Still not.
1
Een lege verduisterde ruimte. In het midden een zware fauteuil met armleuningen -een zogenaamde rookstoel. Op een salontafel staat een onafgemaakt schaakspel, onder het stof. Rechts van het toneel een ziekenhuisbed met witte lakens. Aan het voeteneinde een dicht gevouwen krant. Tegen het bed een kruk. Op de grond een po. Achter het bed een raam met uitzicht op een binnenplaats. Sneeuw dwarrelt langzaam voor het raam naar beneden. Lange stilte. Onder de lakens vandaan verschijnt eerst een hand, dan een andere hand. Terwijl het lichaam verschijnt wordt het lichter: een oude man met grijs haar in wit hemd komt onder de lakens tevoorschijn. Het sneeuwen neemt toe. Stilte. De man gaat rechtop zitten alsof hij iets heeft gehoord. Hij kijkt naar het raam, stilte. VADER Tsjiep tsjiep tsjiep. Hij kijkt om zich heen. VADER Tsjiep. Hij luistert. Hij laat zich terug in bed vallen, sluit zijn ogen. VADER Hebben ze nou..hebben ze nou ook nog de mussen? Tsjiep tsjiep .. Hij opent zijn ogen. VADER Hebben ze nou ook nog de mussen vermoord? Eerst mij en dan..alles pakken ze van mij af.. Hij luistert. VADER (angstig) Wie is daar? Ben jij het? Hij laat zich terugvallen in bed en trekt het laken over zich heen. VADER Ik word wakker en iedere dag denk ik..vandaag wordt alles anders. Iedere dag denk ik...tsjiep tsjiep tsjiep. Hij trekt het laken van zijn gezicht. VADER Iedere dag denk ik aan je.. Hij luistert een tijdje, grijnst.
2
VADER He? Wie is daar. Hij komt overeind. VADER Ben jij het? Kijkt naar het plafond. VADER Ben je er? Ben je er eindelijk? Wat kom je doen? Kijkt recht voor zich uit. VADER Sta daar niet te staan. Kom hier. Kom! Hij wenkt hem. Er verschijnt niemand. VADER Zoals vroeger? Eerst een leuk verhaaltje. Goed goed. Een Italiaanse man die 44 jaar geleden zijn koffers pakte..Hij ging emigreren naar de Verenigde Staten. Is dood gevonden in zijn vroegere woning in Italië.. Een vrouw die het huis had gekocht, ontdekte de stoffelijke resten van de man achter een muur. Inclusief twee koffers, een troffel, cement, een geweer, een fles wijn en een zelfmoordbriefje! Hij was ernstig ziek en wilde zijn familie droefheid besparen. Droefheid.. Je ziet ik ben nog op de hoogte. Er ontgaat mij niets. Is dat niet grappig? Is dat niet om je te bescheuren? Hij luistert dan wanneer hij het al weer wil opgeven schuifelt vanuit het donker een jonge man tevoorschijn. Hij draagt een pak. Een witte blouse. Blauwe ogen, donker bestaan. De jongeman blijft staan aan de rand van de zaal. VADER Dichterbij. Daar! In het licht. Ik wil je zien. De jongeman schuifelt in het licht. VADER Mooi. Nu, kijk me aan. Met je ogen. Heb je gehuild? Waarom? ZOON Nee hoor. VADER Geeft niet. Het is ook wat om me zo te zien. Je oude vader. Dat geeft helemaal niets.
3
De zoon kijkt naar de neus van zijn schoenen. VADER Om me zo te zien bedoel ik. ZOON Valt best wel mee. VADER Valt best wel mee, vast best wel mee? Hoe gaat het me jou? Je ziet er goed uit. Je stem..Ben je.. ZOON Een beetje.. VADER Blij om me te zien? Een beetje..? ZOON Een beetje verkouden. VADER Ach. Nou ja, je hebt een mooie stem hoor. Desondanks. ZOON Dank u. VADER Ja, je hebt een mooie stem. Helder. Vind ik tenminste. ZOON Dank u. VADER Altijd al gehad. ZOON Dank u wel. VADER Ja, altijd al gehad. Je had zanger kunnen worden. Helder als ...als een spiegel. De jongeman maakt aanstalten om weg te gaan. VADER Hier blijven! Waar ga je naar toe?
4
ZOON Ik wilde naar.. VADER Naar het raam? Daar is niks te zien jongen. Al jaren niet. ZOON Het sneeuwt. VADER Och. Sneeuwt het? Nog steeds? Tsjongejonge! ZOON Nog steeds. VADER Dat wordt een flink pak. De hele wereld onder de witte lakens. Ziek zijn, dat is goed, dat is mooi. Sneeuw relativeert, maakt alles lichter. ZOON Ook zwaarder. VADER In gedichten, zeker. Debuterende dichters beginnen altijd met sneeuw. Vreselijk. Wat zie je? ZOON U. Ik kijk naar U. VADER Bevalt het? Guagga blauwbok, Amerikaanse trekduif en Carolinaparkiet. ZOON Wat zegt u? VADER Oeros, tarpan, Stellers zeekoe, reuzenalk, dodo. De laatsten. ZOON Zo bedoelt u. VADER De Texas Wolf, Zuidelijke Rocky Mountains Wolf, de korenwolf. En de Miss Waldron rode franjeaap. Allemaal uitgestorven, allemaal vervlogen. En wie mist ze nu? ZOON Wet der evolutie. Zo gaat dat.
