Inhoudsopgave
1.
Van de redactie
2.
Tentoonstellingsrecensie ‘Valkhof Nijmegen: Romeinse ‘blingbling’. Pracht en praal, luxe en weelderigheid, decadentie ten top: de Romeinen hielden wel van het goede leven. Minke Jansen
3.
Nevenactiviteiten van studenten Studeren op IJsland Yvonne Cornelis
4.
Middeleeuwenexcursie 2008 Een reis door de tijd Milou Goverde
5.
Boven de bank van… Esther Scheepers
6.
Rotondekunst De bekroningen van Jean-Michel Othoniel Milou Goverde
7.
Blikopener Enerverende Hoogmis met een wijntje erbij Minke Jansen
De deadline voor de volgende ARTillerie is Maandag 26 januari 2009
[email protected]
1. Van de redactie In een Hollandse sloot is het water kalm en troebel. Als nietsvermoedende voorbijganger neemt menig wandelaar niet meer waar dan de rust van de natuur. Maar plotseling verschijnt daar in de waterkant een volwassen zwaan en wanneer deze te dicht genaderd wordt, schiet hij met luid gekras in de verdediging. Hij bewaakt wat hem het meest lief is, namelijk zijn kroost. Dit is prachtig in een politieke allegorie weergegeven door Jan Asselijn op zijn schilderij De bedreigde zwaan (voor 1652) in het Rijksmuseum Amsterdam. Daarin beschermt de raadspensionaris in gedaante van een zwaan zijn afhankelijke Holland, in de vorm van eieren, tegen de vijand van de staat, namelijk een hond die door het water komt aanzwemmen. En hoewel men zich bij dit schouwspel het best snel uit de voeten kan maken, zou men ook van een afstandje even kunnen kijken naar de aard van de vogel en bewonderen hoe sterk het instinct van het dier is. En zo is het ook met ARTillerie. Enkele jaren lang was het stil. Maar zoals het spreekwoord luidt: stille wateren hebben diepen gronden. Zodra er weer wat beweging plaatsvond, werd ARTillerie uit een winterslaap gewekt. De Organisatie Studenten Kunstgeschiedenis heeft zich de afgelopen jaren weer met hernieuwde kracht ingezet voor de studenten. Daarbij hoort ook dat het tijdschrift, dat een lange traditie kent, vanaf heden opnieuw zal uitkomen. Hoewel de naam sterk doet denken aan de mentaliteit van de creatieve actiejaren van de jaren ’70, waarin de OSK is opgericht, is het niet onze bedoeling om met zwaar geschut onszelf te verdedigen tegen de heersende opvattingen. Wij willen aandacht besteden aan datgene dat wij willen behouden, namelijk onze eigen ideeën over kunst en cultuur, want dat zit nou eenmaal in onze natuur. Misschien gebeurt dat tegenwoordig niet meer met het sterke natuurgeweld van de zwaan, maar wel met een kritische en frisse blik. In dit nummer zijn de eerste bijdragen van het wedergeboren tijdschrift te lezen en te bekijken. Wij hopen dat daaraan plezier beleefd zal worden en dat het een inspiratiebron is voor velen om zelf ook de pen op te pakken! De redactie Milou Goverde en Joyce Zelen
3
2. Valkhof Nijmegen: Romeinse ‘blingbling’ Tentoonstellingsrecensie Pracht en praal, luxe en weelderigheid, decadentie ten top: de Romeinen hielden wel van het goede leven. Minke Jansen 2000 jaar geleden woonde de Romeinse ‘Quote 100’, een kleine groep superrijken, in immense villa’s aan de Golf van Napels. Keizers, vermogende families en rijke handelaars vormden deze bovenlaag. De streek rond Napels bood de elite het ideale decor voor een onbezorgd leven in overvloed: een kust met geweldige uitzichten, een mild klimaat en een vruchtbare bodem, dankzij de vulkaan Vesuvius. Ongelofelijke rijkdommen sierden huis en haard. Bezittingen van deze elite, pronkstukken uit het Nationaal Archeologisch Museum in