staan, die steeds gedrenkt werden met water uit de put. Met meer koeien was er dus ook meer water nodig. Besloten werd een pomp op de deel te plaatsen, maar dan graag met goed drinkwater. Ons werd toen aangeraden om daarvoor een wichelroedeloper te raadplegen. Iemand uit Nieuwleusen, die deze ‘gave’ bezat, wees met de wichelroede een ‘goede’ waterbaan aan, op ongeveer 8 meter diep die aan de oostkant op een breedte van twee meter in de lengte onder het huis doorliep. Dus op een lastige plek om te boren. Als enige mogelijkheid bleef over om te boren aan de voorkant van het huis en dan de buis naar de pomp langs de zijkant van het huis te leggen. De pompenslager trok zich van de aanwijzing over een zogenaamde goede waterbaan niets aan en plaatste de boortakel ernaast. Bijna een dag probeerde hij goed water te vinden, maar tevergeefs. Op aanraden van mijn vader, plaatste hij de boor toen vóór het huis op de aangewezen waterbaan. En na twee uur werd er volop goed water aangetroffen. De man uit Nieuwleusen heeft zijn werk goed gedaan. Hij heeft als magnetiseur in die jaren veel zieke mensen behandeld.
1950—Dalmsholterdijk 14—huisnaam "kogel batsie"
IJzeroer in de grond IJzeroer is een roestbruine ijzerhoudende grond dat in lage vlakke moerassige streken op geringe diepte voorkomt en goed gietijzer oplevert. Ook bij ons in de lage gedeelten van Dalmsholte kwam dit voor. Zo stootten wij in de Vliermaten bij graafwerk op stukken ijzeroer. Dit gebeurde maar sporadisch. De stukjes ijzeroer kwamen hier voor op een diepte van 60 tot 70 cm. Eertijds werden deze stukken oer naar bovengehaald in streken waar het veelvuldig voorkwam. Als de ijzerhoudende laag behoorlijk dik werd, verharde zich deze soms door de druk tot steen en was het een geschikt bouwmateriaal. Tot deze ontdekking kwam men al heel vroeg want vanaf het jaar 1000 werden deze oerblokken gebruikt o.a. voor de bouw van kerken uit de middeleeuwen. Een duidelijk voorbeeld zijn deze oerstenen in de muur van de Hervormde kerk in Ommen alsook van de kerken in Hellendoorn en Heemse. Albert Kleinlugtenbeld, Meiers Albert, geboren in 1874 heeft in zijn jonge jaren nog ijzeroer met paard en wagen vervoerd naar het kanaal in Lemelerveld, vertelde hij toen hij 80 jaar werd in 1954 in het Ommer Nieuwsblad van 11 december 1954. Van ijzeroer tot gietijzer Veel ijzererts in de grond kwam voor in het dal van de Daarlerbeek, de Vecht en de Regge. Deze zogenaamde ‘asche’ werd gegraven en op lorries geladen en gestort in schepen, die via het Overijs6
sels kanaal hun lading naar Deventer vervoerden, waar het bij de ijzergieterij de fa. Nering Bögel (een bekende naam) verwerkt werd tot gietijzer. Ook over de Vecht en de Regge werden deze grondstoffen vervoerd naar Zwolle. Over boerengezinnen en hun verhalen Zoals overal kennen boerenfamilies uit Dalmsholte ook hun eigen verhalen en belevenissen. Onze werkgroep heeft alle boerengezinnen, ook de bewoners van de zogenaamde woonboerderijen in deze buurtschap bezocht en hun historische gegevens voor zover mogelijk geregistreerd en bewaard in een map voor elke familie afzonderlijk. En zoals in bijna alle buurtschappen komen ook hier steeds meer woonboerderijen en steeds minder agrarische bedrijven, door gebrek aan een opvolger of door financiële problemen en te weinig economische vooruitzichten. Mooie herinneringen over onze naaste buren Vooral bij het ouder worden mag een mens graag aan het verleden denken en er over praten of schrijven. Graag wil ik wat schrijven over herinneringen uit mijn jongensjaren zoals ik die beleefd heb, dicht in de buurt. Immers wie kende je vooral vroeger nu beter dan je eigen buren, toen het noaberschap nog volledig werd gehandhaafd. En niet alleen bij de werkzaamheden in en rondom de boerderijen, maar ook de gezinssfeer. Ook wij hadden een heel fijne en sterke band met elkaar in onze buurt. Wij waren allemaal heel ‘kunnig’ met elkaar, en noemden elkaar gewoon bij de voornaam, ook als kind sprak je volwassen buren zo aan, en je begroette elkaar dan met: “dag Mans, Teunis, Frits, Hendik, Getjân of Henderkie, Hermiene, Aältie, Eef of Fenne, Dieke en Rieke. Onze buren en hun huisnamen Oude huisnamen werden in ere gehouden, zo ook in onze buurt: onze naaste buren de familie Gerrits noemden wij altijd ‘Twis-Mans’. We spraken bijna dagelijks met Mans en Henderkie, wat genoten wij als kinderen als ieder jaar ‘Henderkie van Mans’ mijn moeder kwam helpen bij het klaarmaken van de leverworst en bloedworst, de metworst of hoofdkaas van de huisslachting. Een gezelliger en liever buurvrouw kun je haast niet voorstellen. Ja de boerinnen in die jaren, zorgden voor de lekkerste slachtspijzen in die tijd. Toen in 1949 hun boerderij Gerrits en alle schuren door brand zijn verwoest, was er bij buren en familie een gastvrij onthaal tot de nieuwe boerderij gereed was. Dat deed je gewoon als noaber en dat geeft een onuitwisbare band met elkaar. Toen hun zoon Bats en zijn vrouw Jentie het bedrijf overnamen werd Bats in die tijd een aantal weken ziek, juist in de hooitijd. De buren sprongen bij en het hooi kwam heus wel in de hooiberg. Boer en timmerman Als er één boer in onze buurt was, waar ik als jongen veel ontzag en bewondering voor had, dan was dat Frits Huisjes, of in onze buurt beter bekend als ‘Möanties Frits’, ook kenden wij hen toen vooral als ‘de Moane’. Waarschijnlijk ontleend aan de naam Maneschijn, een boerenfamilie die daar woonde rondom 1860. De vader van