2008 25/4 RONDOM DEN HERDENBERGH Tijdschrift van de Historische Vereniging Hardenberg en Omgeving Lidmaatschap € 15,00 per kalenderjaar Ledenadministratie en contributie: G. Wolbink, Alb. Risaeusstraat 8c, 7772 AV Hardenberg, tel.: 0523-267036, e-mail:
[email protected] Secretariaat: Verenigingscentrum, bezoek- en informatieadres: Voorstraat 34, 7772 AD Hardenberg, tel.: 0523-265624 Openingstijden: ma-di-do-vr.: 09.00-12.00 uur Internet: www.historiekamer.nl E-mail:
[email protected] Bestuur: H.H. Bulthuis, voorzitter, Eikenlaan 15, 7771 DW Hardenberg, tel.: 0523-263608 F. Hamhuis, secretaris, Esweg 32a, 7771 CR Hardenberg, tel.: 0523-261433 A.J. Barnard, alg. adjunct, Oosteinde 13, 7772 CA Hardenberg, tel.: 0523-261786 Mevr. D. Reefman, penningmeester, Hoornblad 15, 7772 MG Hardenberg, tel.: 0523-266241 Mevr. H. Reinders, A. Risaeusstraat 16, 7772 AV Hardenberg, tel.: 0523-266515 J. Plaggenmarsch, Eendekroos 25, 7772 MP Hardenberg, tel.: 0523-268100 L. Odink, Zwartedijk 29a, 7775 PA Lutten, tel.: 0523-681850 Redactiecommissie:
Redactieadres:
Mevr. D. Hesselink-Zweers Mevr. J. Luisman-de Jonge K. Oosterkamp, eindredacteur, tel.: 0523-263104 A. de Roo E. Wolbink Voorstraat 34, 7772 AD Hardenberg
Bankrelatie: Rek.nr. 3849.47.824 bij Rabobank Hardenberg (Postrek.nr. v.d.Bank: 812263) POSTBANK rekeningnr. 2985515 ISSN: 1380-3921
Inhoud Van de redactie Brand in Stad Hardenberg Als de rode haan kraait ...... Over brandweer en brandweermensen De Klepperman, van nachtwacht tot folkore Aaltje Kraak, een kunstproject In vuur en vlam - over molenbranden Proatie bi-j de pompe Salland's Volksblad in 1908
D. Hesselink-Zweers E. Wolbink K. Oosterkamp D. Hesselink-Zweers K. Oosterkamp E. Wolbink H. Reinders.J. Luisman-de Jonge E. Wolbink en D. Hesselink-Zweers
pag. 1 2 17 29 38 51 57 62 67
Bijdragen voor het volgende nummer uiterlijk op 9 februari 2009 inleveren. Het overnemen van artikelen of gedeelten daarvan uit dit tijdschrift mag alleen na daartoe verkregen toestemming van de redactie.
Van de redactie Op 30 augustus 2008 overleed de heer C. Lina. Hij was vanaf de oprichting van de Historische Vereniging lid van de redactie van Rondom den Herdenbergh en van 1988 tot 1996 was hij eindredacteur. De jaargangen van deze periode laten op indrukwekkende wijze zijn inzet, creativiteit en betrokkenheid bij de beoefening van de lokale geschiedenis zien. De redactie verwijst graag naar het In Memoriam op de bestuurspagina's van de Stephanoten. De heer Arnoud Pullen is bereid gevonden om toe te treden tot de redactie van Rondom. De heer Pullen is historicus en werkzaam bij het Gemeentearchief Hardenberg. Wij heten hem bij dezen van harte welkom. Voorwoord bij de special over De Grote Brand De Grote Brand op 8 mei 1708 is dit jaar op diverse momenten genoemd om even bij stil te staan. Heel bijzonder was de herdenking op 8 mei jl. op en om het Wilhelminaplein met verschillende sprekers en een spectaculaire vuurwerkshow als onderdeel van het kunstproject Aaltje Kraak. Het lag dan ook min of meer voor de hand om in dit nummer, de special van 2008, uitvoerig stil te staan bij deze brand van drie eeuwen geleden. Daarnaast hebben we aandacht willen schenken aan een veelheid van andere 'brandzaken'. Zo wordt, in het kader van brandpreventie, de functie van de klepperman belicht, in een lange reeks van jaren waarin van een toeristische attractie er nog geen sprake was. Uit archieven en oude kranten kon een indrukwekkende opsomming worden samengesteld van momenten dat de preventie niet voldoende was gebleken en dat toch de rode haan kraaide in Hardenberg en omgeving. Een andere bijdrage laat zien dat vooral molens groot risico liepen om in brand te raken. Menigmaal trokken zij immers als hoogste punt in de omgeving de bliksem aan. Uiteraard besteden we ook aandacht aan de huidige brandweer, de mensen die de brand weren en bestrijden, het materieel en de geschiedenis van de brandweer. Ook aan het reeds genoemde kunstproject Aaltje Kraak van de kunstenaar Arnoud Holleman is een bijdrage gewijd. Tenslotte is de grote brand onderwerp van gesprek bi-j de pompe in Plat Ni-js, een gesprek met een ironiserende knipoog en blijkt dat ook het Salland's Volksblad honderd jaar geleden door brand werd beheerst.
1
Brand in Stad Hardenberg Over de grote brand in Hardenberg schreef de heer Klaas Jongsma (1872-1959) een beeldend verhaal. In onderstaand artikel worden de meest relevante gegevens opnieuw beschreven. Doordat archieven ondertussen beter toegankelijk zijn geworden, kon de geschiedenis op diverse punten worden aangevuld. Ook zijn, door meer uitgebreid historisch en genealogisch onderzoek, verschillende storende fouten aan het licht gekomen. Het boekje van Jongsma is dit jaar, ter ere van de herdenking van de grote stadsbrand van 8 mei 1708, opnieuw uitgegeven (ISBN: 978-90813017-2-5).
D. Hesselink-Zweers De Grote Brand Het boekje 'De Grote Brand'te Hardenberg (8 mei 1708), geschreven door K. Jongsma, werd in 1966 door uitgeverij A. Kremer te Hardenberg uitgegeven. De heer Klaas Jongsma was onderwijzer in Stad Hardenberg; daarnaast was hij amateurhistoricus en archeoloog, die zich vele jaren, ook na zijn pensionering, met de geschiedenis van Hardenberg en omstreken heeft bezig gehouden. Op 8 mei 2008 werd ter gelegenheid van de herdenking van de brand dit 23 pagina's tellende boekje bewerkt en uitgegeven door Uitgeverij Heijink. In deze 30 pagina's tellende heruitgave werd het voorwoord, met de titel 'Vuur als gemeenschappelijke vijand', geschreven door Martin Cuperus, brandweercommandant van de gemeente Hardenberg. Als slotwoord werd een citaat van stadssecretaris Jacobus van Riemsdijk (eind achttiende eeuw) aangehaald. In deze heruitgave is de taal iets aangepast en zijn enkele fouten verbeterd. Ook zijn in deze kleurenuitgave foto's en onderschriften toegevoegd en is de tekst ingedeeld in hoofdstukken. In de heruitgave is ervoor gekozen om het voor- en slotwoord van uitgever Kremer weg te laten. In dit voorwoord refereerde Kremer onder andere aan het herdenkingsfeest '600 jaar Hardenberg'. Hierin werd, in 1962, de brand herdacht in een historisch openluchtspel. Het werd geschreven door de heer C. Lina en de prachtige decors waren van de hand van de heer Jacquet, beiden leraar aan de Chr. MULO... ruim 7000 personen woonden de twee opvoeringen bij. Het opstijgen van de 2
rookwolken en de gloed van het vuur tegen de donkere hemel vormden een fantastisch effect op deze fraaie zomeravond. In het slotwoord, getiteld 'Hardenberg in 1966', schreef uitgever Kremer dat hij in het huis van de familie Krul, dat tijdens de brand van 1708 gespaard bleef, heeft gewoond. Op deze plek tegenover de kerk bouwde de firma A. Compagne en Zonen later een nieuw pand. De uitgeverij van Kremer was inmiddels verhuisd naar de Bruchterweg. Kremer beschreef de stadsontwikkeling en industrialisatie, de toestroom van vreemde mensen die inmiddels een ander stempel drukten op de samenleving. De geboorte van de 25.000ste inwoner - Erik Hobo op 24 april 1966 - illustreerde het ongedacht snelle tempo van Hardenberg-inopmars. De uitgave begint met een beschouwing over de gevaren, waaraan vooral een stad zoals Hardenberg, met haar dicht opeen staande huizen, blootstond. Van alle gevaren was brand, het vuur, wel het ergst. In vroeger tijden was men voor verlichting, koken en warmte aangewezen op open vuur. Ook 's nachts liet men een kooltje vuur smeulen, want het was niet zo gemakkelijk om vuur te maken. De woningen waren meestal gemaakt van uiterst brandbaar materiaal, zoals hout en stro. Een verdwaald vonkje kon de grootste ramp veroorzaken. Om de stad voor brand te bewaren, werden dan ook scherpe voorzorgsmaatregelen genomen. Hardenberg werd tot tweemaal toe geheel door brand verwoest. De eerste brand was niet in 1479, maar volgens overlevering in het jaar
1497, op de dag Laetare, dit is de derde zondag voor Pasen. Deze brand zou zijn veroorzaakt door bliksem. Op één van de tijdens de Tweede Wereldoorlog naar Duitsland weggevoerde kerkklokken stond volgens Jongsma het jaartal 1506. In dat jaar was de klok omgegoten, nadat het weer haar had doen verbranden. Waarschijnlijk heeft de stad Hardenberg nog een keer gebrand. Dit zou volgens onderstaande getuigenis rond 1536 zijn geweest. Wanneer in 1551 een zekere Albert uit Radewijk wordt verhoord in een rechtszaak, getuigt hij dat er veertien jaren eerder iets was voorgevallen, in de tijd toen de Hardenberger brand was. Twee jaar eerder wordt er gesproken over een nieuw getimmerd huis, op dezelfde conditie als toen de Hardenberg in brande verongeluckede. Ook is Gramsbergen in deze tijd, in november 1530, door brand getroffen en werden ze geholpen door de provincie.
stelling. Aaltje was de weduwe van Berend Kraak en woonde in de buurt van de tegenwoordige stadsmuur. Berend Cramer, de stadssecretaris, leefde nog ten tijde van de brand. Hij woonde naast het gespaard gebleven huis van Krul in de Voorstraat. Aaltje Kraak was bezig met het verstellen van de hoozen (dit is een broek, Jongsma schrijft kousen) van haar zoon, die schippersknecht was. De benodigdheden voor het verstelwerk lagen in de donkere bedstee. Bijgelicht door een lampje ging ze de lapjes stof zoeken en dit liep uit op een grote catastrofe. Het vlammetje van haar lamp zette het droge riet in brand en het duurde niet lang of de vernielende vlammen, volgens Jongsma aangewakkerd door een felle oostenwind, legden het stadje Hardenberg in de as... het bulderen van de vlammen en het geknetter van het vuur met het gekraak van de instortende huizen overstemt het gegil van de vrouwen, het geschrei van de kinderen en het geschreeuw van de mannen. Slechts een paar gebouwen werden gespaard. Dit waren de uit stenen opgetrokken kerk met klokkentoren, een gedeelte van het tegenover de kerk staande huis van Krul en het schooltje op de eiermarkt, nu Boumanplein. Buiten de stadskern, bij het oude kerkhof van Nijenstede, bleven ook nog drie huizen bewaard. Deze werden toentertijd waarschijnlijk bewoond door de families Smoes, Dijk, Cremer en Schram. Jongsma schreef dat dit de families Zweers, Mollen, Kremer Afbeelding van Hardenberg, gemaakt rond 1732, door Andries en Smit waren. Zoals uit Schoemaker, Cornelis Pronk of Abraham Haen op hun reis door onderstaande notitie blijkt, was dit Overijssel Op deze prent is geen Vechtbrug te bekennen of het pas veel later het geval. Toen op zou het hekje linksvoor moeten zijn. Ook ontbreken de huizen in vrijdag 30 maart 1781 brand de Achterstraat uitbrak bij Hendrik Pot aan het Oosteinde en de burgers dit nog net Gedankt zij De brand in 1708 den Hemelt hadden kunnen blussen, kwam de Over de brand op 8 mei 1708 schrijft Jongsma magistraat de volgende dag bijeen. Ze besloten onder andere dat deze is ontstaan bij Aaltje dat de huizen, die tijdens de brand van 1708 Kraak alias Otten Aaltje, de weduwe van gespaard waren, net als de Berend Cramer. Dit is een verkeerde veronder-
andere huizen in de stad voortaan met pannen moesten zijn gedekt. Voor het einde van het jaar moesten de bewoners Jan Hendrik Zweers, Jan Hendrik Möller, Thijs Kremer en Jannes Smit, de strodaken van hun huizen verwijderd hebben. De eigenaren kregen hiervoor uit de stadskas elk een douceur van twee gouden ducaten en konden eventueel een lening tegen drie procent van de stad krijgen. Deze gespaarde huizen stonden aan het Oosteinde, nu een nieuw gebouw schuin tegenover 'Den Herdenbergher'. Deze huizen hadden toentertijd zicht op de rivier de Vecht, die stroomde aan de overkant van de weg, nu ongeveer Burgemeester Bramerstraat. Enkele weken na de brand in 1708 werden alle ingezetenen bijeengeroepen door de magistraat. Gezamenlijk besloten ze dat alle nieuw te bouwen huizen van dakpannen moesten worden voorzien. Iedereen was er van overtuigd dat de ramp voor een belangrijk deel te wijten was aan de dakbedekking met stro. Secretaris Kramer noteerde de volgende woorden nae dat God Almachtigh ons op den 8 meij deses Jaers door een sware en ongelucki-ge Brandt soo jammerlijck heeft besoght, welc-ke generale en groote distructie voor het meeste gedeelte door het Stroodack is veroor-saackt... Iemand die niet aan het besluit voldeed, kreeg geen ondersteuning. Er werd afgesproken dat medeburgers toestemming kregen het stro van de daken te halen en te vernietigen. Bij de felle brand gingen veel, voor de geschiedenis van Hardenberg belangrijke, documenten verloren. Men moest kosten maken voor de vervanging van bijvoorbeeld belastingkohieren, verpondings- en vuurste-
denregisters en ook voor diverse kerkboeken. In de nieuw aangelegde boeken werd vaak eerst een notitie gemaakt over de bedroevende brand die de stad was overkomen. In een van deze kerkboeken werd geschreven dat de brand 's middags om half zeven was ontstaan bij de oude vrouw Otten Aaltje. Binnen twee uur was de stad veranderd in een puinhoop. Volgens dit boek bleef het raadhuis, tegenover de kerk, de school en kerk gespaard en nog drie huizen staande op het eind bij het kerkhof. Er werd geschreven dat in hetzelfde jaar de stad weer herbouwd werd, op twee of drie huizen na. In het boek van de kerkvoogdij werd een zelfde soort verhaal geschreven. Hierin wordt echter gezegd dat de brand 's middags om half drie ontstond. In plaats van het raadhuis staat hier dat Kruis huis, staande tegenover de kerk, gespaard bleef. Ook in het trouwboek van de kerk lezen we over de brand die ontstond bij Aaltje Kraak, alias Otten. Het memoriaal van de Stad beschrijft de behouden huizen als volgt de kerck en schole, dat huijs voor het grootste gedeelte van de weduwe Kruis, en drie huijsen staende naest nae den kerkhoffvan Hardenbergh. Jongsma was niet de enige die de brand van 1708 heeft beschreven. Bijna twee eeuwen eerder had de stadssecretaris Van Riemsdijk dit ook al gedaan. Hij schreef over beide grote branden en haalde daarbij de woorden aan die Seneca, een romeins filosoof die leefde ten tijde van Christus, sprak over de brand van Lyon: Daar is maar eenen Nacht geweest tusschen een stad en een stad welke er niet meer is! Jongsma maakte voor zijn boekje gebruik van de door Van Riemsdijk verzamelde bronnen. Buiten deze gegevens uit het stadsarchief vond hij een schitterend verhaal in 'De
Clapper der Calkoens'. Hierin staat een uitgebreid verslag van de grote brand in 1708. De ooggetuigen, de heer Calkoen uit Hoogeveen en de landmeter Willem Donselaar, bevonden zich die achtste mei op de Braamberg. De wind kwam uit het zuid-oosten en ze roken een scherpe brandlucht. Eerst dachten ze dat er veen of turf verbrand werd. Al gauw kwamen er mensen die riepen: 'Brand! Brand! Heel Hardenberg steet gleunig!' Omdat Donselaars zwager daar schoolmeester was, trokken ze linea recta naar Hardenberg. Onderweg hoorden ze dat de brand al vroeg in de morgen was ontstaan. Ze zagen bij aankomst, dichtbij de Vechtbrug, nog vijf huisjes staan. Verder was alles, op het schoolhuis van de zwager na, vernield. Alles lag in puin en de bewoners kampeerden aan de oostkant van de plaats, buiten gevaar van vuur en rook... Jongsma zette verschillende vraagtekens bij dit verhaal. Vooral de tijd van het ontstaan van de brand en de gespaard gebleven huizen klopten niet. Nu weten we dat dit verhaal is geschreven door de Hoogeveense schrijver en schilder Albertus Steenbergen (1814-1900). Hij publiceerde veel van dit soort verhalen in de Hoogeveense Courant en in de Nieuwe Drentsche Volksalmanak. Volgens hem haalde hij de stof hiervoor uit het moeilijk te ontcijferen, zeventiende eeuwse, dagboek van de familie Calkoen. Na Steenbergens dood werd deze zogenaamde 'Clapper der Calkoens' in boekvorm uitgegeven met als titel 'Eene Drentsche veenkolonie in het laatste der zeventiende eeuw Het journaal van A. en P. Calkoen. Met aantekeningen voorzien van A. Steenbergen'. Inmiddels was duidelijk geworden dat deze Steenbergen iedereen bij de neus had genomen. Het was een mystificatie, hij had het zelf verzonnen. Waar hij rond 1883 de gegevens over de Hardenberger brand vandaan haalde, weten we niet. Wel weten we dat deze fantast pas na zijn dood door mr. Joosting, rijksarchivaris te Drenthe, werd ontmaskerd. Slachtoffers van de brand Volgens Jongsma stonden er ten tijde van de grote brand ook huizen op de Pothof (omgeving Van Speykstraat) en het Hoofd
(Sallandschestraat, voorheen ook Braaksteeg en Wipstraat genoemd). Voordat de stad Hardenberg ontstond, zullen er zeker mensen in deze omgeving, in de voormalige stad Nijenstede, hebben gewoond. Door de eeuwen heen zijn de huizen echter verdwenen en werd de Pothof gebruikt als tuin, misschien met een enkel schuurtje. Uit geen enkel document blijkt dat dit gebied tussen de zeventiende- en het eind van de negentiende eeuw werd bewoond. Hardenberg was tijdens de brand niet veel groter dan Voorstraat en Wilhelminaplein. Dit plein bestond toen uit twee straten, de Ganzestraat en Achterstraat, met aan de zuidzijde in het oosten de Höfte, nu 'Höftekerk' en aan de westzijde de Doelen,
Register van de verbrande woningen stedeken Hardenberg 5
'het Hoge Doel'. Iets lager, op de latere eiermarkt, nu Boumanplein, stond het schooltje en een enkele woning. Verder woonden er nog wat mensen op het Zand langs de rivier, later Oude Bosch geheten, en aan het Slat, richting de Koppel, waar doodgraver Vasse later woonde. Omdat de in het boekje aangehaalde lijst met inwoners diverse fouten en hiaten bevat, wordt deze lijst hieronder in de juiste volgorde weergegeven. Tevens wordt aan de hand van deze lijst, waarop sprake is van 105 verbrande huizen, een poging gedaan inzicht te geven in de bebouwing van de stad tijdens de brand. Door de volgorde van namen op deze lijst uit 1708 te vergelijken met vroegere en latere naamlijsten, kan een vrij goede reconstructie van de bewoning worden gemaakt. Na de brand werd bepaald dat ieder zijn huis moest opbouwen naar de grootte van het verbrande. Hieruit mogen we aannemen dat de afgebrande huizen merendeels op de oude fundamenten zijn herbouwd. Er waren twee lijsten. Een waarop de gedupeerden stonden en een met bewoners aan wie schadevergoeding werd uitgekeerd. Soms werd de schade aan iemand anders uitgekeerd, dit staat dan tussen haakjes. De lijst begint met de bewoners aan de noordzijde van de Voorstraat of Grootestraat, te beginnen bij de Vechtbrug: Jan Smit, Gerrit Berends Volkers, Jan Nijman, Reiner Derks, Harmen Richterink en Jacob Sierink (Jacob Sierink zijn kind). Ongeveer ter hoogte van de Krommesteeg: Jan Frederiks d'Olde (geen schadevergoeding), Arnold Voltelen, Berent Kramer, weduwe Kruis (burgemeester Krul zal de gekregen schadevergoeding verdelen onder de armen), Berend Pouwels, Abraham (Jansen) Keddeman (Derk Odink), Evert Timmerman, Hendrik Zweers (het lege huis van Voltelen), Hendrik Woelers (de erfgenamen van Swam Woelerts), Frederik Bloemers, Jannes Tonnissen.
6
Volgens Jongsma werd in het huis van Krul een steen in de voorgevel gemetseld met het opschrift: ZOO DE HEERE HET HUIS NIET BOUWT TE VERGEEFS WAAKT DE WACHTER Wij kennen echter alleen de ingemetselde gevelsteen op het hoekhuis Voorstraat/Kruissteeg. Hier heeft in de achttiende eeuw burgemeester Evert Santman gewoond. In de negentiende eeuw werd het pand bewoond door de familie Heetderks van Munster, nu drogisterij Ter Veen. Deze steen, die enkele jaren geleden werd vervangen en verplaatst naar de zijkant, draagt als opschrift: SOO DE HEERE DE STADT NIET EN BEWAERT, TEVERGEEFS WAECKT DE WACHTER
Ongeveer ter hoogte van de Kruissteeg: Gesina ter Welscher, Tonnis Derks, Lucas Lamberts, Thijs Lamberts, Jan Hendriks Kamerjan. Bij de Kamerjan- of Karnemelksteeg, op het huidige Klepperplein woonden: Helmich Zweers, scholtus Moickenbour, Jasper Zweers. We zijn nu in de
buurt waar vroeger hotel Nijhoving stond, nu Hema: Harmen Volkers, Berend Berends Bakker, Battien Heinen, Derk Odink (Gerrit Jansen Konink). We steken de weg over en vervolgen de ronde ter hoogte van de rond 1762 gebouwde pastorie van de hervormde kerk, nu Kruidvat. Richting het kerkhof zien we in de verte de drie huizen met strodaken staan, die tijdens de brand werden gespaard, nu is dat een vrij nieuw pand schuin tegenover 'Den Herdenbergher'. Ongeveer ter hoogte van de latere pastorie woonden: weduwe Hendrik Jurriëns, Jan Joosten, Evert van Assen (van Asten). Aan de weg naar Brucht, de westkant van de tegenwoordige Fortuinstraat: Hendrik Matekate, weduwe Hendrik Hooftman met drie huizen, respectievelijk verhuurd aan Berend Bakker, kommies Meetsma en Klaas Zweers, Hendrikje Derks. Op de hoek Fortuinstraat/Voorstraat, waar vroeger de Boerenleenbank stond, nu Vögele: Berend Abrahams, weduwe Egbert Hooftman, Jan Zweers, Harmen Amsink. We zijn nu ongeveer bij de binnenste stadsmuur. De resten van deze muur zijn te vinden onder het chinese restaurant. We zijn nu bij het zogenaamde Kruis en gaan van hier verder met: Asse Jansen Ribberink, Jan Derksen, weduwe Jan Volkers, Geert Jansen, Hendrik Gerrits de Klute, Engbert Hagen, Lambert Lamberts (zijn weduwe), de koster, Hendrik Harms van 't Holt, Gerrit Woelders, Jan Venebrugge. Op de percelen van beide laatstgenoemden zou een eeuw later het stadhuis, nu museum Oudheidkamer, worden gebouwd. We zijn nu in de steeg tussen het huidige museum en de kerk. Als we hier links de hoek omgaan, staan we voor de verdwenen Ganzestraat met aan de linkerkant de achterdeuren van de aan de Voorstraat gelegen huizen. De huizen aan de rechterzijde van de Ganzestraat hadden meestal de voordeur aan de hierachter gelegen Achterstraat. Deze Achterstraat begon bij het steegje tussen de kerktoren en het oude postkantoor en liep, zoals men nu nog kan zien, richting
Höftekerk. Het is moeilijk na te gaan wie de voordeur aan de Ganzestraat of pal achter de kerk in de Achterstraat had. Het raadhuis stond, waarschijnlijk ook al voor de brand, ten zuiden van de kerktoren en tegenover de stadsmuur. Waarschijnlijk woonden in de Ganzestraat of in de nabijheid van de kerk: Albertien en Jan Sloten, Arend Herms (schadevergoeding door curatoren ingehouden), Christoffer Smit. Verdergaand woonden aan de linkerkant van de Achterstraat: weduwe Wessel Kramer, weduwe Rotger Willems, Hendrik Postdijk, Geert Takman, Jacob Jansen, Evert Postdijk, Hendrik Ophof, weduwe Klaas Gerrits Baak (Gerrit Klaasen Baak), Willem Engberts, Hendrik Boener, Jan Maasen. We zijn nu op den Hof, hier stond in een ver verleden het kasteel, de hof van de bisschop, nu staat hier de Höftekerk. In dit gebied woonden: Wolter Gerrits Twenteker, Willem Everwijns, Gerrit Baarslag, Albert Jansen Konink, Wessel Alberts, Gerrit Nijman, Harmen Jansen Kortmaat, Gerrit Engberts (geen schadevergoeding), Swane Everwijn (zie onderaan de lijst). Aan de laatste twee werd op deze plek geen schadevergoeding verleend. Waarschijnlijk woonden ze in het hier staande armenhuis van de diaconie, waaraan vijftig gulden werd uitgekeerd. Aan de zuidzijde van de Achterstraat richting huidige stadsmuur: Jan Jurriënsen, Egbert Kremer, Egbert ten Broeke, Gerrit Koninks? (achternaam is onleesbaar, er werd ook geen schadevergoeding voor deze huisplaats uitgekeerd), Gerrit Evers, de Weeme (pastorie), Berend Boerrigter, Willem Gerrits Bedeker, Harmen Abrahams, Jan Valkman. Nu zijn we ongeveer bij het 'Hoge Doel' aangekomen. Op de Doelen stonden ook armenhuisjes van de diaconie. In deze buurt en op het lager gelegen Slat en Zand, richting de Vecht, woonden: Berend Nijman (zie onderaan lijst), weduwe Hendrik Berends (geen schadevergoeding), Gerrit Hendriks, Gerrit Jansen (Gerrit Slukien), Willem Berends, Gerrit Sierink (geen schadevergoeding), Gerrit Willems Santman (Sant Gerrit), Hendrik Holtman, Lamme de weduwe Asse Jansen. Vervolgens de weduwe van Berend Kraak. Dit 7
was Otten Aaltje. Zij ontving veertig gulden voor de herbouw van haar huis dat stond aan het steegje, dat van het Boumanplein omhoog loopt naar de huidige stadsmuur. Dit werd later ook wel het Rode Hanensteegje genoemd.
In 1809 woonden er zeven hervormden aan het Rode Hanensteegjen Verdergaand vanaf het oude postkantoor naar de brug: Jan van Borne (op de lijst stond dat hij een schadevergoeding van f 74,- moest krijgen, maar hij schreef hier later zelf bij dit is seer qualijck geschreven want ick daer niet een stuver van gekregen hebbe, waer het geit gebleven is weet ick niedt. Verderop woonden: Jan Odink, weduwe Jan Hooftman (de huisplaats waar Jan Hooftman zaliger heeft gewoond), weduwe Harmen Timmerman, Jennigje Sierink, weduwe Hendrik Molleman (Meuleman), hiervan behoort een helft van het 8
huis aan de weduwe en de andere helft aan Voltelen, Otte Molleman (zie onderaan lijst), Willem Lambers, Lefert Derks. We hebben de ronde gedaan en zijn weer bij de Vechtbrug aangekomen. Onderaan de lijst van hen die schadevergoeding kregen, staat onder Lefert Derks nog de naam van Gerrit van der Straten. Hij ontving f70,- en is waarschijnlijk op de eerste lijst vergeten. Zijn nageslacht woonde aan het Zand, nu parkeerplaats achter 'De Troubadour'. Op de lijst wordt vervolgens het Raadhuis vermeld, hiervoor werd f 74,- uitgekeerd. Hierna volgen nog een aantal namen van mensen die maar twintig gulden kregen. Zij woonden waarschijnlijk in een huur- of armenhuis. Sommigen van hen hebben na de brand op een andere plaats een onderkomen gebouwd. Degenen die het minst kregen, waren: de weduwe Jan Hooftman, Hendrik Zweers Matroos (deze schipper woonde later op het Zand, dicht bij het Slat, nu zuidzijde parkeerplaats achter 'De Troubadour'), Jacob Herms, Tonnis Geertsen, Kleine Harmen, Drummen Harmen, Berent Nijman, Bours Gese, Jonge Berent Volckers, Otte Molleman, de stadsdienaar, Fije en Eefse, Abraham Keddeman, Swane Everwijns, Paters Gerrit. Helemaal onderaan stond nog dat de chirurgijn Hondela voor meijsterloon 31 gulden en 10 stuivers ontving. Waarschijnlijk zijn er bij de brand toch mensen gewond geraakt. De schadevergoedingen, die in december werden uitgekeerd, lagen meestal tussen de vijftig en tachtig gulden, al naar gelang de grootte van de verbrande woning. Secretaris Berend Kramer kreeg het meest, namelijk f 150,-, gevolgd door de weduwe Wessel Kramer met f 140,- en de weduwe Hendrik Hooftman. De laatste ontving voor haar drie woningen f 134,-. Verder kreeg niemand meer dan tachtig gulden. Waarschijnlijk hebben de burgemeesters Gerrit Sierink en Jan Frederiks de Olde de schadevergoeding geweigerd. Over sommige van bovengenoemde slachtoffers zijn nog bijzonderheden bekend die verband houden met de brand.