Napels, worden voor het eerst buiten Italië getoond: muurschilderingen, beelden van brons en marmer, fonteinen en sieraden. Museum het Valkhof Nijmegen laat bezoekers met de tentoonstelling ‘Luxe en decadentie: leven aan de Romeinse goudkust’ even ervaren hoe het moet zijn geweest om deel uit te maken van deze vermogende bovenlaag van weleer. Door middel van een korte documentaire aan het begin van de tentoonstelling worden bezoekers geïntroduceerd in de wereld van luxe en decadentie aan de Italiaanse goudkust, zo rond de eerste eeuw na Christus. Vormgever van de tentoonstelling, prof. E. Moormann, zien we door Napels lopen waar stille getuigen van die voortvarende tijd nog steeds zichtbaar zijn. Wanneer we vervolgens de tocht door de verschillende zalen zelf zien we deze getuigen opgesteld en lijkt het alsof we een sprong terug in de tijd maken. Halftransparante, dikke doeken zijn gespannen over de wanden tussen de verschillende zalen. Door de belichting, de gedrukte afbeeldingen en de citaten van beroemde Romeinse schrijvers, zoals Plinius de Oude, op de doeken wordt een dromerige sfeer opgeroepen die bijdraagt tot het verbeeldingsvermogen van de bezoeker. Door middel van subtiele muziek en lichtwerking probeert Museum het Valkhof de bezoekers te laten wanen in vroegere tijden. Wanneer we ons bijvoorbeeld naar de siertuinenzaal begeven, vol fonteinen en beelden, worden we getrakteerd op vogelgezang. Ook zijn er in verschillende zalen 3D-animaties te zien van Romeinse villa’s en tuinen die tot de verbeelding spreken en de bezoeker helpen de tentoongestelde objecten in een context plaatsen. Zelfs in dit materialistische en kapitalistische tijdperk lijken bepaalde facetten uit het luxe leven van de Romeinen te gek voor woorden: Romeinse vrouwen die blond haar laten overkomen vanuit Germanië, parfum uit Arabië, en goud en parels uit een andere uithoek van het enorme Romeinse
Rijk. 4
Maaltijden bestaande uit gebakken zanglijsters, oesters en pauwentongen met daaromheen tientallen slaven in dienst van de elite om ze in alles te voorzien. Otium was een manier van leven waarnaar deze allerrijksten streefden en waarin zij zichtbaar slaagden: een luxe leven vrij van alledaagse beslommeringen en verplichtingen. De laatste zaal van deze tentoonstelling laat objecten zien waaruit blijkt dat Romeinse luxe en decadentie niet alleen binnen de Zuid-Europese grenzen bleef. Bij de verovering van Germanië en de stichting van Nijmegen, zo’n tweeduizend jaar geleden, namen de Romeinen kostbare bezittingen mee zoals bronzen beeldjes, sieraden en zilveren schalen. Deze vondsten, die bijna letterlijk onder het Valkhof Museum lagen en onderdeel zijn van de vaste archeologische collectie van het museum, vormen een mooie afsluiter van een schitterende tentoonstelling. ‘Luxe & Decadentie, leven aan de Romeinse goudkust.’ Het internationaal samenwerkingsverband tussen onder meer het Museo Archeologico Nazionale in Napels en Museum het Valkhof Nijmegen bleek in 2007 met de tentoonstelling ‘De laatste uren van Herculaneum’ al meer dan geslaagd. Met deze toptentoonstelling ontving Museum het Valkhof het hoogst aantal bezoekers ooit, namelijk 121.290. Ook met de ‘luxuria’ tentoonstelling van dit jaar zal het resultaat ongetwijfeld succesvol zijn. Tot 5 januari zal het decadente leven van de oude Romeinen nog te bewonderen zijn in Museum het Valkhof in het Romeinse Noviomagum oftewel Nijmegen; de oudste stad van Nederland. Kijk voor meer informatie op www.museumhetvalkhof.nl .
