Memoires van een Peacekeeper in de Sinaï Van dienstplichtig soldaat tot majoor - De Willem Rijksen Story
1
Nu hoor je het ook eens van een ander Even voorstellen: Ik ben Fré Metselaar, ik was dienstplichtige van de lichting 62-5 en zat bij de C-Compagnie, toen vaandrig Rijksen daar instroomde. Ik herinner me zijn gezicht erg goed. Weet niet meer of dat in verband met het Lijn- of met het Telexpeloton was, in elk geval kwam hij altijd erg ontspannen over. Ik herinner me nog goed de eerste keren dat Rijksen het avondappel afnam. Het appel onder een nieuwe stip behoorde altijd bij de weinige verzetjes op de kazerne. Door zenuwen overmand lieten ze hun leder overtrokken stokjes vallen of struikelden over hun eigen benen. Of, zoals volgens een La Courtine (1963) anekdote: bij het appel informeerde de overste naar de welstand van de gevangenen. Waarop de verse stip antwoordde: “Goed overste, dank u“. Helaas, bij ons gebeurde er niets: Rijksen deed alles model en alsof het een vakantiereisje betrof. Wat onze CC, kapitein Tummers, zichtbaar genoegen deed. Groeten, Fré Metselaar.
Een foto uit juli 1964 van mijn Lijnpeloton bestaande uit: een Nekaf van de PC, drie Nekaf's en drie DAF YA126 Wep 1 tonners van de lijnploegen, de DAF YA314 telefooncentrale wagen en een Dikke DAF YA328 met materieel. Mobilisabel waren toen een lijnploeg en aanvullend personeel voor de lijnploegen en de telefooncentrale.
2
Memoires van een Peacekeeper in de Sinaï Van dienstplichtig soldaat tot majoor - De Willem Rijksen Story Van dienstplichtig soldaat tot vaandrig Ik kwam als dienstplichtige soldaat van lichting 62-6 op 27 november 1962 in militaire dienst. De meeste dienstplichtigen die waren ingedeeld bij de Verbindingsdienst moesten opkomen in Ossendrecht, maar ik moest voor mijn basisopleiding naar de Generaal de Bonskazerne in Grave. Ik was een paar jaar daarvoor gekeurd, maar had wegens studie uitstel gekregen. Kennelijk had men bij die keuring een kruisje of iets anders achter mijn naam gezet. Een week of twee voor de basisopleiding was afgelopen, moest ik me samen met een paar andere jongens melden bij onze pelotonscommandant (PC). Dat was een bloedfanatieke vaandrig die ons voortdurend had afgeknepen. We stonden buiten zijn kantoor op de gang te wachten tot we aan de beurt waren. Niemand had er een flauw idee van waarom we bij hem moesten komen. We hadden allemaal al aan gewetenonderzoek gedaan om uit te vinden wat we konden hebben uitgespookt en welk mogelijk onheil er boven ons hoofd hing. Hij riep ons één voor één naar binnen. Toen het mijn beurt was dacht ik: “Laat ik dit nu maar eens precies volgens het boekje doen, misschien wordt hij er wat lankmoediger door”. Ik liep naar binnen, voor zijn bureau hield ik halt, salueerde en zei: “De dienstplichtige soldaat Rijksen meldt zich”. Hij keek op uit zijn papieren en antwoordde: “Op de plaats rust, Rijksen”. Ik ging in de rusthouding staan en wachtte af wat er zou komen. Hij keek weer in zijn stapel papieren en toen zei hij: “Rijksen, je gaat naar de SROV”. Ik had daar nog nooit van gehoord, dus vroeg ik: “De SROV wat is dat, vaandrig?”. Waarop hij antwoordde: “Dat is de School Reserve Officieren Verbindingsdienst, daar kun je vaandrig worden” en hij voegde er korzelig aan toe: “En ruk nu maar weer in, Rijksen”. Ik was perplex. In plaats van onder uit de zak te krijgen, werd mij aangekondigd dat ik vaandrig zou worden. Terwijl ik zei: “Jawel vaandrig, uitstekend vaandrig”, sprong ik in de houding, salueerde, maakte rechtsomkeert en weg was ik. En onderwijl dacht ik: “Ik? Vaandrig? Zo hoog? Hoe kan dat nou?“. Zo kwam ik midden januari 1963 terecht op de SROV in Ede. Hier werd ik opgeleid tot vaandrig voor een BK Telexpeloton. Daarnaast kreeg ik een vaktechnische opleiding tot Vercijferaar. Vercijferaars werkten met streng geheime codeboeken en werden door de toenmalige BVD gescreend op het hoogste veiligheidsniveau dat de NATO kende: NATO Cosmic Top Secret. Na die opleiding mocht ik me rond augustus 1963 als beginnende vaandrig melden bij de bataljonscommandant van het 11Verbindingsbataljon, de legendarische overste van Tiel. Daar kreeg ik te horen, dat de PC van het Lijnpeloton het niet had gered en was overgeplaatst naar het sergeantenkerkhof in Legerplaats de Wittenberg. Ik kreeg het Lijnpeloton van de C-Compagnie toegewezen. Dat was een hele verandering. In plaats van een duf kantoorbaantje kreeg ik een peloton met alle mogelijke aparte figuren. Ik zei in die tijd: “Die mannen willen altijd in bomen klimmen en als die er niet zijn, klimmen ze in elkaar”. Ik had een hele leuke tijd met het Lijnpeloton. Na een paar maanden bij het Lijnpeloton kwam mijn opvolger vaandrig Wil Adriaans en ging ik alsnog naar het BK Telexpeloton. Wat een overgang! Als er iets moest gebeuren bij het Lijnpeloton en het ging niet goed of te langzaam naar mijn zin, kreeg ik met een aantal godvers de zaak snel in beweging.
3
Ca. 1962. Sportdag 11Vbdbat. Met toespraak door overste van Tiel. Klepverhaal nr ?
Ca. 1961-1962. Overste van Tiel neemt supertrots een bokaal in ontvangst. Foto's: Bert Ernste.
