de resultatenvande inventarisatiezoudenopzichzeIfvoorde politieke wereld een stimulans kunnen,vormen voor het denken over de op langere termijn na to streven doelstellingen . Deze samenwerking met de wetenschappelijk bureaus is van bijzonder belang . Op deze wijze kan immers worden bewerkstelligd dat de to ontwikkelen scenario's een maatschappelijk draagvlak hebben en niet politiek irrelevant of to utopisch zijn . De inventarisatie van doelstellingen ten aanzien van de langere termijn is vooralsnog beperkt tot de in de politiek bestaande doelstellingen (middels een analyse van beginsel- en verkiezingsprogramma's) . Deze keuze is ingegeven door het feit dat de politiek de sector is waar de voor het regeringsbeleid in ons bestel relevante - namelijk op machts- en besluitvorming gerichte-discussie wordt gevoerd . De bijdragen van de W.R .R . moeten vooral zijn gericht op een onderbouwing van deze discussie . De eerste resultaten van de analyses van in de politiek bestaande doelstellingen ten aanzien van de langere termijn, betrekking hebbend op "politieke en bestuurlijke structuur" en "vredespolitiek en internationale betrekkingen" zijn inmiddels besproken met de wetenschappelijke bureaus van de meeste politieke partijen . Binnenkort zal het gesprek worden voortgezet over de analyse-resultaten op andere beleidsgebieden .
V . Standpuntbepaling Ministerraad over W .R .R.rapport nr . 13 "Maken wij er werk van? " Op 9 decemberjl . bepaalde de Ministerraad zijn standpuntover genoemd rapport . Hieronder volgt de tekst van de standpuntbepaling . Ter vergelijking zijn daarachter de aanbevelingen van het W .R .R .-rapport vermeld . De nummering van de Ministerraadsstandpunten komt overeen met die van de W.R .R .-aanbevelingen .
Ministerraa d
plaatsen in de quartaire sector, niet nader in hetW .R .R .-rapport is aangegeven . Dit vraagstuk zal nog verdere bestudering vergen . Wat het arbeidsmarktbeleid betreft kan in hetalgemeen worden opgemerkt, dat de overheid zich, in de huidige situatie van een ruime arbeidsmarkt, in het bijzonderzal moeten richten op het bestrijden van onrechtvaardigheid bij de (her)verdeling van arbeid . Met name kan hierbijworden gedacht aan de positie van vrouwen, ouderen, werkzoekenden zonder ervaring en gehandicapten . De regering is met de Raad van oordeel, dat ook aan de maatschappelijke positie van niet-actieven als zodanig aandacht dientto worden besteed . Hoewel de Raad op dit punt zijn gedachten niet heeft geconcretiseerd, is de regering voornemens om ook stappen to doen om to komen tot een samenhangend beleid ten aanzien van de maatschappelijke en individuele gevolgen van het niet-actief zijn . Met betrekking tot het door de W .R .R . gestelde over de sociale zekerheid moet worden opgemerkt dat een beschouwing over de plaats en aard van de sociale zekerheid in de toekomst in het rapport ontbreekt . De mening van de Raad, dat de beschreven problemen qua beleidsvorming een nauwe samenwerking tussen de verschillende departementen onderling en andere betrokkenen vragen, kan geheel worden onderschreven . In de analyse van het W .R .R .-rapport ziet de regering clan ook mede aanleiding voor een meer geintegreerde benadering van het complexe vraagstuk van de niet-actieven, die het mogelijk maakt concrete voorstellen op hun onderlinge consistentie to toetsen . Daartoe zal de regering ervoor zorg dragen, dat de interdepartementale Stuurgroep beleidsvorming niet-actieven de voorbereiding van een dergelijke integrale benadering en daarop gebaseerde beleidsvoorstellen metvoortvarendheidter hand neemt . Wat betreft de vereiste samenwerking met de sociale partners is de regering voornemens advies in to winnen bij de S .E .R . over,een aantal aanbevelingen van de Raad . Vooruitlopend op de voorbereiding van nadere beleidsvoorstellen door de genoemde Stuurgroep en op het advies van de S .E .R ., heeft de Ministerraad een voorlopig standpunt bepaald ten aanzien van de aanbevelingen van de W .R .R .