5
3. Studeren op IJsland Nevenactiviteiten van studenten Yvonne Cornelis Ik ben Yvonne, 5e jaars Kunstgeschiedenis, dit jaar begonnen aan m’n master. Dit semester studeer ik aan de Háskóli Íslands (University of Iceland) in Reykjavík. Op 1 augustus ben ik naar IJsland vertrokken, om voor de aanvang van het semester een drieweekse taalcursus te kunnen volgen in de Westfjorden. Dit was niet alleen een heel goede manier om m’n IJslands te verbeteren, maar ook om nieuwe mensen te leren kennen. We waren met een groep van ca. 80 uitwisselingsstudenten en verbleven in Núpur, een voormalige school in de middle of nowhere. ’s Ochtends hadden we klassikaal les in kleine groepen, ’s middags gingen we per bus naar Ísafjörður (ca. 30 minuten verderop) om daar groepswerk te doen. In het weekend was er tijd voor excursies, hikes en paardrijden. De laatste week van augustus heb ik besteed aan het regelen van de laatste papieren voor m’n registratie in IJsland, en heb ik verder de toerist uitgehangen. Op 1 september kon ik eindelijk m’n
woonruimte
betrekken.
De
Háskóli
Íslands
regelt
huisvesting
voor
alle
uitwisselingsstudenten, maar door het snel stijgende aantal is er helaas kamernood en worden veel uitwisselingsstudenten in gedeelde kamers of appartementen in hotels en guesthouses geplaatst. Ik deel een 2-kamer appartementje in een groot hotel in 101 Reykjavík (het centrum) met Conny uit Duitsland. Gelukkig kunnen we erg goed met elkaar overweg, maar ik vind het wel jammer dat ik niet tussen de IJslanders woon. In de eerste week van september was er een introductieprogramma met een meeting voor uitwisselingsstudenten, rondleidingen over de campus en allerlei leuke dingen zoals een concert van Hjaltalín, een heel populaire band. Ook begonnen de colleges. Ik volg de vakken Viking Age Archaeology, Sturlunga Saga, Themes in Icelandic Archaeology (samen 25 ECTS MA) en Icelandic Culture (10 ECTS BA). Voor Sturlunga Saga en Icelandic Culture heb ik elke week college’s. De archeologievakken werden ingeleid met vijf hoorcolleges, waarna we een maand vrij hadden om aan onze essays te werken. Daarna gaan we de essays in werkgroepen presenteren en bespreken. Inmiddels heb ik m’n essays voor Icelandic Culture (‘Illustrations or artworks? – Ásgrímur Jónssons illustrations of Icelandic folktales’) en Themes in Icelandic Archaeology (‘Radiocarbon dating in Iceland) afgerond.
6
Voor Viking Age Archeology ga ik een overzicht schrijven van het onderzoek dat is gedaan naar paarden, tuigage en de rol van het paard in de Viking Age en voor Sturlunga Saga onderzoek ik de rol van vrouwen in Sturlu Saga. Naar mijn idee ligt het niveau voor m’n mastervakken behoorlijk hoog, evenals de werkdruk. Het is wel jammer om relatief weinig college te hebben, maar desondanks is de begeleiding zeer goed. De Háskóli Íslands heeft een eigen Blackboard-variant, Ugla (uil) genaamd, die zowel door studenten als docenten zeer intensief gebruikt wordt. Geweldig! E-mails naar docenten worden standaard binnen een paar uur beantwoord en ook een afspraak met een docent is zo gemaakt. De sfeer is informeel en goed. Verder zijn er op de Háskóli en in de Landsbókasafn/Háskólabokasafn (de UB) ruim voldoende werkplekken mét stopcontacten en kun je overal draadloos internetten. In het begin was het behoorlijk wennen aan de IJslandse mentaliteit, ze zijn tamelijk relaxt hier en veel dingen gebeuren dan ook ‘morgen’ – waarbij ‘morgen’ een zeer rekbaar begrip is. Soms frustrerend, maar na een paar weken was ik daar ook wel aan gewend. Þetta reddast, zoals ze hier zeggen; het komt wel goed. Veel studenten aan de Háskóli Ísland zijn erg