VAittEX vAARBEwTJs 2' vAMEx- '''RBEELDE*AMEN KrErN Y ^ a R BE ï Y i l s-
r tf tl4lllo,9tr r
Geachtebelangstellende,
EXAI*tilso
3
U ziet hier een voorbeeld van een officieel examen KleinVaarbewijs2. Welke onderwerpen komen in de examenvragenaan bod? Voor het antwoord op dezevraag verwijzen wij u naar de onderstaandedocumenten die u op de website www.vamex.nl kunt vinden: - 'Afbakeningexamensklein vaarbewiií. Dit is de officiéle lijst van onderwerpen waaroyer gevraagdkan worden. - 'Nieuws over de examenvragenklein vaarbewijs'. Hierin staan nieuwe onderwerpen die kortgeledenzijn toegelaten ol vervallen. Ook kunt u op dezewebsitevinden: - 'Struikelblokkenbij examen kleín vaarbewijs'. Híer vindt u een opsomming van onderwerpen die door veel kandidaten fout beantwoord zdn met een uitleg. - Toetsmatrijs'. In dit document kunt u zien hoe het examen is opgebouwd. De vragen zijn in categorieënen subcategorieënondergebracht.De toetsmatrijs geeft aan op welke plaats een vraag uit een subcategoriein het examenverschijnt. Ook staat het aantal punten erbij. Bij het maken van nieuwe examenvragenof het wijzigenvan bestaandeexamenwagenzorgt de ervoor dat het onderwerp bínnen de opsornmingin de Afbakeningvalt. rÀlseen onderwerp, dat in de Afbakeningstaat, niet of FOUTin het cursusmateriaalwordt behandeld,is de VAMÊXdaar niet verantwoordelijk voor. Voor de examencommissieis dit geen reden om er dan geen vmgen over te stellen. De uitgeverskunnen alle documenten op de VAMEX-websiteraadplegen,maar zij bepalenvolledig zelfstandigde inhoudvan hun cursusmateriaal. De VAMEXmag wettelijk geen bemoeienishebben met het samenstellenvan cursus-en oefenmateriaal.Dit is om de objectiviteit en onafhankelijkheidvan de examineringvoor het vaarbewijste waarborgen. De examenvragenzijn geheim in opdracht van het ministerie. De wagen die in dit VAMEX-Voorbeeldexamen staan, komen daarom in het echte examen niet voor. Het examen voor Klein Vaarbewijs2 bevat 25 vragen. 'meerkeuzevragen'; 'berekeningwragen'. Het ziln bijna allemaal alleen de vragen 23 en 24 zijn De antwoorden op deze twee vragen moeten binnen een (van tevoren bepaalde)marge liggen. Er zijn maximaal5Opunten te behalen. Om te slagen,dient u tenminste 35 punten te behalen. U heeft daarvoor 9Ominuten de tijd. Bij elke waag is slechtséén antwoord goed. vm.Anll|6vAiltErE(Bas De juiste antwoorden
in dit voorbeeldexamen
staan na de laatste vraag vermeld. Het echte examen maakt u achter een beeldscherm. Elkevraag vuh, met de antwoorden waar u uit moet kiezeDeen heel scherm. Vaak staat er een plaatje bij de vraag. Als u in dat plaatie klikt, ziet u de tekenafspraken{zoalshiernaast).U ziet bijvoorbeeld hoe een klein zeilschipwordt afgebeelden hoe een Eroot motorschip eruit ziet.
Eaiíc gÉte*árl'rcnlFco ir dÊroÍmbcprlÊnd: dc *r?rrc'rku*írËilGísciilinê,rtjn ond*.eta.ntrd.
vary*trmderm
TE
t
Uwlt
vàar.t
ru rmtffi(tdjdcl
€rsf*Ërilatbcba&
lc[l
ÍnÊtffi{2zlidcol
gootnotoÍrdrb
Ook kunt u op het scherm een rekenmachine aanklikken-
f
I
ffifD|etrmrÍooÍÍDdloSan
ouplretwtl
\
,1/
,/ smtËihrhb
Veel succesgerrenst. :troonrrldÉrg
í{E2à
G} //
wbdÍu,rhg
VAMEX-Voorbeeldexamenaug2gtl,KleinVaarbewijs2.