4
Dat deed ik ook een keer bij het BK Telexpeloton. Prompt kwam een BK klerk naar mij toe en zei: “Vaandrig, mag ik U wijzen op artikel 1a van de Wet op de Krijgstucht: daar de godsdienst de ware bron van alle heldendom is, is vloeken niet toegestaan (of woorden van gelijke strekking). Artikel 1a verbiedt het vloeken en als U het nog een keer doet, ga ik naar de Compagnies Commandant (CC)”. Dat was toen kapitein Tummers, oftewel ome Herman. Als die een douw gaf wist iedereen in de compagnie dat je het verdiend had. Na Tummers kwam kapitein Luchsinger. En toen die begin 1965 op een cursus moest, kwam heel even 1lnt Brinkman, vervolgens 1lnt Duivelshof tot 1lnt de Vries het in augustus 1965 overnam. Luchsinger was nog niet zo lang CC, toen de C-Cie in 1964 naar la Courtine ging. Mijn opvolger, de vaandrig Moeys, was er al. Dus dat was voor mij een gouden tijd. De pelotonssergeant van het BK Telexpeloton was sergeant Fred Koster, een routinier waar je wel wat aan kon overlaten. Ik moest in La Courtine vaak passagieren met de mannen die in het weekend dienst hadden gehad. Bij de terugkeer van het detachement naar Nederland werd ik de officier-opsluiter. Mijn chauffeur en ik waren de allerlaatste militairen die La Courtine verlieten. Op verschillende trajecten was de Koninklijke Marechaussee (KMar) al bezig geweest de bewegwijzering weg te halen. Dus verliep die terugweg buitengewoon avontuurlijk. Kogelflesjes Zoals gezegd, onze toenmalige Bataljonscommandant was overste W.A. van Tiel. Die bij ons bekend was als overste Flip van Tiel. Het was een heel aparte man: streng doch rechtvaardig. De overste wilde hogerop en als je als commandant goed wilde scoren, dan moet natuurlijk alles uitstekend zijn. Zo moest ook het aantal ongelukken binnen de perken blijven. Ik weet nog, dat op een dag het hele bataljon zich met grote spoed in de filmzaal moest verzamelen. De overste zou de mannen toespreken. Er was een ongeluk gebeurd met een van onze trucks. Een DAF YA314 was de Cattepoelseweg richting Arnhem afgereden. Het laatste stuk, ter hoogte Willem Antonie van Tiel van Sonsbeek, is vrij steil. De chauffeur van die DAF kon plotseling zijn rempedaal niet meer indrukken, reed achter op een personenwagen en schoof deze personenauto ongeveer door tot het Musis Sacrum in het centrum van Arnhem. De oorzaak van dat ongeval was de reden dat de overste met een donderspeech de mannen van het bataljon de oren ging wassen. De chauffeur van de DAF had namelijk een flesje Cola meegenomen en dit achter zijn stoel gezet. Het flesje was onder het rijden omgevallen, door de cabine gaan rollen en onder het rempedaal van de DAF terecht gekomen. Waardoor de chauffeur het pedaal niet meer had kunnen indrukken. In de filmzaal sprak de overste de verzamelde mannen toe. Eerst vertelde hij uitgebreid over het ongeval en de oorzaak ervan. Vervolgens verbood hij met onmiddellijke ingang de aanwezigheid van flesjes (hij noemde dat kogelflesjes) en blikjes in de bestuurderscabines. Overtreders konden op strenge straffen rekenen. Om de schrik erin te houden, kwam hij regelmatig op het Mob controleren of de chauffeurs geen "kogelflesjes" in de cabines hadden. Diegene die hij op een overtreding betrapte, hoefde niet op clementie te rekenen. Die werd direct in streng arrest gezet. En elke nieuwe lichting die daarna bij het bataljon arriveerde, werd door hem op dezelfde donderspeech vergast. Het bijzondere is, dat ik tot op de dag vandaag nog steeds aan dat kogelflesjesverbod moet denken en er ook naar handel. Als we met de auto gaan rijden en iemand in de auto heeft een flesje limonade meegenomen, wil ik altijd precies weten waar dat flesje is.
5
1964. Een vaandrig in nieuw model uniform maakt kennis met een oude stomp vaandrig. Overste van Tiel regisseert.
Ca. 1962. Vlaggenparade op de exercitieplaats van de OK. In het midden overste van Tiel. Met rechts naast hem de Bevelhebber Landstrijdkrachten(BLS) luitenant-generaal Frans van der Veen? En uiterste rechts de SI van 11Vbdbat kapitein Brongers. Foto's: Bert Ernste.
6
Winnaar Ons bataljon was gelegerd op de Oranje-Kazerne, maar ons werkelijke werkterrein was meestal het Mobilisatiecomplex “Duivelsberg”. Dat wij kortweg het Mob noemden. Dat Mob lag aan de achterkant van de Oranje-Kazerne (OK) aan de Clemens van Maasdijklaan. De compagnieën werden dagelijks, vaak zelfs twee keer per dag, afgemarcheerd naar en van het Mob. Meestal liepen we dan via de achteruitgang van de OK. Maar ook heel vaak werd een veel kortere route genomen. Die route liep aan de achterkant langs het Officiershotel. Hoewel de meesten dat niet eens wisten, kwam je dan ook langs de suite van de Divisiecommandant. In die tijd was dat de generaal-majoor Palm. Generaal Palm was een gevreesd figuur. Hij at nooit in de officiersmess, maar liet zich altijd op zijn kamer bedienen. Op een dag kreeg overste van Tiel een uitnodiging om in de suite van de generaal te komen ontbijten. De overste voelde nattigheid en vermoedde dat het iets te maken zou kunnen hebben met eventueel onkrijgstuchtelijk gedrag tijdens het afmarcheren van onze verschillende compagnieën naar het Mob. Er ging een mondelinge order uit dat op die dag ‘s morgens niemand langs het Officiershotel mocht worden afgemarcheerd. Ook was het verboden dat iemand die route in zijn eentje zou nemen. Kortom: die weg was die dag voor iedereen van de Verbindingsdienst verboden terrein. Iedereen moest via de lange weg: achterpoort OK en de Clement van Maasdijklaan naar het Mob. En elke overtreder kon er op rekenen dat zijn handelen aan de krijgstucht zou worden getoetst. Redelijk op zijn gemak ging de overste van Tiel bij de generaal Palm ontbijten. En hoewel de generaal de weg nauwlettend in de gaten hield kwam er, tot teleurstelling van de generaal en de opluchting van de overste, niemand voorbij. Maar plotseling kwam daar in de verte dan toch een soldaat argeloos aangeslenterd. Geen pet op, handen in de zakken en sloffend met zijn schoenen. Bij de overste zakte de moed in de schoenen, maar de generaal veerde op. Eindelijk had hij beet. Het raam vloog open. En in zijn bekende stijl bulderde hij naar de soldaat: “He daar! Wat is je naam? Haal je handen uit de zakken en zet je baret op!”. De soldaat schrok zich een ongeluk, noemde zijn naam en zette zijn baret op. Bleek het een kanonnier van de Gele Rijders te zijn! Die hele morgen hebben de generaal en de overste geen Verbindelaar gezien. Het was een morele overwinning van de overste van Tiel. Brokkenpiloten Als je als chauffeur bij een ongeval was betrokken, moest je een VOR (Verkeers Ongevallen Rapport) invullen. Bleek het ongeval jou schuld te zijn, dan had je voor je het wist 14 dagen streng arrest, inhouding van soldij en 14 dagen nadienen aan je broek plakken. Spreker in het openbaar De overste hield vaak toespraken, hij noemde dat “klepverhalen“. Vermoedelijk had hij een serie van die verhalen standaard op voorraad. Want na een dergelijke toespraak heb ik hem eens tegen de plaatsvervangende bataljonscommandant horen zeggen “dat was klepverhaal nummer vijf”. Als hij toespraken hield, had hij altijd zijn pet op het spreekgestoelte liggen met de open kant naar boven. Het gerucht ging dat hij altijd een spiekbriefje in zijn pet verstopt hield. Flip, maar niet voor iedereen Een vaandrig had zijn trouwkaartje of verlovingskaartje naar de bataljonscommandant gestuurd en gericht aan de Hoogedel Zeer Gestrenge Heer de Luitenant Kolonel F. van Tiel. Hij werd bij de overste geroepen en verwachtte een felicitatie. In plaats daarvan kreeg hij onder uit de zak. “Ik ben de luitenant kolonel W.A. van Tiel en alleen voor een beperkt aantal goede vrienden ben ik Flip“. De vaandrig ging met zijn staart tussen de benen het bureau uit. Ik hoorde later dat toen de vaandrig weg was, er een luid gelach uit de kamer van de overste opsteeg.
7
Overste Duque en plv. bc. majoor Baden op inspectietoer. Foto: Gerrit Nieuwenhuis.