Punt 1 De problematiek van de niet-actieven is in de afgelopen jaren voortdurend in omvang en complexiteit toegenomen . In de studie van de W .R .R . is de relatie van de niet-actieven tot de actieven in haar economische en sociale aspecten op heldere wijze verkend . De regering acht deze studie van betekenis voor de formulering van de grondslagen voor het op dit terrein to voeren beleid . Ze ziet de waarde van deze studie met name gelegen in de wijze waarop de W .R .R . samenhangen in kaart heeft gebracht tussen probleemvelden, die in het perspectief van dejaren'80van centrale betekenis kunnen worden geacht . Tot die probleemvelden kunnen vooral knelpunten op het terrein van het draagvlak, de werkgelegenheid en de inkomensverdeling worden gerekend . Overigens zij opgemerkt, dat op belangrijke onderdelen hetvoorgenomen beleid reeds krachtig aanzetten levert in de door de W .R .R . bepleite richting . In dit verband kan gewezen worden op de Nota inzake de werkgelegenheid, de Interim-nota inkomensbeleid, de Nota collectieve voorzieningen en werkgelegenheid en de Nota selectieve groei . De regering beoogt thans niet, een oordeel to geven over de inhoud van het W .R .R .-rapport . Naast het plaatsen van enige algemene kanttekeningen, wordt volstaan met het aangeven van de to volgen procedure met betrekking tot de verdere uitwerking van de aanbevelingen van de W .R .R . Waar het de bepleite versterking van het economische draagvlak betreft, valt het op dat de wijze van overheveling van middelen uit de draagvlaksector ten behoeve van het creeren van arbeids-
Met betrekking tot de financieringssystematiek van de sociale zekerheid doen zich onder meer een tweetal aspecten voor . Macro-economisch is in de relatie sociale premies-arbeidskosten-werkgelegenheid de afwentelingvan belang . Daarnaast zijn de specifieke gevolgen van verschillen in premiedruk per bedrijfstak van betekenis . Onbekendheid met de wijze waarop en de mate waarin de financieringslasten onder de huidige financieringswijze worden afgewenteld, zou de eventuele afweging van het huidige systeem tegen andere financieringswijzen ten zeerste bemoeilijken . De Ministervan Sociale Zaken zal daarom eerst op korte termijn de mogelijkheden na laten gaan van een onderzoek naar de afwenteling van sociale verzekeringslasten bij de huidige financieringswijze . Bij een dergelijk onderzoek zou kunnen worden aangesloten bij het lopende onderzoek naar de afwentelingseffecten van belastingen, dat aan de Erasmus universiteit wordt verricht . Ook ten aanzien van de effecten van de verschillen in premiedruk per bedrijfstak zal een nadere studie worden overwogen . Punten 2, 4 en 6 De wenselijkheid, om to komen tot een betere registratie en onderlinge afstemming van gegevens op het terrein van de sociale zekerheid, wordt onderschreven . Overigens vindt er reeds een veelheid van activiteiten plaats, zoals : - de instelling door het C .B .S . van een Commissie van advies voor statistieken betreffende de sociale zekerheid ;
- de instelling in het kadervan de Sociale Verzekeringsraad van
een Overlegorgaan centrale personenregistratie sociale verzekeringen ;
- besprekingen in het kader van de werkgroep Raming Werkloosheidsvoorzieningen , om to komen tot een gedetailleerde vastlegging van gegevens ten aanzien van uitkeringsgerechtigden krachtens de werkloosheidsregelingen . Voorts zijn nieuwe statistieken in voorbereiding , worden door de Stichting Coordinatie van Communicatie met betrekking tot gegevens voor Onderzoek inzake Ziekteverzuim (C .C .O .Z .) gegevens verzameld ten behoeve van onderzoek en vindt er onderzoek plaats naar determinanten van arbeidsongeschiktheid . Over de verdeling van ziekteverzuimgevallen over verzuimduurklassen ten slotte , zijn voor wat betre ft de omslagleden bij de bedrijfsverenigingen reeds gegevens beschikbaar . Alvorens een beslissing to nemen over het ontplooien van nieuwe activiteiten, zullen daarom eerst de resultaten worden afgewacht van recent afgesloten en nog lopende projecten . Naar het oordeel van de regering verdient de bewaking van de samenhang van onderzoeken , onderzoeksopdrachten en registratieactiviteiten op het terrein van de sociale zekerheid alle aandacht . De onlangs ingestelde Commissie Onderzoek Sociale Zekerheid zal het onderzoek op het terrein van de sociale zekerheid coordineren ; in zoverre dit betrekking hee ft op de aanbevelingen van de W .R .R ., zal hieroverzo mogelijkop ko rt e termijn worden gerapporteerd . Punten 3 en 7 De regering kan zich vinden in deze aanbevelingen en constateert, dat ook op deze terreinen reeds de nodige activiteiten plaatsvinden . Op het gebied van ziekteverzuim en humanisering van de arbeid kan gewezen worden op een aantal onderzoeken van het Nederlands Instituut voor Preventieve Geneeskunde en op de activiteiten van C .C .O .Z . Bovendien kunnen vermeld worden het programma Experimen'ten Medezeggenschap dat in het kadervan de S .E .R ./C .O .P . is ontwikkeld en de programma's in het vlak van management en bedrijfsorganisatie, die in de naaste toekomst ontwikkeld zullen worden . Ten slotte kunnen genoemd worden de ontwerp-Arbeidsomstandighedenwet en een voorstel tot wijziging van de Wet op de ondernemingsraden . Overleg zal plaatsvinden over de vraag of, en zo ja op welke wijze, de voorstellen van de W .R .R . als nadere opdracht aan de C.C .O .Z . kunnen worden meegegeven . Wat betreft de aanbevolen inpassing van gezondheidsleer en milieuhygiene in het onderwijs, kan gewezen worden op de activiteiten van de adviescommissie leerplanontwikkeling gezondheidsvoorlichting en opvoeding, alsmede op die van de interdepartementale werkgroep natuur- en milieuvoorlichting en educatie . In het ontwerp van wet op het basisonderwijs is de "bevordering van gezond gedrag" als verplicht leergebied opgenomen . Bij de "natuur, waaronder biologie" kan in het kadervan de integratie met andere leergebieden ook aandacht worden geschonken aan milieuhygiene . Met betrekking tot het voortgezet onderwijs looptvoor beide onderwerpen binnen het Ministerie van Onderwijs en Wetenschappen thans een procedure ter aanwijzing als mogelijk leergebied .