5
VADER Allemaal stervende zwaantjes. En daarna ga ik ook. Pyreneeën Steenbok. En ik, een stervend zwaantje? ZOON U ziet er best gezond uit. VADER Best..Leugenaar. ZOON (onzeker) Ja. VADER (onzekere lach).. Zo mag ik het horen. Niet eromheen draaien. Stilte. ZOON Het spijt me. VADER Wat spijt je? ZOON Het spijt me dat.. VADER Nu niet sentimenteel worden. ZOON Het spijt me. VADER Wat? ZOON Dat het me spijt. VADER Dus het spijt je niet? ZOON Jawel..Het spijt me dat..dat ik niet eerder ben gekomen.
6
VADER Je bent veranderd. Je bent sterker. Draai je om. Ik herkende je bijna niet. De zoon draait zich een beetje om. VADER Heb je je haar anders? Een nieuw pak? Staat je goed. Waar heb je dat gekocht? Waar heb je dat van betaald? Uitgeweest? De gebraden haan uitgehangen? ZOON Nee..ik.. VADER Ik ga niet naar buiten, mij krijgen ze het bed niet meer uit. Het is hier zo vredig.. Ze zwijgen een tijdje. VADER Wat ben je stil, is er iets? Dat zwijgen van jou. Mooi zwijgen, daar niet van. Heel.. ZOON Ben ik veranderd? VADER Ingetogen, heb ik altijd al gevonden. Dat bedoel ik als complimentje hoor. ZOON Dank u. VADER Spaarzaam, zoals je moeder, dat korte. Dat is zo.. ZOON Angstaanjagend? VADER Ja, nee. Dat was iets..typisch, van jou: kort, stomp. Toen al. Echt. ZOON Vindt u? VADER Prachtig. ZOON Dat is..aardig van u.
7
VADER Maar ik meen het. Gek dat ik dat nu pas zie. ZOON Geeft niet. VADER In deze toestand, in deze medicinale toestand. ZOON Het zullen de medicijnen wel zijn. VADER Zo bedoel ik dat niet. Zo bedoel ik dat helemaal niet! Ik meen het. Waarom zeg je dat nou? Waarom verdraai je altijd.. ZOON Ik herhaal alleen maar uw.. VADER Maar zo cynisch. Ben je cynisch geworden? Is me nooit opgevallen. Ben je getrouwd? ZOON Dat weet u toch. VADER Je zou een vrouw moeten trouwen. Een mooie sterke vrouw; een vrouw waarop je kunt terugvallen. In benarde tijden. ZOON Was moeder een sterke vrouw? VADER Was of is? Een belangrijk verschil; een dif-fer-ence ir-re-ver-sib-le. Ze is zoveel kwijtgeraakt mijn jongen. Haar glanzende zwarte haren, haar geoliede huid, haar zoon en tenslotte, ja tenslotte ook de lichtjes in haar bruine ogen. ZOON Dat is pas cynisch. VADER Wat weet jij daar nou van? He? Wat weet jij daar nou helemaal van? Het zijn tijden jongen. Oorlog, chaos, ziekte. Daar moet je tegen bestand zijn. Onbarmhartige tijden ook. Het valt niet mee. Reservaten, we leven in reservaten. Verdomme. De vader gaat verzitten. Zware adem.