maatschappelijk betrokken. Naast de Studentenraad en studieverenigingen zijn er verenigingen die zich bijvoorbeeld inzetten voor gelijkheid tussen mannen en vrouwen op de universiteit en daarbuiten. Daarnaast valt het op dat het hebben van kinderen hier veel meer een gewoon deel van het dagelijks leven dan in Nederland; ook op de universiteit. IJslanders starten wat later met studeren dan wij, rond hun 20ste, en er zijn behoorlijk wat studenten met kinderen. De Háskóli heeft uitgebreide kinderopvang, maar je ziet ook regelmatig studenten (m/v) die hun kind meenemen naar de Universiteit. Creativiteit wordt erg gewaardeerd op IJsland en er zijn dan ook veel studenten bezig met bijvoorbeeld kunst, muziek en poëzie. De Háskóli organiseert met regelmaat lezingen, en bij grote feesten zoals het Rokk Októberfest treden de populairste bands van het moment op. Om de ‘integratie’ te bevorderen krijgen uitwisselingsstudenten per tweetal een IJslandse buddy toegewezen. Er wordt geprobeerd de buddy’s zo goed mogelijk te koppelen naar faculteit en interesse in een bepaalde taal. Mijn buddy, Oddur, heeft als kind 6 jaar in Nederland gewoond en studeert geschiedenis/filosofie. Naast dat zo’n buddy erg handig is voor allerlei ‘domme’ vragen en om je IJslands op te oefenen, kun je er bijvoorbeeld ook prima het IJslandse nachtleven mee
7
verkennen. Uitgaan gebeurt hier massaal op vrijdag en zaterdag, het begint laat (voor een uur of 01.30 hoef je niet te gaan) en gaat door tot de volgende ochtend. IJslanders zijn vaak nogal ‘stug’ en afstandelijk als ze je nog niet kennen, maar na een paar bier komt daar snel verandering in en zo ontstaan de meest interessante ontmoetingen. Na ruim drie maanden kan ik zeggen dat ik me alleen maar meer thuis voel hier op IJsland! Yvonne. P.S. Iedereen die overweegt in het buitenland te gaan studeren, laat je niet ontmoedigen door het regelwerk (dat soms behoorlijk ontmoedigend kan zijn), gewoon ervoor gaan!
8
9
4. Middeleeuwenexcursie 2008 De Mooie Middeleeuwen: receptie, conservering en collectie Een reis door de tijd Milou Goverde Het thema van de Middeleeuwenexcursie was dit jaar ‘receptie, conservering en collectie’. Dit is een heel brede omschrijving en geeft nog maar weinig indicaties voor het reisdoel. De keuze voor het gebied sloot echter goed aan bij de opzet van het te bestuderen fenomeen, namelijk het oosten van Duitsland. De eerste paar dagen verbleven wij in Quedlinburg. Dit is een klein stadje in de Duitse Harz dat nog bijna volledig is opgebouwd uit vakwerkhuizen uit verschillende perioden. Het was een soort combinatie van Anton Pieck, de Efteling en de gebroeders Grimm. De stad behoort nu tot het werelderfgoed, maar is eigenlijk bewaard gebleven door verval. Ten tijde van de DDR was er onvoldoende geld om de huizen af te breken en na de Wende is men hard aan de slag gegaan om alles in ere te herstellen. De stad kent meerdere kerken, maar de belangrijkste is de St. Servatius. Deze is gebouwd op een rotsblok en was verbonden aan een vrouwenklooster. Heinrich I was de eerste die hier bouwwerkzaamheden verrichtte en hij werd in de kerk begraven. Zijn vrouw Mathilde I stichtte het klooster en de kleindochter van de befaamde Otto I was de eerste abdis. De kerk kent een geringe kerkschat met zeer dure objecten. Het hotel waar we verbleven was zeer merkwaardig ingericht, zodanig dat zelfs een kringloopwinkel zich zou schamen voor de hoeveelheid verschillende spullen die bij elkaar waren gezet. Toch heeft iedereen zich vermaakt in de kelder bij mevrouw Miehe, die tot café was omgebouwd en heeft het uitgebreide Duitse ontbijt iedereen goed gesmaakt.