Frits, Hendrik Huisjes was ook reeds een boerentimmerman. Hij heeft in zijn leven twee boerderijtjes gebouwd. Omstreeks 1890 bouwde hij toen het eenvoudige met riet of dakstro gebouwde huis in Giethmen, waar vanaf 1903 de familie Fokkert woonde. Hun zoon Berend Jan Fokkert woonde er later alleen. Na zijn overlijden is het boerderijtje gesloopt en sinds dit voorjaar staat er een nieuw woonhuis aan de Nieuwedijk. Het tweede boerderijtje bouwde Hendrik (Moanties Hendek) voor zijn zoon Derk Huisjes en zijn vrouw Johanna Hogenkamp, op korte afstand van Derk zijn ouderlijk huis. Het was ook hier weer een klein maar knus boerderijtje met één groot raam met kleine ruitjes en met groene luiken. De binnenwanden waren gemaakt van leem gevlochten in takken en garden. Er waren twee bedsteden met op de vloer kleine witte keien van de Archemerberg evenals het leem voor de wanden. Het achterhuis was gemaakt met planken. Het dak met riet en dakstro en het schilddakje met dopheide gedekt. Het boerderijtje heeft aan gekocht 7
vlnr:Gerridina Hoogenkamp, ?,J.Hoogenkamp-ten Donkelaar, G.J. Hoogenkamp(bij paard).Huisnaam
materiaal 75 gulden gekost. Aan de westkant van het huis zijn toen eikenboompjes geplant en in de tuin of ’n hof’, stonden fruitbomen en vlak voor het raam op het zuiden stonden twee lindebomen. Misschien denkt u waarom ik hierover deze nauwkeurige beschrijving geef. De reden daarvan is het feit dat mijn ouders in 1915 dit sobere maar knusse huisje hebben gekocht van de familie Huisjes. De reden waarom het boerderijtje toen te koop werd aangeboden in de Oprechte Ommer Courant was een heel droevige situatie. Derk Huisjes, 21 jaar oud, trouwde in 1902 met Johanna Hogenkamp op 24 april van dat jaar. Na ruim twee maanden is Johanna overleden op 15 juli 1902. Derk hertrouwt dan op 13 april 1906 met Hendrikje Posthuma, 22 jaar, geboren en wonende te Dalfsen. Op 25 oktober 1906 is hun eerste kind geboren in Zwolle door middel van ‘de Keizersnee’. Haar naam is Hendrikje Caesarina. Caesar betekent immers Keizer. Dit meisje is na ruim zeven maanden overleden op 16 mei 1907. Op 25 maart 1913 is hun tweede dochtertje geboren eveneens d.m.v. de keizersnee en draagt dezelfde naam als het eerste dochtertje. Maar 13 dagen vóór de geboorte van dit tweede dochtertje is haar vader Derk Huisjes overleden op 12 maart 1913. Maar dan wordt het allemaal voor dit jonge gezin nog veel droeviger als ruim een half jaar na het overlijden van Derk ook zijn vrouw en moeder van de kleine Hendrikje Caesarina komt te overlijden op 1 oktober 1913. Maar dan wordt het helemaal diep treurig, want het kleine meisje die nu weeskind is geworden, komt zelf ook te overlijden op 21 april 1914; 1 jaar en bijna 1 maand oud. Dit is het trieste verhaal van een jong gezin, in een tijd dat de kindersterfte nog veel te vaak voorkwam en ook voor volwassen mensen was er toen voor veel kwalen geen genezing mogelijk.
Albert en Aaltje Horsman
Aankoop boerderijtje Na deze droevige gebeurtenis heeft de vader van Derk Huisjes het boerderijtje verhuurd aan het echtpaar Evert Kampman / Geesje Bakhuis, zij woonden daar tot 1915, waarna het dus te koop was. Mijn vader Albert Horsman kocht het toen. De koopakte is ondertekend op 1 augustus 1915. En in maart 1916 is hij toen met zijn vrouw Aaltje van Ulst komen wonen op dat kleine boerderijtje. En na zeven jaar lieten ze een nieuwe boerderij bouwen, het huis waarin ook ik ben geboren en nog steeds woon met mijn vrouw. Onze zeven kinderen wonen inmiddels allemaal in deze regio. In de Darde Klokke nr. 110 heb ik hier uitvoerig over geschreven. Een echte boerenhoeve van de familie Huisjes Als er één boerderij in Dalmsholte zo genoemd mag worden dan was en is dit nog steeds zo. Jarenlang een forse met rietgedekte boerderij met een dwarshuis als woongedeelte, met een aantal schuren, eveneens met riet of goed dakstro (van roggestro) gedekt. Maar wat deze hoeve vooral tot een mooie boerenhoeve heeft gevormd, zijn de vele forse oude eikenbomen en een aantal grove dennen, op die unieke plek daar bij de glooiing van de Archemerberg. Het is zo goed als zeker dat ruim 100 jaar geleden de toenmalige boer en timmerman, Möanties Hendek, een groot liefhebber van bomen was en dit ook nuttig en noodzakelijk vond voor timmerhout, zodat hij als timmerman zelf over goed materiaal kon beschikken. ‘De Zandplas’ Heel dicht bij deze boerderij lag eertijds aan de oostkant een grote veenplas, die vooral ’s winters en in natte tijden helemaal onder water stond. Bij vorstig weer een enorme ijsbaan, waar de schaatsers van uit de hele buurt kwamen schaatsen, ook ’s avonds bij lichte maan. Deze streek staat op een kaart van Streek- en veldnamen aangegeven met de veldnaam ‘de Moane’. Van Zandplas naar blauwebessenkwekerij Inderdaad op dezelfde plek waar ook ik en vele anderen eertijds gingen schaatsen is nu al meer dan twintig jaar een grote kwekerij voor blauwe bessen (soms ook wel bosbessen genoemd). Deze heerlijke vruchten mag men ook zelf plukken, daar aan de Dalmsholterweg 16. Helaas was het dit jaar voor het laatst, want de hele kwekerij wordt verplaatst 8