De weeme (pastorie aan de zuidzijde van de Achterstraat) werd ook door de brand verwoest. Hierin woonden de predikant Joannes Schukking, zijn vrouw de pastoorse Johanna Geertruit Borcherink en hun kinderen. Joannes Schukking werd beroepen in 1686 en overleed op 31 augustus 1707, een jaar voor de ramp. Hij werd als predikant opgevolgd door zijn, toen nog ongehuwde, zoon Anthonij (16851713). Deze werd in 1708 bevestigd als predikant van Hardenberg. Het kerkbestuur had echter geen geld om, in deze kwade jaren, een nieuwe pastorie te bouwen. Daarom werd de weduwe Hooftmans gerecommandeerd (aangeraden) haar huisplaats, zo enigszins mogelijk, nog dit jaar te betimmeren om te dienen tot predikantswoning. Men zal jaarlijks zestig gulden voor huishuur betalen. Zolang de eerwaarde geen huis heeft, zal dit bedrag aan hem worden betaald. In dit huis, gelegen aan de weg naar Brucht, woonde in 1723 dominee De Man. De weduwe van dominee Ter Poorten woonde hier nog tot haar overlijden in 1772. Pas in de herfst van 1761 werd besloten om de weeme te herbouwen, nu aan het Oosteinde van de stad. De in 1762 beroepen dominee Cornelis Hermannus Walraven was de eerste bewoner van de eindelijk herbouwde pastorie. De koster en schoolmeester Gerrit Mensen Bloemers woonde aan de zuidzijde van de Voorstraat (nu boekhandel Heijink). Enkele jaren na de brand vroeg hij of hij in zijn ambt mocht worden opgevolgd door zijn stiefzoon. Volgens hemzelf was hij te oud en leed hij aan toevallen en zwakheden, voornamelijk veroorzaakt door de oribele brand en het smartelijke verlies van zijn huizen. Volgens een notitie van 9 september 1708 zou er in Hardenberg kermis zijn geweest. Het is onwaarschijnlijk dat deze na de brand heeft plaatsgehad. Hoewel in latere jaren ook wel eens sprake was van kermis in september, werd ook eens geschreven dat de Hardenberger kermis van ouds op Sint Stephanus (26 december) werd gehouden. Waarschijnlijk heeft onderstaand voorval dan ook betrekking op het voorgaande jaar 1707.
Op deze kermis heeft Lucas Lamberts uit de boerschap Anneveld (Anevelde) met een zekere Derck Lamberts, schipper van Ommen, gevochten. Dit gebeurde ten huize van de herbergier Lefert Dercks, wonende aan de brugge. Derck werd met een mes gesneden van het linker oor tot op het voorste van het kinnebeen, zijnde ruim een vinger lang. We weten ook dat Berend Bakker van Ommen onder andere pachter was van het gemaal van het kerspel Hardenberg, van het geslacht van stad Hardenberg, van de kannenaccijns van de wijnen en brandewijn en van het hoofdgeld. Hij inde dus de belastingen op brood, vlees, wijn en personen. Dit soort ambtenaren moest twee borgen hebben, die voor hem garant stonden. Voor Berend waren dit de Hardenbergers Evert Postdijk en Hendrik Ophof. Deze Hendrik Ophof was na de brand echter met zijn vrouw vertrokken naar het leger, als soetelaar of soldaat. Na de brand werd door Claas Zweers een huis gebouwd op het erve Mensen of Mensink, zonder pacht te betalen. Dit erf bestond uit landerijen, gelegen in het wichbold (buurt) van Hardenberg. Het was in de middeleeuwen eigendom van het convent van Winsum bij Zwolle (Windesheim). Waarschijnlijk lag dit erve aan de weg naar Brucht, nu Fortuinstraat. Hulpverlening We lezen dat Hardenberg in hetzelfde jaar bijna geheel uit de as herrees. Dat getuigt van een enorme inzet van zowel magistraat als burgerij. De hulpgoederen die omringende plaatsen leverden en de opbrengst van collectes hebben natuurlijk ook enorm geholpen. Toentertijd kon men zich niet verzekeren tegen rampen. Zelfs ruim een eeuw later, in 1809, kreeg Gerrit Reinders uit Baalder, wegens het verbranden van zijn katerstede, nog toestemming om zelf te gaan collecteren. Een dag na de grote brand stuurde men vanuit Uelsen hulpgoederen, zoals een halve last rogge (over het algemeen bestond een last uit 27 mud en een mud uit 4 schepel), zevenen9
twintig broden en twee potten boter. De volgende dag zond Neuenhaus aan die verbrande Ingesetenen tachtig broden en negen zijden spek. Weer een dag later, de elfde mei, arriveerden vier wagens uit Ootmarsum met daarop drie tonnen bier, enig linnen en 17 guldens en 1 1/2 stuivers aan geld, zaad en verder spek en vlees tot ververschinge. De dag daarna werd een last rogge gestuurd door Hendrik Jan Souris, richter van Uelsen en Uelsenkerspel. Dezelfde dag kwam uit Nordhorn 62 schepel rogge, 18 schepel boekweit en 179 pond spek en vlees. Op 19 mei stuurde de gemeente Wachtum veertien drent-se mudden en drie schepel rogge en nog een gulden, acht stuivers en acht penningen en ook de boerschap Dalen kwam met giften.
meer bedroeg dan wat hij aan giften had ontvangen. De magistraat liet duidelijk weten dat het te ontvangen geld alleen voor de opbouw van de stad zou worden gebruikt. Dus niet als schadevergoeding voor verlies van huisraad, vee enzovoort. Voor men op reis ging, werd eerst toestemming voor de collecte gevraagd aan de stad Zwolle. Omdat het stadszegel was verbrand in het raadhuis, vroeg men aan Zwolle de certificaten, de geloofsbrieven waarmee de collectanten zich konden legitimeren, met hun zegel te bekrachtigen. De bestuurders van de stad Zwolle waren zogenaamde appelantsheren van Hardenberg. Als in de kleine stad Hardenberg een vonnis werd uitgesproken, kon de bezwaarde partij in Zwolle in appel (beroep) gaan. In de brief aan Zwolle werd over de snel om zich heen grijpende brand het volgende geschreven: weinige menschen van haare meubelen iets geborgen, andere en 't meeste wederom niets overigs gehouden hebben, als het geen aan haar lichaam hadden (God betert), tot de uiterste armoede gebracht, ten einde de meest behoeftige door deese aalmoesse int leven behouden mogen worden, en andere geholpen om
Hulp en medeleven komt uit Uelsen op 9 mei 1708 Om de stad weer op te kunnen bouwen moest er worden gecollecteerd. Op 11 juni werden de collecteurs aangewezen. Zij moesten zowel in eigen land als over de grens geld gaan inzamelen. Hiervoor kregen ze een vergoeding, terwijl ook het eten en drinken en de paarden-huur door de stad werd betaald. Het kwam voor dat de vergoeding voor de collecteur
een hutjen weder op te slaan, op haar verbrande huisplaatsen. Na de aanwijzing van de collecteurs werden op 13 juni de twee certificaten opgesteld voor schout Johan Moickenbour en Zegel van Stad Hardenbergh, in zwarte was, anno 1580 burgemees-
10
ter Arnold Voltelen (Naar hen zijn straten in de Marslanden vernoemd. De naam Voltelen moet worden uitgesproken met de klemtoon op de eerste lettergreep). Hiermee moeten ze naar Holland en Zeeland: naar de provinciale staten, magistraten, gerichten en andere overheden. De brief voor Holland begint met Dewijl het God Almachtigh belieft heeft het Stedeken Hardenbergh op dingsdagh den 8 meij deses jaars met een sware ongeluckige brand te besoecken... Ook hierin wordt weer gezegd dat alleen de kerk en school en drie a vier kleine woningen, staande buiten de kring van Hardenberg, gespaard bleven. Men rekent op de milddadigheid van goede en vrome christenen. De gecommitteerden kregen een collecteboekje mee op hun reis. Hierin zouden de bedragen worden aangetekend. De brief eindigde met de zegenwens God wil alle mildadige Christenen voor alle diergelijcke ongevallen bewaren, haar segenen en in alles voorspoedigh maechen. De brief kon alleen maar worden voorzien van het kleine stadszegel. Het grote zegel was in het verbrande raadhuis versmolten en verloren gegaan (bijna vijfjaar later was er nog geen nieuw groot zegel gemaakt en werd het kleine zegel met rode lak gebruikt). In de brief voor Zeeland schrijft secretaris Kramer bovendien dat Hardenberg gelegen is in de provincie Overijssel en dat het in minder dan twee uren is verbrand. Uit de onkostenvergoeding die schout en burgemeester ontvangen, blijkt dat ze 51 dagen in Amsterdam zijn geweest. Omdat ze wegens familieomstandigheden eerder naar huis moesten, zijn op 6 december burgemeester Jan Fredericks Olde en gemeensman Evert Timmerman daar nog 22 dagen geweest om de in het collecteboekje ingetekende penningen te innen en nog wat te collecteren. Op dezelfde dag werd de commissiebrief opgesteld voor het landschap Drenthe, waar burgemeester Helmigh Sweers en Lucas Lamberts dertien dagen lang collecteerden. Later is Sweers ook nog twee dagen in Coevorden geweest. Beiden reisden ook af naar Twente, naar Almelo en Vriezenveen. Vijf dagen later, 18 juni, werd de commissie-brief opgesteld voor de provincie Groningen
en Ommelanden. Hier zijn burgemeester Albert Koninck en Jan Sweers 15 dagen geweest. Later ging Koninck nog een keer 15 dagen alleen. Op 5 augustus werd het certificaat geschreven om mee te nemen naar de Graafschap Lingen en Munsterland. De gecommiteerden Christoffer Smits en Jacob Jansen zouden daar ook hun opwachting maken bij excellentie Thomas Ernst Dankelman, richter van de Graafschap Lingen, de magistraat van de stad Lingen en verdere regeringen, regenten en ingezetenen. Op 13 augustus schreef de secretaris de brief voor de provincie Friesland. Oud burgemeester Evert Timmerman en de burger Berent Boerrigter bezochten hier grietmannen, magistraten en verdere overheden, kerkenraden en diakenen. Op 3 september werd de brief opgesteld voor Munsterland. Christoffel Smits en Jacob Jansen, inwoners van Hardenberg, gaan onder anderen naar Zijn Doorlugtige Hoogheijd de Heere Prince en Bisschop van Munster, die wel Hoogh en Hoogh Eerweerdige Dom Capitulairen, de Hoogh Welgeboren Gestrenge Heren Drosten van Munsterland. In alle commissiebrieven werd natuurlijk de brand beschreven, in steeds weer nieuwe bewoordingen. Ze werden geschreven door secretaris B. Kramer en namens het stadsbestuur ondertekend door een van de vier burgemeesters. Dit waren ten tijde van de brand G. Sijerijnck (Sierink), Wilh. Henr. Krull, Helmich Sweers (Zweers) en waarschijnlijk Derck Odinck. Elk jaar op Petri ad Cathedram, 22 februari, werden vier nieuwe burgemeesters Schepenen gekozen, de oud-burgemeesters werden dan Raaden. Op de collecteregisters worden oud-burgemeesters zoals Arnold Voltelen, Jan Fredericks Olde en Jan van Borne gewoon burgemeester genoemd. Doordat men na een jaar meestal werd herbenoemd, was het allemaal niet meer zo duidelijk. Burgemeester Jan van Borne ging alleen en ook wel samen met Jan Fredericks het geld
ophalen in de graafschap Bentheim, Twente, Almelo, Oldenzaal, Ootmarsum en Goor. Samen met secretaris Kramer verbleef hij vijf dagen in Deventer. Laatstgenoemde ging ook per paard naar de Stad Steenwijk en Stad en Lande Vollenhove om de gecolligeerde penningen te besolliciteren. Burgemeester Wilh. Hend. Krull is samen met Jan Fredericks twaalf dagen in Gelderland geweest. Later ging Albert Koninck met hem mee om het geld van de Staten van Gelderland te halen. Ook zijn burgemeester Derck Odinck en Jan Sweers nog drie keren naar de graafschap Bentheim geweest om geld op te halen.
Smeekschrift aan Ridderschap en Steden waarin wordt geschreven over de vehemente (heftige) en droevige brand waardoor de burgers in een miserabele toestand zijn geraakt. Men is radeloos. Hoe moet men aan brood komen? Zullen ze voor de aanstaande winter onderdak vinden? 12
In het collecteboekje staan veel namen van gulle gevers. Op een ander register worden plaatsnamen en instanties genoemd en de grootte van de gift. Naast een grote bijdrage van de provincie Overijssel werd er geld geschonken door: Lantschap Drenthe, Stad Coevorden, Stad Amsterdam, Edelen op de Veluwe en de Stad Zutphen, Heer van Swanenborg, Staten van Gelderland, Mennonieten van Deventer, Provintie Vrieslant, Stad Leuwaerden en de steden Harlingen, Franeker en Sneeck en enige particulieren, Stad Groningen met hare gilden, Boven- en beneden graafschap Benthem, Stad en Carspel van Northoren, Vleck en consistorie en Carspel van Gildehuijs, Stad Nijenhuijs, Clooster Frenswegen, Vleck Benthem, Stad Schuttrup, Gildschap One, Drostampt Twenthe, Stad en gerighte van Enschede, Gerighte van Borne, Stad en gerighte Delden, Stad en consistorie Rijssen, Stad en gerighte Oldenzeel, Diaconie Ootmarsen, Stad en gerighte Almelo, Heerlijkheid Vriesenveen, Drostampt Vollenhove, Swarte Sluijs, Wanneperveen, Stad Vollenhove, Oldemerckt, De Cuinder, De Beulake, Blockzijl, Giethoren, Stad Steenwijck, Hooftstad Campen, Steenwijcker wolt en den Blanckenham, Drostampt van Salland, Olst, Holten en Batmen, Wijhe, Heijno, Hellendoorn, Dalfsen, Raalte, Den Ham, Carspel van Ommen en de Stad Zwolle. Vuurwetten Van oudsher was men alleen burger van Hardenberg door geboorte of huwelijk. Mensen van buiten, die in Hardenberg wilden komen wonen, moesten voordat zij vuur en rook mochten houden, eerst de burgerschap kopen. Naast een aanzienlijk geldbedrag kostte dit een leren emmer, een stoel en een ton bier. In sommige tijden was het ook mogelijk hier op sittelgelt (met toestemming tegen een jaarlijks te betalen bedrag) te komen wonen. In het oudst bekende wetboek van de stad stonden, naast veel criminele zaken, ook verschillende wetten die te maken hadden met het voorkomen van brand. Zonder toestemming mocht men geen ovens of daeren (droogovens)
hebben of 's nachts vuur boeten (stoken). Men mocht geen vlas in de oven drogen of bij open vuur het vlas roten met een hamer. Ook mocht men 's nachts niet swijngen noch hekelen. Roten, zwingelen en hekelen waren processen om vlas van de vezels te ontdoen. Dit afval was erg brandbaar en werd dan ook gebruikt als stookmateriaal. Men mocht 's nachts geen kaarsen gieten of naar buiten lopen met een kaars zonder lantaarn. Beëdigde vuurheren zagen hier streng op toe. Om de paar weken moesten ze controleren of iedereen een goede ijshaak in huis had. Ook als er ijs lag, moest men in geval van brand snel bij het bluswater kunnen komen. De vuurheren moesten gehoorzaamd worden, maar mochten natuurlijk zelf ook niet hun afgelegde eed breken. Er waren drie vuurheren. Wanneer de eerste twee weg waren, moest de derde de ronde doen, samen met de stadsbode. De wakers moesten 's zomers om 10 uur en 's winters om 8 uur blazen. Als mensen bij overtreding geen boete, geld of bier, wilden betalen, mochten de vuurheren een onderpand nemen. De vuurheren moesten ook acht geven op het werk van de nachtwacht. De eed die de vuurheren moesten afleggen, luidde als volgt: 'Wij gekorene vuurheeren loven en sweren dat wij volgens de cedulen, aan ons wordende gegeven, sonder aansien van personen, ons opgedragen ampt neerstelijk en getrouwlijk willen waarnemen. Soo moet ons God helpen.'
Soms werd de vuurcedule of ordonnantie aangepast, meestal naar aanleiding van een rampzalige brand in de omgeving. Bij de aanleg van een nieuw boek met resolutien werd de wet van 1724 nogmaals opgeschreven als Ordonnantie offvuir sedel (lijst) waar na sigh de vuurheeren en burgeren sullen hebben te reguleren. De wet bestond uit 15 artikelen: 's nachts moet het vuur met pannen of met een stolp bedekt worden, anders een bekeuring van zeven stuivers; niet 's avonds of 's morgens voor zonsopgang het vuur naar buiten brengen op een onbehoorlijke plaats, 28 st.; geen vlas of garen op de beddestede of bij het vuur leggen of hangen, 7 st.; niet de lamp aan schoorsteen vallegies (gordijntjes) of aan garen hangen, 7 st.; geen ongel (smeer), olie of vet na zonsondergang schrempen (sterk verhitten), 7 st.; niet na 21.00 uur in de daere of eest (droogoven) stoken, vuur moet om 22.00 uur verwijderd of met een deur toegedekt zijn, 28 st.; men mag in de winter van 19.00 tot 06.00 uur of 's zomers van zonsondergang tot opgang geen vuur in de oven hebben of hierin stoken, 28 st.; brouwketels en geneverbranderijen voorzien van roosters en met stenen toe maken en het vuur uitgieten, 7 st.; niet voor zonsopgang braken of hekelen, respectievelijk 2 en 7 stuivers; geen vuur in de stoven bij nacht, 7 st.; niet 's avonds bij de lamp dorsen, 28 st.; iedereen moet een behoorlijke ijshaak hebben en er mag geen garen op hangen, geen ijshaak kost bij elke inspectie 2 stuivers en als er garen ophangt ook 2 stuivers; vuurheren hebben om de drie weken voor deze inspectie het recht om de deure los te maken, 7 st.; als iemand water uit de Vecht haalt of op de straat blijft staan labben en er is niemand thuis dan zullen de vuurheden het vuur aldaar uitgieten, 2 st.; als Aaltje Kraak aan de volgende, laatste, 13
bepaling had voldaan dan... niemand sal in de beddesteden mogen lugten, off sal verbeuren 7 strs. Op zondag 9 november 1777 werd in Hardenberg voor de kerk een publicatie van de magistraat afgeroepen en nadien geaffigeerd (aangeplakt). Dit naar aanleiding van de brand, die enkele dagen eerder, Gramsbergen in de as had gelegd. Er werd geconstateerd dat in Hardenberg, ondanks alle voorschriften, lichtvaardig met allerlei brandstoffen werd omgesprongen. Daarom werd nogmaals het volgende aan de bevolking van de stad Hardenberg meegedeeld: Niemand mag in het donker op zolders, deelen of stallen komen met een lamp of kaars die niet in een dichtgemaakte lantaarn is geplaatst. Ook niet met een brandende tabakspijp zonder dat deze met een blikken- of koperen hoedje of dopje is afgedekt. Niemand mag 's avonds naar bed gaan zonder zijn vuur met een pan of stolp te hebben afgedekt. Men moet de as eerst nat maken voor men dit naar buiten brengt. Niemand mag continu hopen turf, hout enzovoort laten liggen in het vertrek waarin hij stookt. Daarin ook niet dorsen noch stro of vlas leggen. Ook niet dorsen bij een brandende lamp of kaars, zonder dat deze in een lantaarn is geplaatst, of met een brandende tabakspijp. Als het vuur is uitgegaan en iemand dit bij de buren wil gaan halen, mag dit alleen in een dichte stoof. Men mag geen tabak roken op straat zonder hoedje op de pijp. Elk huisgezin moet binnen 14 dagen in het bezit zijn van een goed toegemaakte lantaarn. Degenen die van de diaconie leven, zullen de lantaarn pro Deo krijgen. De vuurheren moeten zich strikt aan de cedu-len houden, zonder daarin eenige conneventie te observeren (ze moeten zich streng houden aan de wet). De stads- en burgerwachten moeten 's nachts precies volgens schema hun omgang doen tot bij de pastorie. Mocht een burger of ingezetene iets te weten komen wat tegen de ordonnantie indruist, dan moet deze het direct aan de president melden. Van bepaalde overtredingen werd de opbrengst gebeurd door de vuurheren. Andere ontvangen boetes werden eerlijk verdeeld onder het 14
gericht, de aanbrenger en de diaconie. Onderaan deze publicatie stond dat alles wat niet in deze artikelen werd genoemd, gelijk bleef aan de vorige wet. Dat aan de voorschriften niet altijd werd voldaan, blijkt uit de volgende klacht van een van de vuurheren en uit de reprimande die de koster kreeg. In de nacht van 8 op 9 januari 1770 wordt door vuurheerde Berend Zweers een bekeuring uitgedeeld aan Hendrikus Bernarduszoon Wenink, knecht van Jacob van Coevorden, en aan Jan Zweers, knecht van Moleman, omdat ze geen dopjes op haar pijpen hadden, waaruit ze rookten, en waaruit het vuur van enige vloog. Berend had volgens hem gehandeld volgens de, sinds enige jaren bekende, ordonnantie maar de schippers wilden de daarop gestelde boete van 6 stuivers per persoon niet betalen. In november 1780 komt het de magistraat ter ore dat koster Willem Lemnes Boerrigter zich vaak dronken drinkt. Zowel 's nachts als overdag gaat hij op een gansch malitieuse (boosaardige) manier met zijn vrouw om, door haar te slaan, te schelden enzovoort. Bovendien gaat hij op het allerligtveerdigste met vuur om, zoals het roken van tabak in de beddestee en het lopen met licht zonder dat het in een lantaarn is geplaatst. De koster zal worden gelast om, als hij zich geen onheil op de hals
Zegel van Stad Hardenbergh in rode was, anno 1778
wil halen, zich voortaan daarvan te onthouden. Ook moet hij zijn ambt als koster beter waarnemen, zowel met het gewone middag- en avondluiden, het overluiden der doden en meer. Op 27 maart 1788 werd er weer een nieuwe verordening op het vuur gemaakt. Deze bestond uit 19 punten en was grotendeels gelijk aan voorgaande reglementen. Inmiddels waren wel de boetes verhoogd. Voor het niet afdekken van vuur met een stolp betaalde men nu 12 stuivers. Hardenberg en Gramsbergen waren niet de enige plaatsen die verbrandden. We lezen onder andere dat de magistraat in 1784 hulp bood aan het verbrande Zwartsluis en in 1786 aan Rijssen. Er werd geschreven: Toen ons in 1708 een dergelijke ramp overkwam heeft Rijssen ons ook geholpen. Brandspuit In 1760 schafte de stad een brandspuit aan en werden regels opgesteld hoe men deze zo snel mogelijk aan de gang kon brengen. De burgemeesters werden aangesteld als brandmeesters
en moesten zorgen voor de uitvoering van dit reglement. De brandspuit moest elk jaar twee maal geprobeerd en gesmeerd worden. De spuit werd bewaard in een daarvoor gemaakt brandhuis aan de kerk en verschillende burgers kregen hiervan de sleutel. Na ieder gebruik moest hij worden afgespoeld, vooral de slang en linnen zak moesten goed worden gedroogd. Voor het drogen en opbergen werden twee burgers aangesteld. Verder nog acht pompers, twee die de pijpe regeren en vier die acht geven op de slang en linnen zak en de pompers moeten helpen. Ze moesten bij handtastinge beloven met de meeste spoed bij de brand te komen en vooral ervoor zorgen dat de spuit niet beschadigde. Bij het proefspuiten moest tegelijkertijd een oefening gehouden worden met de burgerij, deze moest met emmers het water aandragen. Wie tijdens brand niet naar de burgemeesters luisterde, werd beboet met twee goudguldens. Wie niet zijn eigen emmer meenam, werd beboet met een goudgulden. Alle ingezetenen moesten in geval van brand zo veel mogelijk hulp verlenen. In geval van brand bij nacht moest in ieder huis een brandende lamp of kaars voor het raam worden
Deze brandspuit werd gebruikt in het midden van de negentiende eeuw en werd geleverd door de koninklijke brandspuitmakers Gebr. Van den Noort in Kampen. Het was toen een hypermodern apparaat, maar het blussen bleef een enorme krachtsinspanning voor de spuitgasten. (Bron: Gemeentearchief Hardenberg) 15
gezet. Als loon zouden de aangestelden vrijstelling krijgen van pioneren of wegen maken. (Hier werd denk ik pionieren bedoeld. Men moest als hand- en spandienst letterlijk helpen de weg te bereiden, te egaliseren. In het dialect spreekt men van pingeneren.) Als een van de spuitgasten overleed, moesten de burgemeesters een ander aanwijzen. Zij moesten de orders van de burgemeesters stipt opvolgen. In november 1798 werden de brandreglementen van maart 1788 en december 1760 aangepast en in 1810 lezen we dat de stad inmiddels twee brandspuiten met toebehoren bezit. Deze zijn en blijven geplaatst in de daarvoor gemaakte brandhuisjes aan de kerk. De oude spuit in dat aan de linker- en de nieuwe spuit met de aanbrenger, in dat aan de rechterhand. De sleutels zijn te vinden op het stadhuis, bij elke brandspuitmeester, bij elke substituut-brandspuitmeester, bij de stadsdienaar en verder bij de burgers G. Nijman, Antoni Odink, F. van Munster en Hendrik van 't Holt. De allereerste brandspuitgasten waren: Hendrik van 't Holt en Antonij Vinke als pijpe leiders, Jan Hobert, Gerrit Hofsink, Werner Cremer en Jan ten Broeke als slang leiders, Abraham Moleman en Berent ten Broeke die op het drogen zullen passen en de pompers Hendrik Brink, Gerrit Goorhuis,
16
Willem Meijer, Hendrik Ophof, Gerrit van Straten, Hendrik Goorhuis, Gerrit Lugt en Lugger... Brand.
Als de rode haan kraait... In deze bijdrage kunt u lezen over een groot aantal branden die in een tijdsbestek van meer dan een eeuw veel schade en persoonlijk leed hebben berokkend. Het is zeker geen totaaloverzicht van alle boerderijen en huizen die in die periode zijn afgebrand. De informatie is voor het merendeel afkomstig uit verschillende oude kranten als de Zwolsche Courant, het Salland's Volksblad en de Vechtstreek, maar ook uit correspondentie in het Gemeentearchief Hardenberg.
E. Wolbink 12-06-1833: Rheezerveen Archief Ambt Hardenberg, toegang 5, correspondentieboek, brief van burgemeester A. van Riemsdijk aan de Gouverneur der provincie Overijssel: De plotzelijke hevigste in eenen storm ontaarde windsverheffing in den vroegen achtermiddag van gisteren het misschien hier en daar tegens ieders verwachting noch van de laatste veenbranding voor de boekweitculture verborgen ofte andertzints, zo als dikwijls bij groote en aanhoudende droogten het geval, in de uitgestrekte veenen aan en omtrend de Dedemsvaart bij toeval aanwezige vuur, zich met eene onbegrijpelijke snelheid en onwederstaanbaare kracht in dezelve hebbende doen ontvlammen en verspreiden is niet alleen ten zelfden achtermiddag en opvolgende laatstverlopenen nacht ongelukkigst voor de veeneigenaaren aan dezelve vaart en de bewoonderen van derzelver wederzij dsch boorden ter naburige gemeente het Ambt Ommen geweest, maar ook opvolgende voor die in deze gemeente hoogst noodlottigst, vermits wij binnen dit tijdperk ook onder dezerzijdsch marke Rheeze, behalven een groot aantal hoopen ouden langen turf van de graavingen van het vorige en vroegere jaaren, mitsgaders een aanzienlijk gedeelte van dit veenproduct van dezen jaare, hetwelk vroeger gegraaven en alzoo meerder in droogte gevorderd was, der vlammen ten prooij hebben moeten zien worden een 16 tal woonhuizen en zogenaamde turfmakerstenten aldaar, van grooteren en minderen omvang, hechtheid en waarde, met ook een gedeelte van de zich daarin bevindende inboedels en goederen, mitsgaders voorraad van levensmiddelen, werktuigen en
gereedschappen van onderscheidenen aard; zijnde alzo door het vuur, waaraan door de felheid des winds vast geen weerstand te bieden en hetwelk in den aard des bodems, waarop was woedende, en alzo in zichzelfs overal het uitgebreidste voedsel vond en natuurlijk, evenals in alle veenderijen, vinden moest, geheel ofte gedeeltelijk (waaromtrend spoedig Uwe Excellentie de meer bijzondere details, evenals van de bijzondere geledene, hoogst aanmerkelijke schaaden, hoopt te doen toekomen) verteerd geworden: 1. een woonhuis van J. Dorgelo te Rheezerveen in de gemeente, bewoond door EG. Mulder 2. een dito van de gebroeders Steenbergen te Zuidwolde, bewoond door den bakker en winkelier H. Keuken 3 een dito van Hendrik Bosveld, door hem zelven bewoond 4 een dito van Willem van Zoelen, ook door hem zelven bewoond 5 een dito van A. Weide te Rheezerveen voormeld, door een arbeider bewoond 6 een dito enkel van hout gebouwd, van H. van Haeringen aldaar ., 7. drie turfmakerstenten van de heeren Van Dedem 8. een dito van den heer Bijsterbos, bewoond door Wilmpje Bouwke 9. een dito van H. Keuken voormeld 10. drie dito van de heeren J. van Riemsdijk en E.F. Meijeringh 11. een dito van en bewoond door Willem van Beek 12. een dito van en bewoond door Herm Velthuis 17
De onheilen door dezen brand (waaronder gelukkig geene verliezen van het leeven eeniger menschen of vhee te tellen) veroorzaakt, zouden zich noch in het oneindige hebben kunnen vermenigvuldigen, zo ook dezelve tot den grooten voorraad van hoopen van korte-of baggerturf, alle met riet of stroo, mitsgaders drooge plaggen gedekt, en van de verveeningen van vorige jaaren de vaart in grooten getalle onder de marken van Heemse, Collendoorn en Lutten omzomende, was overgeslagen, dan gelukkig is deze aan het eind van de marke Rheeze voor de zogenaamde Jan Mulderswijk gekeerd geworden, en hierdoor nog bij den eindelijk heeden tegen den middag en na denzelven gevallen reegen en het zederd zich leggen van den wind het grootst verlies gelukkig te voorgekomen; hoopende en vertrouwende men althans zederd de verdere voortgang des brands geheel gestuit en het verdere gevaar geweeken te zijn. De bezittingen aan roerende goederen, behalven de voorraad van turf, in onze veenderijen nog al niet zeer aanmerkelijk zijnde, zo komt zeker het geleeden verlies daaraan bij dat des turfs in geene aanmerking, alleen zal dat van voornoemden bakker en winkelier Hendrik Keuken alnog van eenig aan belang zijn, als bij zijnen geheelen winkelvoorraad en ustenfiles, die ook zijnen bakkerij met een gedeelte zijnes verderen inboedels verlooren hebbende. En alzo dan bij deze de eer hebbende U mijne eerbiedige informatiën ten dezen, en onderzoek in loco te doen toekomen, zo verblijve gehoorzaamst. De burgemeester der gemeente het Ambt Hardenbergh. 29-08-1840: Heemse Notarieel archief, toegang 122, inv.nr. 1550, aktenr 926, Historisch Centrum Overijssel: Raphael de Bruin, koopman te Stad Hardenberg, verklaart dat zijn huis op de Brink te Heemse op 29 augustus 1840 door brand is vernield. Hij was verzekerd bij de Onderlinge Brandwaarborgmaatschappij onder directie van Berend Jan van Sonsbeeck in Zwolle, voor de som van 1.110 gulden. Om dit bedrag meteen te kunnen ontvangen, moest hij kunnen garanderen dat hij binnen twee jaren 18
na de brand het afgebrande perceel weer zou opbouwen en anders zou hij de helft van het verzekeringsgeld terug moeten geven. Daarop verscheen ook Jan Bruins, de kantonrechter van het kanton Ommen en wonend in Heemse, die verklaarde zich als borg te stellen. 17-10-1849: Stad Hardenberg Archief Stad Hardenberg, toegang 4, uitgaande stukken, brief van burgemeester J. van Delden aan de Staatsraad Gouverneur, Gemeentearchief Hardenberg: Zware brand te Hardenbergh. Ik heb de eer u mede te delen dat in de afgeloopen nacht van 16 op 17 october zes huizen, bewoond door acht huisgezinnen door eene noodlottige brand in de asch zijn gelegd. Ongeveer ten half een ure werd de brand het eerst door den nachtwaker bespeurd en voordat de noodige hulp kon verleend worden, had het vuur dat in de met wintervoorraad gevulde zolders steeds nieuw voedsel vond, zich op een vreeselijke wijze uitgebreid, zoodat men niet anders meende of het grootste gedeelte van dit stedeken zou een prooi der vlammen worden. Behalve aan de goede werking der beide brandspuiten heeft men voornamelijk aan de volmaakte windstilte te danken dat men na verloop van eenige uren den brand meester werd. Alle de woningen zijn tegen brandschade verzekerd en in één derzelve mede den inboedel. Behalve de granen, hooi en brandstoffen is de inboedel van alle verbrande perceelen grootendeels gered, uitgenomen die van Jan Tieman in wiens woning de brand door eene onbekende oorzaak is uitgebroken. De afgebrande woningen waren bewoond door: Jan Tieman (arbeider), Jan Leusink (kleermaker), Warner Kremer (landbouwer), Hendrik Kamphuis (kleermaker), B. Venebrugge (arbeider), W. ten Brinke (voerman), Jannes van Loo (landbouwer) en wed. Roelof Vasse (zonder beroep). 11-06-1851: Stad Hardenberg Archief Stad Hardenberg, toegang 4, uitgaande stukken, brief van burgemeester J. van Delden aan de Commissaris des Konings: Ik heb de eer u te berigten dat in de afgeloopen nacht ruim half 12 ure een zware brand is
uitgebarsten bij den bakker en winkelier Harm Meijerink alhier, welke brand reeds verontrustende vorderingen had gemaakt, alvorens de beide brandspuiten het eerste water konden geven. Door de goede werking der spuiten, geholpen door windstilte, was men den brand spoedig meester. Huis, koopmansgoederen en inboedel waren voor brandschade verzekerd. Het voorhuis, de winkel, de zijkamer en keuken zijn genoegzaam geheel uitgebrand. 18-06-1858: Lutten aan de Dedemsvaart Archief van de Arrondissementsrechtbank Deventer, toegang 107, inv.nr 124, faillissementen, hierin een Deventer Courant, Historisch Centrum Overijssel: Lutten, 17 Junij. Het vuur dat tot in de onmiddellijke nabijheid van de turfhoopen van verscheidene verveeners was genaderd en al dezen voorraad met vernieling dreigde, is gisteren onder medewerking der politie, welke een 40-tal manschappen had gerequireerd, gelukkig beteugeld, deels met zand, deels met water, hetwelk door het graven van kuilen van onder de veenen, met inspanning van krachten, te voorschijn was gehaald. Op dezen oogenblik ('s namiddags 2 ure) doen bij een thermometerstand van 96 graden Fahrenheit eenige in het zuiden opkomende wolken op regen hopen... 18-10-1859: Stad Hardenberg Archief Stad Hardenberg, toegang 4, uitgaande stukken, brief van burgemeester J. van Delden aan de Commissaris des Konings: Ik heb de eer u mede te deelen dat gisteren avond omstreeks 10.45 ure brand is ontstaan in de woning van den timmerman Jan Hofstede in de Voorstraat alhier, welke brand zich onmiddellijk mededeelde aan de onder hetzelfde dak gelegen woning van den veldwachter Gerard van Laar (eigendom van den grofsmid Hindrik Meijerink alhier). Door de goede werking der beide brandspuiten, begunstigd door windstilte en lichte maan, heeft men den brand tot die beide woningen kunnen beperken. De inboedel is voor een gedeelte gered. Beide woningen waren tegen brandschade verzekerd.