Vanuit Quedlinburg reisden wij naar verschillende steden, namelijk Gernrode en Halberstadt. In Gernrode bezochten we St. Cyriakus, een Ottoonse kerk die in de negentiende eeuw voorzien is van twee nieuwe apsisschilderingen, die een nieuwe interpretatie gegeven van de weergave van 10
Christus op deze plaats. Halberstadt was de hoofdstad van een bisdom en een heeft een zeer grote gotische kathedraal. Ook deze stad kende voorheen ontelbare vakwerkhuizen, maar deze zijn in tegenstelling tot Quedlinburg allemaal verwoest. De stad werd na de Tweede Wereld compleet herbouwd, maar in het centrum is weinig meer te vinden van een Oost-Duitse bouwstijl, aangezien men in de jaren ’90 het oude middeleeuwse stadspatroon heeft willen herstellen. De Dom heeft sinds kort een nieuw gebouw waarin de kerkschat is ondergebracht, die vele malen groter is dan die van Quedlinburg. De vierde stad was Magdeburg, waar we opnieuw een gotische bisschopskerk betraden. Deze werd echter gerestaureerd met als gevolg dat de meeste beelden waren ingepakt in witte katoenen lappen. Speciaal voor ons werd het Kulturhistorisches Museum op maandag geopend, zodat wij een belangrijk ruiterstandbeeld konden bekijken.
Gernrode
Halberstadt
Magdeburg
Vanuit de landelijke rust van deze kleine steden, waar behalve een paar hangjongeren bijna niemand op straat te bekennen was, vertrokken we naar het bruisende Berlijn. Daar hebben we een aantal grote musea bezocht, die uit verschillende perioden dateerden en daarom inzicht gaven in de manier waarop men omging met het exposeren van middeleeuwse objecten. Overal werden we te woord gestaan door een directeur of conservator, die ons inzicht gaf in de geschiedenis van de collectie en het museumbeleid. Daarnaast hebben we in Berlijn vele bouwwerken besproken, zoals kerken, paleizen en regeringsgebouwen, die op enige wijze terugkeken naar een verleden. De keuze voor de bouwstijl was erg bepalend voor de boodschap die men wilde tonen. Vanuit Berlijn hebben we een uitstapje gemaakt naar Chorin, dat letterlijk uit twee straten bestaat en waarin het station gevormd wordt door een klein huisje in een weiland zonder perron. Na een wandeling in een herfstig bos kwamen we aan bij een grote gotische kloosterruïne, waar we door een zeer vriendelijke mevrouw werden rondgeleid en die ons bij vertrek alle vrede toewenste. Een mooi moment was toen we als groep van twintig Nederlandse kunsthistorici door dit kleine dorp 11
sprintten om de trein te halen, zodat wij niet een uur langer in dit boerengat hoefden te verblijven. We werden op dat moment met grote ogen aangekeken, want dit leek wel het meest spannende dat daar in maanden was gebeurd. Op de laatste dag hebben we Potsdam bezocht, waar we urenlang door Park Sanssouci hebben gewandeld en verschillende gebouwen hebben besproken die een bepaalde stijl imiteerden. We hebben aan het eind van dag het paleis van de Pruisische vorst Frederik de Grote bezocht, die daarnaast een grote schilderijengalerie heeft, waarin vele meesterwerken van Rubens, Rembrandt en Caravaggio zijn verzameld.