naar een andere locatie. Boer, rietdekker, timmerman en klompenmaker Veelzijdiger kan het bijna niet. Ja dat was onze buurman Frits Huisjes geb. 9 april 1889 en overleden op 8 april 1954, één dag voor hij 65 geworden zou zijn. Na een leven van hard werken als boer maar ook als vakman in de bovengenoemde vaardigheden. Voor zijn eigen boerenbedrijf, maar ook voor boeren in de ombeving stond hij altijd klaar. Bijvoorbeeld voor het opzetten van een hooiberg. En dan niet alleen het timmerwerk, maar ook de rieten kap werd door hem keurig klaar gemaakt. Heel wat schuren, kippenhokken en loodsen voor werktuigen heeft Frits helpen bouwen. - één paar klompjes, twee paar klompjes,… Weet u het nog, de bekende regel uit het u bekende kinderboekje? Hier denk ik aan nu ik u graag iets wil vertellen over de klompenmaker. Frits heeft toen hij al getrouwd was het klompenmakervak geleerd van zijn oudere broer Evert Huisjes, die op 18-jarige leeftijd in Dalfsen ging wonen. Eertijds waren er wel meer boeren die klompen maakten als bijverdienste. Klompen worden vooral vervaardigd van populieren- en wilgenhout. De boomstammen werden in delen gezaagd. Deze delen werden ter grootte van een klomp gespleten (gekloofd). Hieruit werd met bijl en dissel de ruwe klomp gevormd en met het paalmes afgewerkt. Daarna werd het paar klompen in de boorbank geklemd en met de lepelboor de holte voor de voet op maat gemaakt. Vooral dit laatste is zwaar werk, vooral voor de armen en de schouders. Over klompen en de oorlogsjaren Toen er in die moeilijke jaren bijna nergens nog klompen, schoenen en laarzen in voorraad waren, kregen de boerenklompenmakers het heel druk. Frits kon het alleen niet meer aan; zonen Evert Jan en Jan Frederik moesten mee helpen. Hele dagen waren ze in de klompenschuur bezig. Boeren uit de verre omgeving wisten de klompenmaker bij de zandplas wel te vinden. Ze brachten hem vaak een deel van een boom van hun eigen erf, met het verzoek om daar klompen van te maken. Ook wij droegen als kinderen klompen van Frits, ook naar school. Dat was ’s winters lekker warm voor de voeten en anders maakte mijn vader zooltjes van sterk haverstro, mooi in elkaar gevlochten, precies op maat. Maar ja, die klompen sleten nogal snel. Maar daar wisten ze wel raad op, want nieuwe klompen werden eerst onderworpen aan het zogenaamde “klompen opballen”. Dat deed men van stukjes leer, meestal oud leer, bijvoorbeeld van een oude paardezeel of een stukje van een versleten autoband of soms ook wel met afvalstukjes bij de schoenmaker. Met klompspijkertjes of ijzeren pinnetjes werd het onder de klompzool bevestigd en eertijds ook met houten pinnetjes; eerst een gaatje maken in het leer en de zool van de klomp, en dan de pinnetjes er inslaan. Raad der gemeente Ambt-Ommen Tijdens de mobilisatie van ons land, gedurende de Eerste Wereldoorlog 1914-1918 waren de klompen niet alleen spaarzaam, maar ook nogal prijzig. Dat blijkt uit een verslag in de Oprechte Ommer Courant van 20-01-1917 over de raadsvergadering van de gemeente Ambt-Ommen, waarin men een voorstel behandelt van de gemeente Stad-Ommen “om van gemeentewege voor de schoolkinderen klompen te doen aanmaken en deze voor 20 cent per paar beneden den kostendenprijs te distribueren”. De raad vreest echter dat ná de klompen ook schoenen en andere artikelen zullen volgen. Besloten wordt dit punt aan te houden tot de herfst. Allerlei soorten klompen Enkele eeuwen geleden waren er in Holland duizenden klompenmakers. Die ouderwetse, handgemaakte klompen werden met groot vakmanschap vervaardigd en vormen eigenlijk een stukje cultuurgoed. Hollandse klompen, waar kent men die niet? Het was een goedkoop en praktisch schoeisel, met daarnaast ook een mooie uitdrukkingsvorm. Zo waren er mooie beschilderde en ook witte klompen, zelfs zogenaamde kerkklompen of uitgesneden klompen voor de bruidstijd, klompen voor jonge kinderen. Zelfs elke streek kende eertijds een eigen keurmerk. De geschiedenis van de klomp is daarom een onderdeel van de Nederlandse culturele historie. 9
De klomp werd een handelsartikel Waren er vroeger vooral in de steden klompenmakers die het uitoefenden als hun hoofdberoep, vooral na 1870 begon dit ook op gang te komen op het platteland, o.a. bij de boeren. Klompen werden gedragen ook bij werkzaamheden in de landbouw, de tuinbouw, de visserij, zelfs in de toenmalige nieuwe industrieën, o.a. de metaalindustrie of op vette en hete vloeren. Ook voor de timmerlieden en op meerder vakgebieden was de klomp een stevig veilig en een warm schoeisel. Alle hout is nog geen klompenhout Eén van de vele gezegden of spreuken in ons land waar het woord klomp in voorkomt, bijv. ‘dat kun je op je klompen wel aanvoelen’, ‘nou breekt mijn klomp’, ‘op de klomp spelen’, ‘wie zijn klomp breekt schiet gemakkelijk uit zijn slof’, ‘een boer op klompen’, etc. Oude klompschuur nu stal voor damherten Een aantal prachtige damherten vindt nu een onderkomen in de voormalige werkplaats waar zoveel jaren talloze klompen zijn vervaardigd. De herten lopen overdag achter een hoge veilige afrastering in de hertenweide en ’s zomers heerlijk in de schaduw van de omringende hoge bomen. Een klein paradijsje voor deze oogstrelende dieren op een uniek plekje bij deze nieuwe woonboerderij; gebouwd op dezelfde plek van de voormalige boerderij, nu een dubbele woning voor de oorspronkelijke bewoner J.F. Huisjes en het jonge gezin van zijn neef en oomzegger Gert Grotenhuis en zijn vrouw Gerja Gerrits met hun dochtertje Lisanne. Ook in Dalmsholte was onze werkgroep bezig Alweer enkele jaren geleden zijn alle boerderijen inclusief de zogenaamde woonboerderijen bezocht, door de werkgroep, in de periode van 2000-2006 zijn van 56 families de historische gegevens vastgelegd, het merendeel daarvan woont nu op een ‘woonboerderij’; ca. 75%.