g$
rm-
@
$dnnurb
llód.)l
Met'gemer*t€vraagisnieuwofsewijzicd
pag. 1/8
WESTERSCHEIDE SCHEEPVAÀRTREGtEMENT Vraag 1. * U gaat op de Westerscheldeter hoogte van Breskensanker op en vaart de Westerscheldeop in oostelijke richting langsTerneuzenen langs Hansweerten gaat opnieuw ten anker ter hoogte van het dorp Waarde (zie plaatje). Met welk scheegnartreglement of met nelke scheepvaartreglementenheeft u tijdens dezevaartocht te maken? a. b.
d-
Met het ScheepvaartreglementWesterschelde(SRW)én de bijzondere Bepalingenter Voorkoming van Aanvaringenop zee {BVA}. Met het ScheepvaartreglementWesterschelde(SRW)én het Scheepvaartreglementvoor het Kanaalvan Gent naar Terneuzen{SRKGT}. Met het ScheepvaartreglementWesterschelde{SRW}én de bijzondere BepalingenterVoorkomÍng van Aanvaringenop zee (BVA)én het Scheepvaartreglementvoor het Kanaalvan €ent naar Terneuren ÍSRKGT). Uitsluitend met het ScheepvaartreglementWesterschelde{SRW).
Vraag2. SchipI ligt ten anker. Schip ll ligt gemeerd.Schip lll is vast gevaren. Welk van de schepenis volgens het SRW'varend'? a. b. c.
{1 punt)
Alleenschiplll. Geenvangenoemdeschepen. SchipI en schiplll.
Vraag 3. In een deel van het Redegebiedvan Vlissingenis een zogenoemdtoorzorgsgebied'. Wat is in dit gebied volgens het SRWverboden? a. b. c.
(1 punt)
(1 puntl
Ankeren. Zeilen. Het schip met de stroom mee laten drijven.
Vraag4. Klein zeilschipX zeilt over bakboordboegin een betonde vaargeul en vaart daarbij in gestrekte koers dicht langsde betonning aan ziin stuurboordkant. Als tegenligger nadert een BÍoot zeilschipY, zeilend over stuurboordboeg.Y vaart in diezelfde betonde vaargeul in gestrekte koers dicht langs de betonníng aan zijn bakboordkant. Er is gevaarvoor aanvaring.Zie het plaatje. Hoe is de voorrang in het SRWgeregeld?
{2 punten}
a. Y moet uitwijkenvoorX,want 'stuurboordboeg w'rjktvoor bakboordboeg'. b. Y moet uinuijkenvoorX,wantX houdtde stuurboordzijde vande vaargeul. c, X moet uitwijkenvoorY,want 'kleinwijlrtvoorgroot'.
Vraag5. Aan welke lichten is op de Westerscheldeeen 'bovenmaatszeeschip''s nachtste herkennen? a. b. c.
{2 punten)
Eénrood licht, rondom schíjnend. Twee rode lichten boven elkaar, rondom schijnend. Drie rode lichten boven elkaar, rondom schijnend.
VAMEX- Voorbeeldexamenaug 2O14 KleinVaarbewijs2.
M€t! gemerkte vraagisnieuwof geuilzgd
pag. 218
(2 punten) Vraag 6. Voor welke schepenis op de Westerscheldehet driekleurenlicht {boordlichten en heklicht gecombineerdin één lantaarn in de toB van de mast) toegestaan? a. b. c.
Alleenvoor kleinezeilschepen. Voor alle zeilschepen,klein en groot, Alleen voor grote zeilschepen.
Vraag7. * U zeilt met een klein schip op een vaant ater waarop het Scheepvaartreglement Westerschelde{SRW)van kracht is. U vaart met een open zeílboot van 8 meter lang. Het is nacht en u voert een rondomschijnendwit licht in de top van de mast {zie plaatje). Wat is volgens het SRWjuist? a. b. c.
Dezeverlichtingis niet voldoendevoor een klein zeilschip. Dezeverlichting is voor elk klein zeilschipvoldoende. Dezeverlichting is voldoende alleen maar voor een klein zeilschipkorter dan 7 meter.