Punten 5 en 1 3 De grote betekenis van een goede sociale begeleiding van zowel arbeidsongeschikten als andere categorieen uitkeringsgerechtigden kan worden onderschreven . Een persoonsgerichte benadering is zeer belangrijk . Hierbij moet zoveel mogelijk aangesloten worden op eventuele behoeften aan gecoordineerde dienstverlening . In ditverband kan worden gewezen op een onderzoek naar de begeleiding van arbeidsongeschikten van de Federatie van Bedrijfsverenigingen, dat onlangs door de Commissie Onderzoek Social e 4
Zekerheid is goedgekeurd . In de bovenstaande visie van de regering past niet de scheiding van de controle- en de dienstverlenende taa k bij de G .A . B .'s . In een eerdere fase va n de vernieuwing van de werkwijze bij de arbeidsbureaus is een dergelijke scheiding wel overwogen . Dit idee is verlaten omdat inmiddels is gebleken , dat dienstverlening en controle in elkaars verlengde liggen . Worden de taken gescheiden dan dreigt een verschuiving van niet alleen de controlefunctie , maar ook de bemiddelingsfunctie naar de verschillende uitkeringsinstanties . Deze ontwikkeling zou leiden tot een strikte opdeling van de arbeidsmarkt , waarbij vooral de kansarme groepen bij de bemiddeling niet meer aan bod komen .
Punt 8 Experimenten gericht op het terugdringen van "vermijdbaar" ziekteverzuim zijn op dit moment moeilijk to realiseren . Voor een bredere aanpak .is het wenselijk de'resultaten van lopende onderzoeken of to wachten . Wel zal de regering de Stuurgroep beleidsvorming niet-actieven opdragen op korte termijn de mogelijkheden na to gaan van een beperkt experiment in de door de W .R .R . aanbevolen richting .
Punt 9 Ten aanzien van de door de Raad gesuggereerde relatie tussen het werkgelegenheids- en het investeringsbeleid kan worden opgemerkt, dat de regering deze twee nietzondermeer koppelt. Op het terrein van het investeringsbeleid worden vooral die effecten beoogd, die tot een versterking van het draagvlak van onze economie bijdragen en daarbij tevens gunstige gevolgen hebben voor de werkgelegenheid . De implicatiesvan de doorde W .R .R . voordetoekomst bepleite benadering met betrekking tot,de binding van het werkgelegenheidsbeleid aan het investeringsstimuleringsbeleid, zullen nadere studie vergen . Daarbij zal met name aandacht worden geschonken aan vragen zoals : in hoeverre behoeven arbeidsplaatsencreatie en draagvlakversterking al of niet in dezelfde sector gerealiseerd to worden, dienen de werkgelegenheidsprogramma's in de huidige vorm to worden voortgezet, en wat zijn de consequenties voor het speerpuntenbeleid . De regering wil hier wijzen op het advies dat de Commissie Sectorstructuurbeleid van de S .E .R . zal uitbrengen . Met betrekking tot het arbeidsplaatsencriterium in de W .R .R . wil de regering het gevraagde advies van de S .E .R . afwachten . Onder verwijzing naar hetgeen daarover in de Nota selectieve groei is gesteld, is de regering zich bewustvan de noodzaakvan een produktiviteitspolitiek, waarin de bevordering van technologische vernieuwing een belangrijke plaats inneemt .
Punten 10 en 2 1 De regering onderschrijft in grote lijnen de wenselijkheid van humanisering van de arbeid en van een wijziging van de loonstratificatie . Op het stukvan de humanisering van de arbeid hebben bedrijfsleven en overheid ieder een eigen verantwoordelijkheid . Deze wordt voor wat het bedrijfsleven betreft, onder meer tot uitdrukking gebracht in de c .a .o.-onderhandelingen en in de bevoegdheden welke de ondernemingsraden op dit gebied hebben . Voor wat de overheid aangaat kunnen genoemd worden de ontwerp-Arbeidsomstandighedenwet en het stimuleringsbeleid ten aanzien van arbeidsplaatsenverbetering met behulp van de in het kader van de Nota selectieve groei ter beschikking gestelde middelen . Met betrekking tot de inkomensvorming en -verdeling en de functie van schaarsteverhoudingen wordt gewezen op het inkomensbeleid, zoals neergelegd in de Interimnota inkomensbeleid, op de adviesaanvrage aan de Stichting van de
Arbeid omtrent de herbezinning op de functiewaardering waarbij speciale aandacht is gevraagd voor de beloning van onaangename arbeid - en op het in voorbereiding zijnde voorontwerp van de Kaderwet inkomensvorming . Voorts wordt opgemerkt dat van de niveauverhoging van de uitstroom uit het onderwijs op zichzelf een zekere druk uitgaat op de huidige loonstratificatie, die in belangrijke mate gebaseerd is op diplomabezit . De Stuurgroep beleidsvorming niet-actieven zal worden opgedragen na to gaan in hoeverre in het Nationaal Onderzoekprogramma Arbeidsmarkt een studie naar loondifferentiatie op deelmarkten voorarbeid met inconvenienten met prioriteit kan worden ingepast .