Huwelijk van Jan Roddenhof en Fenna Huisjes.
De eerste bewoners en hun namen Op een oude kaart van 1860 worden nog maar een gering aantal boerenfamilies vermeld, zoals van Hallink, die later weer in Lemele ging wonen, Hutman, Reimink, Jonkers, Hoogenkamp, Bakhuis, Maneschijn. Rondom 1880 kwamen de families Hulsink, Roddenhof, Huisjes, Bennink, Wolterman, Ardesch, Koppelman, Kleinlugtenbeld en Wunnink hier wonen. In de Grote Topografische Historische Atlas van Overijssel, verkend in 1883 en herzien in 1903 staan in onze buurtschap 19 boerderijen getekend. In die periode was het merendeel van de grond nog niet ontgonnen. Dalmsholte kende toen nog grote heidevelden, waar vele jaren heideplaggen werden gestoken, voor strooisel in de schaapskooien. Ook werden deze grote heideplaggen, meestal met heel korte heide of buntegras nog heel lang gebruikt voor het bedekken van aardappel- en bietenkuilen. Ik heb zelf deze plaggen nog met de schop gestoken of “afgeplagd” in de droogstaande veenplassen bij ons in de buurt, ongeveer 50 jaar geleden, om er de kuilen mee af te dekken, en daar overheen brachten we een dikke laag mos voor de vorstbescherming. De eigenaren van deze veenplassen en de bossen waar wij het mos verzamelden maakten daar geen enkel bezwaar tegen. Turfsteken in de vroege zomermaanden Op sommige plaatsen zat het veen behoorlijk diep in het veen, zoals bij de Butinkplas, waar nog tot in de jaren 50 van de vorige eeuw een droogschuur heeft gestaan, in de vorm van een schaapskooi. Hier werd de turf ook wel opgeslagen voor de wintermaanden. En dan de diepe veengaten van Het Voelevenne van de familie Bennink, onze buren. Als kleine jongen keek ik er naar hoe ze de veenmodder in een grote vierkante bak schepten om te drogen, waarna het in de vorm van turf werd gestoken met een turfschop. In de dertiger jaren ging mijn vader helemaal naar Varsen, dichtbij het Emsland om daar turf te steken. En tijdens de tweede Wereldoorlog staken wij turf in het uitgestrekte Vilsterseveld, waar je dan een aantal vierkante meters werden toegewezen, waarvoor je een bepaald bedrag 10
betaalde. Van heinde en ver kwamen ze toen om toch maar brandstof te verkrijgen. De turf zat daar niet diep, soms nog geen dertig centimeter diep, en toch beste harde turf voor de kachel in een tijd dat de steenkolen steeds minder werden aangeboden. Naast turf werden er ook schadden gestoken, deze bevatten minder echt veen en iets meer humus en daardoor beter geschikt voor het stoken van de stook- of kookpot in het stook- of bakhuisje. Bij het verbranden van schadden bleef er veel meer “as” over dan bij turf. Turf winnen en turf halen Ik vond het ieder jaar weer een mooie en gezellige tijd, als vóór de hooibouw, eind mei, begin juni, we samen met ander uit de buurt, dan soms hele dagen daar in dat prachtige natuurgebied werkten voor de turfwinning. We namen dan brood en koffie mee of pannenkoeken. Meestal gingen we daar lopend naar toe, soms met een heel stel jongeren uit de buurt. Bovendien kwam je daar veel mensen tegen uit de regio, dat gaf soms leuke contacten zoals uit Dalfsen en zelfs nog uit Nieuwleusen. De gestoken turf werd eerst op het veld gelegd om een beetje te drogen. Een paar dagen daarna was de turf wel zo stevig om ze aan kleine hoopjes te zetten om verder te drogen. En dan later de turf met paard en wagen uit het veld gaan halen. Ik zie ze nog in mijn herinnering voor me, al die boerenwagens, soms met twee paarden voor een grote zware wagen, van boeren die verder weg woonden. Een hele bedrijvigheid in het anders zo stille en rustige veengebied, waar overdag de trein door raasde, maar waar je toen ook nog volop kon genieten van de vogels, zoals de wulp met het enigszins klagende gezang, of de patrijzen die verschrikt wegvlogen laag over de heide; en dan het wild zo af en toe. Ja, je had er heel veel voor over, om brandstof te verkrijgen, maar het gaf ook voldoening en genot. Dalmsholte en vele oude veldnamen Toen in 1832 in ons land het Kadaster was opgericht, werden alle grondpercelen met een kadasternummer geregistreerd. Daarvoor werden deze aangeduid met een grond- of veldnaam. Deze oude veldnamen verdwijnen steeds meer, vooral nu er meer boerenbedrijven en grondpercelen worden verkocht. Naast de aparte veldnamen, waren er ook nog groepsveldnamen, zoals –“de Korte Voore”of “’t Zand”, langs de rand van de Archemerberg en ook dicht daartegen aan staat op een oud kaartje de veldnaam “De Moane”, dicht bij de familie Huisjes; dan had je vroeger nog de Corbelt bij de grond van Bennink evenals “de Vossebelt” aan de Oude dijk. Het Broene veld, tussen de Dalmsholterweg en de Oude dijk. Tot 1930 was dit veld nog bekend om de mooie veenplassen waar ’s winters als er ijs was volop werd geschaatst, net zoals op Butinkplas, in de lange winter