8
Mannen van het P&W peloton in actie. Op de voorgrond staat een Wep 1tonner. Met daar achter een z.g.set-lorry zoals die bij het P&W peloton in gebruik was. De Wep en de set-lorry staan haaks op elkaar. De shelters waren geplaatst op GMC’s uit de Tweede Wereldoorlog. Bij de invoering van de DAF YA314 en 324 zijn deze shelters, die eveneens uit WO II stamden, als laatsten ook op een DAF geplaatst. Een herstelploeg bestond uit een onderofficier elektronisch monteur, een chauffeur aggregaat bedienaar en drie radiomonteurs. Waarvan één tevens chauffeur. Ze hadden een set-lorry en een 1-tonner ter beschikking. Ook in La Courtine was een set-lorry van P&W aanwezig. Die, zoals gebruikelijk, enige dagen later aan kwam dan de colonne. De GMC liet het namelijk onderweg regelmatig afweten. Je ziet een vrij grote bankschroef voor het zwaardere werk. Dat was nog in de tijd dat de Verbindingsdienst t/m 3 e echelon zelf de eigen aggregaten moest onderhouden. Dat onderhoud werd gedaan door het P&W. De mannen op de foto zijn vermoedelijk 3 e echelons radiomonteurs. Ik meen in de meest linkse persoon op de foto de sergeant Elektronisch monteur Wiering te ontdekken (strak in het tenue liepen de monteurs nooit). De aggregaten waren in onze tijd al voor onderhoud over gegaan naar de TD. Foto: Joop Bronkhorst.
Paradehaan Ik werkte bij het Park & Werkplaats (P&W) peloton. Dat zat op de Boxengarage net voorbij de schietbaan op de Koningsweg. Het P&W peloton deed de bevoorrading en het 3e echelons herstel van de Verbindingsdienstapparatuur van de 1e Divisie. We waren een onderdeel van de Stafcompagnie. Ik kwam dus niet vaak op de kazerne. Daardoor was ik een luitenant van de Verbindingsdienst die bijna niemand kende. Beëdigingen van vaandrigs en kornetten, Koninginnedag, commando overdrachten; om de haverklap waren er plechtigheden op de appelplaats. Je moest dan heel lang staan en daar had ik een broertje dood aan. Ik had ook altijd stalpoten na zo’n happening. Op een dag werd ik benaderd of ik niet adjudant van de paradecommandant (meestal was dat onze overste) wilde zijn. Dat leek me wel wat en dus werd ik parade adjudant. Ik dacht “laat ik dat nu eens super model doen. Dat is ook leuk voor de mannen die aangetreden staan. Hebben ze in ieder geval een exercitie demonstratie als afleiding“. De adjudant van de paradecommandant moest altijd twee pas links achter hem aanlopen. En als deze rechtsomkeert maakte, moest de adjudant exercitiegewijs in hoog tempo om de overste heen lopen om weer twee pas links achter hem te komen. Daarnaast moest ik de volgorde van de handelingen goed uit mijn hoofd kennen om in noodgevallen de overste te kunnen souffleren. Ik heb dat in de laatste jaren dat de overste van Tiel bataljonscommandant was en de hele periode van de overste Duque gedaan. Beide oversten waren altijd heel tevreden over mijn optreden en mijn souffleren. Ook ik was er heel gelukkig mee, want ik hoefde niet te staan. En ik was na de overste de eerste die de ceremonie mocht verlaten. Zoals gezegd, kwam ik dus niet vaak op de kazerne, bijna niemand kende mij. Ik was die luitenant waarvan iedereen zich afvroeg: “Wie is toch die luit die als een haan om de paradecommandant heen dribbelt?”. Ziekenfondssanering Ook het tandartsbezoek werd door overste van Tiel aangemoedigd met de slogan: ”Saneren verhoogt de paraatheid”. In je medisch geheim werd vastgelegd wanneer je naar de tandarts moest. En daar werd strikt de hand aan gehouden. Velen gingen naar de “smoelensmid” om daar al hun tanden achter te laten. De behandelingen waren conform het ziekenfonds uit die dagen. Was je van te voren al gesaneerd geweest, dan waren alle behandelingen gratis. Maar werd je in het leger gesaneerd, dan moest je het plomberen zelf betalen en dat was niet eenvoudig met 1 gulden soldij per dag. “Trekken maar”, was dan een ook veel gehoorde zin bij de tandarts. Indruk Later toen ik in Den Haag werd geplaatst, was hij inmiddels kolonel en Hoofd KTTB (Krijgsmacht Telefoon en Telegraaf Bureau). Dit was zijn eindfunctie. Toen ik me daar bij hem kwam melden, riep hij uit “Ha, iemand uit de oude doos”. Midden jaren 70 heb ik hem nog weer eens ontmoet op het fort Kudelstaart (net onder Aalsmeer). Wij hadden een zeilboot, die in de haven van fort Kudelstaart lag afgemeerd. De overste, inmiddels dus kolonel, had een motorjacht en die bleek heel toevallig een paar plaatsen verder te liggen. Zijn jacht heette “Pronto 25/50”. Pronto was bij oefeningen de schuilnaam van de Verbindingsofficier. Wat 25/50 betekende heeft hij mij nooit willen vertellen. Dat was zijn geheim. Ik herinner mij dat ondanks zijn strengheid hij een goedlachse en spontaan mens was. Het is toch heel bijzonder hoe de overste een indruk heeft achtergelaten op iedereen die met hem in aanraking kwam. (NB: Van Bert Ernste, een neef van de overste, kreeg ik een mailtje met een mogelijke verklaring van die toevoeging 25/50 in de naam van dat jacht: "Ik meen mij te herinner (ben niet zeker) dat 25/50 sloeg op 25 jaar getrouwd zijn en 50 jaar worden van mijn oom of zijn vrouw".)
9
17 december 1964. Bruidsfoto van Anne-Marie en mij. KVV-ers hadden geen gala uniformen, dus leende ik dit van kapitein Schulte. Om het geschikt te maken als mijn trouwkostuum moest ik van beide schouders twee sterren halen. Waarna de gaatjes zorgvuldig moesten worden gecamoufleerd. Voor een geoefend militair was dat natuurlijk geen enkel probleem. Foto: Rob van Kordelaar.