Berlijn, Bodemuseum
Chorin
Berlijn, Kulturforum
Potsdam, Sanssouci
En zo was deze excursie een enorme tijdreis en werden we bewust van de manier waarop het verleden aan ons in overgeleverd. Zelfs als we denken naar originele werken te kijken, is er vaak heel wat aan geknutseld en veranderd in de loop van de tijd. Welke keuzes er gemaakt zijn om zaken te behouden of te laten vervallen en welke ingrijpende gebeurtenissen, zoals de beide Wereldoorlogen, ervoor hebben gezorgd dat prachtige objecten verloren zijn gegaan of dat de opvattingen over het verleden radicaal veranderden bepalen hoe wij tegen het verleden aankijken en wat wij nu zien. Het was zeker geen excursie waarin we met oogkleppen op alleen naar de
12
middeleeuwen hebben gekeken, maar juist hebben bestudeerd hoe men in de daaropvolgende eeuwen tot in het heden deze periode heeft gerecipieerd. Berlijn is een zeer boeiende stad, omdat daar de geschiedenis zich overal voor je ogen afspeelt en de eenheid tussen de gebouwen niet bedacht is, maar gegroeid is. Er is overal voldoende ruimte voor nieuwe dingen. Niet alleen het verleden is overal aanwezig, maar ook de toekomst.
13
5. Boven de bank van… Esther Scheepersdd Het moest maar eens afgelopen zijn met die posters als muurversiering, vonden we (Jan en ik) toen we gingen samenwonen. Dat waren we aan onze studie verschuldigd. Een mooie gedachte, maar de financiën waren er niet naar als eerstejaars Aio anno 1994 en nét afgestudeerde kunsthistorica met enkel een serveerstersbaantje. Dus toen wij getipt werden dat er een oosters werk van Marius Bauer geveild zou worden en dat geschat was op 100 gulden, togen wij naar Amsterdam. De schilder genoot ons beider aandacht: ik was afgestudeerd op de twee Marokkoreizen van Jacobus van Looy (1855-1930) en Jan was nét begonnen aan zijn promotieonderzoek naar Nederlandse oriëntalisten. Een schilder die het Oosten bereisd had, mocht aan onze muur. Over de rest van het verhaal kan ik kort zijn: we waagden ongezien de aanschaf. Veel concurrentie was er niet want voor 120 gulden, inclusief opgeld, was het van ons. De volgende maandagochtend zetten we een vuilniszak aan de straat met daarin het betere Montmartrewerk… Vele jaren later hebben we wél een mooie oriëntalist aangekocht. Wederom in Amsterdam, ditmaal bij Christies. Er waren nu wat meer kapers op de kust: links en rechts van ons werden in rap tempo bordjes opgestoken. Toen wij eindelijk kans zagen om mee te gaan bieden stopte dat gelukkig meteen, en waren we de trotse bezitters van een werk van Hendrik Haverman (geb. 1857). We hadden erop gerekend dat we na de veiling konden afrekenen en het werk konden meenemen. En zo kwam het dat we samen met de Haverman in de tram en de trein naar Nijmegen togen. Nu eerst even iets over de schilder: Hendrik Haverman studeerde vanaf 1874 aan Rijksacademie voor Beeldende Kunsten te Amsterdam. Later, na ook de academies van Antwerpen en Brussel bezocht te hebben, keerde hij naar de Amsterdamse academie terug. Waarschijnlijk was het de directeur, August Allebé, die hem had doen terugkeren. Allebé had een grote schare studenten om zich heen verzameld (de zogenaamde Schilders van Tachtig), die zijn vernieuwende vorm van schilderonderwijs heel stimulerend vonden. Van 1881 tot 1886 mocht Haverman daar in een atelier werken. Onder invloed van Allebé, zelf ook schilder, veranderde zijn schilderstijl van grof impressionistisch naar een
meer verfijnde stijl, waarin hij zich vooral op genrestukken en
portretten ging toeleggen. In deze tijd werd hij ook lid van de kunstenaarsverenigingen St. Lucas en Arti et Amicitiae. In 1889 vertrok hij vanuit Amsterdam voor een schilderreis naar Spanje en Noord-Afrika. Toen hij drie jaar later in Den Haag ging wonen, werd hij lid van de Hollandse
14