van 1947 schaatsten wij daar nog in maart. Het Loovenne, waar de Lovénseweg naar genoemd is, waar nu enkele prachtig verbouwde woonboerderijen staan, waarbij in één daarvan bij de restauratie, vier nieuwe eikengebinten, geheel in originele vorm, zijn geplaatst. En dan tussen de Dalmsholterdijk en de Langsweg kennen wij nog “De hanenwal” en “De Scharpen”, “De Bulderhoek” en langs de Goosdijk liggen het “Bloemengat” en “’n Schooten”. Van een ‘Grote Schuur’ naar een muziekhal Inderdaad, daar aan de Goosdijk waar rondom 1860 al een boerderij van de familie Hallink stond en later bekend was als de Erve Voortman en waar in de loop der jaren verschillende families woonden, staat nu een ruime woonboerderij of meer een groot landhuis met nevenruimtes waaronder een voormalige veeschuur, nu totaal verbouwd als “Grote Schuur” die is ingericht als muziekhal, waarin een pianovleugel en op de galerij een voormalig kerkorgel staat waar deze muzikale familie Klosterman-van Oorschot volop van kan genieten. Dalmanutha En dan nog enkele veldnamen aan de Vilstersedijk, hier de grens tussen Ommen en Dalfsen, maar dan nog net in de gemeente Ommen, enkele boerderijen staan in het zogenaam11
Winter 1981
de “Ossenflier”. Op één van deze boerderijen staat een heel bijzondere naam, van oorsprong een naam uit de Bijbel “Dalmanutha”, ontleend aan een verhaal uit het Evangelie van Marcus, waar staat dat Jezus na de spijziging van de vierduizend mensen, meteen daarna met zijn discipelen in de boot stapte en overvoer naar het gebied van Dalmanutha. Toen één van de kinderen van de familie H. Kisteman, die daar woonden van 1927 tot 1946, dit verhaal hoorde voorlezen, legde zij de link met de naam Dalmsholte en zo kwam deze boerderij aan deze naam. Ook aan de Vilstersedijk lagen voorheen de zogenaamde Vilsterse blokken, dit waren toen de uitgestrekte pinkenweiden die door het landgoed Vilsteren werden verhuurd om pinken te laten weiden. Ossenflier De naam Ossenflier heeft waarschijnlijk te maken met het weiden van ossen (een gecastreerde stier) in de grote veeweiden. Na 1300 nam de vraag naar slachtkoeien regelmatig toe, vooral in de grote steden. Belangrijke marktplaatsen voor de ossenhandel waren o.a. Kampen, Zwolle, Hasselt. Kooplieden kochten vaak Deense ossen in het voorjaar, die dan over land naar de weilanden langs de IJssel werden gedreven, hier konden ze een poos grazen, om ze daarna in de herfst slachtrijp te kunnen verkopen aan slagers, meestal in de steden. Ook werden jaarlijks vele beesten “drijfossen”vanuit Duitsland langs de Hessenweg naar Overijssel gedreven, deze dieren mochten dan niet grazen op gronden van de Marke, maar daarvoor werden vaak speciale stukken in het open veld aangewezen en dan vooral de lagere weide- en hooilanden, met de mogelijkheid om deze stukken grond productiever te benutten. De os als trek- of lastdier In het verleden kochten kleine boeren (keuters) een os in plaats van een paard, bijvoorbeeld om de ploeg te trekken, maar ook wel voor de wagen en dan meestal in tweespan. Zo vertelde mijn vader eens over zijn “Mansoom”, die ook een os bezat. Hij liet de os aan een touw aan de “stikke” (een ijzeren pen in de grond) weiden langs de slootkant in de zomermaanden. Op een keer dat “Mansoom” de os wilde verplaatsen en hem daarvoor aan het koptouw vasthield, sloeg de os nogal wild met zijn kop opzij om de vliegen op zijn rug te verdrijven, hierdoor belandde “Mansoom” in het water van de nogal diepe sloot. Maar door het touw stevig vast te blijven houden trok de os hem daardoor weer op de wal, zodat hij niet kopje onder ging. Miga Tenslotte nog één groepsveldnaam, het gebied dat zich uitstrekt ten zuiden van de Langsweg. Deze streek wordt aangeduid met de “Miga”, één van de boerderijen aan de Langsweg draagt ook de naam “Migahoeve”. Voorheen hoorde deze streek bij Lemelerveld, maar nadat Lemelerveld bij de gemeente Dalfsen is ingedeeld, is de Miga aan Dalmsholte toegewezen. Van heidegrond naar vruchtbare landbouwgrond Tussen 1880 en 1930 werden deze heidegronden ten zuiden van de Langsweg tot aan het Overijssels kanaal tot ontginning gebracht, grotendeels door groot grondbezitters o.a. de familie Kingma uit Friesland, deze familie stichtte hier twee heel grote landbouwbedrijven met de naam van twee boerderijen: Friso I, dicht bij het kanaal aan de Migaweg 1 en Friso II aan dezelfde weg Migaweg 6 Heidegronden van boeren uit Lemele In dit verhaal gaf ik al aan dat de onbewoonde Marke-Dalmsholte verdeeld werd in de omliggende Marken, daardoor werden aan boeren uit Lemele, bij de Markeverdeling en opheffing daarvan rond 1850, ook heidegronden toegewezen in het gebied de Miga. Later heeft de “Bond van Oranje”, opgericht in 1893 te Utrecht, met de doelstelling in een “Orde”, het verbeteren van de Maatschappelijke toestanden, o.a. door het verschaffen van werkgelegenheid door ontginning van woeste gronden. Dit werd later door de Nederlandse 12