10
Iets voor mij Het militaire leven beviel mij uitstekend. Ik besloot bij te tekenen als KVV’er. Daarna ging ik, net als Peter Moeys, over in beroepsdienst. Ik werd bevorderd tot Tweede Luitenant en werd de Commandant Elektronische Werkplaats van het Park & Werkplaatspeloton (P&W). Dat peloton had zijn thuisbasis op de Boxengarage net voorbij de schietbaan op de Koningsweg. Het P&W peloton verzorgde het 3e echelons herstel en de bevoorrading van de Verbindingsdienst-apparatuur van de 1e Divisie. We waren een onderdeel van de Stafcompagnie, met kapitein Schulte als baas. In deze tijd, op 17 december 1964, trouwde ik met Anne-Marie. NATO De opvolger van overste van Tiel was majoor, later overste, Isaäc Duque. Van majoor/overste Duque kan ik me herinneren dat, toen hij voor het eerst de kazerne op reed, hij een vreemd nummerbord had. Zwart met witte letters en de laatste letter was een N. Hij kwam van een NATO functie in het buitenland. Je kunt dan belastingvrij spullen kopen, o.a. auto’s. Die kregen dan een NATO nummer. In 1963 reden alleen hogere officieren in een auto. Kapitein Luchsinger was een uitzondering, die had een Renault 4. Regen gladstrijken Het was verboden om auto’s tussen de legeringsgebouwen te parkeren. Het volgende verhaal deed de ronde (ik heb het zelf niet gezien): kapitein Luchsinger had een nieuwe Renault 4. Zo eentje die nog de scharnieren van de deur aan de buitenkant had. Hij had zijn auto tussen de gebouwen neergezet om als trotse eigenaar naar het autootje te kunnen kijken. Het regende en vele waterdruppels trokken hun sporen op de ruit van het kantoor waar hij zat. Onder het werken keek hij weer eens trots naar zijn autootje en dacht “wat vertekenen die regendruppels het zicht toch”. Door het beregende en beslagen raam zag hij een geribbelde motorkap. Dus even beter kijken en het condens van het raam vegen. Zo gezegd zo gedaan. Maar de ribbels gingen er niet vanaf: er had een drietonner achteruit tegen het Renaultje gezeten. Genie nog zo dom niet In die tijd waren er geen parkeerplaatsen op de kazerne, alleen een paar parkeervakken tegenover het wachtgebouw. Die parkeerplaatsen waren gereserveerd voor o.a. overste van Tiel en nog een paar kolonels en oversten. Op een gegeven moment begonnen ze links (als je de kazerne opreed) de grote parkeerplaats aan te leggen. Ik verbaasde me er over dat die zo groot was. Maar een dik jaar later was die al vol. In het begin van de 60-er jaren brak de massa motorisatie aan en bleek de planning van de Genie correct te zijn. Onvergetelijk kenteken De auto van luitenant-kolonel Duque was een witte Taunus 17M in een luxe uitvoering. Na zijn plaatsing bij het 11Vbdbat moest de overste de auto invoeren. De wagen raakte het NATO kenteken kwijt en kreeg een Nederlands kenteken. De overste hield er van om op onverwachte momenten op bezoek te komen (lees: controleren). Op de Boxengarage hadden we één sergeant die moeite had uit bed te komen en vaak wat na 08.00 uur binnen kwam. Op een dag komt hij de overste tegen die al op het complex was en de ochtenddienst controleerde. In het vervolg moest de sergeant dus uitkijken. Als hij de auto zag staan dook hij de heide in en bleef kijken tot hij de auto van de overste zag wegrijden. Even later was de sergeant dan op zijn plek. Het was derhalve zaak het autonummer van de overste te kennen. Tot op de dag van vandaag weet ik dat nummer nog: JM-77-15.
11
September 1978. De Egyptische president Anwar el-Sadat, de Amerikaanse president Jimmy Carter en de Israëlische premier Menachem Begin ontmoeten elkaar bij het begin van de besprekingen in Camp David.
17 september 1978. Het is gelukt. Er is een akkoord tussen Egypte en Israël. Foto's: Wikipedia.
12
Ruige jongens Na mijn periode bij het 11Vbdbat werd ik overgeplaatst naar het Korps Mobiele Colonnes (KMC) in Crailo bij Bussum. Het KMC was een verlengstuk van de Bescherming Bevolking (BB), maar dan gevuld met herhalers. Ik was daar verbindingsofficier en moest vier keer per jaar gedurende vier weken een peloton verbindingspersoneel van alle wapens en dienstvakken, zowel van de Landmacht, Luchtmacht als de Marine, omscholen op de apparatuur van de BB. Na een plaatsing in Den Haag kwam ik terecht bij de 43 Pantser infanterie brigade (43Painfbrig) op de Johannes Postkazerne in Steenwijkerwold/Havelte. Trots Ik zat dan wel bij de Infanterie, maar ben altijd Verbindelaar gebleven. De Verbindingsdienst was altijd een Wapen dat zich superieur voelde aan de anderen. Keurig in verwarmde voertuigen, drie ploegen diensten, lekker slapen in tenten met kachels, niet om de haverklap met de vijand op de hielen bij nacht en ontij verplaatsen en op tijd je natje en je droogje krijgen in de daarvoor bestemde tenten. Een Verbindelaar die overgeplaatst wordt naar de Infanterie, pfoei, die heeft het moeilijk. Hij moet dan werken met echte houwdegens, ruige mannen en dat is niet des Verbindingsdienst. Nee, ik ben altijd Verbindingsdienstman in hart en nieren geweest en dat ook altijd gebleven. En eerlijk gezegd, ik ben er altijd best wel een beetje op trots geweest dat ik een Verbindingsman was. Ik was bij de Infanteristen een soort van “gastarbeider”. Maar zij stelden mijn aanwezigheid zo op prijs, dat zij mij voordroegen voor Ridder in de Orde van Oranje-Nassau. Dat heb ik altijd zeer gewaardeerd en ik was er dan ook heel trots op dat het juist de Infanteristen waren die mij hadden voorgedragen. Camp David In het Midden Oosten zijn er al jaren grote spanningen tussen Israël en de Arabische landen. Regelmatig zijn er gevechten aan de grenzen van die landen en die regio is dan ook al jaren een bron van zorg voor de wereldvrede. In 1978 lukte het de Amerikaanse president Jimmy Carter om de strijdende partijen Egypte en Israël voor onderhandelingen aan tafel te krijgen. Uiteindelijk kwam men tot ‘n uit drie delen bestaand Akkoord. De ondertekening van die overeenkomst vond plaats op 17 september 1978 door de Egyptische president Anwar el-Sadat en de Israëlische premier Menachem Begin in Camp David, het buitenverblijf van de Amerikaanse president. De overeenkomst staat dan ook bekend als de Camp David Akkoorden van 1978. Als resultaat daarvan werd op 26 maart 1979 het Vredesakkoord tussen Egypte en Israël getekend. De bedoeling was dat een VN vredesmacht de uitvoering van de Vredesakkoorden zou controleren. Die vredesmacht kwam evenwel niet van de grond omdat de Sovjet-Unie niet echt meewerkte aan de uitvoering van de Camp David Akkoorden. Vorming van de MFO Goede raad was duur en men besloot toen een vredesmacht op te richten die los stond van de Verenigde Naties. Die vredesmacht kreeg de naam: Multinational Force and Observers (MFO). 12 nationaliteiten, waaronder Nederland, besloten mee te doen aan de MFO. Die landen waren: Australië: Liaison (Bemiddelingsofficieren) en helikopters. Canada: Helikopters en lichte vliegtuigen (twee Twin-Otter 18 persoonsbovendekker vliegtuigen). Colombia: ‘n Infanteriebataljon. Frankrijk: Fix Wing (Transall troepentransportvliegtuig). Fiji: ’n Infanteriebataljon. Italië: Kustpatrouille eenheid (Coastal Patrol Unit) (patrouilleboten in de straat van Tiraan). 13
Op deze kaart kun je zien hoe de MFO geografisch was ingedeeld. North Camp: El Gorah: Staf, Fiji en Colombia bataljon, VS Logistiek bataljon, helikopters en Fixed Wing, Nederlands contingent (Verbindingsdienst en KMar) en burger contractors voor alle huishoudelijke en onderhoudstaken aan niet militaire apparatuur. Daarnaast de Observer Unit. South Camp: VS bataljon met eigen helicopters, Coastal patrol Unit (Italianen), Nederlands verbindingspeloton. Rome: De Director General voor de politieke verbindingen met Israel, Egypte en de VS als “Hoofdsponsor”. Van Noord naar Zuid langs de Oostgrens van Zone C: Fiji, Colombia en VS bataljon In zone C mogen alleen Egyptische politietroepen worden gelegerd, met handvuurwapens. In de zones A en B alleen de afgesproken aantallen materieel en troepen.