21-02-1860: Stad Hardenberg Schager Courant, Regionaal Archief Alkmaar: Hardenberg, 21 februari. Terwijl H.N. (Hendrik Nijsink) alhier voor omstreeks vier weken eenige treden van zijne woning een emmer water ging halen, vond hij bij zijne terugkomst zijne vrouw (Gijsbert]e de Mildt) in lichtelaaije vlam staan, ten gevolge waarvan zij zoodanige hevige brandwonden bekwam, dat zij, na een allerjammerlijkst lijden, gisteren nacht is bezweken. De oorzaak van dit droevige onheil is niet met zekerheid bekend, doch men vermoed, dat de kleederen der ongelukkige, of aan den haard of op de stoof hebben vuur gevat. 15-05-1861: Stad Hardenberg Provinciale Overijsselsche en Zwolsche Courant, Historisch Centrum Overijssel: Stad Hardenberg, 12 mei. Heden nacht omstreeks drie uren werden de burgers uit den slaap gewekt door het geroep van brand. Reeds waren de vlammen het middengedeelte van een huis meester geworden, eer de noodi-ge maatregelen tot blussching en redding konden worden aangebragt. De ongelukkige bewoners van het gedeeltelijk beschadigde huis liepen met hun gezin groot gevaar van te verbranden, daar zij zeer laat van hunnen toestand bewust werden. Het huis is, naar men zegt, tegen brandschade verzekerd, maar de inboedel niet. 14-08-1863: Diffelen Archief van de Arrondissementsrechtbank Deventer, toegang 107, inv.nr 125, faillissementen, hierin een Deventer Courant, Historisch Centrum Overijssel-Ambt Hardenberg. Maandagmorgen jl. meende de landbouwer Boerman in de buurtschap Diffelen hooi van den zolder te doen, toen hij met schrik zag dat het dak zijner woning in vlam stond. IJlings naar beneden gesprongen, had hij nog even tijd zijne vrouw en schoonmoeder te wekken en uit het huis te brengen, maar zijne twee koeijen en beide varkens werden eene prooi der vlammen. Door het uitschieten van den wind deelde het vuur zich aan muur en hooiberg van zijn buurman mede,
die beide in asch werden gelegd. Het huis en den inboedel waren verzekerd. 1863-12-04: Stad Hardenberg Amersfoortsche Courant, Archief Eemland: Men meldt uit Hardenberg: Een hartroerend voorval heeft hier plaats gegrepen dat thans aller tongen in beweging brengt, en waarvan wij hopen, dat het diepe indrukken nalate en velen tot eene beslissende keuze leide. De huisvrouw (Henderica Meijerink) van zekeren H.S. (Hendrik Schoemaker), die eene herberg houdt, is verbrand. Algemeen was het bekend, dat gemelde vrouw herhaaldelijk aan het misbruik van sterken drank zich overgaf, en in 't bijzonder gedurende de laatste dagen daaraan schuldig stond. Ernstige vermaningen, dringende waarschuwingen werden niet alleen in den wind geslagen, maar zelfs openlijk veracht. 's Namiddags, omstreeks half 2 ure, begaven zich alle huisgenooten aan hunnen gewonen, landelijken arbeid, en bleef zij geheel alleen in hare woning achter, door niemand anders gezien dan door God. Niet veel tijd was verloopen, toen de bewoners van het aangrenzende perceel eene brandlucht gewaar werden, die hen ontstellen deed, en hen aanspoorde hunne eigene woning naauwkeurig te onderzoeken, ten einde te weten, of de brand zich soms in hun eigen huis bevond. Niets van dien aard ontdekkende, besloot de vrouw des huizes bij hare buren te gaan; naauwelijks echter was zij de deur binnengetreden, of een akelig schouwspel deed een noodkreet van hare lippen opgaan en haar in bezwijming ter neder vallen. De ongelukkige slavin van den drank lag midden in het woonvertrek op de steenen; van boven af tot het middel deerlijk verbrand en smeulende. Het hoofd geleek voor drie-vierde een doodshoofd; het bovengedeelte des ligchaams was geheel zwart en het vel overal gebarsten. De oorzaak van haren ellendigen dood was de drank; de omstandigheden zijn niet bekend met bepaalde zekerheid, omdat niemand er getuige van was; de roepstem, die ook van haar tot ons komt, is niet dan eene herhaling van het woord: God laat zich niet bespotten. 20
02-03-1864: Bergentheim Provinciale Overijsselsche en Zwolsche Courant, Historisch Centrum Overijssel: Bergentheim, 26 februari. Jongstleden zondag is alhier eene woning behoorende aan G.J. Schouten door brand vernield. Van de goederen der beide huisgezinnen, Van den Pol en Veltink, die het pand bewoonden, is een gedeelte gered. De goederen waren niet, doch het huis wel verwaarborgd. Men meent dat den brand in den schoorsteen is ontstaan. 23-03-1864: Lutten Provinciale Overijsselsche en Zwolsche Courant, Historisch Centrum Overijssel: Lutten, 19 maart. Hedenmiddag ontstond brand in de woning van den schipper Feijer. De bewoners waren op het land werkzaam en ontdekten het ongeluk niet voor dat de vlam uit het dak sloeg. Met de grootste moeite heeft men nog de koe en de geit kunnen redden, maar niets meer. Van alles beroofd en niets tegen brandschade verzekerd hebbende, is dit talrijk huisgezin door deze ramp diep ongelukkig geworden, en buiten staat zoo geene milddadige hand hulp verleent, om zich te herstellen. 20-04-1864: Heemserveen Provinciale Overijsselsche en Zwolsche Courant, Historisch Centrum Overijssel: Heemse, 16 april. Heden namiddag omstreeks 4 uur ontstond er bij den landbouwer G. Bril te Heemserveen een hevige brand, waarvan de vlammen zich weldra aan het op eenigen afstand onder winds staande woonhuis van den landbouwer H. Lenters Jz. mededeelden, zoo dat binnen een uur tij ds beide huizen en een schuur van laatstgenoemden, benevens het grootste gedeelte van den inboedel, een paard, vier koeijen, twee kalveren en een varken de prooi der vlammen werden. Alleen het huis van G. Bril was tegen brandschade verzekerd. De oorzaak van den brand is niet bekend. 08-06-1866: De Krim Provinciale Overijsselsche en Zwolsche Courant, Historisch Centrum Overijssel: Lutten, 5 Junij. Terwijl het veld door het veen-
branden nog steeds vol vuur zit, ontstond gisteren middag weder een gevaarlijke brand in den turf, staande in de Krim aan de Lutterhoofdvaart. Door den sterken noordoosten wind vloog het vuur einden ver. Onmogelijk werd het om het te blusschen en ware niet des avonds de wind gedraaid naar het zuiden, dan zoude de schade die nu al vrij aanzienlijk is, men spreekt van wel 500 gulden, verbazend groot zijn geworden, want ook huizen zouden er mede gegaan zijn. 27-06-1866: Collendoorn Provinciale Overijsselsche en Zwolsche Courant, Historisch Centrum Overijssel: Ambt Hardenberg. Heden morgen omstreeks half drie ure, is het woonhuis van den landbouwer H. Heersmink te Collendoorn in deze gemeente geheel afgebrand, doch de inboedel grotendeels gered. Het huis alleen was tegen brandschade verzekerd. De oorzaak van den brand is niet bekend. 21-06-1868: Mariënberg Archief Ambt Hardenberg, toegang 5, correspondentieboek, brief van burgemeester H.N. van Roijen aan de Commissaris des Konings: Ik heb de eer u mede te deelen dat er gisteren voormiddag te 10 uren ongeveer brand is uitgebroken ten huize van G. J. Lenters of ten huize van Gerrit Jan Bokking, beide landbouwers, wonende in het gehucht Mariënberg, huizen die elkander belenden. Toen de brand ontdekt werd, stonden die beide perceelen in volle vlam. Het vuur deelde zich mede aan eene schuur van genoemde Lenters, en vervolgens aan eene schuur van Jan Hesselink, aan diens hooiberg, woonhuis, afzonderlijk staande schuur en schapenhok, en vervolgens aan het woonhuis en schuur van Jan Snel. In het geheel zijn er derhalve te Mariënberg verbrand vier woonhuizen, vier schuren, een hooiberg en een schapenhok, zoodat het geheele gehucht eene prooi der vlammen is geworden. Het gehucht ligt op circa anderhalf uur afstand van Heemse. Des namiddags te een ure kreeg ik berigt van de brand en toen ik ter plaatse kwam, lag alles reeds in asch. De landbouwer G.J. Lenters was afwezig en heeft diens huisvrouw niets van den inboedel en het vee dat
zich in het huis bevond, kunnen redden. Vier koeijen, drie kalveren en drie varkens kwamen in het huis van Lenters om. In het huis van Bokking bevond zich een oud paard dat niet op kunnende staan, mede verbrand is. Ten nadeele van Jan Hesselink zijn verbrand een kalf en twee varkens, alsmede bijna den geheelen inboedel, alsook eene nog al aanzienlijke hoeveelheid gedorscht koren en ongeveer 27.000 ponden nieuw gewonnen hooi. De molenaar J. Snel heeft zijne geheelen inboedel kunnen redden. De gebouwen en inboedels zijn allen tegen brandschade verzekerd, met uitzondering van den inboedel van Hesselink, evenwel niet in evenredigheid tot derzelver waarde. 15-03-1870: Lutten Provinciale Overijsselsche en Zwolsche Courant, Historisch Centrum Overijssel: Lutten, 13 maart. Gisteravond omstreeks half zeven ontstond onverwacht brand in de woning van den bakker J. Kooi alhier. Toen men de brand ontdekte, stond reeds achter alles in volle vlam. In de schuur, bergplaats en bakkerij is alles verbrand. Van de meubels is nog een weinig behouden, doch zwaar beschadigd. Het voorste gedeelte der woning is ten deele blijven staan. Alles was wel tegen brandschade verzekerd, maar de man ondergaat toch een zwaar verlies doordien zijne zaak een geruimen tijd stil moet staan en de inboedel vrij laag verzekerd moet zijn. 27-03-1871: Stad Hardenberg Provinciale Overijsselsche en Zwolsche Courant, Historisch Centrum Overijssel: Hardenberg, 23 maart. Gisteren avond 9 uren is het woonhuis van W. Heerkes, landbouwer aan het Overijsselsche kanaal onder deze gemeente, geheel afgebrand, alsmede het grootste gedeelte van den inboedel, is verloren gegaan. Het huis, benevens de roerende goederen waren, naar men verneemt, tegen brandschade verzekerd. De oorzaak is onbekend. 04-04-1874: Lutten Archief Ambt Hardenberg, toegang 5, correspondentieboek, brief van burgemeester H.N. van Roijen aan de Commissaris des Konings: 21
Bij dezen heb ik de eer u mede te delen dat gisteren avond ongeveer ten 8 ure de woning van den landbouwer Gerrit Jan Schottert te Lutten geheel is afgebrand, waarbij het grootste gedeelte van de inboedel door de vlammen werd vernield, en mede een varken omkwam, terwijl het overige vee werd gered. Huis en inboedel waren tegen brandschade verzekerd. De oorzaak van den brand is niet bekend.
afgebrand de drie jaar oude fabriek tot fabricering van turfbriquets, staande te Sibculo in deze gemeente, toebehorende aan de Naamlooze Vennootschap 'de Machinale Turfbriquetmaatschappij', gevestigd te Leeuwarden. De brand is ontstaan ten gevolge van het veenbranden. In de nabijheid was men met branden bezig en door de feilen wind aangewakkerd, verspreidde het vuur zich onder turfen veenspeciën en heeft vervolgens de fabriek in de asch gelegd. De fabriek was tegen brandschade verzekerd.
27-08-1883: Rheeze Archief Ambt Hardenberg, toegang 5, correspondentieboek, brief van burgemeester J. van Barneveld aan de Commissaris des Konings: Ik heb de eer u te rapporteren dat gisteren namiddag in de buurtschap Rheeze onder mijne gemeente brand is ontstaan, waarbij drie boerenhuizen zijn in de asch gelegd en wel van L. Stoeten, H. Scholten en de erven GJ. De gemeente ontving regelmatig brochures met aanbiedinWelink. De gebouwen waren gen voor de meest hypermoderne brandspuiten. Deze verzekerd bij de Overijsselsche brandspuit dateert uit 1874 en werd vervaardigd in de Onderlinge Brandfabrieken van A.H. van Bergen uit Heiligerlee waarborgmaatschappij, respectievelijk voor f. 3.600, f. 2.000 en f. 1.200. De 31-08-1874: Radewijk inboedels waren niet verzekerd, doch zijn Archief Ambt Hardenberg, toegang 5, corresgedeeltelijk gered. De oogst is verbrand, pondentieboek, brief van burgemeester J. van zoomede zijn 5 kalveren en 21 varkens in de Barneveld aan de Commissaris des Konings: vlammen omgekomen. De oorzaak van den Bij deze heb ik de eer U mede te delen dat op brand is niet bekend. zaterdag den 29ste dezer, des middags omstreeks 12 uren, door een onbekende oorzaak brand is ontstaan, ten huize van den landbouwer Albert Leemgraven te Radewijk in deze gemeente, waardoor het woonhuis benevens den gehelen inboedel, de ingeoogste veldproducten, twee varkens en twee schapen de prooi der vlammen werden. Alleen het huis was tegen brandschade verzekerd. 18-05-1881: Sibculo Archief Ambt Hardenberg, toegang 5, uitgaande stukken, brief van burgemeester J. van Barneveld aan de Commissaris des Konings: Ik heb de eer u te rapporteren dat gisteren is 22
17-11-1887: Heemse Archief Ambt Hardenberg, toegang 5, correspondentieboek, brief burgemeester G.A. van Dijk aan de Commissaris des Konings: Ik heb eer u ter kennis te brengen dat in de morgen van den 15 dezer, circa 9.30 uren, brand ontstond op den zolder van de woning van zekeren Jan Spiekman, molenaar, bakker en manufacturier, onder deze gemeente woonachtig. De oorzaak van de brand is onbekend. Niet alleen het solied sterk huis, maar ook het grootste gedeelte van een flinke inboedel waren binnen het uur door de vlammen verteerd. Het geheel was verzekerd bij eene te Utrecht gevestigde molenaarsassurantiemaat-schappij. Het vee is gelukkig gered kunnen worden, doch het overige wat men nog heeft weten te behouden, is van weinig beteekenis. Nog teeken ik hierbij aan, dat onder hetzelfde dak van Spiekman, een ander gezin woonde, een arbeider met vrouw en kind, genaamd Hakkers, die op enkele voorwerpen na, alles verloren heeft en wel tot eene gezamenlijke som van ca. f. 250,- zonder iets verzekerd te hebben. 21-05-1890: Heemse Nieuwe Amersfoortsche Courant, Archief Eemland: Te Heemse sloeg de bliksem in den toren der Ned. Herv. Kerk en baande zich langs het dak een uitweg door de kerk zonder brand te veroorzaken. De schade aan het dak van den toren is nogal van beteekenis. Ten gevolge van het onweder onstond ook brand in de landbouwerswoning van E. Schutte te Heemse. De brand werd echter in het begin gestuit. 11-08-1891: Bergentheim Leeuwarder Courant: Eergisteren nacht is te Bergentheim onder de gemeente Ambt Hardenberg de turfstrooiselfabriek van de firma Terwindt en Arendts totaal afgebrand. Machineriën en gereedschappen, benevens een nieuw schip, dat juist met pakken van het fabricaat was afgeladen, werden mede vernield. De brand nam zoo snel toe, dat niets kon worden gered. Behalve de aanzienlij-
ke materieele schade, die wellicht door assurantiepenningen geheel of althans ten deele kan worden gedekt, komt door deze ramp een groot aantal arbeiders buiten werk en wordt dus broodeloos. De oorzaak van den brand kan niet met zekerheid worden vastgesteld. 04-08-1905: Heemse Sallands Volksblad: In de nacht van maandag op dinsdag was alles op de Brink in rep en roer. Er was brand. Het huis van den heer Zilversmit stond in lichte laaie. Het te behouden was onmogelijk. De brandspuit bepaalde er zich dan ook toe om een belendend perceel dat reeds brandde, nat te spuiten, wat dan ook gespaard bleef. Van de inboedel kon niets worden gered. Gelukkig voor de dichtstbijzijnde huizen met rieten daken, was er geen wind. Ware dit het geval geweest, het was niet bij 1 woning gebleven. De brandspuit die hier hielp, was niet van Heemse, maar uit Hardenberg. Onbegrijpelijk dat men nog steeds te Heemse er niet toe besluiten kan zich van een brandspuit te voorzien. (Dankbetuiging. Aan allen, die in den nacht van maandag op dinsdag tijdens de brand bij den heer Zilversmit, eenig timmergereedschap enz. uit het in de nabijheid zijnde huis hebben gered, mijnen hartelijken dank, A. Luisman). 01-01-1909: Heemse Sallands Volksblad: Woensdagmorgen omstreeks 8 uur brak er eensklaps een felle brand uit in de flinke boerenwoning van de weduwe G.J. Gerrits. In weinige ogenblikken stond het geheele gebouw in lichte laaie, zodat er zeer weinig is gered kunnen worden. Van de levende have zijn twee kalveren verbrand en heeft een jong paard brandwonden bekomen, doch overigens is alles gered. De inboedel en de voorraad hooi, rogge en stroo zijn een prooi der vlammen geworden. Naar we vernemen is de brand ontstaan door het omvallen van een lampje op de deel. Alleen het huis was verzekerd, hoewel zeer laag, zoodat de eigenares een groote schade lijdt.
23
14-05-1909: Brucht Sallands Volksblad: Zondagmorgen brandde door een onbekende oorzaak het boerenerf van J.H. Ligtenberg te Brucht tot den grond toe af. Met veel moeite slaagde men er in het paard en de koeien te redden, terwijl twee koeien en enige varkens in de vlammen omkwamen. De eigenaar die met het reddingswerk bezig was, bekwam zulke ernstige brandwonden dat geneeskundige hulp moest worden ingeroepen. Huis en inboedel waren slechts laag verzekerd. 11-06-1909: Mariënberg Sallands Volksblad: Hardenberg. Woensdagavond omstreeks 7 uur brandde door een onbekende oorzaak de boerderij met schuur van den landbouwer J.H. Waterink te Mariënberg tot den grond toe af. Van den inboedel kon slechts weinig gered worden, ook kwamen mede drie jonge kalveren in de vlammen om, terwijl ook een 1-jarig paard ernstige brandwonden bekwam. Naar wij vernemen waren huis en inboedel verzekerd. 03-12-1909: De Krim Salland's Volksblad: Hedenmorgen (woensdag) ca. 4 uur brak er een vreeselijke brand uit, in de boerderij van den heer Johannes van der Vecht, bewoner J. Wigger. Het mocht hun niet gelukken iets te redden, twee paarden, drie koeien en vijf varkens kwamen in de vlammen om. Ternauwernood konden de bewoners zich bijna ongekleed redden, eene groote massa, bijna de geheele oogst gedorste en ongedorste rogge en haverstro werd mede een prooi der vlammen. Zoo dus zijn dan ook de bewoners van bijna alles beroofd. Oorzaak onbekend. 14-04-1911: Heemse Sallands Volksblad: Vrijdagavond 7 april omstreeks 5 uur brandde de woning met schuur van J. Zweers op den Norden tot den grond toe af. Van den inboedel kon zoo goed als niets gered worden: een geit en eenige kippen kwanten in de vlammen om. Huis en inboedel waren, hoewel laag, verzekerd. 24
16-06-1911: Stad Hardenberg Sallands Volksblad: Zondagmiddag brak hier plotseling brand uit. Het huis van den winkelier J.W. Schutte brandde geheel af, terwijl Schutte zelf afwezig was. Het vee werd gered; van den inboedel en de winkelgoederen slechts weinig. De brandspuit was spoedig aanwezig en hield de belendende percelen nat. Huis en inboedel waren, naar men ons meedeelt, verzekerd voor 3200 gulden. (Dankbetuiging. Ondergeteekende gevoelt zich gedrongen zijn dank te betuigen aan allen die hem bij den brand van zondag jl. de behulpzame hand hebben geboden door te redden, wat gered kon worden. Tevens geeft hij kennis dat hij thans woonachtig is in het huis van G. Hamberg aan de markt en hoopt daar voorlopig zijn zaak zoo goed mogelijk voort te zetten. J.W Schutte). 16-06-1911: Stad Hardenberg Salland's Volksblad: Woensdagavond brandde door onbekende oorzaak het huis van gebr. Van der Velde aan de Beek alhier, tot den grond toe af Van den inboedel kon zo goed als niets worden gered. 9 varkens en eenige kippen kwamen in de vlammen om. Huis en inboedel waren verzekerd voor f. 2400. 19-09-1913: Venebrugge Salland's Volksblad: Hardenberg. Zondagmiddag brak er brand uit in de schuur van den landbouwer K. Lennips te Venebrugge. Door den wind raakte ook het woonhuis in brand, zodat het spoedig een vuurzee was. De inboedel is verloren maar het vee wist men te behouden op 1 varken na. Verzekering dekt de schade. De oorzaak onbekend. 05-12-1913: Slagharen Salland's Volksblad: Zaterdagavond 29 november is de turfstrooiselfabriek van J.H.R.M. Geerdes & Co, staande aan den mond van de Schuinesloot geheel afgebrand. Door den stevigen wind en het brandbare materiaal was het weldra een vuur-
zee, zodat van de fabriek en de geplaatste turf niets is overgebleven. Alleen van de loods is met behulp der motorspuit een gedeelte gespaard gebleven. Oorzaak brand onbekend. Verzekering dekt de schade. 23-01-1914: Radewijk Salland's Volksblad: Omstreeks elf uur, voorgaande nacht, de bewoners van den bakker en winkelier Runhaar te Radewijk waren pas in den eersten slaap, toen er een hevige brand uitbrak. Als gewoonlijk had Runhaar nog voor het naar bed gaan alles nauwkeurig nagezien en alles in volmaakte orde bevonden. Zoo snel namen de vlammen in hevigheid toe, dat de beide ambtenaren die er thuis lagen en boven hun kamer hadden, met brandwonden aan hoofd en handen, door het raam slechts konden ontvluchten. Huis en inboedel waren verzekerd, doch laag. Oorzaak van het onheil ligt nog in duister. 25-09-1914: De Krim Salland's Volksblad: In den nacht van zondag op maandag is onze aardappelmeelfabriek als door een toeval haar geheelen ondergang ontsnapt. Door de geweldige hitte van het vuur van den stoomketel was de bedekkende laag boven de zoldering en de vloer van den droogzolder in brand geraakt. Reeds sloegen de vlammen hoog op tot het dak. Schippers in de Fabriekswijk ontdekten ter elfder ure het gevaar, dat toen met vereende krachten gelukkig nog kon worden bedwongen. 02-10-1914: Stad Hardenberg Salland's Volksblad: In den nacht van zondag op maandag brandde door een onbekende oorzaak het huis van den winkelier E. Hemke tot den grond toe af. Van den inboedel kon zoo goed als niet worden gered. Gelukkig bleven de belendende percelen, door aanwezigheid van den brandspuit gespaard. Huis en inboedel waren slechts laag verzekerd.
