Arteveldehogeschool
Katholiek Hoger Onderwijs Gent Opleiding bachelor in het sociaal werk Campus Sint-Annaplein Sint-Annaplein 31, BE-9000 Gent
Gezocht: amateurmuzikanten m/v Inspirerende ideeën en de rol van Vlamo voor een goed ledenbeleid in amateurmuziekverenigingen
Academiejaar: 2010 – 2011
Eindwerk voorgedragen door: Joke MANNAERTS tot het behalen van het diploma Sociaal werk, sociaal-cultureel werk; waarvoor de graad van bachelor in het sociaal werk wordt verleend.
Arteveldehogeschool Katholiek Hoger Onderwijs Gent Opleiding bachelor in het sociaal werk Campus Sint-Annaplein Sint-Annaplein 31, BE-9000 Gent
Gezocht: amateurmuzikanten m/v Inspirerende ideeën en de rol van Vlamo voor een goed ledenbeleid in amateurmuziekverenigingen
Academiejaar: 2010 – 2011
Eindwerk voorgedragen door: Joke MANNAERTS tot het behalen van het diploma Sociaal werk, sociaal-cultureel werk; waarvoor de graad van bachelor in het sociaal werk wordt verleend.
Woord vooraf “Muziek is een opwekkend middel voor de pijnappelklier. Muziek is niet Bach of Beethoven; muziek is de blikopener van de ziel. Je wordt er heel rustig van inwendig, je denkt dat er een dak op je bestaan is…” (Henry Miller, Amerikaans schrijver)
Deze uitspraak van Miller is voor mij een concrete waarheid. Muziek wekt van alles op in onze hersenen (pijnappelklier) en beïnvloedt onze emotionele toestand. Mijn emotionele toestand tijdens het schrijven van deze bachelorproef was heel belangrijk, waardoor ik ook ontzettend veel naar muziek geluisterd heb in deze periode. Alleen naar muziek luisteren was uiteraard niet voldoende om deze bachelorproef tot een goed eind te brengen. Daarom wil ik een woord van dank richten tot alle mensen die deze ervaring met mij gedeeld hebben en die mij de nodige steun gaven. Om te beginnen wil ik mijn vriend Bert bedanken voor zijn grote motivatiekracht en zijn rustgevende invloed. Mijn ouders, broer en zus wil ik zeker niet vergeten bedanken omwille van de steun en de ideeën die ze mij gaven vanuit Brazilië, vanop het werk of vanuit de zetel. Expliciete dank aan mijn stagementor Jan Matthys en de medewerkers van Vlamo, Elke Vermeire en Pieter Meuwissen voor het verlenen van hun deskundige kennis en hulp. Ook aan jullie een dankjewel voor de leerrijke stageperiode, de kansen, de vriendschap en het vertrouwen dat ik kreeg. Ik wil zeker ook alle geïnterviewde verenigingen vernoemen. Bedankt voor de tijd en de interessante inbreng. Tenslotte wil ik ook nog mijn bachelorproefbegeleider John Decoene bedanken voor zijn motiverende insteek. Af en toe een duwtje in de rug kan nodig zijn. Dank aan jullie allen, zonder jullie was het me niet gelukt!
Inhoudsopgave Woord vooraf ................................................................................................... 4 Inhoudsopgave ................................................................................................ 5 Inleiding .......................................................................................................... 8 Hoofdstuk 1: Het belang en de effecten van muziek ....................................... 10 1 1.1
Luik 1: Muziek vóór de geboorte ........................................................ 10 Onderzoek naar het geheugen van Baby‟s ............................................... 10
2 2.1 2.1.1
Luik 2: Muziek in de ontwikkeling van het kind ................................. 11 Muziek in de cognitieve, motorische en esthetische ontwikkeling ................ 11 Anne Bamford..............................................................................................................11
2.1.2
Kunst voor de allerkleinsten......................................................................................12
2.1.3
Het Mozart-effect ........................................................................................................12
2.1.4
Muzikaal stimuleren....................................................................................................13
2.1.5
De Suzuki-methode ....................................................................................................13
2.1.6
De esthetische ontwikkeling en David Kolb ............................................................13
2.1.7
Het belang van stimuli ...............................................................................................14
3 3.1 3.2 3.3
Luik 3: Muziek en gezondheid ............................................................ 14 Muziek en epilepsie ............................................................................... 14 De invloed van muziek op je humeur ...................................................... 15 Productiviteit op het werk door muziek .................................................... 15
4 4.1 4.1.1
Luik 4: Muziek en maatschappij ......................................................... 16 Het positief sociaal effect van muziek ...................................................... 16 „El Sistema‟ in Venezuela ...........................................................................................16
4.1.2
Muziek als laagdrempelig medium ...........................................................................16
4.1.3
Muziek om agressie tegen te gaan...........................................................................17
5
Besluit ............................................................................................... 18
Hoofdstuk 2: Verantwoording onderzoeksmethode ........................................ 19 1 1.1 1.2 1.3
Het opstellen van mijn interview ....................................................... 19 Themabepaling ..................................................................................... 19 Keuze van verenigingen ........................................................................ 19 Contactopname met verenigingen ........................................................... 20
2
De interviewafname........................................................................... 20
3
Verwerking van de interviews ........................................................... 20
Hoofdstuk 3: Muziekverenigingen en ledenwerving ....................................... 22 1
Wat verstaat men onder ledenwerving .............................................. 22
2 2.1 2.2 2.3
Belangrijk om vooraf te weten........................................................... 22 Vormingen en workshops ....................................................................... 22 Hervormingen in het DKO ...................................................................... 23 Culturele socialisatie ............................................................................. 24
3 3.1 3.2 3.3 3.3.1
Resultaten uit mijn interviews ........................................................... 24 Ondervonden problemen bij ledenwerving ............................................... 24 Initiatieven vanuit de geïnterviewde verenigingen ..................................... 25 Resultaten uit ander onderzoek .............................................................. 27 Profiel en ondersteuningsnoden van amateurmuziekverenigingen .....................27
3.3.2
Doorstroom van muziekacademie naar verenigingen ...........................................27
4 4.1
Reeds bestaande initiatieven, ideeën en tips voor een goede ledenwerving ..................................................................................... 28 Opsomming ......................................................................................... 28
5
Besluit ............................................................................................... 33
Hoofdstuk 4: Muziekverenigingen en ledenbehoud ........................................ 34 1
Wat verstaat men onder ledenbehoud ............................................... 34
2 2.1 2.2 2.3 2.3.1
Resultaten uit mijn interviews ........................................................... 34 Ondervonden problemen en mogelijke oplossingen ................................... 34 Initiatieven vanuit de geïnterviewde verenigingen ..................................... 35 Resultaten uit ander onderzoek .............................................................. 36 Amateurkunsten in beeld gebracht ..........................................................................36
3 3.1
Reeds bestaande initiatieven, ideeën en tips voor een goed ledenbehoud ...................................................................................... 37 Opsomming ......................................................................................... 37
4
Besluit ............................................................................................... 40
Hoofdstuk 5: Vragen en suggesties voor Vlamo ............................................. 41 1 1.1 1.2
Over Vlamo ........................................................................................ 41 Vlamo‟s missie: .................................................................................... 41 Structuur van Vlamo ............................................................................. 42
2 2.1 2.2 2.3 2.4
Huidige initiatieven van Vlamo .......................................................... 42 Verzekering kinderopvang ..................................................................... 42 Jongerencongres in Antwerpen ............................................................... 43 Muziekpromotie bij jongeren .................................................................. 43 Open documentatiecentrum en Klankbord ................................................ 44
3 3.1 3.2 3.3 3.4
Mogelijke toekomstige initiatieven voor Vlamo ................................. 44 Culturele diversiteit in muziekverenigingen .............................................. 44 Evaluatie via terugkoppeling .................................................................. 44 De participatieladder en externe deskundigen .......................................... 44 Vlamo en samenwerkingsverbanden ....................................................... 45
4 4.1 4.2 4.3 4.3.1
Resultaten uit mijn interviews ........................................................... 46 Vragen aan Vlamo ................................................................................ 46 Pluimen voor Vlamo .............................................................................. 47 Resultaat uit ander onderzoek ................................................................ 47 Profielen en ondersteuningsnoden van amateurmuziekverenigingen.................47
5
Besluit ............................................................................................... 48
Hoofdstuk 6: Besluiten en conclusies ............................................................. 49 Bronnenlijst ................................................................................................... 51 Bijlagen .......................................................................................................... 56
Inleiding “Muziek is de moedertaal van het hart.” (Ernst Hohenemser, Duits aforist en auteur)
Muziek heeft al mijn hele leven een grote invloed op mij. Ik sta ermee op en ga ermee slapen, als ik me slecht voel, luister ik ernaar en als ik me goed voel ook. Het kleurt mijn dag. Kortom, ik kan gewoon niet zonder… Om deze reden viel al gauw de beslissing dat ik mijn opleiding sociaal-cultureel werk aan de Artevelde Hogeschool wou linken aan het belangrijkste in mijn leven: muziek. Daarom besloot ik om stage te doen bij Vlamo (de Vlaamse amateurmuziekorganisatie) Vanuit Vlamo kreeg ik direct een aantal mogelijke onderwerpen voor mijn bachelorproef voorgeschoteld. Ik legde deze samen met mijn eigen ervaringen als sociaal-cultureel werker en muzikant en hakte zo de knoop door. Ik besliste dat ik wou schrijven over het ledenbeleid van amateurmuziekverenigingen en hoe Vlamo eventueel meer ondersteuning zou kunnen bieden aan die verenigingen. Volgens het decreet amateurkunsten (december 2000, hoofdstuk 1, art. 2) verstaat men onder amateurkunsten elke kunstvorm die in het kader van het sociaal-culturele gebeuren aan iedere burger de kans biedt om zich via kunstbeoefening en –beleving te ontplooien en zijn potentiële creatieve vermogens te ontwikkelen op vrijwillige basis en zonder beroepsmatige doeleinden. Dit is een belangrijk begrip in mijn bachelorproef. Om te beginnen, schrijf ik in mijn 1 e hoofdstuk over het belang en de effecten van muziek. De grootste reden hiervoor is het enorme belang dat ik hecht aan cultuur in de opvoeding van kinderen. Dit ook om aan te tonen hoe belangrijk het is dat iedereen, en de jeugd in het bijzonder, blijft musiceren. Ik geloof er namelijk sterk in dat je, door op jonge leeftijd reeds met cultuur in aanraking te komen, je kan ontwikkelen tot een ruimdenkende, creatieve en gelukkige persoon. Ik zag mezelf genoodzaakt om dit onderdeel van mijn bachelorproef te begrenzen en daarom vermeld ik slechts enkele elementen in verband met de positieve effecten van muziek. In hoofdstuk 2 doe ik mijn uiteenzetting over de opzet van mijn kwalitatief onderzoek dat 11 diepte-interviews telt. Deze interviews nam ik af bij muziekverenigingen die een interessant perspectief hebben op leden werven of leden houden. Ze hebben allemaal iets boeiends te vertellen en ik wil verenigingen hiermee de kans geven om te putten uit goede ideeën van hun collega-verenigingen. Ik wil zeker vermelden dat ik de interviews anoniem zal verwerken om de privacy van de geïnterviewden te respecteren. Elk interview zal een letter krijgen en ook telkens zo vermeld worden in mijn bachelorproef.
Na deze twee inleidende hoofdstukken kom ik bij de kern van mijn bachelorproef terecht. In mijn 3e en 4e hoofdstuk behandel ik de punten: leden werven en leden behouden. Dit doe ik aan de hand van mijn kwalitatief onderzoek en een literatuurstudie. Het proces van ledenwerving en ledenbehoud loopt niet altijd van een leien dakje en daarom is het mijn bedoeling om hier de verenigingen inspirerende ideeën te geven en hen aan te tonen dat ze niet alleen zijn met bepaalde problemen, initiatieven of mislukte pogingen tot een goed ledenbeleid. Ik wil zeker niet stellen dat de ideeën die ik beschrijf op iedereen van toepassing zijn. Ik heb ideeën bij elkaar gezocht en het is nu aan de lezer om er al dan niet iets mee te doen. Wat mijn opsomming zeker is, is een poging tot het geven van alternatieve ideeën die verenigingen een ruimere blik kunnen bieden op hun ledenbeleid en hen eventueel kunnen helpen bij het verbeteren ervan. Als laatste eindig ik met een hoofdstuk over Vlamo. Waar zijn ze al actief mee bezig, wat verwachten verenigingen en jongeren van hen en tot hoever gaat haar bevoegdheid? Het is als koepel van de instrumentale amateurmuziek namelijk niet gemakkelijk om overal de juiste gulden middenweg te vinden… Een kleine anekdote, die ik zeker het vermelden waard vind, is dat elk hoofdstuk niet zomaar met een citaat van een bekend persoon begint. Elk citaat aan het begin van een hoofdstuk is, als je er even over nadenkt, te linken aan de inhoud van het hoofdstuk. Ik vond dit een toepasselijke manier om mijn hoofdstukken in te leiden. Elk hoofdstuk eindigt met een kort besluit. Voor een uitgebreider en meer gefundeerd besluit verwijs ik naar mijn laatste hoofdstuk. Ik heb ervoor gekozen mij te verdiepen in bovenstaande zaken, maar merkte ook dat ik bepaalde punten beperkt moest bespreken. Dit vermeld ik concreet in de aparte hoofdstukken. Verder hoop ik met deze bachelorproef van nut te kunnen zijn voor de instrumentale amateurkunstenwereld en in het bijzonder voor alle amateurmuziekverenigingen. Ze liggen me nauw aan het hart en ik hoop dat ik met deze bachelorproef, en de opsommingen van ideeën en besluiten die daarbij horen, hen een hart onder de riem kan steken in het blijven musiceren en alles wat daarbij komt kijken.
9
Hoofdstuk 1: Het belang en de effecten van muziek “Muziek wordt het best begrepen door kinderen en dieren.” (Igor Stravinsky, componist en dirigent van de 20e eeuw)
„Waarom zou je musiceren voor of met kinderen? In veel bronnen is hier heel wat over terug te vinden. Musiceren met kinderen is helemaal niet nutteloos en ook ik ben ervan overtuigd dat muzikale stimulansen in de opvoeding een grote meerwaarde kunnen bieden. Dit wil ik jullie duidelijk maken in dit hoofdstuk. Alle informatie die ik vond in literatuur en interviews over dit thema, heb ik geclusterd in 4 luiken. Het eerste luik gaat over muziek voor de geboorte en het tweede luik stelt muziek centraal in de ontwikkeling van het kind. In het derde luik schrijf ik over muziek en gezondheid om dan te eindigen met een luik over muziek in de maatschappij en de eventuele relevantie van/voor een sociaal werker. Doorheen de vier luiken toon ik telkens met concrete voorbeelden het belang en de effecten van muziek aan. Tot slot formuleer ik een besluit met de „highlights‟ uit dit hoofdstuk. Ik wil nog vermelden dat ik veel grenzen en beperkingen heb moeten stellen bij het gebruik van mijn bronnen. Er is heel veel literatuur te vinden die te maken heeft met de inhoud van dit hoofdstuk. De bronnen die ik uiteindelijk selecteerde, moesten aan een bepaalde correctheidsgraad voldoen en een meerwaarde bieden aan mijn eigen schrijfsels. Ik heb verder ook gebruik gemaakt van waardevolle informele gesprekken met kleuterjuffen en muziektherapeuten.
1
Luik 1: Muziek vóór de geboorte
Dit eerste luik is het kortste in mijn hoofdstuk, niet omdat het minder belangrijk is, maar omdat het vrij eenvoudig te verwoorden is: „muziek voor de geboorte is gezond voor je baby en heeft een kalmerend effect.‟ Ik vind het belangrijk om dit eerst te vermelden omdat ik vermoed dat veel muzikanten dit niet weten.
1.1
Onderzoek naar het geheugen van Baby‟s
Een onderzoek aan de universiteit van Leicester (Engeland) onderzocht of baby‟s muziek kunnen onthouden.
10
Zwangere vrouwen beluisterden een half uur per dag hun favoriete muziek. Een jaar na de geboorte vond er een experiment plaats om te zien of de kinderen de muziek van voor de geboorte, nog herkenden. Ze kregen twee soorten muziek te horen en konden door naar een lichtje te kijken, beslissen welke muziek ze langer wilden horen. Bij de muziek die ze voor hun geboorte gehoord hadden, bleven ze opmerkelijk langer kijken. Dat verklaart ook waarom de stem van de moeder direct onderscheiden kan worden van andere stemmen. Te luide klanken kunnen wel schadelijk zijn voor de baby in de baarmoeder omdat de foetus allerlei „ruis‟ van buitenaf opneemt.1 Muziek heeft ook een kalmerend effect. Volgens hetzelfde principe als hierboven was er een onderzoek in Amerika, onder leiding van Dr. Feierabend. Hier ging het echter om het zingen van slaapliedjes. De liedjes die de moeder voor de geboorte al had gezongen, konden de huilende baby‟s opmerkelijk kalmeren. Dit is ook zo met klassieke muziek. Een reden hiervoor is misschien dat het rustige ritme van het moederhart voor een deel overeenkomt met de meestal rustige ritmes van bepaalde klassieke composities.2
2
Luik 2: Muziek in de ontwikkeling van het kind
Muziek in de ontwikkeling blijkt veel effecten te hebben. In dit luik geef ik enkele methodes en personen weer die gebruikt worden in deze context. Heel veel zaken die ik in dit luik zal aanhalen, zijn ook terug te vinden in het boek: Muziekpedagogiek, theorie en praktijk.3
2.1
Muziek in de cognitieve, motorische en esthetische ontwikkeling
2.1.1 Anne Bamford Een kind leert al spelend. Ook de muzikale vorming moet dus spelenderwijze. Dit gebeurt in de eerste plaats via wiegeliedjes. Baby‟s spelen graag met klanken en peuters zijn dol op het imiteren van geluiden. Op deze leeftijd kunnen ze natuurlijk zelf het initiatief nog niet nemen, mede doordat ze datgene wat ze horen eerst moeten beleven alvorens ze het kunnen begrijpen. Volgens Anne Bamford moet je creativiteit en muzikaliteit ontwikkelen op een bepaald moment en dit moment ligt op zeer jonge leeftijd, wanneer het brein nog sterk elastisch is. Hoe creatiever je bent, hoe beter je brein later kan multitasken. Volgens haar ontbreekt er, om dit te bereiken, een doorlopende leerlijn voor cultuur- en kunsteducatie in het kleuter- en leerplichtenonderwijs.4
1
WHITEMAN, B., Birth of musical Protégés? How music in the Womb is Remembered by the Child. Internet, University of Leicester, 10 juli 2001. 2 S.n., Baby‟s en muziek. Internet, Samen muziek maken! 2011. 3 DANISKAS, J., Muziekpedagogiek theorie en praktijk. 2e herziene druk, Utrecht, Bohn Scheltema & Holkema, 1981, 239 blz. 4 Vrij naar: BAMFORD, A., The Wow Factor: Global research compendium on the impact of the arts in education. New York, Uitgeverij Waxmann, 2006, blz. 19-29. e impact of the arts in education. New York, Uitgeverij Waxmann, 2006, blz. 19-29.