14
Nederland: Verbindingseenheid (Signal Unit) en Militaire Politie. Nieuw Zeeland: Opleidingen. Noorwegen: Stafofficieren. Uruguay: Genie (voornamelijk onderhoud wegen) en transport unit voor de Force. Verenigd Koninkrijk: Stafofficieren en administratief ondersteunend personeel. Verenigde Staten: een Infanteriebataljon, een Logistiekbataljon en stafofficieren. Observer Unit Naast deze troepen werd er ook een, uit burgerpersoneel bestaande, Observer Unit gevormd. Dit burgerpersoneel was hoofdzakelijk afkomstig van de diplomatieke dienst van de Verenigde Staten. Deze Observers hadden tot taak op onverwachte momenten een helikopter te pakken en met een Liaison (Verbindingsofficier) van Egypte of Israël de tanks, kanonnen, geweren, manschappen etc. te tellen. En daarmee te controleren of de door hen getelde aantallen niet boven de afgesproken maximum aantallen uit de Camp David Akkoorden uitkwamen. Peacekeeping missie De Nederlandse regering bestempelde de missie tot een Peacekeeping missie en deze diende een afspiegeling te zijn van de Nederlandse samenleving. Het Contingent bestond uit beroeps- en dienstplichtig personeel afkomstig van de Landmacht, Luchtmacht en de Marine. Er zaten zelfs een paar mensen bij die afkomstig waren van de Nationale Reserve. Alle uitzendingen vonden plaats op basis van vrijwilligheid. Leiding Op het moment dat die vrede tussen Israël en Egypte werd gesloten, was ik geplaatst bij de 43Painfbrig in Havelte. Ik was inmiddels bevorderd tot kapitein en werd aangewezen om leiding te geven aan het Zuidkamp peloton van het Nederlandse Verbindingsdetachement bij de MFO. Met je commandant op 300 kilometer, die altijd moest bellen voor een lift van het vliegveld naar het kamp, is het relaxt leiding geven. Op 7 maart 1982 vertrok ik met nog 25 andere kwartiermakers naar de Sinaï om daar de voorbereidingen te treffen voor de aankomst van de rest van het Nederlands detachement. Ik kwam terecht in het Zuidkamp dat net door de Amerikanen werd opgezet. Ik was de eerste kwartiermaker die daar arriveerde. Het gebied was nog volledig door Israël bezet. Zij waren net begonnen met het afbreken of opblazen van de door hen opgebouwde huizen en voorzieningen. De vastberadenheid waarmee zij dat deden en die enorme vernietiging van bezittingen, maakte op mij een diepe indruk. Lekker Alles in het Zuidkamp was nog in aanbouw en ik heb een aantal dagen in het enige overgebleven hotel gelogeerd. De eerste twee weken met de rest van de kwartiermakers van mijn peloton, was de keuken nog niet klaar en aten we mee met de contractors van het Facility and Support team van het Corps of Engineers van het Ministerie van Defensie van de Verenigde Staten. Het eten bij die jongens was fantastisch. Die hadden soms zelfs kreeft op het menu staan. Enige weken na mijn aankomst kwam ook de rest van het detachement. Dat bestond aanvankelijk uit 84 man Verbindingsdienst en 21 man Koninklijke Marechaussee. Mijn mannen zaten op het Zuidkamp tussen een grote hoeveelheid Amerikanen. We werkten in een kleine hechte club. Als ik hun werk moest controleren, geneerde ik me stilletjes. Die controles waren gewoon overbodig. De mannen waren erg gemotiveerd en hadden een enorme inzet. Dat bleek ook wel op de dag dat we weer naar Nederland vertrokken. De commandant van het Amerikaanse Bataljon hield een toespraak, waarin hij de inzet en de grote betrokkenheid van de Nederlandse dienstplichtigen roemde. En daar was ik heel trots op.
15
Eerste appel van de kwartiermakers in de Sinaï. Personeel van alle krijgsmachtdelen zoals je kunt zien aan de diverse uniformen. 2e van links: luitenant, nu brigade generaal, ir. Herman Oude Lohuis. De lange sergeant in het midden op de voorste rij is mijn pelotonssergeant Visser. Hij was een Marine man. De kapitein vooraan ben ik.
16
Locatie en Verbindingen Het VS bataljon lag in het Zuidkamp bij Sharm el Sheikh. Noord van het VS bataljon lag het Columbia bataljon en Noord daarvan het Fiji bataljon. Het Fiji en Columbia bataljon waren gelegerd in het Noordkamp. In de woestijn bevonden zich die delen van de Compagnieën die dienst hadden. Twee Compagnieën in de woestijn en één in het kamp voor training en verlof. Voor de verbindingen had de Force de beschikking over een straalzendersysteem van ruim 300 kilometer lengte. Het liep van het Noorden van de Sinaï tot het zuidelijkste punt bij Ras Mouhamed. Dit systeem verbond de Staf in het Noorden met de zuidelijkste eenheid, de Coastal Patrol Unit, in de oude Israëlische marine haven in Sharm el Sheikh. De Compagnieshoofdkwartieren waren aangesloten op het straalzender systeem. De communicatie geschiedde door middel van in het straalzendersysteem ondergebrachte telefoonkanalen. Van het Noordkamp naar het Zuidkamp in Sharm el Sheikh was als back-up een 1000 Watt EZB verbinding geïnstalleerd, met speciaal gerichte draadantennes aan vaste masten. Binnen de Compagnieën werd gebruik gemaakt van FM radio’s. Alle verbindingen, ook de telexverbindingen, waren open verbindingen. Geen enkele verbinding was voorzien van crypto vercijferapparatuur. De filosofie hiervan was dat je als Peacekeeper geen geheimen hebt. En met die open verbindingen wekten we het vertrouwen dat geen van de deelnemende landen plannen had, die niet strookten met de opdracht die de MFO had. Tussen Noord en Zuid werd het berichtenverkeer afgewerkt door 100 baud*) telex apparatuur. De overige eenheden die waren aangesloten op dit net maakten gebruik van telefoonkanalen over het EZB verbindingssysteem. Het VS bataljon werd bediend vanuit het Zuidkamp, de rest van de zone vanuit het Noordkamp. De Compagnieshoofdkwartieren in de woestijn werden Sector Control Centers (SCC) genoemd. In het vak van de diverse Compagnieën bevonden zich Observation Posts (OP’s) en Tijdelijke OP’s (Temp OP’s). De Nederlandse Verbindelaars zaten op de SCC’s. Meestal twee weken op het SCC en twee weken op het Noord- of het Zuidkamp. Alle externe verbindingen van het Zuiden liepen via het Noordkamp. In het Noordkamp verzorgde het detachement, naast de interne verbindingen, ook de verbindingen met Tel Aviv, Cairo en Rome. In Rome zat het hoofdkwartier van de MFO. In grote lijnen was dit de opzet van de MFO Force en Observer Units. Werk en ontspanning De legering op de SCC’s was een stuk minder comfortabel dan op de vaste kampen. De taal was soms een probleem. Het cultuurverschil was soms groot, maar heeft in mijn periodes nooit tot grote problemen geleid. Op beide kampen waren alle zaken voor een goede recreatie en sport aanwezig. Elk contingent had zijn eigen bar en recreatie ruimte. Vanuit het Noordkamp was er elke morgen een busdienst naar Tel-Aviv voor de mannen die geen dienst hadden. Zij konden ontspannen in die kustplaats en keerden ’s avond weer met die busdienst terug naar het Kamp. In het Zuiden lag dat heel anders. Er was geen stad in de buurt, maar wel een prachtig strand en één van de mooiste duikgebieden van de wereld. Toen ik PC Zuid was, hebben er heel wat mannen hun officiële duikcertificaat gehaald. Het VS Bataljon had zelfs zijn eigen militaire duikinstructeurs uit de VS meegenomen.
17
Sectie Verbindingsdienst van de Force. De man in camouflage uniform is een Amerikaanse majoor die ingedeeld was bij de Sectie. Uiterste rechts sta ik zelf.
18
Sinterklaas op bezoek in de Sinaï. Ook hier sta ik uiterst rechts.