8
ZOON Rustig nu maar. VADER En daar binnen, binnen die vervloekte reservaten, daar wanen we ons veilig. Wanneer ik naar buiten kijk, de rillingen jongen. Zelfs de dijken worden niet eens meer beschermd. We calculeren: eens in de tweeëneenhalf duizend jaar een storm denken ze, een grote storm. Maar wie zegt dat we niet morgen, dat we niet morgen al onder de adem van God bezwijken. Arme God, die ik bespuugd heb toen jij dood ging. Die ik van me heb afgeworpen als een stinkende jas.Toen jij met je brommer verongelukte. Hoelang nu al? Alles verandert zo snel. Niemand luistert meer naar Mozart. Ook zoiets. Niemand leest meer Goethe. Waarom luistert niemand meer naar Mozart? ZOON Hield U dan van Mozart? VADER Daar gaat het niet om. Weet je wat ik denk lieve Thomas? Wil je weten wat ik zie? Iedere ochtend? Wanneer ik wakker word? Dan zie ik die mensen, daar buiten, op weg naar de bakker, op de snelweg naar kantoor. Dan zie ik die mensen, ze wanen zich veilig, die geelbleke koppen in hun auto’s, achter het voorruitje van de beschaving. ZOON U was toch precies hetzelfde? VADER Een beschermend voorruitje. Maar een windvlaag, eens in de tweeëneenhalf duizend jaar.. Stel je eens voor..Wil je weten wat ik dan doe? ZOON Nou? VADER Dan denk ik mezelf in een rivier. Dan denk ik me drijvend in een rubberbootje, in dit bed. ZOON U bent toch precies hetzelfde? VADER Dan hoor ik het zoemen van insecten; groenblauwe libelles. Och wat sierlijk! Ze scheren boven mijn hoofd. Ze roepen het is zo-mer, het is zo-mer. Welke zomer? Welke zomer?! Ik denk aan de mussen. Ik hou mijn ogen dicht. Want ik weet..Waar ZIJN die mussen? Waar zijn ze? Ik heb ze in tijden niet meer gezien. Kun je me zeggen wat er aan de hand is? Waar zijn de mussen gebleven? Ik heb buiten brood gestrooid. Het ligt er nog steeds.. Vader wil uit bed klimmen, de zoon houdt hem tegen.
9
VADER Naar het raam, ik moet naar het raam. ZOON Blijf nou liggen, straks valt u. VADER Als ik val, val jij met me mee jongen. Als ik val, val jij ook. De vader probeert opnieuw uit bed te klimmen, wordt weer tegengehouden door de zoon. VADER Raak me niet aan. ZOON Rustig. VADER Heb jij je handen wel gewassen? Infecties liggen overal op de loer. Laat me je nagels zien. De zoon laat zijn nagels zien. De vader bekijkt de handen, laat zich terugzakken in bed. VADER Tere handen. Niet veel gewerkt. Korte pauze. VADER Waar was ik? Waar waren we gebleven? ZOON U hield niet van Mozart, te veel muziek zei u. U hield alleen maar van operette. VADER Onzin. Operette? Zei ik dat? Kan ik me niet voorstellen. Bah. ZOON Dat zei u. Elke vakantie. Dood gegooid zijn we er mee. VADER Doe niet zo kinderachtig Thomas. Je weet best dat ik niet alleen maar van..Dat was in het kader van.. ZOON Iedere vakantie Salzburg, iedere vakantie Sissikugeln.
10
VADER In het kader van.. ZOON Operette, schnitzels en de bungalowtent. VADER De opvoeding. Ik dacht dat jullie..dat jullie dat mooi vonden. ZOON En als klap op de vuurpijl, de onvermijdelijke tocht naar Hitlers Adelaars nest. VADER Twee keertjes maar. ZOON Tien keer. VADER Drie keer. Hoogstens ZOON Tien keer. Minstens. VADER Maar ik bedoelde het goed. ZOON Zum kotzen was het. VADER Reservaten. Jij en ik. Jij en ik leven in reservaten. We zijn een bedreigde soort. We moeten elkaar niet bestrijden, we moeten elkaar droefheid besparen. Jij en ik.. ZOON Zum kotzen. De barbecue. Halfgare bloedworstjes. U met bergschoenen, wij met blaren. VADER We hebben wat afgewandeld inderdaad. Tsjonge jonge. Matterhorn, Zugspitze, Zell am see. Dat was mooi, vond je dat niet mooi? Jij liep altijd voorop. Je was niet bij te houden. Nooit. ZOON Heel mooi was dat. En op een mooie nacht zijn we toen verdwaald. VADER He? Wanneer? Dat lijkt me sterk. Ik droeg altijd een kompas bij me.
11
ZOON Hebben we de hele mooie nacht moeten lopen. VADER De hele nacht? Daar kan ik me anders niks van herin.. ZOON Zijn we elkaar kwijtgeraakt. Volgden wij uw ingevingen. VADER Dat is vast democratisch besloten. Je moet de dingen niet verdraaien jongen. Ik opereerde nooit alleen. Je moeder daarentegen, je moeder.. ZOON Uw innerlijk kompas. VADER Ach, een abstract grapje. Nu zie ik het. Dat was een goede. Zie je wel, ik was er bijna ingestonken. Hij lacht zenuwachtig. VADER Kom eens bij me op het bed zitten dan kan ik je van dichtbij bekijken. De zoon gaat op het bed zitten, ver van hem vandaan. ZOON Wat bent u zenuwachtig. U moet zich niet zo druk maken, dat is niet goed. VADER Van wie niet? Van jou niet? ZOON Van mij niet. VADER Maak je maar geen zorgen. Het is een heerlijke dag. En niet mijn laatste. Kom eens dichterbij, je zit zo ver weg. De zoon blijft zitten, wijst op de krant. ZOON U leest de krant nog? VADER Nou en of. Elke dag lees ik de krant! Elke dag lees ik de beursberichten. De vinger aan de pols 12
van onze vooruitgang. Voorwaarts gaan we, alleen nog maar voorwaarts. Wil je me voorlezen? Toe, lees eens voor? ZOON Nee. Geen zin in. VADER Je hebt zo’n heldere stem vandaag, lees even. ZOON Nee. VADER Akzo, Philips, Shell, Unilever...Lees even. ZOON Geen zin zeg ik toch. VADER KPN, ABN AMRO, AJAX.. ZOON En Zirkona. VADER Wat? ZOON Zirkona. VADER Zirkona? Waar? ZOON In de krant. Vader grijpt naar de krant. VADER Zei je Zirkona? Zit Zirkona er ook bij? Godverdomme. De loeders. Echt? ZOON Wat maakt het uit. VADER Maakt het uit? Heb ik nauwelijks mijn hielen gelicht of..
