Van Artillerist tot Verbindelaar Memoires van Bram de l’Ecluse
1
Als soldaat van lichting 1953-2 in de Legerplaats Ossendrecht. De kazerne was net een maand of vier daarvóór opgeleverd en in februari nog gebruikt als opvangplaats voor de slachtoffers van de watersnoodramp in Zeeland van 1 februari 1953.
Luchtdoelgeschut van 145Afdeling Lichte Luchtdoelartillerie mobiel (145Afdltluamob) in Steenwijkerwold waar ik mijn tijd als dienstplichtig wachtmeester mocht doorbrengen.
2
Van Artillerist tot Verbindelaar. Door Bram de l’Ecluse In 1952 werd ik gekeurd voor de dienstplicht. Begin 1953 kreeg ik de oproep met vrijvervoersbewijs om mij op 10 juni 1953 te melden in de Legerplaats Ossendrecht. Ik werd ingedeeld bij de lichtingsploeg 1953-2 als Luchtdoelartillerist bij het Regiment Kornwerderzand. De reis naar Bergen op Zoom met een militaire trein was al een belevenis op zich. Regelmatig werd er aan de noodrem getrokken en niemand wist natuurlijk ergens van. Zo kwamen we met een grote vertraging aan in Bergen op Zoom. Daar stond een hele rij bussen van BBA op ons te wachten. Zij moesten ons naar Ossendrecht vervoeren. Bij aankomst in de legerplaats werden we eerst onder de krijgstucht gesteld. Wat dat inhield wisten we toen niet, maar daar kwamen sommigen al snel achter. Ik kwam, als enige Leidenaar, met 19 Amsterdammers op een kamer te liggen. In Ossendrecht zwaaide (de bij oud-artilleristen bekende) luitenant-kolonel de Greter de scepter. Wie dat was kregen we gauw door, want de wacht liep z'n ronden en moest dan bij de kantine, waar konijnen liepen, roepen “kst kst konijntje”. De discipline was voor ons burgerjongetjes erg streng. Om 05:00 uur reveille, een half uur om je te wassen, aan te kleden en je bed (wolletje) in orde te maken en dan om 06:00 uur in de eetzaal voor het ontbijt. Om 08:00 uur appel op de grote appelplaats en daarna begonnen de lessen, zowel binnen als buiten. Daar heb ik dan ook staande tegen een boom leren slapen. Na mijn eerste opleiding werd ik op 6 augustus 1953 geplaatst bij de Kaderschool in de Prins Willem III-kazerne te Amersfoort. Hier werd ik op 6 augustus 1954 bevorderd tot dienstplichtig wachtmeester en gelijktijdig heringedeeld bij het Regiment Betuwe. De opleiding tot dienstplichtig wachtmeester begon de eerste avond met een ontgroening, wat toen nog oogluikend werd toegestaan. Met heel veel kabaal werden we om 24:00 uur ons bed uit geschreeuwd en met bepakking letterlijk over de stormbaan gejaagd. De tweede avond liep het wat uit de hand. Na ons kwamen er nog jongens uit Laren bij die ook zouden worden ontgroend, maar die kregen argwaan en deden niets meer. Toen zij een Officier van Piket zagen wilde ze hem in de sloot gooien. De eerste-luitenant begon te roepen: “Ik ben een echte Officier van Piket”. Hij had geluk, dat ze hem geloofden, zodat hij niet in de sloot eindigde. Deze luitenant ben ik later als luitenant-kolonel regelmatig tegengekomen op vergaderingen in Den Haag. Als ik hem dan zag moest ik altijd aan dat voorval denken. Als dienstplichtig wachtmeester heb ik mijn diensttijd doorgebracht bij 145Afdeling Lichte Luchtdoelartillerie mobiel (145Afdltluamob) in Steenwijkerwold. Als artillerist ging je toen leren schieten vanuit het Luitenant-kolonel Maaskamp in Den Helder op de schietbanen Botgat, Falga of Groote Keeten en in 1954 ook in Totendorf nabij Kiel in Duitsland. Dat zag er in die tijd nog niet zo mooi uit, vooral de stad Kiel was toen nog één grote puinhoop. Op 24 maart 1955 heb ik met klein verlof de dienst verlaten. Na enige tijd in de burgermaatschappij te zijn geweest ben ik op 30 juli 1958 wederom in dienst gegaan, maar nu als beroepsmilitair en weer begonnen op het Depot Artillerie in, jawel, Ossendrecht. Hier ben ik tot 2 oktober 1958 gebleven. Ik heb daar weer kennis gemaakt met de voor mij nu bekende overste De Greter. 3
Op 6 augustus 1953 werd ik geplaatst bij de Kaderschool in de Prins Willem III-kazerne te Amersfoort.