11
Kunst en muziek kan je heel breed zien. Je kan het bijvoorbeeld zien als middel om op een leuke manier wiskunde te leren, maar natuurlijk gebruiken we het meestal om een instrument te bespelen. Het is dus wel degelijk nodig dat baby‟s, peuters en kleuters gestimuleerd worden bij het ontdekken van muziek, wel rekening houdende met de leef- en ervaringswereld van deze kinderen. Muziek kan een mooi hulpmiddel zijn in de motorische ontwikkeling van kinderen en omgekeerd kan ook beweging kinderen helpen in hun muzikaal leerproces. Muziek kan hier zorgen voor activering, structurering of regulering van de motoriek. Bijvoorbeeld: Samen met je kinderen in de kleuterklas een rondedans (per twee) doen waarbij ze op een bepaald moment moeten stilstaan en op 1 been gaan staan. Dit vergt heel wat evenwicht maar door dit op muziek te doen en met een ondersteunende partner, kan dit heel leuk en leerrijk zijn. (Dit is een ervaring die ik opdeed tijdens een sessie van „Muziek op Schoot‟)
2.1.2 Kunst voor de allerkleinsten Tijdens het Babelutfestival volgde ik een studiedag: „Kunst voor de allerkleinsten‟ die georganiseerd werd door Musica impulscentrum. Daar kwam ik heel veel te weten over muzikale stimulansen in de ontwikkeling van kinderen. Onder andere dat alledaagse tegenstellingen duidelijk gemaakt kunnen worden aan de hand van muziek. Bijvoorbeeld: Het verschil tussen traag en snel is via muziek heel snel duidelijk gemaakt!5
2.1.3 Het Mozart-effect Een bekend begrip is het Mozart-effect. Dit houdt in dat baby‟s en kinderen beter hun taken kunnen onthouden indien ze tegelijkertijd naar klassieke muziek luisteren. Het zou vooral komen door herhalingen en patronen in de muziek. Natuurlijk moet dit alles, zoals in mijn bron ook te lezen valt, met een korreltje zout genomen worden.6 Professor Asmus Hintz is er stellig van overtuigd dat musicerende jongeren intelligenter worden op vlak van persoonlijkheidsontwikkeling. Luisteren naar muziek bevordert het ruimtelijk inzicht en heeft een langdurende werking. Vooral met toetsinstrumenten krijgt men een intelligentieboost doordat het kind zelf melodie, harmonie en ritme moet verenigen tot één geheel. Het is voor Hintz dus duidelijk dat muziek een tweede natuur moet worden waar muziekscholen actief bij het onderwijs betrokken geraken.7 Karel Van Ransbeeck van Theater De Spiegel deelt dezelfde mening als Hintz en spreekt dit op een mooie manier uit: “Eerst en vooral: muziek is een bijzonder sterke taal. Deels abstract, maar ook zeer emotioneel. Baby‟s communiceren via emoties dus muziek is hier heel interessant. Indien je er kwalitatief mee omgaat en voldoende impulsen geeft, kan je er veel mee bereiken. Muzikaliteit en taalgevoeligheid zijn vanaf de geboorte duidelijk aanwezig, maar vanaf acht maanden wordt de taalgevoeligheid sterker gestimuleerd [...]”
8
5
VAN GESTEL, M., (docente diverse muziekcursussen), Babelut studiedag 2011. studiedag, Neerpelt, Musica, 17 maart 2011. 6 JONES, M., The Mozart effect. Internet, Human intelligence, 2003. 7 YAMAYA muziekschool., De intelligentie na muziek. Internet, Welt am Sonntag, 18 november 2001. 8 COPPENS, M., Reportagereeks: de ontwikkeling der muziekmicrobe. Deel 1: communiceren via emoties. Klankbord, nr. 48, november 2010, blz. 10.
12
2.1.4 Muzikaal stimuleren Tijdens de ontwikkeling van kinderen is het belangrijk om beide hersenhelften te stimuleren. Bij muziek verwerkt de linker hersenhelft ritme en toonhoogte terwijl de rechterhelft zich richt op melodie en klankkleur. Muziek kan dus zeker geen kwaad voor je kleine spruit.9 Josef Scheidegger en Hubert Eiholzer werkten in Duitsland met muziekgeoriënteerde klassen. In al deze klassen verliep de spraakontwikkeling veel vlotter. Het groepsgevoel was vele malen sterker en de leerlingen hadden een positievere attitude.10 Volgens een artikel in Klasse leer je door muziek ook beter samenwerken en luisteren naar elkaar. Voor allochtone leerlingen is het een manier om beter Nederlands te leren, het is laagdrempelig en het breidt hun woordenschat uit. Bijna alle kinderen bloeien open door muziek en ook „deugnieten‟ kunnen heel gedisciplineerd musiceren. 11 Een handig schema voor leerkrachten om de handen uit de mouwen te steken en aan de slag te gaan met muziek, vind je in bijlage 1. 2.1.5 De Suzuki-methode Een veelgebruikte methode voor muzikale vorming is de Suzuki-methode. Het belangrijkste principe hiervan is de moedertaal. De manier waarop kinderen hun moedertaal leren, wordt toegepast op het aanleren van een instrument. De nodige aspecten zijn: talent, stimulerende en liefdevolle omgeving, imitatie, aanmoediging en eigen tempo. Door op heel jonge leeftijd te beginnen, wordt het een deel van je dagelijks leven en leer je het net zo gemakkelijk als je moedertaal. Ouders spelen in deze methode ook een grote rol omdat ze vaak de lessen bijwonen zodat ze dit proces thuis kunnen verderzetten.12 2.1.6 De esthetische ontwikkeling en David Kolb In principe zou het de bedoeling zijn om je kinderen esthetisch te laten ontwikkelen. Dit verloopt in stappen. Je begint bij favoritisme waarbij je kind gewoon geniet; dit gaat over in realisme als ze pas iets mooi vinden als het iets moois toont; bereikt de expressiviteit en de uitdrukkingskracht van een kunstwerk; wordt vervolgd door het formalisme waar ze kijken naar de vormelijke kenmerken om te eindigen in de autonomie wanneer ze een individueel oordeel vellen over het kunstwerk of muziekstuk.13 Wat hier ook mooi bij aansluit, zijn de vier fasen in een leerproces van David Kolb (concreet, actief, reflectief en abstract), samen met de vier leerstijlen (doener, dromer, denker, beslisser). Op deze manier kan elk kind zich individueel ontwikkelen. Ik denk dat dit zeker toepasbaar is op het muzikaal leerproces bij peuters en kleuters. Een verduidelijkend schema vind je in bijlage 2. 9
S.n., Muziektherapeut, Mondelinge mededeling, via telefoongesprek, d.d. 3 april 2011. Vrij naar: SCHEIDEGGER, J. en EIHOLZER, H., Persönlichkeitsentfaltung durch Musikerziehung. Internet, (Zwitserland), HBS Nepomuk, 1997. 11 S.n., Muziek maakt slim. Klasse, jrg. 22, nr. 212, 2011, blz. 36-38. 12 COPPENS, M., Reportagereeks: de ontwikkeling der muziekmicrobe. Deel 2: muziek en moedertaal. Klankbord, nr. 49, januari 2011, blz. 19. 13 JOSEPH, A. en THIELEMANS, L., De muzen van Kunst in Zicht. Visietekst, Turnhout, Kunst in Zicht, 2006, blz. 25. 10
13
2.1.7 Het belang van stimuli Peter Adriaenssens, kinder- en jeugdpsychiater, schrijft over het belang dat kinderen zoveel mogelijk moeten blootgesteld worden aan verschillende stimuli om hen zo al hun vaardigheden te laten ontwikkelen. “Door kinderen in de kleutertijd aan te moedigen hun talenten te verkennen, start je een onderwijstraject dat steunt op competentie. Een kind dat goed kan dansen, kan misschien het weerbericht of zijn nieuwe vriendschap met iemand in de klas, uitbeelden.”
14
Zoals je ziet, is muzikale stimulatie in de ontwikkeling van kinderen op verschillende vlakken van nut. Ik ging hierover in gesprek met een kleuterjuf. Ze vertelde me dat kinderen helemaal kunnen veranderen door muziek en het voor hen vaak een uitlaatklep is. Het werkt in op de groei van kinderen op vlak van oog-handcoördinatie, evenwicht en nog veel andere zaken. Ze vindt echter dat er in de lerarenopleiding helemaal niet voldoende muzikale achtergrond meegegeven wordt. “ Het blijft steeds bij het aanleren van blokfluit spelen, partituurontleding, zang en wat didactische uitwerking van activiteiten…”
3
15
Luik 3: Muziek en gezondheid
Baby‟s die te vroeg geboren of ziek zijn, genezen het snelst wanneer de moeder ze masseert en tegelijkertijd een slaapliedje zingt. Ze huilen minder en hun gewicht neemt sneller toe dan baby‟s die geen muziek te horen krijgen.16
3.1
Muziek en epilepsie
Volgens de Britse wetenschapper J. Jenkins heeft muziek zelfs een genezende werking bij epilepsie. Door korte stukjes van een sonate te laten horen, zijn ze beter in staat om te knutselen en het aantal aanvallen vermindert zienderogen.17 Iedereen heeft een eigen muzieksmaak, maar sommige genres zijn beter voor de gemoedstoestand. Bepaalde muziek kan je hartslag en bloeddruk verhogen door de beats en de bassen die erin zitten. Ik denk maar aan rockmuziek die voor bepaalde mensen een adrenalinerush met zich meebrengt. Ik geloof sterk dat als je dan al boos bent, je boosheid nog enkele malen vergroot kan worden.
14
ADRIAENSSENS, P., Laat ze niet schieten! Geef de grens een plaats in het leven van jongeren. Internet, Leuven, Uitgeverij Lannoo, 2010. 15 HERROELEN, B., Mondelinge mededeling, via informeel gesprek, 26 maart 2011. 16 S.n., Baby‟s en muziek. Internet, Samen muziek maken! 10 april 2011. 17 S.n., The Mozart Effect. Internet, epilepsy action, 16 september 2010.
14
3.2
De invloed van muziek op je humeur
Waarom zetten mensen muziek op? Om te ontspannen, om actief te worden of als achtergrondmuziek? Ieder heeft zo zijn eigen redenen, maar neem het van mij aan: muziek kan je stemming helemaal veranderen! Probeer het maar eens uit bij een taak waar je een grondige hekel aan hebt. De juiste muziek kan je humeur helemaal doen omslaan. Muziek kan je ook in staat stellen om heel intense emoties te beleven. Verschillende onderzoekers verkregen hetzelfde resultaat. Muziek kan de polsslag, de ademhaling, de bloedcirculatie, de spijsvertering, de bloeddruk en nog veel meer beïnvloeden. Muziek heeft altijd een bepaalde structuur en kan dus eventueel gezien worden als communicatiemiddel bij gedragsverandering van kinderen maar het kan ook nuttig zijn bij de behandeling van stress en pijn.18 Muziek heeft invloed op zowat de volledige mens. De motoriek, het humeur, de hersenen… Sinds kort heeft men daardoor het „gat in de markt‟ gevonden met muziektherapie. Deze wordt gebruikt in de gehandicaptensector, de verpleging en de psychiatrie. De therapie is heel nuttig gebleken bij kinderen met autisme die anders helemaal niet in staat zijn tot contact met de werkelijkheid, maar ook in contact met dementerenden kan men herinneringen terugbrengen aan de hand van muziek uit hun jeugd. Ook op sociaal vlak kan muziek helpen om zelfvertrouwen op te bouwen of verdriet te verwerken. In deze therapie kan je zelf muziek maken, musiceren met anderen of er gewoon naar luisteren.19 20 Om dit alles te staven, het volgende voorbeeld: Romel Joseph overleefde een aardbeving dankzij zijn muzikaal geheugen. Hij zat achttien uur vast onder het puin. De kracht om te overleven, haalde hij uit zijn viool. Hij beeldde zich in dat hij alle vioolconcerto‟s speelde die hij kende. Muziek kan zich dus bij een zware fysieke pijn in je hoofd gaan nestelen en een soort verdoving veroorzaken.21
3.3
Productiviteit op het werk door muziek
Productiviteit op het werk is gebaat bij muziek. Het verbetert je leesvermogen en je bent sneller in staat om cijfers te herkennen. Het is wel beter om instrumentale muziek af te spelen die niet te veel beats per minuut heeft. Na een discussie op het werk, kan muziek de sfeer misschien heel wat leuker maken?!22 Ikzelf kan bijvoorbeeld beter studeren als ik rustige, instrumentale muziek heb opstaan. Zonder achtergrondmuziek krijg ik mezelf vaak niet geconcentreerd en vind ik de leerstof soms niet spannend genoeg. Vaak herinner ik me op een examen dan ook: „dit hoofdstuk heb ik geleerd met die filmmuziek.‟ Zo komt leerstof vaak terug naar boven. Dit gaat natuurlijk over mijn eigen referentiekader en mijn buurvrouw of de bakker zullen waarschijnlijk al een totaal andere mening met zich meedragen.
18
S.n., Muziektherapeut, Mondelinge mededeling, via telefoongesprek, d.d. 3 april 2011. S.n., Wat is muziektherapie? Internet, KennisRing gezondheidshulp, 19 augustus 2010. 20 Koppen. Tv-programma, Brussel, één, 21 december 2010. 21 VANDEWEERDT, P., Gered door de viool. Knack, jrg. 40, nr. 11, 2010, blz. 78. 22 Vrij naar: STAPPER, C., De effecten van muziek op het werk. Internet, De wereld van Ikki, 7 september 2010. 19
15
4
Luik 4: Muziek en maatschappij
Dat muziek en maatschappij iets met elkaar te maken hebben, is evident. De vraag is: hoe? Muziek heeft meestal een functie en deze functie maakt vaak deel uit van de maatschappij. Daardoor krijgt muziek een sociaal maatschappelijke betekenis en is ze te vertalen naar de sociale, economische of politieke actualiteit. Dit gebeurt door associaties die muzikant, dirigent of publiek leggen en is voor elkeen verschillend. Op de website „muziek, begrijpt u het‟ vind je heel wat cursussen hierover, die zoveel mogelijk zaken duidelijk proberen te maken aan de hand van muziekfragmenten. 23
4.1
Het positief sociaal effect van muziek
4.1.1 ‘El Sistema’ in Venezuela Muziek kan je op het rechte pad brengen, zo bewijst het project „El Sistema‟ in Venezuela. Dit project voorziet in gratis muzieklessen voor kinderen uit de armste buurten. Om het letterlijk uit te drukken: men wil ze een viool aanbieden in plaats van een geweer. Oprichter José Antonio Abreu is van mening dat alle kinderen muziekonderwijs moeten krijgen omdat het iets onomkeerbaars in hen verandert. Hij probeert de kinderen de waarden van goed burgerschap mee te geven via kunst. Het is zijn doel om kinderen te redden die anders -waarschijnlijk- een crimineel leven tegemoet gaan.24 4.1.2 Muziek als laagdrempelig medium Zoals ik al eerder hierboven vermeldde, kan muziek het groepsgevoel versterken en mensen een positievere attitude geven. Hiermee kan je naar mijn mening goed aan de slag in een sociaal achtergestelde wijk. Muziek is voor iedereen een laagdrempelig medium en het kan je woordenschat uitbreiden. Je kan uitdrukken wat je met woorden niet gezegd krijgt en je hoeft niet actief deel te nemen. Als je wil, kan je ook gewoon luisteren en genieten. Doorheen een volledig proces kan je zelfvertrouwen opbouwen en sterker in het leven komen te staan. Denk hier bijvoorbeeld maar aan „De Propere Fanfare‟ van De Vieze Gasten die heel wat mensen bijeen brengt in De Brugse Poort (Gent).
„Muziek in de maatschappij‟ is een kleinschalige website waar jij je als muzikant of projectleider, die zich bezighoudt met ontmoeting en ontwikkeling in zorg, welzijn of onderwijs, kan registreren om van ideeën te wisselen. Dit is wel een Nederlandse website met Nederlandse activiteiten.25
23
REITSMA, E., Muziek en maatschappij. Internet, Muziek, begrijpt u het?, 2007. Vrij naar: WOUTERS, E., El Sistema is nog maar het begin, zegt de maestro. Kaapkunst, nr. 11, december 2010, blz. 10-12. 25 PRINS, M., Muziek als middel in zorg, welzijn, onderwijs of elders. Internet, Muziek in de maatschappij, 2011. 24
16
4.1.3 Muziek om agressie tegen te gaan Volgens Hans Günther Bastian, een Duitse muziekpedagoog, is muziek een sociaal verantwoorde mogelijkheid om de potentiële agressie in kinderen en de maatschappij tegen te gaan. Ik vind dat het de taak van een sociaal werker kan zijn om hiermee aan de slag te gaan. Muzikale spelen met het accent op sociale vorming zijn perfect bruikbaar in het sociaal-cultureel werk omdat ze niet streven naar muzikale vorming. Ik geloof zelf zo sterk in de werking van muziek, dat het voor mij de moeite zou zijn om te proberen elk „afwijkend gedrag‟ aan te pakken met muziek. De professionaliteit van een sociaal werker kan hierbij zeker van pas komen.26
26
Vrij naar: BASTIAN, H., Muziek maakt slim, katwijk, Panta Rhei, 2003, blz. 48.