13
ZOON Was toch te verwachten. VADER Hadden ze daar nou niet even mee kunnen wachten? Zirkona? Weet je het zeker? ZOON Ja. Vader leest de krant. VADER Ik had nog zo gezegd.. ZOON Het is toch al voorbij? VADER Ik had nog zo gezegd. We zijn niet geschikt..dat moeten we niet doen. ZOON Allemaal voorbij. Waar maakt u zich druk over? Vader smijt de krant weg. VADER Geef me de telefoon, ik zal ze krijgen. Als directeur.. ZOON Ex. VADER Als ex directeur. ZOON Wie zal naar u luisteren? Het is maar papier. VADER Maar mooi papier. De wereldtop. Fluweelzacht. Waar iedereen zijn kont mee heeft afgeveegd. Ook jij. ZOON Het is gewoon papier. VADER Honderd procent recyclet. Waardoor jij je boterhammen hebt kunnen vreten. Als het aan
14
jouw talenten had gelegen.. ZOON Hoe bedoelt u? VADER Als het aan jouw talenten had gelegen..geef me de telefoon. ZOON Nee. VADER Etter. Ze zwijgen een moment. ZOON Welke talenten? VADER Ach jongen toch. ZOON Wat bedoelde U? VADER Ach jongen toch, laten we over iets anders praten. ZOON Wat bedoelde u, ik wil het weten. VADER Dat zie je zelf toch ook wel in? ZOON Nee. De zoon loopt weg van het bed naar het raam. VADER Jouw talenten..waren niet.. niet geschikt voor deze wereld. Hij draait zich om. ZOON Niet geschikt?
15
VADER Ik bedoel..Wat denk je? Dat men zat te wachten op een student die zandkorrels telde? ZOON Ik telde ze niet, ik bestudeerde ze. Dat weet u best. VADER Het bestuderen van zandkorrels.. ZOON Ja. VADER Wie zit daar nu op te wachten? ZOON Morfologie. VADER Je had zoveel andere talenten. Morfologie. Je was zo begaafd. Je had bij mij in het concern, ik had je een goede functie gegeven. ZOON Toevallig heeft de bestudering van zandkorrels veel duidelijkheid gegeven over het ontstaan van de aarde. VADER Ach jongen toch. Mijn lieve jongen. Dat wil men toch helemaal niet weten? ZOON Over de afwisseling van warmere tijden, tropen, ijstijden. VADER Men wil toiletpapier. Dat is wat men wil, Thomas. ZOON De loop van de rivieren. Klimaatschommelingen. VADER Papier. Men wil mooi sterk en toch zacht toilet papier. Liefst met een geurtje. En daar heb IK voor gezorgd. Dat is mijn bijdrage aan de wereld. De zoon staat op, loopt richting het bed, wil iets pakken, weet niet wat, maakt een dreigende beweging naar vader. Vader duikt ineen, zoon gaat achter het bed staan voor het raam.
16
VADER Waar ga je naar toe? ZOON Ik moet gaan. VADER Nu al? Laat je mij weer in de steek? Je arme vader. ZOON Het spijt me. VADER Die het zo goed met je voor had. Je hebt me zoveel verdriet gedaan. Weet je dat wel? ZOON Ik ga. VADER Weet je dat eigenlijk wel? Je hebt me zoveel droefheid gegeven. ZOON Het spijt me. VADER Zoveel..Kom je wel weer terug? Alsjeblieft? ZOON Weet ik niet. VADER Ik eis van je dat je terugkomt. Daar heb ik recht op..als vader. We hebben nog zoveel met elkaar te bepraten. We hebben zoveel in te halen. ZOON Tabee pa. VADER Goed jongen, tabee dan maar. De zoon gaat op het bed van vader zitten. VADER Nu je weg bent.. De vader kijkt om zich heen.