Bemanning van een luchtdoelkanon van de 145Afdeling Lichte Luchtdoelartillerie in Steenwijkerwold.
4
In die twee maanden dat ik op het depot was geplaatst ben ik natuurlijk ook wachtcommandant geweest. Als wachtcommandant moest je toen tijdens je rondes ook de uitkijktoren die buiten de kazerne naast de woning van de overste stond, beklimmen om de omgeving te controleren. Niet iedereen deed dat en ik dus ook niet, want wie zag daar het nut van in midden in de nacht. De volgende morgen moest ik dan ook bij de Officier van Piket komen. De vrouw van de overste had de wachtcommandant niet naar boven horen gaan. Ik heb uiteraard gezegd dat ik heel zachtjes, om niemand wakker te maken, naar boven ben geweest. Gelukkig voor mij werd dit geloofd. Er gaan heel veel verhalen over de inmiddels kolonel De Greter. Eén verhaal is dat hij als kazernecommandant van de Luchtdoelartillerieschool in Ede aan de wachtcommandant vroeg: ”Hoeveel bomen staan er vanaf de weg tot hier bij de wacht?”. Waarop de wachtcommandant antwoordde: “Net zoveel als van hier tot aan de weg, kolonel”. Het was een antwoord waar hij kennelijk niet op had gerekend, want hij wist er niets meer op te zeggen en liet de wacht inrukken. Op 2 oktober ben ik geplaatst bij de Luchtdoelartillerieschool voor een aanvullings- en herscholingscursus en gelijktijdig geplaatst bij 929Afdeling Lichte Luchtdoelartillerie Territoriaal (929Afdltluaterr) in De Lier waar ik heb gediend tot de opheffing in 1960. Na de opheffing van deze Afdeling ben ik geplaatst bij 928Afdltluaterr in Kamp Fivelingo in Appingedam. Voor mij was deze plaatsing geen probleem, maar voor mijn gezin wel, want die werden in Appingedam niet geaccepteerd. Zij waren “Hollanders” en geen “Damsters”. Ik heb dan ook op aandrang van de arts overplaatsing aangevraagd en gekregen. In die tijd is de Afdeling ook nog naar Nieuw-Guinea geweest. Ik zou eerst meegaan, maar op het laatste moment werd in Den Haag bepaald dat er in mijn plaats een dienstplichtig wachtmeester mee moest. Ik was zeker te duur? Tijdens afwezigheid van de Afdeling ben ik op verschillend plaatsen gedetacheerd geweest, o.a. in Nunspeet en Utrecht in de Sijpestein kazerne. Hier kwam ik Jan Pille weer tegen die, ik was toen wachtmeester-verbindingen in Appingedam, het materiaal kwam controleren. Toen de Afdeling uit Nieuw-Guinea terugkwam ben ik weer terug geplaatst in Appingedam. Op 5 juni 1963 ben ik op eigen verzoek geplaatst bij 42Batterij Veldartillerie 105 mm anti-tank gemechaniseerd. Deze Batterij werd toen opgericht in Assen en was bewapend met de in die tijd nieuwe AMX-13. We zijn slechts twee maanden in Assen gelegerd geweest voordat we naar Steenwijkerwold werden verplaatst. Bij de Artillerie hadden ze vreemde mensen, maar bij de Infanterie konden ze er ook van. In de kazerne in Assen stond regelmatig naast de wachtcommandant de kazernecommandant je toegangsbewijs te controleren. Ik ben verschillende malen met de Batterij wezen schieten in Duitsland en heb zelf ook één keer mogen schieten. Ik was geen tankcommandant maar Hoofd verbindingen en zodanig verantwoordelijk voor de verbindingen. 's Nachts werd er wacht gelopen bij de tanks en op een keer kwam de aflossing terug. De af te lossen wacht zat boven op een tank en was niet te bewegen om eraf te komen. Wat was het geval? Hij was geschrokken van een wild zwijn en was toen boven op de tank geklommen en durfde niet meer naar beneden te komen. Tijdens één van deze oefeningen ben ik op 1 september 1963 bevorderd tot wachtmeester eerste klas. Met de Anti-tankbatterij ben ik in 1964 zes weken in La Courtine geweest.