Teeken-Maatschappij en raakte hij bevriend met Haagse kunstenaars. In deze stad stierf hij in 1928. De onderwerpskeuze van Haverman was breed: stadsgezichten, landschappen. Maar de meeste bekendheid kreeg hij met zijn figuurstukken van moeders met hun kind én de al genoemde portretten van bekende tijdgenoten. Ons werk zal waarschijnlijk niet lang na zijn reis naar Algerije zijn ontstaan. Het feit dat het op paneel is geschilderd, maakt het onwaarschijnlijk dat hij het in situ schilderde. Hij zal, net als zijn collega-schilder Van Looy, ter plekke schetsen en pastels hebben gemaakt, die hij thuis uitwerkte. Rechtsonder is het gesigneerd (‘HAVERMAN’). Daaronder staat een tweede annotatie: ‘CONSTANTINE’, de naam van de Noord-Algerijnse stad waar zich de scène afspeelt. ‘Afspelen’ is overigens een wat te actief woord voor hetgeen te zien is: de beschouwer kijkt naar een door zonlicht verlicht, smal straatje. Op de onderste trede van een stenen trap ligt een hond te slapen. Vlak achter hem, een tree hoger, zit een Noord-Afrikaan, gehuld in een wit gewaad dat ook zijn hoofd bedekt. Hij zit met opgetrokken knieën. Of de man geeuwt - de loomheid van de scène maakt het aantrekkelijk dat te veronderstellen - of zingt is onduidelijk. Zijn ellebogen leunen op zijn knieën, zijn handen zijn ineengevouwen. De enige échte actie speelt zich op de achtergrond af. Daar is een kapper bezig met het kaalscheren van het hoofd van een klant. Beiden zitten op een mat op de grond. Tegen de achtermuur, in de donkere ruimte nauwelijks waarneembaar, staat een derde figuur met een schaal in zijn hand. Het werk heeft mooie, harmonische kleuren: lichtbruin, oker, geel, grijsblauw, met een enkel rood accent. Het is niet gevernist. Dit geeft het werk een wat matte uitstraling en dat past weer perfect bij de droge hitte die op het werk verbeeld wordt. Door een (origineel?) briefje dat op de achterzijde van het paneel is bevestigd, weten we ook hoe de kapper heet: ‘Salem de barbier van Constantine’. Hoewel ook Havermans blik op de oosterse samenleving flink gekleurd zal zijn geweest, straalt dit werk in mijn ogen een ongelofelijke echtheid uit. En dat maakt het voor mij zo aantrekkelijk. Niks geen goden, geen heiligen, geen opsmuk. Het allermooiste detail wat dat aangaat, zijn de rode muiltjes die de klant op de drempel van de kapperszaak heeft laten staan.
15
16
6. De bekroningen van Jean-Michel Othoniel Rotonde kunst Milou Goverde In deze rubriek wordt aandacht geschonken aan kunst in de openbare ruimte aan de hand van beeldmateriaal. Hierover wordt steeds een beknopte toelichting gegeven.
De Franse kunstenaar Jean-Michel Othoniel verkreeg voor het eerst bekendheid toen hij op de Documenta IX in 1992 in Kassel exposeerde. Hij staat voornamelijk bekend om zijn zeer grote sculpturen die zijn opgebouwd uit glas afkomstig uit Murano. Deze glazen bollen worden aan elkaar verbonden met staal en worden in verschillende vormen tot een geheel verbonden. Zowel in de openbare ruimte als in een museale context worden zijn werken geëxposeerd. In 2000 heeft hij de ingang tot het metrostation Palais Royal-Musée du Louvre omgebouwd tot Kiosque des Noctambules, die bestaat uit twee kronen in twee verschillende kleurstellingen. In 2008 was hij tijdelijk te zien tijdens de tentoonstelling Sonsbeek 2008: Grandeur in Arnhem. Tussen de bomen, die werkten als de pijlers van een kathedraal, enigszins van de reguliere paden verwijderd hing een enorme kroon, die te groot is voor enig menselijk hoofd. Zowel in een natuurlijke als drukke stedelijke omgeving komen de werken van Othoniel goed tot hun recht, omdat ze communiceren met hun omgeving, het licht en het weer. Voor meer informatie en andere werken, zie http://www.galerieperrotin.com/artiste-JeanMichel_Othoniel-113.html# 17
7. Enerverende Hoogmis met een wijntje erbij Blikopener Minke Jansen Rolden De Bloeiende Maagden tijdens hun voorstelling Lege Maag nog naakt door de vanille vla; vrijdagavond verzorgen Minou Bosua en Ingrid Wender een moderne, niet-kerkse Hoogmis die beter is dan de Efteling, langer duurt dan een XTC pil en niet voor een droge mond na afloop zorgt. Althans, dat wordt beloofd.