Vraag8. Klein motsrschip M en klein motorschip L naderen elkaar op tegengesteldekoergen. Klein motorschip K nadert voor M over bakboord en voor L over stuurboord. Geen van de schepenvolgt de stuurboordwal. Zie het plaatje. Hoe is volgenshet SRWde volgorde van voorrang? a. b. c. d.
(2 punten)
{2 punten)
Eerstmag M, dan K en als laatsteL. Eerstmag K, dan L en als laatste M. Eerstmag M, dan L en als laatste K. Eerst mag K, dan M en als laatste L.
NAVI6ATIE Vraag9. {2 punten} U vaart op het Markermeer tussen Marken en Enkhuizen.Om u heen vormen zich witte schuimkoppen, Wat is de windkracht volgens de schaalvan Beaufort? a. 3Bft b. 5Bft c. 7 Bft
Vraag 10. Er volgen twee beweringen over fionten. U dient die beweringen los van elkaar te lezen. Let op: elke bewering kan juist zijn of onjuist zijn.
{2 punten}
Beweringl: Als een warmtefront passeert,ontstaan hevige regenhuien. Beweringll: Bij een koufront dringt de koude lucht zich onder de warme lucht. Welke bewering is juist of onjuist? a, b. c, d.
BeweringI is juist en ll is onjuist. BeweringenI en ll zijn beide juist. BeweringenI en ll zijn beide onjuist. BeweringI is onjuist en ll is iuist.
VAMEX - Voorbeeldexamen
aug 201d Klein Vaarbewijs 2.
Met * gemerkteyÍ-aagis hieuu sf gêwiizigd
wE 3lS
{1 punt)
Vraag 11U past een afstand af in een kaart met Mercatorprojectie. Waar meet u de gevonden afstand af? a. Dat moet op de staande rand van de kaart en nooit op de liggende rand. b. Dat moet op de liggenderand van de kaart en nooit op de staande rand. c. Dat kan op de staandeOF op de liggenderand van de kaart.
{1 punt}
Vraag 12. In de hydrografischekaart uit de 18flFserie staat het hiernaastafgebeeldeteken. Wat geeft dat teken aan? a. b. c.
\ítlrak,ongevaarlijkvoor de scheepvaart. Wrak, gevaarlijkvoor de scheepvaart. Wrak, dat boven water uitsteekt.
{1 punt)
Vraag 13. In de hydrografischekaart uit de l8fi)-serie staat het hiernaastafgebeeldegetal. Wat geeft dat getal aan?
41
a. 41 meter diepte bíj kaartniveau. b. dl meter droogvallingbij kaartniveau. c. 4l meter hoogte boven NAP. d . 4l MijlaÊtand.
Vraag 14. Welk topteken heeft een cardinaleboei die aangeeft dat het'veilig vaarwater'aan de zuidziideligt? Zie het plaatje. a. b. c. d.
{1 punt)
íTt
IAJ
Topteken l. Toptekenll. Topteken lll. Topteken lv.
m
Vraag 15. Tegende betonningsrichtingin varend in het BetonningsstelselIALA-Anadert u een boei die er als volgt uitziet: stomp, rood met een brede groene horizontale band in het midden en met een rode cilinder als topteken. Zie het plaatje. Kunt u met deze informatie bepalen hoe u moet varen om het hoofdvaanr,aterte volgen? Zo ja, hoe passeertu dezeboei? a. b. c.
['uv I
{1 punt)
Ja,stuurboorduit en de boei aan bakboordhouden. Ja, bakboord uit en de boei aan stuurboord houden. Nee,dat valt niet te bepalenzonderde kaartte raadplegen.
Vraag 16. Het is doodtij. Wat zal in vergelijkingtot springtij tijdens hoogwater de diepte in de vaargeulzijn? a. b. c.
m -n
{2 punten)
Evenveel als bij hoogwater springtij. Meer dan bij hoogwater springtij. Minder dan bij hoogwater springtij.
VAM EX - Voorbeeldexamen
aug 20ld
Klein Vaarbewijs 2.
Met t gemeÍktewaag is nierrwof geriiz'rgd
paC. 418
{2 punten}
Vraag 17. Wanneer komt in Nederlanddoodtij voor? a. b. c. d.