5
In 1958 terug als wachtmeester in Legerplaats Ossendrecht. De kazerne ziet er al heel anders uit dan in 1953. Ik sta uiterst links.
Tijdens een aanvullings- en herscholings cursus van 2 oktober 1958 tot 1 februari 1959 werd mij verteld dat ik was overgeplaatst naar 928 Afdeling Lichte Luchtdoelartillerie in het Schefferkamp in de Lier. Ik bleef hier tot de opheffing van dit onderdeel in 1960. 6
Met een groep dienstplichtigen van 928Afdeling Lichte Luchtdoel Artillerie Territoriaal in Kamp Fivelingo in Appingedam.
Schietoefening met 928Afdltluaterr in op de schietbaan Botgat bij Den Helder. 7
Een AMX-13 tank van 42 Batterij Veldartillerie.
8
In 1964 ben ik zes weken in La Courtine geweest, maar daar niet echt veel gedaan. We mochten niet met de AMX-en rijden, omdat er scheurtjes in de wangen zaten. Op deze foto verlaat net een detachement het Camp La Courtine op weg terug naar Nederland. Heel toevallig staan op deze foto ook een aantal mensen van de C-compagnie van 11Vbdbat. Uiterst rechts bij de muur staat de Jeep van de CC kapitein Luchsinger. Aan het stuur zit zijn chauffeur Johan Scholten. De linkse persoon met pet van de groep in het midden is kapitein Luchsinger. De MP voor het schildwachthuisje is de MP-neef van Johan Scholten.
Bij het vertrek uit Steenwijkerwold werd mij verteld dat ik pakketcommandant was. Ik wist totaal niet wat dit inhield, maar daar kwam ik de tweede dag bij het passeren van de grens snel achter. Ik werd staande gehouden door een generaal omdat ik met mijn pakket één minuut te laat bij de grens aankwam. Toen deze man was uitgeraasd heb ik hem gevraagd of ik nu door kon rijden, want zo zou ik nog meer te laat komen. 's Avonds bij een commandantenvergadering werd dit voorval aangehaald, waarop mijn commandant, de kapitein De Haan dacht, dat kan maar één man zijn, dat is De l'Ecluse geweest, en dat was ook zo. La Courtine is voor ons een leuke tijd is geweest, want toen we een paar dagen in Frankrijk waren kwam het bericht vanuit Nederland dat we niet met de AMX-en mochten rijden, omdat er haarscheurtjes in de wangen*) waren geconstateerd. Zo hebben we daar zes weken lang bijna niets anders gedaan dan onderhoud plegen. Ook hebben wij de twijfelachtige eer gehad om een aantal dagen zonder water te zitten, zodat wij ons noodgedwongen in een snel stromend riviertje moesten wassen. Tijdens een wandeling had ik een riviertje gevonden. Ik ben handdoek en zeep gaan halen, maar toen ik van de kamer wegging vroegen anderen: “Waar ga jij met zeep en handdoek heen?”. Voor ik het wist stonden we met heel wat mannen langs de weg ons in de rivier te wassen, wat natuurlijk met veel hilariteit gepaard ging. In La Courtine heb ik ook voor het eerst van mijn leven kennis gemaakt met de beruchte hurk wc's. En als er dan geen water is om alles op te ruimen, kan je je enigszins voorstellen hoe of het er na twee dagen uitzag. Verder weet ik nog dat wij ons afvroegen hoe die Fransen in zo'n kazerne konden leven. Als de riolering verstopt was gingen twee Franse soldaten onder toezicht van