17
VADER Nu je weg bent, wil ik vragen. Van alles vragen. Denk je nog aan mij? Heb je aan mij gedacht? Toen? Daar? In die berm? Heb je mij..Ik wel. Ik ben je nooit vergeten. Hij gaat weer liggen. VADER Kom nacht..kom. Sluit me op, sluit me in je ogen. Hij sluit zijn ogen. De zoon blijft zitten, na enige tijd loopt hij rond in de ruimte. Hij bekijkt het schaakbord, pakt een stuk (de loper) en zet het terug. Hij overziet het spel, blaast het stof van het schaakbord en begint te spelen. Enige tijd verstrijkt. De vader ontwaakt. Gaat rechtop zitten. Kijkt om zich heen. VADER Waar ben ik? Heb ik geslapen? Hoe laat is het? Sneeuwt het? Ik droomde. Afschuwelijk. Heb ik geslapen? ZOON Even. VADER Afschuwelijk. ZOON U viel even weg. VADER Beelden. Ik kreeg een visioen. De dijken braken..het sneeuwde..en de mussen kwamen terug. Wel honderd. Ik had niet genoeg brood gestrooid. ZOON Het zijn maar dromen. VADER Ik had niet genoeg brood gestrooid! ZOON Het zijn maar mussen. VADER Ze tikten tegen het raam. Ze kwamen om van de honger ZOON Het zijn maar tranen.
18
VADER Ze hadden het koud, ze wilden naar binnen. De sneeuw bleef maar vallen. Sneeuwt het nog? ZOON Niet meer nee. Wilt u dat ik het raam open? VADER Geen sprake van! Dichthouden. Het zijn immers maar dromen. Slechte, gemene dromen. Wat ben je aan het doen? ZOON Niks. VADER Niks? ZOON Een beetje schaken. VADER Tegen wie? ZOON Mezelf. VADER Tegen jezelf? Wie gaat er dan winnen? ZOON Niemand. VADER Maar wie verliest er? ZOON Ook niemand. VADER Wat filosofisch zeg! Nou nou. ZOON Ach. Ze zwijgen.
19
VADER Ik zag een vrouw in de sneeuw lopen. ZOON Wanneer? VADER Met een kind in haar armen. ZOON In uw droom? VADER Het kind is bevroren. ZOON Wie was het? VADER Uit het mondje kruipt bevroren water. ZOON Kruipt? VADER Uit het mondje. Een paarsblauw mondje. ZOON De kou. VADER Heb je het koud? ZOON Nu? VADER Toen je daar lag. Blauw. ZOON Waar? VADER ..In de berm.
20
ZOON Viel wel mee. Het was heel snel voorbij. Ze zwijgen. VADER Waar denk je aan? ZOON Ik dacht aan de zee. Ik dacht aan hoe gelukkig ik toen was. VADER Gelukkig? Was jij gelukkig? ZOON Ik dacht aan.. hoe ik toen op het toppunt van mijn geluk was. Hoe moeder me afdroogde met een ruwe handdoek, omdat het koud was. VADER Ja kou is lekker. Kou kan heel gemeen steken. ZOON Hoe koud het was en hoe ik achter het windscherm in de zon lag. Mijn hoofd op de handdoek, doffe voetstappen. Of stemmen. Biscuitjes met zand. VADER Wat poëtisch! Jij weet het altijd zo mooi te zeggen. Veel beter dan ik. ZOON Hoe ik daarna iedere keer dat gevoel probeerde terug te krijgen. VADER Dat is onmogelijk. ZOON Soms ging ik dan naar het strand. VADER Ging jij naar het strand? Met wie? Met moeder? ZOON Maar hoe meer ik dat gevoel probeerde op te roepen, hoe meer mijn gevoel wegstroomde. Die zee in. VADER Zoiets moet je ook niet proberen jongen. Dat is vragen om problemen. Ging je met moeder?
21
ZOON Alleen, ik ging alleen. En wat ik ook deed..nooit heb ik dat gevoel meer terug gekregen. VADER Dat had ik je van tevoren wel kunnen vertellen. ZOON Die roes. VADER Waarom ging je niet met mij? Je had mij toch kunnen vragen? ZOON Waarom zou ik? VADER Dan konden we samen. Konden we het er over hebben. Er over praten lucht vaak op. ZOON U luisterde niet. VADER Ik ben toch je vader? ZOON U luisterde nooit. VADER Ik was er toch voor je? ZOON Ook nu niet. VADER Je had met mij moeten gaan. Ik had naar je geluisterd. Ik had graag met je over het strand.. ZOON Gelul. VADER Hoe kun je dat nou.. ZOON Hou nou voor een keertje uw godsonmogelijke bek!
22
VADER ...Dat is niet aardig van je Thomas. ZOON Kunt u eindelijk uw bek houden? VADER Dat is niet erg sympathiek. Hoor je? Hoe durf je zo.. ZOON Met uw geëmmer. VADER Zo tegen je stervende vader.. ZOON Dat oeverloze geëmmer. VADER Dit pik ik niet. Lummel. Dit tolereer ik niet. Dit hoef ik niet te tolereren. Wat is er met je? Waar heb ik dit aan verdiend? Mijn bloedeigen jongen. De zoon staat op en gaat voor het raam staan. ZOON Waar is die tafel? VADER Welke tafel? ZOON Die stond toch hier? Voor het raam? VADER De eettafel bedoel je. ZOON Hier, de afdrukken staan er nog. VADER Die hebben we weggedaan. ZOON En op die tafel Chrysanten. Schreeuwende chrysanten. Toch?