17
5
Besluit
Het belangrijkste besluit dat ik uit dit hoofdstuk wil trekken, is het feit dat muziek geen exacte wetenschap is en ook geen bewezen „medische‟ resultaten heeft, maar wel enorm veelzijdig is. Muziek kan een grote impact uitoefenen op veel factoren in je leven. Ik heb mijn doel bereikt als je na het lezen van dit hoofdstuk denkt: „misschien moet ik wat meer met muziek bezig zijn.‟ Ik bedoel dit dan niet in termen van een instrument bespelen, maar in het stimuleren van zintuigen, gemoedstoestanden en nog veel meer van jezelf, je nabije vrienden, familie of collega‟s muzikanten. Ik vind het belangrijk erbij te vermelden dat ik zeker niet wil dat we muziek degraderen tot een middel. Muziek heeft een intrinsieke en een extrinsieke waarde, die zeker behouden moet blijven. Voor mij heeft dit hoofdstuk in zekere zin een invloed uitgeoefend op de interviews die ik heb afgenomen bij amateurmuziekverenigingen. Zo stelde ik mijn vragen dikwijls anders, vroeg verder door en polste naar eigen bevindingen. Het is belangrijk om „het muziek spelen‟ terug te koppelen op de eigen persoon omdat je dan vaak verrassende en interessante invalshoeken te horen krijgt. Het is voor mij evident dat een sociaal werker die een muzikale achtergrond heeft, of geïnteresseerd is in muziek, bepaalde zaken kan proberen aanpakken met muziek. Niet iedereen zal het als vanzelfsprekend ervaren om bijvoorbeeld kinderen met gedragsproblemen „muzikaal‟ onder handen te nemen, maar ik denk dat het zeker een te overwegen optie is. De eindtermen „muzische vorming‟ die werden ingevoerd in het onderwijs, mogen naar mening van velen, gerust nog wat meer en concreter uitgewerkt worden als je ziet wat muziek allemaal teweeg kan brengen. Muziek heeft zoveel positieve effecten. Neem daar dan nog eens bij dat het een kick geeft wanneer je je best doet om een stuk te spelen en er anderen door omver blaast of hen er emotioneel mee raakt. Misschien zijn er na het lezen van dit hoofdstuk mensen meer gemotiveerd wanneer ze voor hun kind gaan kiezen tussen pianolessen en voetbal. Natuurlijk kan je ook voor voetbal én pianolessen kiezen, maar ik wil gewoon aangeven hoe belangrijk muziek kan zijn in het leven en hoeveel kinderen er essentiële zaken kunnen uithalen. Ik wil afsluiten met een boodschap voor alle verenigingen en muzikanten: musiceren bestaat uit veel meer dan alleen instrumenten bespelen. Zorg er daarom in je vereniging voor dat er een goede sfeer is, dat er bepaalde activiteiten zijn die op een totaal andere manier muziek aanbrengen en dat je je jonge muzikanten verwent en niet „verstikt‟ door een te hoog technisch niveau te willen halen.
18
Hoofdstuk 2: Verantwoording onderzoeksmethode “Muziek vult datgene aan wat het woord laat liggen.” (Lodewijk De Boer, Nederlands theatermaker en musicus)
In dit hoofdstuk is het mijn bedoeling jullie een duidelijk beeld te geven van de manier waarop ik te werk ging bij het voeren van mijn kwalitatief onderzoek.
1
Het opstellen van mijn interview
1.1
Themabepaling
Toen het thema voor mijn bachelorproef bepaald was, kwam ik tot het besef dat ik zowel literatuur als concrete praktijkervaringen zou nodig hebben om alles goed te kunnen onderbouwen. Daarom besloot ik een onderzoek te voeren. Ik deed dit aan de hand van semi-gestructureerde, half gestandaardiseerde diepte-interviews. Om toch een zekere diversiteit aan antwoorden te krijgen, koos ik ervoor om 11 diepteinterviews af te nemen. Ik stelde de topic vragenlijst op die ik zou hanteren tijdens het afnemen van mijn interviews. Deze vragenlijst vind je terug in bijlage 3. Bij het opstellen van de vragen, hield ik enkele belangrijke zaken in het oog. Ik lette erop dat er geen dubbele vragen waren of vragen die al een bepaald antwoord insinueerden. Verder probeerde ik de vragen in een goede volgorde te stellen zodat de geïnterviewde zich op zijn gemak zou voelen.
1.2
Keuze van verenigingen
Ik koos ervoor om mijn contactpersonen op een bepaalde manier te selecteren. Ten eerste wou ik alleen harmonies en fanfares interviewen, en dit omwille van het feit dat de vragen die ik wou stellen, bij bijvoorbeeld een brassband, totaal anders beantwoord zouden worden. De werking van een harmonie en een fanfare stemt ongeveer overeen en is daarom interessant als populatie voor mijn steekproef. Ik zocht in de databank van Vlamo alle mogelijke amateurmuziekverenigingen op die een fanfare of een harmonie vormden. Ik zorgde dat de twintig verenigingen die ik selecteerde, geografisch verspreid lagen, dat er verenigingen uit hogere en lagere categorieën waren en dat ik contactpersonen had van verschillende leeftijden en met verschillende functies. Ik interviewde jeugdverantwoordelijken, voorzitters, ondervoorzitters en spelende leden. Ik selecteerde de verenigingen ook op basis van hun jeugdwerking. Elke vereniging die ik uitkoos, had een interessant aspect in verband met ledenwerving of ledenbehoud.
19
1.3
Contactopname met verenigingen
Vervolgens stuurde ik de twintig geselecteerden een uitgebreide mail met uitleg over mijn bachelorproef, het doel van mijn interview en de vraag of ze mij te woord wilden staan. Na geduldig wachten, kreeg ik ongeveer 5 antwoorden van verenigingen die mij graag wilden helpen met een interview. De rest van de verenigingen belde ik op waardoor ik aan dertien harmonies/fanfares kwam. Het is veel efficiënter om te telefoneren omdat het veel persoonlijker is, je de mensen zo kan overtuigen, extra uitleg kan geven en praktische informatie uit kan wisselen. Sommigen vroegen om de vragen vooraf door te sturen zodat ze er al eens konden over nadenken en anderen deden heel wat voorbereidingswerk. Ik verwittigde de persoon in kwestie vlak voor het interview ook nog eens om er zeker van te zijn dat alles doorging.
2
De interviewafname
Ik probeerde mijn interviews altijd op een rustige plaats af te nemen. Dit om het gesprek te bevorderen en niet teveel stoorzenders of afleiding te hebben. Ik nam alles op met een Philips Voice Tracer Digital Recorder, maar vroeg altijd of hij/zij daar geen probleem mee had. Ik stelde mezelf kort voor en legde het doel van mijn interview uit. Verder vertelde ik waarom ik hen gekozen had en verzekerde ik hen dat alles vertrouwelijk behandeld en verwerkt zou worden. De meeste interviews duurden ongeveer een uur en telkens kwamen er andere accenten, vragen en opmerkingen bij. Tijdens het interview stelde ik gewoon mijn vragen en liet hen bedenktijd om een onderbouwd antwoord te formuleren. Ik sloot het interview af met de vraag of ze zelf nog aanvullingen hadden of bepaalde zaken kwijt wilden en bedankte hen voor de tijd en de energie die ze erin staken om mij te helpen bij mijn bachelorproef.
3
Verwerking van de interviews
Na elk interview nam ik de tijd om alles wat ik had opgenomen, uit te typen. Ik vond het ook de moeite om „members checking‟ te doen. Ik koppelde het interview terug naar de contactpersoon met de vraag of hij/zij nog eventuele aanvullingen of opmerkingen wist aan te brengen. Hiermee wou ik hen de eindverantwoordelijkheid geven over de zaken die ze gezegd hadden gedurende het interview. Vaak kreeg ik hier heel uitgebreide antwoorden op. Bepaalde verenigingen brachten nog heel wat aanvullingen aan, terwijl anderen alleen maar terugmailden dat ze het goed vonden zoals ik het had uitgeschreven. Vervolgens maakte ik een topiclijst om mijn interviews te coderen en te verwerken. Deze vind je in bijlage 4. Ik benoemde en plaatste alles uit de interviews onder een bepaalde hoofding. Tijdens het verwerken van mijn interviews kwamen er soms nog deeltopics bij of veranderden er nog een aantal zaken, maar uiteindelijk is alles herleid tot de topics in bijlage. Terwijl ik mijn bachelorproef aan het schrijven was, merkte ik algauw dat niet alle vragen die ik gesteld had, verwerkt zouden worden in mijn bachelorproef. Dit is te wijten aan het feit dat er een volledig proces van start ging bij het schrijven van mijn bachelorproef. 20
Er veranderden zaken, ik moest mij beperken tot bepaalde topics en liet daarom enkele vragen achterwege. De topics „praktische zaken‟ en „imago‟ komen daarom iets minder aan bod in mijn bachelorproef. Ik ging inductief te werk en zal een aantal zaken proberen af te leiden uit specifieke situaties of verhalen van de geïnterviewden. In het verder verloop van mijn bachelorproef zal ik enkel de belangrijkste citaten gebruiken en verdere weergave van gegevens met een letter vermelden. Ik gaf elke geïnterviewde vereniging een letter om hun privacy te respecteren en zal dit telkens zo weergeven in mijn bachelorproef. Toch wil ik hieronder de geïnterviewde verenigingen in willekeurige volgorde noteren (de volgorde stemt niet overeen met de letters uit de bronnenlijst).
Koninklijk harmonieorkest Deinze Koninklijke fanfare St. Cecilia Vichte Koninklijke harmonie St. Cecilia Kruishoutem Studentenfanfare Ghendt Koninklijke muziekvereniging de verenigde vrienden Melden Koninklijke harmonie niets zonder arbeid, trouw en eendracht Erembodegem JET symphonic band Tielt (harmonie) Fanfare de moedige Vlamingen Lokeren Heiende Het Waregems harmonieorkest Koninklijke harmonie vrank en vrij Nazareth Koninklijke harmonie St. Cecilia Burst
In mijn interviews zitten ook enkele vragen over Vlamo. Onder andere de vraag wat de verenigingen van Vlamo verwachten. Het is de bedoeling dat mijn bachelorproef en de gegevens verkregen uit mijn interviews gebruikt zullen worden in het beleid van Vlamo. Mijn bachelorproef zal integraal op de website verschijnen en de opsommigen van initiatieven die ik maakte ook. Hiervan zal een aankondiging gemaakt worden in de nieuwsbrief van Vlamo of in Klankbord. Tenslotte wil ik nog vermelden dat de interviews telkens afgenomen zijn van één persoon uit de vereniging. Mochten deze personen geantwoord hebben vanuit een bespreking met het bestuur van hun vereniging, dan waren er wellicht andere resultaten uit mijn interviews naar voor gekomen. Dit was echter niet mogelijk gezien de tijdsbeperking die ik de verenigingen oplegde en die ik zelf had tijdens het schrijven van mijn bachelorproef. Er was geen tijd om te wachten op een eventuele bestuursvergadering in elke vereniging.
21
Hoofdstuk 3: Muziekverenigingen en ledenwerving “Ons hele leven zou muziek zijn, als we op elk ogenblik de juiste tonen zouden kunnen vinden.” (John Ruskin, Engels criticus)
Een goed proces voor ledenwerving opzetten, is geen gemakkelijke taak. Het vergt een grote inspanning en veel amateurmuziekverenigingen kunnen het niet opbrengen vanwege te weinig bestuursleden, te weinig financiële middelen of te weinig knowhow. In dit hoofdstuk wil ik langs de ene kant enkele resultaten van mijn interviews beschrijven en langs de andere kant een niet exhaustieve oplijsting weergeven van reeds bestaande initiatieven, ideeën en tips voor een goede ledenwerving. Het is ook mijn bedoeling om de amateurmuziekverenigingen een hart onder de riem te steken door hen nieuwe, verfrissende en uitvoerbare ideeën te geven afkomstig van collegamuzikanten of afgeleid uit mijn literatuurstudie die voorafging aan het schrijven van deze bachelorproef. Tenslotte zal ik ook het format voor de derde kleuterklas, dat ik uitwerkte in het kader van mijn stage, hier vernoemen.
1
Wat verstaat men onder ledenwerving
Ledenwerving is eigenlijk een ander woord voor „muzikanten sprokkelen‟. Het is een begrip dat het proces omschrijft waarbij verenigingen op zoek gaan naar nieuwe leden. Leden die aan bepaalde voorwaarden voldoen en leden die eventueel in het bestuur van de vereniging kunnen of willen functioneren. Het is een actief proces waarin heel veel tijd kruipt als je het goed wilt doen. Sommige verenigingen verstaan onder ledenwerving het uitdelen van flyers, terwijl andere verenigingen er heuse projecten en activiteiten rond opzetten. Men zegt dat veel te maken heeft met kennis, motivatie en financiële middelen. Toch blijkt dat samenwerking met andere organisaties, verenigingen, scholen of muziekscholen nog een veel grotere impact kan hebben.
2
Belangrijk om vooraf te weten
2.1
Vormingen en workshops
Ik volgde in het kader van mijn bachelorproef enkele vormingen en interessante workshops waaronder een studiedag van het Babelut festival en een sessie van „Muziek op Schoot‟. De belangrijkste zaken die ik ervan onthield en die ik met jullie wil delen, schrijf ik vervolgens neer. Muziek beïnvloedt de gehele ontwikkeling van het kind. Het is dus van groot belang om ieder kind de kans te bieden de muziekcultuur op te snuiven.
22
Het is misschien een tip om tijdens een ledenwervingsactiviteit niet alleen flyers uit te delen, maar de jongeren ook stevig te laten proeven van de muziek die jullie spelen. Herhaling is voor de jongsten onder hen ook heel belangrijk. Zorg er dus voor dat je hieraan tijdens repetities of wervingsactiviteiten voldoende aandacht besteedt. Probeer ervoor te zorgen dat jongeren of nieuwe leden zich niet gedwongen voelen om deel te nemen of lid te worden van de vereniging. Dit kan je bijvoorbeeld doen door vrije, open repetities te houden of door het niet onmiddellijk aanbieden van een uniform wanneer ze een eerste keer komen proberen. Het is ook heel efficiënt om te anticiperen op het ritme van je muzikanten. Als je merkt dat een bepaald stuk maar niet ingestudeerd geraakt, is het misschien beter om het stuk op een andere manier te oefenen. Het is ook een goede stimulans voor je nieuwe leden als je wervingsactiviteiten herkenbaar zijn en aansluiten op hun leefwereld. Als er voor elk wat wils is, spreek je de mensen rechtstreekser aan. Je zal verder in mijn bachelorproef kunnen lezen dat veel van de geïnterviewde verenigingen één of meer van deze ideeën reeds realiseerden.27 De sessie van „Muziek op Schoot‟ heb ik vooral gebruikt om mijn format voor de derde kleuterklas uit te werken (zie verder dit hoofdstuk).28
2.2
Hervormingen in het DKO
Een andere belangrijke zaak voor de verenigingen is de toekomstige, mogelijke verandering in het DKO.29 Een van de belangrijkste wijzigingen voor de verenigingen is de startleeftijd die verlaagt naar zes jaar. Vanaf dat moment zullen kinderen in hun eerste jaar kunnen proeven van de vijf domeinen binnen het deeltijds kunstonderwijs: beeld, dans, drama, media en muziek. Ze exploreren in dat jaar hun artistieke talenten om er in hun tweede jaar één domein uit te kiezen. Ik denk dat het hierbij aan de verenigingen is om al vanaf het eerste jaar aanwezig te zijn, ook al kunnen de beginnelingen dan nog geen noten lezen. Er zullen ook nog heel wat andere wijzigingen doorgevoerd worden als het van Vlaams minister van onderwijs afhangt. Onder andere de aanpak van leerlingen zal een stuk veranderen; er zal heel wat meer digitaal gewerkt worden, er zal meer geëxperimenteerd en individueler gewerkt worden en het notenleerproces zal ook anders verlopen. Je zal als vereniging anders opgeleide en jongere muzikanten krijgen en daarom denk ik dat het van belang is om van deze nieuwe conceptnota op de hoogte te zijn en hem eventueel eens te lezen. Zie bijlage 5 voor een verduidelijkend schema over de mogelijke leertrajecten doorheen de verschillende graden muziek. (Je kan deze conceptnota downloaden op het internet: http://www.ond.vlaanderen.be/dko/Rapporten/Conceptnota_DKO.pdf)30
27
VAN GESTEL, M., (docente diverse muziekcursussen), Babelut studiedag 2011. studiedag, Neerpelt, Musica, 17 maart 2011. 28 VAERNEWYCK, S., (docente muziek op schoot), Muziek op Schoot sessie. Workshop, Deinze, Muziek op Schoot, 15 april 2011. 29 DKO= deeltijds kunstonderwijs 30 Vrij naar: SMET, P., Kunst verandert! Inhoudelijke vernieuwing deeltijds kunstonderwijs. (conceptnota), Brussel, maart 2011, blz. 1-26.
23
2.3
Culturele socialisatie
Volgens velen lijkt opvoeding de primaire culturele „socialisator‟, volgens anderen hebben school en opleiding het grootste effect en volgens nog een andere groep heeft de eigen culturele activiteit op jonge leeftijd het sterkste resultaat. Uit het onderzoek naar de invloed van culturele socialisatie op het cultuurparticipatiegedrag in Vlaanderen is gebleken dat vooral de eigen culturele activiteiten op jongere leeftijd positief bijdragen tot cultuurparticipatie op latere leeftijd. Verder vermeldt men ook dat er een uitgesproken effect is van leeftijdscategorie en een minder groot effect van onderwijsniveau. Om het te citeren:31 “Het enige robuuste significante positieve effect voor de activiteit op jonge leeftijd is het zelf cultureel actief zijn of het lidmaatschap van een (amateur)kunstvereniging.”
32
“Veel meer dan het louter bijwonen van activiteiten blijkt de feitelijke culturele of creatieve activiteit op jonge leeftijd een rol te spelen voor het latere participatiegedrag.”
3
Resultaten uit mijn interviews
3.1
Ondervonden problemen bij ledenwerving
33
Recent is er een verandering opgetreden in de samenwerking met het DKO. Vroeger kregen de verenigingen vaak inschrijvingslijsten van alle leerlingen, nu is dat niet meer het geval onder andere door het recht op privacy.
In enkele dorpen en gemeentes mogen de verenigingen niet langs gaan in de muziekacademies. Alles gaat via de directeur en hij/zij beslist dat er maar één week per jaar reclame gemaakt mag worden. In deze week worden de kinderen overstelpt met informatie. Veel verenigingen vinden dat dit beter gespreid zou moeten liggen.
Enkele verenigingen gaven aan dat ze met een veel te klein of niet ruimdenkend bestuur zitten waardoor ze serieus beperkt worden in hun werking. Veel verenigingen moeten meer doen met minder mensen, denken daarom vaak heel operationeel, op korte termijn en gaan weinig vooruit.
Verenigingen vinden moeizamer sponsors en hoofdsponsors voor hun projecten. Dit zal een deel voortkomen uit de crisis, maar ook uit de onbekendheid. Dit brengt natuurlijk met zich mee dat verenigingen het moeilijker hebben om grote ledenwervingsactiviteiten op te zetten.