23-05-1919: Hoogenweg Salland's Volksblad: Hedenmorgen brandde door een onbekende oorzaak het winkelhuis met bakkerij van de wed. Johs. Kramer aan den Hoogenweg alhier tot den grond toe af. De verschillende winkelartikelen en een hoeveelheid meel gingen verloren. Huis en inboedel slechts laag verzekerd. 21-01-1921: Stad Hardenberg Salland's Volksblad: Dinsdagmorgen omstreeks 11 uur werden de bewoners van onze plaats opgeschrikt door het luiden der brandklok. Het bleek ons spoedig dat er een begin van brand was ontstaan in het achterhuis van den heer G.E. Middendorp. Boven op den zolder had het hooi vlam gevat, en was er een smeulend vuurtje ontstaan. Men trachtte met emmers water den brand nog te blusschen, doch men achtte het raadzaam de spuit te laten aanrukken. Spoedig was deze ter plaatse, en was het vuurtje weldra gebluscht, hoewel er een belangrijke waterschade werd aangericht in het huis van den onderwijzer Klooster. Hoe of de brand ontstond, is moeilijk uit te maken. 09-03-1923: Baalder Salland's Volksblad: Maandagavond brandde door een onbekende oorzaak de boerderij bewoond door B.G. Hultink aan den Baalderstraatweg tot den grond toe af. Van den inboedel kon zoo goed als niets worden gered. Naar we vernemen was huis en inboedel slechts laag verzekerd. 04-07-1924: Rheezerveen Sallands Volksblad: Zondagmiddag heeft een felle brand de boerderij van den heer Frans Koster in asch gelegd. De brand, die van zeer ernstigen aard was, heeft gelukkig geen mensenlevens gekost. Omstreeks 4 uur sloegen de vlammen, die gretig voedsel vonden in het rieten dak en weldra door den feilen westenwind oversloegen naar de houten bijgebouwen, uit het dak. In minder dan een kwartier tijds stond alles in lichte laaie, zodat aan in veiligheid brengen van den inboedel niet meer kon worden 25
gedacht. Slechts doordat de eigenaar bij 't uitbreken van de brand, snel handelend optrad slaagde deze erin het vee te redden. De gehele woning met inbegrip van inboedel en de in de schuur geplaatste landbouwwerktuigen is verwoest. Verzekering dekt slechts ten deele de schade. 24-07-1925: Stad Hardenberg Sallands Volksblad: Donderdagavond omstreeks 9 uur brandde door een onbekende oorzaak de meubelwinkel en werkplaats van den heer W. Bruins tot den grond toe af. Hoewel de motorspuit spoedig ter plaatse was, kon men het gebouwtje dat geheel van hout is, niet behouden. Het vlak daarnaast liggend perceel van den heer G. Schutte, dat ook al vlam gevat had, werd geregeld nat gehouden, zoodat dit gespaard bleef; wel kreeg deze een aanzienlijke waterschade. Wij vernemen dat beide percelen zijn verzekerd. De motorspuit die voor 't eerst bij een brand in werking was, bewees uitstekende diensten. 09-10-1925: Radewijk Sallands Volksblad: Hardenberg. Dinsdagmorgen ongeveer 11 uur is door onbekende oorzaak de boerderij van wijlen E. Schrotenboer, bewoond door het gezin B. Woertel te Radewijk in deze gemeente, tot den grond toe afgebrand. Een varken kwam in de vlammen om, terwijl 2 varkens zoodanig waren verbrand dat onmiddellijk slachting noodig was. Het overige vee is gered. Een en ander was verzekerd.
fabriek was laag verzekerd. Men schat de schade op f. 25.000,- De vermoedelijke oorzaak is kwaadwilligheid. De politie stelt een onderzoek in. 25-01-1930: Radewijk De Vechtstreek: Woensdagavond ongeveer 8 uur brandde hier, door onbekende oorzaak de arbeiderswoning, bewoond door G.J. Schuldink af. De familie was op nieuwjaarsvisite bij de buren Koops. Een van het gezelschap, buiten komende, zag het huis in brand staan. In allerijl snelde men toe; daar de deur gesloten was, werden achter enige zoden ingetrapt, zodat een geit en de kippen konden worden gered. Overigens is alles verbrand, te meer te betreuren, daar niets verzekerd was. 20-12-1930: Lutten aan de Dedemsvaart De Vechtstreek: Kapitale boerderij afgebrand. Dinsdagmiddag omstreeks 3 uur ontstond er brand in de kapitale boerderij van den landbouwer Begeman te Sluis 7, gemeente Ambt Hardenberg. Alleen de reeds bejaarde echtgenoote van den heer Begeman was thuis toen de brand uitbrak. Zij ijlde naar de naaste buren, die zoo spoedig mogelijk kwamen. Aan blusschen kon niet gedacht worden. Daar de menschen op eenige
31-01-1929: Stad Hardenberg Amersfoortsch Dagblad, Archief Eemland: Gisternacht is te Hardenberg afgebrand de zekeringenfabriek van de firma Van Nispen. De 26
De Leeuwarder Courant maakte een dag eerder ook melding van het afbranden van de boerderij van Begeman en plaatste er zelfs een foto bij. De brand was uitgebroken tijdens dichte mist
honderden meter afstand niets van den brand merkten, konden deze geen hulp bieden, zoodat veel van den inboedel verloren ging. Vee kwam echter niet in den brand om. Een tweetal groote korenvakken werden een prooi der vlammen. De groote autospuit uit Dedemsvaart arriveerde nog juist op tijd, daar de groote boerderij van den heer Feddema groot gevaar liep door het vuur te worden aangetast. Gelukkig slaagde men erin dit te voorkomen. De boerderij van den heer Begeman werd evenwel geheel een prooi van de vlammen. Alleen de buitenmuren bleven op ongeveer halve hoogte staan. Om bijna 9 uur kon de groote spuit uit Dedemsvaart weer inrukken, terwijl de kleine spuit uit Lutten voor het eventuele oplaaien disponibel stond. De burgemeester van Ambt Hardenberg, de heer Weitkamp, was bij de brand aanwezig. Het perceel, alsook de korenvoorraden, zijn verzekerd bij de Onderlinge Brandwaarborgmaatschappij te Slagharen. 27-12-1930: Stad Hardenberg De Vechtstreek: Door onbekende oorzaak brak dinsdagmorgen in de reparatiewerkplaats van de Hardenberg Bacon Factory brand uit, welke van uit het kantoor het eerst werd opgemerkt. Met man en macht toog men aan het blusschingswerk, dat met gunstigen uitslag werd bekroond. Een bus benzine, die aanwezig was, vloog uit elkaar; verder was er nogal eenige materiele schade. 17-02-1931: Slagharen Amersfoortsch Dagblad, Archief Eemland: Slagharen, 16 februari. Hedenmorgen te ongeveer tien uur brak brand uit in het groote perceel van den heer Nijkamp, staande in de dichte huizenrij langs de Heerenstraat. In dit perceel was gevestigd een boerderij, een manufacturenzaak en een rijwielhandel. De brandweer van Dedemsvaart en van Hardenberg was spoedig ter plaatse en wist verdere uitbreiding van den brand te voorkomen. Een gelukkige omstandigheid was het feit, dat de wind zuidoost was. Het geheele perceel en de inboedel brandden uit, de aangrenzende huizen kregen brand- en waterscha-
de. De oorzaak van den brand is onbekend. Persoonlijke ongevallen kwamen niet voor. 19-03-1932: Lutten De Vechtstreek: Woon- en winkelhuis verbrand. In de nacht van vrijdag op zaterdag werden onze ingezetenen plotseling opgeschrikt door het luiden der brandklok. Het woon- en winkelhuis van den heer Blauwkamp, bewoond door de families Van Dijk en Nijhuis, stond in brand. De bewoners hadden zich reeds ter ruste begeven doch werden door het vuur verrast, een deel der manufacturenvoorraad van den heer Nijhuis kon nog worden gered, terwijl de omwonenden ogenblikkelijk ter hulpe schoten om de aangrenzende gebouwen te beveiligen. De wind werkte daartoe gelukkig mee. Het huis van Blauwkamp brandde evenwel finaal uit. Nog even werd het brandspuit] e gebruikt, doch het vuur legde zich al spoedig, toen het huis in elkaar was gestort. De oorzaak van de brand is onbekend. Verzekering dekt gedeeltelijk de schade. 21-05-1932: Rheeze De Vechtstreek: Donderdagmorgen brak brand uit in de boerenbehuizing van den landbouwer HJ. Doezeman te Rheeze. De eigenaar was met zijn zoon naar het land, terwijl zijn echtgenote en zijn kinderen binnenshuis bezig waren werkzaamheden te verrichten. Door omwonenden werd om ongeveer tien uur de brand het eerst opgemerkt. Deze gingen onmiddellijk waarschuwen, doch het mocht niet baten het vuur meester te worden. In een ogenblik was alles één vlammenzee. Aan redden viel niet te denken. Drie varkens en een aan de stierhouderij Rheeze toebehorende en bij Doezeman gestationeerde stier werden een prooi der vlammen. Van het huisraad werd niets gered. De vonken sloegen van daar over naar de belendende schuur van den landbouwer A. Veurink, doch door nat houden wist men deze te behouden. Toch kon niet worden belet, dat een verder gelegen schuur van Veurink werd aangetast en het duurde dan ook niet lang of deze was tot aan den grond toe afgebrand. Een 27
varken, een partij hooi en wat stro ging hier verloren. Burgemeester Weitkamp was spoedig ter plaatse en gaf aanwijzingen betreffende het bluswerk. Met gierketels werd het water aangevoerd en ten slotte gelukte het de smeulende massa te doven. Naar wij vernemen had Doezeman huis en inboedel verzekerd bij de Onderlinge BoerenBrandwaarborg Mij. te Zwolle. Oorzaak van den brand is onbekend. 01-04-1933: Stad Hardenberg De Vechstreek: In de nacht van maandag op dinsdag omstreeks half twee, werd de landbouwer A.J. Veltman aan het kanaal, wakker door een geluid dat overeen kwam met hagelen. Hij sprong het bed uit en ontdekte al spoedig dat zijn huis in brand stond. Hij wekte zijn huisgenoten, die zich in allerijl kleedden. Men trachtte het vee in veiligheid te brengen, wat maar voor een klein gedeelte gelukte. Het huis brandde tot den grond af; van den inboedel kon niets gered worden. Er verbrandden 1 paard, 1 koe, 1 pink, 2 kalveren, 4 varkens en ruim 60 kippen. De enige koe, die nog gered kon worden, liep ernstige brandwonden op. De oorzaak van de brand is onbekend. Huis en inboedel waren voor f. 4000 verzekerd bij de Assurantiemaatschappij van 1896 te 'sGravenhage. 12-03-1938: Collendoornerveen De Vechtstreek: Te Collendoornerveen heeft woensdagavond een grote heidebrand gewoed, die ver in den omtrek te zien was en een rode gloed tegen de hemel verspreidde. De meters hoge vlammen gaven een schoon schouwspel in de avond. 28-05-1938: Brucht De Vechtstreek: Tijdens het onweer dat hier woensdagmiddag een kort ogenblik woedde, sloeg de bliksem in de woning van den landbouwer A. Jonker, wonende op de Prugelakkers. Het huis brandde tot den grond toe af. Ook ging de gehele inboedel verloren. Het vee wist men te redden, doch twee kippen kwamen in aanraking met 28
een juist vallende draad van de lichtleiding en moesten dit met den dood bekopen. Verzekering dekt de schade. 20-01-1940: Bergentheim De Vechtstreek: Een ernstige schoorsteenbrand. Bij de bejaarde oudjes J. Schippers alhier ontstond een ernstige schoorsteenbrand. Te laat door de buren en hen zelf opgemerkt, liet het vuur zich aanvankelijk ernstig aanzien, doch door het flinke optreden van vele omwonenden en door een slang aan de waterleiding aan te sluiten, waarmede flink water werd gegeven, wist men het huis te behouden. Ernstige schade werd echter aan vloerkleden en andere meubelen in de woonkamer aangericht. 25-01-1946: Heemse De Vechtstreek: De uit ongeveer 1300 daterende hervormde kerk is zaterdagavond aan een groot gevaar ontsnapt. De vrouw van den heer J. Veldsink ontdekte, toen zij van een bezoek aan de pastorie terugkwam, een begin van brand in de consistoriekamer, waarna zij den koster waarschuwde, die er in slaagde den brand te blusschen. Het bleek dat door een lek in den oven voor de heteluchtverwarming de er voor opgestapelde brandstof in brand was geraakt, de lopers enz. smeulden reeds. 28-06-1946: Collendoorn Sallands Volksblad: Boerderij verbrand. Woensdagmiddag sloeg tijdens een kort onweer de bliksem in de boerderij van F. Otten te Collendoorn. In een ommezien stond de hele boerderij met schuur in lichter laaie en zodoende kon maar weinig van de inboedel worden gered. Een kalf kwam ook in de vlammen om. Otten, die nog getracht heeft het een en ander te redden, liep hierbij aan zijn handen lelijke brandwonden op die hij bij dr. Keuskamp liet verbinden. Hier bleek dat de bliksem hem ook nog geraakt had. De Hardenberger brandweer kon onder veel bekijks haar blussingstaak verrichten. Het was een handicap dat het water nogal van ver moest opgevoerd worden.
Over brandweer en brandweermensen in Hardenberg In deze bijdrage wordt een schets van de brandweer in Hardenberg gegeven. Bovendien is er aandacht voor enkele zaken uit de geschiedenis. Tenslotte vertellen drie brandweermensen vanuit hun perspectief over hun ervaringen bij 'hun brandweer'.
K. Oosterkamp Bij de brandweer in Hardenberg. vijftien personen beschikbaar zijn. Voor Tijdens een brand in een boerenschuur in De Hardenberg en Dedemsvaart geldt vanwege de Krim op een dag in oktober waren ze vanaf 's grootte van de plaats het dubbele aantal voor nachts twee uur tot 's middags daarna in touw twee groepen. In totaal zijn er dus ongeveer geweest om de brand te bestrijden, dieren in 150 brandweermensen nodig die nog steeds veiligheid te brengen en na te blussen. Na 'vrijwilligers' worden genoemd. Eigenlijk is terugkeer van mens en materieel op de basis parttimers een betere aanduiding, want hoewel snakten de 'vrijwilligers' naar een warme douaanmelding en uittreding geschiedt op vrijwilche en een zacht bed om de verloren slaap lige basis, is er duidelijk sprake van een enigszins te compenseren. In de plaatselijke dienstverband met alle rechten en plichten pers levert zo'n 'gewone' uitruk, zoals dat in daaraan verbonden. Na een periode van twee brandweerjargon wordt gezegd, meestal jaar waarin de theorie geleerd en de praktijk slechts een kort berichtje op onder het kopje geoefend moet worden, mag bij gebleken Politie-brandweer-ambulance. De geschiktheid iemand zich brandweerman of brandweermensen waren midden in de nacht vrouw noemen. Daarna zijn er mogelijkheden opgepiept en vier minuten later konden ze om zich verder te bekwamen voor hogere en uitrukken. Dit betekent dat je alles moet laten leidinggevende functies of zich te specialisevallen op het moment van brandalarm, want ren voor bepaalde (neven)taken. Het is immers het is de bedoeling dat de ploeg in de stad niet alleen meer het weren van brand wat de binnen acht minuten aanwezig is op de plaats eerste opdracht van de brandweer is. De des onheils, voor het landelijk gebied geldt aanwezigheid en hulpverlening bij daarvoor de norm van vijftien minuten. Voor een uitgestrekte gemeente als Hardenberg betekent dat een zevental brandweerposten: Balkbrug, Bergentheim, Dedemsvaart, De Krim, Gramsbergen, Hardenberg en Slagharen. Elke post beschikt over een brandweerauto die bemenst moet worden met zes brandweermensen. Als een post 24 uur paraat moet zijn, en dat is de bedoeling, moet er een groep van twaalf tot Een hooibergbrand wordt geblust 2 9
(verkeers)ongelukken en calamiteiten zijn eveneens tot de kerntaak gaan behoren, in nauwe samenwerking met politie en ambulance. Het spreekt vanzelf dat opleiding, bijscholing en voortdurende training en oefening onontbeerlijk zijn om de gevraagde hulpverlening op professioneel niveau te kunnen uitoefenen. De ploegen hebben daarvoor een twee uur durende wekelijkse training op een vaste avond. Deze training moet ervoor zorgen dat het handelingsniveau op peil blijft, maar zij is ook uitermate waardevol voor teambuilding: de goede onderlinge verhoudingen. Men moet immers op elkaar kunnen vertrouwen als het er op aan komt!
mandant met een staf van ongeveer twaalf mensen. Zij zijn in vaste dienst bij de gemeente Hardenberg en dus 'ambtenaar in zin der wet'. De stafmedewerkers verzorgen de diensten als administratie, opleiding, preventie en technische zaken. Het opperbevel van de brandweer berust bij de burgemeester die in zijn hoedanigheid de portefeuille veiligheid beheert. De commandant houdt hem op de hoogte en in bijzondere gevallen - ernstige ongelukken en calamiteiten - oefent de burgemeester het opperbevel ook daadwerkelijk uit. Elke brandweerpost heeft een tankautospuit. In de kazerne in Hardenberg staan bovendien een tankauto speciaal voor bosbrandbestrij-ding, een hulpverleningsauto voorzien van bijzondere apparatuur en een hoogwerker die ingezet wordt bij hoge gebouwen. Daarnaast staat de brandweer een aantal personen/dienstauto's ter beschikking.
De parttimers zijn afkomstig uit alle lagen van de bevolking en uit diverse beroepsgroepen. Wel moeten zij overdag en 's nachts verblijven in een gebied op zo een afstand dat men binnen vier minuten vanaf de kazerne kan uitrukken. Deze eis zorgt in de praktijk uiteraard nogal voor problemen. Voor sommigen kan de aard van de beroepswerkzaamheden een belemmering zijn, voor anderen zijn er geografische onmogelijkheden. Sinds de jaren '70 nemen steeds vaker vrouwen actief deel aan de brandweer. Het is niet alleen een afspiegeling van de maatschappelijke emancipatie en participatie van vrouwen, maar ook noodzakelijk om het getal van de 'vrijwillige' bemensing op peil Een tankautospuit te houden. Na enige tijd van gewenning is er een goed geïntegreerd korps Brandweermensen hebben een fascinatie voor ontstaan. brand en vuur, maar dit is geen voldoende Om de interesse onder de jeugd te wekken motivatie om bij de brandweer te werken. Het voor het werk bij de brandweer is er een afdeis vooral die innerlijke drang en motivatie om ling jeugdbrandweer, waarbij ongeveer zevenhulp en bijstand te willen verlenen, de brandtien jongens en meisjes spelenderwijs en in weer biedt daarvoor een goede en stimulerenwedstrijdverband ermee vertrouwd gemaakt de context. worden. De aard van het werk brengt met zich mee dat brandweermensen in zeer gevaarlijke en De parttime brandweerlieden worden begeleid, levensbedreigende situaties terecht kunnen ondersteund en aangestuurd door een comkomen. In een aantal gevallen levert dit trau30
matische ervaringen op die diepe psychische sporen kunnen achterlaten. Dat was vroeger niet anders dan nu. Ook toen werd erover gepraat: lang en indringend, met elkaar, je ploeggenoten maar ook met je naasten. Dat gebeurt nog steeds, maar daarnaast is er nu ook ruimte voor professionele hulp. Het draagt bij om de leus van het korps in praktijk te brengen: 'Samen sterk in afwisselend werk'. Enkele grepen uit de geschiedenis van de brandweer - Vuurheren zagen in vroeger eeuwen toe op de naleving van de brandvoorschriften. Zo moest elke burger beschikken over een goede leren brandemmer. - Na de grote brand in 1708 kwam vrij snel de stadsverordening dat de nieuwe daken voorzien moesten zijn van pannen (27 mei
1708). Als dat problemen gaf, kon men in aanmerking voor subsidie komen. Ook een klepperman fungeerde als een brandwacht. In 1760 is er al sprake van een eerste brandspuit. Het apparaat werd opgesteld in een apart gebouwtje tegen de kerk Op 17 oktober 1849 was er een bijna tweede grote brand: zes woningen gingen in vlammen op, maar de inzet van twee brandspuiten en de gelukkige omstandigheid van windstilte voorkwamen erger. Bij de aardappelmeelfabriek De Baanbreker in Lutten was een brandspuit gestationeerd. Directeur Eppo Mulder was opperbrandweerman. Bergentheim kon profiteren van 'particulier initiatief', toen door de Veenderijen Erven Mr. LA. van Roijen in 1938 een brandspuit werd geschonken aan gemeente Ambt Hardenberg met als voorwaarde dat die in Bergentheim werd gestationeerd. De markt in Hardenberg werd vanaf 1926 lange tijd gedomineerd door een markant beeld: een hoge droogtoren voor de lange brandslangen. Deze werd in 1936 op de markt verplaatst en na een storm in 1949 herbouwd. De slangen liggen nu horizontaal in een lange slangenbak in de kazerne. Toen in 1941 Stad en Ambt Hardenberg werden samengevoegd, beschikte men over een primitieve motorspuit die door een vrachtwagen of een paard kan worden getrokken. In 1944 had de gemeente een volledig uitgeruste motorspuit met trekker en slangenwagentje. Bovendien werd een oudere motorspuit omgebouwd en gemoderniseerd. In voorkomende gevallen kon van de firma Bruins een oude vrachtauto worden gebruikt.
Anno 1936. Werkzaamheden bij de verplaatsing van de droogtoren voor brandslangen van de brandweer te stad Hardenberg. Links een stukje van de haven en op de achtergrond zwembad De Marsch
In 1955 beschikte Hardenberg over een brandweerkazerne aan de achterkant van het gemeentehuis aan de Voorstraat met twee brandweerwagens. Ook in Bergentheim en Slagharen stond een brandweerauto paraat. In 1965 werd de nieuwe brandweerkazerne
31
aan de Vechtstraat in gebruik genomen. De oude, met uitrit naar het Wilhelminaplein, bleef nog voor de eerste uitrukeenheid in gebruik tot 1976. Vanaf 1980 kon de brandweer beschikken over de nieuwe brandweerkazerne aan de Europaweg.
De brandweerkazerne in de Achterstraat te Hardenberg, met links ervan de oude school. Op de achtergrond de Stephanuskerk en op de voorgrond een Volkswagenbusje van de brandweer Het verhaal van Johan Borneman, brandweerman Vanaf april 1969 in dienst bij de brandweer. Al van jongs af aan was hij gefascineerd door brand en ging vaak kijken en werd op een gegeven moment gevraagd erbij te komen. Johan klom in de organisatie op tot teamleider Groep A en bevelvoerder, daarnaast was hij instructeur en jurylid bij brandweerwedstrijden. In 1995 werd hij officier van dienst in de rang van brandmeester tot zijn afscheid (55 jaar) in 2001. Enkele ervaringen die hem nog steeds helder voor de geest staan: De brand op een woonboot op 8 december 1978 Het was al laat in de avond (22,45), we waren nog op de kazerne toen de melding kwam van een brand op een woonboot bij Mollen aan het kanaal. De klinkerweg ernaar toe bleek spiegelglad te zijn, we reden half door de berm en noodgedwongen langzaam, terwijl je wist dat haast geboden was. Ter plaatse bleek 32
dat er nog mensen in de boot waren. Toen we voorzien van perslucht de woonkamer bereikten, werd helaas meteen duidelijk dat we voor drie kinderen niets meer konden doen We hebben toen de restanten vuur afgeblust en daarna gedaan wat het moeilijkst was: de slachtoffers geborgen. Mede omdat het kinderen betrof, gaf dit een enorme psychische belasting en het heeft lang geduurd om het te kunnen verwerken en 8 december werd voor mij een datum die ik niet meer zal vergeten. Bij terugkomst op de kazerne hebben we nog lang nagepraat, tot midden in de nacht. Terug in huis is er van slapen niet veel meer gekomen. De brand in het Ponypark Slagharen op 10 april 1981 Om ongeveer 8 uur 's avonds was er een brandmelding in 't Ponypark te Slagharen. De brandmelding kwam binnen door garagehouder Tholen, zelf brandweerman. Hij was gewaarschuwd door twee jongens, William en Peter, die terugkwamen van hun voetbaltraining en vuur in de hal hadden gezien. Tholen sloeg groot alarm en Hardenberg en Bergentheim rukten met alle beschikbaar materieel uit, terwijl Slagharen na ongeveer vijf minuten al ter plaatse was. Al gauw, om 20.40 uur, kregen we assistentie van de brandweer van Hoogeveen. Mijn maat en ik werden ingezet in de Spiegelzaal. We waren druk aan het blussen en de spiegels knalden van de wand. Ook hoorden we steeds van die doffe dreunen, maar wisten niet wat dat was. Achteraf bleek dat het polyester poppen waren die aan het plafond hingen en door de hitte loslieten. Een wonder dat er niemand door gewond geraakt is. We waren aan het blussen achter in de hal, toen opeens de bevelvoerder achter ons stond en schreeuwde: 'Eruit!'waarop wij zeiden: Het brandt hier alleen maar', waarop hij met een iets andere term duidelijk maakte dat we eruit moesten. De hal vulde zich plotseling volledig met rook, zodat we aan de slang voelend naar buiten gekropen zijn. Wat wij niet wisten, was dat het vuur zich al ver achter ons bevond. Op plafondhoogte was namelijk een
doek gespannen. Dit stond vol rook waardoor we boven ons geen vuur zagen. Op een gegeven moment was er grote paniek Na telling van de manschappen bleek er een persoon vermist te zijn. Gelukkig bleek dat de bewuste persoon opdracht had gekregen om naar de kazerne in Hardenberg te gaan, om materiaal op te halen. Wat een opluchting. Rond 23.00 uur werd het sein 'brand meester' gegeven en konden de voertuigen van Hoogeveen inrukken. De nablussingswerk-zaamheden hebben nog tot de volgende dag geduurd. Al met al was het een grote brand met een enorme vuurbelasting. De volgende dag ben ik naar het Ponypark gegaan en mocht ik de straalpijp waarmee wij stonden te blussen, ophalen. Ik heb hem nog steeds. De schade bedroeg ongeveer een miljoen gulden. De brand bij garage De Jong op 22 mei 1989 's Ochtends rond half zeven werd een brand gemeld bij garage De Jong. Bij het stapvoets voorbijrijden was er geen brand te zien. Wel waren de ruiten behoorlijk zwart en enigszins bol en door heel voorzichtig te voelen aan het raam werd direct duidelijk dat het zich al behoorlijk had staan opwarmen. We moesten dus voorzichtig te werk gaan. Het was aan de bevelvoerder te danken dat de zaak niet geëxplodeerd is. Als we zomaar een deur hadden opengetrokken, was er een enorme stoot zuurstof naar binnen getrokken met een explosie tot gevolg. We hebben een deur millimeter voor millimeter geopend. De brand was naar alle waarschijnlijkheid ontstaan in een prullenbak waarin een asbak was geleegd met nog smeulend vuur. Als iemand zomaar de deur had geopend, was het waarschijnlijk wel een grote brand geworden. Gelukkig is het - mede door de ervaring van de officier van dienst en bevelvoerder -goed afgelopen. Een ongeval met gevaarlijke stoffen op 18 mei 1984 Om 6.00 uur kregen we een melding van ongeval met een tankwagen tussen de Witte Paal en Mariënberg. Onderweg kregen we via de alarmcentrale te horen dat de tankwagen
gekanteld in de sloot lag, Er waren ook een veewagen en een personenauto bij betrokken die tussen de tank- en veewagen beklemd waren geraakt. Ook werd gemeld dat we te maken hadden met de stof chloorbleekloog, gevaarlijk voor de ademhalingswegen, waardoor we bovenwinds moesten aanrijden. De aard van de gevaarlijke stoffen moeten op de tankauto met nummercodering vermeld staan. De politie had inmiddels de weg afgesloten. De drie chauffeurs waren er goed afgekomen, zonder noemenswaardig letsel. Bij inspectie bleek dat er een scheur in de tank zat van ongeveer twintig cm. Het gat werd provisorisch gedicht met houten keggen, maar er was wel 8.000 liter chloor weggespoeld. Ondertussen was er een lege tankwagen onderweg, om de 18.000 liter chloor over te pompen. Daarna moest de truck losgekoppeld worden, maar dat moest met een snij brander gebeuren, wat niet van gevaar ontbloot was, omdat de dieseltank er dicht bij zat. Door verschillende veiligheidsmaatregelen in acht te nemen is het toch gelukt. Ondertussen waren ook de milieudeskundigen ter plaatse. Zij vonden het raadzaam dat de grond, over een bepaalde lengte en twee meter diep afgegraven werd. Dit resulteerde in een vracht van 80.000 kubieke meter zand. Om 16.30 uur, nadat de voertuigen afgevoerd waren, gingen we weer naar de kazerne om alles voor een volgende uitruk weer in orde te maken en de weg werd weer vrijgegeven door de politie. Een ongeval op de Jachthuisweg Middenin de nacht kwam de melding van een ongeval van een personenauto met slachtoffers. Dat het er vier waren, wisten we toen nog niet... Toen we op de plaats van het ongeval aankwamen, bleek dat er twee auto 's bij betrokken waren. Er was een wedstrijd gehouden wie het eerst thuis zou zijn. Op de kruising Jachthuisweg/Collendoornerdijk hadden ze elkaar geraakt. Met als noodlottig gevolg dat de ene auto rechts tegen de boom was geknald. Ter plaatse troffen we een bijna onbeschrijfelijke situatie aan: de auto was midden33
door, de brokstukken lagen over een zeer ruime afstand verspreid, de beide personen voorin waren onherkenbaar, de twee andere personen zaten in het achterste deel van de auto nog in de gordels. Tijdens de nazorg in de kazerne werd er nog lang nagepraat, maar het blijft nog wel een poos bij je: er waren tenslotte vier doden te betreuren.
Soms kon net op tijd erger worden voorkomen, soms restte er alleen nog wat nablussen. Soms konden net op tijd mensenlevens worden gered, terwijl een andere keer er slachtoffers waren te betreuren. Zij leerde flexibel te zijn en genoot van de geweldige teamgeest: Je kon op elkaar vertrouwen, je was er voor elkaar Natuurlijk werd er geklierd en geplaagd en vooral de vrouwen moesten het _ nog wel eens ontgelden. Enkele mensen twijfelden wel eens over het fysieke functioneren van de vrouwen met name bij 't dragen van perslucht, na een poosje bleek, dat we 'mans 'genoeg waren om mee te doen. Zelf heb ik op 28 oktober 1983 bij een brand in de meelsilo van de firma Bruins mijzelf 'bewezen'. In de silo, die toen nog in het centrum van Hardenberg gevestigd was, was een brand uitgebroken. De hitte was zo groot, dat het meel smolt en er een steenharde massa ontstond, die we met een pikhouweel klein hakten en daarna met een transportband boven uit de silo naar beneden transporteerden. Ik werd als tweede groep opgeroepen, om ongeveer 6 uur 's ochtends, waarna we Anno 1997. Bluswerkzaamheden door vrijwillige brandweer tot 16.00 uur 's middags onafgebroken bij brand voormalige Gamma-bouwmarkt aan de met perslucht op, hebben gewerkt. Ik Stationsstraat te Hardenberg was uiteraard "bekaf". Na afloop kreeg ik de opmerking te horen: (Ik dacht, wat Het verhaal van Ineke Berenst, brandweermoet dat worden, een vrouw. Maar ik vrouw heb me danig vergist, je hebt je kranig Vanaf 20 november 1979 was Ineke Berenst geweerd.' ongeveer twaalf jaar lang officieel lid van de
vrijwillige brandweer in Hardenberg. Zij begon als centraliste, maar deed naderhand ook 'gewoon' dienst als brandweervrouw. Hoewel zij niet als eerste vrouw bij het korps in dienst trad, was het toentertijd toch nog overwegend een mannenwereld met de cultuur en omgang die daarbij hoorde. Hoewel Ineke daarom vaak het gevoel had dat ze zich moest 'waarmaken', maakte zij het toch mee - en droeg daar ook haar steentje aan bij - dat vrouwen op een vanzelfsprekende wijze deel gingen uitmaken van het korps. Talrijk zijn de herinneringen aan de keren, overdag maar ook 's nachts, dat zij mee moest uitrukken vanwege een brand of een ongeval.