Punten 11 en 1 4 Het inzicht in de bewegingen op de arbeidsmarktzal in belangrijke mate toenemen, wanneer een koppeling van de registraties van gegevens inzake sociale verzekeringen aan die op de arbeidsbureaus tot stand wordt gebracht . Over een dergelijke koppeling tussen de administraties van arbeidsvoorziening en bedrijfsverenigingen vindt studie en overleg plaats . Inzicht in nieuwe vacatures kan echter slechts worden verkregen door de melding aan de arbeidsbureaus . Gewezen kan worden op de bepaling in het zogenaamde Haagse protocol, waarin de opname in c .a .o .'s wordt aanbevolen van de verplichting tot de aan- en afmelding van relevante vacatures door werkgevers bij de G .A .B .'s . Een eventueel doorde overheid aan werkgevers op to leggen verplichting tot melding van alle wijzigingen in de personeelsbezetting zou thans met betrekking tot de (vereiste geautomatiseerde) verwerking bij de dienst voor de arbeidsvoorziening nog enige problemen g,even . Binnen twee jaar zal de vraag-registratie per computer kunnen plaatsvinden . In dit verband kan verder worden gewezen op de C .B .S .-enquete inzake moeilijk vervulbare vraag en oplopend (vervolg) onderzoek van het Instituut voor Sociaal-Wetenschappelijk Onderzoek en het Economisch Instituut, beide to Tilburg . Het C .B .S . bestudeert de mogelijkheid to komen tot een periodiek to herhalen volledige enquete naar de openstaande vraag naar arbeid . Bezien zal worden, in hoeverre de aanbevelingenvan de Raad in deze studie kunnen worden meegenomen .
Punt 1 2 De regering wijst erop, dat met behuip van elkaar opvolgende experimenten van scholingsprojecten met steeds verdergaande faciliteiten, opgezet in nauwe samenwerking met de sociale partners, de grenzen van de scholingsbereidheid zijn afgetast . In weerwil van de beschikbaarstel ling van goedevoorzieningen door de overheid en de opname van voldoende krachtige bepalingen in de sociale verzekeringswetgeving, heeft omscholing van werklozen tot dusver niet in de gewenste omvang plaatsgevonden . Onder meer is gebleken dat het gebrek aan zekerheid, dat omscholing leidt tot een nieuwe betrekking, geen belangrijke oorzaak is van de vrij geringe feitelijke deelneming aan scholingsprojecten . De regering zal zich to zamen met de sociale partners verder beraden, ook bedrijfstakgewijs, over verdere mogelijkheden om de participatie aan scholingsprojecten to verhogen . Ook de Stuurgroep beleidsvorming niet-actieven zal aan deze problematiek aandacht schenken . Punt,15 De regering stemt in met de mening van de Raad, dat er thans geen aanleiding is om tot verruiming van het begrip passende arbeid over to gaan . Zij verwijst naar de brief van Minister Boersma dd . 21 januari 1977 aan de Voorzitter van de Tweede Kamer inzake de toepassing van het begrip passende arbeid . Overigens merkt de regering op dat zij de arbeidsmarktcon-
sequenties van een toenemend opleidingsniveau nauwlettend volgt .
Punt 1 6 De regering meent dat ter versterking van de positie van kansarme groepen op de arbeidsmarkt voorals(og in de eerste plaats stimulerende maatregelen in aanmerking komen . In dit verband is mede van belang de adviesaanvrage van de regering aan de Stichting van de Arbeid inzake de vorming van aanpassingsteams . In het kader van de voorbereiding van een nieuwe arbeidsvoorzieningswet zal de wenselijkheid van ge- en verbodsbepalingen, waaronder de voor- en nadelen van quoteringsstelsels, nader worden onderzocht . Een adviesaanvraag in dezen is in voorbereiding .
Punt 1 7 De regering onderkent de in het rapport weergegeven tendenties, die leiden tot enerzijds een grotere mate van zelfstandigheid bij de uitvoering door de G .A .B .'s en anderzijds tot een steeds groeiende behoefte aan afstemming van het arbeidsmarktbeleid op overige beleidsdoeleinden . De omstandigheid, dat de arbeidsbureaus onderdeel uitmaken van een departement directoraat-generaal, werkt een sterkere beleidscoordinatie op centraal niveau in de hand . De regering acht het niet zinvol een nadere studie van de toepassings-mogelijkheden van de organisatie van het Zweedse arbeidsmarktbeleid buiten dit algemene kader to doen plaatsvinden . Bovendien zou een eventuele studie zoals door de Raad bepleit pas zin hebben, wanneer deze geplaatst zou worden in de meer algemene context van functionele decentralisatie binnen de rijksoverheid . Punt 1 8 De regering deelt de opvatting van de W .R .R . dat leerplichtverlenging niet primairvanuit arbeidsmarktoverwegingen zou moeten worden ingevoerd . Maar zoals meer uitvoerig in Contourennota 2 (Vervolgnota) is betoogd, kunnen sociale en onderwijskundige motieven in samenhang met de arbeidsmarktpositie van de betrokken jongeren, wel aanleiding geven tot verdere leerplichtverlenging . De regering wijst erop dat met name ook de onderwijsachterstand en de arbeidsmarktpositie van meisjes zowel bij het scheppen van nieuwe onderwijsvoorzieningen als bij de afweging met betrekking tot verdere leerplichtverlenging een belangrijke rol dient to spelen . In de aan de Tweede Kamer toegezegde notitie over nieuwe onderwijsvoorzieningen voor 16-1 8-jarigen zal nader worden ingegaan op de mogelijkheid tot stimulering van de onderwijsdeelname van deze categorie jongeren door middel van de opzet van nieuwe op de praktijk van de beroepsuitoefening gerichte onderwijsvoorzieningen .