31
VANDER STICHELE, A., en LAERMANS, R., Wie doet wat en waarom? De invloed van culturele socialisatie op het cultuurparticipatiegedrag in Vlaanderen. Mens & Maatschappij, jrg. 82, nr. 3, 2007, blz. 248, 266, 267, 269. 32 VANDER STICHELE, A., en LAERMANS, R., Wie doet wat en waarom? De invloed van culturele socialisatie op het cultuurparticipatiegedrag in Vlaanderen. Mens & Maatschappij, jrg. 82, nr. 3, 2007, blz. 267. 33 VANDER STICHELE, A., en LAERMANS, R., Wie doet wat en waarom? De invloed van culturele socialisatie op het cultuurparticipatiegedrag in Vlaanderen. Mens & Maatschappij, jrg. 82, nr. 3, 2007, blz. 269.
24
3.2
Initiatieven vanuit de geïnterviewde verenigingen
Heel wat verenigingen starten een eigen muziekschool die al dan niet aansluiting geeft op de stedelijke of gemeentelijke academie. Men begint met één jaar notenleer en gaat daarna verder met individuele lessen voor het gekozen instrument. Vaak voelen ze zich hiertoe verplicht omdat er in de buurt geen academie is, omdat deze te moeilijk is, omdat de dichtstbijzijnde muziekacademie alle muzikanten wegsnoept of op vraag van de muzikanten zelf. Meestal hebben ze geen professionele leerkrachten en kan dit dus eerder een soort initiatielessenpakket genoemd worden. Indien ze wel beroepsmensen kunnen vragen, kost dit hen een aardige duit. Meestal stimuleren deze verenigingen de officiële muziekschool nog steeds.34
Heel wat verenigingen vragen naar een aansluiting van de samenspelklas van de academie met de repetitie van de jeugdharmonie of -fanfare. Dit zou een natuurlijke doorstroom genereren. Ook voor de ouders komt het „beter‟ over als een leerkracht van de muziekacademie vraagt of hun zoon/dochter mee mag spelen in de harmonie dan dat een bestuurslid van de harmonie dit vraagt. Het handigst is dan dat de kinderen in de jeugdharmonie terecht komen en daarna doorstromen naar de grote harmonie. Dit kan natuurlijk alleen maar werken als er maar één muziekvereniging is in de gemeente, anders ontstaat er concurrentie. Sommige jongeren blijven enkel voor het uurtje samenspel, maar velen blijven de gehele repetitie en stromen zo door naar de grote harmonie.35
Sommige verenigingen vinden het nuttig om huisbezoeken te doen in hun dorp, gemeente of stad om de ouders van jongeren te informeren, motiveren en te overhalen om hun kind muziek te laten spelen in hun harmonie of fanfare. Dit moet natuurlijk praktisch mogelijk zijn omdat er veel tijd in kruipt en omdat er meerdere mensen mee bezig zijn.36
Vele verenigingen gebruiken nog steeds feestjes, concertreizen en kerstmarkten als „trekpleister‟ voor hun vereniging. Ze proberen een positief, leuk beeld te schetsen en betrekken er ook zoveel mogelijk de partners bij. Deze activiteiten zijn gezellig en beïnvloeden de sfeer op een positieve, bindende manier.37
Flyeren blijkt nog steeds een klein, maar werkend initiatief.
In de vakanties houden verenigingen vaak activiteiten met een slotconcert. Deze activiteiten zijn tegelijkertijd instapdagen. Het is een stimulans voor de nieuwe muzikanten om op het einde van de dag al een klein concertje te kunnen spelen.38
34 35 36 37 38
Vereniging Vereniging Vereniging Vereniging Vereniging
D, (geëngageerd spelend lid), Mondelinge mededeling, via interview, d.d. 30 maart 2011. G, (bestuurslid), Mondelinge mededeling, via interview, d.d. 15 maart 2011. J, (ondervoorzitter), Mondelinge mededeling, via interview, d.d. 5 mei 2011. J, (ondervoorzitter), Mondelinge mededeling, via interview, d.d. 5 mei 2011. K, (jeugd-verantwoordelijke), Mondelinge mededeling, via interview, d.d. 5 april 2011.
25
Een ander effectief middeltje zijn de open repetities. Iedereen kan komen kijken en meespelen. Je kan instrumenten proberen en je vereniging komt in de aandacht van je dorp, gemeente.39
Enkele verenigingen lieten me weten dat het voor hen meest opbrengt om mensen persoonlijk aan te spreken. Dit brengt direct vertrouwen met zich mee en geeft de eventuele leden de mogelijkheid om rechtstreekse vragen te stellen. Door mondaan-mond reclame, creëer je een soort herhaling waardoor je vereniging in het geheugen van de mensen blijft hangen.
Sommige verenigingen geven alle leerlingen uit de muziekacademie een gratis ticket voor een bepaald concert. Ook de leerlingen die nog geen instrument gekozen hebben, mogen komen luisteren en worden warm gemaakt voor de wereld van de muziek.40
Bijna alle verenigingen zijn het er unaniem over eens dat je als harmonie of fanfare onder je eigen kerktoren moet blijven. Daarom is het belangrijk om bindingen te maken met de aanwezige lagere scholen. Sommigen zeggen wel te ondervinden dat professionele verenigingen meer aantrekkingskracht hebben en dat ze zich niet inhouden om mensen aan te spreken wanneer ze merken dat die zich niet amuseren in de huidige vereniging.
Het opzetten van een eigen jongerenwerking in de vorm van een jeugdharmonie of miniband is een trend die vele verenigingen volgen. In deze werking vinden jongeren meer hun gading op het vlak van repertoire en vriendschapsverbanden. Veel verenigingen gebruiken dit als voorbereiding op „de grote harmonie‟. Andere verenigingen die geen jeugdwerking hebben, stellen dat dit soms ook positief is omdat de jongeren vlugger een grotere rol krijgen in de harmonie of fanfare.
Een samenwerking met de muziekacademie opzetten, kan heel wat voordelen met zich meebrengen voor je vereniging. Bij een groot concert kan er samenwerking zijn met de schilderklas, de zangklas en ga zo maar verder. Dit geeft onmiddellijk een grootser beeld van je vereniging.
Uit mijn interviews bleek ook dat verenigingen steeds vaker een instrument aanbieden van de harmonie of fanfare zelf. Een andere mogelijkheid die vaak voorkomt is het geven van een rentevrije lening die ervoor zorgt dat iedereen een nieuw, goed instrument kan kopen.
Voor veel verenigingen is het verschijnen in Klankbord met een interview of artikel nog steeds mooie reclame die hen in een positief daglicht plaatst en hen de mogelijkheid geeft om wervend voor de dag te komen.
39 40
Vereniging K, (jeugd-verantwoordelijke), Mondelinge mededeling, via interview, d.d. 5 april 2011. Vereniging B, (voorzitter jeugdensemble), Mondelinge mededeling, via interview, d.d. 28 maart 2011.
26
Één bepaalde vereniging vertelde me dat ze een trui hebben met hun logo erop. Deze trui dragen ze vooral veel bij het begin van het jaar om de mensen nieuwsgierig te maken.41
De pers is voor velen nog steeds de manier bij uitstek om in de aandacht te komen. Ze schrijven een plaatselijk artikel en hopen zo op een oplossing of reactie te stuiten voor hun aangebracht probleem of verhaal.42
Sommigen geven aan dat een uniform een drempel vormt bij het werven van nieuwe leden. Het schrikt af en mensen voelen zich direct verplicht om te blijven.
Om te eindigen, haal ik een alom bekend initiatief aan: de instrumentenvoorstelling. Ook al is dit een frequent gebruikt initiatief, het blijft werken. De luisteraars zijn enorm geboeid en kunnen achteraf ook van alles zelf proberen.
3.3
Resultaten uit ander onderzoek
3.3.1 Profiel en ondersteuningsnoden van amateurmuziekverenigingen Uit een onderzoek van Mieke Joostens (2004), in het kader van haar eindwerk, naar het profiel en de ondersteuningsnoden van amateurmuziekverenigingen in de sector van de instrumentale muziek, in samenwerking met Vlamo, kwamen er verschillende interessante zaken tevoorschijn. Iets meer dan de helft van de ondervraagde verenigingen vindt dat het ledenaantal op peil is. Diegenen die niet tevreden zijn, wijten dit vooral aan de vele andere vormen van vrijetijdsbesteding. Op de tweede plaats volgt als oorzaak de concurrentie van andere verenigingen en op de derde plaats stelt men de slechte relatie met het DKO. 87% van haar ondervraagden doen actief aan ledenwerving. Meestal gebeurt dit via mond-aan-mondreclame, bij anderen worden er oproepen gedaan tijdens de concerten en nog anderen doen aan ledenwerving in samenwerking met het DKO.43 3.3.2 Doorstroom van muziekacademie naar verenigingen In een tweede onderzoek uit de bachelorproef van Thari Verloove (2007) over de doorstroom van de muziekacademie naar de muziekverenigingen, staat te lezen dat bij de rekrutering heel vaak de dirigent van de vereniging zelf leerlingen aanspreekt en dit voor 29,7%. Op de tweede plaats met 26,6% hebben ouders heel wat in de pap te brokken als het gaat over de beslissing om tot een vereniging toe te treden. Uit haar onderzoek blijkt ook dat de helft van haar respondenten die lid zijn van een vereniging, tevens lid zijn van een jeugdorkest. Dit betekent dat deze vorm van orkest een belangrijk aandeel heeft in het amateurmuzieklandschap.44 41
Vereniging E, (voorzitter), Mondelinge mededeling, via interview, d.d. 29 april 2011. Vereniging K, (mini-verantwoordelijke), Mondelinge mededeling, via interview, d.d. 5 april 2011. 43 JOOSTENS, M., Het amateurmuzieklandschap in Vlaanderen. Onderzoek naar het profiel en de ondersteuningsnoden van amateurmuziekverenigingen in de sector van de instrumentale muziek. In samenwerking met Vlamo vzw. Eindwerk voor het behalen van de graad van licentiaat in de agogiek, Brussel, Vrije universiteit Brussel, 2004-2005, blz. 49. 44 VERLOOVE, T., Hoe verloopt de doorstroming van de muziekacademie naar de muziekverenigingen? Bevraging bij leerlingen van West-Vlaamse muziekacademies. Eindwerk voor het behalen van de bachelor sociaal-cultureel werk, Gent, Hogeschool Gent, 2007-2008, blz. 59, 66. 42
27
4
Reeds bestaande initiatieven, ideeën en tips voor een goede ledenwerving
Het is in dit deel van mijn hoofdstuk de bedoeling dat ik verschillende zaken aanreik. De meeste punten die ik vermeld, zijn het resultaat van mijn zoektocht in de literatuur. Niet alles zal hier kant en klaar te vinden zijn, maar ik geef zeker de juiste weg naar de informatiebron door.
4.1
Opsomming Windkracht 6: „Blaasmuziek is cool‟ is een promotie en educatie pakket van Kunstfactor Muziek.45 Het pakket uit Nederland is bedoeld voor muziekscholen, basisscholen en muziekverenigingen om hun kinderen van 8 tot 10 jaar te motiveren voor de blaasmuziek. Het bevindt zich in een speelse koffer en bevat lesprogramma‟s, een dvd „de ontdekking van de blaasmuziek‟, een instrumentenparade, een memoryspel en een maestro muziekspel. Voor meer informatie over de inhoud kan je contact opnemen met Kunstfactor Muziek. Het PEP-pakket is verkrijgbaar voor € 79. Dit initiatief is één van de belangrijkste die ik wil vermelden. Je hoeft geen technicus of leerkracht te zijn om dit te kunnen gebruiken, er zijn verschillende mogelijkheden om ermee aan de slag te gaan en alleen de kostprijs kan een klein nadeel vormen. Je kan het gebruiken in je vereniging, je kan ermee naar de muziekschool of de basisschool stappen en je kan er ook gewoon mee spelen. Momenteel is er al vraag naar een Belgische versie van dit PEP-pakket. De artistieke commissie „orkest‟ van Vlamo is momenteel bezig met de uitwerking hiervan. Voor verenigingen die het pakket eerst eens grondig willen bestuderen, is er de mogelijkheid om dit in te kijken op het documentatiecentrum van Vlamo. (Bron: http://www.windkracht6.com/pep_pakket.asp)46
45 46 47
Muziek in agogische beroepen Het boek „Muziek in agogische beroepen‟ van Frans-Bart Visser is een heel leuk boek om te gebruiken bij ledenwerving. Het boek gaat onder andere over werken met muziek, spelen op muziekinstrumenten, luisteren en nog veel meer. Het is een veelzijdig boek waarmee je in je vereniging een leuke wervingsactiviteit kan opzetten.47
PEP-pakket = promotie en educatie project pakket. S.n., PEP-pakket. Internet, Windkracht 6, 27 april 2011. VISSER, F., Muziek in agogische beroepen. Soest, Nelissen, 2004, 143 blz.
28
Jeugd en Muziek is de grootste muziekeducatieve speler op dit terrein. Ze zijn ervan overtuigd dat muziek, kunst en muziekeducatie een bevoorrechte plaats verdienen in het leven van iedereen. Muziek is een middel om een rijkere samenleving te bekomen en hoeft niet alleen esthetisch gebruikt te worden. Op hun website kan je het volledige aanbod projecten, vormingen, workshops en educatie terugvinden. Ze hebben een apart programma voor het basisonderwijs en het secundair onderwijs, maar je kan deze organisatie zeker contacteren in verband met projecten of workshops die ze voor jullie vereniging kunnen geven. Misschien is er wel een mogelijkheid tot samenwerking met hen. Als je hen inhuurt om op je plaatselijke basisschool een sessie te geven, kan jouw harmonie of fanfare er wellicht ook aan te pas komen. Ze geven namelijk concerten op school, maar ook concerten in de vrije tijd en navorming voor muzikanten en leerkrachten. (Bron: www.jeugdenmuziek.be)48
Verenigingsbeleid: tips ledenwerving en -behoud Dit is een website waar je 50 tips kan terugvinden om nieuwe leden te werven en de huidige leden te behouden. Ik vind dit op zich wel een goede bron omdat je er op een laagdrempelige manier tips kan lezen die handig kunnen zijn voor je vereniging. Het gaat in dit geval wel over sport, maar ik denk dat vele ideeën ervan perfect toepasbaar zijn op jouw harmonie of fanfare. (Bron:http://ww.knltb.nl/verenigingszaken/TipsLedenwerving%20en%20-behoud.htm)49
Via een informeel gesprek met Ivo Kouwenhoven van Himalaya Music, kwam ik terecht op een zeer interessante website waar je diverse muziekstukken vindt die speciaal gecomponeerd zijn voor ledenwerving. Er staat onder andere een introductieles op waarbij de leerlingen slechts 1 noot spelen en een ander stuk „de blazersschool‟ waarbij de leerlingen 4 noten spelen. Bij dit alles staat een tijdsduur, een geluidsfragment, een niveau, verdere info en een pdf. (Bron: http://www.himalayamusic.nl/op%20zoek%20naar%20jeugdleden.htm)50
„Ledenwerven doe je zo!‟ is een column van Ivo Kouwenhoven waarbij hij de vraag „hoe krijg je kinderen bij de vereniging?‟ omkeert naar „hoe breng je de vereniging dichter bij de kinderen?‟ In deze column reikt hij 10 tips aan waarmee amateurmuziekverenigingen hopelijk nieuwe ideeën krijgen. Zijn eerste tips zijn onder andere „jeugd trekt jeugd‟, zorg voor een goede PR en „jeugd en multimedia gaan hand in hand‟. Deze tips zijn in de column uitgebreider beschreven. Als je ze verder wil lezen, ga dan naar de link op het einde van de volgende alinea. Ivo Kouwenhoven heeft ook diverse columns geschreven over jeugdbeleid binnen muziekverenigingen. Veel van deze columns zijn reeds verschenen in Klankbord, het tijdschrift van Vlamo. Voor de verenigingen die dit tijdschrift niet ontvangen, neem gerust een kijkje op onderstaande website. (Bron: http://www.himalayamusic.nl/Columns.html)51
48 49 50 51
S.n., Jeugd en muziek aanbod. Internet, 18 mei 2011. S.n., Verenigingsbeleid- tips ledenwerving en –behoud. Internet, KNLTB, 2002. KOUWENHOVEN, I., Mondelinge mededeling, via informeel gesprek, d.d. 21 april 2011. KOUWENHOVEN, I., Mondelinge mededeling, via informeel gesprek, d.d. 21 april 2011.