een onderofficier met blote handen de rommel uit de rioolput halen. Vreselijk om te zien was het voor ons, maar zij deden of het gewoon de normaalste gang van zaken was. Op 10 januari 1965 ben ik, door inkrimping van de Luchtdoelartillerie, op mijn verzoek heringedeeld bij het Wapen van de Verbindingsdienst en gelijktijdig geplaatst bij het 11Verbindingsbataljon (11Vbdbat). Tot 15 maart 1965 bleef ik nog gedetacheerd bij de Anti-tankbatterij. Zo werd ik van Artillerist Verbindelaar. *)
De wangen zijn een onderdeel van de affuit waar het kanon in/op ligt. Zo hebben kanonnen nog wel meer "rare" onderdelen, bijv. een druif, oren, een wieg of een ziel. H. de l‘Ecluse.
9
In La Courtine maakten we met van alles kennis. Zoals de beruchte hurk WC’s . Ook zaten we een aantal dagen zonder water en moesten we ons in een snel stromend riviertje gaan wassen..
10
De keukenploeg van de C-compagnie 1966. Staand: ?, foerier Frans Leijendekkers, ?, kok Ben Hogenkamp, Bram de l'Ecluse, ?, CSI SMI Jarman. De zittende kok is Cees van Roon.
1966. Camouflage-netten vouwen op Mobilisatiecomplex “Duivelsberg”. Sergeant Henk Olden kijkt toe terwijl ik controleer of het net goed gevouwen is. Rechts stroopt sergeant Berrie Barendregt de mouwen op.
11
Nu kon ik aan het werk als beheerder van de C-compagnie.
Kerstdiner in de onderofficiersmess van de Oranje Kazerne te Schaarsbergen 12
Van Artillerist tot Verbindelaar, deel 2 Voor ik ben gaan werken bij het 11Vbdbat ben ik van 15 maart 1965 tot 11 januari 1966 gedetacheerd geweest op het Verbindingsdienst VOC voor opleiding tot opzichter telefooncentrale. Tijdens één van de vele oefeningen in het leggen van telefoonlijnen gebeurde het dat de instructeur die dit al vele malen had gedaan, door ons in de boot is genomen. Hij wist dat, om bij een bepaald punt uit te komen, zoveel kilometer lijn nodig was. Hij kwam dan altijd bij een café uit waar de lunchpakketten werden opgegeten. Daarna moesten wij de uitgelegde lijnen weer oprollen en gingen we terug naar het VOC. Wij hadden dit al een paar keer gedaan en we hadden dan ook op een keer veel meer loos*) neergelegd dan nodig was. Daarnaast hadden we ook een complete haspel met kabel ingegraven, zodat we dus een paar kilometer kabel tekort kwamen. De instructeur begreep er niets van en wij zeiden: “Er zat zeker waarschijnlijk minder op de haspels.” Aan het eind van de cursus hebben we het de instructeur verteld. Hij moest er toen een beetje zuur om lachen. Na geslaagd te zijn voor de cursus ben ik dus geplaatst bij de C-compagnie als opzichter telefooncentrale. Deze functie heb ik, zoals eerder vermeld, maar een paar maanden uitgevoerd. Op een gegeven moment werd ik door kapitein Luchsinger gevraagd of ik interesse had om Sergeant bevoorrading (Bevo) te worden. Zo’n functionaris hadden we toen nog niet bij de compagnie, maar daar was in de toekomst wel behoefte aan. Zonder cursus beheerder gaat het niet en zo kwam dan ook weer de volgende cursus in het zicht en ging ik weer naar school, nu bij de Intendance, om tussen 14 augustus 