De inwendige mens Het eten was echt Amerikaans. Vooral het ontbijt was zeer overvloedig met omeletten, worstjes en allerlei vette zaken. Een ijsje toe hoorde er ook bij. Het leven op de beide Kampen was goed. In de woestijn was het wel primitiever. Water was een schaars artikel. Alles moest per tankauto worden aangevoerd, dus lekker uitgebreid douchen was er dus niet bij. Het eten uit de Colombiaanse en Fiji keuken smaakte wel even anders dan moeders piepers met een bal gehakt. Opmerkelijk en onbekend Voor onze Verbindelaren bestond het werk hoofdzakelijk uit veel routine werk. Echt rare dingen deden zich er in de beginperiode nauwelijks voor. Ook toen ik voor de tweede keer in 86/87 als Signal Officer bij de MFO was geplaatst, hebben er zich nooit moeilijkheden voorgedaan tussen de diverse nationaliteiten Het wonderlijke aan onze hele inzet was dat bijna niemand wist dat er Nederlandse troepen in de Sinaï gelegerd waren. Het werd wel het “Vergeten Leger” genoemd. Daar was een duidelijke reden voor. Hoe bekender je bent, hoe aantrekkelijker je wordt voor terroristische elementen die hun boodschap wereldwijd bekend willen maken. Kerst bij 40 graden Er mocht ook maar één keer per jaar een door het Ministerie goedgekeurde journalist op bezoek komen. Dat werd dus “de Telegraaf”. De reporter kwam, laten we zeggen in augustus. Die vond dat er zo omstreeks de Kerst wel iets over onze jongens in den vreemde in de krant mocht. Dus werd de mooiste vrouwelijke militair met een kerstbal in haar hand op een trapje bij een conifeer gezet. Daar werd een foto van gemaakt. Omstreeks de Kerst verscheen deze foto in “de Telegraaf” met als onderschrift “onze militairen in de Sinaï vieren kerstfeest”. Public Relations Natuurlijk vroegen de journalisten ook of er inbreuken waren geconstateerd op de Akkoorden. Het standaard antwoord was dan “Ja, maar over de hoeveelheid en de soort doen we geen uitspraak”. Ook daar was een reden voor. Natuurlijk waren er incidenten. Zoals bijvoorbeeld een Israëlisch vliegtuig, dat onder in de punt van Israël uit de bocht vloog en zich boven Egyptisch grondgebied bevond. Maar door de incidenten niet bekend te maken, voorkwamen we koppen in de krant. Met alle gevolgen van dien. Schuldvraag duidelijk Verder was er afgesproken dat de MFO bepaalde wie de schuld had van een incident. Deze rapportage werd op hetzelfde moment naar Cairo, Tel-Aviv en Rome gezonden. Vervolgens moest de beschuldigde partij binnen 48 uur zijn excuses aanbieden. Tijdens mijn verblijf in de Sinaï is dat ook altijd gebeurd. De Observer Unit heeft gedurende mijn verblijf ook nooit meer troepen en wapensystemen geteld dan afgesproken was. De aantallen lagen altijd ruim beneden de maximum aantallen. Dat was ook een heel belangrijk aspect. Zouden er steeds meer troepen en wapensystemen komen, dan kon via het hoofdkwartier in Rome de politiek worden gewaarschuwd dat er mogelijk iets aan de hand was. En kon op diplomatiek terrein getracht worden escalatie te voorkomen.
19
Vertrek van de eerste groep terug naar Nederland. De groep wordt toegesproken door de bataljonscommandant van het VS bataljon van de 81 Airborne Division kolonel Garrison. Hij sprak zijn respect uit voor de instelling van de dienstplichtige Nederlandse soldaat. 3e van rechts: sergeant Visser, 2e van rechts ben ik zelf.
Eerste medaille uitreiking door minister Hans van Mierlo. Dit gebeurde enige maanden nadat we weer thuis waren. De medailles waren namelijk nog niet klaar toen we weer terug kwamen. Een aantal, inmiddels afgezwaaide, dienstplichtigen was in burger aanwezig om hun medaille in ontvangst te nemen. In het midden is Marinesergeant Visser weer te zien. Rechts vooraan sta ik zelf.
20
En dan nu de verhalen en anekdotes De Heineken-expres Op de kampen waren PX shops, dat zijn Amerikaanse belastingvrije winkels. Daar kon je alles kopen, tot en met zwangerschapstesten aan toe. Hoewel er pas in een later stadium vrouwelijke militairen kwamen. Niemand wist hoe het zou aflopen met de overdracht van de gebieden aan Egypte. Vandaar dat niemand het aandurfde om vrouwen bij de eerste rotaties mee te sturen. Bij ons contingent was de administrateur de eerste vrouwelijke militair. Tijdens mijn eerste periode met het Amerikaanse bataljon, bleek dat wij veel liberaler waren dan de Amerikanen. Wij mochten bier en sterke drank drinken. De Amerikanen werden de eerste maanden volledig drooggelegd. De Nederlandse mannen vlogen van Noord naar Zuid per Transall. De Transall is een kleinere tweemotorige Hercules van Frans/Duits makelij. Ze namen altijd dozen Heineken voor ons mee uit. De Transall vloog ‘s morgens om 9.00 uur weg uit het Noordkamp en kwam om 18.00 uur daar weer terug. Een dagje strand bij ons in het Zuidkamp was een welkom uitje voor de “Noorderlingen”. En daardoor hadden wij geen gebrek aan drank bij ons peloton. Het gevolg van deze drankbevoorrading was, dat mijn mannen heel veel Amerikaanse vrienden hadden. Op een avond, de elektrische stroom was op rantsoen en er was dus geen airco, zaten wij lekker buiten met 45 graden een biertje te drinken. Komt er zo’n Amerikaanse kleerkast voorbij. Die zegt: ”Een biertje als ik mij drie keer op druk op mijn rechter hand en drie keer op mijn linker hand”. Dat wilden we wel eens zien. En verdraaid, hij deed het. Hij ging op de grond liggen en drukte zich drie keer met zijn rechterhand op. Toen hij dat ook nog met zijn linkerhand deed, kreeg hij een applaus en een biertje. Wat hij met dat harde werken wel verdiend had. Vloeitjes smokkel Omdat we Israël alleen voor dienst in mochten, hadden we vooral in het begin veel bezoek van die jongens uit het Noordkamp. De immuniteit was toen nog niet geregeld. Dat is dat je niet voor vergrijpen waarvoor een straf van, ik meen drie jaar stond, niet door de Israëlische of Egyptische politie kon worden gearresteerd. Maar moest worden overgedragen aan de Military Police Unit van de Force. Dat was dus onze Nederlandse Koninklijke Marechaussee (Kmar). Stel dat Israël of Egypte de Force wilden dwars zitten, dan was het mogelijk voor kul zaken MFO militairen te arresteren en gevangen te zetten om daarmee druk uit te oefenen. Verder was het probleem voor de VS Bataljons Commandant dat wij shag rookten en dat de shag en vloeitjes te koop waren in de PX. Shag wordt in de VS gerelateerd aan drugs. Alle shag en vloeitjes verbieden ging hem wat te ver. Dus verbood de BC de verkoop van vloeitjes. Gevolg was, dat naast drank er ook vloeitjes uit het Noordkamp werd aangevoerd. Later toen we wel Israël in mochten zakte het bezoek wat af en werd de bevoorrading van drank ook genormaliseerd. Landmijnen niet aanraken s.v.p. De Amerikanen zijn keihard tegen personeel dat zich niet aan de regels houdt. Een paar maanden na het begin van onze missie kwam er een Amerikaanse generaal van de Explosieven Opruimingsdienst op bezoek. Als aandenken kreeg hij een mooi opgepoetste onschadelijk gemaakte schoenendoosmijn met een koperen plaatje er op met de tekst “Ter herinnering aan uw bezoek aan de Sinaï”. Een schoenendoosmijn is een houten mijn uit de Eerste Wereldoorlog, bedoeld om voertuigen op te blazen als die er overheen rijden. Een jongere Amerikaanse kapitein zag dat en dacht “Zo eentje wil ik ook hebben en ik weet ze te liggen”. Hij stapte in een jeep en reed met zijn chauffeur naar de plek waar die mijnen lagen. Hij klom over het prikkeldraad met het bekende bordje “Mines“ en liep naar een mijn. Plotseling voelde hij iets onder zijn schoen: “OH SHIT ANTI-PERSONEELS MIJNEN LIGGEN HIER OOK!!”. 21
Op deze satelliet afbeelding is duidelijk te zien hoe veel dit op de Waddenzee lijkt, je kunt ook zien dat het zuidelijke gedeelte het hoogste deel is.