29
Op internet las ik een tekst van Dr. John Feierabend. Hij staat bekend als één van de belangrijkste professoren in Amerika die over grote kennis beschikt omtrent muziek en bewegingsontwikkeling in de jonge kindertijd. Ik vond een interessant document op zijn website. Het is een Engelse bundel die zich volgens mij leent tot het opdoen van nieuwe ideeën. De bundel is bijzonder laagdrempelig door de weinige tekst, de vele afbeeldingen en de eenvoudige liedjes. Alles is heel duidelijk en kort weergegeven en op de laatste bladzijden staan verschillende, bruikbare bronnen. (Bron: http://www.giamusic.com/pdf/Z153_2009.pdf)52
Vlamo Oost-Vlaanderen organiseerde op 3 juli 2010 een congres „op zoek naar jongeren‟. Het eerste grote thema dat daar behandeld werd, luidde: hoe de belangstelling van de jeugd wekken voor de amateurmuziekbeoefening? Enkele belangrijke zaken die daaruit naar voor kwamen, zijn de noodzakelijkheid aan een missie, visie en doelstellingen en het streven naar een juiste afdeling. Het spelen in bijvoorbeeld superieure afdeling, is moeilijk te combineren met het aantrekken van jonge muzikanten die hun instrument nog niet volledig kennen.53 Persoonlijk contact werd vanuit dit congres als één van de hoofdzaken gezien om jongeren te doen instromen. Verder is een goede groepsgeest heel belangrijk. Muzikanten moeten zich in hun vereniging op hun gemak voelen om daar te blijven spelen. Als voorlaatste punt kwam de verantwoordelijkheid in het helpen organiseren van activiteiten tevoorschijn. Jongeren zullen zich hierdoor belangrijk en goed voelen. En het laatste item was het zorgen voor een gevarieerd repertorium. Dit ligt vooral in handen van de dirigent die een gulden middenweg moet zoeken tussen zware en lichte muziek. Het tweede thema dat aan bod kwam, droeg de naam: muziekopleiding en samenwerking met het deeltijds kunstonderwijs. Een eigen muziekopleiding in de vereniging heeft als voordeel dat er een individuelere aanpak mogelijk is. Als deze lessen direct na de schooluren zouden plaatsvinden, dan kan dit voor ouders een meerwaarde betekenen omdat dit de naschoolse opvang vervangt. Vanuit de academie is het belangrijk om de verschillende muziekverenigingen neutraal aan te kaarten bij hun leerlingen en een samenwerking op poten te zetten door aanwezig te zijn op elkaars activiteiten en elkaar niet als concurrenten te zien.54
Abra Kadabra HAFABRA!!! Dit is een project van Vlamo, gemaakt door Capello; een initiatief van vier jonge muzikanten met een goede opleiding. Hun doel is kinderen van de lagere school op een aangename manier kennis laten maken met de verschillende orkestvormen: harmonie, fanfare en brassband. Hierbij hoort ook een voorstelling van verschillende instrumenten. Het leuke eraan is dat ze dit doen aan de hand van allerlei arrangementen. De rode draad doorheen hun voorstelling is het lied: „Ik ben vandaag zo vrolijk‟ van Herman Van Veen. De grote apotheose is de CD-opname op het einde van de dag, die ‟s avonds al beschikbaar is op hun website om aan de ouders te tonen. (Voor meer informatie of om hen te boeken:
[email protected] of 0479 816 961.)55
52
FEIERABEND, J., Music and movement in the early years. Internet, 8 april 2011. Ter verduidelijking, er zijn 6 afdelingen waarin een muziekvereniging kan spelen: derde afdeling, tweede afdeling, eerste afdeling, uitmuntendheid, ere-divisie en superieure afdeling. 54 VERMEIRE, E., Op zoek naar jongeren. Klankbord, jrg. 9, nr. 47, 2010, blz. 40-41. 55 Abra Kadabra HAFABRA!!!. Brochure, Gent, Vlamo, 2009, blz. 1-9. 53
30
Een goed boek om jongeren nieuwsgierig te maken naar jouw vereniging is „100 nieuwe muziekspelen‟ van Ger Storms. Je kan er spelprojecten, interculturele spelen, klank- en ritmespelen en nog veel meer uithalen. Er staan ideeën in die de geest kunnen verruimen omdat ze eenvoudig uitvoerbaar zijn en ze zijn geschikt voor kinderen van 6 tot 16 jaar.56
Een leuk idee voor een randactiviteit met educatieve waarde is een componistenspel. De muzikanten kunnen hierdoor op een actieve manier iets bijleren over de componisten waarvan ze werken aan het instuderen zijn. Als je de groepjes juist verdeeld (broertjes en zusjes gescheiden) zal je hier ook meer groepsbinding uithalen. Je kan dit spel op verschillende manieren uitwerken. Je kan ze aan de hand van allerlei opdrachten een identiteitskaart voor de componist laten ontwikkelen door ze bijvoorbeeld luisterfragmenten, kruiswoordraadsels en ga zo maar verder, te laten ontcijferen.57
Format muziekkennismaking in de 3e kleuterklas. Dit is een project dat ik uitgewerkt heb tijdens mijn stage bij Vlamo. Ik deed dit in het kader van de conceptnota van Vlaams minister van onderwijs over de inhoudelijke vernieuwing van het deeltijds kunstonderwijs. Volgens deze conceptnota zal de startleeftijd in het kunstonderwijs vervroegen naar zes jaar. Hierin zagen Vlamo en ik een kans om een project uit te werken voor de derde kleuterklas. Ik heb dit project in de praktijk uitgevoerd en enkele verbeteringen aangebracht. Het format ziet er als volgt uit: Een voormiddag met alles rond muziekstimulatie die begint met een ochtendritueel in de kleuterklas waarbij alles gedaan wordt aan de hand van muziek. Daarna is er tijd voor een muzikaal verhaal met grote interactie van de kleuters en na de speeltijd is er een uurtje zingen, dansen en musiceren met muzikale tegenstellingen. In de namiddag staat er een snuffeltocht in de muziekacademie op het programma (dit kan evengoed in het repetitielokaal van je vereniging). Daar krijgen ze een beperkt aantal instrumenten aangeboden die op een leuke manier worden voorgesteld. Om de dag af te sluiten is er een slotmoment waarin de kindjes over de dag kunnen vertellen. Ik werkte dit format uit samen met een stagiair kleuteronderwijs waardoor dit zeker ook pedagogisch in orde is. Bovendien lette ik erop dat dit format quasi geen prijskaartje heeft en dat het bruikbaar is voor verenigingen en in het onderwijs. Je kan dit als vereniging perfect aanpassen aan je mogelijkheden, instrumenten en budget. Je kan er ook een samenwerking van maken tussen jouw vereniging en de basisschool. Daarom is dit format ook interessant in het proces van ledenwerving. (Voor meer informatie kan je terecht bij
[email protected] of bij Vlamo
[email protected].)
56
STORMS, G., 100 nieuwe muziekspelen., Katwijk, Panta Rhei, 2006, 5e druk, 128 blz. BLETEK, H., Het belangrijkste van de muziek staat niet in de noten. Sociaal-cultureel werk in het Europees junioren orkest. Eindwerk, Gent, Sociale Hogeschool, 1998, bijlage 1. 57
31
Wat ik jullie zelf wil meegeven omdat ik het in verschillende verenigingen zelf ervaren heb, is dat je bij een activiteit in je harmonie of fanfare er best voor zorgt dat elk lid zich belangrijk voelt en iets te doen heeft. Leden zullen gemakkelijker participeren en tot je vereniging toetreden als ze merken dat iedereen een bepaalde opdracht heeft en respect krijgt.
Ik vermeldde de Suzuki-methode en de belangrijkste aspecten al in hoofdstuk 1. Ik vind persoonlijk dat dit een werkmethode kan zijn voor verenigingen die heel sterk aan de muziekschool zijn verbonden of die uit noodzaak hun eigen muziekschool opgericht hebben. Het is een manier van werken die kinderen en jongeren enorm motiveert. Een concrete bron hiervan weergeven is niet eenvoudig. Toch lijk me volgende website de meest correcte. (Bron: http://klavierunterricht-muenchen.com/Suzuki-Methode/Suzukimethodeseite.htm)58
Zoals ik eerder de leerstijlen van Kolb in hoofdstuk 1 vernoemde, denk ik dat het ook leuk kan zijn om je vereniging op verschillende manieren in contact te brengen met muziek. Als je je muzikanten actief benadert, laat je ze zelf musiceren. Wanneer je ze productief beschouwt, laat je ze zelf een eenvoudig werk componeren. Als je muziek receptief aanbrengt, laat je hen muziek beleven en als je ze reflectief laat kijken, laat je ze nadenken over muziek. Hier kan je zeker en vast een interessante en leuke wervingsactiviteit van maken!
58
S.n., Die Suzuki-Methode. Internet, 19 mei 2011.
32
5
Besluit
Een eerste belangrijke connotatie die ik in dit besluit wil maken, is dat wanneer iemand muziek wil spelen, het niet zoveel uitmaakt hoe of waar dat is. Het belangrijkste is dat de muzikanten zich amuseren en gestimuleerd worden in hun muzikaliteit. Dit blijkt ook uit het onderzoek naar de invloed van culturele socialisatie op het cultuurparticipatiegedrag in Vlaanderen dat ik in dit hoofdstuk aanhaalde. Het is en blijft een belangrijke zaak om jongeren zo vroeg mogelijk te laten deelnemen aan het cultureel verenigingsleven. Ledenwerving is een proces waarbij verschillende actoren komen kijken. Zoals jullie konden lezen, doen verenigingen al hun uiterste best zelf samenwerkingen en initiatieven op te zetten om tot een goed ledenbeleid te komen. Wanneer er echter geen sponsors of samenwerkingen zijn, kan een vereniging niet draaien. Om de verenigingen te inspireren, schreef ik hier een aantal initiatieven neer, afkomstig uit mijn literatuurstudie. Ze hebben mijns inziens allemaal hun waarde en ik denk dat ze toepasbaar zijn op verschillende soorten verenigingen. Uit dit hoofdstuk blijkt ook dat nog steeds heel wat aandacht naar de ouders moet gaan omdat zij vaak beslissen of zoon/dochter naar de harmonie of fanfare mag gaan. Dit is ook de reden waarom veel verenigingen een startdag organiseren waar de ouders het reilen en zeilen van de vereniging kunnen observeren. Mocht u na dit hoofdstuk nog niet voldoende ideeën opgedaan hebben, zijn er nog heel veel websites van amateurmuziekverenigingen die hun ledenbeleid uitschrijven. Wanneer je gewoon „ledenwerving muziekverenigingen‟ typt, bekom je al heel veel zoekresultaten die jullie nog verder kunnen inspireren. Jeugdwerking en –werving is een nooit voltooid proces en vraagt steeds blijvende investering en energie!
33
Hoofdstuk 4: Muziekverenigingen en ledenbehoud “Het belangrijkste van de muziek staat niet in de noten.” (Gustav Mahler, Oostenrijks componist en dirigent)
Het is evident dat je liever muzikanten ziet komen dan gaan en veel amateurmuziekverenigingen zouden er alles aan doen om hun muzikanten te behouden en een mooi ledenbestand op te bouwen. Dit is geen vanzelfsprekende zaak omdat muziek spelen nog steeds een investering is van je vrije tijd. Het is en blijft een hobby waarbij mensen gemotiveerd moeten zijn om elke week naar de repetitie te komen. Deze motivatie kan bewerkstelligd worden door verschillende initiatieven die ik hieronder in een niet exhaustieve lijst zal weergeven. Verder zal ik ook effectieve en efficiënte mogelijkheden beschrijven die uit mijn interviews naar voor kwamen.
1
Wat verstaat men onder ledenbehoud
Onder ledenbehoud verstaat men vooral het behouden van muzikanten en het opbouwen van een duurzame relatie met hen waardoor ze gemotiveerd blijven musiceren.
2
Resultaten uit mijn interviews
2.1
Ondervonden problemen en mogelijke oplossingen
59 60
Verenigingen krijgen vaak te kampen met een uitstroom van muzikanten op bepaalde leeftijden. De eerste drempel is die van de puberteit. Meestal zitten jongeren dan nog niet zo lang in de vereniging en krijgen ze andere interesses. Het is dan voor een groot deel aan de harmonie of fanfare om te zorgen voor een leuke, jonge sfeer met activiteiten en uitdagingen. De tweede drempel omvat de kotstudenten. Het is vaak moeilijk om dan toch nog een avond af te zakken naar de gemeente, dorp of stad waar hun vereniging repeteert. Je kan als vereniging de verschillende leden stimuleren om aan carpooling te doen. Een derde drempel zijn de jonge koppels. Wanneer zij kinderen krijgen of aan het bouwen zijn, komen ze vaak niet meer naar de repetitie. De vereniging kan hiervoor een kinderopvang organiseren of betalen. Een vierde en laatste drempel is de natuurlijke uitstroom door overlijden of door gezondheidsproblemen. Hier kan de harmonie of fanfare niet zoveel aan doen, maar ze kunnen er wel voor zorgen dat de „ex-leden‟ betrokken blijven bij de vereniging door ze steeds op de hoogte te brengen van eventuele activiteiten of concerten.59 60
Vereniging F, (voorzitter en jeugdcoördinator), Mondelinge mededeling, via interview, d.d. 19 april 2011. Vereniging D, (Geëngageerd spelend lid), Mondelinge mededeling, via interview, d.d. 30 maart 2011.
34
De vervrouwelijking van de amateurmuziekverenigingen is duidelijk zichtbaar en volop aan de gang. Dit is niet altijd eenvoudig als het over jonge moeders gaat en zeker niet als de papa ook muzikant is. Vaak komen ze niet naar de repetitie, komen om de beurt of schakelen de grootouders in. Sommige verenigingen hebben hier al de ideale oplossing voor gevonden. Muzikanten kunnen een beroep doen op de oppasdienst van de Gezinsbond en de kosten worden door de vereniging terugbetaald. Andere verenigingen lossen het op door een gezamenlijke kinderopvang te verzorgen. De kinderen spelen in een apart lokaal en kunnen af en toe even bij „het muziek‟ gaan kijken. Dit kan de vereniging een aardige duit kosten, maar jonge ouders blijken effectief minder af te haken. Een goedkopere oplossing is een vereniging waar om het half uur een ouder met de kinderen gaat spelen. Zo mist iedereen maximum om de paar weken een half uur repetitie. Een bijkomende factor is natuurlijk de ruimte die je ervoor nodig hebt. Dit is niet voor alle verenigingen nuttig omdat ze ‟s avonds repeteren maar op repetitieweekends zou dit wel zijn nut kunnen hebben omdat hierdoor verschillende koppels volledig zouden kunnen deelnemen.61
Wanneer pupiters overbevolkt geraken, is het aan de vereniging om een stop in te lassen voor een bepaald instrument. Dan mogen er bijvoorbeeld geen nieuwe klarinetten in de harmonie komen. Dit is nodig om andere muzikanten niet weg te jagen. Als je met teveel muzikanten op één pupiter zit, komt er vroeg of laat discussie van.
2.2
Initiatieven vanuit de geïnterviewde verenigingen
Sommige verenigingen geven aan dat ze geen initiatieven ondernemen om leden te behouden, maar dat ze proberen om zo dankbaar mogelijk met hun leden om te gaan. Na een activiteit sturen ze bijvoorbeeld een bedankingskaartje of mailtje en op het Ceciliafeest worden de leden ook eens verwend.
„Muzikanten onder muzikanten‟ is een initiatief van een harmonie waar er informatie over concerten van andere muzikanten doorgegeven wordt. Zo kunnen ze nog iets leren van elkaar en de wil om er dan samen naartoe te gaan, houdt de vereniging meer bij elkaar.62
Verenigingen leggen vaak extra repetities in gedurende de schoolvakanties zodat (kot)studenten dan zeker de kans krijgen om te repeteren.
Het idee van een moedervereniging aan je muzikanten mee te geven, is van cruciaal belang om je muzikanten niet kwijt te spelen aan andere verenigingen. Ze hebben alles van jou geleerd en ze mogen gerust in andere harmonies of fanfares spelen, maar ze moeten wel, in de mate van het mogelijke, trouw blijven aan hun moedervereniging.
61 62
Vereniging B, (voorzitter jeugdensemble), Mondelinge mededeling, via interview, d.d. 28 maart 2011. Vereniging D, (geëngageerd spelend lid), Mondelinge mededeling, via interview, d.d. 30 maart 2011.
35
Één van de belangrijkste zaken om je leden te behouden, is hen gemotiveerd houden en hen in de watten leggen. Af en toe een extraatje of een randactiviteit kan hen zeker deugd doen en hen doen beseffen dat ze nog steeds graag musiceren in hun huidige vereniging.
Als laatste initiatief is gebleken dat inschrijvingsgeld vragen geen taboe meer is. Het helpt om je leden meer aanwezig te laten zijn en het heeft ook een beter beeld van je vereniging. Verenigingen zeggen dat ze op deze manier tonen dat ze geen „drankorgels‟ zijn en dat ze het serieus menen.
2.3
Resultaten uit ander onderzoek
2.3.1 Amateurkunsten in beeld gebracht Vanuit een visietekst die Vlamo over het DKO schreef, kwam ik te weten dat ze om een wetenschappelijk onderzoek vroegen wat betreft de opleiding van amateurmuzikanten en de remmende factoren die er zijn om in het DKO te stappen.63 Hun verzoek is enkele jaren later ingewilligd in het onderzoek „amateurkunsten in beeld gebracht‟ (2009). Dit onderzoek vind ik absoluut het vermelden waard om de verenigingen te laten zien dat het nog steeds goed gesteld is met de instrumentale amateurmuzieksector. Het was een onderzoek in opdracht van vzw Forum voor Amateurkunsten en het heeft heel wat aan het licht gebracht. Enkele frappante resultaten zal ik hieronder kort weergeven.64
De beoefening van amateurkunsten bleek duidelijk leeftijdsgebonden. Het percentage jongeren dat amateurkunsten beoefent, is veel hoger dan het percentage ouderen. Vrouwen doen vaker en frequenter aan amateurkunst. Hooggeschoolden beoefenen vaker een creatieve hobby dan laaggeschoolden. Ongeveer 37% van de Vlamingen tussen 14 en 75 jaar beoefent een creatieve hobby. Een instrument bespelen, staat op de tweede plaats in de lijst van meest beoefende creatieve hobby‟s. Muziek is de meest frequent beoefende hobby. Van de muzieksector is 30,8% georganiseerd en 9,2 % niet georganiseerd. In de peiling naar de behoeften van amateurkunstenaars kwam de behoefte „ik zou graag meer aandacht voor creatieve activiteiten op de scholen zien/gezien hebben‟ als belangrijkste naar boven. Bij de instrumentale muzieksector zijn de belangrijkste behoeften „promoten van de discipline‟ en „belangen van de sector verdedigen naar de overheid toe‟. De grootste drempels voor de beoefenaars zijn het tijdsgebrek en de moeilijke combinatie tussen gezin en werk. Frequente beoefenaars blijken zich te onderscheiden door een positiever zelfbeeld.
63
Vlaams centrum voor amateurkunsten. Amateurkunsten en deeltijds kunstonderwijs. Op zoek naar evenwicht. Zellik, Colson Printing Solutions, 2003, blz. 108-109. 64 VANHERWEGEN, D., e.a., Amateurkunsten in beeld gebracht. Gent, v.u. Luk Verschueren, 2009, blz. 43, 48, 49, 55, 56, 111, 112, 116, 117, 192.
36
3
Reeds bestaande initiatieven, ideeën en tips voor een goed ledenbehoud
Het is in dit deel van mijn hoofdstuk de bedoeling dat ik verschillende initiatieven aanreik. De items die ik hieronder in mijn opsomming vermeld, zijn het resultaat van mijn zoektocht in de literatuur. Niet alles zal hier kant en klaar te vinden zijn, maar via de bronvermelding is zeker alles snel terug te vinden.