1967 en 15 oktober 1967 het vak van beheerder te leren. Na geslaagd te zijn meldde ik mij weer bij de commandant van de C-compagnie, de kapitein Luchsinger. Hij deelde mij mee dat ik geplaatst was als beheerder bij de Stafcompagnie en mij moest melden bij de commandant van het Bevoorradingspeloton, de kapitein Sciaroni. Daar kreeg ik, tot aan de reorganisatie, het beheer over het verbindingsmaterieel. Na de reorganisatie van 11Vbdbat, van Staf-stafverzorgingscompagnie, A-, B- en C-compagnie, naar Stafcompagnie, 130-, 131- en 132RVbdCie, heb ik samen met sergeant 1e klasse Theo Reijnders het beheer gedaan van het Stafdetachement en 132RVbdCie. Naar ik mij kan herinneren was de eerste-luitenant Rijksen onze eerste luitenant Bevo. Met ons drieën hadden wij er een hele klus aan om alles in goede banen te leiden. Wij hadden het Stafdetachement erbij en waren soms jaloers op de andere Bevo-mensen, die alleen hun eigen compagnie hadden. Het beheer was in het begin dusdanig zwaar dat Theo en ik allebei weken thuis zijn geweest. Het werk was niet meer te overzien en de bonnen stapelden zich op. Toen we weer aan het werk gingen schrokken we ons rot van de bergen bonnen die we moesten verwerken. Anderen, niet-Bevo-mensen hadden geprobeerd om de Bevo draaiende te houden zonder de administratie te verwerken. Met steun van luitenant Rijksen zijn we vol goede moed aan het werk gegaan en het is ons gelukt om na verloop van een aantal weken stukje bij beetje alles weer in op orde te krijgen. In het begin gingen alle Bevo-mensen mee met alle oefeningen, maar later is bepaald dat er altijd één van de twee beheerders niet meeging om de lopende zaken af te doen.
*)
Bij loos leggen worden bij overspanning zoals bij sloten, rivieren of wegen als reserve extra lijnen gelegd. Wordt een lijn in de overspanning kapot getrokken, dan kan met die loos gelegde lijn een nieuwe overspanning worden gemaakt.
13
Toegevoegd S1/APZ bij 541Vbdbat in de Boreelkazerne te Deventer. 1972
Toegevoegd S1/APZ bij het Commando Verbindingen Koninklijke Landmacht (CVKL) in de Frederikkazerne te Den Haag augustus 1976. 14
Na deze, in het begin moeilijke tijd, hebben we toch ook wel gelachen. Ik weet nog dat we op een oefening wat drank hadden versierd en dat moest op de een of andere manier mee naar Nederland. Dat hebben wij, zonder dat luitenant Rijksen dat wist, in zijn aanhanger achter de jeep gedaan, niet wetende dat hij bij de grens zou staan samen met Douane en Koninklijke Marechaussee. Gelukkig is dit goed afgelopen en achteraf konden we er om lachen, maar de luitenant vond het niet leuk en wij hebben het ook nooit meer gedaan. Na verloop van tijd is de sergeant 1e klas Theo Reijnders naar de cursus voor sergeant-majoor gegaan. Ik heb nog verschillende andere sergeanten-majoor gehad waarvan ik de naam niet meer weet. Ook is volgens mij luitenant Rijksen overgeplaatst en kregen we als zijn vervanger een dienstplichtig vaandrig. Ik weet niet meer precies hoe, maar op een gegeven ogenblik werd ik gebeld door sergeant-majoor Jan Pille. Voordat