Een andere keer was er een brand op Hemelvaartdag 1984. Ik zat in de tankwagen, maar onderweg bleek al dat we niet de enigen waren die naar de brand gingen. Bij supermarkt De Boer, konden we al niet verder, vanwege het vele publiek. Mijn echtgenoot was ook even gaan kijken en stond tussen de andere kijkers. Omdat ik net niet de kracht had, om een slang in een keer uit te rollen en altijd even met mijn voet tegen het laatste stukje moest schoppen om hem helemaal uit te rol34
In memoriam C. Lina Op 30 augustus 2008 overleed C. Lina op de leeftijd van bijna 91 jaar. De heer Lina was erelid van de Historische Vereniging. De heer Lina werd op 2 september 1917 in Den Haag geboren, later verhuisde het gezin naar Oosterbeek en weer later naar Utrecht. In Utrecht volgde hij een onderwijzersopleiding. Zijn eerste onderwijsbetrekking was in Twello waar hij tijdens de oorlogsjaren verbleef. Na de oorlog trouwde hij met Ella de Feijter. In 1947 kreeg hij na studie de L.O.-akte Frans en verhuisde het gezin naar Ermelo waar hij leraar aan de Mulo werd. Na het behalen van de akte M. O.-Nederlandse Taal- en Letterkunde werd hij in 1951 leraar Nederlands en Frans aan de Mulo aan de Gramsbergerweg te Hardenberg. Ook zijn vrouw werd lerares aan genoemde school in de vakken biologie en muziek, zij wist op inspirerende wijze kennis over klassieke muziek over te brengen. Als leraar ontwikkelde hij samen met uitgeverij Wolters-Noordhoff een succesvolle lesmethode Functioneel Nederlands. In 1968 werd de heer Lina adjunct-directeur van de Mulo, in 1972 directeur. Deze functie zou hij tot zijn pensionering in 1982 behouden. Naast hun werk waren de Lina's zeer actief in het verenigingsleven. Legendarisch was het door de heer Lina geschreven toneelstuk 600 jaar Hardenberg dat ter gelegenheid van het 600-jarig bestaan van Hardenberg in 1962 opgevoerd werd. Niet alleen het schrijven, maar ook de regie en de door zijn collega Jaquet geschilderde decors, ontsnapten niet aan zijn aandacht en toezicht. Ook voor Heemse schreef hij een openluchtspel Heemse 1813 zn voor Baalder het toneelstuk Heisa Baalder. Ook op kerkelijk terrein was Lina aktief: hij was lid van de kerkvoogdij, presidentkerkvoogd en beheerder van het kerkelijk archief. In de politiek was hij actief als voorzitter van de CHU-fractie in de gemeenteraad. Met het oprichten van de Historische Vereniging in 1984 was hij bereid als redactielid toe te treden om in 1988 eindredacteur van de Rondom den Herdenberger te worden. In die functie schreef hij talloze artikelen over de geschiedenis van Hardenberg. Van postwagens tot elektriciteitsvoorziening, van de armenzorg tot doleantie, vele onderwerpen onderzocht hij en hij maakte er boeiende verhalen van. Hij had een voorkeur voor onderzoek naar in Hardenberg woonachtige dichters zoals Arnold Moonen en Guillaume van der Graft. Tot 1996 bleef hij eindredacteur en werd benoemd tot erelid van onze vereniging. Met de heer Lina verliest de Hardenberger gemeenschap een belangrijke stimulator voor cultuur. In de periode tussen 1945 tot 1960 vestigden zich in het Hardenbergse verschillende 'vreemdelingen': onderwijzers, predikanten, ondernemers, en hun partners, die zich nestelden in de samenleving en het gevoel voor cultuur tot grotere ontwikkeling hebben gebracht. De heer Lina was een van hen. 1
ieuwe leden Kamps A., Zonnehof 9, 7772 GA Hardenberg Kampman H., Luichiesstraat 30, 7691 DG Bergentheim Dalhuisen W.K., Joh. Clemmestraat 27, 7692 AP Marienberg Schuurman T., Nieuweweg 3, 7692 AG Mariënberg Overweg H., Markt 68, 7772 AE Hardenberg Zijlstra A., De Spinhoek 10, 7772 DX Hardenberg Muusse K.F., De Kolk 7, 7773 BA Hardenberg Kuipers M.J., De Achterbrink 3, 7771 BX Hardenberg Kuip van der EG., Reigerstraat 17, 7771 AL Hardenberg Waterink H.J., Noord Oosterweg 19, 7791 RB Radewijk Telman J.H., Van Royensweg 24, 7691 BM Bergentheim Spijkers H., J.CJ. van Speijkstraat 6, 7772 ZC Hardenberg Reefman H.J., Berkenlaan 4, 7771 DD Hardenberg Wolbink B.J., Ommerweg 21, 7797 RD Rheezerveen Broekroelofs A., Nieuwewijk 35, 7701 PW Dedemsvaart Kampherbeek A., Emtenbroekerdijk 24, 7695 TV Bruchterveld Habers J., Spokenkampweg 4, 7696 BJ Brucht Nijmeijer DJ., Parkweg 1 - 107, 7772 XP Hardenberg Rosema R.A., Boterbloem 144, 7772 NS Hardenberg
Nieuwe aanwinsten Boek van telegraaf tot satelliet: 125 jaar telecom Koninklijke Landmacht 150 jaar geschiedschrijving in Overijssel (Ov. Hist. Bijdragen) Via A. Barnard: diverse stukken (ingebonden) inzake aardappelmeelfabriek 'de Baanbreker' en Hardenberg met /zonder schoorstenen. Van mevr. Van Veen: een ingelijste herinneringszakdoek troonsbestijging kon. Wilhelmina. Van mevr. Sierink-Bouw: 1 rouwbroche, 1 potje Talens inkt, 3 oude kinderboekjes, 1 haakpatronenboekje; boek Anastasia, de hertogin van Mecklenburg; boek Nijenrode, in 't hart van Nederland, 1 handwerkje, geborduurde fruitmand, 2 ouderwetse handdoeken en 1 herinneringshanddoek 1945-1955, 1 witte embrasse, 2 trommeltjes en 1 lampenglas Van G. van Faassen: Koninklijke Pakketvaart Mij: stoomvaart en staatsvorming in de Ind. Archipel, Historisch bezit Koninklijke Landmacht: verzameling mil. Musea in Nederland God schudde de wateren: het militair noodhulp hospitaal Pakistan Van A. Gouwe: diverse doktersgereedschappen, van haar vader. Van H.J. Geertman: de vlag van de klepperman Van J.H. Berghuis: meeste uitgaven van "Heemschut", 1980 tm 1995, gebundeld, Van D.J. Merjenburgh: een Esso flitsspuit, kappersschaar, vulpen, fretboortje, drie wandtegels en drie schildjes carnavalsver. Erica. Van Fam. Nijboer te Borger: een poppenwagen met inventaris en poppenkast. Diverse jaargangen "Streekhistorisch Centrum Slagharen" Van G.C.A. van Dijk: een weckketel met toebehoren Van Fam. Waterink: 1 bruidegomspijp met gedichtje, 1 kop/schotel met opdruk "bruid" en kop/schotel met opdruk "bruidegom" Van Fam. Evers: groepsfoto school Geref. School Bergentheim ca 1903, geloofsbelijdenis Harm Evers 1928, idem Hilligje Heijink 1932, idem Gezina Amsink 1905.
Activiteiten 2de halfjaar 2008 Open Monumentendag Op zaterdag 13 september vond de jaarlijkse Open Monumentendag plaats. We hadden dit jaar, aansluitend op het landelijk thema "Sporen", gekozen voor het onderwerp "Sporen in het Vechtdal" met verwijzing naar de herstelde meanders van de Vecht bij de Baalderborg, in Rheeze/Diffelen en bij Mariënberg/Bergentheim. Verder werd in de studiezaal de hele dag door met behulp van een beamer de film vertoond die voor TV Reest en Vecht werd gemaakt door Gerrit Brokelman en anderen over "De Vecht van bron tot monding " waarvoor veel belangstelling was. 2
Excursie Op 19 september organiseerden we onze jaarlijkse dagexcursie naar de mooie Achterhoek. Na een koffiestop in Restaurant Berkel Palace te Borculo werd, passend in het jaar van de herdenking van de Grote Brand van Hardenberg, een bezoek gebracht aan het Brandweermuseum te Borculo. De lunch werd gebruikt in het Erve Brooks te Gelselaar. Na de middag werd een retourrit gemaakt met de mooie historische stoomtrein van Haaksbergen naar Boekelo. Om kwart over 6 kwam het gezelschap voldaan terug in Hardenberg. De belangstelling was zo groot dat we velen moesten teleurstellen. We zullen proberen volgend jaar, evenals vorig jaar naar Friesland, twee bussen in te zetten.
Religieus erfgoed 2009 is het Jaar van het Religieus Erfgoed. In dat kader is door de PKN Hardenberg-Heemse het initiatiefgenomen voor een expositie van religieuze symbolen, o.a. antipendia enz. Ons werd verzocht of deze expositie in ons museum kon worden gehouden waarmee wij graag hebben ingestemd op voorwaarde dat de bemensing door suppoosten door de PKN Hardenberg-Heemse zou worden verzorgd. Op 29 oktober is deze expositie door wethouder Prinsse geopend. De expositie is daarop gedurende twee weken voor het publiek toegankelijk geweest.
Make A Different Day (MADD) In het kader van dit programma waarin o.a. overheidsfunctionarissen gedurende een halve dag vrijwilligerswerk doen bij allerlei instellingen kwam raadslid Henrieke van Veldhuisen op vrijdag 31 oktober een morgen op de historiekamer werken. Haar werd inzicht gegeven in de organisatie van de vereniging en het museum, waarbij ook de kostbare collectie Nijenstede aan de orde kwam. Verder ging ze helpen bij de invoer van de gegevens van museumobjecten in het nieuwe registratie systeem Adlib Basis. Een goede zaak dat raadsleden eens komen kennismaken met onze vereniging.
Kleppertoer De Werkgroep Kleppertoer heeft weer een druk en succesvol jaar achter de rug dat werd afgesloten met een herfstkleurentocht op zaterdag 1 november waarvoor zelfs twee bussen moesten worden ingezet. In totaal werden in 2008 maar liefst 77 bussen van busbedrijf Sickman ingezet en namen bijna 4000 personen deel aan deze populaire toer. Aan het eind van deze dag werd afscheid genomen van Jannie Luisman-de Jonge en Jan Hofsink die na 10 jaar als gids gefunctioneerd te hebben nu een punt achter dit werk wilden zetten. Beide pioniers werden door de werkgroep en door het bestuur bedankt voor hun inzet voor de vereniging, hetgeen met een boeket bloemen werd onderstreept. De voorbereidingen voor een nieuwe toer in 2009 zijn in volle gang. Een boekje met de routebeschrijving en wetenswaardigheden van de toer 2008 is te koop bij de Historiekamer. Hiermee kan men op eigen gelegenheid met de auto de route nog eens rijden, of als men de echte toer gemist heeft, dit gemis inhalen door zelfde route te rijden.
Lezingavond De eerste lezingavond van het seizoen 2008-2009 hielden we op 12 november 2008 in Gebouw De Esch te Heemse. Gerrit Sasbrink uit Dedemsvaart gaf een Powerpoint presentatie over 'Zonnewijzers en tijd'. Een boeiende presentatie waarin de geschiedenis van de zonnewijzers en de verschillende soorten van tijdmeting werden toegelicht.
PLANNEN VOOR 2009 In 2009 bestaat de Historische Vereniging Hardenberg e.o. 25 jaar. Alle activiteiten in 2009 zullen daarom in het teken staan van dit jubileum. Het programma dat opgesteld is door een speciale jubileumcommissie ziet er als volgt uit: 29 en 30 december organiseert de Werkgroep Fotografie fotoherkenningsdagen in de studiezaal. 16 maart Jaarvergadering 23 april Vrijwilligersavond 12 juni Dagexcursie In mei wordt weer gestart met de try-outs van de Kleppertoer 12 september Manifestatie/Open Monumentendag 3
31 oktober Genealogiedag November Modeshow met collectie Nijenstede Nadere informatie voor de avonden na 1 april volgt in de volgende Rondom en in de lokale media.
Jaarvergadering Op 16 maart zullen we onze jaarvergadering houden. De vergadering zal dit keer een extra feestelijk tintje hebben. Voor de pauze behandelen we de Rekening 2008 en Begroting 2009 en het jaarverslag. Na de pauze zullen leden van de Dialectgroep optreden met sketches. Locatie: Zaal Mulder Baalder. Aanvang 20 uur.
Vrijwilligers avond Op 23 april houden we onze jaarlijkse vrijwilligersavond.
Open Monumentendag Op 12 september vindt weer de landelijke Open Monumentendag plaats. Het thema is dit jaar "Kaarten". De jubileumcommissie organiseert op deze dag een grote manifestatie. Zes toneelgroepen, de menvereniging en de Kastanjehofschool zullen die dag in het centrum van Hardenberg sketches en spelletjes opvoeren van vroeger. Mogelijk zullen een schutterij, een dansgroep en een dweilorkest een en ander completeren. De commissie zou graag zien dat veel Hardenbergers en anderen, maar vooral leden van de historische vereniging ook aanwezig zijn in traditionele kleding. De historie van Hardenberg moet die dag gezien en beleefd worden! Graag roepen we iedereen op om die dag mee te doen.
Modeshow In 2008 hebben de dames van de Tentoonstellingscommissie een cursus gevolgd over stoffenherkenning. De cursus werd gegeven door Mevrouw Riet Strijker, conservatrice van het Museum te Almelo. In de cursus werd de kleding van de collectie Nijenstede geïnventariseerd en de stoffen die vroeger gebruikt werden geanalyseerd en gedocumenteerd. De cursus werd gesponsord door de Woningbouwvereniging De Veste in het kader van hun project "Maatje". Gelet op de omvang van de collectie wordt er een vervolg gepland voor deze cursus. Het ligt in de bedoeling om in de herfst van 2009 met een deel van fraaie exemplaren uit deze collectie een modeshow te organiseren.
Rondom den Herdenbergh in een nieuw jasje Ter gelegenheid van het 25-jarig jubileum is de Redactie met een voorstel gekomen om ons ledenblad "Rondom den Herdenbergh" na 25 jaar in een nieuw jasje te gaan steken. Dat houdt concreet in: een groter formaat en in kleur. Het bestuur is enthousiast over het nieuwe ontwerp. Zeer waarschijnlijk kunt U daarom in 2009 gaan genieten van een volledig vernieuwde Rondom den Herdenbergh. Het bestuur beraadt zich nog op welke wijze we de extra kosten van deze nieuwe uitgave kunnen dekken. Waarschijnlijk zal dat in 2010 tot een relatief lage aanpassing van de prijs van het lidmaatschap leiden. Gedurende het jaar 2009 zal de prijs ongewijzigd blijven.
Monumentenboek Op 28 november wordt het eerste exemplaar van het Monumentenboek aangeboden tijdens een speciale bijeenkomst in de Witte of Lambertusker. In dit prachtige boek zijn alle rijks- en gemeentelijke Monumenten in de Gemeente Hardenberg opgenomen. De Historische Vereniging Hardenberg e.o. wil iets extra's doen voor haar leden en hun dit boek aanbieden voor de uitzonderlijk lage prijs van € 15,--. (Winkelprijs € 24,95.) Leden die zich al ingeschreven hebben, kunnen hun exemplaar vanaf 1 december op werkdagen tussen 9 en 12 uur tegen contante betaling afhalen bij de Studiezaal, Voorstraat 34 Hardenberg. Leden die zich nog niet hebben ingeschreven, kunnen het boek op de zelfde plaats eerst inkijken en daarna beslissen of ze van deze ledenaanbieding gebruik willen maken. Een mooi idee voor een cadeau rond Sinterklaas of de komende feestdagen. NB: 1 exemplaar per lid! Niet-leden die besluiten nu lid te worden, kunnen eveneens gebruik maken van deze aanbieding. 4
Ien, kwam het commentaar uit het publiek: 'Zie je wel dat heb je nu met een vrouw.' Toen ik daarna op het dak, op een gammele, half verbrande dakkapel stond te blussen, hoorde hij zeggen: 'Goh, ze durft toch wel, kijk ze staat op het dak.' Bij een brand bij de koekjesfabriek van Van der Heul in Lutten op 28 januari 1983, moesten we langdurig blussen. Aangezien het voor mijn mannelijke collega 's makkelijk was om even een kleine sanitaire stop te maken, kwam mijn vraag aan de eigenaar van de naastgelegen woning of ik even naar het toilet mocht, dan ook vreemd over. Toen ik terug kwam, heb ik maar even voor de duidelijkheid mijn helm afgezet, zodat iedereen kon zien dat de brandweerman een vrouw was. Ook waren de plagerijen niet van de lucht. Vooral wij vrouwen werden graag 'gepakt'. Zo lieten ze ons bij een brand op de vuilnisbelt, rustig een tijdlang met een schop spitten in de afvalberg, terwijl ze zelf met een riek aan de slag gingen.
onze drie collega 's. Wat er dan door je heen gaat, kun je niet beschrijven. Gelukkig zagen we na een paar minuten, die een paar uren leken te duren, de drie mannen al kruipende langs de slang naar buiten komen. Want als je vanaf de spuit langs de slang gaat, kom je immers vanzelf buiten. Het waren twaalf spannende, intensieve, maar ook prachtige jaren.
Een emotioneel moment beleefde ik De brandweer is ook aanwezig bij ongevallen tijdens de brand in het Ponypark Slagharen. Tijdens de grote brand die daar plaats Het verhaal van A. den Besten, voormalig vond op 5 maart 1981, waren Anja Maat en ik als commandant centralisten voor de brand gesitueerd in de De heer Den Besten was commandant van de verbindingscommandowagen. Wij waren dus brandweer van 1 september 1986 tot 1 januari 1993. tussenpersonen tussen de bevelvoerders en de Daarvoor was hij in Hardenberg vanaf 1 april 1978 commandant en de centrale in Hardenberg. Wij preventie officier. In die tijd moest hard gewerkt hadden volledig zicht op de voor- en zijkant van worden aan het verbeteren van het het brandende pand. We zagen ook dat er twee opleidingsniveau. Bij gebrek aan geschikte boeken brandweermannen met één slang in het achterste moest het lesmateriaal zelf ontwikkeld worden. gedeelte, dat toen nog niet brandde, naar binnen Ook op preventiegebied was veel te doen. Alle gingen. Even later was er via het dak een doorslag openbare gebouwen en industriepanden werden van het middelste naar het achterste gedeelte. geïnventariseerd naar hun brandgevoelig-heid. Het Hierdoor stond het dak van het achterste gedeelte verstrekken van gebruiksvergunning voor deze in no time in lichterlaaie. Wij zagen dat een derde objecten gebeurde onder het stellen van man naar binnen vloog en we stonden op dat voorwaarden. De door ons opgestelde moment doodsangsten uit over het lot van ontruimingsplannen, aanvalsplannen en rampenbestrijdingsplannen trokken landelijk de aandacht en werden door de Rijksinspectie als voorbeeld gebruikt. In het kader van de preventie werd ook goed samengewerkt met de collega 's van bouwtoezicht, hinder- en milieu35
wetgeving evenals met architecten en aannemers. Op preventiegebied zijn ook enkele acties ondernomen die de televisie en radio hebben gehaald, zoals de actie: "Aan de fles", om het gebruik van oude autogastanks op campings terug te dringen. Ook het juiste gebruik van houtkachels en openhaarden dat toen sterk in opkomst was met alle gevolgen van dien voor de hierop niet berekende rookkanalen: 'een groot aantal schoorsteenbranden met uitbreiding naar zolders en slaapkamers '. Mede hierdoor zijn door de industrie prefab schoorstenen ontwikkeld die wel aan de gestelde eisen voldeden. Na het vertrek van de directeur gemeentewerken en tevens vrijwilligers commandant, de heer C. van der Steen, ben ik per 1 september 1986 aangetreden als de eerste beroepscommandant brandweer van de Gemeente Hardenberg. Natuurlijk bleven de taken wel hetzelfde: begrotingen, meerjarenplanning en jaarverslagen maken, maar de verantwoording lag bij de toenmalige commandant. Ook de hele organisatie rustte nu op eigen schouders. Met de toenmalige burgemeester, Mr. L. van Splunder, was het perfect samenwerken. Ook de college- en raadsvergaderingen die ambtshalve moesten worden bezocht, waren onder zijn leiding altijd fijn om bij te wonen. Na zijn vertrek werden we geconfronteerd met de noodzaak van bezuinigingen. Gelukkig konden uiteindelijk de beide buitenposten behouden blijven. Op 1 januari 1993 heb ik gebruik gemaakt van de FLO regeling. Ik denk dat ik een goed opgeleid en goed functionerend korps heb achtergelaten. Een korps om trots op te zijn... Het verhaal van Martin Cuperus, commandant van de brandweer Hardenberg Vanaf 1 april 1994 ben ik in dienst bij de gemeentelijke brandweer Hardenberg. Ik kwam vanuit het Friese Leeuwarden naar de grote Overijsselse plattelandgemeente Hardenberg om het commandantschap bij de brandweer op mij te nemen. Vanaf 1 januari 2001 ben ik benoemd tot commandant van de
36
heringedeelde gemeente (150 korpsleden) In al die jaren dat ik nu in Hardenberg woon en werk, is er nogal wat gebeurd. Zo heb ik de gemeentelijke herindeling in 2001 mee mogen maken. Wat betekende dit voor de brandweer. Wel de voormalige gemeenten Avereest, Gramsbergen en Hardenberg werden één nieuwe gemeente Hardenberg, waarbij ook de verschillende brandweerposten, te weten in Bergentheim, Gramsbergen, De Krim, Slagharen, Dedemsvaart, Balkbrug en Hardenberg onder de centrale leiding kwamen. De eerste jaren na de gemeentelijke herindeling was het voor mij zaak om alle neuzen dezelfde kant op te krijgen. We wilden overeenstemming wat betreft manier van werken en allerlei regelingen. Maar ook het samenhorigheidsgevoel creëren: 'Brandweer Hardenberg, Samen sterk in afwisselend werk'. Deze leus trouwens hebben we gebruikt in onze wervingscampagne 2007 en 2008 en daar staan we dan ook voor Inmiddels mogen we nu zeggen dat dit aardig gelukt is. Eenmaal per jaar proberen we dit saamhorigheidsgevoel nog eens extra te benadrukken nl. bij het korpsfeest, tevens nieuwjaarsreceptie. Er is dan aandacht voor de jubilerende brandweerlieden, een terugblik op het afgelopen jaar en ik vertel iets over de te verwachte ontwikkelingen voor de komende jaren bij de brandweer. Mijn eerste grote, eigenlijk meest trieste, brand maakte ik mee op pinkstermaandag 5 juni 1995. Het ging om de brand in een vakantiehuisje in het vakantiepark Collendoorn. Wat daar is gebeurd, staat nog steeds op mijn netvlies gegrift. Om 02.38 uur ontvingen wij de melding brand, waarbij waarschijnlijk sprake van slachtoffers. We rukten uit met de 845 en ook de tweede autospuit (846) werd gealarmeerd, evenals de commandant, plv. commandant en burgemeester Smit. Ter plekke moest ik op een gegeven moment concluderen dat verdere redding niet meer mogelijk was. Enkele gewonden waren reeds met ambulances afgevoerd, maar een tweetal kinderen bleek nog in het huisje aanwezig te zijn. De berging van de twee kleine meisjes
was een zware taak. We hebben gedaan wat we konden, toch waren deze mensjes niet meer te redden. Na afloop was er voor alle aanwezigen nazorg in de kazerne Hardenberg. Betrokkenen zullen deze nacht nooit meer vergeten. Na de gemeentelijke herindeling per januari 2001 vond 7 mei de grote brand bij de Bonte Wever in Slagharen plaats. Die dag, een maandag, om 13.40 uur kreeg de meldkamer in Zwolle het volgende telefoontje: 'Goede middag u spreekt met de Bonte Wever, zou ik met spoed auto 's kunnen krijgen. Er is brand aan de achterzijde bij het zwemparadijs. En hoe heet dat., hoe heet die straat. Prinses Marijkelaan. Marijkeiaan? En wat staat er in de brand dan. Ik weet niet precies wat er in de brand staat, maar. maar het brand als.. de gek. Ok we komen er aan. Ok dank u.' Voor de net heringedeelde brandweer Hardenberg één van de grootste branden, die zij heeft meegemaakt. Ondanks de grootscheepse inzet van brandweer eenheden uit de wijde regio viel het pand niet te redden; het brandde tot de grond toe af. Gelukkig vielen er geen slachtoffers te betreuren. Gasten en omwonenden werden tijdig geëvacueerd. Voor Slagharen ging niet alleen een grote werkgever verloren, maar ook de middenstand voelde het verlies van dit multifunctionele uitgaanscentrum.
satie van de brandweerzorg, geneeskundige hulpverlening, rampenbestrijding en crisisbeheersing onder één regionale bestuurlijke regie. De bestaande samenwerking zal worden geïntensiveerd en door middel van protocollen worden vastgelegd. Er is een veiligheidsregio IJsselland in oprichting en daarnaast wordt de brandweerorganisatie uit de Regio IJssel Vecht ontvlecht. De brandweer is aan verandering onderhevig. Maar wat blijft: ' De brandweervrijwilligers, die met hart en ziel hun werk doen en bij nacht en ontij klaar staan om de samenleving van dienst te zijn. Zonder hen is er geen brandweer. Zij zijn onze kracht. Daarom blijven wij deze brandweervrijwilligers koesteren en waarderen!
Een ontwikkeling, die er nu bij de brandweer gaande is, is de Anno 1985. Demonstratie van de gemeentelijke brandweer regionalisering. Het is de bedoeling dat Hardenberg; een in brand staande auto wordt met poeder lust gemeentelijke brandweerorganisaties meer gaan samenwerken in een aantal Veïligheidsregio 's, maar ook politie, gemeenten, Bronnen: ambulancediensten, waterschap, justitie etc. Met Website Gemeentearchief Hardenberg. De foto deze wet streeft het kabinet naar een efficiënte en 's zijn eveneens afkomstig uit het kwalitatief hoogwaardige organiGemeentearchief Met dank aan mevrouw I. Berenst-Borneman en de heren A. den Besten, J. Borneman, M. Cuperus en H. J. Telman
37
De klepperman, van nachtwacht tot folklore Sinds een kwart eeuw loopt in Hardenberg weer een klepperman. Deze heeft echter weinig overeenkomst met de oorspronkelijke klepperman, wiens functie met ingang van 1 januari 1926 werd opgeheven. De huidige klepperman heeft evenals zijn voorgangers zijn naam te danken aan de klepper. Met deze klepper bewaakten in het verleden nachtwachten de stad. Ze moesten hiermee de straten doorlopen en op gezette tijden klepperen en daarna het uur omroepen, zodat de burgers s nachts hoorden dat hun stad goed werd bewaakt. De laatste nachtwaker van Stad Hardenberg was klepperman Schutte. Nadien werd de bewaking van de stad door veldwachters en vervolgens door de politie waargenomen. Ongeveer een halve eeuw na het eervolle ontslag van Schutte werd de klepperman nieuw leven ingeblazen: hij fungeerde niet meer als nachtwacht, maar werd het visitekaartje van 'Hardenberg Klepperstad'. Hij werd door de middenstand ingezet bij diverse zomerse activiteiten. In het centrum van Hardenberg verscheen een groot beeld van de aloude klepperman. Toeristen kunnen als aandenken aan hun verblijf in de Klepperstad een afgietsel van dit beeld of andere souvenirs met zijn afbeelding kopen.
D. Hesselink-Zweers Zo de Heere de Stad niet bewaart, tevergeefs waakt de wachter Toen de burgers van Nijenstede (nu omgeving Stations- en Stationsdwarsstraat) binnen de veilige muren van het kasteel Hardenberg gingen wonen, werden de stadsrechten van Nijenstede verlegd naar Hardenberg. Deze nieuwe stad kreeg van de bisschop van Utrecht in 1362 een privilegebrief waarin onder andere stond dat de burgers moesten helpen het land te beschermen en de vijand te weren, zodat de stad wel bewaard zou blijven. Het stadsbestuur maakte daarop allerlei wetten om onheil te voorkomen. In het boek van 'willekeuren en gerechtigheden' staat ondermeer dat misdrijven die 's nachts voorvielen, dubbel werden beboet. Men mocht bijvoorbeeld bij nacht de stad alleen binnen komen over de brug of door de poorten. Ook over het gebruik van vuur
38
werden veel voorschriften gemaakt. In die tijd woonde men immers in licht ontvlambare houten huizen met rieten daken... er werd gestookt en gekookt op open vuur en kaarsen werden gebruikt voor de verlichting. Ondanks een goede bewaking is de stad twee maal door brand vernietigd. Het citaat uit psalm 127: 'SOO DE HEERE DE STADT NIET EN BEWAERT, TEVERGEEFS WAECKT DE WACHTER' is te lezen op een aantal jaren geleden aangebrachte steen in de zijgevel van het pand op de hoek van de Voorstraat en de Kruissteeg. De oorspronkelijke steen met inscriptie was ingemetseld in de voorgevel van dit hoekpand, als herinnering aan de verwoestende brand van 1708. 's Nachts moest er iemand waakzaam zijn. Werden alle wetten en voorschriften wel nage-
leefd? Had men het vuur wel goed gedoofd en liep er geen gespuis in de stad? Om de stad goed te bewaken en bewaren voor allerlei onheil werd door de schepenen en raden een nachtwacht ingesteld. Zijn hoofdtaak was het patrouilleren op straat, maar zo nodig mocht hij ook de huizen of herbergen binnengaan waar bijvoorbeeld de vuurwetten werden genegeerd. Op zijn ronde door de stad moest hij op bepaalde tijden van zich laten horen, zodat de burgers - wanneer zij dit signaal hoorden -weer rustig verder konden slapen. Aanvankelijk deed de nachtwacht de ronde met een hoorn als instrument, later werd ook de ratel gebruikt. Pas aan het eind van de achttiende eeuw is er voor het eerst sprake van een klap, later ook klepper genoemd.
ook nog aangenomen voor de groenvoorziening. Met het hagen Vreden, het verzorgen van de afrastering, verdiende hij zestien stuivers per jaar uit de stadskas. Enkele jaren later werd Johan Horstman benoemd als waker. Zoals gebruikelijk werd de nachtwacht aangenomen voor de tijd van eenjaar. Ook hij moest, evenals voorgaande wachters, de uren blazen en kreeg van elke vuurstede twee maal per jaar een stuiver, later ook een witte genoemd. Horstman werd ook aangenomen om het vee te hoeden. Daarmee verdiende hij twee paar schoenen en vier en een halve rijdergulden. In 1571 ontving Johan nog hetzelfde loon voor het waken en hoeden, 's Nachts moest hij elk uur op verschillende plaatsen op zijn hoorn blazen. Als hij bij iemand vuur zag branden, mocht hij daar naar binnen gaan. Hij moest dan wel weer snel de straat op om daar alles goed in de gaten te houden. Soms was het waken een deeltijdbaan die door A lof de varkenshoeder en Johan de beestenhoeder samen werd vervuld.