Punt 1 9 De opvatting van de Raad, dat het arbeidsbestel onvoldoende is ingericht op de overgang van oudere werknemers van de actieve naar de post-actieve periode, wordt door de regering onderschreven . Het beleid van de regering is erop gericht deze overgang to vergemakkelijken . Zoals uit de adviesaanvragen inzake educatief verlof a an de Stichting van de Arbeid (17 juli 1975) en de S .E .R . (22juni 1977) blijkt, wordtprioriteitgegeven aan de werknemers die voor hun pensionering staan .
Met betrekking tot de aanbevolen studies en experimenten wijst de regering op de vele studies die thans plaatsvinden . De resultaten van deze studies, alsmede de evaluatie van lopende experimenten wil de regering afwachten, alvorens een beslissing to nemen over verdergaande maatregelen .
Punt 2 0 Experimenten met arbeidstijdverkorting zijn in eerste instantie een verantwoordelijkheidvan de sociale partners . Deze materie is zo complex, in verband met haar technische, financiele en organisatorische aspecten, dat vooral op lokaal en bedrijfs(tak)niveau de mogelijkheden moeten worden afgewogen . In haar functie van werkgever, heeft ook de overheid op dit terrein een belangrijke verantwoordelijkheid . De Stuurgroep beleidsvorming niet-actieven zal nagaan, of, en zo ja in hoeverre, nieuwe experimenten onder meer met betrekking tot ploegenarbeid gestart moeten worden .
Punten 22 en 2 3 Met betrekking tot de groeimogelijkheden van reele en volwaardige werkgelegenheid -met vermijding van het risico van het ontstaan van een secundaire arbeidsmarkt- in de quartaire sector is een advies reeds in voorbereiding bij de Raad voor de Arbeidsmarkt . De studie daaromtrent zal ook op de betreffende departementen worden uitgevoerd . Een en ander zal in de Stuurgroep beleidsvorming niet-actieven worden gecoordineerd . Zoals de W .R .R . terecht stelt, mag de werkgelegenheidscreatie in de quartaire sector niet losworden gezienvan de financieringsmogelijkheden . Bij de studie omtrent groeimogelijkheden van werkgelegenheid in de quartaire sector zal het moeten gaan om reeel gevoelde behoeften aan de dienstenvan de quartaire sector, en clan voor zover dat professioneel geleverd moet worden . De Stuurgroep beleidsvorming niet-actieven zal worden belast met een verkennende studie en met het formuleren van een onderzoeksvoorstel omtrent de kosten-batenanalyse van de werkgelegenheidscreatie in de quartaire sector . Zowel met betrekking tot de bestudering van de groeimogelijkheden van reele envolwaardigewerkgelegenheid in dequartairesectorals ten aanzien van de kosten-batenanalyse zij opgemerkt, dat een aantal activiteiten reeds ontplooid wordt, zoals : - "Manpowerplanning in de quartaire sector" (S .C .P .-studie) ; - "Indicaties voor het gebruik van voorzieningen" (idem) ; - "De leefsituatiesurveys" van het S .C .P .