hij op de sergeant-majoor cursus ging was hij beheerder van het 11Vbdbat. Hij vroeg of er nog een plaats voor hem was. Hij was na afloop van die cursus geplaatst bij het 106Verbindingsbataljon en wilde graag terug naar het 11Vbdbat. Kort en goed, Jan Pille is toen binnen een kort bestek geplaatst bij 132RVbdCie en zo heb ik tot 1 juni 1971 samen met Jan het beheer gedaan van 132 en het stafdetachement. Tijdens mijn pinksterverlof werd ik thuis gebeld door iemand van het bureau Verbindingsdienst van de Dienst Opperofficier Koninklijke Landmacht. Hij vertelde dat er voor mij, als ik van de sergeantmajoor cursus afkwam, geen plaats meer was bij het 11Vbdbat. Maar dat ik wel geplaatst kon worden als toegevoegd Sectie 1 (de Personeelsafdeling) bij 541Verbindingsbataljon (541Vbdbat) in de Boreelkazerne te Deventer. Eigenlijk was er voor mij dus geen andere keus dan over te gaan van de Bevo naar Personeel. Op 1 juni heb ik mij gemeld bij het hoofd Sectie 1, de kapitein Milva Dumon en zo werd ik van Bevoman personeelsman, in plaats van Natostocknummers (nsn) moest ik nu gaan werken met bouwsteenvolgnummers (bsvn). Na een paar weken te zijn ingewerkt door de smi Roksnoer heb ik zijn werkzaamheden overgenomen en heb ik samen met de sergeant Krebber en een burgermedewerker de dagelijkse werkzaamheden verricht. Kort na mijn plaatsing bij 541Verbindingsbataljon werd ik gebeld door Jan Pille met de mededeling dat na een CMA-controle was gebleken dat wij een foutloze Bevo-administratie hadden. Een beter afscheid van Bevoman naar personeel had ik mij niet kunnen wensen. Nadat ik eerst een tijdje dagelijks heen en weer had gereisd van Arnhem naar Deventer kregen wij een eengezinswoning aangeboden in de Breklenkamp in Deventer. Hier hebben we met veel plezier gewoond. Het was even wennen bij 541Vbdbat: geen paraatheidappels, elk weekend vrij en geen oefeningen meer. De sfeer bij de staf was ontspannen en goed. Ik heb daar dan ook weer met plezier gewerkt totdat ik 1 april 1972 voor drie maanden naar het VOC moest voor de wapentechnische opleiding tot sergeant-majoor instructeur (SMI). Drie maanden VOC was voor alle deelnemers weer aanpassen aan het stramien van opleiden. Maar alles went zegt men, dus dat ook. Weer examen doen in telex typen, lijnen leggen e.d. Na geslaagd te zijn voor dit gedeelte ging ik weer terug naar Deventer. Daarna van 25 augustus1972 tot 1 november 1972 weer naar het VOC voor het laatste stuk van de opleiding tot smi. Dit was het algemene stuk zoals velddienst, wapenleer, inwendige dienst, kaartlezen e.d. Dit gedeelte van de cursus vond ik het minst prettige, maar aan alles komt een eind en zo ook aan deze cursus die ik met goed resultaat heb afgesloten. De tijd van Sergeant van de Dag en Wachtcommandant was nu voorbij en hiervoor in de plaats kwam nu de dienst van Officier van Kazernepiket. Maar door de vele onderofficieren in de Boreelkazerne kwam ik niet zo vaak aan de beurt.
15
Burgermedewerkster Thea Gijzemijter, majoor Milva Posthuma en ik zelf van de Sectie 1 van het CVKL.