Nachtwachten in de zestiende eeuw De eerste, tot nu toe bekende, nachtwacht heette Hermen de Wachter. Op de derde dag van februari in het jaar 1561 werd zijn jaarcontract door het stadsbestuur verlengd. Evenals in voorgaande jaren moest hij 's nachts van negen tot drie uur de wacht houden. Tijdens zijn rondgang door de stad moest hij op de hoorn blazen. Hij was dus geen klepperman maar hoornblazer. Als nachtwaker was hij vrijgesteld van het betalen van vuursteden-en sittelgeld. Het Vuurstedengeld was een belasting op het aantal haarden of schoorstenen in een huis en sittelgeld betaalden de inwoners van een stad die geen burger waren, een soort verblijfsvergoeding. Als nachtwacht mocht hij twee maal per jaar langs de huizen gaan om van elke vuurstede een Brabantse stuiver te beuren. Naast zijn functie als wachter Op 3 februari 1561 wordt Hermen de Wachter opnieuw aangenomen werd Hermen als nachtwacht van Stad Hardenbergh
3 9
Ook in 1573 werd Johan als nachtwaker genoemd, voluit Johan Johanszoon Scheper. Dit was waarschijnlijk voornoemde Horstman, of zijn zoon. Een scheper is immers een ander woord voor herder, hoeder, hierde of heerde. Het loon voor het hoeden was inmiddels gestegen tot vijf en een halve rijder en twee paar schoenen. Als nachtwacht moest hij volgens de oude vuurcedule, de voorschriften voor het omgaan met vuur, elk uur op zijn hoorn blazen. Naar oude gewoonte moest hij vanaf Lamberti (17 september) tot Gregorii (12 maart) vanaf acht uur 's avonds tot vier uur 's morgens de wacht houden. De rest van het jaar mocht hij om drie uur stoppen. Na middernacht moest hij op straat blijven en zijn loon bleef onveranderd, per jaar van elke vuurstede twee witten. Waarschijnlijk is Johan in dat jaar gestorven, want op Altera Andree apostoli (30 november) in 1574 hefft Cornelys de Wake angenommen ende sall de huyren (uren) blasen ende wake gelyck de vorige wakers, des sall hye in eyn jair van yder vuirstede hebben twye witten. Des sal hem de Stadt dair ende baven van der Stadt gade geven 2 daler Met Cornelis de waker, die van elke schoorsteen twee stuivers en van de stad nog twee daalders beurde, eindigt de informatie die te vinden is in het register van rekeningen der magistraat van Stad Hardenberg over de periode 1553 tot 1577.
geschiedenis ingaan als het begin van de Negenjarige Oorlog. Het stadsbestuur vond het hoogst noodzakelijkheid dat er een goede bewaking was. Alle mannen werden verplicht hieraan mee te doen. Alleen de pastoor werd vrijgesteld en kinderen jonger dan 15 jaar werden ervan uitgesloten. De burgerwacht moest zich tussen tien en elf uur 's avonds op straat begeven met een ratel. Deze ratel, die al meer lijkt op de later ingevoerde klepper, moest men gebruiken op de halve uren. Op de hele uren moest men de kerkklok beieren. De burgerwacht werd 's zomers van half elf tot half drie waargenomen en 's winters, van Michaelii (29 september) tot Pasen, moest men een uur langer waken. Aanvankelijk bestond deze burgerwacht uit twee mannen met een ratel en later heeft de wacht nog uit acht volwassen personen bestaan. Deze burgers waren bovendien gewapend met geweren en hooivorken en patrouilleerden op straat van 's avonds acht uur tot de volgende morgen zes uur. Wanneer ze niet elk halfuur ratelden, volgde een fikse boete.
De burgerwacht Uit archiefstukken blijkt dat Jan Warners in 1653 als nachtwacht zijn ronde deed. Naast deze gewone nachtwacht bestond er in tijden van onrust ook een burgerwacht. Zo besloten burgemeesters, schepenen en raden van Stad Hardenberg in het jaar 1688 dat burgers moesten worden ingeschakeld voor de bewaking van de stad. In Europa heersten grote spanningen en voornoemd In 1786 werd de Resolutie d.d. 14-11-1700 betreffende de burjaar zou later de gerwacht opnieuw ingeschreven 40
Deze burgerwacht bleef naast de gewone nachtwacht bestaan en werd pas na bijna een eeuw officieel opgeheven. Bij de instelling van de burgerwacht in 1688 bleef ook de vanouds bekende nachtwaker op zijn hoorn blazen. Zo lezen we dat in 1733 burgerwachten als Jan Potgieter, VoIker Rasink en Gerrit Bos werden opgeroepen als getuigen in een proces over een nachtelijke schietpartij. Daarnaast zien we dat bijvoorbeeld in 1713 Egbert Willems als nachtwaker en koeheerde werd opgevolgd door Hendrik Gerrits Boender. Deze nieuwe wachter ontving voor zijn werk twintig gulden van de huizen en nog eens twintig gulden voor het hoeden van de beesten en de kost, peij (kleding) en schoenen sal hem gegeven worden als vanouts gebruikelijk is geweest, In 1761 werd de functie van wachter en koeherder vervuld door Gerrit Dijk. Hij werd hiervoor beloond met een paar schoenen. Zijn salaris werd echter uitbetaald aan zijn moeder Hendrikje en later aan zijn zuster Griete. Deze vrijgezelle kostwinner was als nachtwacht in dienst tot 1781. Tijdens Gerrits loopbaan (in 1777) werd het nabijgelegen stadje Gramsbergen geheel door brand verwoest. Het stadsbestuur van Hardenberg verscherpte hierop weer de burgerwacht, in sommige perioden moest men extra waakzaam zijn. Klapwaker of Klepperman De burgerwacht, zoals die bestond sinds 1688, werd in 1781 officieel opgeheven. Ook werd de aloude taak van de nachtwaker gewijzigd. De huidige wachter en koeheerde Gerrit Dijk zou worden ontslagen, omdat het stadsbestuur besloot tot het aanstellen van twee stadswachters en een koeheerde, alle drie op een vast traktement. De nachtwachters, van wie één als hoornwaker en de ander als klapwaker werd aangesteld, zouden elk 50 gulden verdienden. De koeheerde moest zich met 30 gulden tevreden stellen. Het stadsbestuur besloot dat vanwege veranderde tijden en de slechte stads oeconomie de burgers weer moesten bijdragen aan het traktement van de wachters. Hun salaris zou betaald worden uit een belasting op de huizen. De
huurders van de huizen moesten deze heffing ook betalen. Zij mochten dit bedrag weer aftrekken van de te betalen huur. De wakers moesten, voortaan elk kwartaal, hun loon zelf collecteren of bij de huizen ophalen. Bij weigering of wanneer de betalers in gebreke bleven, kregen ze het recht van parate executie, zowel op roerend goed als op het huis. Daarnaast mochten ze de burgers en ingezetenen met Nieuwjaar gelukwensen en een fooitje ontvangen. Zij moesten dit wel samen doen en het ontvangen geld eerlijk verdelen. Het mocht niet van de nieuwjaarsfooi afhangen hoe ze hun werkzaamheden verrichtten. Ze moesten zonder onderscheid te maken de burgers opkloppen (wekken), zo vaak als dit van hen gevraagd werd. Er werd niet meer, zoals in het verleden, rekening gehouden met het aantal vuursteden in een huis. Nu werden de woningen getaxeerd en ingedeeld in vier klassen. In klasse 1 moest een gulden worden betaald. Klasse 2 betaalde zestien stuivers, klasse 3 twaalf stuivers en klasse 4 acht stuivers. Hardenberg telde toen 125 huizen: 25 in klasse 1, 27 in klasse 2, 41 in klasse 3, 31 in klasse 4 en volgens een oude bepaling was de wheeme, de pastorie, vrijgesteld. De totale opbrengst bedroeg 83 gulden en 12 stuivers. De resterende vergoeding voor de nachtwacht werd aangevuld uit een oud fonds. Onderstaande ingezetenen werden aangeslagen: Dijk, erfgen. Jan Harm, klasse 4 Isaksz, Hompes, klasse 4 Kamferbeek, Berend, klasse 4 Holtman, Jan, klasse 2 Sierink, Arend, klasse 2 Sierink, burgermeester G., klasse 2 Amsink, Harmen, klasse 1 Borne van, burgermeester B., klasse 1 Kramer, erfgenamen, klasse 1 Nijman, weduwe van Willem, klasse 1 Valkman, Gerrit Jan, klasse 3 Vinke, Hendrik, klasse 3 Odink, Antoni, klasse 1 Munster van, burgermeester E, klasse 1 41
Munster van, burgermeester E, klasse 2 Nijman, weduwe van Berend, klasse 1 Rustenberg, Derk Jan, klasse 1 Heide van der, Jannes, klasse 3 Santman, burgermeester E., klasse 1 Vrielink, Roelof, klasse 2 Goorhuis, weduwe van Hendrik, klasse 2 Goorhuis, Wessel, klasse 2 Kamer, Jan, klasse 3 Rasink, VoIker, klasse 4 Mouwe, Wessel, klasse 1 Moickenbour, burgermeester H., klasse 1 Heide van der, Willem, klasse 3 Zweers, Jasper, klasse 2 Diaconie, de, klasse 3 Broeke ten, Jan, klasse 2 Hofsink, Hendrik, klasse 2 Diaconie, de, klasse 3 Timmerman, Jan, klasse 3 Lotterman, Henricus, klasse 3 Pot, Hendrik, klasse 4 Zweers, Berend senior, klasse 3 Zweers, Jan Hendrik, klasse 3 Möller, Jan Hend., klasse 3 Kremer, Thijes junior, klasse 3 Smit, Jannes, klasse 3 Joosten, Harmen, klasse 3 Weeme, is vrij, ingevolge Resolutie 14 jan. 1688 Sambeek van, doctor G., klasse 1 Diaconie, de, klasse 4 Brink ten, Hend., klasse 2 Zweers, Berend junior, klasse 2 Munster van, Jasper, klasse 1 Boerrigter, W.L., klasse 2 Moleman, Abr., klasse 2 Santman, burgermeester D., klasse 1 Santman, Rutger, klasse 1 Steeg ter, Arend, klasse 2 Haamberg, Lamb., klasse 4 Zwiese, Jannes, klasse 2 Vinke, erfgen. Gerrit, klasse 3 Odink, Marten, klasse 2 Odink. Marten, klasse 3 Hagen, erfgen. Engb., klasse 2 Heun van, erfgen. weduwe, klasse 3 Bussemaker, burgermeester E, klasse 1 Holt van't, Hend., klasse 2 Woelders, Jan, klasse 4 Ribberink, Gerrit, klasse 4 42
Ek van, Geesje, klasse 4 Ek van, Geesje, klasse 4 Ophof, weduwe Jan, klasse 4 Reints, weduwe Lucas, klasse 4 Mouwe, Wessel, klasse 1 Israelsz, Jonas, klasse 2 Israelsz, Jonas (verhuurd aan Gerrit Bruggink), klasse 4 Westenberg, Jan, klasse 4 Dijk, Gerrit, klasse 4 Valkman, Peter, klasse 2 Zwaan van der, Jurriën, klasse 2 Hersevoort, Gerrit, klasse 3 Woelders, Hend., klasse 3 Veldman, Hend., klasse 3 Berg van den, Andries, klasse 3 Romberg, Jan, klasse 3 Kremer, weduwe Warner, klasse 3 Moleman, Jan, klasse 3 Pruim, schoolmeester M., klasse 3 Pruim, schoolmeester M., klasse 3 Rigter, Willem, klasse 4 Kamferbeek, Gerrit, klasse 4 Baarslag, Egtbert, klasse 4 Vinke, erfgen. Evert, klasse 2 Zweers, Jan Derksz., klasse 3 Ensink, Lamb., klasse 3 Costers, Jan, klasse 3 Ekkel, Gerrit, klasse 3 Ophof, Jan, klasse 3 Nijman, Harm Hend., klasse 4 Kremer, Thijes senior, klasse 4 Leusink, Hend., klasse 3 Broeke ten, Jan Berend, klasse 3 Goorhuis, Harmen, klasse 4 Goorhuis, Harmen, klasse 4 Oeverman, Berend, klasse 2 Boerrigter, Berend, klasse 3 Zweers, Jan Harmen, klasse 1 Valkman, Gerrit, klasse 3 Valkman, Jan, klasse 3 Schuur van der, Wolter, klasse 4 Ophof, Arend, klasse 4 Diaconie, de, klasse 4 Santman, Derk, klasse 3 Veenebrugge, Jannes, klasse 3 Heidink, Jan, klasse 4 Dries, Jan Hendrik, klasse 4 Dries, Jan Hendrik, klasse 4 Zweers, Jan (Matroos), klasse 2
Boerrigter, Gerrit, klasse 1 Deudink, Harmen, klasse 1 Hofsink, Jan, klasse 2 Hofsink, burgermeester G., klasse 1 Meijerink, Jan, klasse 3 Baarslag, Jan, klasse 2 Vastenauw, Jan, klasse 4 Riemsdijk van. verw. scholtus J., klasse 1 Meijer, Willem, klasse 4 Boerrigter, Willem, klasse 3 Loo van, Hendrik, klasse 1 Rustenberg, Leefhert, klasse 1 Santman, Jan, klasse 1
1 febr.-l mrt. 1
Klapwaker 21.30-05.30 uur; Hoornwaker 22.00-05.00 uur mrt.-l apr. 1 Klapwaker 21.30-04.30 uur; Hoornwaker 22.00-05.00 uur apr.-l mei 1 mei- Klapwaker 21.30-04.30 uur; Hoornwaker 22.00-04.00 uur 1 juni 1 juni-1 Klapwaker 21.30-03.30 uur; Hoornwaker 22.00-03.00 uur aug. 1 aug.-15 Klapwaker 21.30-02.30 uur; Hoornwaker 22.00-03.00 uur Klapwaker 21.30-03.30 uur; aug. 15 aug.-l Hoornwaker 22.00-03.00 uur Klapwaker 21.30-03.30 uur; sept. 1 sept.-l Hoornwaker 22.00-04.00 uur okt. 1 okt.-l nov. Klapwaker 21.30-04.30 uur; Hoornwaker 22.00-04.00 uur Klapwaker 21.30-04.30 uur; Hoornwaker 22.00-05.00 uur 2. De wakers moeten voor half tien 's avonds bij elkaar komen, de ene week in het huis van de klapwaker en de andere week in dat van de hoornwaker. Ze moeten daar 's nachts tussen de rondgangen verblijven en mogen pas na de laatste rondgang naar hun eigen woning vertrekken. 3. De wakers zullen om de week met de hoorn en de klep rondgaan.
Het beeld van de klepperman staat op het Klepperplein. Door de klap op en neer te bewegen ontstond er een klepperend geluid Instructies voor de nachtwacht Hoewel de burgerij dankzij de wacht gerust kon slapen, moet hun nachtrust wel wat verstoord zijn door het bijna onafgebroken roepen, blazen en kleppen. Naast de bepalingen omtrent het salaris van zowel de hoorn- als klapwaker werd een uitgebreide instructie opgesteld, bestaande uit de navolgende 23 punten: 1. De nachtwakers zullen hun functie verrichten als volgt: 1 nov.-1 febr. Klapwaker 21.30-05.30 uur; Hoornwaker 22.00-06.00 uur
4. De klapwaker gaat ieder halfuur. De hoornwaker ieder vol uur. 5. Ze moeten door de straten en stegen lopen en op verschillende plaatsen roepen en/of blazen hoe laat het is. De klapwaker moet, na geklept te hebben, de tijd luidkeels roepen. De hoornwaker zal om 22.00 uur eenmaal, om 23.00 uur tweemaal en om middernacht driemaal op de hoorn blazen, voorts om 01.00 een keer, 02.00 uur twee keer enzovoort. Bij in gebreke blijven, wordt men beboet met een goudgulden. Deze boete moet ook worden betaald als men niet voldoet aan de artikelen 1,2, 4 en 8. 6. Ze zullen beginnen te blazen, kleppen en roepen op de hoek van het huis van Jan Santman (bij de brug), of voor de stege. 43
Voorts voor het huis van burgermeester Van Borne (tegenover het oude postkantoor). Gaande van daar tussen de kerk en het raadhuis (ten zuiden van de kerktoren) heen om op de hoek van het huis van Geesje van Ek, voor de Ganzestraat (achter museum Oudheidkamer), dit te doen. Verder voor het huis van Derk Jan Rustenberg (noordzijde Voorstraat). Voor het huis van burgermeester Moickenbour (nu beeld van de klepperman) en voor het huis van Hendrik Pot (iets voorbij de Smederij straat). Weerom gaande voor het huis van Berend Zweers junior (Fortuinstraat). Gaande van hier weer terug door de Voorstraat naar de Achterstraat, zullen zij bij 't inkomen van de Achterstraat voor de Ganzestraat blazen, kleppen en roepen (zijdeur Chinees restaurant). Voorts bij de put van de Achterstraat en op de hof op de hoek van Gerrit Ekkel (voor de Höftekerk). Vandaar weer terugkomende, zullen zij zulks doen voor het huis van Jan Harm Zweers en tussen de huizen van Wolter van der Schuur en Arend Ophof (bij het 'Hoge Doel'). Voorts voor het huis van burgermeester Hofsink (Boumanplein) en eindelijk achter de school, tussen de huizen van Jan Hofsink en Harmen Duidink (Oude Bosch richting de Vecht). 7. Die de ronde gedaan heeft, zal vertoeven in het huis waar ze bij elkaar zijn, zonder zich middelerwij 1 in herbergen te mogen ophouden, noch zonder noodzaak in andere particuliere huizen. 8. De hoornwaker zal iedere nacht om één uur, in plaats van tussen de kerk en het raadhuis (het stadhuis stond vroeger waarschijnlijk iets ten zuiden van de kerktoren) door en voor de Ganzestraat te blazen, gaan van het huis van burgermeester Van Borne door de Voorstraat, tussen het huis van Jan Woelders (latere stadhuis, nu museum Oudheidkamer) en de kerk, om bij de ingang van de Ganzestraat te blazen en die door te patrouilleren om te zien of daar ook enig onraad is. Dan terug door de Voorstraat tot het huis van DJ. Rustenberg, daar blazen en vervolgens als in artikel 6. De klapwachter zal iedere nacht om half twee de 44
steeg langs Sierinks huis (Krommesteeg), die langs het huis van Roelof Vrielink (Kruissteeg) en die langs het huis van Jan Kamer (Kamerjansteeg, Klepperplein) ten einde toe doorgaan, zo hem zulks door het water niet belet, ziende achter de huizen aan de Voorstraat staande of er zich ook enig geval van brand of diergelijke voordoet (tussen de huizen aan de Voorstraat en de rivier de Vecht, gelegen ten zuiden van de huidige Havenweg, stonden nog enkele pakhuizen/schuren). 9. Zo iemand der wachters dronken op wacht is, dat hij zijn dienst niet kan doen, die zal acht dagen de dienst niet mogen waarnemen. De burgemeesters stellen dan een tijdelijke nachtwacht aan op zijn kosten. Voor de eerste maal verbeurt hij tevens één gulden, voor de tweede maal twee gulden en voor de derde maal krijgt hij ontslag. 10. In geval van ziekte van één der wachters stellen de burgemeesters, schepenen en raden een tijdelijke aan op kosten van de zieke, tenzij een collega zijn beurt wil waarnemen. 11. Als zij onbehoorlijk rumoer in herbergen of burgerhuizen vernemen of deuren en vensters open vinden, dan moeten ze aankloppen en hun vermanen. 12. Men zal de mensen op straat vriendelijk tegemoet treden. Als men onheus bejegend wordt, moet men zich kenbaar maken als nachtwaker en het hoorn of de klep vertonen. Die de wachters geweld aandoet, mag door hen ook met geweld worden behandeld. 13. Indien één van de wachters enig ongemak overkomt, zal hij met het hoorn of klep alarm maken om zijn collega te roepen. Ook de burgers zijn dan verplicht te hulp te komen. Een arrestant wordt in het huis van den stadsdienaar gebracht en een der wachters blijft ter assistentie, totdat er genoeg burgers zijn om de arrestant te kunnen vasthouden. 14. Indien de nachtwachters enige dieverij, huisbraak, straatschenderij of andere kwade
feiten bemerken, zullen zij assistentie vragen, desnoods aan de burgers. 15. De waker, die zich niet aan de voorschriften houdt, dus geen teken geeft in geval van onraad of de roep om te hulp te komen verzuimd, wordt gestraft. 16. Ontdekt hij brand dan moet hij direct Brand roepen en het teken van onraad geven. De inwoners van het brandend huis en de buren roepen (opkloppen). De dichtst bij wonende magistraat waarschuwen en voorts alom ruchtbaar maken dat er brand is. Al roepende zal hij ook de plaats waar de brand is bekend maken.
23. De nachtwachters zullen, als suppoosten van de stad, ook als gerichtsdienaars fungeren, bijvoorbeeld bij absentie of overlijden van de stadsdienaar. Bij hun aanstelling moeten ze tevens de eed als stads- of gerichtsdienaar afleggen. Evenals de stadsdienaar hebben ze op Petri Ad Cathedram (op 22 februari was van oudsher de jaarlijkse raadsverkiezing) geen stem in het verkiezen van de keurnoten of mogen zich met de verkiezing der schepenen bemoeien.
17. De wachter, die nalatig is in geval van brand alarm te slaan, zal als boete tien caroly guldens moeten betalen en bovendien zal hij, naar bevind van zaken, anders worden gestraft. 18. De nachtwachters zijn verplicht - ook als zij niet hun ronde doen, hetzij bij dag of nacht - overtreders van de vuurwet aan te brengen. Hun loon daarvoor is de door de overtreders te betalen boete, welke opnieuw werd vastgesteld bij resolutie van 7 november 1777. 19. De nachtwakers zullen elkaar tot trouwe plichtsbetrachting aanmanen. Men moet bij nalatigheid de boete, genoemd in de artikelen 1, 2, 4, 5, 6 en 8 en in artikel 5 beschreven, samen betalen, tenzij de onschuldige zijn onschuld kan aantonen of dit onder ede verklaarde. 20. Burgers en ingezetenen zijn verplicht het niet-nakomen dezer instructie te melden aan de burgemeesters. 21. De boetes hier omschreven zijn voor tweederde deel voor de magistraat en één derde voor de aanbrenger, wiens naam desverlangd verzwegen zal worden. 22. Nachtwakers, die beboet worden, moeten hun dienst evengoed waarnemen. Binnen drie dagen moeten zij hun boete (breuken) betalen of anders het dubbele.
De laatste klepperman van Hardenberg, Jan Willem Schutte 1868-1947, klepperman van 1918-1926 (1933) Eedsaflegging De eed die de hoorn- en klapwaker in 1781 hadden af te leggen, luidde als volgt: 'Ik belove en zweere, dat ik een goed en getrouw nachtwaker wezen zal: - dat ik alle nachten de ronde behoorlijk op de volle/halve uuren doen zal, en in 't doorwandelen der straaten en steegen het volle/halve uur blazen/roepen zal: dat ik alle dieveriën, straat-schenderiën, en andere disordres op de straat45
en, zoo veel mij mogelijk, beletten zal; en in zulken val, des nood zijnde, het teken om door mijn mede-nachtwaker geadsisteert en geholpen te worden, geven zal: - dat ik in cas (geval) van brand, daar van ten eersten waarschouwing doen zal: - dat ik voorts deze stad getrouw zal wezen, de bevelen van de magistraat in alles gehoorzaamen, de voorenstaan-de instructie getrouwelijk en exactlijk nakomen, en mij in dezen mijnen dienst zoodanig gedragen zal, als een getrouw nachtwaker schuldig is, en behoort te doen. Zo waarlijk helpe mij God Almachtig!' Op donderdag 19 april 1781 werden Gerrit Kamferbeek (geboren in 1741) en Evert Goorhuis (geboren in 1748) benoemd en nadien beëdigd tot nachtwakers. Ze mochten meteen beginnen, maar hun loon zou pas ingaan op de eerste mei. De nieuwe koehierde werd Hendrik Ophof alias Bootsman voor een salaris van veertig gulden, aangezien niemand het voor dertig gulden wilde doen. Ook nachtwacht Kamferbeek vond het salaris te laag. Al na eenjaar diende hij zijn ontslag in. Zijn ontslagaanvraag wilde hij als niet gedaan beschouwen, wanneer men hem vrijstelling gaf van redemtie middelen (de stadsbelasting) en bovendien een opslag van twintig gulden per jaar en om het andere jaar een pijebuis (uniform). De magistraat beloofde de nachtwakers vrijdom van personele middelen zolang die bij de stad in redemtie waren of in plaats daarvan ieder tien gulden opslag per jaar en om het andere jaar een pijebuis. Kamferbeek nam met dit voorstel geen genoegen en daarom werd Lugger Brand (geboren in 1732 te Heemse) op 1 mei 1783 de nieuwe nachtwacht. Op vrijdag 3 mei verscheen Lugger op de vergadering van Schepenen en Raden om de eed af te leggen. De nachtwakers kozen beiden voor tien gulden opslag in plaats van vrijdom van personele middelen. Deze twintig gulden zouden worden betaald uit een verhoging van 25% op het waakgeld over de huizen. De leegstaande huizen, zoals dat van burgemeester Bussemaker, het tweede huis van burgemeester Van Munster en het tweede huis van Marten Odink kregen pas te maken 46
met de verhoging, zodra ze weer bewoond werden. De verhoging van de taxatie bracht twintig guldens en zes stuivers op. Na grondig overleg besloot het stadsbestuur deze zes stuivers maar als extraatje aan de nachtwakers te offreren! De aanvulling op het tekort van 1781 en de pijebuis bleef voor rekening van de magistraat. In 1790 werd het werk van lantaarnopsteker, een functie die voordien door Jan Vastenouw werd verricht, aan de nachtwakers Evert Goorhuis en Lugger Brand toevertrouwd. Zij verdienden met het aansteken van de lantaarns één stuiver per avond. Het geslacht Goorhuis of Goris zou nog heel lang in dienst van de stad blijven. Nachtwaker Evert huwde drie keer. Hij was nog geen vijf maanden weduwnaar toen hij met de nagelaten weduwe van zijn ex-collega Gerrit Kamferbeek trouwde. Evert woonde in de Achterstraat en stierf daar in 1830 op hoge leeftijd. Zijn zoon Lambert (1780-1844) was gemeentelijke bode. Lamberts zonen Everhardus (1814-1881) en Gerrit Willem (1818-1871) waren respectievelijk nachtwacht en gemeentebode. Everhardus werd in 1873 als nachtwacht opgevolgd door zijn zoon Lambert (1841-1929), terwijl een andere zoon, Gerrit, predikant werd. In 1884 kwam er bij de Raad opnieuw een klacht binnen over Lambert de nachtwacht. Hij had al verschillende keren zijn werk niet goed gedaan en was al eerder berispt. Zijn salaris over het vierde kwartaal werd met tien gulden verminderd, vanwege niet voldoende plichtsbetrachting. Behalve nachtwacht was Lambert ook lantaarnopsteker en onbezoldigd rijksveldwachter. Zijn salaris als lantaarnopsteker werd in 1887 verhoogd met vijf gulden tot vijftig gulden per jaar. Klepperman Lambert Goris diende in 1899 zijn ontslag in en werd daarop met ingang van 1 september eervol ontslagen. In deze periode was J.H. Baarslag werkzaam als stille wacht. Waarschijnlijk deed hij dit werk alleen 's winters want in maart van het jaar 1900 werd hij de vroegere nachtwacht genoemd. Hij kreeg toen van het stadsbestuur een gratificatie van tien gulden. Waarschijnlijk was in deze tijd de animo voor het beroep van nachtwacht niet erg groot. Na het vertrek van Goris werd het trak-
ternent van de klepperman verhoogd van f 150,- per jaar naar vijftig cent per nacht, zodat de raad op een jaarloon van f 165,- uitkwam. Ook werd besloten dat de stille wacht, die alleen in de winter dienst zou doen, vijftig cent per nacht moest ontvangen. Na deze loonsverhoging zou het stadsbestuur een nieuwe oproep van sollicitanten voor nachtwacht doen. Nieuwe regels voor de burgerwacht De burgerwacht is door de eeuwen heen, vooral in perioden van gevaar, 's nachts ingezet. In benarde tijden werden de mannen verplicht om ook overdag gewapend hun stad te verdedigen, dit noemde men de schutterij. In de raadsvergadering van zaterdag 27 oktober 1849 werd een nieuw reglement op de veiligheidswacht, de burgerwacht, gemaakt, omdat het oude reglement uit 1832 niet langer voldeed. Een afschrift van onderstaande keur (wet) werd opgezonden naar Gedeputeerde Staten. Het reglement bestond uit de volgende 19 artikelen: Artikel 1. In de gemeente Stad Hardenbergh zal in den regel vanaf de helft der maand October tot aan de helft der maand Maart eene veiligheidswacht gehouden worden. Burgemeester en Assessoren kunnen evenwel zulks wenschelijk oordeelende het houden dier wachten naar gelang van omstandigheden vroeger of later laten beginnen en eindigen. Artikel 2. Tot deze veiligheidswacht zullen verpligt zijn alle weerbare mannelijke ingezetenen dezer stad, voor zoo ver zij in de kom der gemeente woonachtig zijn, echter niet beneden de achttien en niet boven de zestig jaren. De ambtenaren welke overeenkomstig artikel 11 van het Wetboek van strafvordering in betrekking staan tot de Policie zullen evenwel niet tot het houden der bij dit Reglement bedoelde wacht kunnen verpligt worden, even min de commisen bij 's Rijks belastingen. Artikel 3. Uit hetzelfde huisgezin zal niet meer dan één persoon in een en dezelfde nacht tot het houden der wacht worden geroepen.