3.1
Opsomming
Verenigingsbeleid: tips ledenwerving en -behoud Dit is een website waar je 50 tips kan terugvinden om nieuwe leden te werven en de huidige leden te behouden. Dit is ook de reden waarom ik dit in hoofdstuk 3 reeds vermeldde. Ik vind dit op zich wel een goede bron omdat je er op een laagdrempelige manier tips kan lezen die handig kunnen zijn voor je vereniging. Het gaat in dit geval wel over sport, maar ik denk dat vele ideeën ervan perfect toepasbaar zijn op jouw harmonie of fanfare. De verenigingen kunnen er inspiratie uithalen en ideeën opdoen. (Bron:http://ww.knltb.nl/verenigingszaken/TipsLedenwerving%20en%20-behoud.htm)65
„Hoe houden we kinderen bij de vereniging?‟ Dit was en is een vraag die Ivo Kouwenhoven zich stelt. Hij schreef hierover een column in Klankbord, het tijdschrift van Vlamo. Volgens hem hangt dit niet alleen af van een goed jeugdbeleid maar ook van de dirigent omdat jongeren tegenwoordig zoveel zappen tussen verschillende hobby‟s. Muzikale spelletjes kunnen vaak heel effectief zijn. Hij schrijft over leuke ideeën om ademsteun, samenwerken, luisteren, pupiters vouwen, dubbele bassdrum, multi percussion en vreemde geluiden te oefenen of te leren. Daarnaast heeft Ivo Kouwenhoven ook diverse columns geschreven over jeugdbeleid binnen muziekverenigingen. Veel van deze columns zijn reeds verschenen in Klankbord. Voor de verenigingen die dit tijdschrift niet ontvangen, neem gerust een kijkje op onderstaande website. (Bron: http://www.himalayamusic.nl/Columns.html)66
65 66 67
Een goed boek, dat ik reeds eerder vermeldde, om jongeren nieuwsgierig en enthousiast te houden binnen je vereniging is „100 nieuwe muziekspelen‟ van Ger Storms. Je kan er spelprojecten, ontspanningsspelen, interculturele spelen, klanken ritmespelen en nog veel meer uithalen. Het is misschien eens een andere manier voor je vereniging om een ontspanningsactiviteit aan te pakken.67
S.n., Verenigingsbeleid- tips ledenwerving en –behoud. Internet, KNLTB, 2002. KOUWENHOVEN, I., Mondelinge mededeling, via informeel gesprek, d.d. 21 april 2011. STORMS, G., 100 nieuwe muziekspelen., Katwijk, Panta Rhei, 2006, 5e druk, 128 blz.
37
Laat je muzikanten geen al te moeilijke zaken spelen omdat jij als vereniging graag wilt voldoen aan bepaalde normen. Zo jaag je ze weg. Het is de bedoeling dat ze zich op hun gemak voelen in de vereniging en dat ze kunnen meespelen. Het gaat eigenlijk niet alleen over de moeilijkheidsgraad maar ook over de soort muziek die de dirigent uitkiest. Het is belangrijk dat er een goede mix is tussen het klassieke en lichte genre zodat iedereen zijn gading vindt. Over deze stelling kan gediscussieerd worden. Hetgeen ik hierboven schreef, kwam ik te weten van een aantal individuele muzikanten. Ikzelf en heel wat andere muzikanten zijn echter van mening dat moeilijke stukken spelen net een grote motivatiefactor kan zijn om extra je best te doen en in de vereniging te blijven.
Bij het leren van muziek, al dan niet in je vereniging, is het belangrijk dat je de muzikanten in je vereniging verder helpt bij het ontwikkelen van verschillende vaardigheden. Ten eerste heb je de cognitieve vaardigheid. Hierbij gaat het over het leren bespelen van een muziekinstrument; met andere woorden de technische kant ervan. Ten tweede heb je de auditieve competentie waarbij je je muzikanten leert luisteren of iets al dan niet zuiver klinkt. Ten derde heb je de motorische zaken die opgedeeld worden in imiteren, deelstructuren, coördinatie en automatisering. Dit laatste bereik je wanneer je een melodie kan spelen zonder erover te hoeven nadenken. Tenslotte heb je natuurlijk de muzikale mogelijkheden waar het belang van expressie, creativiteit en muzikaliteit de bovenhand krijgen. Om je leden te behouden, is het uiterst belangrijk dat je op alle vier deze factoren de aandacht vestigt. Als je alleen met het technische bezig bent, zullen ze zich niet amuseren en als je je alleen maar met het muzikale bezighoudt, zullen ze de repetities geen uitdaging meer vinden.68
Uit eigen ervaring, in de jeugdharmonie waarin ik een tijdje speelde, weet ik dat je de jeugd gemotiveerd houdt door ze af en toe ook een concertje te laten spelen omdat dit hen een succeservaring geeft. Ze geraken er enorm gemotiveerd door, zeker als het een concert is met bekende muziek zoals bijvoorbeeld Disney. Wanneer je er dan nog beelden van de bijhorende film bijzet, gaan ze helemaal uit hun dak van enthousiasme.
Participatie is vaak complexer dan gedacht. Er zijn als het ware drie dimensies nodig vooraleer een jongere zal participeren. Ten eerste heb je de uitdaging, ten tweede de capaciteit waarover ze zelf moeten beschikken en ten derde is er de verbondenheid. Als vereniging bied je ze dus best uitdagingen aan, push je hen niet téveel als ze niet willen en zorg je voor een goede sfeer die verbondenheid met zich meebrengt. Hun engagement is vluchtiger, ze hebben hogere verwachtingen en zijn op zoek naar een maatschappelijke return.69
Een belangrijke tip is, dat je als vereniging jonge leden houdt, wanneer je rekening houdt met de verplichtingen die de school jongeren oplegt. Je denkt best aan hun eventuele examenperiodes, blok, vakantie en ga zo maar verder.
68
Vrij naar: HERFS, J. en VAN DER LEI, R., Muziek leren. Handboek voor het basis- en speciaal onderwijs. Assen, Koninklijke Van Gorcum, 2005, blz. 49-51. 69 Vrij naar: JANS, M. en DE BACKER, K., Jeugd (-werk) en maatschappelijke participatie. Elementen voor een praktijktheorie. Overpelt, Drukkerij Vaes, 2002, blz. 1-31.
38
Zoals ik in hoofdstuk drie al schreef, is Jeugd en Muziek de grootste muziekeducatieve speler op dit terrein. Ze kunnen jouw vereniging perfect van dienst zijn bij een ledenwervingsactiviteit of ze kunnen jou inspireren op hun website. Langs de andere kant denk ik dat deze organisatie zeker haar nut kan hebben bij het behouden van je leden. Elke week opnieuw is er repetitie. Om dit eens op een innovatieve of educatieve manier aan te pakken, kan je volgens mij bij Jeugd en Muziek terecht. Ze bieden tal van leuke workshops die een fantastische afwisseling kunnen bieden voor de muzikanten en hen terugbrengen bij hun oorspronkelijk idee dat musiceren „supercool‟ is. (Neem snel een kijkje op www.jeugdenmuziek.be of bekijk online het aanbod op http://www.jeugdenmuziek.be/indekijker.php?id=84)70
Kunst voor kinderen en jongeren is een onderdeel van de werking van Musica, het impulscentrum voor muziek. Ze laten kinderen en jongeren nadenken over klank en geluid, leren hen anders luisteren en laten hen ook zelf aan de slag gaan met klank. In een ander traject „klankkunst‟ wil Musica jong en oud aanmoedigen om de rijkdom van allerlei klanken te ontdekken. Mijns inziens is dit terug een uitstekende organisatie om met de gehele harmonie of fanfare een uitstap naar toe te plannen of hen te boeken. Ze kunnen jullie muzikanten heel wat bijbrengen op vlak van geluid, muziek en luisteren. Dit zal zo leuk en leerrijk zijn dat het de muzikanten motiveert! (Meer info op: http://www.musica.be)71
Hou de jongeren bij de vereniging door gebruik te maken van digitale cultuur. Het is een vaststelling dat bijna alle jongeren internet gebruiken dus lijkt me dit een fantastisch communicatiemiddel.
Tenslotte wil ik nog de gespecialiseerde vorming „muziek… zo kan het ook‟ vermelden en de workshops „duizend en één muzikale nachten‟, „kuipen en olievatenpercussie‟, „klinkende klankschappen‟ en „vrolijke blaaskaken‟. Dit zijn initiatieven van MOOSS vzw, gespecialiseerd in kunst- en erfgoededucatie. Wederom een schat aan informatie en mogelijkheden om je vereniging een leuk moment te bezorgen… (Alle informatie over de hierboven aangehaalde vormingen en workshops vind je op: http://www.mooss.org/)72
70 71 72
S.n., Jeugd en muziek aanbod. Internet, 18 mei 2011. S.n., Musica, impulscentrum voor muziek. Internet 15 mei 2011. S.n., MOOSS vzw kunst- en erfgoededucatie. Internet 10 mei 2011.
39
4
Besluit
Heel wat verenigingen ondervinden problemen bij het opbouwen van een mooi en goed ledenbestand. Wanneer ze geen steun krijgen, komen er vaak uitspraken als: “ Alles is goed voor de gemeente als het maar wielen of banden heeft, maar cultuur vergeet men maar al te vaak. Hoe kan men dan verwachten dat wij een goed ledenbeleid voeren?”73
Vaak blijkt dat men nodig bruggen moet slaan tussen verschillende organisaties of met de gemeente. Het is een kwestie van levenslang en levensbreed leren omdat je voortdurend van andere verenigingen kan bijleren en je constant vanuit allerlei invalshoeken moet denken en handelen. Ik vind het ook belangrijk om hierbij te vermelden dat wanneer je ledenbestand niet schokbestendig is, je misschien best eerst je eigen referentiekader in vraag stelt. Handelen we vanuit de juiste perspectieven, standpunten en spitsen we ons genoeg toe op de noden van de doelgroep. Dit zijn allemaal vragen die je kunnen helpen om de uitstroom van leden tegen te gaan. In de eerste plaats is het belangrijk om waarderend en niet beoordelend om te gaan met je muzikanten. Toon hen dat je waardering hebt voor hun engagement, zorg voor een goede sfeer en verwen ze af en toe. Ten tweede kan ik uit dit hoofdstuk opmaken dat verenigingen voor heel wat problemen zelf al een oplossing hebben of trachten uit te werken en dat ze het moeilijkst hebben om de uitstroom van jongeren tegen te gaan. Ten derde kwamen vanuit mijn interviews nog een aantal goede initiatieven naar boven die wellicht voor veel verenigingen van toepassing kunnen zijn. Tenslotte is de oplijsting van bestaande initiatieven uit mijn literatuuronderzoek zelfs voor mij een verrijking geweest. Er zijn heel veel mogelijkheden om je vereniging bij elkaar te houden, de sfeer te verbeteren en je muzikanten gemotiveerd te houden. Het opbouwen en behouden van een evenwichtig ledenbestand is net zoals het ledenwervingsproces een altijd energie vragende opdracht. Laat je er niet door ontmoedigen maar put ideeën uit dit hoofdstuk om net die extra „touch‟ aan je vereniging te geven.
73
Vereniging J, (ondervoorzitter), Mondelinge mededeling, via interview, d.d. 5 mei 2011.
40
Hoofdstuk 5: Vragen en suggesties voor Vlamo “Gebeten door muziek” (Vlamo, De Vlaamse amateurmuziekorganisatie)
In dit hoofdstuk tracht ik enkele verzuchtingen van de geïnterviewde verenigingen, waarmee Vlamo misschien aan de slag kan, neer te pennen. Enkele pluimen vanuit de verenigingen voor Vlamo zullen hier ook te lezen zijn en verder geef ik ook enkele zaken weer waaraan Vlamo momenteel al actief en positief werkt.
1
Over Vlamo
1.1
Vlamo‟s missie: “Vlamo organiseert, structureert, begeleidt en ondersteunt alle actoren, actief in het werkveld van de instrumentale amateurmuziekbeoefening, teneinde hen een zo groot mogelijke muzikale, culturele en sociale zelfontplooiing en voldoening te bezorgen, zowel individueel als in groep. De vereniging bundelt alle krachten voor de promotie van de instrumentale amateurmuziekbeoefening in het algemeen.” 74
Vlamo is de koepel van de instrumentale amateurmuziek. Hierin ligt voor hen een grote taak weggelegd omdat ruim een kwart van de Vlamingen een kunstzinnige hobby beoefent. De amateurkunstensector is opgedeeld in negen disciplines en richt zich vooral tot de actieve kunstbeoefenaar. Ze proberen om via een goed doelgroepenbeleid, alle mensen creatief te laten ontplooien. Deze sector geeft aan haar leden een grote keuzevrijheid en hecht evenveel belang aan het resultaat als aan het proces. Hierdoor zitten ze op een kruising tussen het kunstenbeleid en het sociaalcultureel beleid. Het steunpunt van deze sector is het Forum voor Amateurkunsten.75 Een belangrijke motor in het lokaal amateurkunstenbeleid is de WAK.76 In deze week is het de bedoeling om de maatschappij te laten kennismaken met het werk van kunstenaars en verenigingen. Mensen krijgen hierdoor de kans om hun werk te laten zien. Daarom is het belangrijk dat zoveel mogelijk gemeentes hieraan deelnemen en het kan een stimulans zijn voor velen om naar buiten te treden. Er kunnen samenwerkingen tussen verenigingen tot stand komen, je kan ontdekt worden, de activiteiten brengen leven in de brouwerij en stellen de amateurkunsten in een positief daglicht.77
74
VLAMO, missie, internet, 7 mei 2011. ANCIAUX, B., Beleids- en actienota over cultuureducatie voor smakers en makers binnen het Vlaams cultuur- en jeugdbeleid. beleidsnota, Brussel, Vlaamse overheid, september 2008, blz. 30-33. 76 WAK= week van de amateurkunsten. 77 PIESSENS, A. en CLAES, G., Routeplanner voor amateurkunsten en sociaal-cultureel volwassenwerk in het lokaal cultuurbeleid. Een doe-boekje voor gemeenten. Jette, Colson Graphics, 2002, blz. 60-62. 75
41
1.2
Structuur van Vlamo
Vlamo vzw is formeel opgericht in 2001. Als je de structuur van Vlamo bekijkt, zie je onmiddellijk dat ze heel georganiseerd en specifiek te werk gaan. Een van de grootste bewijzen daarvan zijn de artistieke commissies. De belangrijkste organen zijn nog steeds de beleidsorganen waarnaar alles teruggekoppeld moet worden om goedkeuring te krijgen voor een initiatief of project.
Beleidsorganen o o o
De Algemene Vergadering De Raad van Bestuur Het Dagelijks Bestuur
Regionale structuren o o o o o o
Oost-Vlaanderen West-Vlaanderen Antwerpen Brussel Limburg Vlaams-Brabant
Adviserende organen o
o
Artistieke commissies Orkesten Majo-Twirl Drum, percussie, show en pipers Strijkers, toets- en tokkelinstrumenten Accordeon Blaaskapellen Werkgroepen
Provinciale trefpunten
2
Huidige initiatieven van Vlamo
2.1
Verzekering kinderopvang
Vlamo wil musicerende ouders ondersteunen om de uitstroom in verenigingen tegen te gaan. Ik sprak hierover met Jozef Alpaert van Vlamo. “Alle amateurkunsten zijn aan het vervrouwelijken. We krijgen steeds meer vragen van onze leden hoe ze bepaalde zaken moeten aanpakken die bij dit proces komen kijken. De meesten trachten het te redden met vrijwilligers. Anderen overwegen tussen te komen in de kosten voor de kinderopvang.”
42
“We willen hier zeker aandacht voor hebben en een passende verzekering ontwikkelen. Als wij die aanbieden, zal dat aan een laag bedongen tarief zijn.” 78
De verzekering „kinderopvang‟ zit per 1 januari 2011 vervat in de basispolissen burgerlijke aansprakelijkheid en ongevallenverzekering. In het eerste geval is dit een gratis toevoeging, in het tweede geval staat vermeld: € 75 forfaitair voor maximum tien kinderen en drie begeleiders.
2.2
Jongerencongres in Antwerpen
Vlamo Antwerpen organiseerde vorig jaar zelf een jongerencongres met de vraag “wat verwachten jongeren van Vlamo.” Hieruit bleek vooral het belang van de relatie tussen communicatie, imago en werving van vrijwilligers. Imago overschrijdt vaak de capaciteiten van een vereniging en hierin ligt dus een opdracht voor Vlamo om meer naar buiten te treden.
Vlamo moet volgens hen meer openheid, betrokkenheid tonen in jongerenwerking en hierbij eventuele formats aanbieden waarmee verenigingen aan de slag kunnen. Vlamo moet de nodige middelen aanreiken die de verenigingen helpen om weerstand te bieden aan de concurrentie. De Vlamo website moet gebruiksvriendelijker worden en meer informatie aanreiken. Op het congres werd ook het voorstel geopperd om Vlamo meer inspraak te geven in de organisatie van het muziekonderwijs. Er werd voorgesteld om een aparte commissie DKO binnen Vlamo op te richten. Ik kwam echter te weten dat deze commissie reeds bestaan heeft en dat er momenteel nog overleg is tussen de twee sectoren, maar niet structureel.79
Het is belangrijk dat Vlamo voldoet aan de eisen van jongeren want zonder nieuwe leden kunnen ze uiteraard niet verder. Jongeren willen meer losse engagementen waardoor hun vrijheid niet aan banden gelegd wordt. Dit kan bewerkstelligd worden in projectmatig engagement.
2.3
Muziekpromotie bij jongeren
Vlamo Oost-Vlaanderen steunt sinds kort muziekpromotie bij jongeren. Wanneer een harmonie of fanfare het heft in handen neemt en met muzikanten naar de lagere school in de buurt stapt, kunnen zij rekenen op de steun van Vlamo OostVlaanderen. Als je als vereniging „Capello‟ uitnodigt, de vier muzikanten die ik in hoofdstuk 3 reeds vermeldde, kunnen jullie zeker op ondersteuning rekenen. (Voor meer inlichtingen, contacteer Tim Van Moorhem: 09 265 80 08)80
78
ALPAERT, J., Mondelinge mededeling, via informeel gesprek, d.d. 4 mei 2011. BOOGAERTS, M., Wat verwachten jongeren van Vlamo? Klankbord, jrg. 8, nr. 46, juli-augustus 2010, blz. 14-15. 80 S.n., Vlamo Oost- Vlaanderen steunt muziekpromotie bij jongeren. Klankbord Oost-Vlaanderen, jrg. 8, augustus-september 2010, blz. 15. 79
43
2.4
Open documentatiecentrum en Klankbord
Tenslotte probeert Vlamo de verenigingen ook van dienst te zijn door het ter beschikking stellen van een open documentatiecentrum waar men allerlei partituren en boeken kan inkijken. Ook door het uitgeven van het tijdschrift Klankbord waarin regelmatig artikelen en interviews staan over „hot items‟ wil Vlamo de verenigingen ondersteunen.
3
Mogelijke toekomstige initiatieven voor Vlamo
3.1
Culturele diversiteit in muziekverenigingen
We leven vandaag in een multiculturele samenleving en daarom moet de sector ook openstaan voor culturele diversiteit in de verenigingen. Tot op vandaag vinden de allochtonen nauwelijks de weg naar de amateurkunsten. Ook laaggeschoolden blijken vaker af te haken. Het is belangrijk dat Vlamo hieraan meer aandacht gaat besteden. Dit bleek onder andere uit het project „stART‟ voor ieder die met kunst bezig is, waarvan ik de evaluatievergadering meemaakte. In de ene stad had dit meer succes dan in de andere, maar steeds bleek dat de allochtonen en laaggeschoolden hun weg hiernaartoe niet of moeilijk vonden.