Afscheid bij AG/BLS in de Prinses Julianakazerne te Den Haag op 21 december 1979. 16
Terug bij de Sectie 1 van het CVKL in de Frederikkazerne te Den Haag 1980. 17
Receptie ter gelegenheid van mijn bevordering tot adjudant onder officier (aooi) in de onderofficiersmess van het Schefferkamp te De Lier op 1 november 1982. s 18
Mijn plaatsing bij 541Vbdbat heeft niet zo lang geduurd. Half 1973 werd ik gebeld door het hoofd van het bureau Verbindingsdienst van de Dienst Opperofficier Koninklijke Landmacht. Hij vroeg of ik interesse had om naar het westen van het land over geplaatst te worden, aangezien wij oorspronkelijk uit het westen kwamen. Na overleg thuis heb ik het geaccepteerd en zo werd ik voorlopig als adjudant personeelszaken (apz) bij 543Vbdbat geplaatst met de mededeling dat ik voorbestemd was voor het nieuw op te richten Commando Verbindingen Koninklijke Landmacht (CVKL) in Den Haag. Ik ben toen op 1 november 1973 geplaatst bij 543Vbdbat als APZ. Dat was voor mij de tweede keer in het Schefferkamp in de Lier. Daar ben Mouwembleem CVKL. ik gebleven tot aan de oprichting van het CVKL in Den Haag op 1 februari 1975. Samen met majoor Milva Posthuma en burgermedewerker Thea Gijzemijter hebben wij de Sectie 1 gedaan. Toen ik op 6 augustus 1979 terug kwam van vakantie kreeg ik te horen dat ik mij direct moest melden bij Sectie Adjudant-Generaal van de Staf van de Bevelhebber der Landstrijdkrachten Daar kreeg ik te horen dat ik voorlopig gedetacheerd werd voor het inrichten en uitbouwen van het Bureau Libanon van de Landmachtstaf. Het bureau Libanon is opgericht in januari 1979, na het positieve besluit van de Nederlandse regering tot deelname aan Unifil door het ter beschikking stellen van een pantserinfanteriebataljon aan de Verenigde Naties. De taak van dit bureau is het op sterkte houden van het Nederlandse detachement Unifil.
Sticker Nederlandse Detachement Unifil.
De personeelsvoorziening met dienstplichtigen, die o.a. gezien de noodzakelijke specifieke VNopleiding toch al een ingewikkelde zaak is, laat voor het Nederlandse detachement Unifil nog meer verzwarende factoren zien. Zo was er de politieke beslissing om in principe uitsluitend vrijwilligers uit te zenden, die een voortdurende wervingsinspanning vraagt. Dit en andere zaken vergden vele extra administratieve handelingen. Dankzij de grote medewerking en de goede coördinatie met het Eerste Legerkorps, 42Pantserinfanteriebrigade, de staf van het Commando Opleidingen Koninklijke Landmacht en de opleidingscentra kon echter steeds aan de personeelsbehoefte worden voldaan. Tijdens de plaatsing heb ik via de telex regelmatig contact gehad met de personeelsofficier in Libanon over plaatsing en terugkeer van personeel. Deze artillerieofficier kende ik nog als luitenant uit de tijd in Ossendrecht. Zijn naam ben ik nu vergeten, maar ze noemden hem destijds “Monus de man van de maan”, naar een hoorspelfiguur in die tijd. Dit was een leuke tijd en toen mijn detachering, na nog een keer verlengd te zijn, op 16 november 1979 eindigde, moest ik weer even wennen aan de dagelijkse werkzaamheden bij het CVKL. Op 3 november 1980 ben ik opnieuw geplaatst bij de B-compagnie van 543Vbdbat. Dat was de derde keer in het Schefferkamp. Nu ging ik echt de functie vervullen waar ik eigenlijk bij de Verbindingsdienst voor was opgeleid, namelijk opzichter telefooncentrale. Deze functie betekende voor mij dat ik regelmatig op pad was met mijn door het Rijk verstrekte Citroen Visa, bij dag en bij nacht. Na verloop van tijd heb ik ook nog de A-compagnie erbij gekregen, zodat ik nu alle centrales had in Noord en Zuid Holland. Deze functie heb ik uitgevoerd tot april 1983.