23
VADER Weggegooid. ZOON Geel. VADER Bij het vuilnis. ZOON Hard geel. VADER Kocht ik die niet in het weekend voor je moeder? ZOON Gele chrysanten. VADER Geel was haar lievelingskleur. ZOON Ernaast stond de fruitschaal. VADER Ze hield ervan. ZOON Dat mocht niet, fruit tast bloemen aan, zei ze. VADER (fluisterend). Je stem vond ik laatst op een cassettebandje. Mooie stem had je. ZOON Of tasten bloemen fruit aan? Dat wist ik nooit. VADER (fluisterend) Draaide ik nachten achter elkaar: waarom, waarom? ZOON Ik zat aan die tafel met het bedorven fruit en verwelkte chrysanten. Ik zat aan die tafel, en keek naar de top van een boom. Een beuk was het, u heeft hem zelf omgehakt twee jaar later. En ik dacht.. VADER (fluisterend) Je stem stond nog op een cassettebandje dat ik vond in je slaapkamer.
24
ZOON Hij stond daar. Achter de rododendron. VADER (fluisterend) Je zong. ZOON Ik wist dat ik moest gaan, dat ik jullie in dit stinkhol zou moeten achterlaten. VADER (fluisterend) Ja, je zong. Een lied dat ik niet... ZOON Aan de eettafel. Daar zat ik. VADER (Neuriënd) Ik weet niet meer.. ZOON En U zat daar en moeder zat daar. VADER (fluisterend) Wat zong je nou? ZOON En toen zwoer ik..ooit ben ik hier weg. VADER (neuriënd) Ik ben het vergeten.. ZOON Hier kom ik nooit meer terug. VADER Daarna heb ik al je kleren verbrand. ZOON Wat zegt u? VADER Al je kleren. Met het cassettebandje. Eerst je zondagse, toen je gewone. ZOON Waarom deed u dat? VADER Een spijkerbroek met biesjes, je trainingsbroek, een gestreken blouse, toen je sokken, toen 25
je ondergoed. En je pyjama... Die heb ik samen met het bed.. ZOON Een cassettebandje? VADER ..weggegeven aan het leger des heils. ZOON Zong ik? Wat zong ik? VADER Aardige mensen. Daar hebben ze me nog speciaal voor bedankt. Met een kaartje. ZOON Een liedje zei u? VADER Je had er die nacht nog in geslapen. Het was nog warm. ZOON Welk liedje? VADER Dat kon ik niet..dat ging niet. Het rook nog naar jou. Heb ik een vuilniszak gepakt. En een vrachtauto laten komen. ZOON Voor een cassettebandje? VADER Hebben ze het weggehaald. ZOON U pakte het wel grondig aan. VADER Niet grondig genoeg jongen, niet grondig genoeg. Ik wilde verhuizen. Zo ver mogelijk. Weg, weg. De Maladiven. Ik voelde me net een verrader. ZOON Dat bent u ook. VADER Of Oostenrijk. Ik dacht er zelfs aan Zirkona te verkopen. Maar je moeder wilde het niet. Die wilde hier blijven. ‘s Nachts sloop ze over de overloop, rammelde aan je deur. Rende de tuin
26
in. ZOON Wat moest ze daar nou? Ik kwam daar nooit. Ik was bang voor de tuin. VADER Of naar de keuken. Ging ze taarten bakken. En maar bakken en maar bakken. ZOON Morfologie. VADER He? ZOON Vormgeven van haar emoties. VADER Schuldgevoel. ZOON Emoties zijn gevoelige gedachten. VADER Wie dacht dat? ZOON Ik. VADER Dat begrijp ik niet. ZOON Nee, dat dacht ik al. Ze zwijgen even. De zoon gaat op bed van de vader zitten. VADER Op een nacht heeft ze alle foto’s verknipt. ZOON Moeder hield van me. VADER Heeft ze uit alle foto’s jouw gezicht geknipt.
27
ZOON En ik hield van haar. VADER En daarna haar eigen gezicht. ZOON Zie je wel. VADER Ik was de enige die over bleef. ZOON Zie je nou wel. VADER Op die foto’s. De enige. Verknipt. In die omgeving. Een jaar later was ze weg. Vluchtte ze naar een man die haar beter begreep. ZOON Moeder hield niet van u. VADER Ze hield meer van mij dan van jou jongen. ZOON Als U thuiskwam rende ze naar boven. VADER Ze was bang voor je. Bang dat je iets verkeerds deed daarboven. ZOON Ze kwam op mijn kamer, snuffelde rond, ze lachte om mijn grapjes. VADER Ze was bang voor je ogen. Ze dacht dat je drugs gebruikte. Gebruikte je drugs? ZOON Nooit. VADER In bed. Ze zei heel vaak.. ZOON Rookte ze een sigaret bij mij, Belinda menthol. Sloeg ze haar armen om me heen.