22
Een anti-personeelsmijn heeft drie voelers die omhoog steken. Deze worden ingedrukt als iemand er op gaat staan. De mijn ontploft als het gewicht, dat de drie voelers ingedrukt heeft, er weer van afgaat. Dus wat deed die kapitein? Hij schoof langzaam van de plek en hield met zijn hand de voelers ingedrukt. Hij ging plat op de grond liggen en trok zijn hand weg. Kennelijk had hij op de cursus “Mijnen en Strikken” geen 100 punten gehaald. Want in plaats van zijn hand snel zijwaarts weg te trekken, deed hij dat omhoog of veel te traag. De mijn ontplofte en nam zijn arm mee. Hij werd opgenomen in het hospitaaltje en afgevoerd naar Tel-Aviv. Vervolgens werd hem aangezegd dat hij op staande voet was ontslagen en verder maar moest zien hoe hij thuis kwam. De Sinaï, vooral het zuidelijk gedeelte ligt vol met mijnen van twee wereldoorlogen. In het Zuiden heb je heel moeilijk te beklimmen bergen zonder enige begroeiing. Gewoon puur kale rots. Het is heel droog. En als het daar regent, regent het meestal heel kort, maar zeer heftig. Het water komt met grote snelheid langs de bergen naar beneden en vult de wadi’s (dalen). En sleept alles wat er ligt mee naar beneden, ook de landmijnen. Uiteindelijk zullen alle mijnen op het strand terecht komen. Als het had geregend en er was een stuk van de weg weggeslagen, moesten we wachten tot de Explosieven Opruimingsdienst (EOD) het weggeslagen gedeelte had gecontroleerd op eventuele mijnen. Ze hadden ons geleerd, dat als je in de verte gerommel hoorde, je zo snel mogelijk een meter of vijf de berg op moest klimmen. En daar blijven wachten tot het water weer weg was. Waarna je je jeep en andere spullen moest gaan zoeken. Als je over de Sinaï vliegt en je kijkt naar beneden, dan lijkt het wel of je over de drooggevallen Waddenzee vliegt. Allemaal van die typische watergangen richting strand. Wegblijvers Op een dag vroeg een Amerikaanse kapitein waar één van mijn mannen was. Ik zei dat hij met verlof was naar Nederland. De reactie van die kapitein was: “Komen ze dan wel terug? Als onze soldaten op verlof naar huis gaan, blijven er een aantal weg. Ze komen gewoon niet meer opdagen“. De Amerikanen mochten wel passagieren in de Israëlische kustplaats Eilat. Maar altijd met vijf man onder leiding van een sergeant. Die sergeant was er persoonlijk verantwoordelijk voor, dat ze met z’n allen ook weer terug kwamen. Engelbewaarder Ik had daar wel een engeltje op mijn schouder. Samen met mijn Amerikaanse collega van het bataljon zouden we met een monteur naar een post vliegen waar het altijd gedoe was met de verbindingsapparatuur. Hij zou mij met zijn jeep ophalen. Zijn chauffeur was te laat en zo misten we de vlucht. De monteur, een burger contractor, haalde de vlucht wel. De helikopter moest ergens een tussenlanding maken en stortte bij de landing neer. Het ongeluk werd veroorzaakt doordat de soldaat op de grond aangaf in welke richting de wind heen ging, in plaats van waar de wind vandaan kwam. Daardoor kwam de wind onder de staart en werd het toestel onbestuurbaar. De piloten kwamen met de schrik vrij. Ze hadden lichte verwondingen: pijn aan hun knieën en enorme wallen onder hun ogen van de klap. De monteur heeft twee maanden met rugletsel in het hospitaal in Eilat gelegen. De rest van mijn eerste periode heb ik zonder problemen doorgebracht. De mogelijkheden om te reizen werden steeds beter. Het Egyptische bestuur begon ook een beetje te functioneren en de spanning of de vrede tussen Israël en Egypte stand zou houden nam duidelijk af. In september 1982 werden we afgelost en vertrokken we terug naar Nederland. De Amerikaanse commandant hield de al eerder gememoreerde toespraak. Ik keerde terug naar de 43Painfbrig in Havelte. Nadat we terug waren werd er door minister Hans van Mierlo van Buitenlandse Zaken een herinneringsmedaille aan de betrokken militairen uitgereikt.
23
Second Time Around Begin juli 1986 ging ik voor een tweede keer naar de MFO. Dit keer als Signal Advisor (Verbindingsofficier) op de staf van de Force in het Noordkamp. Het was eigenlijk precies hetzelfde werk als ik bij de 43Painfbrig in Havelte deed. Ik was inmiddels bevorderd tot majoor. De MFO was enorm veranderd. Alles was nu veel beter georganiseerd, maar er waren ook veel meer regeltjes. In de eerste periode waren we ingesteld om samen de dingen snel voor elkaar te krijgen. Daarna had de MFO een meer bureaucratisch karakter gekregen. Documenten in drievoud en overal de juiste stempels op, dat soort dingen. Ook zag ik als oud-P&W man, dat de apparatuur niet genoeg was onderhouden. En de onderofficieren waren blij dat ik, als echte Verbindelaar, hun zorgen daarover deelde. De relatie tussen Egypte en Israël was inmiddels in rustig vaarwater gekomen en de meeste mannen zagen hun uitzending vaak als een vakantie. Maar ook in die periode is uitstekend werk verricht en was de inzet van ons detachement meer dan zinvol. Ik kreeg een Amerikaanse majoor toegevoegd, die voor mij ging werken. Omdat ons verbindingsstelsel zowel aan het Egyptische als het Israëlische systeem was gekoppeld, moest ik vaak op dienstreis naar beide landen. Ik ging dan alleen of samen met die Amerikaanse majoor. Even voorstellen: Cairo Je krijgt dan een veel beter inzicht in het reilen en zeilen van de bevolking. Vooral Cairo is een interessante stad. Het stinkt er vreselijk, het is er ongelofelijk overbevolkt en het verkeer is er één grote chaos. Met mijn voorganger ging ik op het MFO kantoor in Cairo kennis maken met de Egyptische Liaison Officier voor de verbindingen. Op de terugweg zei mijn voorganger tegen de taxichauffeur dat hij een extra bakshish (fooi) zou krijgen als hij ons zo snel mogelijk naar het vliegveld zou brengen. Die taxirit werd een tocht om nooit te vergeten. Luid toeterend en zijn armen met veel gebaren uit het raam stekend, gingen we met een noodgang naar het vliegveld. De weg naar het vliegveld is een brede weg van twee maal drie rijstroken. Zonder uitvoegstroken voor links af. Als een auto linksaf moest, dan schoven alle andere auto’s naar rechts om meer ruimte te maken. De auto’s reden zowat met de deurknoppen tegen elkaar. En was die auto linksaf geslagen, dan ging die samengeperste rij auto’s weer wat ruimer rijden. En verkeersregels? Als het stoplicht op rood staat en er komt niemand aan, dan blijf je toch niet als een idioot staan? Dan rij je toch door! Parkeerwachter & Co In de bar van het