19
De afdeling Individueel Beleid Reserve- en Dienstplichtig Personeel (IBRD) van de Directie Personeel Koninklijke Landmacht.(DPKL) in de Frederikkazerne te Den Haag in april 1986.
Vakantie in Indonesië 2011. 20
Inmiddels was ik op 1 november 1982 bevorderd tot adjudantonderofficier instructeur. Medio april 1983 ben ik weer in Den Haag geplaatst, maar nu bij de Directie Personeel Koninklijke Landmacht. Ik kwam bij het bureau Verbindingsdienst/Aan- en Afvoertroepen van de afdeling Individueel Beleid Reserve- en Dienstplichtig Personeel (IBRD). Deze afdeling had per januari 1980 de taken van de al eerder genoemde sectie AdjudantGeneraal van de Bevelhebber der Landstrijdkrachten overgenomen. De afdeling IBRD had tot taak de organieke en door machtigingen geautoriseerde functies voor reserve- en dienstplichtig personeel gevuld Embleem 543Vbdbat. te houden. Daartoe was er een intensief contact met de afdeling Personeelsplannen met betrekking tot de wervingsbehoefte en de aanvraag van dienstplichtigen. Ik had ook veel overleg met de opleidingsscholen van het VOC en het Opleidingscentrum Aan- en Afvoertroepen. Na reorganisatie van dit bureau heb ik nog verschillende plaatsingen en functies gehad en de laatste plaatsing was, jawel, voor de vierde keer, in het Schefferkamp in De Lier, maar nu als kazerne adjudant. Ik zou hier nog drie jaar nadienen en dan werd het kamp gesloten, maar dat is iets anders gegaan. Door omstandigheden en gebeurtenissen in het kamp heb ik na 1 jaar verlenging verzocht om met ingang van 1 november 1989 met eervol ontslag te mogen gaan en zo eindigde dan mijn diensttijd iets anders als dat ik mij had voorgesteld. Na mijn diensttijd heb ik verschillende werkzaamheden uitgevoerd want stil zitten ligt mij niet zo. Zo ben ik tot mijn 65e jaar werkzaam geweest als chauffeur bij de Firma Fides in Maasland. Dat is een stekbedrijf en zo heb ik dan met een busje door het land gereden om bij tuinders chrysantenstekken af te leveren. Ik had dit graag langer gedaan, maar in die tijd moest je, als je 65 jaar werd, met pensioen. Na die tijd zijn we regelmatig met de caravan op pad geweest richting Oostenrijk, wat wij eigenlijk beschouwen als ons tweede vaderland. Maar ook daar kwam een eind aan. De caravan is verkocht en we zijn daarna verschillende keren naar Turkije geweest. In 2009 hebben we een reis gemaakt naar Thailand en in 2011 hebben we een rondreis gemaakt door Sumatra, Java en Bali met reisorganisatie Fox. Onze wens is om nog één maal een reis te maken in 2013 naar Java/Sulawesi en Bali. Wij zijn nu op een leeftijd dat je gebruik moet maken van alles wat nog mogelijk is. Rustig thuis zitten ligt ons geen van beide en het liefst zien we onze kinderen en kleinkinderen regelmatig bij ons of wij bij hen. Maar dat gaat ook niet altijd, want ook zij hebben recht op een eigen leven. Maar zoals je ziet, zoek ik nog steeds het avontuur op. Voor mijn 79e verjaardag had ik van mijn jongste zoon een ballonvaart cadeau gekregen. Dit was een nieuwe manier van vliegen, een hele belevenis. Abraham (Bram) de l'Ecluse. De Lier, 5 juli en 10 november 2012.
21
Ballonvaart oktober 2012.
22