Aanbevelingen W.R .R . In het rapport is ingegaan op de ontwikkeling van deverhouding tussen de actieven en de niet-actieven in onze samenleving . Er is stilgestaan bij de maatschappelijke gevolgen die uit deze ontwikkeling in detoekomst kunnen voortvloeien . De Raad acht die ontwikkeling zo problematisch dat hij meent dat op een breed front initiatieven genomen moeten worden, die kunnen leiden tot een ombuiging vangenoemde ontwikkeling . De Raad heeft onderzocht welke beleidsconcepties ontwikkeld kunnen worden die ook op de lange termijn de mate van onvrijwillige non-activiteit kunnen beperken . In de eerste plaats heeft de Raad daartoe de gevolgen voor de werkgelegenheid van de werking van het sociale-zekerheidsstelsel aan de orde gesteld . In het bijzonder is ingegaan op het financieringssysteem van de sociale verzekeringen en de effecten die dit systeem op de ontwikkeling van de werkgelegenheid heeft . 1 . De Raad is van mening dat een wijziging van het financieringsstelsel van de sociale verzekeringen mogelijk perspectieven kan bieden voor de werkgelegenheid . Welk stelsel daarvoorin aanmerking dientte komen is eenvraag die hierniet beantwoord kan worden . Daarvoor is de optiek hier to beperkt geweest . Alternatieven die uit het oogpunt van de werkgelegenheid perspectieven bieden, zouden mogelijk tot een
verzwakking van het draagvlak kunnen leiden . Naar de mening van de Raad is een verdere studie op dit punt gewenst . De in dit rapport gestelde uitgangspunten van draagvlak en werkgelegenheid zouden in zo'n studie de centrale criteria moeten vormen, op basis waarvan mogelijke alternatieven worden uitgewerkt . 2 . De Raad beveelt aan om tot een betere registratie van de gegevens over de sociale verzekeringen to komen, met name waar het gaat om de afstemming van de gegevens van bedrijfsverenigingen op de C .B .S .-definities . Een betere registratie is onder meer nodig voor de onder 1 . aanbevolen studie en ligt bovendien meer in het algemeen in de rede, nu de onderlinge afhankelijkheid van de sectorvan de sociale verzekeringen met de overige sectoren van de economie algemeen wordt erkend . 3 . Verder is de ontwikkeling van het ziekteverzuim aan de orde gesteld . Naar aanleiding van de perspectieven voor de ziektefrequentie meent de Raad dat het beleid op devolgende punten zou moeten worden aangescherpt : - ook indien de betekenis die aan de fun .ctie van arbeid in het leven van de individuele mens wordt toegekend, zou afnemen, blij ft het van groot belang, dat de arbeidsverhoudingen doorzichtig zijn en dat de eigen verantwoordelijkheid in het werk beter tot uiting kan komen . Het beleid client er naar het oordeel van de Raad op gerichtte zijn hettotstand komenvan organisatievormen van de arbeid, die dat mogelijk maken, to bevorderen ; - aan het omgaan met de eigen gezondheid dient meer aandacht to worden besteed . Een systematische inpassing van gezondheidsleer en milieuhygiene in de ruimste zin client in het onderwijs prioriteit to krijgen . 4 . Vardar acht de Raad het wenselijk om, ter verheldering van zowel de verzuim- als de W .A .O .-problematiek, tot verfijning van de registratie to komen van het ziekteverzuim naar duur. 5 . De Raadisvanmeningdatbijde uitvoeringvan de W .A .0 .hat aanbeveling verdient de uitkeringspraktijk minder ambtelijk en meer individu-gericht op to zetten . Een dergelijke aanpak zou het adequaat functioneren van veel arbeidsongeschikten in hoge mate bevorderen . 6 . De Raad meent dat slechts indien de registrerende instanties zouden worden verplicht voldoend gedetailleerde statistieken op to zetten, een goede beleidsontwikkeling op het terrein van het ziekteverzuim tot stand kan komen : 7 . Omdat het ziekteverzuim een symptoom is van dieperliggende problemen leent het zich slecht voor een directe benadering . De Raad acht het van groot belang dat het beleid maatregelen blijftsteunen, die gerichtzijn opterugdringingvan "vermijdbaar" ziekteverzuim door to komen tot een onderkenning en objectieve beschrijvingvan de oorzaken ervan en tot een beleid dat gericht is op het wegnemen van de oorzaken . De oprichting van de Stichting Coordinatie van Communicatie met betrekking tot Onderzoek inzake Ziekteverzuim acht de Raad in dit opzicht hoopvol, maar onvoldoende . De Raad is van mening dat de in dit rapport genoemde velden van actie (hoofdstuk V . 5 .) reeds nu voldoende aanknopingspunten bieden voor nieuwe en verdergaande beleidsmaatregelen . Hij adviseert de Regering nieuwe initiatieven terzake to ondernemen . 8 . Zo is de Raad ook van oordeel dat, om "vermijdbaar" ziekteverzuim terug to dringen, experimenten met de volgende maatregelen overweging verdienen : - hetuitbreiden van hetgewoneverlofinetongeveervijfdagen, maartegelijkertijd het afboeken van elke eerste ziektedag als verlofdag met een maximum van vijf dagen ; - het ruimertoekennen van buitengewoon verlof bij een sociale indicatie van overbelasting, ten einde onnodig gebruik van het medische kanaal to voorkomen . Bij de beschouwingen over de toekomstige werkgelegen-
heidsproblemen is geconcludeerd dat de geprojecteerde ontwikkeling van het aanbod van arbeidskrachten en van de vraag naar arbeidskrachten gedurende een reeks van jaren aanleiding zal geven tot een hoge mate van non-activiteit .
ligen rond vacatureverloop en aanwezige vacatures, met vermelding van hun specifieke vereisten . De mogelijkheden van een verplichte informatieverschaffing in dezen moeten nader worden onderzocht .