Ongeveêrtutee etmalen ná de maanstandeneerste kwartier en laatste hrtrartier. Ongeveertweeetmalenná de maanstandenvolle maanen nieuwe maan. Ongeveertwee etmalen vóór de maanstandeneerste kwartier en laatste kwartier. Ongeveertwee etmalen vóór de maanstandenvolle maan en nieuwe maan.
Vraag 18{2 punten} U verlaat op 14 augustusde havenvan West-ïerschelling in zuidelijke richting. Op 12 augustusstond de maan in het EK. U wilt over de'Grote Plaat' naar de SlenlCvaren, U leest in de kaart dat op de plaats tilaar u de Grote Plaat' moet passerenhet dieptecijfer Ot staat. De diepgangvan uw schip bedraagt 1 m. De getijgegevens,vermeld in de officiële zeekaart,zijn: Hoogten boven reductievlak gem. HW gem. LW springtij doodtijd springtij doodtij 2,3m 2,Om Q3m O6m Hoeveelwater onder de kiel mag u op het moment van hoogwater verwachten op de hierboven aangegevenplaats? a. b. c. d.
1,7 m. O3 m. 0,6 m. 2,0 m-
Vraag19. {1 punt) Staandeop het voordek van een polyesterjacht neemt u met een verrekijker met ingebouwd peilkompaseen peiling van een punt op de wal. ls er deviatie en zo ja, hoe groot? Á. la, zoalsgegevenin de stuurtafel van het stuurkompas. b. Onbekend;er wordt van uit gegaandat er geen deviatie is. c. Ja,gelijk aan de miswijring. d. Ja, zoalsaangegevenin de kaart.
Vraag 20. Kompaskoersis O45".Variatie 2" west. Gebruik de hiernaast afgebeeldestuufiafel 01. Wat is de ware koers? a. b. c. d.
04O". o44". 046'. 050".
{2 punten)
;trurtafel Ol
[ompgs: koers
0m"
022.5P 04j5" 067,5P
.T
e02.5"
-5
u8o 247,5"
+4"
09{r'
-2
2TA" 292.5" 315" 337,5"
*2"
| 12,5' 135P
r5?.5"
VAMEX- Voorbeeldexamenaug 201d KleinVaarbewijs2.
.Ío
Kompas- deviatie koers +2" 180"
-3
0" 0o +10
Met+gemerkte waagisri€rmof gerii?isd
+3' +30
+ín
+1 0o
pag. 5/8
Vraag 21. Vanafde havenuitgangvanStavorenstuurt u kompaskoers242". Er staat een matlge zuidenwind. De drift wordt geschatop 5'- De variatie is 4" west. Er staat geen stroom. Gebruik de hiernaast afgebeeldestuurtafel 01. Wat is de koers die in de kaart moet worden afgezetom de gegistepositie in de kaart te kunnen bijhouden?
(3 punten)
MP3*: koers 000" 022,5" 0450
067.5" a.
24O".
b. 24r. c. 236". d. 230".
Yraag22. Op stromendwater wilt u een havenaanlopen.U dient daartoeeen grondkoerste varen van 134". Er staat een krachtigedwarsstroom in de richting van O12'. U wordt daardoor 20" weggezet.De variatie is 4" west. Gebruik de hiernaast afgebeeldestuurtafel 17. Welke kompaskoersmoet u sturen om de haven aan te lopen? ab. c. d.