Heidemaatschappij. Overgenomen. De boeren die rond 1860-1880 hun heidegrond verkochten, kregen daarvoor heel weinig geld. Bekend is bijvoorbeeld de verkoop van een groot stuk woeste grond voor 400 gulden en een pond tabak. De Miga is al jaren een vruchtbaar landbouwgebied met een aantal mooie ruime boerderijen. Nu dit uitgebreide landbouwgebied bij Dalmsholte behoort is deze buurtschap behoorlijk groter geworden. Van het verleden naar het heden In het lezenswaardige boek: “Als de dag van gisteren”, verhalen uit het leven van Evert Dijk, vertelt hij over de jaren dat hij als boerenknecht werkte bij de familie A. Pouw die in 1927 vanuit Bodegraven hier gingen wonen op een grote boerderij aan de Vilstersedijk. Evert was toen dertien jaar toen hij op 1 september 1927 knecht werd bij die Hollandse boer in het land van de blauwe berg (de Lemelerberg). Jaren later schreef hij hierover een gedicht: “Déenkend an Dalmsholte”; zie blz. 100 van dat boek. Nu tachtig jaar later is er ook in onze buurtschap heel veel veranderd, ook hier zijn wij mensen van deze tijd en dat geldt ook voor de bedrijven, want naast moderne boerenbedrijven, zijn ook hier enkele neven- of heel andere bedrijven opgericht. Op het bedrijf van Bennie en Ria Warmelink worden de koeien gemolken door een robot. Kaasboerderij Heileuver – koeien - kaas en kunst Wie kent niet deze bekende kaasboerderij aan de Dalmsholterdijk 17 van Marinus Post, op een eeuwenoude boerenhoeve Anno 1864. Oorspronkelijk behorende tot het landgoed Vilsteren met de bijzondere naam “Heileuver”. Het woord euver is een andere naam voor ooievaar en Heil staat voor welzijn. Er wordt op ambachtelijke wijze boerenkaas bereid al bijna een kwart eeuw. Heel speciaal is de Sallandse kruidenkaas. Het is met nog meer zuivelproducten te verkrijgen in de boerderijwinkel op het erf waar ook een andere kunst te vinden is. In het ‘Schilderhuis’ is een doorlopende expositie van eigen grafisch werk (o.a. linodrukken) van Joke van de Crommert en er wordt werk geëxposeerd van andere kunstenaars. Gedurende de openingstijden vrij toegankelijk. Muurplaat kaasboerderij Hoe een koe een dag doorbrengt: Gedrag Aantal uren grazen Aantal happen Hoeveelheid gras vers groenvoer Afgelegde afstand Aantal uren herkauwen Aantal kauwbewegingen Hoeveelheid drinkwater in liters Aantal uren liggend Aantal uren staand, niet grazend Aantal keren ontlasten Hoeveelheid vaste uitwerpselen, in kg. Aantal urineren
in 24 uur gemiddeld 4 tot 9 24000 10% van het lichaamsge wicht 3 tot 5 km. 4 tot 9 (75% liggend) 1 tot 4 per dag 30 tot 100 per dag 9 tot 12 per dag 8 tot 9 per dag 12 tot 18 per dag 30 tot 40 per dag 7 tot 10 per dag
En dan te weten dat een koe maar twintig minuten slaapt…. Paardencentrum “de Marshoeve” Op de viersprong bij de voormalige school staat de karakteristieke boerderij, Dalmsholterweg 30, de Marshoeve. Reeds vóór 1900 woonde daar de familie A.B. Wolterman. In 1946 kwam daar het echtpaar Johan Koggel en Grada Legebeke uit Vilsteren wonen, op een melkveebedrijf. Johan was een paardenkenner en paardenfokker. Hun dochter Christien Koggel en haar man Rinus Mars wonen sinds 1992 13
Johan Koggel
met hun beide dochters hier op deze boerderij, allebei actief in de paardensport: Loes met dressuurpaarden en Lianne met springpaarden en pony’s. De ruime paardenhal kwam in 2004 gereed, mede door de enorme inzet van Rinus. Een prachtbedrijf met diverse mogelijkheden, zoals een zorgboerderij voor paarden. Paarden Paarden kunnen goed aanvoelen wat er in ons omgaat, en kunnen zo een opvoedend effect hebben op kinderen en jonge mensen. Zorgboerderij “De Marshoeve” biedt diverse mogelijkheden met betrekking tot dagopvang/dagbesteding voor verschillende groepen, bijvoorbeeld kinderen met gedragsproblemen of cliënten met psychische problemen. Kindertherapeut Christien Mars is kindertherapeut en begeleidt kinderen en jongeren van 4 – 18 met sociaal-emotionele problemen. Zij onderzoekt de aard en de ernst van de klachten en beoordeelt welke aanpak resultaat zal geven. Als kindertherapeut combineert zij methodes uit verschillende therapeutische stromingen afhankelijk van de klacht en de situatie. Overige therapie In een duidelijk aansprekende folder staat aangegeven over meerdere therapieën zoals Egintherapie (het paard als co-therapeut) en verder de heilzame werking van het Orthopedagogisch Voltigeren, de brug die het paard slaat tussen de begeleider en het kind. Loonbedrijf Harmsen In 1968 kocht het echtpaar J.H.Harmsen – M. Bouwhuis de boerderij, gebouwd in 1953 voor de familie M. Zieleman, staande op de kruising Dalmsholterdijk – Oudedijk. Harmsen is hier begonnen met een loon-, sproei-, en