Naar het oordeel van de Raad mag hierin niet worden berust . Er zal derhalve moeten worden gestreefd naar uitbreiding van het aantal arbeidsplaatsen . Als belangrijke mogelijkheid hiervoor wordt de quartaire sector geintroduceerd . Dit vraagt echter tevens om een beleid gericht op draagvlakversterking . In principe komt dezelfde betekenis toe aan verruiming van de werkgelegenheid door herverdelingsmaatregelen, zoals deze in dit rapport zijn verkend . 9 . Ten aanzien van de relatie tussen draagvlak en werkgelegenheid beveelt de Raad de regering aan het investeringsstimuleringsbeleid minder streng to binden aan het werkgelegenheidsbeleid . Beter lijkt het to streven naar een sterk draagvlak datmede aangewend kan worden ten behoevevan de werkgelegenheid . In onderdelen van de industriele sector en de dienstensector zou een produktiviteitspolitiek gericht op versterking van het draagvlak centraal moeten staan . Investeringsstimulering kan daartoe als middel dienen zonder dat daarbij onverkort het arbeidsplaatsencriterium wordt gehanteerd . Versterking van het draagvlak geeft mogelijkheden on, daarnaast een actieve werkgelegenheidspolitiek to voeren, gericht op minder draagvlak creerende, maar wel sterk werkgelegenheid creerende sectoren . Voor de Raad is de centrale gedachte hierbij dat bij een sterk draagvlak meer en meer duurzame keuzemogelijkheden worden opengehouden clan bij een streven naar industriele activiteiten met een hoge arbeidsintensiteit . 10 . Ten aanzienvan deallocatieproblemenop dearbeidsmarkt meent de Raad dat, waar zich aanbodstekorten voor onaangenaam werk voordoen, ten minste twee benaderingswijzen zijn geboden,teweten : a . humaniseringvandearbeidsplaatsen b . het tot uitdrukking doen komen van de schaarsteverhoudingen in de lonen . De institutionalisering van de inkomensvorming en -verdeling is echter in ons land van then aard dat de onder b . genoemde benaderingswijze gewoonlijk niet kan worden toegepast zonder dat een opwaartse druk ontstaat op het inkomen van de overige categorieen . De Raad isvan mening dat het inkomensbeleid van de overheid, alsookvan de sociale partners, erop gericht zou dienen to zijn dit to doorbreken . Ook ingrijpende wijzigingen van de loonstratificatie zal men daarbij niet uit de weg moeten gaan . 11 . Ten aanzien van het mobiliteitsbeeld meent de Raad dat, gezien de mogelijke omvang van de frictiewerkloosheid, nader zal moeten worden onderzocht hoe lang gemiddeld arbeidsplaatsen openstaan, hoe dit is verdeeld over de verschillende beroepsgroepen en welke mogelijkheden bestaan om deze duur eventueel to verkorten . 12 . Vooral door gebrek aan zekerheid dat omscholing leidt tot een nieuwe betrekking is thans de feitelijke deelneming aan de omscholing in de praktijkvrij gering . De Raad meentdan ookdat gezocht moet worden naar regelingen die de zekerheid verhogen dat omscholing leidt tot een nieuwe betrekking . Te denken valt daarbij aan een verdere uitbreiding van de omscholingssubsidies aan bedrijven, als zij bereid zijn daarvoor in aanmerking komende werklozen in dienst to nemen . 13 . Omdat in de praktijkde combinatievan controle- en dienstverlenende taken bij de gewestelijke arbeidsbureaus een optimale vervulling van beide afzonderlijke taken in de weg lijkt to staan, meent de Raad dat middelen om een scheiding van beide taken to bewerkstelligen nader moeten worden overwogen . 14 . Thans ontbreekt een tijdige en precieze registratie van vacatureverloop . Naar de mening van de Raad moet worden gezocht naar wegen om een grotere openheid to bewerkstel-
15 . De Raad heeft bezien of tot verruiming van het begrip passende arbeid moet worden overgegaan . De Raad meent dat erthans geen aanleiding is, verruiming van genoemd begrip aan to bevelen . 16 . Bij een toenemende werkloosheid lijkt de positie van kansarme groepen op de arbeidsmarkt nog verder to worden verzwakt. De Raad beveeltdan ookaan om, zoals dat hetgeval is bij het begrip passende arbeid aan de aanbodzijde, ook mogelijke negatieve sancties voorde vraagzijde to overwegen . In het rapport worden daartoe enkele suggesties gedaan . 17 . In de organisatie van het arbeidsmarktbeleid doetzich een verzelfstandiging voor van de plaats van de gewestelijke arbeidsbureaus . Daarnaast bestaat er behoefte aan beleidscoordinatie op een meercentraal niveau . Daardoorlijken zich in deze organisatie problemen to gaan voordoen . Daarom wordt aanbevolen een nadere studie to maken van de mogelijkheden van toepassing voor het Nederlands bestuursstelsel van de organisatie van het Zweedse arbeidsmarktbeleid . Bij het vraagstuk van de verdeling van arbeid en de beperking van het arbeidsaanbod zijn de volgende mogelijkheden onderzocht : leerplichtverlenging, vervroegde pensionering, arbeidstijdverkorting en-beperking van het aanbod van buitenlandse werknemers . 18 . Ten aanzien van de verlenging van de leerplicht meent de raad dat leerplichtverlenging door middel van een wettelijke maatregel niet primair vanuit arbeidsmarktoverwegingen zou moeten worden ingevoerd . Een stimulerend beleid gericht op een vrijwillige verhogingvan de onderwijsdeelneming heeft het voordeel dat mogelijke onderwijskundige bezwaren minder zwaar wegen . Ook dit heeft een vermindering van de werkloosheid tot gevolg . 