158. t62" 154" 150"
deviatie -1s -2o -3 -3
btuurtaÍel0Í Kompas- deviatie koers +2" 180" +3" 202,r +4q 225" 247"5"
+3o
274"
+2" +1" +í" 0"
090" | 12.5"
- z' oo
292.5"
135" Í57,5"
0" +í"
3í5" 3375"
(3 punten)
stuurtafelí? devlatie [p"sp-es:
koers
{x)oo
+4'
022,50
+41
045"
+3' +1'
067.50
í35"
0( -1' .T
í57.5"
-4
090" 112,5"
KOmpas- deviatie koers -4 180"
2045" 225"
-1o
oo
u7.5"
0" +1"
270"
29/zí"
+30
3150 337.5"
+50
+4{
Voar het maken vsn de vroagstukken 23 en 24 maet u gebruik muken von het koortfragment vsn kasrt 7810 (Morkermeer) respedievelijk kaart 7877 Maddenzee). Gebruikde voriatb die in de kadrt stadt en voor zover valn toepassing van de in de vraag weergegeven stuurtofel. Het kaortlragment dient somen met het kladpapier ingeleverd te warden. De constructie op de koart wordt aok gecontroleerd.Het kaartÍrogment dientvoorzien te worden van ufl noam en examennummer(op zijde Al. Het door u ingevulde ANTWOORDAP HFf BEELDSCHERM isvoor de beoordelingen puntentoekenningvande vragen bepolendPosÍties moeten worden ingevuld Ín hele graden, minuten en tienden van minuten nauwkeurig met vermelding van N (noorderbreedte) en E (oosterlengte). lJ moet de positie als volgt intypen: n graden en y3 mÍntten N / n graden en yyS mlnuten E Bij n en W,z moet u de volgens u juiste getollen invullen, waarbij de minuten dus in tienden achter de kommo worden dangegeven. N.B.: íngewlde positíesin graden, minuten en reconden worden fout gerekend.
VAMEX - Voorbeeldexamen
aug 2O14, Klein Vaarbewiis 2.
Mèt * gemeÍldevraagis nieuwof gewijzigd
pag. 518
Vraag 23. Gebruikhet kaartfragment van het Markermeer. U heeft een stalen motorboot voorzien van GPS.U schaft een tweedehands magnetischstuurkompasaan en installeert dat aan boord. Bij het kompaswerd een stuurtafel geleverd die werd gebruikt toen het op een vorige boot stond geïnstalleerd{hieronder afgebeeld). U vaart ergensop het Markermeer onderweg naar Volendam. Het is windstil. U leest op uw €P5 af: POS52'26'.200N 005"12'.200EI CAG316" /SOG 2,6kn I DST5,2M" De GPSgeeft geen XTEaan. U bent ondenreg naar een tevoren ingevoerdwaypoint.
Vraag23.1.:Wat is de positie van het waypoint waar u naar toe vaart?
(4 punten]
Op uw pas in gebruik genomen kompasleest u af dat u een kompaskoêrsstuurt van 322". De variatie staat in de kaart van het Markermeer. (2 punten) Vraag23.2: Hoeveel bliikt op deTekoers de deviatie van uw kompaste zijn? Vraag24 Gebruik het kaartfragment van de \iladdenzee. Gebruik de in dezevraag opgenomenstuurtafel 01. De variatie staat in de kaart.
;tuurtafel0l
Kenpe* koers 000"
U vaart vanuit zee over de redevan Den Helderrichting Texelstroom.Wanneer u om 11.45 uur 0,5 mijl west van de boei 5 11 {52"57'.6 N/004'43'.2 E} bent, zet u de koers uit naar de cardinale boei T 1UGVS 2 t52"59'.9 N/m4"49'.1 E). De stroomrichting is Í175"en de stroomsnelheidis 1,5 mijl per uur. Uw snelheid door het water is 5 mijl per uur.
- ï'
o18,5"
-z
045"
-3
067.5e
-5
0sl" 112.5" 135'
1S7.5P
-t
Kompas- devialie koers +2" 180'
+3" +4" +3" +2"
m2.5" 4l5"
u7.5" 270" 292.5e 315"
+ío
0"
+1"
337.5'
00
00
+1
Vraag 24.1: Wat is uw positie om 12.15 uur?
{4 punten}
Vraag24.2: ïÀratis de op uw stuurkompaste sturen koers?
{2 punten)
Vraag 25. Wat betekent op unr GPSde afkorting'ETA' ?
(1 puntl
a. b. c. d.
Berekendesnelheid door het water. Af te leggenafstand tot volgendewaypoint. Vermoedelijketijd van aankomstAfstand tot positie drenkeling.
EITIDE VOORBEELDEXAMEN
VAMEX- Voorbeelderamen aug 201d Klein Vaarbewijs2.
Met * gemerkte vraag is nieuw of gÊwijzigd
wc- 718