Artikel 4. Telkenjare zal vóór het aanvangen der veiligheidswachten door Burgemeester en Assessoren een rooster worden opgemaakt waarop de namen van alle wachtpligtige ingezeten zullen voorkomen. Artikel 5. Uit de bij vorenstaand artikel bedoelde ingezetenen zal door Burgemeester en Assessoren een vijfde gedeelte worden gekozen, welke bij het doen der wachten de functieën van hoofdman of kommandant zullen vervullen. Artikel 6. De bij artikel 4 bedoelde rooster zal benevens eene lijst van de tot hoofdman of kommandant gekozenen telkenjare vóór het aanvangen der wachten gedurende veertien dagen op eene geschikte plaats voor een ieder ter visie worden gelegd ten einde een ieder in de gelegenheid zij, bij het plaatselijk bestuur zijne bezwaren daartegen in te brengen. Bij uitzondering zal evenwel dezen winter dadelijk na de afkondiging van het Reglement meergemelde rooster en lijst worden opgemaakt en veertien dagen ter visie worden gelegd, maar zal desniettemin zoospoedig mogelijk met het houden der wachten worden begonnen. Artikel 7. Gedurende den bij artikel 1 bedoelden termijn zal elke nacht en wel van elf tot vijf ure of zoo veellanger als door Burgemeester en Assessoren noodzakelijk wordt geacht door vijf ingezetenen wacht worden gehouden en telkens één hoofdman of kommandant onder deze worden begrepen, onder welks bevelen de vier overige wachtpligtigen gedurende die nacht zullen staan. Artikel 8. De kommandanten der wacht zullen ieder op hunne beurt de wachtpligtigen ten hunnen huize of in een ander door hen aan te wijzen geschikt locaal moeten ontvangen en voor behoorlijke verwarming en verlichting zorgen. Artikel 9. Niemand zal zich aan de dienst der nachtwachten mogen onttrekken behoudens de bij artikel 12 toegelatene plaatsvervanging op verbeurte telken reize (elke keer) van eene boete van een gulden en vijftig Cents. 47
Artikel 10. Voor ieder uur dat een wachtpligtige te laat aan de wacht komt zal worden verbeurd eene boete van vijftig Cents, welke boete echter het bedrag van een gulden en vijftig Cents niet zal kunnen te boven gaan. Gedeelten van een uur zullen voor een geheel uur worden gehouden.
deserteurs alsmede alle op straat geruchtmakende personen en dronken lieden zullen eveneens aan den stads nachtwaker tot hetzelfde doel worden overgeleverd. Artikel 15. De kommandant der wacht zal des verkiezende gedurende de geheele nacht in het daartoe gebruikte locaal kunnen blijven, en alzoo de in het vorig artikel bepaalde rondes niet behoeven mede te maken. Artikel 16. Bij spoed vereischende en In artikel 10 staat de boete op het te laat aan de wacht verschijnen, er was geen onvoorziene zogenaamd Hardenbergs kwartiertje gevallen zal de kommandant der wacht dadelijk den Artikel 11. Burgemeester doen wekken, ten einde met Wachtpligtigen welke zich aan ongeregeldhedezen middelen te beramen, en naar eisch van den schuldig maken, of zich in andere opzigomstandigheden te handelen. Voor het overige ten niet behoorlijk van hunnen pligt kwijten, zal de kommandant indien er des nachts iets zullen indien daartoe termen worden gevonden bijzonders is voorgevallen, of indien de vervallen in eene boete van een tot drie gulden. wachtpligtigen niet behoorlijk op hunnen post Artikel 12. zijn geweest, of zich aan ongeregeldheden De wachtpligtigen zullen op hunne personele schuldig hebben gemaakt, daarvan in den loop verantwoording een ander in hunne plaats van den volgenden dag aan den Burgemeester kunnen stellen, zullende evenwel de kommanrapport uitbrengen. Artikel 17. danten alleen onderling kunnen verwisselen. Die in beschonken staat op de wacht komt zal Artikel 13. in eene boete vervallen van een gulden en vijfDe wachtpligtigen zullen minstens vierentwintig Cents en dadelijk aan den gewonen nachttig uren van te voren behoorlijk door een ambwaker worden overgeleverd, om in het daartoe tenaar der Gemeente tot het houden der wacht bestemde locaal tot den anderen ochtend te worden opgebood. Artikel 14. blijven opgesloten. (Op 5 november wordt op Van de vijf wachtpligtigen zullen des nachts verzoek van Gedeputeerde Staten dit artikel als met ieder uur minstens twee man eene ronde volgt gewijzigd: Die in beschonken staat op de door alle wijken der stad doen. Zij zullen alle wacht komt, zal in eene boete vervallen van personen welke zij ontmoeten en welke zij niet een gulden en vijftig cents, en dadelijk naar kennen voor lieden welke zich met een bepaald zijne woning worden gebragt.) Artikel 18. doel op weg bevinden of zich naar hunne De bij artikel 9, 10, 11 en 17 bepaalde boeten woning begeven aanhouden en ondervragen en zullen ten opzigte van kommandanten der bij onvoldoend antwoord dadelijk naar den wacht worden verdubbeld. Artikel 19. gewonen Stads nachtwaker brengen die den Bij onvermogen der boetschuldigen zal eene aangehoudene in een daarvoor bestemd locaal gevangenisstraf van eenen dag worden toegezal opsluiten en den volgenden ochtend voor past. den Burgemeester brengen. Alle op heeter daad betrapte dieven, vagebonden en 48
De klepperman wordt bedankt Bij de behandeling van de gemeentebegroting, in het najaar van 1904, bleek dat voor de klepperman en stille wacht een post van f 190,-was opgevoerd. De raad was van oordeel dat het teveel kostte en dat een van beiden het veld moest ruimen. Men was het er niet over eens welke functie afgeschaft moest worden, een klepperman kon men horen... bij een stille wacht wist men nooit zeker of hij de stad wel bewaakte. Er kwamen bij de raad 70 a 80 handtekeningen binnen met het verzoek de stille wacht te behouden. Deze was volgens de ondertekenaars ook hoogst noodzakelijk, bijvoorbeeld bij het voorkomen van brand. In het najaar van 1907 moest men opnieuw een nachtwacht kiezen. Er waren drie sollicitanten: G. van Laar, M. Valkman en J. Huisman (te Kloosterdijk). De eerste kreeg van de raadsleden één stem en de tweede zes, zodat Marten Valkman werd benoemd. We zien dat de stad zich heeft uitgebreid. Marten moest ieder uur zijn ronde doen tot aan het kruispunt van de Gramsbergerweg en vandaar over de Doelen en door de Voor- en Achterstraat lopen. Marten Valkman bedankte echter voor de eer en het gemeentebestuur riep opnieuw sollicitanten op. Voor men hiertoe overging werd in de raadsvergadering van 7 oktober besloten om het traktement te verhogen met twintig gulden, zodat het salaris voor deze nachtelijke arbeid op f 220,- werd gebracht. Na een oproep in de krant konden de raadsleden in 1907 hun stem uitbrengen op maar liefst zeven sollicitanten. Dit waren A. Nijman, H. Nijzink, J. Veltink, HJ. Kedde, Herm. Amsink, J.H. ten Brinke en ook Marten Valkman was er weer bij. De raadsleden discussieerden nog even over de route die de nachtwacht moest lopen en 'hij zou ook eigenlijk geen halfuur thuis mogen zitten omdat er in dien tijd heel wat gebeuren kan'. Men meende dat indien de nachtwacht beëdigd moest worden, men mocht verwachten dat die persoon goed zou kunnen lezen en schrijven. Bij eerste stemming kregen Kedde, Valkman
en Ten Brinke ieder twee stemmen en werd één stem blanco uitgebracht. Bij de tweede stemming kregen Kedde en Valkman elk drie stemmen en Ten Brinke één. Bij de derde stemming kreeg Kedde drie stemmen en werd Valkman met vier stemmen alsnog benoemd als de nieuwe nachtwacht. Twee jaar later vroeg hij loonsverhoging waarop het salaris met f50,werd verhoogd. In 1912 deed hij opnieuw een verzoek om loonsverhoging en werd hem een gratificatie beloofd. Marten Valkman bleef nachtwacht tot 15 januari 1918 toen hem op eigen verzoek eervol ontslag werd verleend. Er werd een nieuwe nachtwacht gezocht tegen een salaris van f275,- per jaar. Tijdens de raadsvergadering van 18 januari 1918 kregen de sollicitanten H. ten Broeke en J.W. Schutte beiden drie stemmen. Een tweede stemming had hetzelfde resultaat, zodat het lot moest beslissen. Het lot viel op Jan Willem Schutte, winkelier te Hardenberg. Hij mocht Marten Valkman opvolgen als klepperman.
Advertentie Salland's Volksblad 4 januari 1918 Een aantal maanden na zijn aanstelling vroeg Schutte om een wapen en een elektrische zaklantaarn. Aan het laatste verzoek werd door de raad gehoor gegeven. In 1920 was er weer sprake van de aanschaf van een wapen voor de nachtwacht en ook stond het gebruik van de klep opnieuw ter discussie. Dat niet iedereen een hekel had aan het nachtelijk geklepper werd verwoord door een logé van koperslager 49
Andries Sierink. Toen een neef van zijn vrouw, de militair Durk Dijkstra, eens een nacht bij hen in Hardenberg verbleef, vertelde deze dat hij die nacht niet had geslapen. Hij was bang geweest om de nachtwacht te missen. De hele nacht had hij liggen luisteren naar de klepperman... hij vond het prachtig! Het eind van de nachtwacht, de klepperman, was echter in zicht. Vooral door uitvindingen zoals elektriciteit en door de stadsontwikkeling werd de nachtwacht langzamerhand overbodig. De veiligheid van de stad kwam steeds meer in handen te liggen van gewapende veldwachters en politie. In 1922 kreeg de laatste nachtwacht, klepperman Jan Willem Schutte,
nog een regenjas, zoals eeuwen daarvoor de hoornblazer Hermen een pijebuis kreeg. Eind 1925 ontving Schutte een brief van de gemeenteraad waarin hem werd meegedeeld dat het jaarlijkse loon voor de klepperman werd verlaagd naar f 125,- en dat hij na 1 januari 1926 zijn functie niet langer hoefde te vervullen. De nachtwacht werd bedankt en kon zijn pensioen gaan regelen. In 1928 werd besloten hem een schadeloosstelling van f75,per jaar te verlenen, tot het tijdstip waarop hij zijn 65e levensjaar zou bereiken. Schutte bedankte de gemeenteraad hiervoor per brief. Hoewel hij sinds 1926 niet meer 's nachts met zijn klepper de ronde hoefde te doen, bleef hij nog tot 1933 op wachtgeld in dienst van de gemeente. Op 16 maart 1933 schreef de laatste klapwaker van Hardenberg zijn ontslagbrief. Dit ontslag werd klepperman Schutte met ingang van 1 mei eervol verleend. Er zijn veel gedichten en liederen gemaakt op de klepperman. Vooral over zijn rondgang op Nieuwjaarsdag en natuurlijk door zijn geklepper en het roepen van de tijd.
Ontslagaanvraag van J. W. Schutte als nachtwacht van Hardenberg, 16 maart 1933
Klepperman Zou ik voor den klepper vreezen, O! die lieve brave man Maakt, dat ik gerust kan wezen, En ook veilig slapen kan. Moeder lief 'k geloof het vast, Dat hij op de dieven past.
De Raad der gemeente Stad Hardenberg verleent Jan Willem Schutte eervol ontslag als nachtwacht, met ingang van 1 mei 1933 50
Schoon hij loopt door wind en regen, 't Zingen wordt hij nimmer moe: Goede God! geef hem Uw zegen, Maar mijne oogjens vallen toe. Lieve klepper! hou de wagt! Ik ga slapen: goede nagt!
Aaltje Kraak, een kunstproject van Arnoud Holleman (Beelden van ons 16) Het kunstproject Aaltje Kraak van beeldend kunstenaar Arnoud Holleman maakte deel uit van de herdenking van De Grote Brand van Hardenberg op 8 mei 2008. Het bevat(te) een drietal elementen: een vuurwerkevenement rond het Wilhelminaplein, een lezing en een website
K. Oosterkamp De grote brand op 8 mei 1708 was ontstaan in de bedstee van de oude Aaltje Kraak toen zij met haar lampje op zoek was naar een lapje stof. De brand breidde zich snel uit, niet alleen vanwege het zeer brandbare materiaal, maar ook door een felle oostenwind en de stad Hardenberg werd in de as gelegd. Om deze brand, drie honderd jaar later, te gedenken werd geen bronzen beeldje van Aaltje Kraak op een sokkel onthuld, maar had beeldend kunstenaar Arnoud Holleman, in opdracht van de gemeente Hardenberg en het KCO, gekozen voor een eigentijds kunstproject. Niet alleen zorgde Bengaals vuur rond het Wilhelminaplein voor een herbelevende sensatie van de brand, maar Holleman trachtte in fotodocumentatie en lezing ook een ontwikkeling in denken en realisaties van stadsvernieuwing te visualiseren en te verwoorden: een ontwikkeling die na de brand in 1708 was begonnen en na de Tweede Wereldoorlog in
een aantal stroomversnellingen terechtkwam.
Arnoud Holleman Arnoud Holleman werd in 1964 te Haarlem geboren. Hij volgde zijn opleiding als beeldend kunstenaar aan de Koninklijke Academie voor Beeldende Kunsten in Den Haag en de Rijksacademie te Amsterdam. Hij werkt in heel verschillende disciplines: in de veilige beslotenheid van zijn atelier maakt hij tekeningen, schilderijen en video's, terwijl hij daarnaast in de publieke ruimte, vaak in samenwerkingsverbanden, actief is met toneel, film, theater en ook de gedrukte media. Bijzondere interesse gaat daarbij uit naar de invloed van taal en informatie op het kijken naar en de beleving van beelden. Het vuurwerkevenement Nadat diverse sprekers op de avond van de achtste mei 2008 ervoor hadden gezorgd dat de tijd verstreek en het voldoende donker was geworden, begonnen om ongeveer tien uur de kerkklokken te luiden. Er was sprake van enige rookontwikkeling en al spoedig daarna sloegen de vlammen uit de daken van de gebouwen rond het Wilhelminaplein: het Bengaalse vuurwerk zorgde voor een spectaculaire herdenking en herbeleving van de grote brand. Hoewel het
Een herbelevende sensatie van de brand op het Wilhelmina 51
een zachte voorjaarsavond was en de gedachte 'dat het maar vuurwerk was' uiteraard bij de toeschouwers aanwezig was, zorgde de vuurgloed toch voor een enigszins onheilspellende impressie waardoor 'iets' van toen drie honderdjaar later weer manifest werd. De website Op de website verscheen een videopresentatie van dit vuurwerkevenement. Daarnaast vertoonde de site een uitgebreide fotodocumenta-tie over de ontwikkeling van de stadsvernieuwing na de Tweede Wereldoorlog. Verder is er de lezing van Holleman te zien en te horen. De lezing In de lezing werd ingegaan op de rol van geschiedenis, het historisch besef en de kunst voor het maakbare heden van Hardenberg. Ze werd uitgesproken door Arnoud Holleman tijdens de herdenkingsplechtigheid op 8 mei 2008 in de Stephanuskerk te Hardenberg.
Arnoud Holleman tijdens zijn lezing in de Stephanuskerk 52
De heer Holleman gaf toestemming om een op enkele plaatsen iets ingekorte versie van dit deel van zijn kunstproject in deze context te publiceren: (...) Aaltje Kraak, de vrouw die vandaag precies 300 jaar geleden in de bedstee haar kandelaar om liet vallen, op zoek naar een lapje stof voor herstelwerkzaamheden. De kaars viel om en weg was de stad! Een hele stad in een paar uur weggevaagd. Dat riep een vraag op. Na de brand van 1708 is er natuurlijk een compleet nieuwe stad terug gebouwd, anders zaten we hier niet. Een stad met stenen huizen in plaats van hout, zodat ze beter bestand zouden zijn tegen de elementen en de tijd, maar wat zagen we daar anno 2008 nog van terug? Eigenlijk niks. Nou is 300 jaar een lange tijd, maar wat zag je dan nog terug van 200 jaar geleden, van 100 of 50 jaar geleden? Een van de eerste indrukken die je als buitenstaander van Hardenberg krijgt, is dat het straatbeeld zeer heterogeen is, waarop vooral de stadsvernieuwingen van na de oorlog dominant hun stempel drukken. Ze hebben elkaar steeds opgevolgd en elke keer weer tabula rasa gemaakt en ook in 2006 stond er nog veel op de nominatie om te verdwijnen. Zelfs het gemeentehuis, dat nog geen 50 jaar staat, verdwijnt in het kader van de volgende fase in de stadsvernieuwing. (...) De vraag naar de aanwezigheid van de geschiedenis is een vraag die natuurlijk overal in Nederland gesteld wordt - en het antwoord ligt voor de hand. Die geschiedenis is opgeofferd aan de vooruitgang, de modernisering, de moderniteit, zeg maar de moderne tijd. Die ging aan ons land aanvankelijk lang voorbij. Nederland was tot het midden van de twintigste eeuw nog grotendeels het boerenland dat het al eeuwen was geweest. Maar dat veranderde na de Tweede Wereldoorlog - en toen ging het hard. De bevrijding deed de geesten kantelen en de wederopbouw bracht ook moderne normen en waarden met zich mee. 'Bij de tijd blijven' werd een belangrijk criterium. Met als gevolg dat niet alleen hetplat-gegooide opnieuw moest worden opgebouwd,
maar van de weeromstuit werd alles vroeger of later door het toverstokje van de modernisering aangeraakt. In Hardenberg zijn daar veel sporen van zichtbaar. Er is flink gebouwd in die tijd met het gemeentehuis als meest opvallende voorbeeld. Gebouwd in 1963 met onmiskenbaar modernistische kenmerken. Zakelijk, functioneel materiaalgebruik en een voetbalveld parkeerruimte voor de deur. Het belichaamde de waarden van de vernieuwing - en met zoveel succes dat het daardoor straks zelf ook weer verdwijnt. Toch kan die vernietigende uitwerking van de moderniteit niet de volledige verklaring zijn voor de historische kaalslag van Hardenberg. Want in de meeste Nederlandse plaatsen is er tegenover die vernietiging ook een tegenbeweging op gang gekomen, ergens eind jaren zestig. Jongeren groeiden op met steeds meer welvaart en dus steeds meer mogelijkheden om een ander leven op te bouwen dan hun ouders. Dat gaf ongekende mogelijkheden, ze verhuisden uit hun dorpen, volgden opleidingen die voor die ouders onbereikbaar waren geweest en kregen beroepen die een generatie eerder nog niet eens bestonden. Maar bij al die winst kwam ook een verlies. Ze raakten los van de geschiedenis, van hun religie en hun traditie. Ze maakten zich zover los van het verleden dat ze de afstand kregen om te zien dat ze het misten. Zo begon die generatie aan een manmoedige poging het verleden te behouden waar het nog kon. In de stedenbouw om te beginnen. Dat zijn de wortels van de tegenbeweging, een rebellie gericht op behoud, die zich paradoxaal genoeg vanuit de meest modernen onder ons verspreidde. Denk aan de manier waarop de sloop van panden in de oude binnensteden is afgestopt, door de tegencultuur van de late jaren zestig en de
vroege jaren zeventig. Maar denk ook aan de monumentenzorg die daar uit groeide, voor een veel breder publiek. Maar in Hardenberg ligt die balans anders. De tegenstem die het opneemt voor de traditie, voordat de boel verdwijnt, lijkt hier minder sterk aanwezig. Er zijn wel veel gedenktekens en plaquettes in de stad, dus er is zeker een historisch besef maar er gaat een minder grote corrigerende werking vanuit dan gemiddeld in Nederland. Hoe komt dat? Een van de eerste visuele indrukken die me op het spoor bracht van een antwoord, kreeg ik toen we tijdens de workshop een wandeling maakten door het centrum. In de Marslaan stond een rijtje van vijf jaren-zestig-huizen te wachten op de sloop. De bouwnorm was in het centrum tot vierhoog verhoogd, dus op die plek voldeden ze niet meer. De grote ramen, die de huizen ooit tot moderne doorzonwoningen hadden gemaakt, waren nu dichtgetimmerd. Op het blanke hout van het underlay-ment stond over de volle lengte van het huizenblok met
spuitbus geschreven: Weg met die zooi! In hoeverre de tekst een breed gedragen standpunt verkondigde, weet ik niet, maar voor een buitenstaander zijn dit soort visuele indrukken vormend. Ik ken geen ander voorbeeld in 53
laat een interessante tournure zien, want de Nederland waar stem en tegenstem zo unisono tegenstem tegen de vernieuwing is inmiddels klinken, waar graffitispuiters zo op hun wenken bediend worden. Normaal gesproken wordt er op uitgegroeid tot een substantiële corrigerende factor en ook stedenbouwkundigen zijn niet zo 'n plek geprotesteerd tegen de sloop, is men tegen de vernietiging van het verleden, maar hier doof voor de menselijke maat gebleken. De was het juist een aanmoediging om de boel plat te Bijlmer is na 40 jaar eindelijk leefbaar gemaakt en ook hier in Hardenberg is het gooien. Toch was Weg met die zooi!' een proteststem, want anders hoef je het niet zo groot masterplan er vooral op gericht de menselijke op ramen en muren te spuiten. Maar waar was het maat terug te brengen, door Hardenberg dan een protest tegen? Niet de huidige stadsver- behalve een centrum ook het gevoel van een nieuwing, want die was er nog niet. Weg met die centrum terug te geven, met een markt in het zooi! is in mijn ogen een protest tegen de vorige midden, met referenties aan een organisch stadsvernieuwingen, tegen de vernieuwers uit het gegroeide stadskern door gebruik te maken van verschillende gevels en een streng beleid verleden. De slordige monopoly-spelers uit de ten opzichte van winkelexterieurs. Die jaren 60, die verantwoordelijk waren voor de correctie was hoognodig en heeft ook goed ontwrichting van het centrum van Hardenberg. Met langdurige gevolgen. Want was het niet met uitgepakt, omdat ze zo grootschalig is en name die bouwimpuls geweest die de kraters in het daarom een substantieel gebaar kon maken. Het paradoxale van deze stadsvernieuwing is centrum had geslagen? Hoe heftig de moderniteit moet zijn ingeslagen zie echter wel dat het wederom nieuw is. Daarmee je op foto's van het pas opgeleverde gemeentehuis. staat ze nog steeds in dezelfde ontwikkeling van nieuw en beter, met de focus op de noden Je ziet de cultuurclash van de naoorlogse wederopbouw. Een enorm gemeentehuis, met alle van vandaag. Het centrum staat vrijwel geheel in het teken van lekker winkelen en stijlkenmerken van het modernisme, dominant tussen veel kleinere huisjes. In elk trouwalbum in bereikbaarheid. Autovrij centrum betekent dus ook dat je met de auto tot de winkels moet Hardenberg en omstreken is sindsdien de kunnen komen. En om de auto's daar te krijgen melkbussenwand van de trouwzaal te vinden, waardoor de bruidsparen op de mooiste dag van wordt binnenkort een 19de eeuws huisje aan de hun leven ook figuranten werden in een film van Gramsbergerweg geofferd voor de rondweg. Tati, die als geen ander de 'verelendung' van het 'Wederopbouw' is als term inmiddels modernisme in zijn films heeft weten te treffen. Als er iets niet eigen was, was dat het wel. Eerst was het te nieuw om je er aan te hechten, niet veel later te ouderwets. Tegenwoordig hangen er vitrages voor. Weg met die zooi!
Een enorm modernistisch gemeentehuis
54
afgeschaft, en de stijlkenmerken van het modernisme ook, maar na de wederopbouw zijn de hervormingen nooit meer opgehouden. Het heet alleen anders. Reorganiseren, optimaliseren en flexibiliseren leiden er toe dat energiemaatschappijen, kunstacademies, hypotheekfondsen, busmaatschappijen, boekhandels en verpleeginstellingen allemaal opgaan in het uitdijende esperanto van de globalisering: Essent, Avans, Obvion, Connexxion, Selexyz en Vivium. Inwisselbare eigennamen met de bijbehorende inwisselbare logo 's. Ook in Hardenberg is het wapen met de heilige Stephanus veranderd in een vrolijk, maar onbepaald logo van een juichend mannetje dat aanzet om Hardenberg te 'ontdekken ' en 'te beleven'. Een leus die impliciet belooft dat Hardenberg zich elke keer dat je er komt, weer als nieuw aan je zal openbaren. Het is de categorie 'Twente jezelf' en leg dat maar eens uit aan onze voorouders. Zo ontdoen we ons nog steeds met vlijt van het verleden en worden steeds abstracter door en door modern. Dat is goed en het staat ook niet ter
Een stad in opbouw
discussie, omdat we niet terug kunnen en willen. Tegelijk heeft het ook iets onbehagelijks, want in die acceleratie vooruit blijft er slecht één traditie over: The tradition of the new, de traditie van de vernieuwing. Weg met die zooi! herinnert je aan iets waar je eigenlijk liever niet aan herinnerd wilt worden als de boel er net weer fris gedefinieerd bij staat. Ook al is het welgemeend en zeer verdedigbaar, het biedt geen alternatief voor een meer wezenlijke traditie, omdat de traditie van het nieuwe zichzelf steeds weer opblaast. Met haar brandnieuwe verschijning dateert deze stadsvernieuwing automatisch de voorgaande aanpassingen. (...) En de vraag is natuurlijk: Kun je die vicieuze cirkel doorbreken? Kun je een ervaring van traditie en geschiedenis invoeren, ook als dat een modern maaksel is? Het verleden als bron van houvast, terwijl we er tegelijk steeds meer van losraken. Ik vraag me af op welke manier ik mij als kunstenaar tot die paradox kan verhouden. Want ook de kunst zit gevangen in the tradition of the new.
Kunst heeft de laatste 150 jaar zelfs steeds voorop gelopen in het omarmen van het nieuwe en afstand nemen van het oude. Kritiek op stadsvernieuwing kan in mijn ogen dan ook geen onderwerp van een kunstuiting zijn. Het zou de plank misslaan, omdat het 'kritische kunstwerk' een jaren zeventig idee is dat in dezelfde rebellie haar oorsprong vindt als het protest tegen de modernisering van de leefomgeving. En dat is waar je juist weg van wilt. In plaats van een kritische blik, of een vorm van verbeelding die de schok van het nieuwe voor de zoveelste keer teweeg wil brengen, zou de kunst haar buitenstaander schap kunnen gebruiken om te proberen boven de situatie uit te stijgen waar we met z 'n allen in verkeren, zodat we inzicht kunnen krijgen in het mechanisme van de eeuwige vernieuwing. Al is het maar voor even, voor de duur van een lezing, zodat we daarna met z 'n allen weer door kunnen gaan met modern zijn. Maar hoe doe je dat? Dat is waar Aaltje Kraak met haar kandelaar-tje uit de bedstee komt kruipen. Kunst en de manier waarop we met geschiedenis omgaan, beginnen namelijk steeds meer op elkaar te lijken. Het draait bij allebei om de ervaring. De distantie waarmee we historische feiten instrumenteel inzetten om een ervaring van het verleden teweeg te brengen, lijkt zo langzamerhand verdacht veel op wat we van kunstervaringen verwachten. Maakbare geschiedenis heeft met kunst gemeen dat het gaat om een georkestreerde ervaring als vervanging van iets waar we eigenlijk met ons verstand niet bij kunnen, maar waar we wel naar verlangen. (...)
56
Mijn fascinatie voor Aaltje Kraak heeft te maken met het feit dat zij onbereikbaar ver van ons afstaat - en toch een smoel heeft. En daarmee dezelfde potentie als de Akse zusjes, de eeneiige vierling die het vernieuwde Hardenberg de afgelopen tijd met succes in de media 'op de kaart' heeft gezet. De traumatische ervaring van een stadsbrand waarin je alles kwijt raakt wat je lief is, appelleert aan de fantoompijn die hoort bij het afgesneden zijn van de traditie. De stadsbrand geeft de recente stadvernieuwing en de radicale ingrepen in het stadsbeeld van de laatste 50 jaar een perspectief mee, van waaruit wij ons kunnen verhouden tot de geschiedenis van alle stadsvernieuwingen, alle grotere en kleinere ingrepen, die er sinds 1708 hebben plaatsgevonden. Aaltje Kraak hoort om die reden naar mijn overtuiging niet alleen thuis in de folklore van Hardenberg, maar ook op de ontwerptafel, where the future is being made today. De dubbelzinnige blik die daardoor ontstaat op verschijnend én verdwijnend cultureel erfgoed, zou als ontwerpkwaliteit moeten worden ingezet bij de aanstaande vernieuwingen: het nieuwe gemeentehuis, de upgrading van het Wilhelminaplein en het Vechtpark. Het gaat niet om de brand, maar om hoe we straks tegen Hardenberg aankijken als de brand voorbij is. Met dank aan Arnoud Holleman voor het beschikbaar stellen van de tekst van zijn lezing. De illustraties 1 en 2 bij dit artikel werden welwillend ter beschikking gesteld door de gemeente Hardenberg, afdeling Cultuur, de overige illustraties door de heer A. Holleman. Zie ook de websites: www.aaltjekraak.nl en www.kunstinhardenberg.nl
In vuur en vlam - over molenbranden in de gemeente Hardenberg Molens zijn onze nationale monumenten bij uitstek en zijn van grote waarde in het Nederlandse cultuurlandschap. De schrik van elke molenaar en molenliefhebber is dan ook een molenbrand. Het vuur richt onherstelbare schade aan in de zo brandbare molens. Molens zijn niet alleen door hun bouw en ligging zeer brandbare objecten, maar molenbranden zijn voor de brandweer zeer moeilijk te bestrijden en vaak ook gevaarlijk. Sinds 1945 gaat in Nederland gemiddeld anderhalve molen per jaar verloren door brand. Hoewel ons land een zeer rijke molenhistorie kent, was er vóór 1920 vrijwel geen belangstelling voor het behoud van wind- en watermolens. Zij werden beschouwd als werktuigen, zonder cultuurhistorische waarde. Van de naar schatting vierduizend molens die er toen nog in ons land waren, gingen er met regelmaat molens door brand of sloop verloren. Pas na de oprichting van de vereniging 'De Hollandsche Molen in 1923, groeide er besef van de waarde en betekenis van de molen in het landschap. Ook in onze gemeente stonden een eeuw geleden veel meer molens. Bij de vroeger door windkracht aangedreven molens werden motoren geplaatst, waardoor het draaien van de wieken overbodig werd. De molens raakten in onbruik en vervielen aan weer en wind. Vaak was er geen geld om ze te onderhouden. In dit artikel staan we stil bij molenbranden in onze gemeente.
E. Wolbink Blikseminslag was in het verleden de voornaamste oorzaak van molenbranden. Als hoogst gelegen objecten in het landschap waren de kwetsbare molens geregeld het eerst aan de beurt om als bliksemafleider te fungeren. De molens stonden veelal in het open landschap om goed van de wind te kunnen profiteren. Juist die wind was de tweede oorzaak voor het in brand vliegen van molens. Soms, bij plotseling opkomende stormachtige wind, raakten de wieken van de molen op hol. Wanneer het de molenaar dan niet gelukte om de wieken in de vrije stand te zetten, vatte de molen door oververhitting vlam, vaak met desastreuze gevolgen. De reden van de grote schade bij molenbranden ligt vooral in een combinatie van: • de aanwezigheid van verhoudingsgewijs veel brandbaar materiaal, zoals hout en riet • de schoorsteenwerking van de molenromp en het open karakter van het interieur door de aanwezigheid van trapgaten en ruimte rond doorgaande spillen • de moeizame brandbestrijding door lastige bereikbaarheid en toegankelijkheid; het ont-
breken van een goede bluswatervoorziening en de vaak late alarmering • het risico van brandend neerstortende onderdelen van de molen, waardoor het werk van de brandweer belemmerd werd In de huidige gemeente Hardenberg staan nog vijf volledig intacte en operationele molens: de Starmolen in Balkbrug, de Anermolen in Ane, de Oelemölle in Hardenberg, de Pionier in Slagharen en Windlust in Radewijk. Verder staan er her en der door de gemeente nog een aantal molenrompen, zoals in Mariënberg, Dedemsvaart, Gramsbergen en Hardenberg. Gramsbergen Tot 1871 stond er aan de noordzijde van de Anerdijk - de weg van Gramsbergen naar Ane - een zogenaamde standaard- of stendermolen. Die molen was al lang niet meer in gebruik en uit correspondentie in het Gemeentearchief blijkt dat de wieken bijna boven de weg hingen. Dat leverde gevaar op voor passerende rijtuigen. Toen de molen op de zogenaamde Heeringmaat dan eindelijk in opdracht van het gemeentebestuur zou worden gesloopt, werd 57
er zelfs over bericht in de Zwolsche Courant. Die schreef: De oude standaardmolen, hier digt bij het dorp, die in de laatste jaren nog slechts tot een schuilplaats voor uilen diende, zal tot groot genoegen van velen, in het bijzonder van menig voerman voor wiens paarden hij altijd een schrik was, eindelijk worden opgeruimd. De molen had er toen al eeuwen gestaan. De voorganger zou in 1530, tijdens de strijd tussen de troepen van keizer Karel V en de hertog van Gelre, in brand gestoken zijn...