28
VADER Ze zei: “Vanaf toen ik hem in mijn armen hield..” ZOON Belinda menthol. VADER “wist ik dat hij niet bij me hoorde, wist ik dat hij me zou worden afgepakt”. ZOON Rook lekker. VADER “Ik wist aan hoe hij me aankeek, dat hij een vreemde was, zijn stompe ogen”. ZOON Wat zijn dat? VADER Wat? ZOON Stompe ogen. VADER Zand ogen. ZOON Zand? VADER Korte ogen. Ogen met het bereik van een zandkorrel. ZOON Heeft ze dat gezegd? VADER Ze was doodsbenauwd voor je. ZOON Moeder? VADER Ze was zenuwachtig als je in haar buurt kwam. Ze meed je.
29
ZOON Zei moeder dat? VADER Als je in de wieg lag te huilen liet ze je liggen tot je keel schor was. ZOON Ze sloeg haar armen om me heen. VADER Van achteren ja, om je gezicht niet te hoeven zien. ZOON Ze was de enige op deze wereld die een greintje om me gaf. VADER Ze liet je liggen in je vuile luiers. Het stonk naar pis en stront op je kamer. ZOON Niet waar. VADER Als je honger had duwde ze mij de melk in m’n handen. Ga jij maar zei ze. ZOON Gaf ze me niet de borst? VADER Ze had last van kloofjes. ZOON Kloven? VADER Die daarna begonnen te zweren. Ik heb je gevoed al die tijd, ik heb je in mijn handen gehouden, ik heb je haartjes gekamd, je fietsen geleerd, ik heb.. ZOON Hou toch op. VADER De vishaakjes uit de snoekbaars gepeuterd omdat jij zo moest huilen. ZOON Stakker.
30
VADER Ik smeerde je boterhammen, bracht je naar school, gaf je teveel zakgeld. ZOON Afkopen. VADER Ik hielp je bij je huiswerk. Leerde je het herdersmatje bij schaken. ZOON Ik moest.. VADER En wat deed zij? ZOON Siciliaans, Venetiaans, Catalaans. Suikertaartopening, de vogelspinopening.. VADER Zij deed niks. Helemaal niks. ZOON Stukoffers. VADER Ze sloeg jou van haar af. ZOON Wie sloeg wie? Welk stuk voor welk stuk? VADER Ze heeft zelfs ..nee laat ik dat maar niet zeggen. ZOON Wat niet? VADER Nee het is genoeg. ZOON Wat heeft ze? VADER Laat me, ik ben moe.
31
ZOON Niks moe, wat heeft ze? VADER Ze heeft zelfs overwogen je weg te maken.. ZOON Weg? VADER Dat heeft ze. ZOON Bek houden. VADER En ik heb haar ervan weerhouden. ZOON Smoel houden. VADER Zo, nu weet je het. ZOON Smeerlap. VADER Nu weet je waar het op staat. ZOON Smeerlap. Dat kan niet. VADER Ze noemde je satanskind. Verwekt door de duivel. En die duivel, die duivel was ik. Weet je dat niet? ZOON Hou op. VADER Ik droogde je af met die handdoek toen jij het koud had. Op dat strand van je, achter het windscherm. ZOON Dit mag niet. U bent ziek.
32
VADER Ik verbrandde je kleren toen je niet meer kwam, ik kuste je bevroren lippen toen je gevonden werd. ‘s Nachts. En zij noemde je satanskind, ze was opgelucht. Opgelucht dat het voorbij was. ZOON Alstublieft. VADER Hou op met dat gemekker. Ze kwam niet eens naar de begrafenis. Je had er zelf voor gekozen. ZOON Zelf? VADER Ze heeft het me altijd verweten. ZOON Waarvoor, waarvoor gekozen? VADER Omdat ik je tegen had moeten houden. ZOON Waar tegen? VADER Ze hield van je, goed, ze hield van je. Maar nooit zoveel als ik dat deed. ZOON Dacht U dat ik...Ik raakte in een slip verdomme! VADER Ze ging bij me weg, ze haatte me. Omdat het mijn schuld was. ZOON Er lag ijs op de weg. VADER Omdat ik het had moeten voorkomen. ZOON Godverdomme. Ik slipte, ik raakte de weg kwijt!