Nederlands Contingent lag een stapel businesskaartjes van winkels in Cairo. Ging je naar Cairo, dan zocht je de kaartjes van de winkel waar je heen wilde van de stapel. Vervolgens gaf je die in Cairo aan de taxichauffeur en die zorgde dat je bij alle winkels kwam. Als je iets kocht in die winkels, dan kreeg de taxichauffeur ook wat geld van de winkelier. Wij, mijn vrouw, mijn zoon en ik, waren een keer met een wachtmeester van de KMar naar Cairo. Het was nog in de tijd dat er een zwarte markt voor dollars was. Onze taxichauffeur heette Muhammed. Hij zou ons voor 25 dollar in Cairo rond rijden. Wij vroegen hem of hij wist waar we dollars konden wisselen voor Egyptische ponden tegen een goede koers. Hij zei dat we ons geld aan hem moesten geven, dan zou hij het regelen. Hij stopte in een straat. Vervolgens zei hij: “Als de politie komt en naar mij vraagt, zeg dan dat ik even naar het toilet ben”. En weg was hij. Een kwartiertje later kwam hij terug, startte de taxi, haalde een heel pak ponden uit zijn sok en onder het rijden verdeelde hij de ponden onder ons. We hadden bedongen dat de 25 dollar inclusief parkeergeld en fooien zou zijn. Hij dacht een gratis parkeerplaats te weten. Maar in die straat was op dat moment markt. Voor een Egyptische taxichauffeur is dat op zich geen ramp: langzaam doorrijden, flink toeteren en je komt er wel. De straat werd echter steeds smaller. Tot op een gegeven moment zelfs de kooplui hun kraampjes onder veel gescheld achteruit moesten schuiven om ons er door te laten. 24
Uiteindelijk had hij een parkeermogelijkheid gevonden. De parkeerplaats inclusief de paden stond vol met auto’s. Er liepen wat mannetjes rond. Hij riep een mannetje, gaf hem de sleutels van de taxi en ging met ons op pad. Ik zeg tegen hem: “Wordt er nu nooit eens iets gestolen?”. Toen kwam een antwoord dat ik nooit zal vergeten: “Een Christen mag ook niet stelen”. Dit vind ik een wijsheid om nooit te vergeten. Zo’n filosofie maakt elke beveiliging overbodig. Heerlijk! Als een echte reisleider liep hij voorop en gingen we van winkel naar winkel. Vooral naar leer- en parfumzaken. Hij begeleidde ons, hield het verkeer tegen als het moest en ving in de diverse winkels wat geld van de eigenaar. Toen we terug kwamen stond de taxi op een heel ander plaats. Want telkens als er een auto uit wilde rijden, kon het gebeuren dat diverse in de weg staande auto’s moesten worden verplaatst. Om elke vierkante meter te benutten, werd zo de hele tijd met auto’s gerangeerd. Het mannetje dat de taxisleutel in ontvangst had genomen, had voor een aantal piasters op de taxi gepast en regelde dat we uit de parkeerplaats konden rijden. En daar moesten dan weer de nodige auto’s voor gerangeerd worden. Later zei Muhammed, dat als er iets gestolen werd, het mannetje dat oppaste werd aangegeven bij de politie. Hij mocht daar dan niet meer staan. Dus die mannetjes kijken wel uit. Dit systeem werd door de politie oogluikend toegestaan. Als je in de gelegenheid bent om, met een min of meer beschermde status als Peacekeeper, individueel in zo’n land rond te scharrelen ben je wel bevoorrecht. Niets gaat voor mij boven het op gelijke voet praten met de lokale bevolking. Dan merk je hoe arm het volk is en hoe vriendelijk de mensen toch zijn. En vooral hoe ze echt over de zaken denken. Van een Chevrolet en andere dingen die voorbij gaan… Wat ook heel erg mooi was in die tijd? Als de dienst het toeliet mocht je vijf dagen met een auto van het Contingent op pad. Om te kunnen rijden kreeg je voldoende benzinebonnen mee. En je mocht zelfs je eventuele partner meenemen. Toen ik mijn vrouw ging afhalen van het vliegveld in Tel-Aviv, kreeg ik de spiksplinternieuwe Chevrolet Blazer mee. Een wagen met een 8-cilinder motor met 5,8 liter inhoud. Dat was wel even de blits maken. De wagen had airco (let wel dit was in 1986!) en een automaat. In het weekend konden we wel eens met een aantal mannen van het Contingent met die wagen op pad. Er was ook een sergeant-majoor, die het had aangelegd met een secretaresse. Als die in het weekend op pad gingen met de auto, dan zeiden we: “Daar gaat de Wipp-Expres“. In het KMar Museum in Buren bij Geldermalsen staat een MFO Chevrolet Blazer in KMar uitvoering. Die wagen wordt nu in orde gemaakt om ook in defilés mee te kunnen rijden. Ik zou nog uren door kunnen gaan, maar ik stop er maar mee. Peacekeeper in de Sinaï Nederland heeft 13 jaar aan deze missie deelgenomen. In de loop der jaren nam het Verbindingsdienst gedeelte steeds verder af. We begonnen met telexen en in de loop der jaren werd steeds meer gebruik gemaakt van personal computers. Waardoor er steeds minder behoefte bestond aan telexisten en BK personeel. Ik kan terug kijken op een heel leerzame periode. Het was ook een heel nuttige tijd om in internationaal verband als Nederlander te mogen optreden en om mee te kunnen helpen de vrede in dit gebied te handhaven. Het was heel bijzonder om de situatie in het Midden Oosten zelf te ervaren en met Egyptenaren, Israëli’s en Palestijnen te kunnen praten. Je vraagt je dan af hoe het mogelijk is dat iedereen over vrede praat en vrede wenst. Maar zo gauw er een politiek of religieus systeem achter zit, steekt de polarisatie de kop op en is vrede ver weg.
25
Epiloog Mijn tweede uitzending bij de MFO duurde bijna 14 maanden. Half november 1987 keerde ik terug naar Nederland. Ik werd daarna Verbindingsofficier bij 42Paunfbrig. Vervolgens werd ik via het VOC docent bij het opleidingscentrum van de Infanterie in Harderwijk. In 1994 kwam de eerste grote reorganisatie bij de Defensie en moesten 1800 officieren de dienst verlaten. Ik ben toen op 53-jarige als Majoor met Functioneel Leeftijds Ontslag gegaan. Sinds enige jaren loop ik mee als MFO Veteraan op de Veteranendag in Den Haag. Het is geweldig om de mannen uit die periode te ontmoetten. Maar ook om daarmee de jongens die nu nog voor ons land worden uitgezonden, zoals de Politietrainingsmissie in Kunduz, een hart onder de riem te steken. Mijn vrouw is er ook bij: die is supporter van Dutchbat 3. Het Defilé is heel indrukwekkend. Fantastisch gewoon. Willem Rijksen, majoor der Verbindingsdienst b.d. Rotsterhaule, 30 juni 2012. Met bijdragen van Kees Blokker, Joop Bronkhorst, Bert Ernste, Rob van Kordelaar, Fré Metselaar, Gerrit Nieuwenhuis, Henk Verhees en Wikipedia. baud*) = eenheid voor de snelheidsoverdracht van een telexapparaat.
Fotomontage: Henk Verhees.
26