3.2
Evaluatie via terugkoppeling
Volgens veel harmonies en fanfares is het noodzakelijk dat Vlamo meer zaken gaat terugkoppelen. Ze bedoelen hiermee dat ze in de mogelijkheid willen verkeren om te reageren op de resultaten die behaald zijn bij een bepaalde activiteit of wedstrijd. Goede communicatiemogelijkheden zijn hierbij heel belangrijk en dit zou Vlamo ook een erg nuttige evaluatie bezorgen.
3.3
De participatieladder en externe deskundigen
Wat naar mijn mening voor Vlamo handige hulpmiddeltjes kunnen zijn om de verenigingen en hun leden meer te laten participeren, zijn de participatieladder en de participatieniveaus van Hart. Vlamo hanteert op dit moment zowel een open autoritaire stijl als een faciliterende, samenwerkende stijl. Dit participatieproces begint bij het informeren en is een werk van lange adem. Een verduidelijkend schema vind je in bijlage 6.81 Een versterking van hun werking kan volgens velen ook bekomen worden door het gebruik van „externe deskundigen‟. Steeds meer organisaties werken met externen voor het maken van hun website, tijdschrift of communicatieplan. Dit brengt natuurlijk een hoog kostenplaatje met zich mee, maar je kan er heel wat van leren en mee bereiken.82 81 82
LANCKSWEERDT, E., Handboek burgerparticipatie. Brugge, Die Keure, 2009, blz. 4. LANCKSWEERDT, E., Handboek burgerparticipatie. Brugge, Die Keure, 2009, blz. 5.
44
3.4
Vlamo en samenwerkingsverbanden
Elke organisatie handelt vanuit een bepaald referentiekader en de maatschappij doet dat ook. Het zou enorm verrijkend zijn voor beiden indien ze meer op elkaar inspelen, uit hun eigen referentiekader treden en met elkaar in interactie gaan. Dit is een nieuw feit dat ik te weten kwam gedurende mijn stage bij Vlamo tijdens het maken van de opdracht: tendensen in het werkveld. Zoals Anne Bamford in haar onderzoek meermaals verwoordt en ook Peter Adriaenssens dit idee verkondigt, deel ik dezelfde mening dat het aan de onderwijs- en cultuursector is meer contact met elkaar te zoeken om samenwerking te beogen en zo te komen tot een vlotte wisselwerking. Ook met kunsteducatieve organisaties zoals Jeugd en Muziek, Musica, Tuimeloor enzovoort, is dit nodig. Deze drie sectoren kunnen veel van elkaar leren en elkaar aanvullen. Als je een samenwerkingsproject zou hebben met Tuimeloor vzw, die zich vooral bezighoudt met muziek voor baby‟s, peuters en kleuters, kan dit een voorafgaand project zijn aan de werking van Vlamo die pas start als jongeren reeds een instrument bespelen. Een ander verbond tussen Vlamo en een lagere school zou kunnen inhouden dat Vlamo verenigingen stimuleert om in klassen de instrumentale amateurmuziek te gaan promoten. Hiermee versterken ze de culturele competenties van de leerlingen en werken ze aan het imago van de sector. Het zijn allemaal hersenspinsels, maar misschien kan Vlamo ook helpen in het verder concretiseren van de muzische eindtermen in het lager onderwijs. Een mooi voorbeeld van muziekonderwijs vermengd met onderwijs is De Wonderfluit, een leerhuis vol muziek. Op 1 september 2009 startte in Gent De Wonderfluit, een basisschool voor kinderen met een bijzondere interesse voor muziek. Dit betekent concreet dat er naast de algemene vakken taal, wiskunde, wereldoriëntatie en Frans, vijf lestijden muziek in het weekrooster opgenomen zijn. 83
Vlamo heeft wel degelijk al heel wat organisaties waarmee ze een relatie onderhouden zoals Amateo en WFAO, maar vaak zijn dit organisaties uit dezelfde sector en zouden deze samenwerkingen heel wat meer kunnen inhouden.84 Volgens Jan De Braekeleer van Wisper zijn gemeenschappelijke projecten tussen het DKO, sociaal-cultureel werk en de amateurkunsten zeker mogelijk.85 Hij zegt dat het niet nodig is deze drie sectoren te uniformiseren omdat ze elk op zich goed en gefundeerd zijn. Ze grijpen de overeenkomsten te weinig aan terwijl SCW volgens hem een aanzet kan zijn naar het DKO en de amateurkunsten en vice versa. Samenwerkingsprojecten worden mogelijk via: uitwisseling van lesgevers opvolging van spontaan ontstane amateurmuziekgroepen „masterclasses‟ vanuit DKO-specialisten in SCW en amateurkunsten gezamenlijke productgerichte projecten sociaal-artistieke projecten met wederzijdse inbreng uitwisselingen van infrastructuur86 83
SCHMIDT, H., De Wonderfluit: een leerhuis vol muziek. Imago, jrg. 8, nr. 4, 2009, blz. 7-9. Amateo is Het Europees netwerk voor amateurkunstenorganisaties en WFAO is the World Federation of Amateur Orchestras. 85 Wisper vzw geeft artistieke workshops voor 18+ en Jan De Braekeleer is er algemeen coördinator. 84
45
4
Resultaten uit mijn interviews
4.1
Vragen aan Vlamo
Veel verenigingen vinden dat Vlamo meer zou moeten ondernemen om kinderen bij de harmonie of fanfare te krijgen. Wanneer Vlamo naar de muziekacademies zou stappen, kunnen ze spreken in naam van alle verenigingen in de buurt. De drempel voor academies ligt sowieso lager om een professionele organisatie toe te laten dan wel allemaal losse verenigingen die in dezelfde vijver vissen. „Zonder drank geen klank‟ is een vaak gebruikte uitspraak die harmonies en fanfares graag zien verdwijnen. Dit initiatief van Vlamo zou positieve en objectieve promotie voor de sector inhouden.87
Een aantal harmonies en fanfares vroegen naar formats die Vlamo ter beschikking zou stellen. Dit kan gaan van formats over ledenwerving, over bestuur, over boekhouding, over het organiseren van een concert, over hoe het best partituren bijhouden… Dit zou de werking en het beeld van de sector uniformiseren.
Er zijn nog teveel kinderen in de muziekacademies die het verschil niet kennen tussen een harmonie en een fanfare. Naast de aandacht voor het symfonisch orkest zou dit ingepast kunnen worden in het lessenpakket van de muziekscholen.
Heel wat verenigingen zitten zonder lokaal of hebben een lokaal dat helemaal niet in orde is. Is het een mogelijkheid dat Vlamo zou helpen zoeken naar nieuwe repetitieruimtes?
Velen denken dat het noodzakelijk is dat Vlamo meer reclame maakt voor zichzelf als organisatie en hun werking, maar in de eerste plaats voor de sector.
Vanuit de verenigingen in lagere afdeling kwam de opmerking dat de play-ins vaak te moeilijk zijn voor hun muzikanten die heel gemotiveerd zijn. Ze opperden daarom het idee om een play-in voor gevorderden en voor beginners in te voeren. Ook een play-in voor mini‟s zou een grote meerwaarde kunnen bieden.88
Er is een grote vraag naar het vrijstellen van leerlingen voor het vak samenspel op de academie wanneer ze in een vereniging spelen.89
86
Vlaams centrum voor amateurkunsten. Amateurkunsten en deeltijds kunstonderwijs. Op zoek naar evenwicht. Zellik, Colson Printing Solutions, 2003, blz. 50. 87 Vereniging I, (dirigent en bestuurslid), Mondelinge mededeling, via interview, d.d. 20 april 2011. 88 Vereniging C, (verantwoordelijke jeugdwerking en spelend lid), Mondelinge mededeling, via interview, d.d. 11 april 2011. 89 Vereniging G, (bestuurslid), Mondelinge mededeling, via interview, d.d. 15 maart 2011.
46
4.2
Pluimen voor Vlamo
Veel verenigingen geven aan een goed contact te hebben met Vlamo in die zin dat ze altijd vrij vlug antwoord krijgen op eventuele vragen.
De provinciale- en solistentoernooien, de play-ins, de concours en de congressen worden gezien als een positieve insteek voor zowel de verenigingen als de individuele muzikanten zelf.
De artistieke en organisatorische ondersteuning van Vlamo kan zeker gesmaakt worden door de amateurmuziekverenigingen.
De verzekering voor individuele leden en activiteiten zijn meer dan welkom.
De reeds verschenen artikels in Klankbord over ledenwerving en ledenbehoud zijn mooi meegenomen voor de verenigingen en geven een motiverende insteek.
Het open documentatiecentrum is voor de verenigingen een goed initiatief omdat hun dirigent daar vaak partituren kan inkijken.
4.3
Resultaat uit ander onderzoek
4.3.1 Profielen en ondersteuningsnoden van amateurmuziekverenigingen Mieke Joostens (2004) vroeg, in het kader van haar bachelorproef, aan amateurmuziekverenigingen op welke aspecten Vlamo in de toekomst meer zou moet letten. Toekomstige aandachtspunten:
campagnes die de amateurmuziek meer onder de aandacht brengen opzetten van een samenwerking met het DKO bijdragen aan een positievere uitstraling van de amateurmuzikant regelgeving in verband met auteursrechten ondersteuning op vlak van wetgeving en fiscaliteit administratieve vereenvoudiging groepen uit lagere afdelingen meer bij de Vlamo-werking betrekken90
Na mijn stageperiodes bij Vlamo in 2010 en 2011, kan ik alleen maar bevestigen dat dit nog steeds aandachtspunten zijn voor Vlamo. Dit viel af te leiden uit hun werking, hun communicatie en de vele opdrachten die ik kreeg. Goede relaties met het DKO zouden zich kunnen uiten in gedeeld gebruik van infrastructuren, een instrumentenvoorstelling in de muziekklas of gedeeld gebruik van instrumentarium. 90
JOOSTENS, M., Het amateurmuzieklandschap in Vlaanderen. Onderzoek naar het profiel en de ondersteuningsnoden van amateurmuziekverenigingen in de sector van de instrumentale muziek. In samenwerking met Vlamo vzw. Eindwerk voor het behalen van de graad van licentiaat in de agogiek, Brussel, Vrije universiteit Brussel, 2004-2005, blz. 56.
47
5
Besluit
Vlamo heeft als koepel van de instrumentale amateurmuziek een grote opdracht. Na het schrijven van dit hoofdstuk wil ik vermelden dat ik, en vele anderen, vinden dat Vlamo een positieve insteek geeft aan heel wat amateurkunstenaars en –verenigingen. Het is geen makkelijke taak om deze sector te promoten en het is zeker niet eenvoudig om nieuwe leden aan te spreken. Dit komt vooral door de veranderde vrijetijdsbesteding bij jongeren. Toch probeert Vlamo met beleidsorganen, artistieke commissies, werkgroepen en provinciale trefpunten de amateurkunsten in een positief daglicht te stellen en organiseren ze heel wat activiteiten, wedstrijden en congressen. Als organisatie proberen ze voldoende aandacht te hebben voor maatschappelijke tendensen en „hot items‟. Daarom hebben ze reeds een verzekering voor kinderopvang in amateurmuziekverenigingen in hun aanbod, organiseren ze zelf jongerencongressen om naar verwachtingen te polsen, geven ze financiële steun aan verenigingen die muziek promoten bij jongeren, hebben ze een tijdschrift en stellen ze een open documentatiecentrum ter beschikking. Verenigingen geven aan dat ze goede contacten hebben en professionele ondersteuning krijgen van Vlamo. Ook de toernooien, concours, congressen en play-ins worden met open armen onthaald, maar na al deze positieve gedachten merk ik dat heel wat verenigingen toch nog met vragen en verzuchtingen achterblijven. Volgens jongeren moet Vlamo meer openheid en betrokkenheid tonen in jongerenwerking en hierbij formats aanbieden waarmee verenigingen aan de slag kunnen. Als koepel moeten ze meer reclame maken voor de organisatie zelf, maar in de eerste plaats voor de gehele instrumentale muzieksector. Verenigingen in lagere afdelingen vragen naar een play-in voor beginners en bijna allen vragen een vrijstelling voor het vak samenspel op de academie, wanneer leerlingen in de harmonie of fanfare spelen. Ook kan Vlamo nog heel wat meer aandacht hebben voor culturele diversiteit en participatie van en in de verenigingen. Aan de hand van goede communicatiemogelijkheden kan Vlamo ook meer zaken terugkoppelen naar de verenigingen om een evaluatie te verkrijgen. De tijd is gekomen dat verschillende sectoren uit hun referentiekader moeten treden en samenwerkingsverbanden aangaan. Zo zijn er zeker projecten mogelijk tussen het DKO, sociaal-cultureel werk en de amateurkunsten. Vlamo bevindt zich reeds op een heel goede weg, maar er is nog werk aan de winkel. Dit kan natuurlijk niet anders in een steeds veranderende maatschappij en een steeds veranderende sector!
48
Hoofdstuk 6: Besluiten en conclusies “Goede muziek verlengt het leven.” (Yehudi Menuhin, Amerikaans violist en dirigent)
Met deze bachelorproef had ik als doel de verenigingen een grote bron van inspiratie te geven voor een goed, beter ledenbeleid in hun harmonie of fanfare omdat ik vind dat amateurmuziekverenigingen te vaak negatief als „amateurs‟ bestempeld worden. Met dit doel voor ogen koos ik voor een onderwerp dat me nauw aan het hart ligt, omdat ik ook amateurmuzikant ben, maar dat niet gemakkelijk te verwezenlijken valt. Daarom schreef ik mijn bachelorproef in een adviserende en evaluerende stijl. Om dit te bereiken deed ik een literatuuronderzoek dat een schat aan informatie opleverde en nam ik 11 diepte-interviews af van leden van amateurmuziekverenigingen. Ik gaf de verenigingen de mogelijkheid om mij reeds bestaande initiatieven, problemen en werkmethoden vanuit hun ledenbeleid te vertellen, maar ook om hun mening en tips te geven over en voor de werking van Vlamo. Uit deze beide invalshoeken kwamen interessante zaken aan het licht die een grote meerwaarde aan mijn schrijfsels boden. Ik koos ervoor om mijn bachelorproef te beginnen met een algemeen hoofdstuk over het belang van muziek. Het is een feit dat muziek geen exacte wetenschap is en dat er ook geen bewezen „medische‟ resultaten zijn, maar muziek heeft veel positieve effecten, is enorm veelzijdig en laat dat nu net de reden zijn waarom ik dit als 1 e hoofdstuk aangehaald heb. Muziek is enorm belangrijk en het moet gestimuleerd worden door een goed ledenbeleid bij harmonies, fanfares en vanuit Vlamo. Overigens bestaat muziek en musiceren uit veel meer dan alleen een instrument bespelen want het belangrijkste is dat muzikanten zich amuseren en gestimuleerd worden in hun muzikaliteit. Daarom is het van groot belang om jongeren zo vroeg mogelijk te laten deelnemen aan het cultureel verenigingsleven. Door een goed ledenbeleid te voeren en waarderend om te gaan met je muzikanten, zijn ze gemotiveerd om wekelijks of voor de eerste keer naar de repetitie te komen. We vragen in onze kenniseconomie steeds meer naar competenties, maar het is geweten dat niet alleen die zaken van belang zijn. Er zijn minstens drie factoren nodig om een jongere te laten participeren: ze hebben een uitdaging nodig, capaciteiten en hij of zij is op zoek naar verbondenheid. Vlamo, als koepel van de instrumentale amateurmuziek, heeft hierin een grote opdracht te vervullen. Na het schrijven van deze bachelorproef, kan ik besluiten dat Vlamo reeds heel hard aan het werk is. Toch kon uit vorige hoofdstukken opgemaakt worden dat er heel wat vragen, wensen en noden zijn vanuit de amateurmuziekverenigingen. Het is niet alleen aan Vlamo om hier iets aan te doen. Verenigingen, scholen, muziekacademies, leerkrachten en ook de muzikanten zelf kunnen zorgen voor een meer gespreide sector die algemeen bekend is en een goede naam draagt. Vanuit alles wat ik schreef en hoorde, denk ik dat het belangrijk is dat Vlamo meer pro-actief gaat werken en zelf op onderzoek gaat bij verenigingen om te kijken wat er misloopt en wat zij daaraan eventueel kunnen doen. 49
Het lijkt me essentieel dat Vlamo haar werk blijft doen, dat de amateurmuzieksector blijft bestaan en verder bloeit mede omdat dit een stuk immaterieel cultureel erfgoed is. Doorheen mijn bachelorproef kon je lezen dat de instrumentale amateurmuziek tal van functies vervult. Je hebt de actieve beoefening van muziek, de passieve kunstbeleving en de competentieverhoging die vaak via groepsgerichte vormingen gebeurt zoals bijvoorbeeld in de masterclasses van Vlamo. Verder is „ontmoeting‟ één van de belangrijkste factoren binnen deze sector om het sociaal weefsel te versterken. Tenslotte is het opnemen van engagement en verantwoordelijkheid binnen je vereniging, het activeren van de maatschappij om de amateurmuziek te appreciëren en de sector te leren kennen ook een functie die de amateurmuzieksector vervult. Zoals je merkt stemmen deze functies ongeveer overeen met de 4 functies van het sociaalcultureel werk, waardoor ik me hier ook perfect thuis voel en ervaren heb dat er hier zeker ruimte voor, en nood is aan, sociaal-cultureel werkers. Sociaal-cultureel werkers zitten overal in de maatschappij verweven en daarom denk ik dat het meer dan handig is, voor de amateurkunstensector, om beroep te doen op hun professionaliteit. Zoals je kon lezen, heb ik een poging ondernomen om de verenigingen en Vlamo zoveel mogelijk ideeën en initiatieven te bieden om hun ledenbeleid, werking of imago te verbeteren. Het ene idee is makkelijker uitvoerbaar dan het andere, maar de ene harmonie ziet het ledenbeleid ook veel grootser dan de andere. Ik verkeer niet in de mogelijkheid om er één bepaald initiatief of idee uit te lichten en dit te stellen als „algemeen geldend‟ gezien de complexiteit van deze sector. Elke vereniging en organisatie kampt met andere problemen, ervaart ze op een andere manier en gebruikt andere methodes om ze op te lossen. Hiervoor heeft iedere amateurmuziekvereniging een ledenbeleid op maat nodig. Ikzelf heb ook heel wat geleerd uit het schrijven van deze bachelorproef. Tijdens mijn zoektocht merkte ik vanuit mijn interviews dat de verenigingen zelf al heel actief bezig zijn met ledenbeleid. Het vergde veel moeite om alles van hen te weten te komen, waardoor ik mijn competenties als sociaal-cultureel werker naar boven kon halen. Veel verenigingen hebben vaak enorm creatieve ideeën die ze op alle mogelijke manieren proberen uit te werken. Dit is heel positief, maar ik ben van mening dat het vrijetijdsaanbod, gericht op deze muzikanten, nog beter georganiseerd kan worden. Hierin zie ik een opdracht voor Vlamo. Ik ben er mij van bewust dat mijn ideeën omtrent ledenbeleid niet makkelijk in de praktijk om te zetten zijn, maar ik denk wel dat ze een uitgangspunt kunnen vormen voor veel verenigingen en voor Vlamo. Na dit alles, vind ik één van de belangrijkste besluiten dat er dringend nood is aan een goed georganiseerde, interdisciplinaire samenwerking tussen de amateurkunstensector, het DKO, het algemeen onderwijs, de kunsteducatieve sector en het sociaal-cultureel werk. Het zou een grote verrijking voor alle sectoren met zich meebrengen om in de toekomst, alles meer en meer te gaan bekijken vanuit een zeer ruime visie op onderwijs en cultuur.