33
VADER Welk ijs? ZOON Het sneeuwde. Ik raakte de macht over het stuur kwijt. VADER Wanneer? ZOON Ik gleed. De aarde schoof onder me vandaan. Het was een ongeluk! Een onbenullig ongeluk! De vader slaat zijn hand voor de mond. Een moment stilte. VADER Maar..ik dacht dat je. dat je..het zat was.. ZOON Nee. VADER Heb ik altijd gedacht. Dat je opzettelijk... ZOON Nee! VADER Och jongen.. ZOON ...Ik moet weg hier. VADER Het spijt me..ik dacht.. ZOON Weg. Weg van deze ademklem. VADER ..ik heb altijd gedacht..niet weggaan! ZOON Dit reservaat. VADER Het was een ongeluk?
34
ZOON Ja. VADER Och jongen. ZOON Ik ga. VADER Aan tafel, laten we nog een keertje aan tafel. ZOON Ik dacht dat er misschien nog iets te redden viel. VADER Het spijt me. Ik wist niet dat je...laten we nog een keertje samen aan tafel. ZOON Er is geen tafel meer pa. VADER Voor het raam. Laten we voor het raam naar buiten kijken. Niet weggaan. ZOON De beuk is weg. VADER Die heb ik laten omhakken! Om jou! Omdat dat het laatste was wat je zag, wat je wilde zien dacht ik. ZOON Dacht u dat? VADER Laten we nog een potje schaken. Het spijt me zo jongen, het spijt me zo. ZOON U dacht dat ik met opzet? VADER Het is gelogen! Ik verzon het maar. ZOON We zijn klaar: herdersmatje.
35
VADER Het is allemaal niet waar! Van moeder. ZOON Dacht u dat echt? VADER Thomas! Het is allemaal een grote leugen. Ik wilde alleen maar.. ZOON Het doet er niet meer toe. VADER Jawel. ZOON Het geeft niet pa. VADER Jawel. ZOON Laat maar. VADER Nee. De zoon gaat in de rookstoel zitten, kijkt voor zich uit. VADER Wat gebeurt er? Waar denk je aan? Wat doe je?... Praat tegen me, zeg wat. Laat me hier niet zo liggen. Ik ben je vader... Verdomme. Ik eis dat je wat zegt, je stem daar heb ik recht op, zeg wat, doet er niet toe wat. De zoon begint te lachen. VADER Waarom lach je? Lach je me uit? Je mag me uitlachen hoor, je hebt alle reden. Je mag alles van me, echt alles. ZOON Ik lach niet om u. VADER Maar het mag hoor, je mag me best uitlachen. Ik heb het verdiend.
36
ZOON Hou toch op. Ik lachte om iets anders. VADER Waarom dan? ZOON Ik lachte om..om een verhaal. VADER Welke verhaal? ZOON Van een vrouw. VADER Welke vrouw? VADER Een kunstenares. VADER Vertel. ZOON Ze sprong van een verdieping naar beneden. VADER Welke verdieping? ZOON Weet ik veel, de vijfde. VADER De vijfde? Dat is hoog. ZOON Men dacht dat het om kunst ging en maakte foto's. VADER Van die vrouw? ZOON Ja. VADER 37
Maakte ze foto’s van die vrouw? ZOON Tot ze zagen dat het om een zelfmoord ging, dat daar een echt lijk lag. De zoon lacht. VADER Dat mag niet, daar hoor je niet om te lachen. ZOON Nee. VADER Dat is niet sympathiek van je Thomas. ZOON Nee. Hij herstelt zich. ZOON U heeft gelijk. Excuus. VADER Dat is een gruwelijk misverstand. ZOON Gruwelijk. VADER Dat is het. Een malentendu irreversible. ZOON Kun je wel zeggen. VADER Een misverstand om niet te vergeten. ZOON Ik zal het niet vergeten. VADER Beloof je dat?
38
ZOON Ik zweer het. VADER Mooi, dat is mooi van je. Ze zwijgen een tijdje. ZOON Ik ga zo. VADER Blijf. ZOON Ik ga. VADER Ja. ZOON Het is beter zo. VADER Ja. Waarschijnlijk wel. ZOON Tabee pa. VADER Tabee jongen. Kom je weer terug? ZOON Ik denk het niet. VADER Nee, ik denk het ook niet. De zoon knikt naar vader, de vader knikt terug. De zoon loopt weg, de vader zwaait hem half na. Roept hem na. De zoon kijkt om. VADER Denk je nog aan de mussen? We mogen ze niet vergeten. Ik heb brood voor ze gestrooid! De zoon verdwijnt. In de kamer begint het te sneeuwen. We horen geen muziek. De vader wordt rustiger.
39
VADER Het sneeuwt! Nog steeds. Moet je kijken. Kijk hoe mooi het sneeuwt. Ik hoor muziek. Een dik pak. Ze spelen Mozart, wat mooi, och wat mooi! Kijk hoe mooi het toch sneeuwt. Ze spelen Mozart! Is dit nou Mozart? Tsjongejonge wat mooi. Dit is nou Mozart. Nou nou. Hij sluit zijn ogen. FADE OUT.
Kees Roorda © februari 2003 40