19 . De Raad meent dat het arbeidsbestel onvoldoende is ingericht op de overgang van oudere werknemers van de actieve naar de post-actieve periode . De Raad beveelt aan, de studie omtrent de mogelijke varianten met betrekking tot het vraagstuk van pensionering to intensiveren . Dit vooral, omdat het wel eens noodzakelijk zou kunnen zijn, dat in het kadervan een rechtvaardiger verdeling van arbeid een breder scala van pensioneringsalternatieven voorhanden is . De Raad beveelt tevens aan, op grotere schaal experimenter to starten, met name in die sectoren waar min of meer vaste (formatie)plaatsen bestaan, zodat vrijkomende plaatsen weer zullen worden bezet. 20. Ten aanzien van de arbeidstijdverkorting meent de Raad dat dit instrument voor de toekomst alle aandacht verdient . De Raad is uitgegaan van de veronderstelling dat introductie van arbeidstijdverkorting nietgepaard mag gaan met stijgingvan de arbeidskosten . Dit houdt in dat arbeidstijdverkorting zou moeten worden ingevoerd als alternatief voor loonstijging . De Raad meent dat evaluatie van experimenten met arbeidstijdverkorting gewenst is ten einde een verantwoorde startpositie to vinden voor een algemene arbeidstijdverkorting . De Raad dringt aan op het, in nauwe samenwerking met de sociale partners, starten van nieuwe selectief gerichte experimenten . 21 . Ten aanzien van de positie van de buitenlandse werknemers meent de Raad dat het aantrekkelijk maken van de nietbeloningsfactoren, al clan niet in combinatie met een verbetering van de beloning voor onaantrekkelijke functies, m'ddelen zijn om voor de toekomst de noodzaak tot het aantrekken van buitenlandse werknemers to verminderen . (Dit sluit aan bij hetgeen in aanbeveling 10 . is gesteld . ) Tevens beveelt de Raad aan op beperkte schaal experimenten hierop gericht to stimuleren .
22 . Bij de beschouwing overde quartaire sectormeent de Raad to hebben aangetoond dat het entameren van projecten in deze sector zowel uit een oogpunt van maatschappelijke behoeften als uit werkgelegenheidsoptiek gewenst is . De Raad dringt aan op een nadere en meer systematische bestudering en identificatie van reele maatschappelijke behoeften . 23 . De Raad dringt aan op het opzetten van een kosten-baten analyse ten einde vast to stellen binnen welke grenzen een uitbreiding van de quartaire sector mogelijk is . Daarbij client naar het oordeel van de Raad to worden overwogen dat een stijging van de overheidsuitgaven, verband houdend met het entameren van projecten in de quartaire sector, afgewogen moet worden tegen de maatschappelijke kosten van de langdurige aanwezigheid van een aanzienlijk bestand nietactieven . 24 . De Raad is er zich van bewust dat de bovengenoemde aanbevelingen betrekking hebben op zaken van uiteenlopende termijn . Voorts zijn de problemen inhoudelijk interdisciplinair terwijl zij qua beleidsvoorbereiding vragen om een nauwe samenwerking tussen de verschillende departementen onderling en andere betrokkenen . Zulks impliceert dat een breed overleg voor de uitwerking gewenst is . Dit overwegende is de Raad gaarne bereid,voorzoverdatopzijn weg ligt, behulpzaam to zijn bij de organisatorische uitwerking van zijn aanbevelingen .
Mede door het stijgende aantal internationale contacten is de behoefte ontstaan aan meer uitgebreide mogelijkheden tot communicatie buiten het Nederlandse taalgebied . In voorbereiding zijn thans een completevertaling in het Engels van "Maken wij e.r werk van?" (Rapporten aan de Regering nr. 13-1977), "De komende vijfentwintig jaar" (Rapporten aan de Regering nr . 15-1977) en "Verslag Eerste Raadsperiode" . Voorts ligt het in de bedoeling in de toekomst met een Engelstalige versie van het Mededelingenblad W .R .R . uit to komen .
Voorshands zullen de oplagen beperkt van omvang zijn, ten dienste van buitenlandse bezoekers en het tot dusver opgebouwde netvan contacten metsoortgelijke instellingen in andere landen .
VII . De samenstelling van het burea u Per 15 maart respectievelijk 1 april 1978 hebben ir . A .A .J . Pols en drs . W.C . Verbaan hun werkzaamheden in de wetenschappelijke staf beeindigd . Terversterking van het secretariaat zijn per 1 januari 1978 mw . J . Heikamp, per 16 januari 1978 mw . E .L. Willigenburg-van Royen, per 20 maart 1978 mw . M .R . Pullen-Birfelder en per 1 mei 1978 mw. Y .M .M . Starrenburg in dienst getreden .
V1 . Publikaties in het Engel s VIII . Besteladres publikatie s Tot dusver heeft de W .R .R . zich voorwat betreft publikaties in vreemde talen beperkt tot het opnemen van samenvattingen (summaries) in de Engelse taal in een aantal rapporten aan de regering en publikaties in de serie "Voorstudies en Achtergronden" .
Voor zover niet anders vermeld zijn alle publikaties van de W .R .R . verkrijgbaar bij de Staatsuitgeverij, Christoffel Plantijnstraat 1,'s-Gravenhage, tel . 070-624551, of via de boekhandel .
V
tjD-- xo , l %~- Ina