grondverzetbedrijf. In de loop der jaren is dit keurige bedrijf uitgebreid tot een grootschalig bedrijf met diverse mechanische landbouwwerktuigen, machines en een aantal grote tractoren. Op het bedrijf staan de ruime bedrijfshallen voor werktuigen- en machineberging, een werkplaats en een ruime kantine. Inmiddels heeft zoon Erwin Harmsen en zijn vrouw het bedrijf overgenomen, zij wonen in een tweede woning bij het bedrijf dat ontwikkeld is tot een groot modern loonbedrijf met diverse mogelijkheden voor de vele cliënten. Boomkwekerij aan de Oudedijk Op het voormalig boerenbedrijf van de familie J. Hulsink – H. van Lenthe Oudedijk 6 is ca. 1987 een boomkwekerij ontstaan. Dochter Rita Hulsink en haar man Gerrit Koggel uit Vilsteren wonen met hun twee zoons op het toentertijd uitgebreide woongedeelte van deze boerderij. Als boomkweker is Gerrit samen met Rita aan een boomkwekerij begonnen, wat is uitgegroeid in de loop der jaren tot een enorm bedrijf en een ruim aanbod van vele boomsoorten. Export-Weegerij Een heel bijzonder bedrijf in Dalmsholte is de Export Weegerij van de gebroeders Reimink aan de Langsweg. Een bedrijf met enkele ruime bedrijfshallen, waar vleesvarkens levend worden gewogen voordat ze naar de slachterijen worden vervoerd. Een bedrijf, aangepast en ingesteld op alle eisen en wettelijke voorschriften van Milieu- en Dierenwelzijn. Voorheen stond op deze plaats een boerderij van de familie J. Hebben – M. Jansen, met aan de voorkant van het woongedeelte een keurige kruidenierswinkel. Een gezellige buurtwinkel, zoals dat vroeger in veel meer buurtschappen voorkwam. Paardepension “Het Oale Peerd” Op de eeuwenoude boerderij aan de Lovénseweg woont sinds 1996 het echtpaar Lassche, die daar een aantal paardenboxen liet bouwen toen deze boerderij is gerenoveerd. Mevrouw Lassche ontfermd zich over bejaarde manegepaarden waarvoor een stichting is op14
gericht. En zo kreeg de historische boerderij een mooie en doelmatige bestemming. Op een kerkelijke kaart van 1860 staat het vermeld onder de naam Van der Wijck te Archem. Uit mondelinge overlevering weten wij dat daar toen een soort jachthut van deze familie stond. In 1894 trouwde Jan Frederik Bennink uit Lemele met Hendrika Hoogenkamp uit Dalmsholte. Zij verbouwden het waarschijnlijk tot een boerderij, waarbij de achtermuur nog enigszins een afwijkende vorm had, waarschijnlijk nog van de voormalige jachthut. Deze familie Bennink had als huisnaam “Kogeldieke”, in navolging van haar vader Lubertus Hoogenkamp die de bijnaam “Kogelbatsie” droeg. De reden daarvan was dat deze man tijdens de jacht door een kogel in zijn been was getroffen. De familie Bennink woonde hier tot 1995, dus ruim 100 jaar en toch maar twee generaties. Inmiddels heeft de familie Lassche het pension voor oude paarden nog meer uitgebreid op deze mooie locatie met het zicht op de Archemerberg. Tenslotte, ook in dit verhaal blijkt dat elke buurtschap een eigen geschiedenis heeft, waar onze werkgroep nog steeds mee bezig is. Over die historie schrijven wij graag in ons blad, ook blijven de gegevens hierover in ons archief en worden sinds kort digitaal vastgelegd, zodat oude verhalen over het boerenleven niet worden vergeten. Bronnen: Speurtocht door de historie van het Ommerland, door Evert Dijk Mondelinge verhalen van buurtbewoners
15
De auteur, enkele jaren geleden.
Het mysterie onthuld De rondzwervingen van een unieke steen in Ommen door Ben Wösten
Op mijn verhaal in de Darde Klokke nr.49 over de mysterieuze steen in de Hervormde kerk in Ommen ontving ik diverse reacties. Deze reacties hadden betrekking op het feit, dat de bewuste steen ooit verwerkt is geweest in een huis aan de Hessenweg-Oost in Arriën nabij de Driehoek . De steen heeft dus ooit een reis gemaakt vanuit het centrum van Ommen naar de buurtschap Arriën en daarna weer retour naar Ommen. De historie van de steen begint zoals ik in mijn vorige verhaal heb geschreven, aan de Brugstraat 22 in Ommen. Eigenlijk begint de geschiedenis van de steen al veel eerder. In de tekst op de steen staat het jaar 1766 vermeld. Hij is dus al bijna 250 jaar oud. Het blijft onduidelijk waar de steen was, eer hij in het bezit kwam van de Ommer geneesheer Jan Lindenhovius. Omstreeks 1822 liet Lindenhovius de steen plaatsen in de voorgevel van een nieuw gebouwd huis aan de eerder genoemde Brugstraat, waar hij enige jaren zijn huisartsenprak-
Het huis van de familie Van Der Steen aan de Brugstraat nr.22. Op de stoep zit Hendrik van der Veen. In de gevel precies boven de voordeur is de steen duidelijk zichtbaar.
16
De steen is hier op de foto te zien in de schoorsteenmantel in het huis van Arend van der Veen in Arrёn. Midden voor de schoorsteenmantel zit Guus van der Veen, links van hem zit wijlen Sjaan Kramer (de moeder van Peter kramer) .