Deze monumentale houten standaardmolen of 'stenderkaste', staat nog altijd in Usselo. Een soortgelijke molen stond aan de Anerdijk bij Gramsbergen en in het Katingerveld te Oud Avereest Oud Avereest In het zogenaamde Katingerveld nabij Oud Avereest stond vanouds de Katingermolen. Dit was een standaardmolen die behoorde aan de eigenaren van het erve Den Kaat of Ten Kate. De windkorenmolen stond in de directe omgeving van de brug over de Reest in de 'oude weg' tussen Balkbrug en Zuidwolde. De Katingermolen zou in 1672 door de troepen van Bommen-Berend, de bisschop van Munster, in brand gestoken zijn. Overigens wijzen andere bronnen het Staatsleger als
58
brandstichter aan. Het duurde lange tijd, meer dan zeventig jaar, voor de molen kon worden herbouwd op een zuidelijker gelegen locatie. Ruim een eeuw later werd die molen vervangen door de huidige Starmolen in Balkbrug. Dedemsvaart Het graven van de Dedemsvaart door het uitgestrekte veengebied op de grens van Overijssel en Drenthe en de komst van veel arbeiders zorgde voor het ontstaan van een nieuwe kolonie. Al in 1822 werd daar aan de Hoofdvaart de eerste molen opgericht op de plek waar nu nog de rijksmonumentale romp van de zogenaamde Vaartmolen staat. Aan de noordelijker gelegen Langewijk, ook wel Kruizinga's Wijk genaamd, werd in 1834 een molen opgericht die eigendom was van molenmaker Johannes Gerhardus Otto Feijen uit Dalfsen. Die beltmolen werd 'De Hoop' genoemd. Slechts twee jaar later brandde het bouwwerk volledig af. Dat gebeurde in de nacht van 14 op 15 mei 1836. In januari 1837 werd het herbouwen van een molen op dezelfde locatie aanbesteed. Later werd die bekend als 'De Molen van Varwijk'. Lutten Op de plek waar nu in Lutten, nabij de viaduct, nog een molenromp staat, werd al in 1849 een molen opgericht in opdracht van Jan Berend Minke uit Dedemsvaart. In een hypothecaire akte wordt hij met name genoemd: de koornmolen De Welkomst nabij het Jaaghuis te Lutten aan de Dedemsvaart. De molen werd in 1859, toen hij al eigendom was geworden van molenaar Scheurer, tot twee keer toe door de bliksem getroffen, het laatst in september. De molen werd daarbij volledig in de as gelegd. In juni 1900, toen de nieuwe molen eigendom was van Jan Reinink, brandde hij opnieuw door onbekende oorzaak af. Hij werd herbouwd met materiaal dat afkomstig was van een gesloopte houtzaagmolen uit Staphorst. In augustus 1918 werd de molen andermaal getroffen door de bliksem, toen een zwaar onweer over de plaats trok. De molen was toen van J. Broekroelofs. Veel schade werd er gelukkig niet aangericht.
Ane Op nieuwjaarsdag 1864, 's ochtends om half zeven, brandde de koren- en pelmolen van molenaar Gerrit Jan Reinink in Anerveen binnen korte tijd volledig uit. Mogelijkheid tot blussen had men niet, want het zou te lang hebben geduurd om de brandspuit van Gramsbergen naar Ane te brengen. Daar zou men al snel drie kwartier over hebben gedaan. Ook als dat wel gelukt was, had men de spuit niet kunnen gebruiken, omdat het die dag vroor dat het kraakte. Er stonden geen andere gebouwen in de nabijheid, zodat de schade tot de molen beperkt bleef. De burgemeester van Gramsbergen, Albertus Frangois Stroink, was zelf naar de plaats des onheils gegaan, maar had geen oorzaak voor de brand kunnen ontdekken. De molen was voor vierduizend gulden verzekerd tegen brandschade en daardoor werd Reinink in staat gesteld om op dezelfde plaats een nieuwe molen te laten bouwen. Die molen staat er nog altijd: de rijksmonumentale Anermolen. Kloosterhaar Op 28 december 1868 werden twee huizen en een korenmolen in Kloosterhaar door brand verwoest. Die branden ontstonden door een hevige storm die in het gehele land voor de nodige schade zorgde. De Zwolsche Courant meldde op nieuwjaarsdag 1869: Ook nu weder zijn uit onderscheiden gemeenten der provincie berichten ontvangen nopens de uitwerkingen van den storm opjl. maandagavond. Te Kloosterhaar in Ambt Hardenberg zijn, ten gevolge van den storm, twee boerenwoningen en een korenmolen geheel afgebrand. De molen geraakte los en liep in brand en deelde het vuur mede aan het onder wind staande huis van F. Rosink, terwijl in de andere woning van H. Kampman brand ontstond door het instorten van den gevel. Van de inboedels heeft men niets kunnen redden dan het vee. Alleen de gebouwen waren tegen brandschade verzekerd. De eerste brand, in het huis van Herm Kampman, was 's avonds tegen tienen ontstaan. De tweede brand betrof de vijf jaar eerder gebouwde achtkantige grondzeiler van Gerrit Jan Olsman. De vonken sloegen over op
het woonhuis van de familie Rosink en dat zorgde ervoor dat ook dat pand afbrandde. Radewijk Al sinds 1862 staat in Radewijk een korenmolen. In dat jaar liet Jan Antonie van Houselt een molen bouwen op de zogenaamde Hanekampskamp. Die molen brandde in de zomer van 1877 tot de grond toe af, nadat het bouwwerk door de bliksem was getroffen. Burgemeester Van Barneveld van Ambt Hardenberg rapporteerde de brand bij de Commissaris van de Koning en schreef: Ik heb de eer u mede te deelen dat op den vierden julij de bliksem is geslagen in den molen te Radewijk tengevolge waarvan die molen is afgebrand. Ze was tegen brandschade verzekerd. De brandwaarborgmaatschappij vergoedde de schade en zodoende kon van het verzekeringsgeld een nieuwe molen worden aangeschaft.
Korenmolen Windlust in Radewijk dateert uit 1877. De molen werd gebouwd nadat zijn voorganger door bliksem in de brand vloog en volledig afbrandde 59
Men kocht een uit 1771 daterende oliemolen in Oosterhesselen, liet hem onttakelen en naar Radewijk overbrengen. De molen werd op 17 december 1877 officieel door de Van Houselts in gebruik genomen. Nog altijd is Windlust volop in bedrijf.
een paar balken doorboord. De eigenaar Nijzink en zijn zoon waren nog werkzaam op den molen, doch zijn er gelukkig met den schrik afgekomen. Een begin van brand op een der zolders kon nog met een paar emmers water worden gebluscht.
Balkbrug Als gevolg van blikseminslag brandde de Starmolen af. Dat gebeurde op 25 maart 1882. Die korenmolen was in 1848 gebouwd in opdracht van Jan ten Kate, als vervanger van de zogenaamde Katingermolen in OudAvereest. De Star was een hoge stellingmolen. Hij werd spoedig herbouwd door Roelof ten Kate. Een verschil met de door brand vernielde was, dat de inrichting zodanig was dat men met schuiten onder de molen kon varen, om zo het lossen en laden te vergemakkelijken. Decennialang heeft de Starmolen nog gestaan aan de Dedemvaart in de kom van Balkbrug. In 1975 is de buiten gebruik geraakte molen verplaatst, omdat hij op de plek waar hij stond, niet voldoende wind meer kon vangen.
De Krim Aan het einde van de negentiende eeuw was Nol Spiekman molenaar op de Haarmolen in Heemserveen. Hij liet in 1896 in De Krim een stellingmolen met stenen romp en riet gedekte bovenbouw oprichten. Toen die molen in gebruik genomen kon worden, verhuisde het gezin Spiekman naar de nog jonge veenkolonie. Slechts drie jaar later, in 1899, brandde de molen al af. Zoontje Jan Harm was namelijk onderin de molen gaan spelen met jutezakken en lucifers. Toen het vuur oplaaide, moet de kleuter nog naar zijn vader geroepen hebben: Kijk eens papa ... hoe mooi!
Heemse Op 21 mei 1893 meldde De Schager Courant dat er eindelijk veel regen was gevallen, hier en daar vergezeld van onweer. In Hardenberg werd de olie- en korenmolen op de Brink getroffen, maar gelukkig zonder dat de molen afbrandde. Het Utrechtsch Volksblad van 20 mei berichtte ook over de blikseminslag: Tijdens het onweder is de bliksem geslagen in den koren en oliemolen, die op den Brink in de onmiddellijke nabijheid van Hardenberg staat, gelukkig zonder dat de molen afbrandde. De windwijzer, die boven het dak uitsteekt, is versplinterd en van daar is de bliksem onder de kap binnen in den molen geslagen;
60
De molenaar kon nog net zijn zoontje uit de molen halen en korte tijd later stond het bouwwerk in vuur en vlam. Er was geen redden meer aan en de molen brandde in een mum van tijd tot de grond toe af. Van het verzekeringsgeld werd een nieuwe molen gebouwd en nog decennialang werd deze gebruikt. In 1951 werd de molen, wegens bouwvalligheid, gedeeltelijk gesloopt. 't Haantje De olieslagmolen van L.J. Altena, aan de zuidzijde van de Dedemsvaart nabij 't Haantje in Lutten, brandde af in de vroege ochtend van de 28ste juni 1901. De Dedemsvaartsche Courant schreef: De korenmolen, waarin olieslag, en ook het huisje onder den molen, benevens een in de nabijheid staande schuur, zijn totaal afgebrand. Hoe de brand ontstaan is, weet men niet. De molen was verzekerd, maar laag, nl. voor f. 5000,- Ook de bewoners van het huisje (de man was naar Holland om te maaien) lijden schade, doordien van den inboedel, die niet verzekerd was, zoo goed als niets is gered kunnen worden. Altena had echter ook nog een korenmolen in Oud-Lutten staan. Die werd afgebroken en verplaatst naar 't Haantje alwaar hij, vanwege de veel gunsti-
ger ligging aan de Dedemsvaart, beter kon functioneren. Brucht De NRC van 9 april 1914 meldde dat in Brucht het huis van molenaar Ten Brinke volledig was afgebrand. De beltkorenmolen bleef echter behouden, net als een deel van de meubels. De oorzaak was onbekend en verzekering dekte de schade. De uit 1877 daterende molen werd in 1925 buiten gebruik gesteld. Gramsbergen Het Salland's Volksblad meldde in haar editie van 16 maart 1928: Zaterdagavond ontstond brand in den molen van G.J. Kamphuis, die geheel afbrandde. Veel lijnkoeken en lijnmeel gingen verloren, oorzaak onbekend. Verzekering dekt de schade. In een ander artikel, dat vele decennia later pas geschreven werd, interviewde men Willem Grooters uit Gramsbergen. Hij was jarenlang in dienst van de vrijwillige brandweer geweest. Hij vertelde dat hij niet gauw de brand zou vergeten die de molen op de Es verwoestte. Toen de bovenkop vlam vatte, begonnen opeens de wieken te draaien! Dat kwam omdat de sluitstukken verbrand waren, zodat het lichtste zuchtje vrij spel had met de brandende wieken. De Belte - Slagharen Een mankement aan een dieselmotor zorgde ervoor dat deze achtkantige korenmolen van de heer G. Elbrecht uit Hoogeveen in de brand vloog. De molen, van het type grondzeiler, was in 1902 gebouwd door Albertus Kleine Staarman. In 1917 was Elbrecht eigenaar geworden, maar hij verpachtte de molen aan molenaar Ep Bos. Op zaterdagmiddag 9 februari 1929 ontstond de brand. In korte tijd brandde de molen tot de grond toe af, terwijl ook het naastgelegen huis van de heer Staarman, bewoond door de heer T. Nieborg, op enkele plaatsen vlam vatte. Gelukkig wist men die woning te redden. De krant schreef dat het een griezelig gezicht was die molen -en speciaal de wieken - te zien branden totdat tenslotte alles in elkaar stortte...
De Haarmolen nabij de Haardijk. Voor zover bekend is deze molen nimmer door brand verwoest. Kort na de Tweede Wereldoorlog is de molen onttakeld. De molenromp heeft al decennialang een woonfunctie Hardenberg In februari 1963 vond - voor zover bekend -de laatste molenbrand plaats in onze gemeente. Het betrof de oude, al lang buiten gebruik gestelde, molen van de firma Buitenhuis die in de volksmond bekend stond als 'de molen van Waaijman'. De molen was sinds 1947 in gebruik als graansilo en pakhuis. Het Salland's Volksblad schreef erover en liet weten dat de brandweer de brand, die bovenin de molen woedde, spoedig wist te bedwingen. De burgemeester van Hardenberg en de korpschef van gemeentepolitie waren aanwezig bij het bluswerk. Toch was er flink wat schade ontstaan. Gelukkig bleef de molen, zo schreef de krant, op dit schilderachtig plekje van ons stadje behouden. Dertien jaar later werd het uit 1855 daterende bouwwerk toch afgebroken... Bronnen: - Gemeentearchief Hardenberg: Toegangen 4 (Stad Hardenberg), 5 (Ambt Hardenberg), 7 (Avereest) en 11 (Gramsbergen), correspondentieregisters en kadastrale leggers. - Historisch Centrum Overijssel: De Zwolsche Courant. - HistorieKamer Hardenberg: Salland's Volksblad, Dedemsvaartsche Courant en De Vechtstreek. - Regionaal Historisch Centrum Alkmaar: De Schager Courant. - Het Utrechts Archief: Utrechtsch Volksblad. Koninklijke Bibliotheek: NRC. 61
Proatie bi-j de pompe Onder disse titel wordt op een ludieke maniere de Grote Braand van Hardnbarg belicht. Dit korte schetsie is eschreven in 1999 en veur 't eerst op evoerd in april 2000 veur de historische vereniging. Doarnoa nog verschillende keren bi-j allerlei optredens van de warkgroep dialect. Dit joar is die braand van 1708 spectaculair herdacht en Aaltje Kraak, bi-jgenaamd Otten Öaltie, stund geregeld in 't braandpunt van de belangstelling. Zi-j was het die met 'n öllielaampie in de beddestee gung kieken, woardeur het stro in braand vleug. Dankzij 't gemientearchief is het meugelijk dat in dit nummer van Rondom den Herdenbergh heel wat feiten over de Grote Braand an 't licht ebracht wordt. Bedenk dat Hardnbarg er 300 joar geleden heel aanders uutzag dan tegenwoordig. Ok bestuurlijk, want het had vier burgemeisters: De vroede vaderen. In oes schetsie wordt stille estoane bi-j 't persoonlijk lief en leed van de berooide Hardnbargers. Al knipogend noar de geschiedenis hoaldt Fenne en Zwane een spannend proatie bi-j de pompe in de Achterstroate van het verbraande Hardnbarg.
H. Reinders / J. Luisman-de Jonge Zwane: O, Fenne, wat bin 'k bliede da'k oe zie! Noa de grote braand van veurige wekke he'k oe joa niet weer esprökken! O, o, da'w toch alles kwiet bint. Wat 'n geluk da'w d'r allemoale goed of ekommen bint! Maar woar bin ie toch met ow grote huusholding terechte ekommen? Fenne: O, Zwane, wat is 't toch wat, wat is 't toch wat. Ik bin er nog helemoale angeslagen van. Wat 'n spul wat 'n spul. Wi-j bint met oeze acht kinder op 'n Pothof bi-j Braanders Gaitjaantie in etrökken en ik bin now ampat hier noar disse pompe hen ekommen umdat Gaitjaantie zee dat 'r warm water uutkwaamp! Zwane: Och Fenne, loat ow toch niks wiesmaken, Gaitjaantie hef ow dikke de gek an estökken. Maar wat loop ie d'r fosselig bi-j, he'j niks van ow klere oet de braand ekregen? Fenne: Nee Zwane, dit is alle kleerage wa'k nog hebbe. Maar i-j hebt ok niet volle bijzunders an. Wi'j bint ja alles kwiet, niks is er van de huusroad over ebleven. Maar hoe kan het ok aanders, 'n heeln Hardnbarg stund joa glunig. Wat 'n spul, wat 'n spul! Maar loa'w dankbaar ween da'w er allemoale goed of e kommen bint want dat is toch 't veurnaamste. En dan d'r bi-j, wi-j goat gelukkig op 't zommer an! 62
Fenne en Zwane bij de pomp Zwane: Joa, en wi-j wordt joa van alle kaanten ehölpen! He'j eheurd dat d'r een dag noa de braand een wage vol etten oet Uelsen ekommen is? Met 'n heel mooi breefie van börgemeister Derck Nijhoff. Fenne: Dat he'w wel eheurd! Zie waren de helpers van 't eerste uur. Op 'n wagen met twie peerde d'rveur brachten ze 1000 kilo rogge, 27 stoeten en 2 potten botter! Wi-j met oeze kinder hebt t'r ok van profiteerd en wi-j waren d'r mooi met uut de braand!
Zwane: En twie dage noa de braand kwaamp d'r een wagen oet Ni-jenhoes met 80 stoeten en 9 zieden spek! En doarnoa stuurden ze oet Nordhorn 4 wagens met 62 scheppel rogge, 18 scheppel boekweit en 179 pond spek en vleis. le zollen d'r verlegen met worden! Fenne: Oet Ootmarsum kwaamp ok 'n hele riege wagens, allemoale over de Vennebrugge en langs 'n Hoogenweg. Die waren vol-eladen met linnen en spek en zoad en 3 tonnen bier! En an geld nog 17 gulden en aanderhalve stuver. Wat 'n spul wat 'n spul!
'n keer of ebraand! Doarumme viert ze joa elk joar nog "Grambargen Lichtstad?" Fenne: Ojoa... en is dat olde volksliedtie toen ok niet ontstoane: Grambargen wat bi'j glunig mooi, glunig mooi, glunig mooi!? Maar Zwane, ien ding kan 'k oe wel vertellen, ik bin bliede dat disse pompe d'r nog stiet aans mossen wi-j 't water joa oet de Vechte halen.
Zwane: Doar an de Vennebrugge kiekt ze zich d'ogen oet met al dat verkeer. En 't is er altied al zo drok met de handel op de Groafschop. De weg zit toeverdan vol koelen en gaten. Ze magt d'r wel een weg bi-j noast leggen. Fenne: Wat, een extra weg noar Duutslaand? Zwane: Nou ja, zeg maar... een brede Duutslaandweg. Fenne: Dat kan wisse nog wel is 'n hiet hangiezer worden Zwane, maar wat de giften en goaven betreft... dat Duutse spek smaakt merakels lekker, en Braanders Gaitjantie en oeze grote jongs vunden dat Ootmarsumse bier ok van de bovenste plaanke! Gaitjaantie dat smeugeltie, nuumde het braandbier! Zwane: Loa'w niet vergetten Fenne, dat oeze noaste buren Grambargen en Ommen ok met van de eersten waren die oes oet de nood ehölpen hebt. Zie stuurden oes wagens met brood, melk en eiers. le snapt niet hoe ze 't allemoal kunt missen! Fenne: Verget niet Zwane dat in Ommen niet zovölle volk wont as hier en dat ze zich doar best redt. D'r wont 'n boel koopluu en middenstaanders. Allemoal kleine zölfstaandigen. Ommen is niet te vergelieken met 'n Harnbarg. Ommen is 'veelzijdig en uniek', zegt ze! Zwane: En wat Grambargen betreft, doar weet ze wat braand is, want dat is joaren eleden ok
Decor geschilderd deur Gerrit van Faassen Zwane: Maar de karke en de schoele stoat d'r ok nog en 't hoes van Crull an d' overkaante, al bint doar de vlammen en de rook wel kort an langs ekruld. Fenne: En zie zegt dat 't haantie van de toren as 'n gek in 't ronde dreide. Din kreeg de voete doar boven natuurlijk gloepens hiete. Wat zal die hane duzelig ewest hebben! Wat 'n spul wat 'n spul! Zwane: He'j eziene hoe 't stadhoes hier noast de karke d'r bi-j lig? Tot de grond toe of-ebraand! En alle papieren ok natuurlijk. Ze zegt dat twie van oeze veer börgemeisters op 't nippertie ontsnapt bint. D'r was gien fesoenlij -ke nooduutgaank! As ze dat temee weer 63
opbouwt mut ze terdege rekkening holden met de braandveiligheid. Doar mut ze maar is wat geld tegenan gooien. Fenne: Dat vin ik ok Zwane. De braandveiligheid is een heel veurnaam ding. Maar al die honderd en vief huze mut ok weer in de biene. O o, da'w toch allemoale oeze huze kwiet bint, nuumt ze maar op in de Veurstroate: Sierink, Santman, Valkman, Ophof, Kroamer, Keddeman, Postdiek, de Hema, Maatje, de Bata. Zwane: Wat... welke Batta... Fenne: O, doar he'j 't now alweer. En de Weeme woar de dominee wont, zie zegt dat alle deup- en trouwbuke ok verbraand bint en dat is joa zo jammer veur 't noageslacht. Hoe mut die luu dan later toch een stamboom veur mekare kriegen. O, wat 'n spul wat 'n spul. Zwane: Otten Öaltie hef oons wat te doen emaakt. Wie giet d'r nou met 'n öllielaampie de beddestee in. En wi-j zit met de gebakken
peren! En he'j eheurd van al die ni-je veurschriften? Gien holten huze meer bouwen met stro en rieten daken, maar wie zal die dure stiene en dakpannen betalen? Fenne: O, al die ni-je veurschriften, ie wordt d'r raar van. Keerls die rookt, mut joa een döppie op de piepe hebben. Maar over die dure stiene en dakpannen hoef ie ow niet naar te maken Zwane, want ze goat een umme-gaank holden. De börgemeisters goat 't hele Overiessel deur um te collecteren, en ok hier over 'n streep in de Groafschop Bentheim. Doar hebt ze de vergunning veur. Twie van oeze börgemeisters goat zölfs noar Amsterdam en onderweg huurt ze peerde en zie overnacht in taveernes. Zwane: Joa, dat bint mi-j ofstaanden. Zie hebt 'r wat veur over um heur börgers weer onderdak te kriegen! Fenne: Joa, zeg maar gerust dat ze zich 't vuur oet de sloffen loopt. Ik sprakke van mörgn Hendek van 'n Hoef nog en din zee: "Joa, dat bint mooie snuupreisies veur oeze börgemeisters, maar zie mut wal alles verantwoorden kunnen. As ze de bunnegies maar bewaart, aanders ko'w d'r niks van noavertellen en dan wordt die uutstappies peee... perduur". Zwane: Wie 't dichtste bi-j 't vuur zit warmt zich 't beste. Maar Hendek met zien grote woord. Giet e zölf ok nog collecteren hier in de gemiente? Fenne: Da ku'j net denken. Wee'j wel wat e zee"? Doar braan ik mi-j de vingers niet an". Zwane: Dat ku'j ok wel zeggen van oeze klepperman. Wee'j wel woar din zat toen 'n Hardnbarg glunig stund? Fenne: Nou?
Otten Öaltie 64
Zwane: Hi-j zat verduid achter op Sibbekeloo, doar was 'n kleinen geboren en doar mos e hen ansprekken. Hij had toch veuran mutten stoan met blussen!
Fenne: Och Zwane, ie denkt toch niet dat zo'n klepperman aanderhalf uur veur de braand een e-mailtie... een telefoontie... ik bedoele een berichie krig dat 'n Harnbarg in braand stiet? Maar wa'k ow vroagen wol: "Woar heb ie en ow Bats eigenlijk onderdak ekregen, of sloap ie onder 'n bloten hemel?" Zwane: Nee, wi-j sloapt niet onder 'n bloten hemel. Wi-j bint veurige wekke bi-j Bats zien olde luu in etrökken op 'n Achterbrink. Oet grote nood, want Bats en zien moe da's water en vuur. Maar as 't oes doar te hiete onder de voete wordt goa'w noar mien volk in Rheeze... Och Fenne, schrik maar niet want wi-j blieft wal onder de rook van 'n Hardnbarg! Fenne: Ik hoppe wel da'w veur de winter alle moale weer onder oes eigen dak sloapt Zwane. Dan kan Otten Öaltie ok weer gerust ween. Wi-j mut heur d'r maar niet zwat um ankieken, want het had oes ok overkommen kunt. En ik stelle veur um alles in de doofpot te stoppen. Eigenlijk mu'w maar annemmen dat Braanders Gaitjantie geliek had toen e zee ........
den met de belangen van de bewoners van centrum Hardnbarg, dat die allemoale weer onderdak kriegt! Zwane: Dat vin ik ok Fenne! En d'r mut zo volle meugelijk weer op d' olde fundamenten ebouwd worden! Wi-j mut weer gewoon een Veurstroate hebben en 'n Gaanzestroate, een Achterstroate, de Doele en de Rodehaanstege. Dat is mien centrum visie! Fenne: Groot geliek, Zwane, niet tevölle dure fratsen, en in ien keer ofwarken aanders zitte wi-j over 300 joar nog te knooien met dat centrumplan. Zwane: Wat heb ie toch weer een veuroetziende blik... over 300 joar... Wie wet, misschien stiet Hardnbarg dan helemoale niet meer op de kaarte. Fenne: Wat zeg ie mi-j doar, Hardnbarg niet meer op de kaarte... Ien groot Hardnbarg Zwane, wat ik ow zegge, met een regiofunctie, en hoge huze langs de Vechte, ze stapelt ze gewoon op mekaar tot in de wolken.
Zwane: Wat zee dat keerltien dan nou weer? Zwane: Wolkenkrabbers? Fenne: Dat de braand was an ekommen bi-j van 't Holt in de regenputte! Zwane: Och joa... dat Gaitjaantie stek overal de gek met, maar geleuft van mi-j: Zien spottershuussie zal nog wal is braanden! Zeg Fenne he'j eheurd dat 't gemientebestuur al een plan op esteld hef hoegedoanig oes stadtie weer op ebouwd mut worden? Fenne: Joa, zundag is dat toch hier bi-j karkesproake of ezegd? Zie hebt een centrumplan op esteld en d'r bint twie meugelijkheden. Model iene en model twie. Bi-j model iene denkt ze an uutbreiding van 't Oosterende en hier bi-j de pompe komp een plein met terrassies en taveernes. O, o, wat 'n spul wat 'n spul. Maar ik vinne dat 'r aandere potte bi-j 't vuur mut kommen. Wi-j mut hier toch ok nog een stuk markt overholden rondumme de karke. Ik vinne dat ze eerst rekkening mut hol-
Fenne: Joa, en doar stopt ze allemoal mensen in. Verduid as 't nie woar is! Maar alle gekheid op 'n stökkie, ik mut neug op 'n Pothof an, want ik zitte toeverdan op hiete kollen.
en hoge huze langs de Vechte
Zwane: le mut niet vergetten um water te pompen Fenne, want doarveur bi'j hier op an ekommen! Fenne: Wisse Zwane, maar 't water zal onderwiel wel kold ewörden ween! Maar wat dunkt ow, zulle wi-j een groot feest holden as 'n Hardnbarg weer op ebouwd is? Zwane: Mooi! Eerst Hardnbarg opbouwen en dan een feessie bouwen. Maar hoegedoanig wil ie dat anpakken Fenne? Fenne: Now, ik had zo dacht, um alle Hardnbargers bi-j mekare te loaten kommen op 't Willeminaplein... Zwane: ...Wat proat ie now toch weer veur onzin, Fenne... Fenne: Doar he'j 't verduid al weer.. .Ik bedoele natuurlijk de Achterstroate hier bi-j de pompe en dan goa'w met mekare alle overgebleven bier opmaken wa'w oet de umliggende contreien ekregen hebt. Doar make wi-j dan een groot slobberfeest van! Zwane: Een slobberfeest? Zwane/Fenne: Een groot gezellig slobberfeest met vuurwark noa!!
66
Pomp op het Wilhelminaplein
Salland's Volksblad in 1908 In 1908 verschenen onder meer de volgende berichten in de plaatselijke krant. Bij de familie Disselborg in Slagharen brak in april brand uit. Daarbij verloren zij hun woonhuis, maar ook de levende have. De bewoners konden nog net op tijd, half gekleed, het vege lijf redden. Anders verging het de dochter van W. Dr. uit Bruchterveld. Zij diende bij een boer in het Duitse Lemke (bij Uelsen) en moest met brandwonden worden opgenomen in het ziekenhuis in Neuenhaus. Daar overleed zij enkele dagen later aan de gevolgen. De tapperij van kroegbaas Geugies uit Baalder, nu bekend als zalencentrum Mulder, brandde tot de grond toe af. Waarschijnlijk is de brand ontstaan door het omvallen van een petroleumstel. Geugies liep brandwonden op en het varken werd geroosterd... In De Krim kreeg het directeursechtpaar Groeneveld de schrik van hun leven toen de enkele jaren oude - onder architectuur gebouwde - woning vlam vatte. Door daadkrachtig optreden van arbeiders van de aardappelmeelfabriek Inter Nos kon de prachtige woning gespaard blijven. Gelukkig kon men zich in die tijd ook al verzekeren tegen de gevolgen van brand en hoefde men niet langer met de collectebus rond te gaan. De plaatselijke Onderlinge Brandwaarborgmaatschappij 'De Eendracht' groeide in de daaropvolgende eeuwen uit tot een niet meer weg te denken instelling. De joodse Rijntje Bromet-van den Berg adverteerde met haar nieuw opgerichte zaak in medische hulpmiddelen. Zij was gediplomeerd verpleegster bij het Witte Kruis. Meubelhandelaar Grooters kondigde aan dat hij zijn winkel verplaatste van de Brink naar de Voorstraat in Hardenberg. Rijwielhandelaar Hendrikus Kip op de Brink adverteerde met rijwiellantaarns, zodat men s avonds niet onverlicht op pad hoefde te gaan. Een ander, opmerkelijk, licht werd waargenomen door een Hardenberger die op het Holt een lichtende bol naar beneden zag schieten. Hoewel de zon hoog aan de hemel stond, scheen de lichtbol boven alles uit...
E. Wolbink en D. Hesselink-Zweers
68