Bekend om hun controversiële voorstellingen staat het
cabaretduo dit seizoen op de planken met Donkey God en het bonus-sacrament: een liturgie waarin alles mogelijk is. Alvorens de ‘mis’ begint, wordt het publiek gevraagd een slok water te nemen, flink te gorgelen en het restant terug te spugen in de rondgaande kelken. Vervolgens worden er misboekjes uitgedeeld waarin het programma uiteengezet is. Een vloeklied, absolutie en een collecte staan onder andere in het vooruitzicht. Het ietwat chaotische maar enthousiaste duo neemt het publiek mee naar een wereld waarin haat en geweld tot het verleden behoren. De zaal moet deze avond compleet gezuiverd worden van zogenaamde negatieve ‘gifwolken’. Staande op een ladder betoogt Ingrid Wender, de priester, vol overgave waarom we vaker iemand voor moeten laten gaan bij de bakker: het blijkt dé ultieme oplossing voor al het geweld in de wereld. Tijdens de schuldbekentenis worden gedurfde gewetensvragen gesteld aan het publiek. Op erg persoonlijke vragen volgt gegiebel uit het publiek, waarop de priester ontvlamt in een preek die oproept tot het loslaten van schaamte en het vrijlaten van spontaniteit. De priester pleit bovendien voor een positieve houding tegenover water. De aangekondigde evangelielezing blijkt vervolgens een diavoorstelling waarin verschillende waterkristallen worden getoond. De zuiverste en mooiste kristallen zijn een gevolg van positieve energie. Opeens komen de eerder vol gespuugde kelken weer tevoorschijn en blijkt het water door de ontstane positieve sfeer totaal ‘ontfluimd’ te zijn! Opnieuw gaat de kelk rond; en ja, ook ik nam een slok... Het publiek speelt een cruciale rol tijdens deze voorstelling die moeilijk te bestempelen is als cabaret: de twee improviseren knap en snel op de verhalen en reacties van het publiek. Er worden mensen naar voren gehaald, we zingen mee met de tussenzang en geven gul tijdens de collecte. Enthousiast en enigszins eerlijk publiek maakt dat deze show, want dat is het, soepel verloopt. Onder het genot van een glas rode wijn die we drinken uit de rechterhand van onze buurman (het
18
vertrouwen en de naastenliefde groeit naarmate de voorstelling vordert), wordt democratisch besloten wie uit het publiek de opbrengst van de collecte mee naar huis mag nemen. Een algeheel gevoel van weldaad vulde de Lindenbergzaal. De Bloeiende Maagden hebben het in volle overtuiging waargemaakt: hoewel, de belofte dat het langer zou duren dan een XTC pil kan ik niet verifiëren. Wel weet ik dat ik zonder droge mond het theater verliet! En zoals ook geldt voor de Efteling: een tweede bezoekje brengen aan de Hoogmis van deze Bloeiende Maagden lijkt mij geen straf. Integendeel. ‘Donkey God en het bonus-sacrament’, door De Bloeiende Maagden (Minou Bosua en Ingrid Wender). Gezien: 14 november in de Lindenberg, Nijmegen. De voorstelling is op tournee. Voor de speellijst, kijk op: www.harrykies.nl
19