tijk uitoefende. Nadien verhuisde hij naar de Voorbrug, thans hotel De Zon en kreeg het huis aan de Brugstraat 22 diverse andere bewoners, waaronder zijn eigen zoon Willem, die daar ook weer een huisartsenpraktijk had. In 1873 woonde in dit huis de Ommer wethouder Gezienus Hendrik van der Veen met zijn gezin. In 1921 woonden er de dames Aaltje, Jantsje en Wilhelmina van der Veen. Zij verkochten het huis in 1936 aan grootgrutter Albert Heijn. De dames zelf lieten aan de stationsweg een nieuw huis bouwen met op de voorgevel de fraaie naam “De Streppel” Wilhelmina trouwde later nog met dominee Oudejan. Het oude huis aan de Brugstraat werd afgebroken. AH liet op dezelfde plek een nieuw winkelpand verrijzen. De steen werd eerst nog weer verwerkt boven een zijdeur van dit nieuwe winkelpand. Toen jaren later het winkelpand overging in andere handen werd de steen uit de gevel gehaald en kwam weer in het bezit van de nazaten van de voormalige wethouder. Een van deze nazaten, Arend van der Veen bouwde in 1974 een nieuw huis aan de eerder genoemde Hessenweg en liet de bewuste steen aanbrengen in de schoorsteenmantel in de woonkamer. Na het overlijden van Arend verhuist zijn echtgenote naar een woning aan het Bergpad. De steen nam zij echter mee en schonk deze uiteindelijk aan het gemeentebestuur. Omstreeks 1987 wordt de steen ingemetseld in de gevel van de klokkentoren van de kerk, waar de steen uiteindelijk zijn welverdiende rustplaats kreeg.
Noot: Informant Guus van der Veen plus feitenmateriaal uit de geschiedenis van Ommen rond de 19e eeuw door G.Steen
17
De kwaliteit van onze postbezorging Spanjers Dieks werkte omstreeks 1865 in Amersfoort. Hij stuurde zijn moeder een brief en zette het volgende gedicht op de envelop, zonder enige ander adres. De brief kwam keurig over! Zou TNT dit vandaag de dag nog nadoen?
Dat gij dit briefje brengt Naar Omme, in den hoek Als Achterhoek (1) bekend, Is vriendelijk mijn verzoek. Dicht bij een fraai gebouw Van Abrams’ nageslacht (2) Woont ene weduwvrouw, Die dit moet zijn gebracht. Doch waar ik kort wil zijn Met dit mijn lang geklits Het mannetje op de spits (3) Zij Diekeman tot gids (4
1. Vroeger werden de Middenstraat, de Gasthuisstraat ).en de Varsenerstraat samen “de Achterhoek” genoemd. De moeder van Spanjers Dieks woonde ongeveer waar later de Eierhal stond en nu Blokker is te vinden. 2. Hier wordt de Synagoge bedoeld; daar staat nu een pizzeria. 3. Op het huis van Dieks stond een windwijzer in de vorm van een mannetje. 4. De postbode in die dagen heette Diekeman.
De Olde mölle Makkinga’s mölle, olde mölle Wat is ter al wat um ow te doen ewes. ’n Ienen zeg’t weinig, ’n aandern völle, maar missen kan ow gieniene bes. I’j heurt zo bi’j ons mooie Omm’n ’t zol kaal wee’n a’j der niet meer waarn en hoe ’t mut goan of hoe ’t mut komm’n ’n feit is, wi’j wilt ow graag bewaarn. I’j stoat doar al zo vöille joaren Al van 1824 of, En mölle, ik wol ’t ow graag bespoaren: Maar ’t beste is wel van ow of. I’j hebt hard mudden wark’n, alle dagen Ow baas hef mi’j dat zelf verteld Eerst mos i’j beume en plaanken zagen En later he’j nog gärste épeld. ’n Pelstien is niet meer te vinden, den is noar Duutsland hen e’goan. De mulder kon der goed an winnen In ’n veurig’n oorlog wörden dat meer e’doan. 18
De mulder, dat was toen Hein Oldeman, (De Makkinga’s waar’n d’r al tieden of), 70 joar gaven zie d’r hun krachten an En Oldeman deed van 1894 an of. Doarnoa kreeg i’j wat kalmere joaren I’j malen rogge en haver en zo meer. Maar, ik hoeve dat niet te verkloaren, In ’n laatsten oorlog kwaamp de drukte weer. Wat konden de mensen ow toen vinden Doar wörden heel wat of e’doan En doarumme kan ’t mi’j heel niet zinnen Da’j der now zo kaal bi’j mudden stoan. Ik hoppe, dat ’t plekkie woar a’j op stoat, Mag bleiven zo as ’t now nog is. As ze um ow hen an ’t bouw’n goat Och mölle, dan is’t veur ow mis Wi’j kunt ow now zo mooi bekiek’n Van weerskanten hew ’t gezicht’op ow Maar wat nog kump, dat mut nog bliek’n: Zult ze later ok zo strien veur ow? Of zult z’ow dan misschien verzetten? Op ’n rustig plekkie buuten of? Want: aandere heer’n, aandere wett’n Wi’j wacht dat samen maar rustog of. Geschreven in 1954 door Anne van Elburg-Tusveld.
An Ommens laatste pompe van Dieks Makkinga (1954?) Met weemoed zie ik die olde pompe, Zo aj doar stoat, glorie ant vergoan. Hier kwaam’n de vrouwluu op eer klompe Maar i’j hebt as waterbronne of e’doan. Pompe, woar ‘k zo vake uut heb’e drönk’n, Ow water, zo diepe uut de grond. Hef mi’j vake nii’je kracht e’schönk’n ’t Kwaamp met zök frisse forse gulp’n uut ow mond. Bi’j ow wörd’n water, maar ok ni’s betrök’n Bi’j ow kreeg’n de moedeloze’n road Bi’j ow wörd ok welis of e’brök’n Maar i’j zelf waar’n nooit de bronne van ’t kwoad. Wi’j, die ow e’kent hebt, in ow goeie daag’n Wi’j ziet ow goan as n’old’n kammeroad Ok ow hen-goan mutte wi’j maar draag’n Toch zow ow mis’n, a’j der straks k niet meer stoat.
19
Wie kent deze mensen? Op deze pagina hebben we meerdere keren foto’s geplaatst die in het bezit zijn gekomen van de HKO. Bij een aantal foto’s is niet bekend wie er op de foto staan of waar de foto genomen is. Tijdens de inloopdagen liggen de foto’s van deze ‘onbekenden” voor iedereen ter inzage. We hopen en verwachten dat we daarmee de witte plekken kunnen opvullen.
20