50
BRONNENLIJST 1)
Schriftelijke bronnen
Boeken BAMFORD, A., The Wow Factor: Global research compendium on the impact of the arts in education. New York, Uitgeverij Waxmann, 2006, 176 blz. BAMFORD, A., kwaliteit en consistentie. Kunst- en cultuureducatie in Vlaanderen. Brussel, Vlaams ministerie van werk, onderwijs en vorming, september 2007, 199 blz. BASTIAN, H., Muziek maakt slim, Katwijk, Panta Rhei, 2003, 103 blz. DANISKAS, J., Muziekpedagogiek theorie en praktijk. 2e herziene druk, Utrecht, Bohn Scheltema & Holkema, 1981, 239 blz. DE LEY, G., Het grootste citatenboek ter wereld. 35.000 inspirerende uitspraken. Tielt, Uitgeverij Lannoo, 2009, 1215 blz. HENDRIKSEN, J., Cirkelen rond Kolb. Begeleiden van leerprocessen. Soest, Uitgeverij Nelissen, 2005, 134 blz. LANCKSWEERDT, E., Handboek burgerparticipatie. Brugge, Die Keure, 2009, 655 blz. PIESSENS, A. en CLAES, G., Routeplanner voor amateurkunsten en sociaal-cultureel volwassenwerk in het lokaal cultuurbeleid. Een doe-boekje voor gemeenten. Jette, Colson Graphics, 2002, 104 blz. POLMAN, P., Het jaar rond met muziek en beweging. 6e druk, Haarlem, Uitgeverij De Toorts, 1982, 113 blz. STORMS, G., 100 nieuwe muziekspelen. Katwijk, Panta Rhei, 2006, 5e druk, 128 blz. VANHERWEGEN, D., e.a., Amateurkunsten Verschueren, 2009, 239 blz.
in
beeld
gebracht. Gent,
v.u.
Luk
VISSER, F., Muziek in agogische beroepen. Soest, Nelissen, 2004, 143 blz. Vlaams centrum voor amateurkunsten. Amateurkunsten en deeltijds kunstonderwijs. Op zoek naar evenwicht. Zellik, Colson Printing Solutions, 2003, 144 blz. Vrij naar: HERFS, J. en VAN DER LEI, R., Muziek leren. Handboek voor het basis- en speciaal onderwijs. Assen, Koninklijke Van Gorcum, 2005, 198 blz. Vrij naar: JANS, M. en DE BACKER, K., Jeugd (-werk) en maatschappelijke participatie. Elementen voor een praktijktheorie. Overpelt, Drukkerij Vaes, 2002, 31 blz.
51
Tijdschriften/kranten BOOGAERTS, M., Wat verwachten jongeren van Vlamo? Klankbord, jrg. 8, nr. 46, juliaugustus 2010, blz. 14-15. COPPENS, M., Reportagereeks: de ontwikkeling der muziekmicrobe. communiceren via emoties. Klankbord, nr. 48, november 2010, blz. 8-15.
Deel
1:
COPPENS, M., Reportagereeks: de ontwikkeling der muziekmicrobe. Deel 2: muziek en moedertaal. Klankbord, nr. 49, januari 2011, blz. 18-22. S.n., Muziek maakt slim. Klasse, jrg. 22, nr. 212, 2011, blz. 36-38. S.n., Vlamo Oost- Vlaanderen steunt muziekpromotie bij jongeren. Klankbord OostVlaanderen, jrg. 8, augustus-september 2010, blz. 15. SCHMIDT, H., De Wonderfluit: een leerhuis vol muziek. Imago, jrg. 8, nr. 4, 2009, blz. 7-9. VANDER STICHELE, A., en LAERMANS, R., Wie doet wat en waarom? De invloed van culturele socialisatie op het cultuurparticipatiegedrag in Vlaanderen. Mens & Maatschappij, jrg. 82, nr. 3, 2007, blz. 247-271. VANDEWEERDT, P., Gered door de viool. Knack, jrg. 40, nr. 11, 2010, blz. 78. VERMEIRE, E., Op zoek naar jongeren. Klankbord, jrg. 9, nr. 47, 2010, blz. 40-41. WOUTERS, E., El Sistema is nog maar het begin, zegt de maestro. Kaapkunst, nr. 11, december 2010, blz. 10-12.
Eindwerken BLETEK, H., Het belangrijkste van de muziek staat niet in de noten. Sociaal-cultureel werk in het Europees junioren orkest. Eindwerk, Gent, Sociale Hogeschool, 1998, bijlage 1. JOOSTENS, M., Het amateurmuzieklandschap in Vlaanderen. Onderzoek naar het profiel en de ondersteuningsnoden van amateurmuziekverenigingen in de sector van de instrumentale muziek. In samenwerking met Vlamo vzw. Eindwerk voor het behalen van de graad van licentiaat in de agogiek, Brussel, Vrije universiteit Brussel, 20042005, 69 blz. VERLOOVE, T., Hoe verloopt de doorstroming van de muziekacademie naar de muziekverenigingen? Bevraging bij leerlingen van West-Vlaamse muziekacademies. Eindwerk voor het behalen van de bachelor sociaal-cultureel werk, Gent, Hogeschool Gent, 2007-2008, 77 blz.
52
Visietekst/ conceptnota’s/ brochures/ beleidsnota’s Abra Kadabra HAFABRA!!! Brochure, Gent, Vlamo, 2009, blz. 1-9. ANCIAUX, B., Beleids- en actienota over cultuureducatie voor smakers en makers binnen het Vlaams cultuur- en jeugdbeleid. Beleidsnota, Brussel, Vlaamse overheid, september 2008, blz. 30-33. JOSEPH, A. en THIELEMANS, L., De muzen van Kunst in Zicht. Visietekst, Turnhout, Kunst in Zicht, 2006, 51 blz. Vrij naar: SMET, P., Kunst verandert! Inhoudelijke vernieuwing kunstonderwijs. (conceptnota), Brussel, maart 2011, blz. 1-26.
2)
deeltijds
Mondelinge bronnen:
Informeel gesprek ALPAERT, J., Mondelinge mededeling, via informeel gesprek, d.d. 4 mei 2011. HERROELEN, B., Mondelinge mededeling, via informeel gesprek, d.d. 26 maart 2011. KOUWENHOVEN, I., Mondelinge mededeling, via informeel gesprek, d.d. 21 april 2011. S.n., Muziektherapeut, Mondelinge mededeling, via telefoongesprek, d.d. 3 april 2011.
Diepte-interview Vereniging A, (jeugdcoördinator, spelend lid en bestuurslid), Mondelinge mededeling, via interview, d.d. 18 april 2011. Vereniging B, (voorzitter jeugdensemble), Mondelinge mededeling, via interview, d.d. 28 maart 2011. Vereniging C, (verantwoordelijke jeugdwerking en spelend lid), Mondelinge mededeling, via interview, d.d. 11 april 2011. Vereniging D, (geëngageerd spelend lid), Mondelinge mededeling, via interview, d.d. 30 maart 2011. Vereniging E, (voorzitter), Mondelinge mededeling, via interview, d.d. 29 april 2011. Vereniging F, (voorzitter en jeugdcoördinator), Mondelinge mededeling, via interview, d.d. 19 april 2011. Vereniging G, (bestuurslid), Mondelinge mededeling, via interview, d.d. 15 maart 2011.
53
Vereniging H, (secretaris), Mondelinge mededeling, via interview, d.d. 27 april 2011. Vereniging I, (dirigent en bestuurslid), Mondelinge mededeling, via interview, d.d. 20 april 2011. Vereniging J, (ondervoorzitter), Mondelinge mededeling, via interview, d.d. 5 mei 2011. Vereniging K, (jeugd-verantwoordelijke), Mondelinge mededeling, via interview, d.d. 5 april 2011.
Studiedag VAERNEWYCK, S., (docente Muziek op Schoot), Muziek op Schoot sessie. Workshop, Deinze, Muziek op Schoot, 15 april 2011. VAN GESTEL, M., (docente diverse muziekcursussen), Babelut studiedag 2011. studiedag, Neerpelt, Musica, 17 maart 2011.
3)
Audiovisuele bronnen
Koppen. Tv-programma, Brussel, één, 21 december 2010.
4)
Elektronische bronnen:
ADRIAENSSENS, P., Laat ze niet schieten! Geef de grens een plaats in het leven van jongeren. Internet, Leuven, Uitgeverij Lannoo, 2010. (http://www.canoncultuurcel.be/publiceert/12332) EDELENBOS, De participatieladder, internet, 2000. (http://www.frankwatching.com/archive/2011/04/29/eparticipatie-een-werkendeoplossing/) FEIERABEND, J., Music and movement in the early years. Internet, 8 april 2011. (http://www.giamusic.com/bios/john-feierabend) JONES, M., The Mozart effect. Internet, Human intelligence, 2003. (http://www.indiana.edu/~intell/mozarteffect2.shtml) PRINS, M., Muziek als middel in zorg, welzijn, onderwijs of elders. Internet, Muziek in de maatschappij, (22 april 2011). (http://www.muziekindemaatschappij.nl/) PRÖPPER, I., De aanpak van interactief beleid: elke situatie is anders. Internet, Bussum, Coutinho, 2009. (http://www.interactief2.nl/pages/expertsysteeminteractief-2.0/participatieladder.php) REITSMA, E., Muziek en maatschappij. Internet, Muziek begrijpt u het? 2007. (http://www.muziekbegrijptuhet.nl/?categorie=cursussen&item=7) 54
SCHEIDEGGER, J. en EIHOLZER, H., Persönlichkeitsentfaltung durch Musikerziehung. Internet, (Zwitserland), HBS Nepomuk, 1997. (http://www.muziekindex.nl/p/home/wetenschap.html) S.n., Baby‟s en muziek. Internet, Samen muziek maken! (10 april 2011). (http://www.samenmuziekmaken.nl/babys-en-muziek.html) S.n., Die Suzuki-Methode. Internet, 19 mei 2011. (http://klavierunterricht-muenchen.com/Suzuki-Methode/Suzukimethodeseite.htm) S.n., Jeugd en muziek aanbod. Internet, 18 mei 2011. (www.jeugdenmuziek.be) S.n., MOOSS vzw kunst- en erfgoededucatie. Internet 10 mei 2011. (www.mooss.org) S.n., Musica, impulscentrum voor muziek. Internet 15 mei 2011. (www.musica.be) S.n., PEP-pakket. Internet, Windkracht 6, 27 april 2011. (http://www.windkracht6.com/pep_pakket.asp) S.n., The Mozart Effect. Internet, epilepsy action, 16 september 2010. (http://www.epilepsy.org.uk/info/mozart) S.n., verenigingsbeleid- tips ledenwerving en –behoud. Internet, KNLTB, (27 april 2011). (http://ww.knltb.nl/verenigingszaken/TipsLedenwerving%20en%20behoud.htm#2002) S.n., Wat is muziektherapie? Internet, KennisRing gezondheidshulp, 19 augustus 2010. (www.kennisring.nl/smartsite.dws?id=32967) STAPPER, C., De effecten van muziek op het werk. Internet, De wereld van Ikki, 7 september 2010. (http://www.ikki.nl/Web/Groups/GroupArticleHomePage.aspx?groupId=115&articleI d=3398) VLAMO, missie, internet, 7 mei 2011. (http://www.vlamo.be/index.php?onderdeel=1878&titel=Organisatie) WHITEMAN, B., Birth of Musical Protégés? How Music Heard in the Womb is Remembered by the Child. Internet, University of Leicester, 10 juli 2001. (http://www.le.ac.uk/ua/pr/press/babiesmusic.html) YAMAYA muziekschool., De intelligentie na muziek. Internet, Welt am Sonntag, 18 november 2001. (http://musicschool.yamahaeurope.com/musicschool/nl/pressespeigel/index.html#intelligenz)
55
Bijlagen Lijst van bijlagen Bijlage Bijlage Bijlage Bijlage Bijlage Bijlage Bijlage
1: 2: 3: 4: 5: 6: 7:
Schema voor leerkrachten Leerstijlprofiel volgens Kolb Vragenlijst interview Codeertopics interview Mogelijke leertrajecten doorheen de verschillende graden muziek De participatieladder en de participatieniveaus Toelatingsbrief Vlamo
56
Bijlage 1:
91
Schema voor leerkrachten
91
POLMAN, P., Het jaar rond met muziek en beweging. Haarlem, Uitgeverij De Toorts, 1982, blz. 112-113. 57
58
Bijlage 2:
92
92
HENDRIKSEN, J., Cirkelen rond Kolb. Begeleiden van leerprocessen. Soest, Uitgeverij Nelissen, 2005, blz. 35. 59
Bijlage 3: Vragenlijst interview Algemene gegevens:
Uitleg over de opzet van mijn interview o Mijzelf bekend maken o Hoofdonderwerp uitleggen o Vertrouwelijk en anoniem karakter o Schatting gespreksduur o Waarom heb ik jullie gekozen? o Er zijn geen goede of slechte antwoorden
Naam vereniging Harmonie of fanfare Aantal leden Lid van Vlamo of niet Afdeling waarin ze spelen
Interviewvragen:
Welke functie heeft u?
Hebben jullie contacten met het basisonderwijs?
Hebben jullie contacten met het DKO?
Hoe zien/kennen jullie Vlamo?
Zijn jullie tevreden over jullie repetitieruimte?
Hoe komen jullie aan deze repetitieruimte?
Ontvangen jullie subsidies? Zo nee, waar halen jullie dan financiële middelen?
Krijgen jullie hulp/steun van de gemeente?
Hoe profileren jullie zich in de gemeente/dorp/stad?
Dragen jullie een uniform bij concerten? Zo ja, ervaren jullie dat als positief of negatief?
Welke initiatieven ondernemen jullie om nieuwe/jonge leden te werven?
60
Welke initiatieven ondernemen jullie om de leden in de vereniging te houden? ( m.a.w de uitstroom tegen te gaan)
Vinden jullie dat je als vereniging naar scholen en muziekscholen moet gaan om leden te werven?
Ondervinden jullie concurrentie qua ledenwerving van andere muziekverenigingen? Zo ja, hoe? Doen jullie daar iets aan?
Ondernemen jullie iets om de doorstroom van muziekscholen naar verenigingen te bevorderen?
Hebben jullie met bepaalde problemen te kampen in jullie vereniging?
Hoe proberen jullie daar een oplossing voor te vinden?
Welke tip willen jullie aan Vlamo geven zodat ze nog gerichter kunnen werken?
Wat is jullie ultieme wens voor de vereniging?
Bedanking
61
Bijlage 4: Codeertopics interview
Ledenwerving en behoud o
Welke initiatieven ondernemen jullie om nieuwe/jonge leden te werven?
o
Welke initiatieven ondernemen jullie om de leden in de vereniging te houden? ( m.a.w de uitstroom tegen te gaan)
o
Vinden jullie dat je als vereniging naar scholen en muziekscholen moet gaan om leden te werven?
o
Ondervinden jullie concurrentie muziekverenigingen? Zo ja, hoe? Doen jullie iets daaraan?
o
Ondernemen jullie iets om de doorstroom van muziekscholen naar verenigingen te bevorderen?
qua
ledenwerving
van
andere
Vlamo o
Hoe zien/kennen jullie Vlamo?
o
Welke tip willen jullie aan Vlamo geven zodat ze nog gerichter kunnen werken?
Praktische zaken o
Zijn jullie tevreden over jullie repetitieruimte?
o
Hoe komen jullie aan deze repetitieruimte?
o
Ontvangen jullie subsidies? Zo nee, waar halen jullie dan financiële middelen?
Contacten o
Hebben jullie contacten met het basisonderwijs?
o
Hebben jullie contacten met het DKO?
o
Krijgen jullie hulp/steun van de gemeente?
62
Imago o
Hoe profileren jullie zich in de gemeente/dorp/stad?
o
Dragen jullie een uniform bij concerten? Zo ja, ervaren jullie dat als positief of negatief?
o
Hebben jullie met bepaalde problemen te kampen in jullie vereniging? Zo ja, hoe proberen jullie daar een oplossing voor te vinden?
o
Wat is jullie ultieme wens voor de vereniging? Niet relevante info
63
Bijlage 5:
93
Mogelijke leertrajecten doorheen de verschillende graden muziek
93
SMET, P., Kunst verandert! Inhoudelijke vernieuwing deeltijds kunstonderwijs. (conceptnota), Brussel,
maart 2011, blz.32.
64
Bijlage 6:
94 95
De participatieladder
94 95
PRÖPPER, I., De aanpak van interactief beleid: elke situatie is anders. Internet, Bussum, Coutinho, 2009. EDELENBOS, De participatieladder, internet, 2000.
65
De participatieniveaus
96
96
LANCKSWEERDT, E., Handboek burgerparticipatie, Brugge, Die Keure, 2009, blz. 11.
66
Bijlage 7: Toelatingsbrief Vlamo
Afzender: Bijlokekaai 8, 9000 Gent
Vlamo, (de Vlaamse amateurmuziekorganisatie)
Vertegenwoordigd door Pieter Meuwissen, algemeen directeur, geeft hierbij de toestemming aan Joke Mannaerts, stagiair 3 e bachelor Sociaal-cultureel werk, om in haar bachelorproef, indien nodig en relevant, de naam en nodige gegevens van de organisatie te gebruiken.
Pieter Meuwissen, 17 februari 2011
VLAAMSE AMATEURMUZIEKORGANISATIE VZW Zetel en secretariaat Bijlokekaai 8 9000 Gent T 09 265 80 00 F 09 265 80 01 E-mail:
[email protected] Web: www.vlamo.be
67